2
5Montage van de sensor
Zonder adressering:
Parameter Stap 1 Stap 2
Veldgrootte
Functionaliteit
Veldgeometrie
[<] kort indrukken
[>] kort indrukken
[<] en [>] gelijktijdig kort indrukken
Het knipperen van de
groene LED (1-9 keer)
geeft de actuele parame-
tertrede aan
5.1 Configuratie met behulp van de toetsen
Aanwijzing:
Vindt 25s geen toetsbediening plaats, dan wordt de programmeermodus
automatisch verlaten, de sensor blijft echter in de configuratiemodus.
De tot dan verrichte instellingen worden opgeslagen.
De statusuitvraag dient voor de uitvraag van de ingestelde parameters.
5.1.1 Statusuitvraag met behulp van de toetsen
5.2.2 Werkingswijze
5.2 Configuratie met behulp van de afstandsbediening
Activeren: – Autom. na aansluiting van de sensor op de voedingsspanning
of
– Sensor korte tijd van de voedingsspanning scheiden
of
– willekeurige toets [<] of [>] op de sensor indrukken
Beëindigen: – Toetsencombinatie indrukken of
– Automatisch na 30 min.
Aanwijzing:
Vindt 30s geen invoer plaats, dan wordt de verbinding beëindigd.
De tot dan verrichte instellingen worden opgeslagen.
Trede
1, 2, 3 Klein
4, 5, 6* Middel
7, 8, 9 Groot
bij Merkur-versie met richtingsherkenning
Trede
1* vooruit, montagehoogte standaard
2vooruit, montagehoogte hoog
3achteruit, montagehoogte standaard
4achteruit, montagehoogte hoog
5Richtingsherkenning UIT, montagehoogte standaard
6Richtingsherkenning UIT, montagehoogte hoog
7vooruit + MTO, montagehoogte standaard (MTO, zie hoofdst. 7)
8vooruit + MTO, montagehoogte hoog (MTO, zie hoofdst. 7)
Trede
1smal veld
2* breed veld
Wijziging van de functionaliteit van trede 6 naar trede 2:
1) [<] en [>] 4 s ingedrukt houden, de groene LED knippert 1x na 2 s,
nog een keer na 4 s.
2) Groene LED knippert 6x en geeft daarmee de actuele parametertrede aan
3) Druk vier keer achter elkaar de toets [<] in om de parametertrede te verlagen
(groene LED knippert 2x en geeft de nieuw ingestelde parametertrede aan)
4) [<] en [>] gelijktijdig indrukken
De datatransmissie naar en van de sensor verloopt via een IR-interface.
De verbinding tussen de afstandsbediening en de sensor kan alleen
opgebouwd worden, wanneer de sensor zich in de configuratiemodus bevindt.
De sensor kan op twee manieren geconfigureerd worden:
→met behulp van toetsen op de sensor (elementaire instellingen)
→met behulp van afstandsbediening (volledige instelmogelijkheden)
Met adressering:
1. Starttoets indrukken 1. IR-interface van de
afstandsbediening met
de hand afdekken
2. Starttoets indrukken → knippert
3. IR-interface vrijgeven (hand wegnemen)
4. Relevante cijfertoets ( t/m ) indrukken
–G alsmede een van de toetsen 1 t/m 4 branden:
geslaagde verbindingsopbouw
–G knippert: geen verbindingsopbouw
→ Configuratiemodus activeren
→ Houd de afstandsbediening dichter en gerichter bij de sensor
→ Batterijen in de afstandsbediening controleren
–Er branden geen toetsen
→ Batterijen in de afstandsbediening controleren/vervangen
5.2.3 Parameters instellen / wijzigen
Handmatig openhouden van de deur tijdens de instelwerkzaamheden
gedurende 15 min. Daarna sluit de deur, wanneer er geen object in
het detectieveld aanwezig is.
Deur sluit, wanneer geen object in het detectieveld is,
daarna normaal bedrijf
Configuratiemodus wordt beëindigd, deur sluit wanneer geen
object in het detectieveld is, daarna normaal bedrijf
Na een geslaagde verbindingsopbouw kunnen de parameters van de
sensor gewijzigd worden.
* Fabrieksinstelling
Algemene werkwijze
[>]
[<]
Veldgrootte veranderen: [<] en [>] 2 s indrukken
Functionaliteit veranderen: [<] en [>] 4 s indrukken
bij Merkur-versie zonder richtingsherkenning
Trede
1* Montagehoogte standaard
2Montagehoogte hoog
Veldgeometrie veranderen: [<] en [>] 6 s indrukken
Voorbeeld
Fabrieksinstellingen herstellen: [<] en [>] 8 s indrukken
Configuratiemodus
+
A 3
Verbindingsopbouw
Aan elke sensor kan een adres (1*, 2, 3 of 4) worden toegewezen.
Verschillende adressen zijn alleen dan noodzakelijk, wanneer zich meerdere
sensoren binnen de reikwijdte van een afstandsbediening bevinden.
Adres 1*
Adres 2
Adres 3
Adres 4
5.2.1 Adressering van de sensor
G
G G
1 4
+
A 1
+
A 2
+
A 3
Cijfertoetsen t/m
1 9
IR-interface (infrarood)
Functietoetsen t/m
A F
Start
G
1) [<] en [>] tegelijk gedurende de relevante tijd ingedrukt houden,
eens per 2 s knippert de groene LED 1x.
2) Het knipperen van de groene LED (1-9 keer) geeft de actuele parametertrede aan
3) Met [<] resp. [>] kan de parametertrede verlaagd resp. verhoogd worden
4) [<] en [>] korte tijd tegelijk indrukken om de programmeermodus te verlaten
(bediende instellingen worden opgeslagen)