22
12. Starten van de quadrocopter
De bediening en het gebruik van afstandsbediende modelvliegtuigen moet worden geoefend! Als u nog
nooit een dergelijk model bestuurd heeft, moet u heel voorzichtig starten en u eerst vertrouwd maken met
de reacties van het model op de commando’s van de afstandsbediening. Wees geduldig! Volg de instruc-
ties in hoofdstuk 11.
Neem bij het gebruik van het product geen risico’s! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is uitslui-
tend afhankelijk van uw verantwoord gebruik van het model.
Laad de vliegaccu volledig op, plaats hem in het batterijvak, sluit hem aan en sluit het batterijvak.
Schakel de quadrocopter in (knop in de corpus boven de led’s). De led’s in het model beginnen eerst snel en vervol-
gens iedere seconde te knipperen.
Plaats het model op een vlakke, gladde ondergrond (bijv. een stenen vloer). Een tapijt is hier minder goed voor
geschikt, aangezien de landingspoten gemakkelijk in het tapijt vast kunnen raken. De (groene) led’s wijzen naar de
achterkant (naar u toe) en betekenen “achter”.
Schakel de afstandsbediening aan met behulp van de aan-/uitschakelaar. De zender bevestigt dit door een geluids-
signaal. De controle-led in de schakelaar knippert.
Duw de linker stuurhendel (afbeelding 7, pos. 4) naar voren en trek de linker stuurhendel vervolgens weer naar ach-
teren. De controle-led op de zender en de led’s op de quadrocopter branden nu permanent. Stel de linker stuurhendel
weer in de neutraalstand.
De quadrocopter is nu verbonden met de zender en klaar om te starten. Start de rotoren door op de knop “Start
rotoren/automatische landing” te drukken (afbeelding 7, pos. 5). De rotoren starten.
Verhoog nu het toerental van de rotoren van de quadrocopter, door het linker stuurhendel langzaam naar voren te
schuiven, totdat de quadrocopter omhoog gaat en op een hoogte van ca. 1,5 meter voor u zweeft. Vermijd in het
algemeen hectische en grote stuurbewegingen. Observeer of en in welke richting de quadrocopter afdrijft. Mocht de
quadrocopter in de functie “Roll” (zijwaarts) of “Nick” (vooruit of achteruit) afdrijven, zo kunt u met de rechter stuurhen-
del met gevoel tegen de driftrichting insturen.
Om de quadrocopter weer te landen, trekt u bij een geschikte landingsplek langzaam de linker stuurhendel terug
totdat de quadrocopter op de grond landt. Een iets stevigere landing op de grond vormt daarbij geen probleem en
mag niet met plotse snelle gasbewegingen worden gecorrigeerd.
Als u de rotoren wilt uitschakelen, houdt u de linker stuurhendel (afbeelding 7, pos. 4) ongeveer twee seconden in de
achterste positie vast totdat de rotoren zijn gestopt. U kunt ook opnieuw op de knop “motoren starten/automatische
landing” (afbeelding 7, pos. 5) drukken.
Probeer zo verticaal mogelijk te landen (“helikopterlanding”). Vermijd landen met hoge horizontale snelheden (“vlieg-
tuiglanding”). Schakel - indien dit nog niet gebeurd is - na de landing de motoren uit.
Oefen deze startprocedure enkele malen om een gevoel voor de quadrocopter te ontwikkelen. Zodra u zich hierbij op
uw gemak voelt, kunt u beginnen met navigeren in gier-, nick- en roll-functie (zie opmerkingen in hoofdstuk 11). Stuur
altijd langzaam en gevoelig en oefen een paar manoeuvres eerst, voordat u er echt aan begint. De eerste vluchten
mogen niet meer dan 30 tot 60 seconden duren.
Als u zich al een beetje met de vliegeigenschappen van het model vertrouwd gemaakt heeft, kunt u verdere oefenin-
gen uitvoeren. Hierbij dient u met eenvoudige vliegmanoeuvres zoals een meter naar voren/achteren vliegen (nick-
functie) beginnen. Oefen vervolgens het zweven naar links/rechts (roll-functie). Als u hier ook de nodige oefening in
heeft, kun je beginnen cirkels en achten te vliegen.
Als u wilt stoppen met vliegen, moeten de rotoren pas na het landen worden uitgeschakeld. Zet de aan-/uitschakelaar
van het modelvliegtuig op “OFF” (uitgeschakeld = led’s uit). Pas daarna mag de zender uitgeschakeld worden.