31
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
• Hiernaast worden de mogelijke uitvoeringen toegelicht bij
het gebruik van de poten J en H, afhankelijk van het type
schroeven ( zeskantkop of cilindrische kop met binnenze
skant), die zich op de motorkop bevinden (g. 12).
• Leg de sluitring met lager K op dwarsbalk L .
• Draai schroef E aan en verstel hem in hoogte. Gebruik
hiervoor moer G met sleutel (g. 13).
Voor problemen met de hoogte kiest u het type
verlengstuk S of T op grond van het type adapter dat
wordt gebruikt.
• Hiernaast worden de mogelijke uitvoeringen toegelicht bij het
gebruik van de verlengstukken S of T (g. 14).
Uitvoeringen:
Voor de adapters N - O - P - Q - R
Voor de adapters M
Voor de adapters M met zich dieper bevindende
injectors.
Voor de adapters N - O - P - Q - R met zich
dieper bevindende injectors.
• Schroef schroef E (of het verlengstuk, indien gebruikt) op de
reeds op de injector bevestigde adapter en verzeker u ervan
dat het oppervlak van de dwarsbalk L loodrecht op de as van
de schroef staat.
• Als u moer G aandraait, moet de sluitring met lager K perfect
op de dwarsbalk L liggen, anders moeten de steunpootjes op
de schroeven van de kop worden versteld.
• De jne afstelling van de hoogte wordt verricht door aan het
gedeelte met schroefdraad van de steunpoot D te draaien.
• Na de structuur te hebben afgesteld en de 6 schroeven te
hebben vastgezet, verwijdert u de injector door moer G aan
te draaien, terwijl u schroef E tegenhoudt (g. 15).
• Om de injector te verwijderen, kan de hydromechanische
cilinder B worden gebruikt in de plaats van de sluitring met
lager K .
• Verzeker u er ook in dit geval van dat de basis van de cilinder
perfect op de dwarsbalk ligt (g. 16).
Plaats de onderste steunen I altijd in de buurt van
de injector en nooit ver ervan vandaan, zodat de
structuur steviger is en de concentriciteit wordt
gehandhaafd tijdens het verwijderen
12
13
14
15
16
17
1
2
3
4