NEDERLANDS
Wij feliciteren u met de aanschaf van dit Tamron-objectief ter uitbreiding van uw foto-uitrusting. Voordat u uw nieuwe objectief gaat gebruiken
wordt u verzocht deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door te lezen om uzelf vertrouwd te maken met de mogelijkheden van het objectief en
kennis te nemen van de fototechnische aanbevelingen, zodat u verzekerd bent van de beste resultaten. Indien u de nodigde zorgvuldigheid
betracht, zult u vele jaren plezier hebben van uw Tamron-objectief en zult u de prachtigste foto’s kunnen maken.
• Verklaart de voorzorgen die u kunt nemen om problemen te voorkomen.
• Verklaart dingen die nuttig zijn om te weten, naast de basisbediening.
NAMEN VAN ONDERDELEN (Zie Fig. indien niet vermeld)
Zonnekap Merkteken voor zonnekapaansluiting
Kap-bevestigd- indicator Filter ring
Bajonetring voor zonnekap Zoomring
Zoomringvergrendeling (Fig. & ) Brandpuntsafstandsschaal
Scherptediepte-index Afstandsschaal
Afstandsindex Scherpstelring
VC-knop Schakelaar (AF/MF) voor scherpstelling (Fig. & )
Aansluitingsmerkteken voor objectief Aansluitcontacten/objectiefaansluitcontacten
SPECIFICATIE
B016
Brandpuntsafstand 16-300 mm
Maximale lensopening F/3,5 - 6,3
Zichthoek 82˚12' - 5˚20'
Lensopbouw 12/16
Minimale scherpstelafstand 0,39 m
Maximale vergrotingsverhouding 1:2,9 (bij 300 mm)
Filterdiameter ø 67 mm
Lengte/totale lengte 99,5 mm/107,9 mm*
Diameter ø 75 mm
Gewicht 540 g*
Zonnekap HB016
* waarden zijn specificaties van Nikon producten.
Lengte: vanaf de uiterste voorzijde van de lens tot aan de vatting.
Totale lengte: vanaf de uiterste voorzijde van de lens tot aan het achterste uitstekende uiteinde.
Zowel de eigenschappen als de uitvoering van de objectieven die in deze gebruiksaanwijzing zijn opgenomen mogen zonder
voorafgaande inkennisstelling worden gewijzigd.
HET BEVESTIGEN EN VERWIJDEREN VAN HET OBJECTIEF
Bevestigen van het objectief
Verwijder de achterste objectiefkap. Plaats het merkteken op het objectief tegenover met het merkteken op de cameravatting en plaats
het objectief op de camera. Draai het objectief met de klok mee tot het vastklikt. Op Nikon-camera’s dient u het merkteken op het
objectief tegenover de stip op de camera te plaatsen en het objectief tegen de klok in te draaien tot het vastklikt.
Verwijderen van het objectief
Druk de ontgrendelingsknop op de camera in, draai het objectief tegen de klok in (bij Nikon-camera's met de klok mee), en til het objectief
van de cameravatting.
Voor nadere informatie verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van uw camera.
SCHERPSTELLEN (Autofocus - AF) (Fig. , & )
en het gebruik van de permanente handmatige functie
In het geval van een Nikon- of Canon-camera, zet u de AF/MF-schakelaar van de lens op AF (fig. ). In het geval van een Nikon-camera
met een selectieknop voor de scherpstellingsfunctie, zet u de scherpstellingsfunctie op S of C, en zet u vervolgens de AF/MF-schakelaar
van de lens op AF. Druk de ontspanknop gedeeltelijk in terwijl u door de zoeker van de camera kijkt; de lens stelt automatisch scherp. Een
scherpstelmarkering licht op wanneer de lens scherpgesteld is op het hoofdonderwerp. Druk de ontspanknop volledig in om een foto te
nemen.
