Hama 00076043 de handleiding

Categorie
Wekkers
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

18
19
MODE CHANNEL MAX/MIN
UP °C/°F
SET/AL
ON/OFF
DOWN
12/24
ALERT
RESET
o Gebruiksaanwijzing
Technische specificaties en functies
Basisstation
Binnen-/buitentemperatuur (draadloze overdracht)
Weergave van de temperatuur van maximaal vier
standplaatsen (extra sensoren vereist)
Binnen-/buitentemperatuur in °F of °C
Geheugenfunctie om de hoogste/laagste
geregistreerde temperatuurwaarde op te roepen
Bereik binnentemperatuur: -10°C tot 70°C
(14°F tot 158°F)
Temperatuurtolerantie: +/-1,1°C (+/-2°F)
Instelbare tijdweergave in 12h- of 24h-formaat voor
alarm met snoozefunctie
Kalender met maand / dag / jaar
Countdowntimer
Weergave voor „Batterij leeg“
Kan opgesteld of aan de wand gemonteerd worden
Twee AAA-batterijen
Remotesensor
Overdrachtsfrequentie van 433 MHz
Overdrachtsbereik tot maximaal 30 m (evt. beperkt bij
interferenties)
Temperatuurbereik: -20°C tot 70°C (-4°F tot 158°F)
Temperatuurbereik bij gebruik van een sensorsonde:
-40°C tot 70°C (-40°F tot 158°F)
Temperatuurtolerantie: +/-1,1°C (+/-2°F)
Kan opgesteld of aan de wand gemonteerd worden
Twee AAA-batterijen
Plaatsen van de batterijen en installatie
Zet de remotesensor in de buurt van het basisstation.
Open het batterijvak aan de achterkant van het
basisstation en plaats de twee AAA-batterijen in de
juiste poolrichting.
Sluit de afdekking van het batterijvak.
Druk de toets UP °C/°F aan de achterkant van het
toestel in om de temperatuur in °F of °C weer te
geven.
Het symbool voor draadloze overdracht
knippert vijf minuten (links naast de weergave van
de buitentemperatuur). Hiermee wordt
aangegeven dat het basisstation gereed is voor
ontvangst en dat het radiografische signaal van de
remotesensor ontvangen wordt.
Aanmelding van de remotesensor
Open het batterijvak aan de achterkant van de
remotesensor en stel het gewenste kanaal in met de
schakelaar voor de zendfrequentie. Voor de
signaaloverdracht van de eerste remotezender kan
iedere zendfrequentie worden ingesteld; bij alle
andere gebruikt u steeds een nog niet bezet kanaal.
Plaats de twee AAA-batterijen met de juiste
polariteit. Let erop dat de batterijen bij de
remotesensor geplaatst worden, zolang het symbool
voor draadloze overdracht op het basisstation
knippert.
Sluit de afdekking van het batterijvak.
Als er meerdere sensoren aangemeld zijn, drukt u
op de CHANNEL-toets om het kanaal te selecteren,
dat voortdurend op het basisstation weergegeven
moet worden. U kunt het toestel ook zo instellen dat
het weergegeven kanaal om de vijf seconden
wisselt. Hiervoor drukt u zo lang op de CHANNEL-
toets tot op het LCD- display van het basisstation
onder het kanaalnummer een ronde pijl wordt
weergegeven.
Aanmelding van een remotesensor als het symbool voor
draadloze overdracht ontbreekt
Zo wordt een remotesensor aangemeld als het symbool
voor draadloze overdracht niet wordt weergegeven op
het LCD-display van het basisstation:
Houd de CHANNEL-toets drie tot vier seconden
ingedrukt tot het symbool voor draadloze overdracht
wordt weergegeven.
Plaats de batterijen in de nieuwe remotesensor. Als
de batterijen er reeds in zitten, drukt u op de TX- of
RESET- toets in het batterijvakje van de sensor.
Aanwijzing:
Gebruik oude en nieuwe batterijen nooit tegelijkertijd.
