Algemene veiligheidsvoorschriften
1. algemeen
Om alle eigenschappen van uw nieuwe laadapparaat volledig te kunnen benutten, moet u vóór het eerste gebruik de volgende
beschrijving volledig en zorgvuldig doorlezen. Let u vooral op de waarschuwings- en veiligheidsaanwijzingen. Deze handleiding
moet op een veilige plaats worden bewaard en aan een volgende gebruiker van het laadapparaat worden overhandigd.
Met de ULTRAMAT 8 heeft u een modern product met buitengewone eigenschappen aangeschaft. Door de toepassing van modernste
halfgeleidertechnieken, aangestuurd door een krachtige RISC-microprocessor worden geweldige laadeigenschappen , eenvoudige
bediening en optimale betrouwbaarheid bereikt die normaal gesproken alleen in duidelijk duurdere apparaten te vinden zijn.
Met de ULTRAMAT 8 kunnen bijna alle in de modelbouw voorkomende Nikkel-Cadmium (Ni-Cd) sintercellenaccu’s, Nikkel-Metaal-Hydride
(NiMH) accu’s, Lithium-Polymeer (LiPo) geladen worden. Deze gasdicht gesloten accu’s zijn het meest geschikt gebleken voor de RC-
modelbouw. Ze zijn mechanisch robuust, kunnen overal worden gebruikt, en zijn ongevoelig voor storingen. Afgezien van het feit dat ze niet
diep ontladen mogen raken, kunnen deze accu’s probleemloos gedurende lange tijd bewaard worden.
Aanwijzing
U moet altijd de laadaanwijzingen van de accufabrikanten opvolgen, en letten op de laadstromen en laadtijden. Er mogen alleen accu’s
snelgeladen worden, die uitdrukkelijk voor deze hoge laadstroom geschikt zijn!
Bedenkt u alstublieft, dat nieuwe accu’s pas na meerdere laad/ontlaadcycli hun volle capaciteit bereiken, ook kunnen nieuwe accu’s te vroeg
afschakelen.
2. waarschuwingen en veiligheidsaanwijzingen
• Het laadapparaat beschermen tegen stof, vocht, regen, hitte ( b.v. directe zonnestralen) en trillingen. Alleen gebruiken in droge ruimten!
• De sleuven in de behuizing en de ventilator dienen ter koeling van het apparaat en mogen niet afgedekt of gesloten worden. Het
apparaat moet tijdens het laden vrij worden opgesteld, zodat de lucht ongehinderd circuleren kan.
• Het laadapparaat is zowel voor de aansluiting aan een 12 V- autoaccu (12 … 14 V DC) als ook voor de aansluiting aan 100 ~240 VAC
geschikt. Kies de desbetreffende ingang. Sluit nooit de beide ingangen tegelijkertijd aan. Sluit nooit een wisselspanning aan de ingang
voor gelijkspanning aan! Er mogen geen veranderingen aan het apparaat worden doorgevoerd.
• Het laadapparaat en de te laden accu moeten tijdens het laden op een niet brandbare, hittebestendige en elektrisch niet geleidende
ondergrond staan! Nooit direct op autostoelen, vloerbedekking o.i.d. neerzetten! Ook moeten brandbare of snel ontvlambare voorwerpen
uit de buurt van de laadapparatuur worden gehouden. Let op goede ventilatie.
• Verbindt u het laadapparaat alleen direct met de originele aansluitdraden en aansluitklemmen direct met de autoaccu. De motor van
de auto moet, zolang de ULTRAMAT 8 met de auto in verbinding staat, uitgezet zijn! De autoaccu mag niet gelijktijdig door een
ander laadapparaat worden opgeladen!
• De laaduitgangen en de aansluitkabels mogen niet veranderd of onder elkaar op de één of andere manier verbonden worden. Tussen
de laaduitgangen en de carrosserie van de auto bestaat tijdens het gebruik kortsluitinggevaar! Laad- en aansluitkabels mogen tijdens het
laden niet opgerold zijn! Vermijdt u kortsluiting met de laaduitgang resp. de accu en de autocarrosserie. Zet u daarom het apparaat nooit
direct op de carrosserie van de auto.
• Laat u het laadapparaat nooit zonder toezicht aangesloten aan de stroomvoorziening.
• Er mag maar één te laden accu aan iedere laadaansluiting aangesloten worden.
• De volgende accu’s mogen niet
aan het laadapparaat worden aangesloten:
-NiCd-/ NiMH-accu’s met meer dan 10 cellen, LiPo met meer dan 4 cellen.
-Accu’s die een andere laadtechniek dan NiCd-, NiMH-, Lithium accu’s nodig hebben.
-Defecte, beschadigde cellen of accu’s.
-Accu’s van parallel geschakelde of verschillende cellen.
-Mixen van oude en nieuwe cellen of cellen van verschillend fabrikaat.
-Niet oplaadbare batterijen (droge batterijen). Let op: explosiegevaar!
-Accu’s of cellen die door de fabrikant niet uitdrukkelijk bestemd zijn om door de bij dit laadapparaat optredende laadstromen
geladen te worden.
-Al opgeladen, hete of niet volledig leeggemaakte cellen of accu’s.
-Accu’s of cellen met geïntegreerde laad- of afschakelapparatuur.
-Accu’s of cellen die in een apparaat zijn ingebouwd of gelijktijdig met andere delen elektrisch in verbinding staan.
• Om kortsluiting aan de bananenstekkers van de laadkabel te voorkomen, moet u altijd eerst de laadkabel met het laadapparaat
verbinden en dan pas met de accu! Bij het losmaken omgekeerd.
• Controleert u na een “vol-“melding, of de door het apparaat aangeduide laadhoeveelheid ook overeenkomt met de door u verwachte
hoeveelheid. Zo herkent u op een betrouwbare manier foutieve, te vroege afschakelingen. De kans op te vroege afschakelingen is
afhankelijk van veel factoren en het grootst bij diep ontladen accu’s, een gering aantal cellen of bepaalde accutypen.
• Controleert u door meerdere proefladingen, (vooral bij geringe aantallen cellen) of de afschakelautomaat probleemloos functioneert.
Soms worden volle accu’s door een zwakke Peak niet herkend.
• Vóór het laden checken: Zijn de bij de accu passende laadprogramma’s, de juiste laad-/ontlaadstromen en de bij NiCd en NiMH
belangrijke, juiste afschakelspanningen ingesteld? Zijn alle verbindingen in orde, zijn er breuken in de kabels of stekkers? Bedenkt u
a.u.b., dat het snelladen van accu’s gevaarlijk kan zijn. Al een korte onderbreking als gevolg van een slecht contact kan een foutmelding
ten gevolge hebben, een nieuwe laadstart veroorzaken en de aangesloten accu totaal overladen.