KTM 250 SX-F de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
250 SX-F
250 XCF
Artikelnr. 3214834nl
BESTE KTM KLANT,
*3214834nl*
3214834nl
27.09.2023
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM Sportmotorcycle is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden,
afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor
een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2023 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
250 SXF EU (F8101X5)
250 SXF US (F8175X5)
250 SXF BR (F8140X5)
250 SXF CN (F8187X5)
250 XCF US (F8175X0)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 9
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren ...................................... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 12
5 SERIENUMMERS........................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 13
5.2 Balhoofdetiket ................................. 13
5.3 Motornummer.................................. 13
5.4 Artikelnummer voorvork .................... 13
5.5 Artikelnummer schokdemper............. 14
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 15
6.1 Koppelingshendel ............................ 15
6.2 Remhendel...................................... 15
6.3 Gashendel....................................... 16
6.4 Uitschakelknop................................ 16
6.5 Startknop ........................................ 17
6.6 Combinatieschakelaar....................... 17
6.7 Overzicht controlelampjes (Alle
SXF-modellen)................................ 18
6.8 Overzicht controlelampjes
(XCF US)........................................ 18
6.9 Gecombineerd instrument................. 18
6.10 Tankdop openen .............................. 19
6.11 Tankdop sluiten ............................... 20
6.12 Koude-startknop .............................. 21
6.13 Regelschroef stationair toerental........ 21
6.14 Versnellingshendel ........................... 22
6.15 Rempedaal...................................... 22
6.16 Plug-in-standaard (Alle
SXF-modellen)................................ 23
6.17 Zijstandaard (XCF US)..................... 23
7 INBEDRIJFSTELLING.................................. 24
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 24
7.2 Motor inrijden.................................. 25
7.3 Startvermogen van lithium-ion-
accu's bij lage temperaturen ............. 26
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden .................. 26
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden.................................... 26
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden.................................... 27
7.7 Voertuig voor rijden op nat en
modderig circuit voorbereiden ........... 28
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden ............ 28
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ........................ 28
8 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 29
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 29
8.2 Voertuig starten ............................... 29
8.3 LaunchControl activeren .................. 30
8.4 Tractiecontrole activeren................... 31
8.5 Beginnen met rijden......................... 31
8.6 Quickshifter..................................... 32
8.7 Quickshifter activeren....................... 32
8.8 Schakelen, rijden............................. 32
8.9 Afremmen ....................................... 34
8.10 Stoppen, parkeren............................ 34
8.11 Transporteren .................................. 35
8.12 Brandstof tanken ............................. 35
9 SERVICESCHEMA ....................................... 37
9.1 Extra informatie ............................... 37
9.2 Serviceschema................................. 37
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 39
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 39
10.2 Luchtvering XACT (Alle
SXF-modellen)................................ 39
10.3 Ingaande demping schokdemper ....... 40
10.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 40
10.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 41
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 41
INHOUDSOPGAVE
3
10.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 42
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 43
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 43
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 44
10.11 Dynamische veerweg instellen ....... 45
10.12 Basisinstelling voorvork controleren ... 46
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen (Alle
SXF-modellen)................................ 46
10.14 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 47
10.15 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 48
10.16 Stuurpositie..................................... 50
10.17 Stuurpositie instellen .................... 50
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 53
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 53
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 53
11.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 54
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 54
11.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 55
11.6 Voorvorkprotector monteren............... 55
11.7 Motorbescherming demonteren
(XCF US)........................................ 56
11.8 Motorbescherming monteren
(XCF US)........................................ 56
11.9 Framebescherming demonteren......... 57
11.10 Framebescherming monteren ............ 57
11.11 Vorkpoten demonteren .................. 57
11.12 Vorkpoten monteren ...................... 58
11.13 Onderste kroonplaat demonteren .... 59
11.14 Onderste kroonplaat monteren ....... 59
11.15 Speling balhoofdlager controleren...... 61
11.16 Speling balhoofdlager instellen ...... 62
11.17 Balhoofdlager smeren ................... 63
11.18 Startnummerbord demonteren........... 63
11.19 Startnummerbord monteren .............. 63
11.20 Spatbord voor demonteren ................ 63
11.21 Spatbord voor monteren.................... 64
11.22 Schokdemper demonteren ............. 65
11.23 Schokdemper monteren ................ 66
11.24 Zadel verwijderen............................. 67
11.25 Zadel monteren................................ 68
11.26 Deksel luchtfilterbak demonteren ...... 68
11.27 Deksel luchtfilterbak monteren.......... 69
11.28 Luchtfilter demonteren ................. 70
11.29 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 71
11.30 Luchtfilter monteren ..................... 72
11.31 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ................................ 72
11.32 Einddemper demonteren................... 73
11.33 Einddemper monteren ...................... 73
11.34 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen .................................... 74
11.35 Brandstoftank demonteren ............ 74
11.36 Brandstoftank monteren ................ 76
11.37 Kettingvervuiling controleren............. 78
11.38 Ketting reinigen ............................... 78
11.39 Kettingspanning controleren ............. 79
11.40 Kettingspanning instellen ................. 79
11.41 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 80
11.42 Frame controleren ........................ 83
11.43 Achterbrug controleren .................. 83
11.44 Gaskabellegging controleren.............. 83
11.45 Rubberen stuurcovers controleren...... 84
11.46 Quickshifter programmeren ............... 85
11.47 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 85
11.48 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................... 85
11.49 Vloeistof van de hydraulische
koppeling verversen ...................... 86
12 REMSYSTEEM............................................ 88
12.1 Vrije slag remhendel controleren........ 88
12.2 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen .................. 88
12.3 Remschijven controleren................... 88
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 89
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 90
12.6 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ......... 91
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 92
12.8 Vrije slag rempedaal controleren........ 94
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 95
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 95
12.11 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 96
12.12 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ...... 97
12.13 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen .................................... 98
13 WIELEN, BANDEN .................................... 100
13.1 Voorwiel demonteren .................. 100
13.2 Voorwiel monteren ...................... 101
13.3 Achterwiel demonteren ............... 101
13.4 Achterwiel monteren ................... 102
13.5 Bandentoestand controleren............ 104
INHOUDSOPGAVE
4
13.6 Bandenspanning controleren ........... 104
13.7 Spaakspanning controleren ............. 105
14 ELEKTRONICA.......................................... 106
14.1 12V-accu demonteren ................. 106
14.2 12V-accu monteren .................... 107
14.3 12V-accu laden .......................... 108
14.4 Hoofdzekering vervangen ................ 109
14.5 Zekering van de brandstofpomp
vervangen...................................... 110
14.6 Diagnosestekker............................. 111
15 KOELSYSTEEM......................................... 112
15.1 Koelsysteem .................................. 112
15.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 112
15.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 113
15.4 Koelmiddel aftappen .................. 113
15.5 Koelmiddel vullen ...................... 114
15.6 Koelmiddel verversen ..................... 115
16 MOTOR AFSTELLEN ................................. 117
16.1 Speling gaskabel controleren........... 117
16.2 Speling gaskabel instellen ........... 117
16.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen .................................... 118
16.4 Mapping wijzigen ........................... 120
16.5 stationair toerental instellen ........ 120
16.6 Smoorkleppositie programmeren...... 121
16.7 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 122
16.8 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 122
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 123
17.1 Brandstofzeef vervangen ............. 123
17.2 Motoroliepeil controleren ................ 124
17.3 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeef reinigen ..... 125
17.4 Motorolie bijvullen ......................... 127
18 REINIGING, ONDERHOUD......................... 128
18.1 Motorfiets reinigen ......................... 128
19 STALLING ................................................ 130
19.1 Stalling......................................... 130
19.2 Inbedrijfname na stalling................ 131
20 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 132
21 KNIPPERCODE ......................................... 134
22 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 136
22.1 Motor............................................ 136
22.2 Aanhaalmomenten motor ................ 137
22.3 Vulhoeveelheden............................ 139
22.3.1 Motorolie .................................. 139
22.3.2 Koelmiddel ............................... 139
22.3.3 Brandstof.................................. 139
22.4 Chassis ......................................... 139
22.5 Elektronica.................................... 140
22.6 Banden......................................... 141
22.7 Voorvork........................................ 141
22.7.1 SXF EU/BR/CN ......................... 141
22.7.2 SXF US.................................... 141
22.7.3 XCF US.................................... 142
22.8 Schokdemper ................................ 142
22.8.1 SXF EU/BR/CN ......................... 142
22.8.2 SXF US.................................... 143
22.8.3 XCF US.................................... 144
22.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 144
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 147
24 HULPSTOFFEN......................................... 149
25 NORMEN ................................................. 151
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 152
27 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 153
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 154
28.1 Gele of oranje pictogrammen........... 154
28.2 Groene en blauwe pictogrammen..... 154
28.3 Witte symbolen.............................. 154
INDEX ............................................................. 155
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat deze
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage. Daar
wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde spe-
ciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(Alle SXF-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
(XCF US)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rij-
den. In de bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger
maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel
kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponen-
ten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
W00268-10
1Remhendel ( pag. 15)
2Koppelingshendel ( pag. 15)
3Tankdop
4Deksel luchtfilterbak
5Koude-startknop ( pag. 21)
6Motornummer ( pag. 13)
7Versnellingshendel ( pag. 22)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
W00269-10
1Schokdemperinstelling ingaande demping
2Combinatieschakelaar ( pag. 17)
3Uitschakelknop ( pag. 16)
3Startknop ( pag. 17)
4Gashendel ( pag. 16)
5Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13)
5Balhoofdetiket ( pag. 13)
6Regelschroef stationair toerental ( pag. 21)
7Rempedaal ( pag. 22)
8Kijkglas motorolie
9Schokdemperinstelling uitgaande demping
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Balhoofdetiket
401946-10
Het balhoofdetiket 1is op het balhoofd vooraan aangebracht.