Gebruik alkaline, zink-koolstof (standaard) of
(oplaadbare) nikkel-cadmium batterijen nooit samen.
Om onder normale omstandigheden een optimale
werking te waarborgen, wordt aanbevolen om
alkaline batterijen van een goede kwaliteit te
gebruiken. Bij het gebruik van alkaline batterijen kan
het bij temperaturen onder 0°F tot een onderbreking
van de signaaloverdracht komen, omdat het
vermogen van de batterijen afneemt. Als de
omgevingstemperatuur van de batterijen regelmatig
tot 0°F en lager daalt, wordt ter voorkoming van
dergelijke uitvallen het gebruik van lithium batterijen
aanbevolen.
Opstelling van basisstation en remotesensor
Kies een geschikte plaats uit in het overdrachtsbereik
om het basisstation en de remotesensor op te stellen.
Plaats het basisstation in de buurt van een venster.
Om te voorkomen dat de meetwaarden vervalst
worden, mag het toestel niet in de buurt van de
verwarming of de airconditioning staan of aan directe
zonnestralen blootgesteld worden.
De remotesensor is waterbestendig, maar niet
volledig waterdicht. Hij mag niet direct aan regen,
sneeuw, ijs of zon worden blootgesteld.
Om het overdrachtsbereik maximaal te kunnen
benutten, is de plaats van opstelling van
doorslaggevend belang. De remotesensor kan in
een omtrek van maximaal 30,5 m (100 ft) ongehinderd
signalen overdragen. Muren, metalen deuren en
vensters met een metalen kozijn kunnen het
overdrachtsbereik echter verkleinen. Om de
signaaloverdracht te optimaliseren moet de plaats
van de remotesensor dus zo gekozen worden
dat dergelijke obstakels vermeden worden.
Interferenties die door andere bronnen zoals
alarminstallaties, draadloze deurbellen of
thuisbioscopen veroorzaakt worden, kunnen tot
tijdelijke storingen van het overdrachtssignaal leiden.
Instellen van de 12h-/24h-weergave
Druk in de normale modus voor de tijdweergave op de
toets DOWN 12/24 om voor de tijdweergave het 12h- of
24h-formaat te selecteren. (Als u het 12h-formaat instelt,
wordt links naast de tijd AM of PM weergegeven.)
Instellen van de datum en tijd
Houd de SET-toets twee tot drie seconden ingedrukt
tot het getal voor de uren begint te knipperen.
Druk op UP of DOWN om het uur in te stellen.
Druk op SET. Vervolgens begint het getal voor de
minuten te knipperen.
Druk op UP of DOWN om de minuten in te stellen.
Druk op SET. Vervolgens begint de maand te
knipperen.
Druk op UP of DOWN om de maand in te stellen.
Druk op SET. Vervolgens begint de dag van de datum
te knipperen.
Druk op UP of DOWN om de dag in te stellen.
Druk op SET. Vervolgens begint het jaar te knipperen.
Druk op UP of DOWN om het jaar in te stellen.
Druk op SET om de instellingen over te nemen en
naar de normale modus voor de tijdweergave terug te
keren.
Als de toetsen niet binnen twintig seconden
ingedrukt worden, schakelt het toestel weer om naar
de normale modus voor de tijdweergave.
Om van een instelling naar de normale modus voor de
tijdweergave terug te keren, kunt u op elk moment de
CHANNEL-toets indrukken.
Aanwijzing: met de MODE-toets kunt u tussen de
verschillende weergavemodi omschakelen. Als u in de
normale modus voor de tijdweergave de MODE-toets
indrukt, schakelt u naar alarmtijd 1, dan naar alarmtijd
2, naar de countdowntimer en tenslotte weer naar de
normale tijdweergave. Als op het LCD-display niet de
normale tijd wordt weergegeven en u geen toets indrukt,
schakelt het toestel binnen twintig seconden weer om
naar de normale modus voor de tijdweergave.
