643 IP

AL-KO 643 IP Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de AL-KO 643 IP Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
nl
Vertaling van de originele gebruikershandleiding
50 469601_a
VERTALING VAN DE ORIGINELE
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Inhoudsopgave
1. IDENTIFICATIE VAN DE
HOOFDCOMPONENTEN......................50
2. SYMBOLEN................................................. 52
3. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN................53
4. MONTAGE VAN DE MACHINE...................57
5. VOORBEREIDEN VAN HET WERK............58
6. STARTEN - GEBRUIK – UITSCHAKELEN
MOTOR..................................................61
7. GEBRUIK VAN DE MACHINE.....................62
8. ONDERHOUD EN OPSLAG........................65
9. OPSPOREN VAN DEFECTEN....................70
10. ACCESSOIRES......................................... 71
Geachte Klant,
wij danken u voor het feit dat u de voorkeur hebt
gegeven aan onze producten en wij hopen dat
het gebruik van deze machine u zeer tevreden zal
stellen en dat zij volledig aan uw verwachtingen
zal voldoen. Deze handleiding is geschreven om
u vertrouwd te maken met uw machine en om u
in staat te stellen hem op de beste en de meest
veilige manier te gebruiken. Vergeet niet dat deze
handleiding een integraal onderdeel van de ma-
chine is. Bewaar deze binnen handbereik zodat u
hem op elk gewenst moment kunt raadplegen en
zorg ervoor dat de handleiding de machine altijd
vergezelt als u de machine verkoopt of uitleent.
Deze nieuwe machine is ontworpen en gemaakt
in overeenstemming met de geldende voorschrif-
ten. Het apparaat is volkomen veilig en betrouw-
baar indien deze strikt wordt gebruikt overeen-
komstig de aanwijzingen in deze handleiding (vo-
orzien gebruik). Het gebruik voor andere doelein-
den of het niet in acht nemen van de aangegeven
veiligheids-, gebruiks-, onderhouds en reparatie-
voorschriften wordt als “oneigenlijk gebruik” be-
schouwd en leidt tot het vervallen van de garantie
en de aansprakelijkheid van de fabrikant hierdoor
is de gebruiker zelf verantwoordelijk voor schade
of letsel die hijzelf of anderen oploopt.
Mocht u verschillen tegenkomen tussen wat be-
schreven is en de machine die u bezit, denk er dan
aan dat, aangezien het product continu verbeterd
wordt, de in deze handleiding opgenomen gege-
vens zonder voorafgaande kennisgeving en zon-
der dat de fabrikant verplicht is de handleiding te
updaten gewijzigd kunnen worden. Daarbij blijven
de essentiële kenmerken met het oog op de veilig-
heid en de werkng evenwel onveranderd. Neem
ingeval van twijfel contact op met uw verkoper. Wij
wensen u een prettig gebruik van de machine toe!
1. IDENTIFICATIE VAN DE HOOFDCOMPONENTEN
BELANGRIJKSTE ONDERDELEN
1.
Motor
2.
Pal
3.
Voorste handbescherming
4.
Voorste handgreep
5.
Achterste handgreep
6.
Pin vergrendeling ketting
6a.
Pin vergrendeling ketting (enkel voor model
46/52)
7.
Blad
8.
Ketting
9.
Bladbescherming
10.
Typeplaatje
8
2
3
4
5
6
9
10
16
1
15
7
6a
BEDIENINGEN EN BIJVULLEN
1. IDENTIFICATIE VAN DE HOOFDCOMPONENTEN
469601_a 51
11.
Stopschakelaar motor
12.
Versnellingsknop
13.
Vergrendeling versnellingsknop
14.
Startknop
15.
Chokeknop (Starter)
16.
Knop voorinspuiting (Primer)
17.
Decompressor (enkel voor mod. 46/52)
19
18
11 12
14
20 13
Afb. 1: 36 - 43
18.
Dop brandstofreservoir
19.
Dop oliereservoir ketting
20.
Deksel luchtfilter
19
18
11
12
14
20
13
Afb. 2: 46 - 52
TYPEPLAATJE
10.1)
Conformiteitsmerk volgens de richtlijn
2006/42/EG
10.2)
Naam en adres van de fabrikant
10.3)
Akoestische vermogen LWA volgens de
richtlijn 2000/14/EG
10.4)
Referentiemodel van de fabrikant
10.5)
Machinemodel
10.6)
Serienummer
10.7)
Bouwjaar
10.8)
Artikelcode
10.9)
Emissiecijfers
Technische gegevens
Maximale waarden voor geluid en
trillingen [1]
Model 636 643 IP 646 652
Geluidsdrukniveau aan het oor van
de bediener (ISO 22868)
dB(A) 100 101 102 102
Meetnauwkeurigheid
(2006/42/EG - EN 27574)
dB(A) 3,0 3,0 3,0 3,0
nl
2. SYMBOLEN
52 469601_a
Gemeten geluidsniveau (ISO 22868) dB(A) 105 108 113 113
Meetnauwkeurigheid
(2006/42/EG - EN 27574)
dB(A) 2,5 2,5 2,5 2,5
Trillingsniveau (ISO 22867) m/sec
2
7,5 7,5 4,9 5,7
Meetnauwkeurigheid
(2006/42/EG - EN 12096)
m/sec
2
0,5 0,5 0,5 0,5
TECHNISCHE GEGEVENS
Motor (tweetakt-ééncilindermotor)
– cilinderinhoud
cm
3
36,3 40,2 45 51,8
Mengsel (benzine / olie) % 50:1 = 2 % 50:1 = 2 % 50:1 = 2 % 50:1 = 2 %
Vermogen kW 1,5 2,0 2,2 2,4
Onbelast toerental
1
/min 2800 ± 150 2800 ± 150 2800 ± 150 2800 ± 150
Maximaal toegestaan toerental zon-
der lading met ketting gemonteerd
1
/min 11300 12000 12500 12500
Inhoud brandstofreservoir cm
3
370 370 500 500
Specifiek gebruik bij maximaal ver-
mogen
g/kWh 490 410 510 500
Inhoud oliereservoir cm
3
190 190 300 300
Tanden van het kettingwiel 6 7 7 7
Gewicht (bij leeg reservoir) kg 4,2 4,1 4,7 4,7
[1] LET OP: De waarde van de trillingen kan afhankelijk van het gebruik en de toegepaste
werktuigen variëren en ook hoger dan de aangegeven waarde liggen. De veiligheids-
maatregelen ter bescherming van de gebruiker moeten bepaald worden door zich te
baseren op de schatting van de lading veroorzaakt door de trillingen onder de werkeli-
jke gebruiksomstandigheden. Hiervoor moeten alle fases van de werkingscyclus in be-
schouwing genomen worden, zoals bijvoorbeeld de tijden waarop het werktuig uitstaat
en de tijden waarop het wel is ingeschakeld maar niet wordt belast.
2. SYMBOLEN
1 2
1)
Lees eerst de handleiding voordat u dit ap-
paraat in gebruik neemt.
2)
De persoon die deze machine dagelijks
in normale omstandigheden gebruikt kan
blootgesteld zijn aan een geluidsniveau
van 85 dB (A) of hoger. Gebruik een veilig-
heidshelm, gehoorbescherming en een vei-
ligheidsbril.
TOELICHTENDE SYMBOLEN OP DE MACHINE (indien aanwezig)
2. SYMBOLEN
469601_a 53
11 11) Brandstofreservoir
12 12) Oliereservoir ketting en regelaar oliepomp (enkel voor
mod. 46/52)
13 13) Regelingen van de carburator
T = regeling van het minimumtoerental
(L) = regeling brandstof lage snelheid
(H) = regeling brandstof hoge snelheid
14 14) Chokeknop (Starter)
15 15) Knop voorinspuiting (Primer)
3. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
A) VERTROUWD RAKEN
1) Lees de aanwijzingen aandachtig door. Zorg
dat u vertrouwd raakt met de bedieningsknoppen
en in staat bent de machine op de juiste wijze te
gebruiken. Leer de motor snel af te zetten.
2) Gebruik de machine alleen voor het doel waar-
voor het bestemd is, m.a.w. “het vellen, het ver-
zagen en snoeien van bomen met afmetingen
in verhouding tot de lengte van het kettingb-
lad” of houten voorwerpen met gelijkaardige ei-
genschappen.
Onoordeelkundig gebruik kan gevaarlijk zijn en
de machine beschadigen. De volgende situaties
behoren tot het oneigenlijk gebruik (bijvoorbeeld,
maar niet uitsluitend):
hekken zagen
houtsnijwerk
doorzagen van banken, houten kisten en ver-
pakkingen in het algemeen
doorzagen van meubelen of andere voorwer-
pen die nagels, bouten of andere metalen on-
derdelen kunnen bevatten
slachterswerken uitvoeren
de machine gebruiken als hefboom om voor-
werpen op te tillen, te verplaatsen of door te
breken;
de machine gebruiken wanneer deze is vast-
gesnoerd.
