NL
NL 8
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
1. Algemene instructies
1.1 Gebruiksaanwijzing zorgvuldig doorlezen. Maak u vertrouwd met
de juiste manier om het apparaat te gebruiken.
1.2 Kinderen of personen die de gebruiksaanwijzing niet kennen
mogen het apparaat niet gebruiken. Plaatselijke voorschriften kun-
nen de minimum leeftijd van de gebruiker vaststellen.
1.3 Als er mensen, maar vooral kinderen of dieren in het werkgebied
zijn, mag er niet worden gemaaid.
1.4 De gebruiker van het apparaat is verantwoordelijk voor ongeval-
len met andere personen of hun eigendom.
1.5 Bewaar deze gebruiksaanwijzing om haar later eventueel te
raadplegen.
2. Voorbereidende maatregelen
2.1 Tijdens het maaien moet men altijd stevige schoenen en een
lange broek dragen. Maai nooit op blote voeten of met open sanda-
len.
2.2 Controleer het volledige terrein waar de maaier wordt ingezet, en
verwijder alle stenen, stokken, draden, botten en andere vreemde
voorwerpen. Ook tijdens het maaien moet men letten op vreemde
voorwerpen.
2.3 WAARSCHUWING ! - Benzine is zeer licht ontvlambaar!
- Sla benzine alleen maar in de daarvoor bedoelde tanks op.
- Tank alleen maar in de openlucht en rook niet tijdens het vullen
- Benzine moet vóór het starten van de motor bijgevuld worden.
Als de motor loopt of als de machine warm is dan mag de tanksluit-
ing niet worden geopend en er mag ook geen benzine worden bij-
gevuld.
- Als er benzine is overgelopen mag er niet worden geprobeerd de
motor te starten. In de plaats daarvan moet het apparaat wegge-
haald worden van het met benzine verontreinigde oppervlak. Iedere
poging tot starten moet worden vermeden totdat de benzinedam-
pen vervlogen zijn.
- Om veiligheidsredenen moeten de benzinetank en de tanksluiting
bij beschadiging worden vervangen.
- Gebruik bij het voltanken een bijpassende trechter of een vulpijp
zodat er geen brandstof op de motor en het huis of op het gazon
kan terechtkomen.
2.4 De uitlaat en het gebied rond de uitlaat kunnen tot 80° warm wor-
den. ATTENTIE: Gevaar voor verbranding. Beschadigde uitlaatdem-
pers vervangen.
2.5 Vóór het gebruik moet d.m.v. een visuele controle worden gecon-
troleerd of het maaimes, de bevestigingsbouten en de gehele maaiu-
nit versleten of beschadigd zijn. Om te voorkomen dat het apparaat
niet in evenwicht verkeert moeten versleten of beschadigde messen
worden vervangen door nieuwe.
3. Instructies m.b.t. het gebruik
3.1 De verbrandingsmotor mag niet in gesloten ruimtes lopen waarin
gevaarlijke uitlaatgassen zich kunnen ophopen - gevaar voor vergifti-
ging!
3.2 Maai alleen maar bij daglicht of bij een goede verlichting. Neem
ook de plaatselijk voor het gebruik toegestane tijden in acht.
3.3 Zorg er altijd voor dat u op hellingen goed staat.
3.4 Rij alleen maar stapvoets met de maaier.
3.5 Maai altijd dwars op de helling, nooit naar boven of naar bene-
den. Maai niet op extreem steile hellingen. Op hellingen met een hel-
lingshoek van meer dan 15° mag men uit veiligheidsoverwegingen
niet maaien. Als men op hellingen van richting verandert dient men
bijzonder voorzichtig te zijn!
3.6 Wees bijzonder voorzichtig: als u van richting verandert of als u
achteruit maait, wanneer de maaier naar u toe getrokken wordt.
3.7 Als de maaier tijdens het transport over andere oppervlakken dan
gras wordt geduwd moet de motor worden uitgeschakeld. - Gevaar
voor steenslag! Bij het transport naar en van de werkplek moet de
motor worden afgezet.
3.8 Gebruik nooit een maaier met een beschadigde behuizing resp.
beschadigde of ontbrekende beveiligingsvoorzieningen (b.v. stoot-
plaat, achterklep, grasopvangbak)
3.9 De basisafstelling van de motor is door de fabriek correct afge-
steld en mag niet worden veranderd.
3.10 Koppel voordat u de motor start alle maaigereedschap (indien
aanwezig) en aandrijvingen los.
3.11 Schakel de motor alleen maar in als er voldoende afstand is
tussen voeten en maaigereedschap.