20
21
Kalenderweergave
Druk in de normale modus voor de tijdweergave
een keer op de SET-toets. Daarop wordt de tijd met
seconden weergegeven. Als u de SET-toets nogmaals
indrukt, wordt de datum weergegeven. Als u voor de
derde keer op de SET-toets drukt, keert u terug naar de
normale modus voor de tijdweergave.
Instellen van het alarm
U kunt twee alarmtijden instellen: alarm 1 en alarm 2.
Zo stelt u alarmtijd 1 in: druk in de normale modus
voor de tijdweergave een keer op de MODE-toets.
Vervolgens worden de tijd en het symbool (A1) voor
alarmtijd 1 weergegeven.
Houd de SET-toets twee tot drie seconden ingedrukt
tot het getal voor de uren van de alarmtijd begint te
knipperen.
Druk op UP of DOWN om het uur van de alarmtijd in
te stellen.
Druk op SET. Vervolgens begint het getal voor de
minuten te knipperen.
Druk op UP of DOWN om het getal voor de minuten
van de alarmtijd in te stellen.
Druk op de SET-toets om naar de normale
tijdweergave terug te keren.
Zo stelt u alarmtijd 2 in: druk in de normale modus
voor de tijdweergave twee keer op de MODE-toets.
Daarop worden de tijd en het symbool (A2) voor
alarmtijd 2 weergegeven.
Ga voor het instellen van de tijd te werk zoals bij
alarmtijd 1.
Activeren van het alarm
Druk in de normale modus voor de tijdweergave op
de MODE-toets om het te activeren alarm (A1 of A2)
te selecteren. Druk de SET-toets in om het alarm de
activeren. (Vervolgens worden alarm 1 of 2 en het
kloksymbool op het LCD weergegeven.) Het alarmsignaal
weerklinkt op de ingestelde tijd.
Uitzetten van het alarm
Als het alarmsignaal weerklinkt, kan het met iedere
willekeurige toets aan de voorkant van het toestel
uitgezet worden.
Het alarmsymbool blijft op het display staan en het
alarmsignaal gaat dagelijks op de ingestelde tijd af tot
de alarmfunctie gedeactiveerd wordt.
Deactiveren van het alarm
Om de alarmtijden te deactiveren drukt u op de
MODE-toets om de te deactiveren alarmtijd (A1 of
A2) te selecteren. Houd de SET-toets ingedrukt tot
het kloksymbool niet meer wordt weergegeven. De
tijdinstellingen voor het alarm blijven opgeslagen
en kunnen via de bovengenoemde stappen weer
geactiveerd worden.
Opslaan van piekwaarden
Druk een keer op de MAX/MIN-toets om de hoogste
waarde van de binnen- en buitentemperatuur weer te
geven, die bereikt is vanaf het moment dat het toestel
voor het laatst werd gereset. Vervolgens wordt de
hoogste waarde op het LCD-display weergegeven.
Druk de MAX/MIN-toets voor een tweede keer in om
de laagste waarde van binnen- en buitentemperatuur
weer te geven, die bereikt is vanaf het moment dat
het toestel voor het laatst gereset werd. Daarop
wordt de laagste waarde op het LCD-display
weergegeven.
Om de hoogste en laagste waarde te wissen en
het toestel te resetten, drukt u, terwijl de opgeslagen
waarde wordt weergegeven, twee tot drie seconden
op de MAX/MIN-toets tot er een signaal weerklinkt.
Instellen van waarschuwingssignalen voor
temperatuurwaarden
U kunt het weerstation ook zo programmeren dat er een
waarschuwingssignaal weerklinkt, zodra de binnen- of
buitentemperatuur een vooraf ingestelde maximale
of minimale waarde over- resp. onderschrijdt. Bij de
buitentemperatuur kan het waarschuwingssignaal voor
alle remotezenders ingesteld worden.