3) Laat nooit toe dat de machine gebruikt wordt
door kinderen of door personen die niet vertrouwd
zijn met deze aanwijzingen. De minimumleeftijd
van de gebruiker kan landelijk gereglementeerd
zijn.
4) De machine mag niet door meer dan één per-
soon worden gebruikt.
5) Gebruik de machine in geen geval:
nl
3. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
54 469601_a
als er personen, in het bijzonder kinderen of
dieren, in de buurt zijn;
indien de gebruiker moe is, zich niet fit voelt of
geneesmiddelen, drugs, alcohol of schadeli-
jke stoffen ingenomen heeft die zijn reactie-
vermogen en aandacht kunnen verminderen;
indien de gebruiker niet in staat is om de ma-
chine stevig vast te houden met beide han-
den en/of tijdens het werk niet in evenwicht
en stevig op beide voeten kan staan.
6) Denk eraan dat de gebruiker aansprakelijk is
voor ongevallen en schade die personen of hun
eigendommen kunnen overkomen.
B) VÓÓR HET GEBRUIK
1) Tijdens het werk moet de gebruiker gepaste
kleding dragen die de gebruiker niet hindert in
zijn bewegingen.
Draag aansluitende en beschermende kledij
die bestand is tegen snijen.
Draag een veiligheidshelm handschoenen,
een veiligheidsbril, een stofmaskertje en sni-
jbestendig veiligheidsschoeisel met een anti-
slipzool.
Gebruik oorbeschermers.
Draag geen sjaal, hemd, halsketting of an-
dere loshangende accessoires die gegrepen
kunnen worden door de machine of door vo-
orwerpen aanwezig op de werkplaats.
Houd lang haar goed bij elkaar.
2) OPGELET: GEVAAR! Benzine is bijzonder
brandbaar:
bewaar de brandstof in gepaste recipiënten
die geschikt zijn voor dit gebruik;
rook niet wanneer de brandstof gehanteerd
wordt;
open de dop van het reservoir langzaam om
de interne druk geleidelijk aan af te voeren;
vul benzine alleen bij in de openlucht en ge-
bruik hiervoor een trechter;
giet de brandstof in het reservoir vóórdat u
de motor Aanzet: Als de motor aanstaat
of warm is mag u geen benzine toevoe-
gen of de dop van het benzinereservoir af-
draaien;
als u benzine gemorst hebt mag u de motor
niet starten maar dient u de machine uit de
buurt van de plek waar u de benzine gemorst
hebt te brengen. U dient te wachten totdat de
benzine verdampt is en de benzinedampen
opgelost zijn en alles te doen om brand te vo-
orkomen;
reinig onmiddellijk elk spoor van benzine dat
op de machine of op de grond is gemorst;
start de machine niet op de plaats waar de
brandstof bijgevuld werd;
vermijd dat de brandstof in contact komt met
de kleding en, mocht dit toch gebeuren, trek
dan andere kleding aan vooraleer de motor
te starten;
draai de dop op het reservoir van de machine
en de benzinerecipiënt altijd goed vast.
3) Vervang defecte of beschadigde geluidsdem-
pers.
4) Ga vóór het gebruik over tot een grondige
controle van de machine, in het bijzonder:
de gashendel en de veiligheidshendel moe-
ten vrij kunnen bewegen en niet klemmen,
en bij het loslaten moeten ze automatisch en
snel terug in de neutrale stand komen;
de gashendel moet geblokkeerd blijven in-
dien niet op de veiligheidshendel geduwd
wordt;
de stopschakelaar van de motor moet mak-
kelijk van de ene stand in de andere gebracht
kunnen worden;
de elektrische kabels en in het bijzonder de
kabel van de bougie moeten onbeschadigd
zijn om te voorkomen dat vonken ontstaan;
de kap moet correct op de bougie gemonte-
erd zijn;
de handgrepen en beschermingen van de
machine moeten schoon, droog en stevig be-
vestigd zijn op de machine;
de rem van de ketting moet perfect werken;
blad en ketting moeten correct gemonteerd
zijn;
de ketting moet correct gespannen zijn.
5) Vóór het werk start, moet gecontroleerd worden
of alle beschermingen correct gemonteerd zijn.
C) TIJDENS HET GEBRUIK
1) Start de verbrandingsmotor niet in gesloten
ruimten, waar zich gevaarlijke koolmonoxide kan
ontwikkelen.
Controleer de luchtventilatie wanneer men in kui-
len, grotten of dergelijke werkt.
2) Werk alleen bij daglicht of bij goed kunstlicht.
3) Blijf stil en stabiel staan:
3. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
469601_a 55
vermijd zoveel mogelijk het gebruik van de
machine op een natte of glibberige onder-
grond of in ieder geval op oneffen of steile
terreinen die de stabiliteit van de gebruiker ti-
jdens het werken niet kunnen garanderen;
vermijd het gebruik van ladders en onstabiele
platformen;
ga niet te werk met de machine boven de
schouderlijn;
ren niet maar loop altijd voorzichtig en let op
oneffenheden in het terrein en op de aanwe-
zigheid van eventuele hindernissen;
ga niet alleen of te geïsoleerd te werk, om in
geval van een ongeval snel hulp in te kunnen
roepen.
4) Start de motor terwijl de machine stevig vast-
gehouden wordt:
start de motor op een afstand van minstens
3 meter van de plaats waar de brandstof bij-
gevuld werd;
controleer of er zich andere personen binnen
het bereik van de machine bevinden;
richt de geluidsdemper en dus de uitlaatgas-
sen nooit op ontvlambare materialen:
let op het mogelijk wegspringen van mate-
riaal veroorzaakt door de beweging van de
ketting, vooral wanneer de ketting in contact
komt met hindernissen of vreemde lichamen.
5) Wijzig de basisafstelling van de motor niet
en laat het toerental van de motor niet buitenge-
woon hoog oplopen.
6) Overbelast de machine niet en gebruik geen
kleine machines om zware werken te verrichten;
het gebruik van een geschikte machine zal de
risico’s beperken en de kwaliteit van het werk ver-
beteren.
7) Controleer of het onbelaste toerental van de
machine de ketting niet in beweging brengt en of
de motor na een plotse versnelling met de gas-
hendel ook snel weer terugvalt tot het onbelaste
toerental.
8) Let erop dat het blad niet hevig botst met
vreemde lichamen en let op eventueel wegsprin-
gend materiaal veroorzaakt door het draaien van
de ketting.
9) Schakel de motor uit:
telkens wanneer u de machine onbeheerd
achterlaat;
voordat u benzine bijtankt.
10) Schakel de motor uit en koppel de bougie-
kabel los:
voordat u de machine controleert, schoon-
maakt of eraan werkt;
nadat er op een vreemd lichaam gestoten is.
Controleer de machine op eventuele bescha-
digingen en voer de nodige reparaties uit al-
vorens de machine opnieuw te gebruiken;
indien de machine op abnormale wijze begint
te trillen (meteen de oorzaak van de trillingen
opsporen en de machine laten nakijken door
een Gespecialiseerd Servicecentrum);
wanneer de machine niet gebruikt wordt.
11) Stel u niet bloot aan het stof en zaagsel dat
tijdens het zagen door de ketting ontstaat.
D) ONDERHOUD EN OPSLAG
1) Laat de bouten en de schroeven vastgedraaid
zitten om er zeker van te zijn dat de machine altijd
op een veilige manier gebruiksklaar is. Regelma-
tig onderhoud aan de kettingzaag is onontbe-
erlijk voor een veilige werking en de instand-
houding van het prestatieniveau.
2) Zet de machine met benzine in het reservoir
nooit in een ruimte waar de benzinedampen met
vlammen, vonken of een warmtebron in aanraking
zouden kunnen komen.
3) Laat de motor eerst afkoelen voordat u de ma-
chine in een ruimte opbergt.
4) Om het risico op brand te beperken, worden de
motor, de geluidsdemper van de uitlaat en de ops-
lagzone van de benzine vrij gehouden van zaag-
sel, takjes, bladeren of overtollig vet; laat geen re-
cipiënten met zaagafval in de ruimte achter.
5) Als u het reservoir moet ledigen, dient u dit in de
open lucht te doen en wanneer de motor koud is.
6) Draag altijd handschoenen wanneer u het
zaaggedeelte aanraakt.
7) Zorg ervoor dat de ketting altijd scherp is.
Alle handelingen die betrekking hebben op de ket-
ting vergen een specifieke vaardigheid, naast het
gebruik van speciaal gereedschap, om deze han-
delingen volgens de regels uit te voeren; neem uit
veiligheidsoverwegingen contact op met de ver-
koper.
8) Gebruik de machine, uit veiligheidsoverwe-
gingen, nooit met onderdelen die versleten of
beschadigd zijn. De beschadigde onderdelen
moeten vernieuwd en nooit gerepareerd wor-
den. Gebruik uitsluitend originele reserveon-
derdelen. Onderdelen van een andere kwaliteit
kunnen de machine beschadigen en uw veiligheid
in gevaar brengen.
nl
3. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
56 469601_a
9) Controleer voordat u de machine opbergt of alle
schroefsleutels of gereedschap dat bij onderhoud
nodig was, is verwijderd.
