HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
3
NL
2.3 Elektrische aansluiting
• Er moet een hoofdschakelaar van het alpolige type aanwezig zijn,
die alle contacten, inclusief de nulleiding, uitschakelt, een afstand
tussen de open contacten heeft van minstens 3 mm en een
contactverbrekend veiligheidsmechanisme heeft, of gekoppeld is
aan zekeringen, die gedimensioneerd of geijkt moeten worden op het
vermogen dat op het kenmerkenplaatje op de machine staat.
• De hoofdschakelaar moet op het elektriciteitsnet aangesloten zijn dat
dichtbij de installatie zit en mag uitsluitend één apparaat tegelijk voeden.
• De spanning en frequentie van het elektrische net moeten
overeenkomen met die van het kenmerkenplaatje.
• Voor de veiligheid van de bediener en de apparatuur moet er
een efficiënte aardinstallatie aanwezig zijn, die voldoet aan de
geldende preventievoorschriften.
• De voedingskabel, die uitsluitend van het type H07RN-F dient te
zijn, mag tijdens de normale werking of het gewone onderhoud niet
gespannen staan of geplet worden.
• De equipotentiaalklem die op de behuizing is bevestigd, moet
verbonden zijn met een equipotentiaalkabel, die een voor deze
toepassing geschikte diameter moet hebben.
• Houd u aan de aangegeven polariteiten in het stroomschema.
• Zie het bijgevoegde elektrische schema voor meer informatie.
Gebruik geen verloopstekkers, meervoudige stopcontacten, kabels van een
verkeerd type en met een verkeerde diameter, of met verlengkoppelingen die niet
conform zijn aan de huidige voorschriften betreffende bedrijfuitrustingen.
2.4 Aansluiting op het waternet
Het apparaat moet met een flexibele slang op de waterleiding worden
aangesloten. Tussen de waterleiding en de vulklep van het apparaat
moet een schuif- , kogel,- of sluitklep zitten, die in staat is om het
water, indien nodig, snel en volledig te sluiten. De sluitklep moet zich
op de leiding dichtbij en net voor het apparaat bevinden.
• Als de installatie nieuw of weinig gebruikt is, laat u het water voor de aansluiting eerst lange tijd
stromen.
• De watertoevoer, de temperatuur en de druk moeten overeenkomen met de gegevens op
het plaatje met technische kenmerken van de machine.
• Als het water harder is dan 14°F (8 dH) wordt aangeraden om een externe waterontharder
voor de vulklep te plaatsen.
Vrije afvoer
2.5 Aansluiting op de afvoer
• De afvoerleiding moet uit een put met sifon bestaan, die
onbelemmerd kan afvoeren met afmetingen die passen bij de
afvoerslang die bij de machine geleverd is. De slang moet bij de put
kunnen, zonder eraan te trekken, zonder gebogen, geplet of
ingedrukt te zijn of door iets geforceerd te worden.
• De b
ak wordt geleegd door de zwaartekracht, dus de afvoer moet
lager liggen dan de onderkant van de machine (525mm).