Instellen van een waarschuwingssignaal voor de
binnentemperatuur
Houd de ALERT-toets drie tot vier seconden
ingedrukt. De binnentemperatuur en het symbool voor
de bovenste temperatuurgrens knipperen.
Druk op UP of DOWN om de bovenste
temperatuurgrens voor het waarschuwingssignaal in
te stellen.
Druk de ALERT-toets in. Daarop knipperen de
temperatuur en het symbool voor de onderste
temperatuurgrens.
Druk op UP of DOWN om de onderste
temperatuurgrens voor het waarschuwingssignaal in
te stellen.
Druk op de ALERT-toets om naar de normale
weergavemodus terug te keren.
Druk de ALERT-toets in om de waarschuwingsfunctie
te activeren of deactiveren. Als de functie geactiveerd
is, worden de symbolen voor de bovenste en onderste
temperatuurgrens weergegeven.
Instellen van een waarschuwingssignaal voor de
buitentemperatuur
Houd de ALERT-toets drie tot vier seconden
ingedrukt.
Druk op de CHANNEL-toets om de zender te
selecteren, die voor het waarschuwingssignaal moet
worden ingesteld (1 tot 3).
Daarop beginnen de buitentemperatuur en het
symbool van de bovenste temperatuurgrens voor de
betreffende zender te knipperen.
Druk op UP of DOWN om de bovenste
temperatuurgrens voor het waarschuwingssignaal in
te stellen.
Druk ALERT-toets in. Daarop knipperen de
temperatuur en het symbool voor de onderste
temperatuurgrens.
Druk op UP of DOWN om de onderste
temperatuurgrens voor het waarschuwingssignaal in
te stellen.
Druk op de ALERT-toets om naar de normale
weergavemodus terug te keren.
Druk de ALERT-toets in om de waarschuwingsfunctie
te activeren of deactiveren. Als de functie
geactiveerd is, worden de symbolen voor de
bovenste en onderste temperatuurgrens
weergegeven.
Gebruik van de countdowntimer
Druk in de normale modus voor de tijdweergave drie
keer op de MODE-toets om de countdowntimer
weer te geven. Vervolgens wordt het item TIMER
weergegeven op het LCD-display.
Houd de SET-toets drie tot vier seconden ingedrukt
tot het getal voor de uren begint te knipperen.
Druk op UP of DOWN om het uur in te stellen.
Druk op SET. Vervolgens begint het getal voor de
minuten te knipperen.
Druk op UP of DOWN om de minuten in te stellen.
Druk op SET. Vervolgens begint het getal voor de
seconden te knipperen.
Druk op UP of DOWN om de seconden in te stellen.
Druk op de SET-toets om de ingestelde tijd over te
nemen.
Druk op SET om de countdowntimer te starten.
Terwijl de teller aftelt, kunt u op elk moment de SET-
toets indrukken om de procedure stop te zetten. Om
de procedure voort te zetten drukt u de SET-toets
nogmaals in.
Als de teller tot -00- afgeteld heeft en het
signaal weerklinkt, kunt u de signaaltoon met een
willekeurige toets aan de voorkant van het toestel
uitzetten. Op het LCD-display wordt weer de normale
tijdweergave weergegeven.
Als u de waarde voor de teller wilt wissen of opnieuw
wilt instellen voordat -00- bereikt wordt, zet u de
countdowntimer stop en voert u een nieuwe
tijdswaarde in. Ga hierbij volgens de genoemde
stappen te werk.
Reset
De thermometer waarmee de temperatuur in meerdere
bereiken tegelijkertijd gemeten kan worden, kan bij
bedrijfsstoringen op ieder moment gereset worden.
Druk een keer op de RESET-toets. Daarop worden alle
waarden naar de fabrieksinstellingen gereset. Leg nu
de instellingen opnieuw vast zoals beschreven in de
gebruiksaanwijzing.