10) Bewaar de machine buiten het bereik van kin-
deren!
E) TRANSPORT EN VERPLAATSING
1) Telkens wanneer de machine verplaatst of ver-
voerd moet worden, is het noodzakelijk om:
de motor uit te schakelen, te wachten tot de
ketting tot stilstand gekomen is en de bougie-
kap los te koppelen;
de bladbescherming aan te brengen;
de machine alleen vast te pakken aan de
handgrepen en het blad in de richting tege-
nover de loop- of rijrichting te houden.
2) Wanneer de machine vervoerd wordt met een
motorvoertuig, moet het op dusdanige wijze ge-
plaatst worden dat er voor niemand gevaar ont-
staat en stevig vastgesnoerd zit om te voorkomen
dat er de machine omvalt en beschadigd wordt of
dat brandstof lekt.
F) VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Blijf met al uw lichaamsdelen uit de buurt
van de zaagketting terwijl de kettingzaag
in werking is. Controleer voordat u de ket-
tingzaag start of de zaagketting nergens con-
tact mee maakt. Als u even niet oplet terwijl
u de kettingzaag gebruikt, kunnen kledings-
stukken of lichaamsdelen in de zaagketting
verstrikt raken.
Pak met uw rechterhand altijd de ach-
terste handgreep vast en met uw linker-
hand de voorste handgreep. Nooit de ket-
tingzaag andersom vastpakken omdat dan
het risico op persoonlijk letsel toeneemt.
Draag een veiligheidsbril en oorbescher-
mers. Daarnaast wordt beschermend ma-
teriaal geadviseerd voor hoofd, handen,
benen en voeten. Door het dragen van ge-
schikte beschermende kleding verlaagt u de
kans op verwondingen door wegspringend
houtafval of het per ongeluk aanraken van de
zaagketting.
Gebruik de kettingzaag niet in een boom.
Het gebruik van een kettingzaag terwijl u in
een boom geklommen bent, kan verwondin-
gen veroorzaken.
Ga altijd op een goed steunpunt staan en
laat de kettingzaag alleen draaien als u op
een stevig, veilig en vlak oppervlak staat.
Als u op een gladde of instabiele ondergrond
staat, zoals bijvoorbeeld een ladder, kunt u
uw evenwicht of de controle over de ketting-
zaag verliezen.
Als u een onder spanning staande tak af-
zaagt, moet u op het risico van eventuele
terugslag letten. Als de spanning van de
houtvezels vrijkomt, kan de onder spanning
staande tak de bediener raken en/of kan hij
de controle over de kettingzaag verliezen.
Wees uiterst voorzichtig als u struiken en
jonge boompjes afzaagt. Dun materiaal kan
in de zaagketting verstrikt raken waardoor het
in uw richting kan wegspringen en/of u uw
evenwicht kunt verliezen.
Draag de kettingzaag aan de voorste
handgreep als hij uitgeschakeld is en van
uw lichaam is afgericht. Als de ketting-
zaag ervoerd of opgeborgen wordt moet
altijd de bladbescherming aangebracht
worden. Door correct met de kettingzaag om
te gaan verkleint u de kans dat u per ongeluk
in aanraking komt met de bewegende zaag-
ketting.
Houd u aan de aanwijzingen voor het sme-
ren, het spannen van de ketting en het
verwisselen van accessoires. Een verke-
erd gespannen of gesmeerde ketting kan bre-
ken en verhoogt de kans op terugslag.
Houd de handgrepen droog, schoon en
vrij van olie en vet. Een vette handgreep is
glad en hierdoor kunt u de controle over de
kettingzaag verliezen.
Alleen hout zagen. De kettingzaag niet
voor andere doeleinden gebruiken dan
hier voorzien zijn. Bijvoorbeeld: de ket-
tingzaag niet gebruiken voor het zagen
van plastic, bouwmateriaal of ander mate-
riaal dan van hout. Het Gebruik van de ket-
tingzaag voor andere doeleinden dan waar-
voor hij bedoeld is, kan leiden tot gevaarlijke
situaties.
G) OORZAKEN EN HET VERMIJDEN VAN
TERUGSLAG:
Terugslag ontstaat als de punt of het uiteinde van
het zaagblad een voorwerp raakt of het hout de
kettingzaag in de snede vastklemt.
Door de aanraking van de punt kan, in sommige
gevallen, een omgekeerde reactie plaatsvinden
3. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
469601_a 57
waarbij het zaagblad omhoog en achteruit naar de
bediener toe springt.
Het beknellen van de zaagketting aan de boven-
kant van het zaagblad kan de zaagketting snel
naar achteren naar de bediener toe werpen.
Door één van deze twee reacties kunt u de con-
trole over de zaag verliezen, met mogelijk erns-
tige verwondingen tot gevolg. U kunt niet uitslui-
tend op de in de zaag ingebouwde veiligheidsin-
richtingen vertrouwen.
De gebruiker van een kettingzaag moet verschil-
lende maatregelen treffen om het risico op onge-
lukken of verwonding tijdens de zaagwerkzaam-
heden op te heffen. Terugslag is het gevolg van
een slecht gebruik van het gereedschap en/of on-
juiste procedures of gebruiksomstandigheden en
kan vermeden worden door de volgende voorz-
orgsmaatregelen te treffen.
Houd de zaag met beide handen stevig
vast, met de duimen en vingers om de
handgrepen van de kettingzaam gesloten
en houd uw lichaam en armen in een posi-
tie waarin u tegenstand kunt bieden tegen
terugslag. Terugslag kan door de bediener
opgevangen worden als hij de nodige voorz-
orgsmaatregelen getroffen heeft. Laat de ket-
tingzaag niet los.
Reik niet te ver en zaag niet boven schou-
derhoogte. Dit kan voorkomen dat de punt
van het zaagblad per ongeluk iets raakt en
leidt tot een betere controle over de ketting-
zaag in onverwachte situaties.
Gebruik alleen de door de fabrikant ge-
specificeerde zaagbladen en -kettingen.
Ongeschikte vervangende zaagbladen en -
kettingen kunnen ervoor zorgen dat de ket-
ting breekt en/of terugslag veroorzaken.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabri-
kant voor wat betreft het slijpen en onder-
houd van de kettingzaag. Door een kleinere
zaagdiepte neemt het risico op terugslag toe.
H) GEBRUIKSTECHNIEKEN VAN DE
MOTORZAAG
Neem altijd de veiligheidsvoorschriften in acht en
gebruik de technieken die het meest gepast zijn
voor het uit te voeren werk, volgens de instruc-
ties en de voorbeelden gegeven in de gebruiksa-
anwijzingen (zie hoofdstuk 7. GEBRUIK VAN DE
MACHINE).
J) AANBEVELINGEN VOOR BEGINNERS
Wanneer u voor de eerste keer een boom wilt vel-
len of takken wilt afzagen, moet u eerst:
een specifieke training gevolgd hebben over
het gebruik van dit type gereedschap;
de veiligheidsvoorschriften en gebruiksaan-
wijzingen in deze handleiding zorgvuldig ge-
lezen hebben;
oefenen op houtblokken op de grond of be-
vestigd op een bok, om voldoende vertrouwd
te raken met de machine en de meest ge-
schikte zaagtechnieken.
K) HOE DE HANDLEIDING TE LEZEN
In de tekst van deze handleiding worden enkele
paragrafen, die gegevens van bijzonder belang
bevatten, gekenmerkt door diverse symbolen die
de volgende betekenis hebben:
ADVICE
Verstrekt nadere gegevens of andere
elementen ter aanvulling op hetgeen
daarvoor vermeld is, om te voorkomen
dat de machine beschadigd wordt of dat
er schade ontstaat.
LET OP!
Gevaar voor persoonlijk letsel of let-
sel bij anderen in geval van niet-in-
achtneming.
GEVAAR!
Kans op ernstig persoonlijk letsel
of ernstig letsel bij anderen met le-
vensgevaar in geval van niet-inacht-
neming.
4. MONTAGE VAN DE MACHINE
ADVICE
De machine wordt geleverd met gede-
monteerd blad en ketting en met lege
brandstof- en oliereservoirs.
nl
4. MONTAGE VAN DE MACHINE
58 469601_a
LET OP!
De machine moet op een vlakke
en stevige ondergrond uitgepakt en
monteerd worden. Er moet voldoende
bewegingsruimte voor de machine en
de verpakking zijn en geschikt ge-
reedschap voorhanden zijn. De ver-
pakking moet volgens de plaatselijke
geldende bepalingen worden afgevo-
erd.
LET OP!
Draag altijd sterke werkhand-
schoenen om het blad en de ketting
te hanteren. Ga bijzonder voorzichtig
te werk bij de montage van het blad
en de ketting, om de veiligheid en ef-
ficiëntie van de machine niet in het
gedrang te brengen; neem bij twijfel
contact op met uw verkoper.
