EXTERN TOETSENBLOK INSTELLEN, moet de configuratie
van het gecombineerde netwerk worden opgelost voordat u
het instrument met het toetsenblok kunt bedienen (Een
gecombineerd netwerk oplossen, pagina 3).
2
Selecteer JA om toetsenblokbediening op het toestel in te
schakelen.
3
Herhaal stap 1 t/m 2 voor elk volgend compatibel instrument
dat u met het toetsenblok moet kunnen bedienen.
De schermvolgorde op het toetsenblok
instellen
Met de knoppen kunt u instellen in welke volgorde het
toetsenblok de scheepsinstrumenten aanstuurt.
1
Selecteer op een compatibel scheepsinstrument dat
verbonden is met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als het
toetsenblok > STEL IN > EXTERN TOETSENBLOK
INSTELLEN > STEL SCHERMVOLGORDE IN.
Het toestel scant het netwerk op andere verbonden
instrumenten.
OPMERKING: De plaats van het toestel in de huidige
schermvolgorde wordt rechts van het menu-item STEL
SCHERMVOLGORDE IN aangegeven. Als het toestel
bijvoorbeeld het tweede is in een reeks van vier toestellen,
wordt dit in het menu aangegeven met 2:4.
2
Selecteer een optie:
• Als de nummers van de verbonden instrumenten juist zijn,
selecteert u GA DOOR.
• Als bij een verbonden instrument een onjuist nummer
staat vermeld, controleert u de voeding en aansluitingen
van alle compatibele instrumenten en selecteert u
OPNIEUW.
OPMERKING: Als u het juiste nummer van verbonden
instrumenten niet kunt zien, kan dit worden veroorzaakt
door een gecombineerd netwerk. De configuratie van een
gecombineerd netwerk moet worden opgelost om alle
verbonden instrumenten met het toetsenblok te kunnen
bedienen (Een gecombineerd netwerk oplossen,
pagina 3).
3
Selecteer de rangorde van het toestel en vervolgens OK.
4
Herhaal stap 1 t/m 3 voor elk verbonden toestel.
Toetsenblokvoorkeuzes instellen
Elk van de vier voorkeuzeknoppen op het toetsenblok kan
worden toegewezen aan een instrumentpagina.
TIP: In een instrumentpagina op een met het toetsenblok
bediend scheepsinstrument kunt u gemakkelijk een
voorkeuzeknop toewijzen aan de instrumentpagina door de
knop drie seconden ingedrukt te houden.
1
Selecteer op een compatibel scheepsinstrument dat
verbonden is met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als het
toetsenblok > STEL IN > EXTERN TOETSENBLOK
INSTELLEN > STEL VOORKEUZES IN.
2
Selecteer een voorkeuzeknop.
3
Selecteer het nummer van de instrumentpagina in de huidige
schermvolgorde die u wilt toewijzen aan de voorkeuzeknop.
4
(Optioneel) Herhaal stap 1 t/m 3 voor elke voorkeuzeknop.
5
(Optioneel) Herhaal stap 1 t/m 4 op elk volgend instrument.
Toetsenblokbediening op een instrument
uitschakelen
U kunt de toetsenblokbediening op elk compatibel
scheepsinstrument uitschakelen.
1
Selecteer op een compatibel scheepsinstrument dat
verbonden is met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als het
toetsenblok > STEL IN > EXTERN TOETSENBLOK
INSTELLEN > NEGEER EXTERN TOETSENBORD.
2
Selecteer JA.
Het scheepsinstrument kan niet meer worden bediend via het
toetsenblok.
Appendix
Het toestel registreren
Vul de onlineregistratie nog vandaag in, zodat wij u beter
kunnen helpen.
• Ga naar http://my.garmin.com.
• Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een
veilige plek.
Informatie over NMEA 2000 gegevenstypen
Elke NMEA 2000 gecertificeerde sensor geeft unieke gegevens
door aan het NMEA 2000 gecertificeerde weergavetoestel.
Welke gegevens u op uw scherm kunt bekijken, is afhankelijk
van de sensors die u hebt geïnstalleerd en geconfigureerd.
Raadpleeg de installatie-instructies bij uw Garmin
weergavetoestel of het instrument voor informatie over NMEA
2000 PGN gegevenstypen.
NMEA 0183 gegevenstypen
Hoewel het instrument NMEA 0183 gegevens niet rechtstreeks
kan ontvangen, kan het NMEA 0183 gegevens uit bronnen die
op een GNX 20 of GNX 21 toestel (afzonderlijk verkrijgbaar) in
hetzelfde NMEA 2000 netwerk zijn aangesloten, wel weergeven.
Elke NMEA 0183 gecertificeerde sensor geeft unieke gegevens
door aan een NMEA 0183 gecertificeerd weergavetoestel.
Welke gegevens u op uw scherm kunt bekijken, is afhankelijk
van de sensors die u hebt geïnstalleerd en geconfigureerd.
Raadpleeg de installatie-instructies bij uw Garmin
weergavetoestel of -instrument voor informatie over NMEA 0183
gegevenstypen.
Verklaring van afkortingen
Op veel schermen van dit toestel worden afkortingen gebruikt
om aan te geven welk gegevenstype wordt weergegeven.
ABS: (ABSOLUTE VOCHTIGHEID) Absoluut, ten opzichte van
een ander gegevensveld. Bijvoorbeeld absolute vochtigheid.
AIR: De luchttemperatuur.
ATW: (AANKOMST BIJ VOLGENDE VIA-PUNT) Geschatte
aankomsttijd op het volgende via-punt tijdens het navigeren.
AVG: (GEMIDDELDE BOOTSNELHEID) De gemiddelde
hoeveelheid.
AWA: (SCHIJNBARE WINDHOEK) De gemeten windhoek ten
opzichte van de boeg van het schip.
AWS: (SCHIJNBARE WINDSNELHEID) De gemeten
windsnelheid.
BAR: (BAROMETER) De actuele, gekalibreerde druk.
BAT: (ACCU) De batterijspanning.
BSP: (BOOTSNELHEID) De snelheid van de boot door het
water.
BSP: (BOOTSNELHEID) De snelheid van de boot door het
water.
BTW: (KOERS NAAR VIA-PUNT) De richting vanaf uw huidige
locatie naar een bestemming. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
COG: (KOERS OVER DE GROND) De werkelijke reisrichting,
ongeacht de gevolgde koers en tijdelijke koersvariaties.
DIS: (AFSTAND) De tijdens het navigeren afgelegde afstand.
4 Appendix