AandrijfeenheidvanklasseBinstallatie-instructies 5
• Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de levensduur van
uw aandrijfeenheid te verlengen:
◦ Zorg dat de cilinderstang niet beschadigd raakt.
◦ Stel de aandrijfeenheid niet bloot aan zout water.
• Voer de volgende taken regelmatig uit:
◦ Inspecteer het bevestigingsmateriaal van de cilindervoet en de
roerbout.
Draai zo nodig de onderdelen vaster.
◦ Smeer het uiteinde van de cilinderstang en de roerbout in met
smeermiddel.
Gebruik alleen hoogwaardig scheepsvet dat geschikt is voor
nitrilafdichtingen.
U dient de koolborstels van de motor elke 500 uur (doorgaans eenmaal per
jaar) te controleren op slijtage.
1. Verwijder de borstelhouder aan de zijkant van de motor.
2. Controleer de borstels op slijtage.
3. Schaf zo nodig vervangende borstels aan.
Vervang de borstels door het juiste vervangende onderdeel aan de hand
van de volgende richtlijnen:
• Verwijder alle losse koolstof uit de motor alvorens de nieuwe borstels
in de motor te plaatsen.
• Als er hydraulische vloeistof in de motor is gekomen, verhelp dan de
oorzaak van het probleem en ontvet de borstelhouder en commutator
alvorens de motor te starten.
Als u de motor in dit geval niet ontvet, zullen de borstels sneller
slijten en minder lang meegaan.
Raak bij het ontluchten van het systeem nooit bewegende stuuronderdelen en
verbindingen aan om letsel te voorkomen.
Opmerking
Voordat u het systeem ontlucht, dient u ervoor te zorgen dat de olie- en
opslagcontainers schoon en vrij van verontreiniging zijn om schade aan de
aandrijfeenheid te voorkomen.
Het hydraulische systeem van de aandrijfeenheid is gevuld en getest in de
fabriek, dus voer deze procedure alleen uit als er lucht in het systeem is
gekomen of als het systeem gedemonteerd is.
Voordat u het systeem kunt ontluchten, moet u het juiste type hydraulische
olie aanschaffen (pagina 6). Voer afgewerkte olie op verantwoorde wijze af.
1. Zet de kraan van het reservoir in de stand ON (pagina 3).
2. Duw de cilinderstang helemaal naar binnen.
3. Maak de reservoirslangen van de cilinder los, maar verwijder deze nog
niet.
Er verschijnt olie bij de aansluitingen wanneer de slangen worden
losgemaakt.
4. Maak de slangen weer stevig vast.
5. Schakel de stuurautomaat in om druk op de aandrijfeenheid te zetten.
6. Trek de cilinderstang langzaam helemaal naar buiten.
7. Bekijk het olieniveau in het reservoir.
8. Vul het reservoir zo nodig tot het minimumniveau dat is aangegeven op
het etiket.
9. Duw de stang helemaal naar binnen.
Het olieniveau stijgt wanneer de stang wordt ingeduwd.
10. Bekijk het olieniveau in het reservoir.
11. Vul het reservoir zo nodig tot het maximumniveau dat is aangegeven op
het etiket.
12. Herhaal stap 6–11 totdat u geen lucht meer omhoog ziet komen in het
reservoir en de pomp gaat werken.
13. Gebruik de stuurautomaat om de stang in te duwen en uit te trekken tot u
geen lucht meer omhoog ziet komen in het reservoir.
U moet de cilinder mogelijk eerst met de hand helpen om resterende lucht
uit het systeem te verwijderen.
14. Bekijk het olieniveau in het reservoir.
15. Vul het reservoir zo nodig tot het maximumniveau dat is aangegeven op
het etiket.
De motor loopt niet. • De voedings- en koppelingskabel is niet
aangesloten op de ECU.
• De roerfeedbackkabel is niet aangesloten op de
ECU.
• De koolborstels moeten worden vervangen
(pagina 5).
De motor loopt maar
de cilinderstang
beweegt niet
of beweegt
onregelmatig.
Er zit lucht in de cilinder (misschien in combinatie met
extern olieverlies). Ontlucht het systeem (pagina 5).
De pomp maakt veel
lawaai.
• Er zit lucht in de cilinder (misschien in combinatie
met extern olieverlies). Ontlucht het systeem
(pagina 5).
• De motor kan zijn beschadigd.