In het geval van een Sony-camera, zet u de AF/MF-schakelaar
van de lens op AF (fig. ) en zet u de scherpstellingsfunctie van de camera
op automatische scherpstelling (AF). Druk de ontspanknop gedeeltelijk in terwijl u door de zoeker van de camera kijkt; de lens stelt
automatisch scherp. Een scherpstelmarkering licht op wanneer de lens scherpgesteld is op het hoofdonderwerp. Druk de ontspanknop
volledig in om een foto te nemen.
De permanente handmatige functie gebruiken
B016 is voorzien van een permanente handmatige functie.
De permanente handmatige functie is een functie waarbij de focus handmatig fijn kan worden scherpgesteld zonder de AF/MF
instelling te veranderen als foto’s met autofocus worden gemaakt.
De permanente handmatige functie gebruiken
Stel eerst de focus in op de “AF”-modus.
U kunt de focus handmatig instellen door de focusring in de ontspanknop te draaien terwijl deze laatste licht ingedrukt is.
De afstandsschaal wordt aangegeven al referentie. Het eigenlijke brandpunt kan lichtjes verschillen van de afstand die op de
brandpuntsafstandindex wordt weergegeven.
Voor nadere informatie verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van uw camera.
SCHERPSTELLEN (handmatig scherpstellen - MF) (Fig. , & )
In het geval van een Nikon- of Canon-camera, zet u de AF/MF-schakelaar van de lens op MF (fig. ). In het geval van een Nikon-camera
met een selectieknop voor de scherpstellingsfunctie, zet u de scherpstellingsfunctie op M, en zet u vervolgens de AF/MF-schakelaar
van
de lens op MF. Stel handmatig scherp met de scherpstelring
terwijl u door de zoeker van de camera kijkt (fig. ). Wanneer het te
fotograferen onderwerp scherp is in de zoeker, is de lens correct scherpgesteld.
In het geval van een Sony-camera, zet u de AF/MF-schakelaar
van de lens op MF (fig. ) en zet u de scherpstellingsfunctie van de
camera op handmatige scherpstelling (MF). Stel handmatig scherp met de scherpstelring
terwijl u door de zoeker van de camera kijkt (fig.
). Wanneer het te fotograferen onderwerp scherp is in de zoeker, is de lens correct scherpgesteld.
Als u in de stand MF de scherpstelring draait terwijl u de ontspanknop gedeeltelijk indrukt, gaat het scherpstel-hulplampje branden wanneer
het beeld is scherpgesteld.
Stel scherp op het verste onderdeel van het te fotograferen onderwerp. Het beschikt over een zekere flexibiliteit waardoor ook andere onderdelen
binnen het scherpgestelde gedeelte scherp worden weergegeven.
Voor nadere informatie verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van uw camera.
VC-MECHANISME (Fig. , & ) (Bevestigd voor Nikon- en Canonmodellen)
De VC (Trillingscompensatie) is een mechanisme dat maakt dat foto’s minder onscherp verschijnen bij het maken van foto's zonder gebruik
van statief.
Hoe het VC-mechanisme gebruiken
1) Actieveer de VC-knop .
*Deactiveer de VC wanneer u deze niet gaat gebruiken.
2) Druk de sluiterknop tot de helft in om het effect van de VC te controleren.
Na het indrukken van de sluiterknop tot de helft van zijn bereik duurt het ongeveer 1 seconde vooraleer de VC een stabiel beeld
produceert.
De VC is voornamelijk nuttig voor het nemen van foto’s in de volgende omstandigheden:
Plaatsen met beperkte verlichting
Plaatsen waar het gebruik van een flitser verboden is
Situaties waarbij de fotograaf het evenwicht moeizaam kan handhaven
Panoramische opnames maken van een bewegend object
De VC kan niet volledig effectief zijn in de volgende gevallen:
Wanneer een foto vanuit een voertuig is genomen dat hevig beweegt.
Fotograferen wanneer de camera bijzonder veel beweegt.
Schakel de VC uit als u foto’s maakt met lange belichtingstijden. Als de VC hierbij geactiveerd is, kunnen er fouten optreden.
Om wille van het werkingsprincipe van de VC zal het beeld op de display trillen onmidellijk na het indrukken van de sluiterknop. Dit is
geen toestelfout.
