NEDERLANDS
18
5.3
Montage-aanwijzingen:
Demonteer het deksel van de bak door de 6 bevestigingsclips (229) los te maken. Het max. niveau dat in
de bak bereikt wordt met de standaard bijgeleverde vlotter bedraagt 285 mm vanaf de bodem van de bak.
Wanneer het maximumniveau lager moet zijn, dient u de standaard vlotter te vervangen door de vlotter
(standaard bijgeleverd) type B (afb. pag. 20 ). Met deze vlotter kunt u het maximumniveau van het water
in de bak beperken tot 110 mm. Een karakteristiek voorbeeld hiervan is de toepassing bij een douche-
afvoer. Voor het vervangen van de vlotter draait u de schroef (26) los en haalt u de standaard vlotter van
de horizontale pen waarop hij gemonteerd is; monteer de vlotter type B, door dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit te voeren en zet de vlotter vast met dezelfde schroef.
Plaats de pomp tussen de twee stopinrichtingen op de bodem van de bak en breng de volgende
hydraulische aansluitingen tot stand:
INLAAT: (zie voor de referenties van de inlaat het installatievoorbeeld op pag. 41)
2 opzij A en B
: om deze ingangen te gebruiken moet u gaten in de kast boren ter hoogte van de
aanduidingen en de adapters (119) aanbrengen voor leidingen van PVC Ø buitenkant = 40 mm,
of Ø binnenkant = 50 mm, die moeten worden vastgelijmd met lijm van het type «TANGIT»
(HENKEL). De afdichtingen (64a) worden op de buitenzijde van de bak aangebracht.
1 opzij C
: om deze ingang te gebruiken moet u een gat in de kast boren ter hoogte van de
aanduiding en het verbindingsstuk van ¾” (119a) voor rubber leidingen Ø buitenkant = 25 mm
aanbrengen. De afdichting (64b) wordt op de buitenzijde van de bak aangebracht. Het is
raadzaam de leiding aan de mof te bevestigen met behulp van twee klemmen. Bij gebruik voor
een wasmachine-afvoer, dient u een sifon te installeren (niet bijgeleverd). Dit moet worden
aangebracht tussen de machine en de opvangbak, om ongewenst overstromen van vloeistof te
voorkomen.
1 op het deksel D
: voor leidingen Ø buitenkant = 30 of 40 mm. Om deze ingang te gebruiken
moet u een gat boren in het hiervoor bestemde punt op het deksel, zonder de behuizing van de
rubber mof te beschadigen. Gebruik één van de klemmen (84) of (84a) uit de accessoire-set om
de afdichting tussen de inlaatleiding en het deksel te garanderen.
DRUKLEIDING:
Monteer de terugslagklep (137) uit de accessoire-set en schroef hem vast op het uitlaatmondstuk,
nadat u de afdichting (64a) tussen de bak en de klep heeft gemonteerd. Stevig aandraaien om de
afdichting te garanderen. Sluit de toevoerleiding met binnenschroefdraad van 1 ¼” direct aan of
monteer het verbindingsstuk (161) voor gebruik van een toevoerleiding van rubber Ø binnenkant =
32 mm, die vastgezet moet worden met klemmen.
Alvorens het deksel van de bak weer te monteren, dient u de aansluiting te testen met schoon water,
na de pomp te hebben aangesloten op het net.
VENTILATIE:
Het ventilatiekanaal E kan vervaardigd worden met PVC leiding Ø buitenkant = 30 of 40 mm, die
moet worden verbonden met het deksel van de bak met een rubber klem (84) of (84a) die standaard
wordt bijgeleverd in de accessoire-set. Laat de leiding nooit horizontaal lopen. Indien het niet
mogelijk is een leiding aan te brengen, kan in de behuizing voor het verbindingsstuk van de leiding
een klep met filter worden geïnstalleerd. Zie voor de montage van de klep het schema op pag. 20 en
plaats alle componenten in de hiervoor bestemde behuizing, in deze volgorde: vlotterkogel (49),
afdichtingsring (16a), draagschijf veiligheidsklep (180), O-ring (95), rubber klem Ø 40 mm (84a),
ontluchtingsdop (26).
6. BELANGRIJK
6.1
Installeer de bak zodanig dat hij beschermd is tegen vorst.
6.2
De bak kan op de vloer worden opgesteld of in een put worden geplaatst. In elk geval moet
het draagvlak perfect horizontaal zijn en moet de bodem van de bak op het gehele oppervlak
rusten.
6.3
Verzeker u ervan dat het niveauverschil tussen de pomp en het rioleringsnet compatibel is met
de prestaties van de pomp.
6.4
Het wordt aangeraden de bak in elk geval te ventileren.