3.12 Bij het inschakelen van de motor mag de maaier niet worden
gekanteld. Als de maaier hierbij moet worden opgetild, dan mag hij
slechts zóver worden gekanteld als absoluut nodig is. Til hierbij
alleen maar de van de gebruiker afgewende kant omhoog.
3.13 Start de motor niet als u vóór het uitworpkanaal staat (maaier
met zijuitworp).
3.14 Breng nooit handen of voeten binnen het bereik van het
roterende maaimes. Blijf uit de buurt van de uitworpopening als het
maaimes roteert.
3.15 Til of draag een gazonmaaier nooit als de motor loopt. Wacht
totdat het maaimes stilstaat en trek de stekker eruit.
3.16 Schakel de motor uit, wacht totdat het maaimes stilstaat en trek
de stekker uit het stopcontact.
a) Vóórdat u de grasopvangvoorziening wegneemt
b) Voordat u de blokkeringen verwijdert of verstoppingen in het uit-
worpkanaal verhelpt.
c) Voordat u de maaier controleert, reinigt of andere werkzaamheden
(b.v. maaihoogteomzetting) eraan uitvoert
d) Als u weggaat van de maaier en
e) Als de maaier abnormaal sterk begint te trillen. Dan moet onmid-
dellijk een controle door een vakman worden uitgevoerd.
f) Deze controle door een vakman is nodig als de maaier b.v. door-
dat hij tegen een hindernis is gebotst tot stilstand komt (schades
aan de motorassen, verbogen messen enz.)
3.17 De motor moet worden afgezet:
- als het apparaat wordt achtergelaten of getransporteerd,
- Vóór het bijvullen
- Vóórdat u de grasopvangvoorziening wegneemt
3.18 Als men een grasopvangbak gebruikt dient men op het vol-
gende te letten: Voordat u de grasopvangbak eraf haalt om deze
leeg te maken, moet de motor absoluut worden uitgeschakeld en
moet men wachten totdat het maaimes stilstaat. Maai met een
gazonmaaier met achteruitworp nooit zonder grasopvangvoorziening
(grasopvangbak) of bescherming tegen stoten (achterklep).
3.19 De door de duwboom bepaalde veiligheidsafstand moet altijd in
acht worden genomen. De gazonmaaier mag alleen maar worden
gebruikt als de duwboom in de werkstand is ingeklikt of bevestigd.
De boom is gereed voor gebruik tijdens het werk als hij schuin naar
achteren staat en in de hiervoor voorziene vergrendeling resp. beve-
stiging zit.
4. Onderhouds- en opslaginstructies
4.1 Onderhouds- en reinigingswerkzaamheden aan de maaier
mogen alleen worden uitgevoerd als de motor is uitgeschakeld, het
maaimes stilstaat en de bougiestekker is losgetrokken. BELAN-
GRIJK -contactsleutel weghalen!
4.2 Let erop dat moeren, bouten en schroeven stevig vastzitten.
4.3 Sla de maaier met benzine in de tank nooit op binnen in een
gebouw waarin eventueel benzinedampen met open vuur of met
vonken in contact kunnen komen - gevaar voor explosie!
4.4 Het leegmaken van de benzinetank moet in de openlucht plaats-
hebben.
4.5 Laat de motor afkoelen voordat u het apparaat in een gesloten
ruimte zet.
4.6 Om brandgevaar te vermijden moet de motor en de uitlaat niet
met gras, bladen en naar buiten lopend vet (olie) in aanraking kun-
nen komen.
4.7 Er moet regelmatig worden gecontroleerd of de grasopvangbak
in perfecte staat verkeert.
4.8 Versleten of beschadigde onderdelen moeten onmiddellijk wor-
den vervangen.
4.9 Neem a.u.b. voor deskundig onderhoud, controle en het naslijpen
van het mes de gebruiksaanwijzing in acht.
4.10 Gebruik aleen maar originele messen.
Wij maken u erop attent dat wij volgens de wet op de productaan-
sprakelijkheid niet aansprakelijk zijn voor schades die door ons
apparaat zijn veroorzaakt bij:
a) ondeskundige reparaties die niet zijn uitgevoerd door onze
geautoriseerde servicepunten,
b) of als bij een vervanging van onderdelen geen ORIGINELE
RESERVEONDERDELEN zijn gebruikt!
Voor accessoires gelden dezelfde bepalingen.
Constructie- en uitvoeringsveranderingen voorbehouden.
Geef bij vragen om inlichtingen of bestellingen van reserveonderdelen
het nummer van het artikel en het productienummer op.