5.3 Motornummer
H01047-10
Het motornummer 1in de linkerkant van de motor boven het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
14
5.5 Artikelnummer schokdemper
F03756-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is in het bovenste
deel van de schokdemper gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.1 Koppelingshendel
S05507-10
(Alle SXF-modellen)
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur
aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
S05508-10
(XCF US)
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur
aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
S05509-10
(Alle SXF-modellen)
De remhendel 1is rechts aan het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
S05510-10
(XCF US)
De remhendel 1is rechts aan het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.3 Gashendel
S05509-11
(Alle SXF-modellen)
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
S05510-11
(XCF US)
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
6.4 Uitschakelknop
S05511-10
(Alle SXF-modellen)
De uitschakelknop 1is rechts op het stuur aangebracht.
S05512-10
(XCF US)
De uitschakelknop 1is rechts op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.5 Startknop
S05511-11
(Alle SXF-modellen)
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
S05512-11
(XCF US)
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
6.6 Combinatieschakelaar
F03761-10
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
1STANDARD Bij brandend controlelampje Ais
STANDARD Mapping geactiveerd.
1 TC STANDARD met TC Bij brandend
controlelampje Aen brandend TC-controlelampje
is STANDARD Mapping met de tractiecontrole
geactiveerd.
2ADVANCED Bij brandend controlelampje Bis
ADVANCED Mapping geactiveerd.
2 TC ADVANCED met TC Bij brandend controlelampje B
en brandend TC-controlelampje is ADVANCED Map-
ping met de tractiecontrole geactiveerd.
Met de knop 1en knop 2van de combinatieschakelaar kan de
motorkarakteristiek worden gewijzigd.
Met de TC-knop 3van de combinatieschakelaar kan de tractie-
controle worden geactiveerd.
Bovendien kunnen via de combinatieschakelaar de Launch-Control
en de Quickshifter worden geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.7 Overzicht controlelampjes (Alle SXF-modellen)
A01223-11
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De
OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd. Het controlelampje storing brandt ook, als
de tractiecontrole is geactiveerd en de toerentalbe-
grenzer ingrijpt.
TC-controlelampje brandt oranje TC is actief of is
bezig met regelen. Het TCcontrolelampje knippert,
als de LaunchControl is geactiveerd.
QS-controlelampje brandt blauw De Quickshifter is
geactiveerd. Het QScontrolelampje knippert, als de
Quickshifter wordt geprogrammeerd.
Controlelampje Abrandt wit STANDARD Mapping
is geactiveerd.
Controlelampje Bbrandt groen ADVANCED Map-
ping is geactiveerd.
6.8 Overzicht controlelampjes (XCF US)
A01223-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De
OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd. Het controlelampje storing brandt ook, als
de tractiecontrole is geactiveerd en de toerentalbe-
grenzer ingrijpt.
TC-controlelampje brandt oranje TC is actief of is
bezig met regelen. Het TCcontrolelampje knippert,
als de LaunchControl is geactiveerd.
QS-controlelampje brandt blauw De Quickshifter is
geactiveerd. Het QScontrolelampje knippert, als de
Quickshifter wordt geprogrammeerd.
Controlelampje Abrandt wit STANDARD Mapping
is geactiveerd.
Controlelampje Bbrandt groen ADVANCED Map-
ping is geactiveerd.
FUEL wordt weergegeven Brandstofpeil heeft de
reservemarkering bereikt.
6.9 Gecombineerd instrument
F03765-10
Het gecombineerde instrument 1is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument toont het totaal aantal bedrijfsuren
van de motor.
De bedrijfsuren worden geteld als de motor wordt gestart en stop-
gezet als de motor wordt uitgeschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
Info
Op het gecombineerde instrument kan niets worden gewist
of ingesteld.
Zodra de diagnosetool is aangesloten, loopt de bedrijfsuren-
teller.
Voor langere diagnosesessies de bedrijfsurenteller achter
het startnummerbord loskoppelen.
6.10 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S05373-10
(Alle SXF-modellen)
Tankdop 1tegen de klok in draaien en naar boven toe
verwijderen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
S05374-10
(XCF US)
Ontgrendelknop 1indrukken, tankdop tegen de klok in
draaien en naar boven toe verwijderen.
6.11 Tankdop sluiten
S05373-11
(Alle SXF-modellen)
Tankdop 1plaatsen en met de klok mee draaien tot de
brandstoftank goed gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder
knikken leggen.
S05374-11
(XCF US)
Tankdop 1plaatsen en met de klok mee draaien tot de
ontgrendelknop vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder
knikken leggen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.12 Koude-startknop
F03671-10
De koude-startknop 1is onder aan het smoorklephuis aange-
bracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de elek-
tronische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de grotere hoe-
veelheid brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan de
motor toegevoerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgela-
ten of de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-
startknop terug in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd naar de
uitgangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aan-
slag ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de
uitgangspositie.
6.13 Regelschroef stationair toerental
S05321-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij
het gas geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start mak-
kelijker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toe-
rental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental 1afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt
gedraaid, wordt het stationaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt
gedraaid, wordt het stationaire toerental lager.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
6.14 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerzijde van de motor
gemonteerd.
401950-13
(Alle SXF-modellen)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op
de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e ver-
snelling.
401950-11
(XCF US)
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op
de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e ver-
snelling.
6.15 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
23
6.16 Plug-in-standaard (Alle SXF-modellen)
H02629-10
De opname voor de plug-in-standaard 1is de linkerzijde van de
steekas.
De plug-in-standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Bij het transporteren van de motorfiets wordt de plug-in-standaard
als vorkblokkering gebruikt.
Info
De plug-in-standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
Aan de opnamen van de plug-in-standaard kan gereed-
schap worden bevestigd.
6.17 Zijstandaard (XCF US)
401943-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1worden opge-
klapt en met de rubberband 2zijn vastgezet.
7 INBEDRIJFSTELLING
24
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
INBEDRIJFSTELLING 7
25
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 85)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 88)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 95)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 122)
Eerst op een hiervoor geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende
tocht onderneemt.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar
te assisteren.
Ook eens zo langzaam mogelijk proberen te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Geen ritten maken die te moeilijk voor u zijn.
Het stuur tijdens het rijden met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
(Alle SXF-modellen)
Geen bagage meenemen.
(XCF US)
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig
worden vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Motor inrijden. ( pag. 25)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
7 INBEDRIJFSTELLING
26
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben
een lage zelfontlading en bij temperaturen boven 6 °C (43 °F)
meer startvermogen.
Er kunnen meerdere startpogingen nodig zijn. Hiervoor 5 seconden
lang de startknop indrukken en tussen de startpogingen 15 secon-
den wachten. Bij lage temperaturen een wachttijd van 30 secon-
den aanhouden. De onderbrekingen zijn noodzakelijk zodat de ont-
stane warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en de
lithium-ion-accu niet beschadigd raakt.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
Let er steeds op dat de lithium-ion-accu opgeladen is zodat bij
lage temperaturen voldoende reserves voor de eerste start voorhan-
den zijn.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten, maar het
voertuig op andere defecten controleren.
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten dui-
delijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 71)
Info
Luchtfilter ca. om de 30 minuten controleren.
Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden. ( pag. 72)
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 26)
Rijden op nat zand. ( pag. 27)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 28)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 28)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 28)
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
F03669-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (A46006920000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
INBEDRIJFSTELLING 7
27
F03670-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (A46006922000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 149)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 150)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 149)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 150)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7 INBEDRIJFSTELLING
28
7.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 128)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 149)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 113)
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor KTM PowerParts in acht
nemen.
RIJ-INSTRUCTIES 8
29
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 124)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 89)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 95)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 91)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 97)
Functie, toestand en vrije slagen van het remsysteem controle-
ren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 113)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 78)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 80)
Kettingspanning controleren. ( pag. 79)
Bandentoestand controleren. ( pag. 104)
Bandenspanning controleren. ( pag. 104)
Spaakspanning controleren. ( pag. 105)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 54)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 54)
Luchtfilter controleren en indien nodig reinigen.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
8 RIJ-INSTRUCTIES
30
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
H02629-10
(Alle SXF-modellen)
Plug-in-standaard 1verwijderen.
401944-10
(XCF US)
Motorfiets van de zijstandaard 1nemen en zijstandaard
met de rubberband 2borgen.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
400733-01
Startknop indrukken.
Info
Startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de vol-
gende startpoging 15 seconden wachten.
Bij lage temperaturen een wachttijd van 30 seconden
aanhouden.
Bij temperaturen onder 6 °C (43 °F) kunnen er ver-
schillende startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-
accu op te warmen, waardoor het startvermogen wordt
verhoogd.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten,
maar het voertuig op andere defecten controleren.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
8.3 LaunchControl activeren
Info
De Launch-Control ondersteunt de bestuurder bij de start van een race om optimaal op te trekken. Hier-
voor wordt het maximale toerental van de motor bij vol geopende smoorklep (vol gas) verlaagd en na de
start geleidelijk vrijgegeven tot aan het maximale toerental. De koppeling moet net zo nauwkeurig worden
gedoseerd als zonder actieve Launch-Control.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
De motor draait in stationair toerental.
De versnelling staat in stationair.
RIJ-INSTRUCTIES 8
31
F03760-13
TCknop 1en QSknop 2gelijktijdig ingedrukt houden.
Het TCcontrolelampje en het QScontrolelampje knippe-
ren, als de LaunchControl is geactiveerd.
Info
Enkele seconden na de start wordt de Launch-Control
automatisch gedeactiveerd.
De Launch-Control wordt ook in de volgende gevallen
gedeactiveerd: na vol gas is de smoorklep meer dan 1/3
van de gehele weg gesloten en/of binnen 3 minuten is
de motor niet gestart.
Om de Launch-Control opnieuw te activeren, moet de
motor om veiligheidsredenen minstens 10 seconden
uitgeschakeld zijn geweest. Dit geldt zowel met als zon-
der uitgevoerde start.
Als de motor al enige tijd heeft gelopen, moet de
motor eerst opnieuw worden gestart voordat de
Launch-Control kan worden geactiveerd.
8.4 Tractiecontrole activeren
Info
De tractiecontrole reduceert overmatige slip van het achterwiel voor meer controle en tractie, vooral bij
natte omstandigheden.
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
een lage hechting doordraaien.