Wanneer de VC geactiveerd is, verbruikt de camera energie en er kunnen dus minder opnames gemaakt worden.
Wanneer de VC in werking is, zal er onmiddellijk na het half indrukken van de sluiterknop of een tweetal seconden na het loslaten van
de sluiterknop een klikgeluid optreden. Dit is het in werking treden van het blokkeringsmechanisme en is geen toestelfout.
Zet de VC-schakelaar op OFF wanneer u een statiefgondel gebruikt.
Het duurt nog ongeveer twee seconden na het loslaten van de sluiterknop vooraleer de VC stopt met bewegen en het
blokkeringsmechanisme in werking treedt.
Wanneer de lens van de camera afgenomen wordt, terwijl VC geactiveerd is, is het mogelijk dat de lens een klikgeluid maakt als de lens aan een
schok blootgesteld wordt. Dit is geen toestelfout. Breng het objectief opnieuw aan op de camera en schakel de camera aan. Het geluid zou nu
moeten verdwijnen.
De VC is in werking wanneer de sluiterknop voor de helft ingedrukt is (en blijft in werking tot een tweetal seconden nadat de sluiterknop
losgelaten wordt.)
De VC kan worden gebruikt in modus AF of MF.
ZOOMEN (Fig. & )
Draai de zoomring van het objectief terwijl u de camera d.m.v. de zoeker op het onderwerp richt en kader het onderwerp uit bij de
gekozen brandpuntsafstand.
ZOOMVERGRENDELINGSKNOP (Fig. , & )
De Modellen B016 zijn voorzien van een zoomvergrendelingsmechanisme dat voorkomt dat het objectief door zijn eigen gewicht gaat
'uitzakken' wanneer de camera aan de schouderriem wordt meegevoerd. De objectieven worden op 16mm vastgezat om spontaan uitdraaien
te voorkomen.
De zoomvergrendelingsknop activeren
1) Vergrendelen: stel het objectief in op 16mm. Beweeg de knop in de richting van de camera tot de indexlijnen tegenover elkaar
staan. Het objectief is nu vergrendeld en kan niet door zijn eigen gewicht 'uitzakken'.
2) Ontgrendelen: beweeg de knop van de camera af. Het objectief is nu ontgrendeld en klaar om in te zoomen.
De schakelaar kan niet worden bediend wanneer het objectief niet op 16mm is ingesteld. Forceer de schakelaar niet en probeer
niet in te zoomen w anneer - het objectief is vergrendeld.
Het vergrendelingsmechanisme is bedoeld om het 'uitzakken' van het objectief tegen te gaan wanneer de camera aan de
schouderriem wordt meegevoerd. Als de lens in een lage of hoge hoekpositie wordt gebruikt, kan de lens tijdens een lange
belichting zijn brandpuntafstand veranderen.
Het objectief is in vergrendelde toestand op 16mm te gebruiken.
ZONNEKAP (Fig. , - )
Als standaard-accessoire wordt een zonnekap met bajonetaansluiting (hieronder “zonnekap” genoemd) meegeleverd. Het is aan te bevelen
deze kap altijd bij daglicht te gebruiken, daar deze de nadelige invloeden van strooilicht voorkomt. Wanneer u flitsopnames maakt met een
ingebouwde flits wordt het gebruik van de zonnekap afgeraden (mogelijke schaduwvorming in het kader).
Het bevestigen van de zonnekap (Fig. & )
Zorg ervoor dat Merkteken voor zonnekapaansluiting op de zonnekap tegenover het corresponderende indexteken op het objectief
staat en schuif ze tegen elkaar. Draai de zonnekap en druk deze gelijkmatig in de bajonetvatting (Fig.
) en draai deze vervolgens met de
klok mee (Fig.
). Draai de zonnekap totdat het merkteken “TAMRON ” naar boven wijst (Fig. ) en op zijn plaats vastklikt. Bij het
aanbrengen van de zonnekap dient u de scherpstel- en zoomring vast te houden zodat ze niet verdraaien.
Zie er in het bijzonder bij groothoekopnames (35mm of minder) op toe dat de zonnekap op de juiste wijze is aangebracht.