Controleer voordat u het blad monteert of de rem
van de ketting niet ingeschakeld is. De rem van
de ketting is vrijgegeven als de voorste handbe-
scherming volledig naar achteren is getrokken, in
de richting van het machinehuis.
LET OP!
Voer alle handelingen uit bij uitge-
schakelde motor.
1. MONTAGE VAN DE PAL (indien deze nog
niet in de fabriek gemonteerd werd)
Draai de moeren (1) los en verwijder de carter
van de koppeling (2).
Bevestig de pal (3) aan de structuur van de
machine met de twee meegeleverde schro-
even (4) (afb. 1).
2. MONTAGE VAN HET BLAD EN DE
KETTING
Draai de moeren los en verwijder de carter
van de koppeling om toegang te hebben tot
het sleepwiel en de behuizing van het blad
(Fig. 2).
Verwijder de twee kartonnen afstandhouders
(3); deze afstandhouders dienen enkel voor
het vervoer van de verpakte machine en die-
nen niet meer gebruikt te worden (Afb. 2).
Monteer het blad (4) door de stiften in de
gleuf van het blad te brengen en het blad naar
de achterkant van het machinehuis te duwen
(Fig. 2).
Leg de ketting rond het sleepwiel en langs
de geleiders van het blad. Let hierbij op de
draairichting (Fig. 3); indien de punt van het
blad voorzien is van een haakse overbren-
ging, zorg er dan voor dat de sleepschakels
van de ketting correct in deze overbrenging
passen.
Controleer of de pin van de kettingspanner
(5) correct in de relatieve opening van het
blad zit; als dit niet zo is, ga dan met een
schroevendraaier te werk op de schroef (6)
van de kettingspanner tot de pin volledig in
de opening zit (Fig. 4).
Hermonteer de carter, zonder de moeren
vast te draaien.
Draai aan de schroef van de kettingspanner
(6) tot de gepaste spanning verkregen wordt
(Fig. 5).
Houd het blad omhoog en draai de moeren
van de carter volledig vast met behulp van de
meegeleverde sleutel (Fig. 6).
Controleer de spanning van de ketting. Om te
controleren of de spanning correct is, mogen
de sleepschakels niet uit hun geleider komen
wanneer de ketting halverwege het blad vast-
genomen wordt (Fig. 7).
Laat de ketting met behulp van een schro-
evendraaier langs de geleiders glijden, om er
zeker van te zijn dat deze beweging zonder
overmatige belasting gebeurt.
5. VOORBEREIDEN VAN HET WERK
1. BEREIDING VAN HET
BRANDSTOFMENGSEL
DDeze machine is uitgerust met een tweetaktmo-
tor waarvoor een mengsel van benzine en olie ge-
bruikt moet worden.
ADVICE
Het gebruik van alleen benzine bescha-
digd de motor en laat de garantie verval-
len.
5. VOORBEREIDEN VAN HET WERK
469601_a 59
ADVICE
Gebruik alleen brandstof en smeerolie
van goede kwaliteit om de prestaties in
stand te houden en de levensduur van
de mechanische componenten te waar-
borgen.
Eigenschappen van de benzine
Gebruik alleen loodvrije benzine (groen) met een
octaangehalte van minstens 90 N.O.
ADVICE
Loodvrije benzine zorgt altijd voor wat af-
zettingen in de recipiënt indien het langer
dan 2 maanden bewaard wordt. Gebruik
altijd verse benzine!
Eigenschappen van de olie
Gebruik alleen synthetische olie van uitstekende
kwaliteit, specifiek voor tweetaktmotoren.
Bij uw verkoper zijn oliën beschikbaar die speciaal
ontwikkeld werden voor dit type van motor en in
staat zijn om een hoge bescherming te geven.
Het gebruik van deze oliën leidt tot een mengsel
bij 2%, d.w.z. 1 deel olie op telkens 50 delen ben-
zine.
Bereiding en bewaring van het mengsel
GEVAAR!
De benzine en het mengsel zijn ontv-
lambaar!
Bewaar de benzine en het meng-
sel in speciale recipiënten voor
brandstof, op een veilige plaats,
uit de buurt van warmtebronnen
of open vuur.
De recipiënten moeten buiten het
bereik van kinderen bewaard wor-
den.
Niet roken tijdens de bereiding
van het mengsel en de benzine-
dampen niet inademen.
De tabel geeft de hoeveelheden benzine en olie
weer voor de bereiding van het mengsel, naarge-
lang het gebruikte type olie.
Benzine Synthetische olie 2-takt
liter liter cm
3
1 0,02 20
2 0,04 40
3 0,06 60
5 0,10 100
10 0,20 200
Voor de bereiding van het mengsel:
Doe ongeveer de helft van de benzine in een
geschikte tank.
Voeg er alle olie aan toe, volgens de tabel.
Voeg de rest van de benzine toe.
Sluit de dop en schud krachtig.
ADVICE
Het mengsel is onderhevig aan veroude-
ring. Bereid niet te veel van het mengsel
om afzettingen te voorkomen.
ADVICE
Zorg ervoor dat de recipiënten van de
benzine en het mengsel goed en herken-
baar van elkaar te onderscheiden zijn
om geen vergissing te begaan op het
moment van het gebruik
ADVICE
Reinig de recipiënten van de benzine en
het mengsel periodiek om eventuele af-
zettingen te verwijderen.
2. BIJVULLEN VAN BRANDSTOF
GEVAAR!
Niet roken tijdens het bijvullen en de
benzinedampen niet inademen.
GEVAAR!
Giet de brandstof in het reservoir
voordat u de motor aanzet. Als de mo-
tor aanstaat of warm is mag u geen
brandstof toevoegen of de dop van de
benzinetank afdraaien.
LET OP!
Open de dop van de tank voorzichtig
omdat er druk kan zijn ontstaan aan
de binnenkant.
Vooraleer bij te vullen:
Schud de tank van het mengsel krachtig.
Plaats de machine op een vlakke en stabiele
ondergrond, met de vuldop van het reservoir
naar boven.
Maak de dop van het reservoir en de zone
rond de dop schoon om te voorkomen dat ti-
jdens het bijvullen onzuiverheden terechtko-
men in het mengsel.
Open de dop van het reservoir voorzichtig om
de druk geleidelijk aan af te voeren. Vul altijd
bij met een trechter en vul het reservoir niet
tot aan de rand.
nl
5. VOORBEREIDEN VAN HET WERK
60 469601_a
LET OP!
De dop van het reservoir moet altijd
goed worden afgesloten.
LET OP!
Reinig onmiddellijk elk mengselre-
stant mengselrestant dat eventueel
gemorst werd op de machine of op de
grond en start de motor pas wanneer
de benzinedampen volledig zijn opge-
lost.
3. SMEERMIDDEL KETTING
ADVICE
Gebruik alleen olie die specifiek bestemd
is voor kettingzagen of hechtolie voor
kettingzagen.Gebruik geen olie die on-
zuiverheden bevat om de filter van het
reservoir niet te verstoppen en de olie-
pomp niet onherroepelijk te beschadi-
gen.
ADVICE
De olie bestemd voor de smering van de
ketting is biologisch afbreekbaar. Het ge-
bruik van een minerale olie of motorolie
brengt schade toe aan het milieu.
Het gebruik van een olie van goede kwaliteit is van
groot belang voor een efficiënte smering van de
zaaggedeelten; gebruikte olie of olie van slechte
kwaliteit zal de smering in het gedrang brengen
en de levensduur van de ketting en het blad ver-
korten.
Het is altijd raadzaamhet oliereservoir volledig te
vullen (met behulp van een trechter) telkens wan-
neer brandstof bijgevuld wordt. De inhoud van
het oliereservoir is namelijk dusdanig ontworpen
dat de brandstof eerder dan de olie opgebruikt
wordt. Zo wordt voorkomen dat de machine zon-
der smeermiddel kan werken.
4. CONTROLE VAN DE MACHINE
Alvorens de machine te gebruiken, is het
noodzakelijk:
de respectieve reservoirs met brandstof en
olie te vullen;
te controleren of er geen schroeven loszitten
aan de machine of het blad;
te controleren of de ketting scherp is en niet
beschadigd is;
te controleren of de luchtfilter schoon is;
te controleren of de handgrepen en bescher-
mingen van de machine schoon en droog
zijn, correct gemonteerd zijn en stevig vast-
zitten op de machine;
te controleren of de handgrepen goed beves-
tigd zijn;
de werking van de kettingrem te controleren;
de spanning van de ketting te controleren.
5. CONTROLE VAN DE KETTINGSPANNING
LET OP!
Voer alle handelingen uit bij uitge-
schakelde motor.
Draai de moeren van de carter los met behulp
van de meegeleverde sleutel (Afb. 6).
Draai aan de schroef van de kettingspanner
(6) tot de gepaste spanning bekomen wordt
(Fig. 5).
Houd het blad omhoog en draai de moeren
van de carter volledig vast met behulp van de
meegeleverde schroefsleutel (Afb. 6).