Registratiebewijzen en veiligheidskeuringen/algemene
informatie
Dit toestel draagt de CE-markering volgens de
bepalingen van de richtlijn R&TTE (1999/5/EG). Hama
GmbH & Co. KG verklaart hierbij dat dit toestel voldoet
aan de vereisten en de overige relevante voorschriften
van de richtlijn 1999/5/EG. De verklaring van
overeenstemming en de conformiteitsverklaring vindt u
op internet onder http://www.hama.com

Documenttranscriptie

o Gebruiksaanwijzing Remotesensor • Overdrachtsfrequentie van 433 MHz • Overdrachtsbereik tot maximaal 30 m (evt. beperkt bij interferenties) • Temperatuurbereik: -20°C tot 70°C (-4°F tot 158°F) • Temperatuurbereik bij gebruik van een sensorsonde: -40°C tot 70°C (-40°F tot 158°F) • Temperatuurtolerantie: +/-1,1°C (+/-2°F) • Kan opgesteld of aan de wand gemonteerd worden • Twee AAA-batterijen MODE CHANNEL MAX/MIN SET/AL ON/OFF DOWN 12/24 UP °C/°F ALERT RESET Technische specificaties en functies Basisstation • Binnen-/buitentemperatuur (draadloze overdracht) • Weergave van de temperatuur van maximaal vier standplaatsen (extra sensoren vereist) • Binnen-/buitentemperatuur in °F of °C • Geheugenfunctie om de hoogste/laagste geregistreerde temperatuurwaarde op te roepen • Bereik binnentemperatuur: -10°C tot 70°C (14°F tot 158°F) • Temperatuurtolerantie: +/-1,1°C (+/-2°F) • Instelbare tijdweergave in 12h- of 24h-formaat voor alarm met snoozefunctie • Kalender met maand / dag / jaar • Countdowntimer • Weergave voor „Batterij leeg“ • Kan opgesteld of aan de wand gemonteerd worden • Twee AAA-batterijen 18 Plaatsen van de batterijen en installatie • Zet de remotesensor in de buurt van het basisstation. • Open het batterijvak aan de achterkant van het basisstation en plaats de twee AAA-batterijen in de juiste poolrichting. • Sluit de afdekking van het batterijvak. • Druk de toets UP °C/°F aan de achterkant van het toestel in om de temperatuur in °F of °C weer te geven. • Het symbool voor draadloze overdracht knippert vijf minuten (links naast de weergave van de buitentemperatuur). Hiermee wordt aangegeven dat het basisstation gereed is voor ontvangst en dat het radiografische signaal van de remotesensor ontvangen wordt. Aanmelding van de remotesensor • Open het batterijvak aan de achterkant van de remotesensor en stel het gewenste kanaal in met de schakelaar voor de zendfrequentie. Voor de signaaloverdracht van de eerste remotezender kan iedere zendfrequentie worden ingesteld; bij alle andere gebruikt u steeds een nog niet bezet kanaal. • Plaats de twee AAA-batterijen met de juiste polariteit. Let erop dat de batterijen bij de remotesensor geplaatst worden, zolang het symbool voor draadloze overdracht op het basisstation knippert. • Sluit de afdekking van het batterijvak. • Als er meerdere sensoren aangemeld zijn, drukt u op de CHANNEL-toets om het kanaal te selecteren, dat voortdurend op het basisstation weergegeven moet worden. U kunt het toestel ook zo instellen dat het weergegeven kanaal om de vijf seconden wisselt. Hiervoor drukt u zo lang op de CHANNELtoets tot op het LCD- display van het basisstation onder het kanaalnummer een ronde pijl wordt weergegeven. Aanmelding van een remotesensor als het symbool voor draadloze overdracht ontbreekt Zo wordt een remotesensor aangemeld als het symbool voor draadloze overdracht niet wordt weergegeven op het LCD-display van het basisstation: • Houd de CHANNEL-toets drie tot vier seconden ingedrukt tot het symbool voor draadloze overdracht wordt weergegeven. • Plaats de batterijen in de nieuwe remotesensor. Als de batterijen er reeds in zitten, drukt u op de TX- of RESET- toets