De tractiecontrole kan ook tijdens het rijden worden in- en uitgeschakeld.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
F03760-11
TC-knop 1indrukken om de tractiecontrole in of uit te scha-
kelen.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental 4.000 1/min
Het TCcontrolelampje brandt, als de tractiecontrole is
geactiveerd.
8.5 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
8 RIJ-INSTRUCTIES
32
8.6 Quickshifter
S05324-11
Als de Quickshifter is geactiveerd, kan zonder bediening van de
koppeling worden opgeschakeld.
Info
De Quickshifter is bij het opschakelen van versnelling 1
naar versnelling 2 niet geactiveerd, maar moet bij het
opschakelen van de koppelingshendel worden bediend.
Ook als de Quickshifter is geactiveerd, moet de koppelings-
hendel voor het terugschakelen worden bediend.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De Quickshifter herkent aan de hand van de schakelaspositie of er
moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal naar
de motorbesturing.
Als de Quickshifter is gedeactiveerd, moet bij elke keer schakelen
zoals gebruikelijk de koppeling worden bediend.
8.7 Quickshifter activeren
F03760-12
QS-knop 1indrukken om de Quickshifter in of uit te schake-
len.
Het QScontrolelampje brandt, als de Quickshifter is geac-
tiveerd.
Info
De Quickshifter is bij het opschakelen van versnelling 1
naar versnelling 2 niet geactiveerd, maar moet bij het
opschakelen van de koppelingshendel worden bediend.
Ook als de Quickshifter is geactiveerd, moet de koppe-
lingshendel voor het terugschakelen worden bediend.
8.8 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.)
kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gas
loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de vol-
RIJ-INSTRUCTIES 8
33
gende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Als u bij het starten de koude-startknop heeft bediend, kort
gas geven en de gashendel loslaten of de gashendel naar voren
draaien.
De koude-startknop keert terug in de uitgangspositie.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment aankan
- het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijker-
tijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnel-
ling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas
geven resp. nog een keer schakelen.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stil-
stand.
Voorgeschreven waarde
1 min
Regelmatig of langdurig slepen van de koppeling vermijden.
Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koelsysteem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toe-
rental en slepende koppeling.
S05325-11
Voorwaarde
Quickshifter geactiveerd.
Als de Quickshifter is geactiveerd, kan binnen het aangege-
ven toerentalbereik worden opgeschakeld zonder de koppe-
lingshendel in te trekken.
Info
De Quickshifter is bij het opschakelen van versnel-
ling 1 naar versnelling 2 niet geactiveerd, maar
moet bij het opschakelen van de koppelingshendel
worden bediend.
Het minimale motortoerental voor het opschakelen
in omwentelingen per minuut is weergegeven in de
afbeelding.
Trek de versnellingspook snel tot aan de aanslag
zonder de positie van de gashendel te veranderen.
Ook als de Quickshifter is geactiveerd, moet de
koppelingshendel voor het terugschakelen worden
bediend.
Als het schakelvermogen van de Quickshifter min-
der wordt, moet de Quickshifter opnieuw worden
geprogrammeerd.
8 RIJ-INSTRUCTIES
34
8.9 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, regennatte of gladde ondergrond zo veel mogelijk de achterwielrem gebruiken.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het
remsysteem niet oververhit.
8.10 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
RIJ-INSTRUCTIES 8
35
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.11 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
H02628-01
(Alle SXF-modellen)
Motor uitzetten.
Pluginstandaard aan de vorkpoten monteren.
Pluginstandaard (A46029094000)
Info
De pluginstandaard maakt deel uit van de leve-
ring.
Zorg ervoor dat de remkabel voor de
plug-in-standaard verloopt en niet klemt.
401475-01
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevesti-
gingsmiddelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
Info
Spanriemen samentrekken tot plug-in-standaard
stevig tegen het spatbord en de banden ligt.
Op uitlijning van de plug-in-standaard ten opzichte
van de spatbordonderzijde letten.
(XCF US)
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevesti-
gingsmiddelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
8.12 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
8 RIJ-INSTRUCTIES
36
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 19)
401522-10
Brandstoftank maximaal tot maat Amet brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A35 mm
Brandstoftankvolume totaal ca. (Alle SXF-modellen)
Brandstoftankvolume
totaal ca.
7,2 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 147)
(SXF EU/US/CN)
Brandstoftankvolume
totaal ca.
Brandstof
super loodvrij
(ROZ 95/97)
( pag. 147)
(SXF BR)
Brandstoftankvolume totaal ca. (XCF US)
Brandstoftankvolume
totaal ca.
8,5 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 147)
(XCF US)
Tankdop sluiten. ( pag. 20)
SERVICESCHEMA 9
37
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht
worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
Bij gebruik onder bijzonder veeleisende omstandigheden, bijvoorbeeld zware regenval, modder, zand, sneeuw,
extreme temperaturen, groot aandeel volle last enz. kunnen kortere onderhoudsintervallen dan in de tabel aange-
geven noodzakelijk zijn.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
9.2 Serviceschema
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●
Versnellingsherkenningssensor programmeren. ●●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●
12V-accu controleren en opladen. ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 91) ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 97) ○●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 88) ○●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 89) ○●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 95) ○●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 85)
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 86) ● ●
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 88) ○●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 94) ○●●●●
Stationair toerental controleren. ○●●●●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 125) ○●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen enz.) en man-
chetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ●●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ●●●●
Frame controleren. ( pag. 83) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 83) ●●●
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Schokdemper-zwenklager op speling controleren. ● ●
Schokdemperbevestiging controleren. ●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 104) ●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 104) ●●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●
9 SERVICESCHEMA
38
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Wielnaven controleren. ●●●
Velgslag controleren. ○●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 105) ○●●●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 80) ○●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 79) ○●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soe-
pel bewegen.
○●●●●
Bougie en bougiedop vervangen. ● ●
Klepspeling controleren. ● ●
Brandstoffilter vervangen. ● ●
Koppeling controleren. ●●●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 71) ●●●●
Trechter in de inlaatmanchet in de luchtfilterbak controleren. ●●●●
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 74) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren. (Alle SXF-modellen) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren. (XCF US) ● ●
Schokdemperservice uitvoeren. ● ●
Controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten. ○●●●●
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 123) ○●●●●
Brandstofdruk controleren. ● ● ●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 112) ● ●
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 113) ○ ●
Koelmiddel verversen. ( pag. 115)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 61) ○ ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 63) ●●●
Klein motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Zui-
gers vervangen, cilinders controleren/opmeten. Cilinderkop controleren. Nokkenas en
klepaandrijfcomponenten controleren. Distributie controleren. Radiale keerringen en
afdichting van de waterpomp vervangen. Aanzuigflens vervangen. Inlaatmanchet vervan-
gen.)
● ●
Grote motorservice uitvoeren, motor is gedemonteerd. (Kleppen, klepveren, klepveer-
steunen en klepveerschotels vervangen. Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen.
Transmissie en versnelling controleren. Oliedrukregelklep controleren. Zuigpomp vervan-
gen. Drukpomp en smeersysteem controleren. Distributieketting vervangen. Alle motorla-
gers en alle afdichtingen vervangen. Vrijloop vervangen.)
Eindcontrole: voertuig op bedrijfsveiligheid controleren. ○●●●●
Een proefrit maken. ○●●●●
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 10
39
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een bestuurder met standaard gewicht (met bescher-
mende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht
75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleinere afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning van de schokdemper worden gecom-
penseerd, bij grotere afwijkingen moeten aangepaste veren
worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering XACT (Alle SXF-modellen)
F03629-01
In de voorvork WP XACT wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en
de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk
gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele voorvor-
ken. Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk
verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen
voor de vering. Als eindslag bevindt zich een stalen veer in de lin-
kervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk
in de voorvork worden verhoogd om beschadiging van de
voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel wor-
den aangepast aan het bestuurdersgewicht, de omstandigheden
van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft
niet te worden gedemonteerd. De ingewikkelde montage van har-
dere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht
zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch niet door. De
lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg
blijft grotendeels behouden. De demping wordt harder en het rij-
comfort neemt af.
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en
uitgaand niveau worden ingesteld.
10 CHASSIS AFSTELLEN
40
De instelling van de uitgaande demping bevindt zich aan de onder-
zijde van de rechter vorkpoot.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onder-
zijde van de rechter vorkpoot.
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het ach-
terwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
10.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot
normaal inveert.
F03639-11
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed (SXF EU/BR/CN)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping lowspeed (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping lowspeed (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 10
41
10.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F03639-10
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed (SXF EU/BR/CN)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Ingaande demping highspeed (SXF US)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Ingaande demping highspeed (XCF US)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN
42
F03640-10
Instelelement 1met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SXF EU/BR/CN)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (XCF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
F03630-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090200)
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
CHASSIS AFSTELLEN 10
43
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 42)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas
en de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A
en B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (SXF
EU/BR/CN)
35 mm
Statische veerweg (SXF US) 35 mm
Statische veerweg (XCF US) 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 44)
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 42)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg (SXF
EU/BR/CN)
105 mm
Dynamische veerweg
(SXF US)
105 mm
Dynamische veerweg
(XCF US)
105 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
10 CHASSIS AFSTELLEN
44
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 45)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voor het wijzigen van de veervoorspanning de actuele instelling noteren - bijvoorbeeld veerlengte meten.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 73)
Framebescherming demonteren. ( pag. 57)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
Schokdemper demonteren. ( pag. 65)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
F03627-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Stelring 2draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet de
veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige meting
van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2op de aangegeven
maat Aspannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (SXF
EU/BR/CN)
8 mm
Veervoorspanning (SXF US) 8 mm
Veervoorspanning (XCF US) 8 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring
schokdemper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 66)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 94)
CHASSIS AFSTELLEN 10
45
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
Framebescherming monteren. ( pag. 57)
Einddemper monteren. ( pag. 73)
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 73)
Framebescherming demonteren. ( pag. 57)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
Schokdemper demonteren. ( pag. 65)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (SXF EU/BR/CN)
Gewicht bestuurder: 65
… 75 kg
39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
… 85 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
… 95 kg
45 N/mm
Veerconstante (SXF US)
Gewicht bestuurder: 65
… 75 kg
39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
… 85 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
… 95 kg
45 N/mm
Veerconstante (XCF US)
Gewicht bestuurder: 65
… 75 kg
39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
… 85 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
… 95 kg
45 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 66)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 94)
Framebescherming monteren. ( pag. 57)
Einddemper monteren. ( pag. 73)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 43)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 43)
10 CHASSIS AFSTELLEN
46
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen wor-
den gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften
worden verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de
vorkpoten worden ontlucht.