6. CONTROLE VAN DE KETTINGREM
Deze machine is voorzien van een veiligheids-
remsysteem.
In geval van terugslag tijdens het werk, na een
abnormaal contact van de punt van het blad, met
een krachtige verplaatsing naar boven, die de
hand tegen de voorste bescherming doet stoten.
In dit geval blokkeert de actie van de rem de be-
weging van de ketting en moet deze handmatig
losgezet worden om hem uit te schakelen.
Deze rem kan ook handmatig ingeschakeld wor-
den door de voorste bescherming naar voren te
duwen. Trek om de rem vrij te geven de voorste
handbescherming in de richting van de hand-
greep tot u een klik hoort.
Om de werking van de rem te controleren:
Start de motor en houd de handgreep stevig
met beide handen vast.
Bedien de gashendel om de ketting in bewe-
ging te houden en duw daarna de hendel van
de rem, met de rug van de linkerhand naar
voren de ketting moet onmiddellijk stilvallen.
Laat de gashendel onmiddellijk los zodra de
ketting stilgevallen is.
Laat de rem los.
LET OP!
De machine niet gebruiken indien de
kettingrem niet correct werkt. Neem
voor de nodige controles contact op
met uw verkoper.
6. STARTEN - GEBRUIK – UITSCHAKELEN MOTOR
469601_a 61
6. STARTEN - GEBRUIK – UITSCHAKELEN MOTOR
STARTEN VAN DE MOTOR
LET OP!
De motor mag pas worden gestart op
een afstand van minstens 3 meter van
de plaats waar de brandstof bijgevuld
werd.
Alvorens de motor te starten:
Zet de machine stabiel op de grond.
Verwijder de bladbescherming.
Zorg ervoor dat het blad niet in aanraking
komt met de ondergrond of met andere voor-
werpen.
Start met koude motor
ADVICE
Een start met koude motor is een start
die minimaal 5 minuten na het uitschake-
len van de motor of na het bijvullen van
brandstof plaatsvindt.
Om de motor te starten (Fig. 8):
1. Controleer of de kettingrem ingeschakeld
is (voorste handbescherming helemaal naar
voren).
2. Breng de schakelaar (1) in de stand
«START».
3. Schakel de starter in door de chokeknop (2)
tot aan de aanslag aan te trekken.
4. Druk minstens 5 keer op de knop van de voor-
inspuiting (primer) (3) om de brandstoftoe-
voer te bevorderen.
5. Druk op de toets van de decompressor (4
– enkel voor model 46 en 52); de inricht-
ing wordt uitgeschakeld en de toets keert, na
de aanschakeling van de motor, automatisch
terug naar de originele positie.
6. Houd de machine stevig tegen de grond, met
een hand op de handgreep en een voet in de
achterste handgreep, om tijdens de start niet
de controle te verliezen over de machine (Fig.
9).
LET OP!
Indien de machine niet stevig
vastgehouden wordt, kan de ge-
bruiker door de duwkracht van de
motor het evenwicht verliezen of
zou het blad tegen een obstakel of
de gebruiker zelf gekwakt kunnen
worden.
7. Draai langzaam de startknop 10-15 cm los tot
u een zekere weerstand voelt. Geef dan en-
kele keren een stevige ruk tot de machine op
gang komt.
LET OP!
Wikkel de startkabel nooit rond
uw hand.
GEVAAR!
Start de kettingzaag nooit door
deze te laten vallen en aan de
startkabel vast te houden. De
startkabel vastte houden. Deze
methode is uiterst gevaarlijk, aan-
gezien men zo volledig de con-
trole over de machine en de ket-
ting verliest.
ADVICE
Trek niet aan de hele lengte van
het touw om te voorkomen dat dit
breekt. Laat het touw niet langs de
rand van de opening van de touw-
geleider schuren en laat de knop ge-
leidelijk los, zodat het touw niet op
ongecontroleerde wijze naar binnen
schiet.
8. Laat de startknop (2) terugkomen; deze voor-
waarde wordt aangegeven door het uitsteken
van de rode pin (2a).
9. Trek opnieuw aan de startknop tot de motor
normaal in gang komt.
ADVICE
Indien de knop van het starttouw
herhaaldelijk met een ingeschakelde
starter wordt bediend, kan de mo-
tor vastlopen en de start bemoeili-
jkt worden. Demonteer de bougie als
de motor vastloopt en trek voorzich-
tig aan de knop van het starttouw om
de overtollige brandstof te verwijde-
ren. Droog daarna de elektrodes van
de bougie af en monteer de bougie
weer op de motor.
10. Zodra de motor loopt de versnellingsknop
kortstondig bedienen om de starter uit te
schakelen en de motor weer tot het onbelaste
toerental te brengen.
nl
6. STARTEN - GEBRUIK – UITSCHAKELEN MOTOR
62 469601_a
ADVICE
Voorkom dat de motor met een hoog
toerental draait met de rem van de
ketting ingeschakeld; dit kan over-
verhitting en beschadiging van de
koppeling veroorzaken.
11. Laat de motor minstens 1 minuut op het onbe-
laste toerental draaien vooraleer de machine
te gebruiken.
Start bij warme motor
Voor een warme start (onmiddellijk na het stil-
vallen van de motor) is het normaal gezien
voldoende de startkabel te bedienen.
In geval van problemen:
Stevig aan de startknop (2) trekken en
deze laten terugkeren zodat de rode pin
(2a) naar buiten komt.
Trek aan de knop van de startkabel tot
de motor normaal op gang komt.
Zodra de motor loopt de versnellings-
knop kortstondig bedienen om de starter
uit te schakelen en de motor weer tot het
onbelaste toerental te brengen.
GEBRUIK VAN DE MOTOR (Fig. 10)
ADVICE
Ontkoppel de kettingrem door de hendel
naar de bediener toe te trekken voordat
u de gashendel inschakelt.
De snelheid van de ketting wordt geregeld met de
versnellingsknop (1) op de achterste handgreep
(2).
De versnellingsknop kan alleen ingeschakeld
worden wanneer gelijktijdig op de vergrendeling
(3) geduwd wordt.
De beweging wordt van de motor overgedragen
op de ketting door middel van een koppeling met
centrifugaalgewichten die de beweging van de
ketting verhindert wanneer de motor op het onbe-
laste toerental draait.
LET OP!
Laat de machine gedurende de eerste
6 tot 8 uur niet op het hoogste toeren-
tal werken.
De correcte werksnelheid wordt verkregen door
de versnellingsknop (1) volledig in te duwen.
ADVICE
Laat de machine gedurende de eerste 6
tot 8 uur niet op het hoogste toerental
werken.
UITSCHAKELEN VAN DE MOTOR (Fig. 10)
Om de motor uit te schakelen:
Laat de versnellingsknop los (1) en laat
de motor enkele seconden in het onbelaste
toerental draaien.
Zet de schakelaar (4) in de stand “ STOP”.
LET OP!
Nadat de versnellingsknop in de mi-
nimumstand gezet werd, kan het en-
kele seconden duren voordat de ket-
ting tot stilstand komt.
ADVICE
Schakel de starter aan als de motor niet
stilvalt, zodat de motor door blokkering
stopt. Neem onmiddellijk contact op met
de verkoper om de oorzaak van het pro-
bleem op te sporen en de benodigde re-
paraties uit te voeren.
7. GEBRUIK VAN DE MACHINE
7. GEBRUIK VAN DE MACHINE
469601_a 63
ADVICE
Denk er altijd aan dat oneigenlijk gebruik
van de kettingzaag storend kan zijn voor
anderen en schadelijk kan zijn voor het
milieu.
Uit respect voor de anderen en het mi-
lieu:
Gebruik de machine niet op
plaatsen en uren die storend kunnen
zijn.
Volg nauwkeurig de lokale voor-
schriften op voor het afvoeren van
het zaagafval.
Volg nauwkeurig de lokale voor-
schriften op voor de afdankingvan
olie, beschadigde onderdelen of oa-
ndere stoffen die niet milieuvriende-
lijk zijn.
Tijdens het werken wordt een ze-
kere hoeveelheid olie verspreid in
de omgeving die noodzakelijk is
voor de smering van de ketting.
Maak om die reden alleen gebruik
van biologisch afbreekbare oliën die
specifiek voor deze toepassing zijn
bestemd.
Om brandgevaar te verminderen
mag de machine met een warme
motor niet tussen bladeren of droog
gras worden achtergelaten.
LET OP!
Draag tijdens het werk gepaste kle-
dij. Uw verkoper kan u, met het oog
op een veilig gebruik van de machine,
alle benodigde informatie geven over
de meest geschikte veiligheidskle-
ding. Gebruik trillingswerende hand-
schoenen. Alle bovenvermelde voor-
zorgsmaatregelen zijn geen garantie
tegen het risico op het fenomeen
van Raynaud of het carpaletunnelsyn-
droom. Daarom wordt dringend gead-
viseerd om bij langdurig gebruik van
deze machine regelmatig de toestand
van de handen en vinger te controle-
ren.