Bij onjuist gebruik kan het voorkomen dat de hoeken van uw opname van een schaduw worden voorzien.
Opbergen van de zonnekap (Fig. )
1) Keer de zonnekap om. Richt het objectief op de opening en plaatst vervolgens het merkteken voor de zonnekap op het objectief
tegenover het merkteken (TAMRON
) op de zonnekap.
2) Draai de zonnekap met de klok mee totdat het merkteken (•) naar boven wijst. (Fig.
)
AANWIJZINGEN VOOR DE PRAKTIJK
Het optisch ontwerp van de Di II houdt rekening met de diverse eigenschappen van digitale spiegelreflex camera’s. Echter, als gevolg van
het ontwerp van digitale spiegelreflexcamera’s, kan zelfs als de nauwkeurigheid van de AF-scherpstelling binnen de specificaties ligt, het
brandpunt iets voor of achter het optimale punt liggen wanneer u onder bepaalde omstandigheden met behulp van automatische
scherpstelling foto’s neemt.
De beeldcirkels van Di II-lenzen zijn ontworpen om te passen bij de digitale SLR-camera’s die beeldsensoren gebruiken die gelijkwaardig
zijn aan APS-C (approx. 15,5
23,2mm). Gebruik geen Di II-lenzen met cameraÅfs die beeldsensoren gebruiken die groter zijn dan APS-C.
Het gebruik van Di II-lenzen met zulke camera’s kan vignetteren op het beeld tot gevolg hebben.
Het Tamron-objectief dat hier wordt beschreven, maakt gebruik van een inwendig scherpstellingssysteem (IF-systeem). De eigenschappen
van dit optische systeem maken dat de gezichtshoek (m.u.v. de stand oneindig) breder is dan die van objectieven die gebruik maken van
een conventioneel scherpstelsysteem.
Wanneer de ingebouwde flits van uw camera wordt gebruikt, kan het voorkomen dat onregelmatige belichting plaatsvindt, in het bijzonder
bij groothoekopnames. Dit is te wijten aan het beperkte bereik van de flits en/of de plaatsing van de flits t.o.v. het objectief
(schaduwvorming). Het is aan te bevelen een andere flits te gebruiken. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar de gebruiksaanwijzing
van uw camera.
Bepaalde camera’s vermelden de minimale en maximale lensopening in afgeronde getallen. Dit wijst niet noodzakelijkerwijs op een fout.
Wanneer u een speciaal filter gebruikt, zoals een PL-filter, gebruik dan lage profielfilters. De dikke rand van een normaal filter kan
vervloeiende randen veroozraken.
HET BEHOUD VAN UW OBJECTIEF
Raak nooit het lenselement of oculair aan met uw vingers. Om stof te verwijderen kunt u een zacht objectiefkwastje gebruiken. Als het
objectief niet in gebruik is voorziet u het van lensdoppen.
Om hardnekkig vuil of vingerafdrukken van glasoppervlakken te verwijderen kunt u een druppeltje lenscleaner op een lenstissue doen en
vanuit het midden met een draaiende beweging het geheel reinigen.
Siliconendoekjes zijn uitsluitend geschikt voor reiniging van de niet-glazen onderdelen van het objectief.
Vochtinwerking is de grootste vijand van uw objectief. Maak de lens altijd schoon en droog nadat u op vochtige locaties heeft
gefotografeerd. Berg uw objectief schoon, koel en droog op. Als u het objectief in een paraattas opbergt, voeg dan een zakje silicaatgel bij
om vochtinwerking tegen te gaan. Als blijkt dat het inwendige van het objectief condensvorming vertoont, dient u het naar een erkende
reparateur te brengen.
Raak de aansluitcontacten nooit aan; stof, vuil en/of oxidatie kan een slecht contact tussen camera en objectief tot gevolg hebben.
Als u uw uitrusting in sterk wisselende temperaturen wenst te gebruiken, berg deze dan in een fototas of plasticzak en las een
acclimatisatieperiode in. Hiermee voorkomt u mogelijke storingen aan toestel en objectief.