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen (Alle SXF-modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Niet op elkaar afgestemde wijzigingen van de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aan-
zienlijk verslechteren en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden con-
troleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande demping bevinden in de rechter
vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
S05322-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Vorkpomp 2helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingescha-
keld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
CHASSIS AFSTELLEN 10
47
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk (SXF EU/BR/CN) 10,3 bar
Luchtdruk (SXF US) 10,5 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 12 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt overdruk uit de slang, niet
uit de vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden
automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
Beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
10.14 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
W00250-12
(Alle SXF-modellen)
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste
uiteinde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN
48
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (SXF EU/BR/CN)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Ingaande demping (SXF US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het inveren.
W00250-10
(XCF US)
Instelelementen 1tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
De instelelementen 1bevinden zich aan het
bovenste uiteinde van de vorkpoten.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het inveren.
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
F03633-10
(Alle SXF-modellen)
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het onderste
uiteinde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
CHASSIS AFSTELLEN 10
49
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (SXF EU/BR/CN)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping (SXF US)
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het uitveren.
W00249-10
(XCF US)
Instelelementen 1tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
De instelelementen 1bevinden zich aan het
onderste uiteinde van de vorkpoten.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN
50
10.16 Stuurpositie
A01168-10
De boringen op de stuuradapter 1zijn op afstand Avan het
midden geplaatst.
Afstand boorgaten A 3,5 mm
Het stuur kan in 2 verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk het stuur in de aangenaamste positie voor
de bestuurder te zetten.
Info
Bovendien kan het stuur star of met rubberlagers worden
gemonteerd.
10.17 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
Info
Het stuur kan star of met rubberlagers worden gemonteerd.
Voorwerk
Stuurbescherming verwijderen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
51
A01169-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen. Stuurklem 2verwijderen. Stuur
verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 7en bus 6verwijderen. Stuuradapter 3ver-
wijderen.
Stuurpositie instellen met stuuradapter op rubberlagers
Rubberbussen 4en 5positioneren.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten.
Info
De stuuradapter is aan één zijde langer en hoger.
Schroeven 7met bus 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklem 2positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere
zijde van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
10 CHASSIS AFSTELLEN
52
A01170-10
Stuurpositie instellen met starre stuuradapter
Stuuradapter in de gewenste stand zetten.
Info
De stuuradapter is aan één zijde langer en hoger.
Schroeven 7met bussen 8monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Bus stuuradapter star (A46001038010)
De conische zijde van de bus is omlaag gericht.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklem 2positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere
zijde van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
(Alle SXF-modellen)
Plug-in-standaard verwijderen en motorfiets aan het frame
onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
(XCF US)
Zijstandaard inklappen en motorfiets aan het frame onder
de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets borgen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
H02629-10
(Alle SXF-modellen)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de
plug-in-standaard 1in de linkerkant van de steekas
steken.
Pluginstandaard (A46029094000)
Info
De pluginstandaard maakt deel uit van de leve-
ring.
De plug-in-standaard verwijderen voordat u gaat
rijden.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
401943-10
(XCF US)
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard 1
met de voet tot de bodem uitklappen en belasten met de
motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden
opgeklapt en met de rubberband zijn vastgezet.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
F03665-10
Hoofdwerk
(Alle SXF-modellen)
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige
druk uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
W00250-11
(XCF US)
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige
druk uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 55)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
F03666-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 150)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 55)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
11.5 Voorvorkprotector demonteren
S05329-10
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en linker voorvorkprotector verwijde-
ren.
Schroeven 3verwijderen en rechter voorvorkprotector verwij-
deren.
11.6 Voorvorkprotector monteren
S05329-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 2monteren en
vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven 3monteren en vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.7 Motorbescherming demonteren (XCF US)
F03638-10
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Schroeven 2verwijderen. Motorbescherming verwijderen.
11.8 Motorbescherming monteren (XCF US)
F03638-11
Motorbescherming op het frame positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Schroeven 2met bussen monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
De motorbescherming is gelijkmatig naar voren uitgelijnd.
Alle schroeven van de motorbescherming vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
11.9 Framebescherming demonteren
S05340-10
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Linker framebescherming verwijderen.
Rechter framebescherming naar voren schuiven en naar bene-
den verwijderen.
11.10 Framebescherming monteren
W00251-10
Linker framebescherming positioneren.
Rechter framebescherming van onder plaatsen en naar achte-
ren schuiven.
Schroeven 1met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebe-
scherming
M5 3 Nm
Framebescherming met kabelbinders vastzetten.
11.11 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
Voorwiel demonteren. ( pag. 100)
S05330-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
S05331-10
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
11.12 Vorkpoten monteren
F03665-11
Hoofdwerk
(Alle SXF-modellen)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 1van de rechter vorkpoot is
naar voren geplaatst.
De klep Avan de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groe-
ven in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde
groef (van boven) moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot.
De in- en uitgaande demping bevinden in de rech-
ter vorkpoot.
W00250-11
(XCF US)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 1van de vorkpoot is naar
voren geplaatst.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groe-
ven in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde
groef (van boven) moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ingaande en uitgaande demping bevindt zich in
de linker en rechter vorkpoot.
S05331-11
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 12 Nm
S05330-11
Remzadel positioneren. Schroeven 4monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 5monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 101)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
59
11.13 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
Voorwiel demonteren. ( pag. 100)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 57)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 63)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 63)
Stuurbescherming verwijderen.
S05332-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen. Kabelstreng losmaken.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
S05333-10
Balhoofdafdichting 4verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.14 Onderste kroonplaat monteren
A01192-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 150)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Balhoofdafdichting 1erop schuiven.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
S05332-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
F03764-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 3van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep Avan de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in-
en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
S05334-10
Schroeven 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 12 Nm
S05335-10
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
S05335-11
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
S05334-11
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Kabelboom met kabelhouder links vastmaken. Schroef 7
monteren en vastdraaien.
S05330-12
Remzadel positioneren. Schroeven 8monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 9monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 64)
Stuurbescherming monteren.
Startnummerbord monteren. ( pag. 63)
Voorwiel monteren. ( pag. 101)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelings-
leiding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 61)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
11.15 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 62)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 62)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
11.16 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
Stuurbescherming verwijderen.
S05338-10
Hoofdwerk
Schroeven 1losdraaien.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 61)
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
63
11.17 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 59)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 59)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van
de onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
11.18 Startnummerbord demonteren
S05336-10
Schroef 1verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
11.19 Startnummerbord monteren
S05337-10
Remkabel in de houders Aaan het startnummerbord positio-
neren.
Startnummerbord positioneren. Schroef 1monteren en vast-
draaien.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
11.20 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 63)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
S05339-10
Hoofdwerk
Schroeven 1en 2verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
11.21 Spatbord voor monteren
S05339-10
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven 1en 2monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M6 12 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 63)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
65
11.22 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 73)
Framebescherming demonteren. ( pag. 57)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
S05341-11
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroefverbinding 2verwijderen.
Info
De achterbrug iets optillen, zodat de schroeven gemak-
kelijker kunnen worden verwijderd.
S05344-10
Schroeven 3verwijderen.
Voetremcilinder van de drukstang trekken.
F03702-01
Verbindingsschakel van de ketting verwijderen.
Ketting verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
S05345-10
Moer 4verwijderen en achterbrugbout verwijderen.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveili-
gen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
S05346-10
Schokdemper vasthouden en schroef 5verwijderen.
Schokdemper voorzichtig naar onder toe verwijderen.
11.23 Schokdemper monteren
S05346-11
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positi-
oneren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 60 Nm
Loctite®2701™
S05347-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbout monteren.
Info
Op het vlakke punt Aletten.
Moer 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
F03702-12
Ketting monteren.
Ketting met schakel 3verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de loop-
richting wijzen.
S05356-10
Voetremcilinder positioneren.
De drukstang 4grijpt in de voetremcilinder.
Info
Op juiste plaatsing van de vuilschraper letten.
Schroeven 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
67
S05348-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindings-
hendel aan haakse
hendel
M16x1,5 60 Nm
Info
Op het vlakke punt Bletten.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 60 Nm
Loctite®2701™
Info
De achterbrug iets optillen, zodat de schroef gemakke-
lijker kan worden gemonteerd.
Nawerk
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 94)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
Framebescherming monteren. ( pag. 57)
Einddemper monteren. ( pag. 73)
11.24 Zadel verwijderen
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
S05350-10
Schroef 1verwijderen.
S05351-10
Zadel richting de brandstoftank trekken en naar boven toe ver-
wijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
11.25 Zadel monteren
S05352-10
Zadel voor aan de flensbussen bevestigen en gelijktijdig naar
achteren schuiven.
Uitsteeksels grijpen achter in de uitsparingen.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
S05350-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef zadelbevesti-
ging
M6 8 Nm
11.26 Deksel luchtfilterbak demonteren
S05353-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef 1verwijderen.
S05353-11
Deksel luchtfilterbak in bereik Aeraf trekken en zijde-
lings naar voren schuiven. Deksel luchtfilterbak verwijde-
ren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
69
S05353-11
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Aeraf trekken en zijde-
lings naar voren schuiven. Deksel luchtfilterbak verwijde-
ren.
11.27 Deksel luchtfilterbak monteren
S05355-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Avasthaken en in
bereik Bvergrendelen.