Daarom wordt dringend geadviseerd
om bij langdurig gebruik van deze ma-
chine regelmatig de toestand van de
handen en vinger te controleren.
GEVAAR!
De aanschakelinrichting van deze ma-
chine genereert een relatief zwak
elektromagnetisch veld. Daarbij is
echter niet uit te sluiten dat er wer-
kingsstoringen in actieve of pas-
sieve medische implantaten van
de bediener optreden, met grote
gezondheidsrisico's tot gevolg. Dra-
gers van dergelijke medische hulp-
middelen krijgen daarom het drin-
gende advies om een arts of de fa-
brikant van het hulpmiddel te raad-
plegen voordat de machine wordt ge-
bruikt.
LET OP!
Het gebruik van de machine voor het
zagen en snoeien van bomen vergt
een specifieke opleiding.
1. CONTROLES TIJDENS HET WERKEN
Controle van de kettingspanning
Tijdens het werk ondergaat de ketting een pro-
gressieve verlenging. De spanning moet dus re-
gelmatig gecontroleerd worden.
ADVICE
Tijdens de eerste gebruiksperiode (of na
vervanging van de ketting), moet deze
controle vaker worden verricht omdat de
ketting wordt uitgerekt.
LET OP!
Werk niet met een ketting die te los
zit. Op die manier voorkomt u gevaar-
lijke situaties als de ketting uit de ge-
leiders springt.
Regel de kettingspanning volgens de instructies
in hoofdstuk 5. CONTROLE VAN DE KETTIN-
GSPANNING.
Controle van de oliestroom
ADVICE
De machine mag niet zonder smering
gebruikt worden! Het oliereservoir kan
bij elke vulling van het brandstofreser-
voir volledig worden opgebruikt. Zorg dat
u het oliereservoir van de kettingzaag
wordt aangevuld telkens wanneer het
brandstofreservoir wordt bijgevuld.
nl
7. GEBRUIK VAN DE MACHINE
64 469601_a
LET OP!
Zorg ervoor dat het blad en de ketting
goed op hun paats zitten wanneer de
oliestroom gecontroleerd wordt.
Start de motor, houd het toerental niet te hoog
en controleer of de olie van de ketting verspreid
wordt zoals aangegeven in de figuur (afb. 12).
Enkel voor model 46 en 52
Kan De oliestroom van de ketting kan geregeld
worden door met een schroevendraaier de regel-
schroef (1) van de pomp te draaien, onderaan de
machine (afb. 12).
2. GEBRUIKSWIJZEN EN ZAAGTECHNIEKEN
Vooraleer de machine voor de eerste keer te ge-
bruiken voor het vellen of snoeien van een boom,
kunt u het beste op houtblokken op de grond of
een bok oefenen. Op die manier raakt u vertrouwd
met de machine en de meest geschikte zaagtech-
nieken.
LET OP!
Tijdens het werk moet de machine al-
tijd met twee handen worden vast-
gehouden. Zet de rechterhand op de
voorste handgreep en de linkerhand
op de achterste handgreep, los van
het feit of de bediener linkshandig is.
LET OP!
Leg de motor onmiddellijk stil wan-
neer de ketting tijdens het werk blok-
keert. Wees altijd bedacht op een mo-
gelijke terugslag (kickback) wanneer
het blad in contact komt met een hin-
dernis.
Een boom snoeien (Fig. 13)
LET OP!
Zorg ervoor dat het gebied waar de
takken vallen vrij is.
1. Ga aan de zijde tegenover de af te zagen tak
staan.
2. Begin met de laagste takken en werk zo naar
de hogere takken toe.
3. Zaag van boven naar beneden om te voorko-
men dat het blad vast komt te zitten
Een boom vellen (Fig. 14)
LET OP!
Op hellingen wordt altijd stroomop-
waarts van de boom worden gewerkt.
Zorg ervoor dat de gevelde stam geen
schade door rollen kan veroorzaken.
1. Bepaal de valrichting van de Houd daarbij re-
kening met de wind, de helling van de plant,
de positie van de zwaarste takken, het werk-
gemak na het vellen, enz.
2. Maak de zone rond de boom vrij en zorg voor
een goede steunplaats voor de voeten.
3. Zorg voor gepaste vluchtwegen, vrij van hin-
dernissen; de vluchtwegen moeten zich op
ongeveer 45° in de richting tegenover de val-
richting van de boombe vinden en een snelle
vlucht van de bediener naar een veilige plaats
mogelijk maken. Deze veilige plaats moet op
een afstand liggen die ca. 2,5 keer de hoogte
van de te vellen boom bedraagt.
4. Breng aan de valzijde een horizontale inke-
ping, aan met een diepte die gelijk is aan ca.
een derde van de doorsnede van de stam.
5. Zaag in de stam aan de tegenoverliggende zi-
jde, iets boven de punt van de inkeping en laat
een “scharnier” (1) van ongeveer 5-10 cm vrij.
6. Zonder het blad te verwijderen, wordt de
breedte van de scharnier geleidelijk aan klei-
ner gemaakt, tot de boom omvalt.
7. In bijzondere situaties of bij een geringe stabi-
liteit, kan het vellen voltooid worden door twee
wiggen (2) aan de zijde tegenover de valzijde
aan te brengen en met een hamer op de wig-
gen te kloppen tot de boom omvalt.
Snoeien na het vellen (Fig. 15)
LET OP!
Let op de steunpunten van de tak
op de grond, aan de mogelijkheid dat
deze onder spanning staat, aan de
richting die de tak tijdens het zagen
kan aannemen en aan de mogelijke in-
stabiliteit van de boom na het afzagen
van de tak.
1. Neem de richting waar waarin de tak in de
stam zit.
2. Begin te zagen aan de plooizijde en maak het
werk af aan de tegenoverliggende zijde.
Een stam doorzagen (Fig. 16)
Het doorzagen van een stam wordt vergemakke-
lijkt door het gebruik van de pal.
7. GEBRUIK VAN DE MACHINE
469601_a 65
1. Steek de pal in de stam, voer een hefboom-
kracht uit op de pal en laat de kettingzaag een
boogvormige beweging maken zodat het blad
in het hout kan dringen.
2. Herhaal de handeling indien nodig meerdere
keren door het aanzetpunt van de pal te ver-
plaatsen.
Een stam doorzagen op de grond (Fig. 17)
Zaag tot ongeveer halverwege de diameter, rol de
stam en maak het werk af aan de tegenoverlig-
gende zijde.
Een opgetilde stam doorzagen (Fig. 18)
1. Indien het zagen na de steunpunten (A)
plaatsvindt, zaag dan tot een derde van de
diameter onderaan en maak het werk af bo-
venaan af.
2. Indien gezaagd wordt tussen twee steunpun-
ten (B), zaag dan tot een derde van de diame-
ter bovenaan en maak het werk onderaan af.
3. NA HET WERK
Na het werken:
Schakel de motor uit zoals eerder aangege-
ven (hoofdstuk 6. STARTEN - GEBRUIK
UITSCHAKELEN MOTOR).
Wacht tot de ketting volledig tot stilstand ge-
komen is en laat de machine afkoelen.
Draai de bevestigingsbouten van het blad los
om de spanning van de ketting te verminde-
ren.
Verwijder alle zaagsel- of olieresten van de
ketting.
Indien de ketting erg bevuild is of indien er
veel hars op aanwezig is, dient men de ket-
ting te demonteren en deze gedurende en-
kele uren in een houder te leggen met een
speciaal reinigingsmiddel. Spoel hem vervol-
gens af in schoon water en behandel hem-
met een geschikte roestwerende spray voor-
dat u de ketting weer op de machine monte-
ert.
Monteer de bescherming van het blad voor-
dat u de machine opbergt.
LET OP!
Laat de motor eerst afkoelen voor-
dat u de machine in een ruimte op-
bergt. Om brandgevaar te verminde-
ren, moet de machine worden vrijge-
maakt van zaagsel, takjes, bladeren of
overtollig vet. Laat geen recipiënten
met zaagafval in de ruimte achter.
8. ONDERHOUD EN OPSLAG
LET OP!
Voor uw veiligheid en die van ande-
ren:
Correct onderhoud is fessentieel
om mettertijd de oorspronkelijke
efficiëntie en gebruiksveiligheid
van de machine in stand te hou-
den.
Laat bouten en schroeven vast-
gedraaid zitten om er zeker van te
zijn dat de machine altijd op een
veilige manier gebruiksklaar is.
Gebruik de machine nooit als er
onderdelen versleten of bescha-
digd zijn. De beschadigde onder-
delen moeten vernieuwd en mo-
gen nooit gerepareerd worden.
Gebruik uitsluitend originele
reserveonderdelen. Onderdelen
van een andere kwaliteit kunnen
de machine beschadigen en uw
veiligheid in gevaar brengen.
LET OP!
Tijdens het onderhoud:
Haal de kap van de bougie.
Wacht tot de motor voldoende af-
gekoeld is.
Gebruik werkhandschoenen voor
het hanteren van het blad en de
ketting.
Houd de bladbeschermingen op
hun plaats, tenzij aan het blad zelf
of aan de ketting gewerkt moet
worden.
Olie, benzine of andere vervui-
lende materialen niet in het milieu
gooien.
CILINDER EN GELUIDSDEMPER (Fig. 19)
Om brandgevaar te beperken, moeten de vleu-
gels van de cilinder regelmatig gereinigd met
perslucht worden gereinigd en moet de zone van
de geluidsdemper worden vrijgemaakt van zaag-
sel, takjes, bladeren of ander afval.
nl
8. ONDERHOUD EN OPSLAG
66 469601_a
STARTGROEP
Om oververhitting en schade aan de motor te vo-
orkomen, moeten de roosters voor de aanzuiging
van de koellucht altijd schoon en vrij van zaagsel
en vuil zijn.
Het starttouw moet vervangen worden bij de
eerste tekenen van slijtage.
KOPPELINGSGROEP (Fig. 20)
Houd het deksel van de koppeling vrij van zaag-
sel en vuil door de carter te verwijderen (zoals
aangegeven in hoofdstuk 1. MONTAGE VAN DE
PAL (indien deze nog niet in de fabriek gemonte-
erd werd)) en deze na de ingreep weer correct te
monteren. Ongeveer steeds 30 bedrijfsuren moet
het intern lager door uw verkoper gesmeerd wor-
den.
KETTINGREM
Controleer regelmatig de werking van de kettin-
grem en of de metalen band die het deksel van
de koppeling omgeeft niet beschadigd is door de
carter te verwijderen (zoals aangegeven in hoof-
dstuk 1. MONTAGE VAN DE PAL (indien deze
nog niet in de fabriek gemonteerd werd)) en deze
na de ingreep correct weer te monteren.
KETTINGWIEL
Laat uw verkoper regelmatig de staat van het ket-
tingwiel controleren en vervang dit wanneer de sli-
jtage de toegestane grenzen overschrijdt.
Monteer geen nieuwe ketting op een versleten
wiel en omgekeerd.
SMEEROPENING (Afb. 21)
Verwijder regelmatig de carter (zoals aangegeven
in hoofdstuk 1. MONTAGE VAN DE PAL (indien
deze nog niet in de fabriek gemonteerd werd)),
demonteer het blad en controleer of de openingen
voor de smering van de machine (1) en van het
blad (2) niet verstopt zijn.
PIN VERGRENDELING KETTING
Deze pin is heel belangrijk voor de veiligheid, om-
dat hij voorkomt dat de ketting ongecontroleerde
bewegingen maakt in geval van een breuk of los-
zittende ketting.
Controleer regelmatig de staat van de pin en hers-
tel hem indien hij beschadigd is.
BEVESTIGINGEN
Controleer regelmatig of alle schroeven en moe-
ren goed zijn vastgedraaid en of de handgrepen
stevig vastzitten.
REINIGING VAN HET LUCHTFILTER
ADVICE
Voor een goede werking en een lange le-
vensduur van de machine is het essen-
tieel dan de luchtfilter gereinigd wordt.
Werk nooit zonder met een beschadigd
filter om onherroepelijke schade aan de
motor te voorkomen.
De reiniging moet na elke 8 tot 10 gebruiksuren
van de machine worden uitgevoerd.
Modellen 36 en 43
Om de filter te reinigen (Afb. 22):
Schuif de voorste handbescherming naar
voren.
Draai de schroef (1) los en verwijder het dek-
sel (2).
Verwijder de sponzen voorfilter (3a) en het fil-
terelement (3).
Klop zachtjes tegen het filterelement (3) om-
het vuil te verwijderen.
Was de sponzen voorfilter (3a) en het fil-
terelement (3) indien nodig met warm water
met zeep of een reinigingsmiddel of blaas ze
schoon met perslucht.
Verwijder alle resten van zaagsel en vuil uit
de filterbehuizing (4) en zorg ervoor dat deze
niet in de zuigpijp (5) terechtkomen.
Hermonteer het filterelement (3) en de spon-
zen voorfilter (3a) enkel wanneer deze volle-
dig droog zijn.
Hermonteer het deksel (2).
Modellen 46 en 52
Om de filter te reinigen (Afb. 23):
Schuif de voorste handbescherming naar
voren.
Maak de drie zijdelingse klemmetjes (1) los
met behulp van een schroevendraaier en ver-
wijder het deksel (2).
Verwijder de startknop (3) en verwijder de
twee zijdelingse klemmen (4) met behulp van
een tang.
Verwijder het filterelement (5) en klop er
zachtjes tegenaan om het vuil te verwijderen;
indien nodig reinigen met warm water met
zeep of reinigingsmiddel. Indien er perslucht
gebruikt wordt, moet men de straal van bin-
nen naar buiten richten.
Verwijder alle resten van zaagsel en vuil uit
de filterbehuizing (6) en zorg ervoor dat deze
niet in de zuigpijp (7) terechtkomen.
8. ONDERHOUD EN OPSLAG
469601_a 67
Hermonteer het filterelement (5) enkel wan-
neer het volledig droog is. Zorg ervoor dat
de twee zijdelingse uitsteeksels (8) perfect
overeenstemmen met de daarbij horende
uitsteeksels van de filterbehuizing.
Herplaats de twee zijdelingse klemmen (4).
Hermonteer het deksel (2) en haak de drie
klemmetjes (1) vast.
CONTROLE VAN DE BOUGIE (Fig. 24)
De bougie wordt toegankelijk door het deksel van
de luchtfilter te verwijderen.
Periodiek wordt de bougie gedemonteerd en ge-
reinigd door eventuele restjes met een metalen
borsteltje te verwijderen.
Controleer en herstel de correcte afstand tussen
de elektrodes.
Hermonteer de bougie en draai hem tot aan de
aanslag stevig vast met de bijgeleverde sleutel.
De bougie moet ingeval van doorgebrande elek-
troden of een beschadigde isolatie, en ieder geval
om de 100 bedrijfsuren, vervangen worden door
een bougie met dezelfde karakteristieken.
REGELING VAN DE CARBURATOR
De carburator werd in de fabriek zodanig inge-
steld dat in elke gebruikssituatie altijd de beste
prestaties worden geleverd. Dit gebeurt met een
minimale uitstoot van schadelijke gassen en
overeenkomstig de geldende normen.
Controleer bij slechte prestaties eerst of eerst of
de ketting vrij beweegt en of de sporen van het
blad niet versleten zijn. Wendt u tot uw verkoper
voor een controle van de carburator en de motor.
Regeling van het onbelaste toerental
LET OP!
De ketting mag niet bewegen als
de motor op het onbelaste toeren-
tal draait. Als de ketting in dit geval
wél beweegt, moet u contact opne-
men met uw verkoper om de motor
goed af te stellen.
DE KETTING SLIJPEN
LET OP!
Om redenen van veiligheid en effi-
ciëntie moeten de zagende onderde-
len altijd goed scherp zijn.
Er moet geslepen worden wanneer:
Het zaagsel te veel op stof gelijkt.
Er meer kracht nodig is om te zagen.
De snede niet recht is.
Er meer trillingen zijn.
Er meer brandstof wordt verbruikt.
LET OP!
Als de ketting niet scherp genoeg is,
neemt het risico op terugslag (kick-
back) toe.
Indien het slijpen toevertrouwd wordt aan een ge-
specialiseerd centrum, kan dit uitgevoerd worden
met speciale apparatuur die zorgt voor een mini-
male verwijdering van materiaal en een constante
slijping van alle snijdende elementen.
De ketting wordt “eigenhandig” geslepen met
behulp van daartoe bestemde vijlen met ronde
doorsnede en een diameter die specifiek is voor
elk type van ketting (zie Tabel kettingonderhoud).
Het slijpen vergt een goede handigheid en erva-
ring om de zagende elementen niet te beschadi-
gen.
Om de ketting te slijpen (Fig. 25):
Zet de motor af, geef de kettingrem vrij en zet
het blad met de gemonteerde ketting stevig
in een bankschroef vast. Zorg ervoor dat de
ketting vrij kan bewegen.
Span de ketting indien die te los zit.
Plaats de vijl in de geleider en breng de vijl in
de uitsparing van de tand, waarbij een con-
stante helling wordt behouden naargelang
het profiel van het zagend element.
Voer slechts enkele halen met de vijl uit en
uitsluitend vooruit. Herhaal de handeling bij
alle zagende elementen, met dezelfde richt-
ing (naar rechts of naar links).
Keer de positie van het blad in de bank-
schroef om en herhaal de handeling bij de
overige elementen.
Controleer of de begrenzende tand niet vo-
orbij het controle-instrument steekt en vijl het
eventueel overtollige materiaal weg met een
platte vijl, door het profiel ronder te maken.
Na het vijlen worden alle vijlsporen en het vijl-
stof verwijderd. Smeer de ketting in een olie-
bad.
De ketting wordt vervangen wanneer:
De lengte van het zagend element 5 mm of
minder bedraagt;
de speling van de schakels op de klinknagels
te groot is geworden.
nl
8. ONDERHOUD EN OPSLAG
68 469601_a
Tabel kettingonderhoud
LET OP!
De technische gegevens van de voor deze machine gehomologeerde ketting en blad zijn
weergegeven in de “EG-Conformiteitsverklaring” die met de machine wordt geleverd.
Gebruik om veiligheidsredenen geen ketting of blad van een ander type. De tabel geeft
de slijpgegevens voor de verschillende types kettingen weer zonder de mogelijkheid om
andere kettingen dan de gehomologeerde types te gebruiken.
Kettingsteek Hoogte begrenzende tand (a) Vijldiameter (d)
a
d
inch mm inch mm inch mm
3/8 spec 9,32 0,018 0,45 5/32 4,0
0,325 8,25 0,026 0,65 3/16 4,8
3/8 9,32 0,026 0,65 13/64 5,2
0,404 10,26 0,031 0,80 7/32 5,6
ONDERHOUD VAN HET BLAD (Fig. 26)
Om een assymetrische slijtage van het blad te vo-
orkomen, moet deze regelmatig omgedraaid wor-
den.
Om de efficiëntie van het blad in stand te houden,
is het noodzakelijk:
De lagers van de overbrenging (indien aan-
wezig) te smeren met een daartoe bestemde
spuit.
De inkeping van het blad te reinigen met een
schraapstaal (niet meegeleverd).
De smeeropeningen te reinigen.
Met een vlatte vijl de bramen van de zijkan-
ten van de geleider te verwijderen en even-
tuele niveauverschillen tussen de geleiders
te compenseren.
Het blad moet vervangen worden wanneer:
de diepte van de inkeping kleiner blijkt dan
de hoogte van de sleepschakels (die nooit de
bodem mogen raken);
de binnenwand van de geleider zodanig vers-
leten is dat de ketting lateraal gaat overhel-
len.
BUITENGEWONE HANDELINGEN
Elke onderhoudsbeurt die niet vermeld wordt in
deze handleiding mogen alleen door uw verkoper
uitgevoerd worden.
Handelingen die uitgevoerd werden in niet ge-
schikte bedrijven of door onbekwame personen
leiden tot het vervallen van de garantie.
OPSLAG
Na het werken, wordt de machine zorgvuldig ge-
reinigd en vrijgemaakt van stof en vuil en wor-
den de beschadigde onderdelen gerepareerd of
vervangen.
De machine moet bewaard worden op een droge
plaats, beschermd tegen de weersomstandighe-
den en inclusief gemonteerde bladbescherming.
LANGDURIGE PERIODE VAN INACTIVITEIT
ADVICE
Indien men van plan is de machine lan-
ger dan 2 tot 3 maanden niet te gebrui-
ken, moeten de volgende maatregelen
worden genomen om problemen bij de
hernieuwde ingebruikname of om per-
manente schade aan de motor te voor-
komen.
Opbergen
Alvorens de machine op te bergen:
8. ONDERHOUD EN OPSLAG
469601_a 69
Draai de twee moeren los, demonteer de car-
ter en verwijder de ketting en het blad.
Ledig het oliereservoir, vul dit met ongeveer
100-120 cc specifiek reinigingsvloeistof en
herplaats de dop.
Hermonteer de carter, zonder de moeren
vast te draaien.
Start de machine en houd de motor in vers-
nelling tot het reinigingsmiddel op is.
Laat de motor van de machine in de
laagste snelheid lopen om alle achtergeble-
ven brandstof in het reservoir en in de carbu-
rator op te gebruiken.
Verwijder de bougie wanneer de machine af-
gekoeld is.
Giet een lepel (verse) olie voor tweetaktmo-
toren in de opening van de bougie.
Trek verschillende keren aan de startknop
om de olie goed in de cilinder te verdelen.
Hermonteer de bougie met de zuiger aan
het bovenste dood punt (zichtbaar vanuit het
gat van de bougie wanneer de zuiger aan
hoogste slag heeft bereikt).
Hervatten van het gebruik
Wanneer de machine weer gestart wordt:
Verwijder de bougie.
Trek enkele keren aan de startknop om de
overtollige olie te verwijderen.
Controler de bougie zoals beschreven in het
hoofdstuk CONTROLE VAN DE BOUGIE
(Fig. 24).
Stel de machine in zoals aangegeven in het
hoofdstuk 7. GEBRUIK VAN DE MACHINE.
nl
9. OPSPOREN VAN DEFECTEN
70 469601_a
9. OPSPOREN VAN DEFECTEN
PROBLEMEN MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING
1) De motor start niet of scha-
kelt meteen uit.
De startprocedure is niet
correct
De bougie is vuil of de af-
stand tussen de elektroden
is onjuist
Verstopte luchtfilter
Brandstofproblemen
Volg de aanwijzingen (zie
hoofdstuk 6. STARTEN - GE-
BRUIK UITSCHAKELEN
MOTOR)
Controleer de bougie (zie
hoofdstuk 8. ONDERHOUD
EN OPSLAG)
Reinig en/of vervang de fil-
ter (zie hoofdstuk 8. ONDER-
HOUD EN OPSLAG)
Contacteer uw verkoper
2) De motor start maar heeft
weinig vermogen.
Verstopte luchtfilter
Brandstofproblemen
Reinig en/of vervang de fil-
ter (zie hoofdstuk 8. ONDER-
HOUD EN OPSLAG)
Contacteer uw verkoper
3) De motor loopt onregelmatig
of heeft geen vermogen bij be-
lasting.
De bougie is vuil of de af-
stand tussen de elektroden
is onjuist
Brandstofproblemen
Controleer de bougie (zie
hoofdstuk 8. ONDERHOUD
EN OPSLAG)
Contacteer uw verkoper
4) De motor geeft te veel rook
af.
Verkeerde samenstelling
van het mengsel
Brandstofproblemen
Bereid het mengsel volgens
de aanwijzingen (zie hoof-
dstuk 5. VOORBEREIDEN
VAN HET WERK)
Contacteer uw verkoper
5) De olie komt niet vrij. Slechte kwaliteit olie
Smeeropeningen verstopt
Ledig het reservoir, spoel
het reservoir en de pijplei-
dingen met reinigingsvloeis-
tof en vervang de olie.
Reinigen
10. ACCESSOIRES
469601_a 71
10. ACCESSOIRES
De tabel bevat de lijst met alle mogelijke combina-
ties tussen blad en ketting en vermeldt welke on-
derdelen op elke machine gebruikt mag worden,
aangegeven met het symbool “*”.
LET OP!
Aangezien de gebruiker naar eigen
oordeel besluit welk blad en welke
ketting worden gemonteerd en toe-
gepast, is deze ook verantwoorde-
lijk voor de schade van welke aard
ook die voortvloeit uit deze maatre-
gel. Neem bij twijfel of een gebrek aan
kennis over de eigenschappen van
elk blad of elke ketting contact op met
uw verkoper of een gespecialiseerd
tuincentrum.
Combinaties van blad en ketting
Lengte
vanschakel
BLAD
KET-
TING
Model
Inch
Lengte
Inch / cm
Groefbreedte
Inch / mm
Art.-Nr. Art.-Nr. 636 643 IP 646 652
12" / 30 cm 0,050" / 1,3 mm 127189 127200 *
3/8" spec.
14" / 35 cm 0,050" / 1,3 mm 127190 127201 *
13" / 33 cm 0,058" / 1,5 mm 127191 127202 * * *
15" / 38 cm 0,058" / 1,5 mm 127192 127203 * * *325"
18" / 45 cm 0,058" / 1,5 mm 127193 127204 * *
1. IDENTIFIKASJON AV MASKINEN OG KOMPONENTENE
469601_a 357
11.
Bryter for stans av motoren
12.
Gasskontroll
13.
Blokkering av gassen
14.
Startsnor
15.
Choke-kontroll (Starter)
16.
Pumpekommando (Primer)
17.
Dekompresjonsventil (kun for modellene
46/52)
19
18
11 12
14
20 13
Figur 1: 36 - 43
18.
Lokk til drivstofftanken
19.
Lokk til kjedeoljetanken
20.
Lokk til luftfilter
19
18
11
12
14
20
13
Figur 2: 46 - 52
TYPEPLAATJE
10.1)
Conformiteitsmerk volgens de richtlijn
2006/42/EG
10.2)
Naam en adres van de fabrikant
10.3)
Akoestische vermogen LWA volgens de
richtlijn 2000/14/EG
10.4)
Referentiemodel van de fabrikant
10.5)
Machinemodel
10.6)
Serienummer
10.7)
Bouwjaar
10.8)
Artikelcode
10.9)
Aantal emissies
Tekniske data
TEKNISKE DATA [1] Model 636 643 IP 646 652
Maksimale verdier for støy og vibras-
joner (ISO 22868)
dB(A) 100 101 102 102
Måleusikkerhet
(2006/42/EG - EN 27574)
dB(A) 3,0 3,0 3,0 3,0
1/622