in het batterijvakje van de sensor. Aanwijzing: • Gebruik oude en nieuwe batterijen nooit tegelijkertijd. • Gebruik alkaline, zink-koolstof (standaard) of (oplaadbare) nikkel-cadmium batterijen nooit samen. • Om onder normale omstandigheden een optimale werking te waarborgen, wordt aanbevolen om alkaline batterijen van een goede kwaliteit te gebruiken. Bij het gebruik van alkaline batterijen kan het bij temperaturen onder 0°F tot een onderbreking van de signaaloverdracht komen, omdat het vermogen van de batterijen afneemt. Als de omgevingstemperatuur van de batterijen regelmatig tot 0°F en lager daalt, wordt ter voorkoming van dergelijke uitvallen het gebruik van lithium batterijen aanbevolen. Opstelling van basisstation en remotesensor • Kies een geschikte plaats uit in het overdrachtsbereik om het basisstation en de remotesensor op te stellen. • Plaats het basisstation in de buurt van een venster. Om te voorkomen dat de meetwaarden vervalst worden, mag het toestel niet in de buurt van de verwarming of de airconditioning staan of aan directe zonnestralen blootgesteld worden. • De remotesensor is waterbestendig, maar niet volledig waterdicht. Hij mag niet direct aan regen, sneeuw, ijs of zon worden blootgesteld. • Om het overdrachtsbereik maximaal te kunnen benutten, is de plaats van opstelling van doorslaggevend belang. De remotesensor kan in een omtrek van maximaal 30,5 m (100 ft) ongehinderd signalen overdragen. Muren, metalen deuren en vensters met een metalen kozijn kunnen het overdrachtsbereik echter verkleinen. Om de signaaloverdracht te optimaliseren moet de plaats van de remotesensor dus zo gekozen worden dat dergelijke obstakels vermeden worden. Interferenties die door andere bronnen zoals alarminstallaties, draadloze deurbellen of thuisbioscopen veroorzaakt worden, kunnen tot tijdelijke storingen van het overdrachtssignaal leiden. Instellen van de 12h-/24h-weergave Druk in de normale modus voor de tijdweergave op de toets DOWN 12/24 om voor de tijdweergave het 12h- of 24h-formaat te selecteren. (Als u het 12h-formaat instelt, wordt links naast de tijd AM of PM weergegeven.) Instellen van de datum en tijd • Houd de SET-toets twee tot drie seconden ingedrukt tot het getal voor de uren begint te knipperen. • Druk op UP of DOWN om het uur in te stellen. • Druk op SET. Vervolgens begint het getal voor de minuten te knipperen. • Druk op UP of DOWN om de minuten in te stellen. • Druk op SET. Vervolgens begint de maand te knipperen. • Druk op UP of DOWN om de maand in te stellen. • Druk op SET. Vervolgens begint de dag van de datum te knipperen. • Druk op UP of DOWN om de dag in te stellen. • Druk op SET. Vervolgens begint het jaar te knipperen. • Druk op UP of DOWN om het jaar in te stellen. • Druk op SET om de instellingen over te nemen en naar de normale modus voor de tijdweergave terug te keren. • Als de toetsen niet binnen twintig seconden ingedrukt worden, schakelt het toestel weer om naar de normale modus voor de tijdweergave. • Om van een instelling naar de normale modus voor de tijdweergave terug te keren, kunt u op elk moment de CHANNEL-toets indrukken. Aanwijzing: met de MODE-toets kunt u tussen de verschillende weergavemodi omschakelen. Als u in de normale modus voor de tijdweergave de MODE-toets indrukt, schakelt u naar alarmtijd 1, dan naar alarmtijd 2, naar de countdowntimer en tenslotte weer naar de normale tijdweergave. Als op het LCD-display niet de normale tijd wordt weergegeven en u geen toets indrukt, schakelt het toestel binnen twintig seconden weer om naar de normale modus voor de tijdweergave. 19 Kalenderweergave Druk in de normale modus voor de tijdweergave een keer op de SET-toets. Daarop wordt de tijd met seconden weergegeven. Als u de SET-toets nogmaals indrukt, wordt de datum weergegeven. Als u voor de derde keer op de SET-toets drukt, keert u terug naar de normale modus voor de tijdweergave. Instellen van het alarm U kunt twee alarmtijden instellen: alarm 1 en alarm 2. • Zo stelt u alarmtijd 1 in: druk in de normale modus voor de tijdweergave een keer op de MODE-toets. Vervolgens worden de tijd en het symbool (A1) voor alarmtijd 1 weergegeven. • Houd de SET-toets twee tot drie seconden ingedrukt tot het getal voor de uren van de alarmtijd begint te knipperen. • Druk op UP of DOWN om het uur van de alarmtijd in te stellen. • Druk op SET. Vervolgens begint het getal voor de minuten te knipperen. • Druk op UP of DOWN om het getal voor de minuten van de alarmtijd in te stellen. • Druk op de SET-toets om naar de normale tijdweergave terug te keren. • Zo stelt u alarmtijd 2 in: druk in de normale modus voor de tijdweergave twee keer op de MODE-toets. Daarop worden de tijd en het symbool (A2) voor alarmtijd 2 weergegeven. • Ga voor het instellen van de tijd te werk zoals bij alarmtijd 1. Activeren van het alarm Druk in de normale modus voor de tijdweergave op de MODE-toets om het te activeren alarm (A1 of A2) te selecteren. Druk de SET-toets in om het alarm de activeren. (Vervolgens worden alarm 1 of 2 en het kloksymbool op het LCD weergegeven.) Het alarmsignaal weerklinkt op de ingestelde tijd. Uitzetten van het alarm • Als het alarmsignaal weerklinkt, kan het met iedere willekeurige toets aan de voorkant van het toestel uitgezet worden. • Het alarmsymbool blijft op het display staan en het alarmsignaal gaat dagelijks op de ingestelde tijd af tot de alarmfunctie gedeactiveerd wordt. 20 Deactiveren van het alarm Om de alarmtijden te deactiveren drukt u op de MODE-toets om de te deactiveren alarmtijd (A1 of A2) te selecteren. Houd de SET-toets ingedrukt tot het kloksymbool niet meer wordt weergegeven. De tijdinstellingen voor het alarm blijven opgeslagen en kunnen via de bovengenoemde stappen weer geactiveerd worden. Opslaan van piekwaarden • Druk een keer op de MAX/MIN-toets om de hoogste waarde van de binnen- en buitentemperatuur weer te geven, die bereikt is vanaf het moment dat het toestel voor het laatst werd gereset. Vervolgens wordt de hoogste waarde op het LCD-display weergegeven. • Druk de MAX/MIN-toets voor een tweede keer in om de laagste waarde van binnen- en buitentemperatuur weer te geven, die bereikt is vanaf het moment dat het toestel voor het laatst gereset werd. Daarop wordt de laagste waarde op het LCD-display weergegeven. • Om de hoogste en laagste waarde te wissen en het toestel te resetten, drukt u, terwijl de opgeslagen waarde wordt weergegeven, twee tot drie seconden op de MAX/MIN-toets tot er een signaal weerklinkt. Instellen van waarschuwingssignalen voor temperatuurwaarden U kunt het weerstation ook zo programmeren dat er een waarschuwingssignaal weerklinkt, zodra de binnen- of buitentemperatuur een vooraf ingestelde maximale of minimale waarde over- resp. onderschrijdt. Bij de buitentemperatuur kan het waarschuwingssignaal voor alle remotezenders ingesteld worden. Instellen van een waarschuwingssignaal voor de binnentemperatuur • Houd de ALERT-toets drie tot vier seconden ingedrukt. De binnentemperatuur en het symbool voor de bovenste temperatuurgrens knipperen. • Druk op UP of DOWN om de bovenste temperatuurgrens voor het waarschuwingssignaal in te stellen. • Druk de ALERT-toets in. Daarop knipperen de