Info
Een luchtfilterkast-deksel met openingen voor gro-
tere luchtdoorvoer en directe respons bevindt zich
in de leveromvang.
S05353-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel
luchtfilterbak
EJOT PT®
K60x20-Z
3 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
S05355-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Avasthaken en in
bereik Bvergrendelen.
Info
Een luchtfilterkast-deksel met openingen voor gro-
tere luchtdoorvoer en directe respons bevindt zich
in de leveromvang.
11.28 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 68)
S05357-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip 1losmaken.
Luchtfilter met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
71
11.29 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 68)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 70)
F03685-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 149)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 149)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd
en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 72)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 69)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
11.30 Luchtfilter monteren
F03779-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Info
De markering op de luchtfilterhouder moet omhoog
gericht zijn.
Luchtfilter in het bereik Ainvetten.
Duurzaam vet ( pag. 149)
S05358-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen 1in bus Bpositioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Info
De markering op het luchtfilter moet omhoog gericht zijn.
Bevestigingslip 2inhaken.
De borgpen 3wordt door de bevestigingsklem 2op
zijn plaats gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 69)
11.31 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 68)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
73
F03679-10
Hoofdwerk
Bij de markering Aeen gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 69)
11.32 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
S05359-10
Veer 1losmaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven 2met ringen verwijderen en einddemper verwijde-
ren.
11.33 Einddemper monteren
S05359-11
Einddemper plaatsen.
Schroeven 1met ringen monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Veer 2vasthaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
11.34 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezelvulling naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 73)
F03637-10
Hoofdwerk
Schroeven 1op de einddemper verwijderen.
Eindkap 2en O-ring 3verwijderen.
Glasvezelvulling 4uit de eindkap trekken.
Glasvezelvulling 5van de binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling 5op de binnenpoot monteren.
Nieuwe glasvezelvulling 4in de eindkap positioneren.
O-ring en eindkap in de buitenpoot 6steken.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 73)
11.35 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
75
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
H04981-10
Hoofdwerk
Stekker 1van brandstofpomp loskoppelen.
Snelsluitkoppeling 2grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
H04982-10
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Wasdopset 3monteren.
Waskappenset (81212016100)
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftank-
dop trekken.
S05377-10
Schroef 4met rubberbus verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
S05360-10
Schroeven 5met flensbussen verwijderen.
S05361-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateur trekken en
brandstoftank naar boven toe verwijderen.
11.36 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 83)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
77
S05360-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
van de radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftank-
dop aanbrengen.
Schroeven 1met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankspoiler aan radia-
teur
M6 6 Nm
S05377-11
Schroef 2met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
H04981-11
Stekker 3van de brandstofpomp verbinden.
Waskappenset verwijderen. Snelsluitkoppeling grondig met
perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en keerring van
de snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 149)
Snelsluitkoppeling 4in elkaar steken.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van
het uitlaatsysteem leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 68)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
11.37 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 78)
11.38 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 149)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 149)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
79
11.39 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
F03680-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trek-
ken en de kettingspanning Abepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 58 … 61 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 79)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
11.40 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
Kettingspanning controleren. ( pag. 79)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
S05362-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 58 … 61 mm
Stelschroeven 3links en rechts zodanig draaien dat de
markeringen aan de linker en rechter kettingspanner in
dezelfde positie staan t.o.v. de referentiemarkeringen A.
Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 4kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
11.41 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
81
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
10 … 15 kg
De afstand Bvan 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand Bvan
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud,
versleten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
S05363-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok
aan achterbrug
M6 6 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
82
F03714-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
F03687-10
Kettinggeleiding met een schuifmaat op maat Ccontroleren.
Minimale dikte Cvan de
kettinggeleiding
6 mm
» Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Kettinggeleiding vervangen.
F03682-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingge-
leiding aan achter-
brug achter
M6x16 10 Nm
Schroef kettingge-
leiding aan achter-
brug voor
M6x45 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
83
11.42 Frame controleren
F03645-01
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controle-
ren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
11.43 Achterbrug controleren
F03646-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties van de achterbrug zijn niet toegestaan.
11.44 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gasbowdenkabel kan bij verkeerde montage geknikt, ingeklemd of geblokkeerd
worden.
Als de gasbowdenkabel geknikt, ingeklemd of geblokkeerd is, kan de snelheid niet meer worden gecon-
troleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften vol-
doen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 74)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
84
F03683-10
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van
het stuur, boven het brandstoftanklager, naar het smoorklep-
huis gelegd zijn. Beide gasbowdenkabels moeten achter de
rubberband van de brandstoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 76)
Zadel monteren. ( pag. 68)
11.45 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
F03684-10
Schroef 1op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit Amoet zoals op de afbeelding zijn gepositioneerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
85
11.46 Quickshifter programmeren
Info
Als het schakelvermogen van de Quickshifter minder wordt, moet de Quickshifter opnieuw worden gepro-
grammeerd.
F03760-12
Werkstappen voor het starten uitvoeren. ( pag. 29)
QS-knop 1minstens 10 seconden ingedrukt houden.
QScontrolelampje knippert.
Koppelingshendel intrekken, in de 1e versnelling zetten en de
versnellingshendel tot de aanslag omlaag gedrukt houden.
QS-knop 1kort indrukken.
QScontrolelampje brandt blauw, programmeren was suc-
cesvol.
Info
Als de Quickshifter niet kan worden geactiveerd, was
het programmeren niet succesvol en moet het worden
herhaald.
11.47 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
F03647-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef 1aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.48 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
86
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
H04933-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de
hydraulische koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 148)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
11.49 Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
87
H04933-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de
hydraulische koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
H04934-10
Ontluchtingsspuit 4met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 148)
De beschermkap van de koppelingsnemercilinder verwijderen
en ontluchtingsspuit 4met passend stuk slang aan de ont-
luchtingsschroef 5monteren.
Aan de koppelingsnemercilinder de ontluchtingsschroef 5
slechts zover losdraaien, totdat deze gevuld kan worden.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking
komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten ver-
pakking gebruiken.
H04932-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zon-
der luchtbellen uit de boring 6van de koppelingscilinder
stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsschroef vastdraaien, ontluchtingsspuit met slang
verwijderen. Beschermkap monteren.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
12 REMSYSTEEM
88
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
F03649-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag Acontroleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de handremhendel instellen.
( pag. 88)
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
Voorwerk
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 88)
F03648-12
Hoofdwerk
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef 1
aan de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
89
F03688-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 91)
F03689-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 90)
12 REMSYSTEEM
90
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 91)
REMSYSTEEM 12
91
F03694-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot maat Abijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 148)
Deksel 2met membraan 3positioneren. Schroeven 1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.6 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
S05375-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 92)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 92)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
12 REMSYSTEEM
92
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
F03690-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
REMSYSTEEM 12
93
S05364-10
Schroeven 4verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig omhoog
van de remschijf trekken.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Remhendel niet bedienen als remzadel verwijderd is.
F03696-10
De splitpennen 5verwijderen, de bouten 6eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
F03692-10
Controleren of het veerblad 7in het remzadel en de
remplaket-glijplaat 8in de remzadeldrager correct
gemonteerd zijn.
F03696-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten 6erin steken en de
splitpennen 5monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de rem-
plaketten tegen de borgveer drukken.
Op juiste plaatsing van de remplaketten en borgveer
letten.
S05364-10
Remzadel positioneren.
Schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
12 REMSYSTEEM
94
F03693-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 148)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
402026-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 95)
Veer 1vasthaken.
REMSYSTEEM 12
95
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
S05366-10
Veer 1losmaken.
Moer 4losdraaien en met drukstang 5terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer 2losdraaien en schroef 3draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 5zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Schroef 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer pedaalhende-
laanslag
M8 20 Nm
Veer 1vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
96
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 97)
F03716-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 96)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
REMSYSTEEM 12
97
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 97)
Framebescherming demonteren. ( pag. 57)
W00190-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 148)
Schroefdop met membraan en keerring monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 57)
12.12 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
S05376-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 98)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 98)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
12 REMSYSTEEM
98
12.13 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 57)
W00191-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
REMSYSTEEM 12
99
W00192-10
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger terug te duwen en erop letten dat er geen remvloeistof
uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
De splitpennen 3verwijderen, de bouten 4eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
W00193-10
Controleren of het veerblad 5in het remzadel en de
remplaket-glijplaat 6in de remzadeldrager correct
gemonteerd zijn.
Info
De pijl op het veerblad wijst in de draairichting van de
remschijf.
W00194-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten 4erin steken en de
splitpennen 3monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat 7aan het rem-
plaket aan de zuigerzijde gemonteerd is.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
W00190-10
Remvloeistofpeil tot markering Acorrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 148)
Schroefdop 1met membraan 2en keerring monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 57)
13 WIELEN, BANDEN
100
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
S05368-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
S05369-10
Schroef 1enkele slagen losdraaien.
Schroeven 2losdraaien.
Op de schroef 1drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef 1verwijderen.
S05370-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen 3verwijderen.
WIELEN, BANDEN 13
101
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 149)
Afstandsbus erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 149)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
S05369-11
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
13 WIELEN, BANDEN
102
H04989-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer 1verwijderen.
Kettingspanner 2verwijderen. Steekas 3slechts zo ver
eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
F03727-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 13
103
F03728-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 149)
Afstandsbussen erin zetten.
F03757-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 149)
Achterwiel positioneren en steekas 2erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
H04990-10
Kettingspanner 3positioneren. Moer 4monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 3tegen de stelschroe-
ven 5liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 79)
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 3kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
13 WIELEN, BANDEN
104
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
400602-10
Hoofdwerk
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
WIELEN, BANDEN 13
105
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar zijn
bij spaken met gelijke lengte en dikte, duidt dat op ver-
schillende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achter-
wiel
M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
14 ELEKTRONICA
106
14.1 12V-accu demonteren
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
F03729-10
Hoofdwerk
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking 2naar achteren trekken en pluskabel 3
van de 12V-accu loskoppelen.
F03730-10
Schroef 4verwijderen.
Motorbesturingsunit 5van de houder trekken en opzij han-
gen.
F03731-10
Accuhouderbeugel 6naar boven trekken en 12V-accu naar
achteren verwijderen.
Info
Op de kabelstreng letten.
ELEKTRONICA 14
107
14.2 12V-accu monteren
F03731-11
Hoofdwerk
Accuhouderbeugel 1omhoog trekken, 12V-accu met de
polen omhoog in het accuvak plaatsen en met de accuhouder-
beugel 1vastzetten.
12V-accu (HJTZ5S-FP-C) ( pag. 140)
Info
Erop letten dat de kabel correct wordt gelegd.
F03730-11
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accuhouder-
beugel
M6 6 Nm
Motorbesturingsunit 3aan de houder bevestigen.
F03732-10
Pluskabel 4met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Minkabel 5met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
De contactringen Amoeten onder de schroeven 6en de
kabelschoenen 7met de klauwen naar de accupool wor-
den gemonteerd.
Pluspoolafdekking 8over pluspool schuiven.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 68)
14 ELEKTRONICA
108
14.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer 12V-accu’s volgens de voorschriften af, als de minimumspanning werd onderschreden.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom, laadspanning of laadtijd worden overschreden, dan vernielt dit de 12V-accu.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de 12V-
accu wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
12V-accu demonteren. ( pag. 106)
F03733-10
Hoofdwerk
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu niet opladen.
12V-accu vervangen en oude 12V-accu op de juiste
manier afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inscha-
kelen.
ELEKTRONICA 14
109
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet
worden overschreden.
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 24 h
12V-accu regelmatig bij-
laden als de motorfiets
niet wordt gebruikt
6 maanden
Acculader (EU) (79629974000)
Alternatief 1
Acculader (US) (79629974500)
Deze laders testen of de 12V-accu de spanning vast-
houdt. Bovendien kan met deze laders de 12V-accu
niet worden overladen. De oplaadtijd kan bij lage tem-
peraturen langer zijn.
Deze laders zijn uitsluitend voor LFP-accu's bedoeld.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Info
Deksel 1nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 107)
Zadel monteren. ( pag. 68)
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd. Deze bevindt zich in
het startrelaishuis onder het zadel.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 74)
14 ELEKTRONICA
110
F03751-10
Hoofdwerk
Startrelais 1uit houder trekken.
F03752-10
Beschermkappen 2verwijderen.
Defecte hoofdzekering 3verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 4.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 140)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabels leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 76)
Zadel monteren. ( pag. 68)
14.5 Zekering van de brandstofpomp vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Info
Met de zekering van de brandstofpomp wordt de brandstofpomp beveiligd. Deze bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
ELEKTRONICA 14
111
F03753-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Defecte zekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
Nieuwe zekering voor de brandstofpomp plaatsen.
Zekering (58011109105) ( pag. 140)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkap weer erop steken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 68)
14.6 Diagnosestekker
F03736-10
De diagnosestekker 1bevindt zicht onder het zadel.
Info
Zodra de diagnosetool is aangesloten, loopt de bedrijfsuren-
teller.
Voor langere diagnosesessies de bedrijfsurenteller achter
het startnummerbord loskoppelen.
15 KOELSYSTEEM
112
15.1 Koelsysteem
F03739-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 147)
KOELSYSTEEM 15
113
Radiateurdop monteren.
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 147)
Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
15 KOELSYSTEEM
114
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
(XCF US)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 56)
F03740-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6x25 10 Nm
15.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
F03741-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef 1is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat Aboven de radiateur-
lamellen
10 mm
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel
( pag. 147)
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 15
115
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 113)
Nawerk
(XCF US)
Motorbescherming monteren. ( pag. 56)
15.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
(XCF US)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 56)
F03740-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
F03741-10
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6x25 10 Nm
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat Aboven de radiateur-
lamellen
10 mm
15 KOELSYSTEEM
116
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel
( pag. 147)
Radiateurdop monteren.
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 113)
Nawerk
(XCF US)
Motorbescherming monteren. ( pag. 56)
MOTOR AFSTELLEN 16
117
16.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Speling gaskabel 3 … 5 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 117)
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Als de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de
koude-startknop terug in de uitgangspositie.
» Als de koude-startknop niet in de uitgangspositie terug-
springt:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 117)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 117)
16.2 Speling gaskabel instellen
Info
Als de gasbowdenkabels correct zijn gelegd, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 74)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 83)
16 MOTOR AFSTELLEN
118
F03742-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Moer 2losdraaien.
Stelschroef 3helemaal indraaien.
Moer 4losdraaien.
Koude-startknop 6tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef 5zo draaien dat de koude-startknop terug naar
de uitgangspositie beweegt wanneer de gashendel naar voren
wordt gedraaid.
Moer 4vastdraaien.
Stelschroef 3zo draaien, dat bij de gashendel speling gaska-
bel aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 … 5 mm
Moer 2vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 117)
16.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf
worden veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
F03743-10
Hoofdwerk
Manchet 1terugschuiven.
Schroeven 2en halve schalen 3verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
MOTOR AFSTELLEN 16
119
F03780-10
Gaskabelschijf 4van de handgreep 5verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De
markering Amoet bij de markering Bgepositioneerd
zijn.
Gaskabelschijf zwart (A46002014000)
Alternatief 1
Gaskabelschijf grijs (A48002014000)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De zwarte gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
F03744-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen.
Handgreep op het stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats
brengen.
Halve schalen 3positioneren, schroeven 2monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet 1erop schuiven en gashendel controleren op soe-
pele werking.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 117)
16 MOTOR AFSTELLEN
120
16.4 Mapping wijzigen
Info
De gewenste motorkarakteristiek kan via de combinatieschakelaar worden geactiveerd.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
Bovendien kan in elke mapping de tractiecontrole worden geactiveerd.
De Mapping kan ook tijdens rijden worden gewijzigd.
F03762-10
STANDARD Mapping activeren:
Knop 1indrukken.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
Controlelampje Abrandt.
STANDARD gecompenseerde respons
Info
Met de TCknop 3kan de tractiecontrole aanvul-
lend worden geactiveerd.
F03763-10
ADVANCED Mapping activeren:
Knop 2indrukken.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
Controlelampje Bbrandt.
ADVANCED directe respons
Info
Met de TCknop 3kan de tractiecontrole aanvul-
lend worden geactiveerd.
16.5 stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
MOTOR AFSTELLEN 16
121
S05321-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in
de uitgangspositie. ( pag. 21)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door draaien van de regelschroef voor het stationaire toeren-
tal 1het stationaire toerental met behulp van een toerentel-
ler instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 2.250 … 2.350 1/min
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toeren-
tal.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toe-
rental.
16.6 Smoorkleppositie programmeren
Info
Als de besturingsunit herkent dat de smoorkleppositie bij stationair toerental opnieuw moet worden gepro-
grammeerd, knippert het controlelampje storing 2x per seconde.
H02263-10
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voertuig met stationair toerental laten draaien.
Het controlelampje storing knippert niet meer zodra het
programmeren is afgesloten.
Info
Als de motor te warm wordt, een afkoelrit bij gemiddeld
toerental maken.
De motor vervolgens niet uitschakelen, maar stationair
verder laten draaien tot het programmeren afgesloten
is.
16 MOTOR AFSTELLEN
122
16.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de aandrijving te veel belast en kunnen storin-
gen van de quickshifter optreden.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 122)
16.8 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef 1met ringen verwijderen en versnellingshendel 2
eraf halen.
401951-10
Vertanding Avan versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef 1met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
123
17.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F03737-10
Snelsluitkoppeling 1grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstofzeef 2uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schui-
ven.
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en keerring van
de snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 149)
Snelsluitkoppeling 1in elkaar steken.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
124
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en respons controleren.
17.2 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil kan worden gecontroleerd bij een koude en warme motor.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
F03738-10
Voorwaarde
Motor is koud.
Motoroliepeil controleren.
De motorolie komt tot het midden van het kijkglas A.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas
komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 127)
Voorwaarde
Motor is warm.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut
wachten en dan pas controleren.
De motorolie staat tussen het midden Aen de boven-
kant Bvan het kijkglas.
» Als de motorolie niet tot het midden van het
kijkglas Akomt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 127)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
125
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
(XCF US)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 56)
W00543-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Sluitschroef 1met oliezeef en keerringen verwijderen.
Olieaftapschroef 2met magneet en afdichtring verwijderen.
W00540-10
Olieaftapschroef 3met magneet en afdichtring verwijderen.
Info
Schroef 4niet verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
Olieaftapschroef 3met magneet en nieuwe afdichtring mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
W00542-10
Oliezeef 5met keerringen op een pijpsleutel positioneren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenover-
liggende motorhuishelft positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
126
W00543-10
Sluitschroef 1met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef 2met magneet en nieuwe afdichtring mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
W00544-10
Schroeven 6verwijderen. Oliefilterdeksel met keerring ver-
wijderen.
W00545-10
Oliefilter 7uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
W00546-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen
met motorolie.
Oliefilter met motorolie vullen en oliefilter in het huis positio-
neren.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie en met olie-
filterdeksel 8monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdek-
sel
M6 10 Nm
Motorfiets opstellen.
W00547-10
Olievulschroef 9met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie 1,0 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 147)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
127
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
(XCF US)
Motorbescherming monteren. ( pag. 56)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 124)
17.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
401955-10
Olievulschroef 1met keerring verwijderen.
Dezelfde motorolie bijvullen, die ook bij de motorolieverversing
is gebruikt.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 147)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
KTM adviseert de motorolie te verversen als dat nodig
is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD
128
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 149)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
REINIGING, ONDERHOUD 18
129
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat
het ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 78)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 149)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 150)
19 STALLING
130
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 149)
Brandstof tanken. ( pag. 35)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daar-
bij brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 128)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen.
( pag. 125)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 112)
Bandenspanning controleren. ( pag. 104)
12V-accu demonteren. ( pag. 106)
12V-accu laden. ( pag. 108)
Voorgeschreven waarde
Optimale laad- en opslag-
temperatuur van de lithium-
ion-accu
10 … 20 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 53)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
STALLING 19
131
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
12V-accu monteren. ( pag. 107)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 53)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 29)
Proefrit maken.
20 OPSPOREN VAN FOUTEN
132
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken
van de startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 29)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 108)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 109)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Snelsluitkoppeling niet in
elkaar gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Brandstofzeef in de snelsluit-
koppeling verstopt
Brandstofzeef vervangen.
( pag. 123)
Stationaire toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 120)
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en dro-
gen, indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
1,0 mm
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, uitschakelknop
defect
Kabelboom controleren. (visuele con-
trole).
Elektrische installatie controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Motor start niet Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 71)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem
beschadigd is.
Glasvezelvulling van einddemper ver-
vangen. ( pag. 74)
Te weinig klepspeling Klepspeling instellen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 35)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 113)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 113)
Koelmiddel vullen. ( pag. 114)
OPSPOREN VAN FOUTEN 20
133
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Bedrading op beschadiging en de elek-
trische steekverbindingen op roestvor-
ming en beschadiging controleren.
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 124)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeef reinigen.
( pag. 125)
Zuigers of cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepa-
len.
12V-accu ontladen 12V-accu wordt niet opgeladen Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Ongewilde elektrische verbrui-
ker
Ruststroom controleren.
21 KNIPPERCODE
134
Voorwaarde voor fout Gecombineerde schakelaar links - Knoppen zijn langer dan 20 seconden ingedrukt
Knippercode controle-
lampje storing
Controlelampje storing knippert permanent
Voorwaarde voor fout THREF - Interne fout van de motorbesturingsunit
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Toerentalsensor krukas storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
06 Controlelampje storing knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklep-positiesensor circuit A - ingangssignaal te laag
Smoorklep-positiesensor circuit A ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis ingangssignaal te hoog
Druksensor inlaatluchtbuis ingangssignaal te laag
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Koelmiddeltemperatuursensor - ingangssignaal te hoog
Koelmiddeltemperatuursensor ingangssignaal te laag
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht - ingangssignaal te hoog
Temperatuursensor inlaatlucht ingangssignaal te laag
Knippercode controle-
lampje storing
15 Controlelampje storing knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Kantelsensor ingangssignaal te laag
Kantelsensor onderbreking/ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
21 Controlelampje storing knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning - ingangsspanning te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
22 Controlelampje storing knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingsherkenningssensor - ingangsignaal te laag
Versnellingsherkenningssensor ingangssignaal te hoog
Versnellingsherkenningssensor - fout
KNIPPERCODE 21
135
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitventiel cilinder 1 storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - kortsluiting met plus
Knippercode controle-
lampje storing
65 Controlelampje storing knippert 6x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout EEPROM - fout
Knippercode controle-
lampje storing
91 Controlelampje storing knippert 9x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout CANBus communicatie - foutief
22 TECHNISCHE GEGEVENS
136
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 249,91 cm³
Slag 48,5 mm
Boring 81 mm
Stationair toerental 2.250 … 2.350 1/min
Compressieverhouding 14,5:1
Distributie DOHC, 4 kleppen aangestuurd met nokvolger, aandrij-
ving met distributieketting
Klepdiameter inlaat 32,5 mm
Klepdiameter uitlaat 27,5 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,08 … 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,12 … 0,19 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager Lagerbus
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 trochoïde pompen
Primaire overbrenging 24:72
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling (Alle SXF-modellen) 5 versnellingen met klauwschakeling
Versnelling (XCF US) 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding (Alle SXF-modellen)
1e versnelling 13:32
2e versnelling 16:32
3e versnelling 17:28
4e versnelling 19:26
5e versnelling 21:25
Overbrengingsverhouding (XCF US)
1e versnelling 13:33
2e versnelling 16:30
3e versnelling 18:26
4e versnelling 22:26
5e versnelling 23:23
6e versnelling 26:22
Dynamo 14 V, 70 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LMAR9AI-10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Starthulp Startmotor
TECHNISCHE GEGEVENS 22
137
22.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar voor de hoofdla-
gersmering
M4 2 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M4 2 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaars voor koppelings-
mering
M4 2 Nm
Loctite®243™
Schroef olievernevelaar gebogen
voor zuigerkoeling
M4 2,5 Nm
Loctite®243™
Slangklem aanzuigflens M4 3 Nm
Sproeier luchttoevoer krukhuis M4 2 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaar voor nokvolgersme-
ring
M5 3 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite®243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerbout oliepomptussen-
wiel
M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite®2701™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef versnellingssensor M5 5 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef oliekanaal in dynamo-
deksel
M5 2 Nm
Loctite®243™
Tapeind generatordeksel M5 2 Nm
Loctite®243™
Moer cilinderkop M6 10 Nm
Moer waterpompwiel M6 6 Nm
Loctite®243™ ook in spleet tussen
as en waterpompwiel
Schroef binnendeksel koppeling M6x25 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x25 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x45 10 Nm
Schroef distributieketting-
uitvalbescherming
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef geleiderail M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef klepdeksel M6 8 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
138
Schroef koppelingscilinder M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6x55 10 Nm
Schroef motorhuis M6x70 10 Nm
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef startmotor - tussentand-
wiel
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6x25 10 Nm
Schroef waterpompdeksel M6x40 10 Nm
Tapeind cilinderkop M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef nokkenas-lagerbrug M7x1 Draaivolgorde:
Diagonaal vastschroeven.
1e aanhaalniveau
5 Nm
2e aanhaalniveau
14 Nm
Geolied met motorolie
Afsluitschroef krukasborgschroef M8 10 Nm
Krukasborgbout M8 8 Nm
Schroef spanrail M8 15 Nm
Loctite®243™
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite®243™
Bougie M10x1 12 Nm
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 8 Nm
Schroef rotor M10x1 70 Nm
Kraag en schroefdraad geolied /
conus ontvet
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm
Loctite®243™
Koelmiddeltemperatuursensor M10x1,25 12 Nm
Moer cilinderkop M10x1,25 Draaivolgorde:
Diagonaal vastschroeven.
1e aanhaalniveau
10 Nm
2e aanhaalniveau
30 Nm
3e aanhaalniveau
180°
Schroefdraad geolied
Schroef cilinderkop M10x1,25 20 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
139
Tapeind cilinderkop M10x1,25 20 Nm
Loctite®243™
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Olieaftapschroef M14x1,5 15 Nm
Moer koppelingsmeenemer M18x1,5 100 Nm
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 120 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef dynamodeksel M24x1,5 18 Nm
Sluitschroef distributiekettingspan-
ner
M24x1,5 40 Nm
Olievulschroef M24x3 handvast
Moer borging voor binnenring
hoofdlager
M27x1 60 Nm
Loctite®243™
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,0 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 147)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel ( pag. 147)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. (Alle SXF-modellen)
Brandstoftankvolume totaal ca. 7,2 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 147) (SXF EU/US/CN)
Brandstoftankvolume totaal ca. Brandstof super loodvrij (ROZ
95/97) ( pag. 147) (SXF BR)
Brandstoftankvolume totaal ca. (XCF US)
Brandstoftankvolume totaal ca. 8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 147) (XCF US)
Brandstofreserve ca. (XCF US) 1,5 l
22.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (SXF EU/BR/CN) WP XACT AER
Voorvork (SXF US) WP XACT AER
Voorvork (XCF US) WP XPLOR CC
Veerweg
voor 310 mm
achter 300 mm
Vorksprong 22 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
140
Schokdemper (SXF EU/BR/CN) WP XACT LDS
Schokdemper (SXF US) WP XACT LDS
Schokdemper (XCF US) WP XACT LDS
Remsysteem Schijfremmen, remzadels vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (SXF EU/BR/CN) 14:52
Secundaire overbrenging (SXF US) 14:51
Secundaire overbrenging (XCF US) 13:52
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand 1.493 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast 958 mm
Los van de bodem, onbelast 343 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (Alle SXF-modellen) 101 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (XCF US) 101,7 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
22.5 Elektronica
12V-accu HJTZ5S-FP-C Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109105 5 A
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
TECHNISCHE GEGEVENS 22
141
22.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(SXF EU/US/CN) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX33F
110/90 - 19 62M TT
Dunlop GEOMAX MX33
(SXF BR) 80/100 - 21 51M TT
Pirelli Scorpion MX Mid Soft 32
100/90 - 19 62M TT
Pirelli Scorpion MX Mid Soft 32
(XCF US) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX33F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT81
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
22.7 Voorvork
22.7.1 SXF EU/BR/CN
Artikelnummer voorvork A460C105X406000
Voorvork WP XACT AER
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 10,3 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 240 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 148)
Hoeveelheid olie buitenwerk links 240 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 148)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 148)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 150)
22.7.2 SXF US
Artikelnummer voorvork A460C155X406000
Voorvork WP XACT AER
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
22 TECHNISCHE GEGEVENS
142
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Luchtdruk 10,5 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 240 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 148)
Hoeveelheid olie buitenwerk links 240 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 148)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 148)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 150)
22.7.3 XCF US
Artikelnummer voorvork A590C175X402000
Voorvork WP XPLOR CC
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 478 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 4,6 N/mm
Vorklengte 940 mm
Oliehoeveelheid buitenwerk 390 ± 5 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 148)
Oliehoeveelheid cartridge 175 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 148)
22.8 Schokdemper
22.8.1 SXF EU/BR/CN
Artikelnummer schokdemper A460C405X408000
Schokdemper WP XACT LDS
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
TECHNISCHE GEGEVENS 22
143
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 8 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 45 N/mm
Veerlengte 240 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 456,3 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 148)
22.8.2 SXF US
Artikelnummer schokdemper A460C455X408000
Schokdemper WP XACT LDS
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 8 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 45 N/mm
Veerlengte 240 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 456,3 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
144
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 148)
22.8.3 XCF US
Artikelnummer schokdemper A460C475X408000
Schokdemper WP XACT LDS
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 8 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 45 N/mm
Veerlengte 240 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 456,3 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 148)
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
EJOT PT®K50x18 T20 0,7 Nm
Schroef brandstofpomp aan brand-
stoftank
EJOT PT®K60x30-Z 2,5 Nm
Schroef combinatieschakelaar EJOT PT®K50x18 T20 2 Nm
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT®K60x20-Z 3 Nm
Schroef luchtfilterbak aan console EJOT PT®K60x20AL 5 Nm
Schroef slangklem radiateurkoel-
slangen
2,4 Nm
Schroef start/uitschakelknop EJOT PT®K50x18 T20 2 Nm
Schroef zadelbevestiging EJOT EJOFORM PT®K60x23/18 2,5 Nm
Schroef slangklem smoorklep M4 5 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
145
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Schroef smoorklepdeksel M5 2,6 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroeven van einddemper M5 7 Nm
Moer gaskabel aan smoorklep M6 3 Nm
Moer kogelscharnier drukstang van
achterste remcilinder
M6 10 Nm
Loctite®243™
Moer startmotorkabel aan startmo-
tor
M6 4 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accuhouderbeugel M6 6 Nm
Schroef brandstoftankspoiler aan
radiateur
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef glijblok aan achterbrug M6 6 Nm
Schroef hendel M6 5 Nm
Schroef kettinggeleiding aan ach-
terbrug achter
M6x16 10 Nm
Schroef kettinggeleiding aan ach-
terbrug voor
M6x45 10 Nm
Schroef massakabel aan frame M6 10 Nm
Schroef remkabelgeleiding aan
achterbrug
M6 4,5 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef spatbord M6 12 Nm
Schroef startmotorkabel naar start-
relais
M6 6 Nm
Schroef stekkerboard met gecom-
bineerd instrument
M6 5 Nm
Schroef zadelbevestiging M6 8 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite®2701™
Moer pedaalhendelaanslag M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M8 15 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
146
Schroef bochtstuk op motorstang M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef console boven M8 35 Nm
Loctite®2701™
Schroef console onder M8 30 Nm
Loctite®2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardbevestiging
(XCF US)
M8 33 Nm
Loctite®2701™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm
Loctite®2701™
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm
Loctite®2701™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer frame aan verbindingshendel M16x1,5 60 Nm
Moer haakse hendel aan achter-
brug
M16x1,5 60 Nm
Moer verbindingshendel aan
haakse hendel
M16x1,5 60 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M24x1,5 7,5 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 23
147
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Brandstof super loodvrij (ROZ 95/97)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95/97)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super loodvrij gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Als brandstof met meer dan 10% ethanol wordt gebruikt, moet minstens ROZ 97 worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 25% ethanol
(bijv. E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 151)
SAE ( pag. 151) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
23 GEBRUIKSSTOFFEN
148
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 151) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 151) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
HULPSTOFFEN 24
149
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Dirt Remover
Siliconenspray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Silicone Spray
24 HULPSTOFFEN
150
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF®
LGHB 2
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication®
Klüberfood NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 25
151
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
152
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
- Launch Control Functie van de voertuigelektronica voor het bereiken
van optimale acceleratie vanuit stilstand
- Quickshifter Functie van de motorelektronica voor opschakelen
zonder bediening van de koppeling
TC Tractiecontrole (Traction Control) Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
LIJST MET AFKORTINGEN 27
153
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
28 LIJST MET SYMBOLEN
154
28.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD heeft een fout in de voertuigelektro-
nica geconstateerd. Het controlelampje storing brandt ook, als de tractiecontrole is geacti-
veerd en de toerentalbegrenzer ingrijpt.
TC-controlelampje brandt oranje TC is actief of is bezig met regelen. Het TCcontrolelampje
knippert, als de LaunchControl is geactiveerd.
28.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
QS-controlelampje brandt blauw De Quickshifter is geactiveerd. Het QScontrolelampje knip-
pert, als de Quickshifter wordt geprogrammeerd.
Controlelampje Bbrandt groen ADVANCED Mapping is geactiveerd.
28.3 Witte symbolen
Witte symbolen geven informatie weer.
Controlelampje Abrandt wit STANDARD Mapping is geactiveerd.
INDEX
155
INDEX
1
12V-accu
demonteren ....................... 106
laden ........................... 108
monteren ........................ 107
startvermogen ...................... 26
A
Achterbrug
controleren ........................ 83
Achterwiel
demonteren ....................... 101
monteren ........................ 102
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 11
rechtsachter ....................... 12
Afbeeldingen .......................... 10
Antivries
controleren ....................... 112
Artikelnummer schokdemper ................ 14
Artikelnummer voorvork ................... 13
B
Balhoofdetiket ......................... 13
Balhoofdlager
smeren ........................... 63
Bandenspanning
controleren ....................... 104
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 39
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ........................ 10
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 8
Brandstoftank
demonteren ........................ 74
monteren ......................... 76
Brandstofzeef
vervangen ........................ 123
C
Controlelampjes
overzicht .......................... 18
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren ........................ 68
monteren ......................... 69
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . 72
Diagnosestekker ....................... 111
Dynamische veerweg
instellen .......................... 45
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen ......................... 118
Einddemper
demonteren ........................ 73
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 74
monteren ......................... 73
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
Frame
controleren ........................ 83
Framebescherming
demonteren ........................ 57
monteren ......................... 57
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 16
Gaskabellegging
controleren ........................ 83
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gecombineerd instrument .................. 18
H
Hoofdzekering
vervangen ........................ 109
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfname
nastalling ........................ 131
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 24
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 29
Ingaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 47
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 41
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 40
K
Ketting
controleren ........................ 80
reinigen .......................... 78
Ketting-aandrijfwiel
controleren ........................ 80
INDEX
156
Kettinggeleiding
controleren ........................ 80
Kettingspanning
controleren ........................ 79
instellen .......................... 79
Kettingwiel
controleren ........................ 80
Klantenservice ......................... 10
Knippercode ......................134-135
Koelmiddel
aftappen ......................... 113
antivries en koelmiddelpeil controleren . . . . 112
peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
vullen ........................... 114
Koelsysteem ......................... 112
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . 85
Koppelingshendel ....................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 85
Koude-startknop ........................ 21
L
LaunchControl
activeren .......................... 30
Lithium-ion-accu
startvermogen ...................... 26
Luchtfilter
demonteren ........................ 70
monteren ......................... 72
reinigen .......................... 71
Luchtfilterbak
reinigen .......................... 71
Luchtvering XACT ....................... 39
M
Mapping
wijzigen ......................... 120
Milieu ............................... 9
Motor
inrijden ........................... 25
Motorbescherming
demonteren ........................ 56
monteren ......................... 56
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
reinigen ......................... 128
vanhefboknemen ................... 53
Motornummer .......................... 13
Motorolie
bijvullen ......................... 127
vervangen ........................ 125
Motoroliepeil
controleren ....................... 124
O
Oliefilter
vervangen ........................ 125
Oliezeef
reinigen ......................... 125
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 59
monteren ......................... 59
Onjuist gebruik .......................... 6
Opsporen van fouten .................132-133
Overzicht controlelampjes .................. 18
P
Plug-in-standaard ....................... 23
Q
Quickshifter ........................... 32
activeren .......................... 32
programmeren ...................... 85
R
Regelschroef stationair toerental ............. 21
Remhendel ........................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 88
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Rempedaal ........................... 22
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 95
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Remschijven
controleren ........................ 88
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 96
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 90
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 95
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 89
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 97
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 91
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 97
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . 98
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 92
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 91
Reserveonderdelen ...................... 10
INDEX
157
Rubberen stuurcovers
controleren ........................ 84
S
Schokdemper
demonteren ........................ 65
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 43
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . 40
ingaande demping highspeed instellen . . . . . 41
ingaande demping lowspeed instellen . . . . . . 40
monteren ......................... 66
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 43
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 41
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 44
Service .............................. 10
Serviceschema .......................37-38
Smoorkleppositie
programmeren ..................... 121
Spaakspanning
controleren ....................... 105
Spatbord voor
demonteren ........................ 63
monteren ......................... 64
Speling balhoofdlager
controleren ........................ 61
instellen .......................... 62
Speling gaskabel
controleren ....................... 117
instellen ......................... 117
Stalling ............................ 130
Starten .............................. 29
Startknop ............................ 17
Startnummerbord
demonteren ........................ 63
monteren ......................... 63
startvermogen
lithium-ion-accu's bij lage temperaturen . . . . 26
Stationair toerental
instellen ......................... 120
Stuurpositie ........................... 50
instellen .......................... 50
T
Tankdop
openen ........................... 19
sluiten ........................... 20
Tanken
brandstof ......................... 35
Technisch toebehoren .................... 10
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 144
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 137
banden .......................... 141
chassis .......................... 139
elektronica ....................... 140
motor ........................... 136
schokdemper ...................... 142
voorvork ......................... 141
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Toestand van de banden
controleren ....................... 104
Tractiecontrole
activeren .......................... 31
Transporteren ......................... 35
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 48
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 41
Uitschakelknop ........................ 16
V
Veilig gebruik .......................... 7
Versnellingshendel ...................... 22
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 122
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 122
Voertuigidentificatiennummer ............... 13
Voorvork-protector
demonteren ........................ 55
monteren ......................... 55
Voorwiel
demonteren ....................... 100
monteren ........................ 101
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 46
demonteren ........................ 57
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . 47
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren ......................... 58
ontluchten ......................... 54
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 48
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Vulhoeveelheid
brandstof ..................... 36,139
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . 114, 116, 139
motorolie ..................... 126,139
W
Werkinstructies ......................... 8
INDEX
158
Z
Zadel
monteren ......................... 68
verwijderen ........................ 67
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . 109
van de brandstofpomp vervangen . . . . . . . . 110
Zijstandaard .......................... 23
Zwaardere gebruiksomstandigheden ........... 26
droogzand ........................ 26
hoge temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
langzaamrijden ..................... 28
modderigcircuit ..................... 28
natcircuit ......................... 28
natzand .......................... 27
sneeuw ........................... 28
*3214834nl*
3214834nl
27.09.2023
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161

KTM 250 SX-F de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor