17
12. De eerste start
a) Starten
De bediening en het gebruik van afstandsbediende modelvliegtuigen moet geleerd worden! Als u nog nooit
een dergelijk model bestuurd heeft, moet u heel voorzichtig starten en u eerst vertrouwd maken met de
reacties van het model op de commando´s van de afstandsbediening. Wees geduldig! Oriënteert u zich
aan de voorschriften in hoofdstuk 11.
Neem geen risico bij het gebruik van het model! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is afhankelijk
van uw verantwoord gebruik van het model.
• Schakel de quadrocopter in. De LED's in het model beginnen in een snel ritme te knipperen.
• Zet het model op een effen, zo vlak mogelijke ondergrond (bv. steenbodem). Een tapijtbodem is hierbij minder
geschikt omdat het landingsgestel zich makkelijk in het tapijt kan vasthaken. De voorste (zwarte) rotoren wijzen
hierbij naar voor (van u weg).
• Zet de afstandsbediening in door op de aan-/uitschakelaar te drukken. De zender bevestigt dit met een geluids-
signaal. De controle-LED op de zender knippert.
• Druk de linker stuurhendel naar voor tot een controletoon weerklinkt.
• Trek de linker stuurhendel naar achter tot een controletoon weerklinkt. De controle-LED op de zender en de LED's
op de quadrocopter branden nu permanent. Zet de linker stuurhendel terug in de neutrale stand.
• De quadrocopter is nu met de zender verbonden en startklaar.
• Start de rotoren door beide stuurhendels, zoals getoond in afbeel-
ding 9 te zetten. De rotoren starten.
• Zet nu beide stuurhendels in de neutrale stand. Als u de rotoren
opnieuw afstelt, trekt u beide stuurhendels in de positie die u voor
het starten van de rotoren (zie afbeelding 9) hebt gebruikt, en houdt
u ze gedurende ca. twee seconden in deze positie.
• Verhoog nu het toerental van de rotoren van de quadrocopter door
de linker stuurhendel langzaam naar voor te schuiven tot de qua-
drocopter opstijgt en op een hoogte van ca. 1,5 meter van u zweeft.
Vermijd principieel drukke en grote stuurbewegingen. Controleer of
en evt. in welke richting de quadrocopter zich bij de functie "Roll" (i.e. zijwaarts) beweegt.
• Om de quadrocopter weer te landen, trekt u op een geschikte landingsplaats de linker stuurhendel langzaam terug
tot de quadrocopter tot op de grond daalt. Een stevige landing op de grond is daarbij geen probleem en mag niet
met plotselinge bewegingen van de gashendel gecorrigeerd worden. Bij de landing worden de rotoren automatisch
uitgeschakeld wanneer het model de bodem heeft bereikt.
• Probeer zo goed als mogelijk verticaal te landen ("helikopterlanding"). Vermijd landingen met hoge horizontale snel-
heden ("vliegtuiglanding"). Schakel - indien dit nog niet is gebeurd - na de landing de motoren uit (zie afbeelding 9).
• Oefen het starten een aantal keren, zodat u een gevoel voor de quadrocopter krijgt. Bent u redelijk zeker in het
besturen, kunt u beginnen de vliegrichting met gier-, nick- en rollfunctie te sturen (zie tips in hoofdstuk 11). Voer de
besturing steeds langzaam en met gevoel uit en oefen bepaalde manoeuvres, voordat u aan een nieuwe manoeu-
vre begint. De eerste vluchten moeten niet meer dan 30 tot 60 seconden duren.
Afbeelding 9