temperatuur en het symbool voor de onderste temperatuurgrens. • Druk op UP of DOWN om de onderste temperatuurgrens voor het waarschuwingssignaal in te stellen. • Druk op de ALERT-toets om naar de normale weergavemodus terug te keren. • Druk de ALERT-toets in om de waarschuwingsfunctie te activeren of deactiveren. Als de functie geactiveerd is, worden de symbolen voor de bovenste en onderste temperatuurgrens weergegeven. Instellen van een waarschuwingssignaal voor de buitentemperatuur • Houd de ALERT-toets drie tot vier seconden ingedrukt. • Druk op de CHANNEL-toets om de zender te selecteren, die voor het waarschuwingssignaal moet worden ingesteld (1 tot 3). • Daarop beginnen de buitentemperatuur en het symbool van de bovenste temperatuurgrens voor de betreffende zender te knipperen. • Druk op UP of DOWN om de bovenste temperatuurgrens voor het waarschuwingssignaal in te stellen. • Druk ALERT-toets in. Daarop knipperen de temperatuur en het symbool voor de onderste temperatuurgrens. • Druk op UP of DOWN om de onderste temperatuurgrens voor het waarschuwingssignaal in te stellen. • Druk op de ALERT-toets om naar de normale weergavemodus terug te keren. • Druk de ALERT-toets in om de waarschuwingsfunctie te activeren of deactiveren. Als de functie geactiveerd is, worden de symbolen voor de bovenste en onderste temperatuurgrens weergegeven. • Als de teller tot -00- afgeteld heeft en het signaal weerklinkt, kunt u de signaaltoon met een willekeurige toets aan de voorkant van het toestel uitzetten. Op het LCD-display wordt weer de normale tijdweergave weergegeven. • Als u de waarde voor de teller wilt wissen of opnieuw wilt instellen voordat -00- bereikt wordt, zet u de countdowntimer stop en voert u een nieuwe tijdswaarde in. Ga hierbij volgens de genoemde stappen te werk. Reset De thermometer waarmee de temperatuur in meerdere bereiken tegelijkertijd gemeten kan worden, kan bij bedrijfsstoringen op ieder moment gereset worden. Druk een keer op de RESET-toets. Daarop worden alle waarden naar de fabrieksinstellingen gereset. Leg nu de instellingen opnieuw vast zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing. Registratiebewijzen en veiligheidskeuringen/algemene informatie Dit toestel draagt de CE-markering volgens de bepalingen van de richtlijn R&TTE (1999/5/EG). Hama GmbH & Co. KG verklaart hierbij dat dit toestel voldoet aan de vereisten en de overige relevante voorschriften van de richtlijn 1999/5/EG. De verklaring van overeenstemming en de conformiteitsverklaring vindt u op internet onder http://www.hama.com Gebruik van de countdowntimer • Druk in de normale modus voor de tijdweergave drie keer op de MODE-toets om de countdowntimer weer te geven. Vervolgens wordt het item TIMER weergegeven op het LCD-display. • Houd de SET-toets drie tot vier seconden ingedrukt tot het getal voor de uren begint te knipperen. • Druk op UP of DOWN om het uur in te stellen. • Druk op SET. Vervolgens begint het getal voor de minuten te knipperen. • Druk op UP of DOWN om de minuten in te stellen. • Druk op SET. Vervolgens begint het getal voor de seconden te knipperen. • Druk op UP of DOWN om de seconden in te stellen. • Druk op de SET-toets om de ingestelde tijd over te nemen. • Druk op SET om de countdowntimer te starten. • Terwijl de teller aftelt, kunt u op elk moment de SETtoets indrukken om de procedure stop te zetten. Om de procedure voort te zetten drukt u de SET-toets nogmaals in. 21
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19

Hama 00076043 de handleiding

Categorie
Wekkers
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor