Xerox 700i/700 Installatie gids

Type
Installatie gids
Xerox EX Print Server, Powered by Fiery
®
,
voor de Xerox 700 Digital Color Press
Afdrukken uit Windows
© 2008 Electronics for Imaging, Inc. De informatie in deze publicatie wordt beschermd
volgens de Kennisgevingen voor dit product.
45069887
06 juni 2008
INHOUD 3
INHOUD
INLEIDING 5
Terminologie en conventies 5
Over dit document 6
Afdrukken instellen 6
Gebruikerssoftware 7
Systeemvereisten 7
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 8
Printerstuurprogramma’s installeren via Aanwijzen en afdrukken 9
Printerstuurprogramma’s downloaden via WebTools 11
Printerstuurprogramma’s downloaden vanaf de EX Print Server 13
Printerstuurprogramma’s installeren 14
Een virtuele printer installeren en een verbinding tot stand brengen 17
Printerstuurprogramma’s verwijderen 18
AFDRUKVERBINDINGEN INSTELLEN 20
Afdrukverbindingen 20
De SMB-afdrukverbinding voltooien 20
Afdrukverbindingen via standaard-TCP/IP-poorten (Raw of LPR) voltooien 21
IPP-verbindingen voltooien 25
INSTALLEERBARE OPTIES CONFIGUREREN 27
Installeerbare opties handmatig configureren 27
Geïnstalleerde opties automatisch configureren en instellingen voor afdrukopties
automatisch bijwerken 28
INHOUD
INHOUD 4
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN 30
De verbinding voor Job Monitor configureren 31
E-mail Service 32
Afdrukken via een e-mailclient 33
Afdruktaken beheren met e-mailopdrachten 35
Afdrukken vanaf een USB-apparaat 36
FTP-afdrukken 38
AFDRUKKEN 39
Afdrukken vanuit toepassingen 39
Afdrukopties instellen en afdrukken 39
Gebruik van voorinstellingen 47
Het pictogram Basis aanpassen 52
Beveiligde afdruktaken ophalen op het bedieningspaneel van de digitale pers 54
Aangepaste paginaformaten definiëren en afdrukken 55
Aangepaste paginaformaten voor Windows PostScript-printerstuurprogramma 56
Aangepaste paginaformaten voor Windows PCL-printerstuurprogramma 58
De status van de digitale pers controleren 61
Bestanden opslaan om op een externe locatie af te drukken 62
INDEX 63
INLEIDING 5
INLEIDING
In dit document wordt beschreven hoe u de printerstuurprogrammas en
printerdefinitiebestanden voor de Xerox EX Print Server, ondersteund door Fiery, voor de
Xerox 700 Digital Color Press kunt installeren en hoe u afdrukken vanaf Microsoft Windows-
computers kunt instellen. Ook worden hierin verschillende hulpprogrammas voor afdrukken
beschreven en wordt aangegeven hoe u kunt afdrukken op de Xerox EX Print Server,
ondersteund door Fiery, voor de Xerox 700 Digital Color Press. Raadpleeg Configuratie en
instellingen voor meer informatie over het instellen van netwerkservers en -clients voor gebruik
met de Xerox EX Print Server, ondersteund door Fiery, voor de Xerox 700 Digital Color
Press. Voor algemene informatie over het gebruik van de kleurendigitale pers, uw computer,
uw toepassingen of uw netwerk raadpleegt u de documentatie bij deze producten.
Raadpleeg Welkom voor meer informatie over ondersteunde besturingssystemen en
systeemvereisten.
Terminologie en conventies
Dit document gebruikt de volgende terminologie en conventies.
Term of conventie Verwijst naar
Aero EX Print Server (in illustraties en voorbeelden)
Digitale pers Xerox 700 Digital Color Press
EX Print Server Xerox EX Print Server, ondersteund door Fiery, voor de Xerox 700
Digital Color Press
Titels in cursief Andere documenten in dit pakket
Windows Microsoft Windows 2000, Windows XP, Windows Server 2003,
Windows Vista
Onderwerpen waarvoor aanvullende informatie beschikbaar is door
de Help te openen in de software
Tips en informatie
Belangrijke informatie
Belangrijke informatie over problemen die u of anderen
lichamelijke schade kunnen toebrengen
INLEIDING 6
Over dit document
Dit document behandelt de volgende onderwerpen:
Printerbestanden installeren op Windows-computers
Afdrukverbindingen instellen op Windows-computers
Hulpprogrammas voor afdrukken op de EX Print Server installeren
Afdrukken vanaf Windows-computers
Afdrukken instellen
In de volgende tabel worden de procedures aangegeven voor het installeren van
printerstuurprogrammas en het instellen van de afdrukverbindingen voor elk Windows-
platform dat wordt ondersteund door de EX Print Server.
Actie Zie
Printerstuurprogrammas
installeren
“Printerstuurprogrammas installeren via Aanwijzen en afdrukken
op pagina 9
“Printerstuurprogrammas downloaden via WebTools op
pagina 11
“Printerstuurprogrammas downloaden vanaf de EX Print Server”
op pagina 13
“Printerstuurprogrammas installeren op pagina 14
“Een virtuele printer installeren en een verbinding tot stand
brengen op pagina 17
SMB-afdrukken instellen “De SMB-afdrukverbinding voltooien op pagina 20
TCP/IP-afdrukken instellen Afdrukverbindingen via standaard-TCP/IP-poorten (Raw of LPR)
voltooien op pagina 21
IPP-afdrukken instellen “IPP-verbindingen voltooien op pagina 25
INLEIDING 7
Gebruikerssoftware
De volgende tabel vermeldt de gebruikerssoftware die wordt beschreven in dit document. Dit
is de gebruikerssoftware die u nodig hebt om de basisvoorzieningen in te stellen voor het
afdrukken op de Fiery. In andere documenten kan andere gebruikerssoftware worden
beschreven, afhankelijk van wat u wilt doen.
Wanneer u gebruikerssoftware installeert op een Windows-computer, gebruikt u de Fiery User
Software Installer.
OPMERKING: De installatieprocedures in Hulpprogramma’s beschrijven hoe u de dvd met
gebruikerssoftware gebruikt. U kunt deze bestanden ook downloaden vanaf de
EX Print Server via het netwerk of via het tabblad Downloads in WebTools.
Zie “Printerstuurprogrammas downloaden via WebTools op pagina 11 voor instructies.
Systeemvereisten
Voor gedetailleerde systeemvereisten raadpleegt u Welkom, dat is meegeleverd in uw
mediapakket.
Gebruikerssoftware Beschrijving
PostScript-
printerdefinitiebestand (PPD) en
bijbehorende bestanden
Deze bestanden geven informatie over de EX Print Server en uw
specifieke model van digitale pers aan uw toepassing en
printerstuurprogramma.
Job Monitor Hiermee kunt u de status controleren van aangesloten
EX Print Server’s en van de afdruktaken die hiernaar worden
verzonden. Job Monitor wordt automatisch geïnstalleerd wanneer
het printerstuurprogramma op een Windows-computer wordt
geïnstalleerd.
Raadpleeg “De verbinding voor Job Monitor configureren op
pagina 31 voor meer informatie.
Printer Delete Utility Hiermee kunt u het Windows-printerstuurprogramma
verwijderen.
Raadpleeg “Printerstuurprogrammas verwijderen op pagina 18
voor meer informatie.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 8
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN
In dit hoofdstuk worden de procedures beschreven voor het installeren van
printerstuurprogrammas op een computer waarop een ondersteunde versie van Windows is
geïnstalleerd. Zie Terminologie en conventies op pagina 5 voor informatie over de
ondersteunde Windows-versies. Het installeren van printerstuurprogrammas en
printerdefinitiebestanden is de eerste stap bij het instellen van de EX Print Server als een
PostScript- of PCL-printer.
Installeer printerstuurprogrammas als volgt:
Vanaf de EX Print Server via Aanwijzen en afdrukken met behulp van SMB-afdrukken.
Via het tabblad Downloads in WebTools, om de printerstuurprogrammabestanden te
downloaden voordat u het printerstuurprogramma installeert. Zie
“Printerstuurprogrammas downloaden via WebTools op pagina 11 voor instructies.
Vanaf de EX Print Server, door de printerstuurprogrammabestanden te downloaden via
het netwerk voordat u het printerstuurprogramma installeert. Zie
“Printerstuurprogrammas downloaden vanaf de EX Print Server” op pagina 13 voor
instructies.
Vanaf de dvd met gebruikerssoftware.
OPMERKING: WebTools is beschikbaar als de beheerder internettoegang voor de
EX Print Server heeft ingeschakeld.
Als het EX Print Server-printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, moet u dit verwijderen
voordat u een nieuw stuurprogramma installeert (zie “Printerstuurprogrammas verwijderen
op pagina 18).
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 9
Printerstuurprogramma’s installeren via Aanwijzen en afdrukken
Met SMB-afdrukken (ook wel Windows- of WINS-afdrukken genoemd) kunt u PostScript-
of PCL-printerstuurprogrammas vanaf de EX Print Server via Aanwijzen en afdrukken
installeren op uw computer en afdrukken naar een bepaalde verbinding (afdrukwachtrij,
blokkeringswachtrij of directe verbinding).
Elke verbinding (afdrukwachtrij, blokkeringswachtrij of directe verbinding) vereist een
afzonderlijke installatie. Herhaal de procedure voor elke verbinding.
Als u het printerstuurprogramma installeert via Aanwijzen en afdrukken, is het niet mogelijk
installeerbare opties handmatig te configureren. De geïnstalleerde opties worden weergegeven
in het printerstuurprogramma wanneer u tweerichtingscommunicatie inschakelt. Raadpleeg
Installeerbare opties configureren voor meer informatie.
OPMERKING: De procedures voor het instellen van afdrukken met de PostScript- en
PCL-printerstuurprogrammas zijn gelijkaardig. De volgende illustraties tonen de
PostScript-printerstuurprogrammas. Belangrijke verschillen worden aangestipt.
VOORDAT U BEGINT
Vraag de beheerder van de EX Print Server het volgende te doen in Instelling op
de EX Print Server:
Een geldig IP-adres toewijzen aan de EX Print Server.
Vraag het IP-adres of de DNS-naam aan de beheerder, omdat u dit nodig hebt in
de volgende procedure.
De EX Print Server configureren voor SMB-afdrukken.
OPMERKING: SMB-afdrukken wordt Windows-afdrukken genoemd in Instelling en op
de configuratiepagina.
Geef het type printerstuurprogramma op (PS of PCL).
Raadpleeg Configuratie en instellingen of de Help van WebTools Configure voor meer
informatie.
SMB-AFDRUKKEN INSTELLEN OP WINDOWS-COMPUTERS
1 Windows 2000/XP/Server 2003: klik met de rechtermuisknop op Netwerkomgeving of
Mijn netwerklocaties en klik op Computer zoeken of Zoeken naar computers.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm, dubbelklik op Netwerkcentrum
en klik vervolgens op de koppeling Computers en apparaten weergeven.
2 Windows 2000/XP/Server 2003: typ de naam of het IP-adres van de EX Print Server en klik op
Nu zoeken of Zoeken.
Windows Vista: typ de naam of \\IP-adres van de EX Print Server in het zoekveld en klik op
Enter (Invoeren).
Neem contact op met de EX Print Server-beheerder als u de EX Print Server niet kunt vinden.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 10
3 Dubbelklik op de naam van de EX Print Server om geactiveerde afdrukverbindingen weer
te geven.
OPMERKING: Raadpleeg Configuratie en instellingen voor een beschrijving van elke
afdrukverbinding.
4 Dubbelklik op de verbinding die u wilt instellen (direct, hold, print of virtuele printer).
De bestanden worden op uw computer geïnstalleerd.
5 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
De printer wordt weergegeven in het venster Printers of Printers en faxapparaten.
6 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies Eigenschappen.
7 Klik op Testpagina afdrukken op het tabblad Algemeen.
Als de testpagina met succes wordt afgedrukt, kunt u vanaf de computer afdrukken.
8 Herhaal de vorige stappen voor de andere verbindingen die u wenst in te stellen.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 11
Printerstuurprogramma’s downloaden via WebTools
Met WebTools kunt u installatieprogrammas voor printerstuurprogrammas rechtstreeks
van de EX Print Server downloaden naar uw computer.
Download de printerstuurprogrammabestanden vanaf de EX Print Server met behulp
van WebTools. Volg vervolgens de procedures op pagina 14. Voordat u de
printerstuurprogrammabestanden kunt downloaden, moet u specifieke EX Print Server-opties
instellen in Instelling. Ook moet u alle clientcomputers voorbereiden voor communicatie
met de EX Print Server via het internet of intranet.
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie over de instellingen.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over WebTools.
PRINTERSTUURPROGRAMMABESTANDEN DOWNLOADEN MET WEBTOOLS
1 Start uw internet- of intranetbrowser en typ de DNS-naam of het IP-adres van de
EX Print Server.
2 Klik op het tabblad Downloads.
3 Klik op de koppeling van het item dat u wilt installeren.
Klik voor Windows-printerstuurprogrammas op de koppeling Printerbestanden onder
Windows.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 12
4 Als u een dialoogvenster krijgt te zien met de vraag of u het bestand wilt openen dan wel wilt
opslaan op schijf, kiest u voor opslaan op schijf.
5 Blader naar de locatie waar u het bestand PRNTDRVE.EXE wilt opslaan en klik op Opslaan.
Het bestand wordt gedownload van de EX Print Server. Dit gecomprimeerde bestand is een
archief dat meerdere bestanden bevat.
6 Dubbelklik op het bestand PRNTDRVE.EXE om de bestanden te decomprimeren.
Afhankelijk van uw besturingssysteem wordt u mogelijk gevraagd een locatie te selecteren
voor het decomprimeren van de bestanden.
Volg de instructies bij het installeren van het printerstuurprogramma voor uw
besturingssysteem. De procedures zijn dezelfde als bij installatie vanaf de dvd, alleen gaat u,
nadat u op Diskette hebt geklikt, naar de locatie waar u de bestanden hebt gedecomprimeerd
in plaats van naar de dvd.
Zie “De afdrukverbinding voor Windows installeren en voltooien op pagina 14 voor
instructies voor de installatie van het printerstuurprogramma voor Windows 2000/XP/
Server 2003/Vista.
Raadpleeg de Help van WebTools Downloads voor meer informatie.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 13
Printerstuurprogramma’s downloaden vanaf de EX Print Server
U kunt printerstuurprogrammas rechtstreeks downloaden vanaf de EX Print Server naar uw
computer via het netwerk en deze installeren volgens de procedures in
“Printerstuurprogrammas installeren op pagina 14.
PRINTERSTUURPROGRAMMABESTANDEN DOWNLOADEN VANAF DE EX PRINT SERVER
1 Windows 2000/XP/Server 2003/Vista: klik met de rechtermuisknop op Netwerkomgeving of
Mijn netwerklocaties en klik op Computer zoeken of Zoeken naar computers.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm, dubbelklik op Netwerkcentrum
en klik vervolgens op de koppeling Computers en apparaten weergeven.
2 Windows 2000/XP/Server 2003/Vista: typ de naam of het IP-adres van de EX Print Server en
klik op Nu zoeken of Zoeken.
Windows Vista: typ de naam of \\IP-adres van de EX Print Server in het zoekveld en klik op
Enter (Invoeren).
Neem contact op met de beheerder als u de EX Print Server niet kunt vinden.
3 Dubbelklik op de naam van de EX Print Server.
Een map met de naam PC_User_SW wordt weergegeven, evenals de ingeschakelde
afdrukverbindingen.
4 Dubbelklik op de map PC_User_SW en blader naar de map Nld \Prnstrpr\Ps_drvr.
5 Kopieer de map naar het bureaublad.
Volg de instructies bij het installeren van het printerstuurprogramma voor uw
besturingssysteem. De procedures zijn dezelfde als bij installatie vanaf de dvd, alleen gaat u,
nadat u op Diskette hebt geklikt, naar de map die u naar het bureaublad hebt gekopieerd, in
plaats van naar de dvd.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 14
Printerstuurprogramma’s installeren
In de volgende procedures wordt beschreven hoe u het printerstuurprogramma kunt
installeren vanaf de dvd met gebruikerssoftware.
De procedures voor het configureren van de opties voor de PostScript- en
PCL-printerstuurprogrammas zijn vrijwel identiek. De volgende illustraties tonen het
PostScript-printerstuurprogramma. Verschillen worden aangegeven.
OPMERKING: In de volgende procedures worden schermafbeeldingen uit Windows XP
gebruikt.
In deze procedure wordt de installatie van een lokale printer (Port9100) beschreven.
Afhankelijk van het netwerktype dat u gebruikt, kunt u het afdrukprotocol later wijzigen.
DE AFDRUKVERBINDING VOOR WINDOWS INSTALLEREN EN VOLTOOIEN
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
2 Windows 2000/XP: dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows Server 2003: kies Een printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows Vista: klik op Een printer toevoegen.
3 Windows 2000/XP/Server 2003: geef Afdrukken op een lokale printer op, schakel het
selectievakje “Mijn Plug and Play-printer automatisch detecteren en installeren” uit en
klik op Volgende.
Windows Vista: selecteer Een lokale printer toevoegen.
4 Selecteer Een nieuwe poort maken, kies Standard TCP/IP Port in de vervolgkeuzelijst Type
en klik vervolgens op Volgende.
De wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen wordt weergegeven.
5 Typ het IP-adres van de EX Print Server.
6 Klik op Volgende.
7 Zorg dat de generieke netwerkkaart als standaard is geselecteerd voor het apparaattype
en klik op Volgende.
8 Klik op Voltooien om het dialoogvenster Wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen
te sluiten.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 15
OPMERKING: Als het apparaat niet wordt gevonden op het netwerk, wordt het apparaat
weergegeven in plaats van de knop Voltooien. Als een apparaat niet wordt gevonden op
het netwerk, kan dit een van de volgende oorzaken hebben:
De EX Print Server is niet ingeschakeld.
Het netwerk is niet verbonden.
De EX Print Server is niet goed geconfigureerd.
Het IP-adres is niet juist.
Als zich een van de bovengenoemde situaties voordoet, kunt u doorgaan met het instellen van
de poort door de poort handmatig te configureren. Zie “De standaard-TCP/IP-
poortverbinding (Raw of LPR) instellen voor Windows op pagina 21 en volg stappen 11 tot
en met 14 voordat u doorgaat met stap 9.
9 Klik op Diskette in het dialoogvenster met lijsten van fabrikanten en printers.
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd een diskette te plaatsen.
10 Plaats de dvd met gebruikerssoftwarein het dvd-station, typ de naam van het dvd-station
(bijvoorbeeld D:\) en klik vervolgens op Bladeren. Blader naar de map
Nld\Prnstrpr\Ps_drvr\Win_2K_XP_VISTA.
Als u de installatie uitvoert met de bestanden die u vanaf de EX Print Server hebt gedownload
met het tabblad Downloads in WebTools, bladert u naar
prnstrpr\Prnstrpr\Ps_drvr\Win_2K_XP_VISTA en klikt u op Openen.
11 Controleer of Oemsetup.inf of Oemsetup is geselecteerd en klik op Openen.
Het pad wordt gekopieerd naar het dialoogvenster Installeren vanaf diskette.
12 Controleer of het pad juist is en klik op OK.
13 Selecteer in het lijstvak Printers het EX Print Server-printerstuurprogramma voor uw printer
en klik op
Volgende.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 16
14 Typ een naam voor de EX Print Server in het veld Printernaam en geef aan of dit
de standaardprinter moet zijn. Klik vervolgens op Volgende.
Deze naam wordt gebruikt in het venster Printers en in het venster met de wachtrijen.
15 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Deel de printer niet en druk geen testpagina af op dat moment. Ga door met de installatie van
het printerstuurprogramma en klik in het laatste scherm op Voltooien.
De benodigde bestanden worden op de vaste schijf geïnstalleerd. Wanneer de installatie is
voltooid, wordt het pictogram van de nieuw geïnstalleerde printer weergegeven in het venster
Printers.
U kunt nu de installeerbare opties configureren (raadpleeg Installeerbare opties configureren).
Als u een andere verbinding dan poort 9100 wilt instellen, gaat u door naar
Afdrukverbindingen instellen.
Als u het printerstuurprogramma wilt gebruiken, moet u de volgende opties selecteren op het
tabblad Geavanceerd van het printerstuurprogramma nadat de installatie is voltooid:
Afdrukopdrachten in een wachtrij plaatsen
Onmiddellijk beginnen met afdrukken
Documenten uit de wachtrij eerst afdrukken
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 17
Een virtuele printer installeren en een verbinding tot stand brengen
Een virtuele printer stelt u in staat af te drukken naar de EX Print Server met een vooraf
gedefinieerde reeks taakinstellingen. U hoeft de afdrukopties niet handmatig in te stellen.
Voordat u kunt afdrukken naar een virtuele printer, moet de beheerder de virtuele printer
maken en configureren met Command WorkStation. Nadat de virtuele printer is ingesteld,
kunt u het printerstuurprogramma en de printerdefinitiebestanden installeren op uw
computer vanaf de EX Print Server met behulp van Aanwijzen en afdrukken.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over het instellen van virtuele printers.
Als u het printerstuurprogramma installeert via Aanwijzen en afdrukken, is het niet mogelijk
installeerbare opties handmatig te configureren. Installeerbare opties worden automatisch
geconfigureerd.
EEN VIRTUELE PRINTER INSTELLEN OP WINDOWS-COMPUTERS
1 Windows 2000/XP/Server 2003: klik met de rechtermuisknop op Netwerkomgeving of
Mijn netwerklocaties en klik op Computer zoeken of Zoeken naar computers.
Windows Vista: klik met de rechtermuisknop op Netwerk en kies Openen in het menu.
2 Typ de naam of het IP-adres van de EX Print Server en klik op Nu zoeken.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u de EX Print Server niet kunt vinden.
3 Dubbelklik op de naam van de EX Print Server om geactiveerde afdrukverbindingen weer
te geven.
De virtuele printers worden weergegeven samen met de afdrukwachtrij, de
blokkeringswachtrij en de directe verbinding (als deze verbindingen zijn ingeschakeld).
Virtuele printers hebben gewoonlijk namen die aangeven voor welk soort taken deze zijn
ingesteld.
4 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
5 Windows 2000: dubbelklik op Printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows XP: dubbelklik op Printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Een printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows Vista: klik op Een printer toevoegen.
6 Windows 2000/XP/Server 2003: klik op Lokale printer en klik op Volgende.
Windows Vista: selecteer Een lokale printer toevoegen.
7 Klik op Een nieuwe poort maken, kies Lokale poort in het menu en klik vervolgens
op Volgende.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 18
8 Typ in het dialoogvenster Poortnaam de naam van de EX Print Server-server, gevolgd door
de afdrukverbinding, en klik op OK.
Voer de poortnaam als volgt in: \\Aero\print, waarbij Aero de naam is van de EX Print Server
en print de afdrukverbinding.
9 Klik op Diskette in het dialoogvenster met lijsten van fabrikanten en printers.
U installeert nu het printerstuurprogramma vanaf de dvd met gebruikerssoftware.
10 Typ de naam van het dvd-station en blader naar de map Prntdrvr\Ps_drvr\Win_2K_XP_VISTA.
11 Controleer of Oemsetup.inf of Oemsetup is geselecteerd en klik op Openen.
12 Controleer of het pad juist is in het dialoogvenster Installeren vanaf diskette en klik op OK.
13 Volg de instructies op het scherm.
De virtuele printer wordt weergegeven in het venster Printers of Printers en faxapparaten.
U kunt op dezelfde manier afdrukken naar een virtuele printer als naar de EX Print Server,
zoals wordt beschreven in Afdrukken. Het is mogelijk dat bepaalde afdrukopties niet kunnen
worden ingesteld, afhankelijk van de configuratie van de virtuele printer.
Printerstuurprogramma’s verwijderen
De installatie van alle gebruikerssoftware op een Windows-computer gebeurt via de Fiery
User Software Installer. De procedures in Hulpprogramma’s beschrijven de installatie vanaf de
dvd met gebruikerssoftware.
De Printer Delete Utility wordt lokaal geïnstalleerd en gebruikt. Het is niet nodig verbinding
te maken met de EX Print Server voordat u de software gaat gebruiken.
OPMERKING: Dit hulpprogramma wordt ondersteund door Windows 2000/XP/Server 2003/
Vista.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS INSTALLEREN 19
PRINTER DELETE UTILITY GEBRUIKEN
1 Klik op Start, wijs Programma’s aan en kies Fiery.
2 Klik op Fiery Printer Delete Utility.
Het dialoogvenster Fiery Driver Uninstall Tool wordt geopend. In dit venster worden alle
EX Print Server-printers weergegeven die op uw computer zijn gevonden, samen met de
bijbehorende stuurprogrammas.
3 U kunt een printer verwijderen door het selectievakje naast de printernaam in te schakelen
en op Geselecteerde printers verwijderen te klikken.
Als u alle geïnstalleerde printerstuurprogramma’s wilt verwijderen, schakelt u het
selectievakje Alle printerstuurprogramma’s verwijderen in.
4 Klik op OK om de printer en de bijbehorende printerstuurprogramma’s te verwijderen.
5 Wanneer u klaar bent met het verwijderen van printerstuurprogramma’s, klikt u op Afsluiten
en start u de computer opnieuw op.
AFDRUKVERBINDINGEN INSTELLEN 20
AFDRUKVERBINDINGEN INSTELLEN
Als u wilt afdrukken vanaf Windows-computers, moet u of de beheerder de volgende taken
uitvoeren als u een andere verbinding wilt instellen dan via poort 9100:
Eventuele netwerkservers instellen.
De EX Print Server zo instellen dat afdruktaken van uw computer worden geaccepteerd.
Op elke Windows-computer een poort configureren voor het gebruikte netwerktype.
Afdrukverbindingen
De EX Print Server ondersteunt de volgende afdrukverbindingen:
•SMB
Standaard-TCP/IP (RAW of LPR)
IPP of IPP via SSL
De SMB-afdrukverbinding voltooien
Als uw netwerk niet over een Windows-server beschikt, kunnen Windows-computers toch
afdrukken op de EX Print Server. Deze methode van afdrukken is SMB-afdrukken
(ook wel Windows- of WINS-afdrukken genoemd). Als gebruikers afdruktaken versturen,
werken Windows-computers in een peer-to-peer-omgeving en communiceren zij rechtstreeks
met de EX Print Server.
Als u SMB-afdrukken inschakelt, kan de EX Print Server worden weergegeven in het netwerk,
zodat Windows-clients naar een specifieke afdrukverbinding (afdrukwachtrij,
blokkeringswachtrij, directe verbinding) kunnen afdrukken op de EX Print Server zonder
gebruik te hoeven maken van andere netwerksoftware. Windows-afdrukken verloopt
via TCP/IP. U moet TCP/IP configureren op de EX Print Server en op alle computers die
SMB-afdrukken gebruiken.
Nadat u SMB-afdrukken hebt ingeschakeld op de EX Print Server, kunt u de Windows- of
SMB-verbinding instellen en het printerstuurprogramma installeren via één enkele procedure.
Raadpleeg “Printerstuurprogrammas installeren via Aanwijzen en afdrukken op pagina 9
voor meer informatie.
AFDRUKVERBINDINGEN INSTELLEN 21
Afdrukverbindingen via standaard-TCP/IP-poorten (Raw of LPR)
voltooien
Nadat u het PostScript-printerstuurprogramma en de printerdefinitiebestanden hebt
geïnstalleerd, kunt u als volgt de standaard TCP/IP-poortverbinding (Raw of LPR) toevoegen
of de instelling ervan configureren:
Bereid de EX Print Server voor, zodat afdruktaken kunnen worden ontvangen met behulp
van de protocollen voor de standaard-TCP/IP-poortverbinding (Raw of LPR). Raadpleeg
Configuratie en instellingen voor meer informatie.
Schakel afdrukken via LPD of poort 9100 in vanaf de EX Print Server. Raadpleeg
Configuratie en instellingen voor meer informatie.
Configureer de computer voor de TCP/IP-verbinding.
Vraag voordat u de volgende procedure voltooit de systeembeheerder om het IP-adres dat
aan de EX Print Server is toegewezen.
Het TCP/IP-protocol moet standaard op de Windows-computer zijn geïnstalleerd. Voor
poort 9100 kunt u via één procedure de verbinding instellen en het printerstuurprogramma
installeren.
OPMERKING: U kunt de LPR-poortverbinding ook instellen door Afdrukservices voor UNIX
te installeren, een invoegtoepassing van Windows die met Windows 2000/XP/Server 2003/
Vista wordt meegeleverd. Raadpleeg de documentatie van uw Windows-systeem voor meer
informatie.
DE STANDAARD-TCP/IP-POORTVERBINDING (RAW OF LPR) INSTELLEN VOOR WINDOWS
OPMERKING: In de volgende procedures worden schermafbeeldingen uit Windows 2000
gebruikt.
1 klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies Eigenschappen.
AFDRUKVERBINDINGEN INSTELLEN 22
3 Klik op het tabblad Poorten.
4 Klik op Poort toevoegen om een nieuwe poort toe te voegen.
Ga door naar stap 11 om de poortinstellingen te wijzigen.
5 Windows 2000/XP/Server 2003: selecteer Standard TCP/IP Port in de lijst Beschikbare
poorttypen en klik op Nieuw poorttype.
Windows Vista: dubbelklik in de lijst op Standard TCP/IP Port.
De wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen wordt weergegeven.
6 Klik op Volgende.
AFDRUKVERBINDINGEN INSTELLEN 23
7 Typ het IP-adres van de EX Print Server.
8 Klik op Volgende.
9 Zorg dat de generieke netwerkkaart als standaard is geselecteerd voor het apparaattype en
klik op Volgende.
10 Klik op Voltooien om het dialoogvenster Wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen
te sluiten en klik vervolgens in het dialoogvenster Printerpoorten op Sluiten.
Ga door naar stap 11 als u de standaardinstelling wilt wijzigen.
11 Klik op Poort configureren op het tabblad Poorten in het dialoogvenster Eigenschappen.
Het dialoogvenster Standaard-TCP/IP-poortmonitor configureren wordt weergegeven.
12 Als u LPD-afdrukken wilt gebruiken, selecteert u LPR onder Protocol en LPR-bytetelling
ingeschakeld onder LPR-instellingen.
OPMERKING: U kunt ook doorgaan zonder de optie LPR-bytetelling ingeschakeld
te selecteren.
AFDRUKVERBINDINGEN INSTELLEN 24
Als u afdrukken via poort 9100 wilt gebruiken, selecteert u de optie Raw onder Protocol.
Het poortnummer 9100 wordt automatisch weergegeven onder Raw-instellingen. Dit is het
standaardpoortnummer. U kunt afdrukken naar de printerverbinding die is geselecteerd voor
poort 9100-afdrukken op de EX Print Server.
Zie de volgende stap voor het opgeven van een specifiek poortnummer.
13 Typ de naam van de afdrukverbinding.
Voor LPR voert u print of hold in voor Wachtrijnaam of de gepubliceerde virtuele
printernaam. De directe verbinding wordt niet ondersteund voor LPR-afdrukken.
Voor Poort 9100 moet u de volgende poortnummers typen voor elke afdrukverbinding onder
Raw-instellingen:
EX Print Server-standaard:
9100
direct: 9101
print: 9102
hold: 9103
O
PMERKING: Typ het nummer exact zoals weergegeven.
14 Klik op OK om het dialoogvenster Standaard-TCP/IP-poortmonitor configureren te sluiten.
OPMERKING: De EX Print Server ondersteunt LPR-afdrukken in de IPv6-omgeving.
LPR-afdrukken wordt ondersteund op een Windows XP/Server 2003-computer via een
opdrachtregel, maar andere methoden werken mogelijk ook.
15 Klik op Toepassen.
AFDRUKVERBINDINGEN INSTELLEN 25
IPP-verbindingen voltooien
Als u IPP (Internet Printing Protocol) gebruikt, worden afdruktaken via het internet naar
de EX Print Server verzonden.
Voer, voordat u begint, de volgende taken uit:
Zorg dat de EX Print Server is geconfigureerd voor TCP/IP- en IPP-afdrukken.
Raadpleeg de Help van WebTools Configure voor meer informatie.
Geef op uw computer de afdrukbestemming op.
OPMERKING: IPP-via-SSL-verbindingen worden ondersteund.
IPP-AFDRUKKEN INSTELLEN IN WINDOWS
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Printers.
2 Windows 2000/XP: dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows Server 2003: kies Een printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows Vista: klik op Een printer toevoegen.
3 Windows 2000/XP/Server 2003: selecteer Netwerkprinter en klik op Volgende.
Windows Vista: selecteer Een netwerkprinter toevoegen.
4 Selecteer Verbinding maken met een printer op het internet of op uw intranet. Typ een
IP-adres of een computernaam in het venster URL.
Het pad voor de printer is het IP-adres of de DNS-naam gevolgd door ipp/print voor de
afdrukwachtrij. Plaats schuine strepen tussen de verschillende elementen, bijvoorbeeld
http://
10.10.10.150/ipp/print.
Wanneer een IPP-via-SSL-verbinding gebruikt wordt, is het pad voor de printer
https,
gevolgd door het IP-adres of de DNS-naam en vervolgens door
ipp/print voor de
afdrukwachtrij. Plaats schuine strepen tussen de verschillende elementen, bijvoorbeeld
https:/
/
10.10.10.150/ipp/print.
AFDRUKVERBINDINGEN INSTELLEN 26
OPMERKING: De URL voor de printer is niet hoofdlettergevoelig.
5 Klik op Volgende.
Het dialoogvenster Verbinding maken met printer wordt weergegeven.
6 Klik op OK.
Het dialoogvenster Wizard Printer toevoegen wordt weergegeven.
7 Als u de PostScript-printer voor de eerste keer installeert, volgt u de procedure “De
afdrukverbinding voor Windows installeren en voltooien” op pagina 14, stap 9.
8 Geef aan of u de EX Print Server wilt instellen als de standaardprinter en klik op Volgende.
9 Klik op Voltooien.
INSTALLEERBARE OPTIES CONFIGUREREN 27
INSTALLEERBARE OPTIES CONFIGUREREN
Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moet u de EX Print Server configureren
voor de opties die zijn geïnstalleerd op de digitale pers zodat de EX Print Server optimaal
gebruik kan maken van de opties van de digitale pers. U kunt de opties handmatig
configureren. Voor de TCP/IP-netwerkverbindingen kunt u de functie
Tweerichtingscommunicatie gebruiken om de opties automatisch te configureren.
Installeerbare opties handmatig configureren
In de volgende procedures wordt beschreven hoe u de EX Print Server handmatig configureert
voor de opties die zijn geïnstalleerd op de digitale pers. De procedures voor alle Windows-
platformen zijn min of meer gelijk. Bij verschillen wordt dit aangegeven in de tekst. Meer
informatie over de afdrukinstellingen die deze opties gebruiken, vindt u in Afdrukopties.
Wanneer u de installeerbare opties handmatig configureert, moet u ervoor zorgen dat de
instellingen overeenkomen met de werkelijke configuratie van de EX Print Server en de
digitale pers. Anders komen de afdrukopties die worden weergegeven in het
printerstuurprogramma mogelijk niet overeen met de werkelijk beschikbare afdrukopties.
OPTIES HANDMATIG CONFIGUREREN VANUIT HET POSTSCRIPT-PRINTERSTUURPROGRAMMA
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Printers.
2 Selecteer in het venster Printers het pictogram voor het PostScript- of PCL-
printerstuurprogramma van de EX Print Server.
3 PostScript-stuurprogramma: Kies Eigenschappen in het menu Bestand.
PCL-stuurprogramma: kies Voorkeursinstellingen voor afdrukken in het menu Bestand.
4 Klik op het tabblad Accessoires.
5 Selecteer een geïnstalleerde optie in de lijst Beschikbare opties.
6 Klik op Toevoegen om de optie te verplaatsen naar de lijst Geïnstalleerde opties.
7 Klik op Toepassen in het dialoogvenster Eigenschappen of Voorkeursinstellingen.
8 Klik op OK.
INSTALLEERBARE OPTIES CONFIGUREREN 28
Geïnstalleerde opties automatisch configureren en instellingen voor
afdrukopties automatisch bijwerken
Als u met een TCP/IP-netwerk werkt, kunt u het printerstuurprogramma automatisch
bijwerken aan de hand van de opties die op de digitale pers zijn geïnstalleerd. Bij de eerste
installatie van het printerstuurprogramma hebben de opties de standaardinstellingen die zijn
geconfigureerd in Instelling van de EX Print Server of van ColorWise Pro Tools. Wanneer u
het printerstuurprogramma bijwerkt met de functie Tweerichtingscommunicatie, stelt u het
printerstuurprogramma in staat de instellingen over te nemen van de EX Print Server.
Met de functie Tweerichtingscommunicatie worden ook de afdrukopties van ColorWise in
Geavanceerde kleureninstellingen bijgewerkt op basis van de huidige kleureninstellingen en
FreeForm-instellingen die overeenkomen met de huidige modelinstellingen op de
EX Print Server. Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie over de afdrukopties in
ColorWise.
TWEERICHTINGSCOMMUNICATIE INSCHAKELEN
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
2 Selecteer in het venster Printers het pictogram voor het PostScript- of
PCL-printerstuurprogramma van de EX Print Server.
3 PostScript-stuurprogramma: Kies Eigenschappen in het menu Bestand.
PCL-stuurprogramma: kies Voorkeursinstellingen voor afdrukken in het menu Bestand.
4 Klik op het tabblad Accessoires.
5 Selecteer Tweerichtingscommunicatie.
6 Typ het IP-adres of de DNS-naam van de EX Print Server.
7 Schakel Fiery Driver bijwerken bij openen in als u wilt dat de huidige standaardinstellingen
van de printer worden weergegeven wanneer u het printerstuurprogramma opent.
8 Klik op Bijwerken.
OPMERKING: U kunt controleren of tweerichtingscommunicatie is ingeschakeld door op het
tabblad Info te klikken en te controleren of de naam van de EX Print Server en andere
serverinformatie worden weergegeven.
INSTALLEERBARE OPTIES CONFIGUREREN 29
9 Als u na het afdrukken van de taak een kennisgeving via e-mail wilt ontvangen, selecteert u
Melding via e-mail inschakelen en geeft u het e-mailadres op waarnaar een kennisgeving
moet worden verzonden.
U ontvangt een e-mailwaarschuwing als zich fouten voordoen tijdens het afdrukken.
OPMERKING: Melding via e-mail inschakelen wordt alleen weergegeven als de e-mailservice
in Instelling is ingeschakeld. Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie.
10 Klik op het tabblad Geavanceerd en schakel de optie Geavanceerde afdrukfuncties
inschakelen uit.
11 Klik op Toepassen in het dialoogvenster Eigenschappen of Voorkeursinstellingen.
12 Klik op OK.
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN 30
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN
Naast het afdrukken van taken vanuit het printerstuurprogramma van de EX Print Server,
kunt u ook taken afdrukken met de volgende hulpprogrammas:
•Job Monitor
U kunt informatie weergeven over de afdruktaken die zijn verzonden naar de
EX Print Server.
OPMERKING: Job Monitor wordt automatisch geïnstalleerd als u het printerstuurprogramma
kiest om op uw computer te installeren. Als u Job Monitor wilt gebruiken, moet u dit
hulpprogramma eerst inschakelen in het printerstuurprogramma. Zie pagina 31 voor
meer informatie.
E-mail Service
U kunt taken naar de EX Print Server verzenden in de vorm van e-mailbijlagen.
U kunt op de volgende manieren afdrukken naar de EX Print Server:
USB-apparaat
FTP-afdrukken
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN 31
De verbinding voor Job Monitor configureren
Met Job Monitor kunt u de status van EX Print Server’s controleren en informatie weergeven
over de afdruktaken die hiernaar worden verstuurd.
Raadpleeg de Help van Job Monitor voor meer informatie over het gebruik van Job Monitor.
DE VERBINDING MET DE EX PRINT SERVERS CONFIGUREREN
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
2 Selecteer in het venster Printers het pictogram voor het printerstuurprogramma van
de EX Print Server.
3 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen.
4 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
5 Klik op het pictogram Printer.
6 Selecteer de optie Mijn afdruktaak controleren.
Wanneer u de eerste afdruktaak naar de EX Print Server verzendt, opent Job Monitor een
hulpprogrammavenster en wordt verbinding gemaakt met de EX Print Server. Wanneer u
printerstuurprogrammas hebt geïnstalleerd en geconfigureerd voor meer dan één digitale pers,
maakt Job Monitor automatisch verbinding met alle EX Print Server’s.
7 Klik op Bijwerken rechts bovenaan op het tabblad Printer.
8 Klik op OK om het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken te sluiten.
Het pictogram Job Monitor ( ) verschijnt op het bureaublad en in de taakbalk van
Windows op uw computer.
1Server
1
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN 32
E-mail Service
Met E-mail Service kunt u controleren hoe de EX Print Server uw bestaande
e-mailinfrastructuur gebruikt. U kunt ook afdrukken naar externe locaties en firewalls
omzeilen. E-mail Service is niet toepassingsspecifiek. U kunt elke e-mailconfiguratie
gebruiken.
De EX Print Server ondersteunt ook interne adresboeken. Beheerders kunnen adressen in
adresboeken ophalen, toevoegen, verwijderen en wissen door een verzoek via e-mail te
versturen. Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie over adresboeken.
Raadpleeg de Help van WebTools Configure voor het instellen van E-mail Service.
U kunt E-mail Service op de volgende manieren gebruiken:
Een taak afdrukken vanuit een e-mailtoepassing
Als u wilt afdrukken via een e-mailclient, verzendt u een bestand als een e-mailbijlage.
E-mail Service haalt het bestand op en verzendt het naar de EX Print Server. Het bestand
in de bijlage kan elke indeling hebben die door de EX Print Server wordt herkend
(PostScript, PDF of TIFF).
OPMERKING: E-mail Service kan geen bestanden met de extensie .vbs, .exe en .bat verwerken.
Taken beheren met een e-mailtoepassing
U kunt uw afdruktaken beheren door via e-mail opdrachten naar de EX Print Server te
verzenden.
•Scan to E-mail
U kunt een document scannen en het als bijlage of URL verzenden naar een e-mailadres.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over Scan to E-mail.
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN 33
Afdrukken via een e-mailclient
U kunt afdruktaken met uw e-mailtoepassing als e-mailbijlage naar de EX Print Server sturen.
Als u een e-mail met een bijlage verstuurt, wordt het bestand door E-mail Service opgehaald
en naar de afdrukwachtrij op de EX Print Server verzonden. Het bestand moet een indeling
hebben die door de EX Print Server wordt ondersteund.
Alle gebruikers kunnen in principe afdrukken via een e-mailclient, behalve wanneer het
adresboek voor afdrukken door de beheerder is ingesteld. Als uw e-mailadres niet in het
adresboek voor afdrukken voorkomt, kunt u geen bestanden via e-mail naar de
EX Print Server sturen. Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie over
adresboeken.
Wanneer Gebruikersauthenticatie ingesteld is op de EX Print Server, moet de e-mailbijlage de
juiste gebruikersnaam en het juiste wachtwoord hebben wanneer het via e-mail afdrukken
wordt afgedrukt. Wanneer u de e-mailbijlage maakt met het printerstuurprogramma van de
EX Print Server, typt u de gebruikersnaam en het wachtwoord in het tabblad Taakinfo van
het printerstuurprogramma. De gebruikersnaam en het wachtwoord moeten overeenkomen
met de gebruikersnaam en het wachtwoord die de beheerder heeft gedefinieerd in het gedeelte
Gebruikers en groepen van Configure. Raadpleeg de Help van WebTools Configure voor
informatie over Gebruikers en groepen.
OPMERKING: De directe verbinding wordt niet ondersteund door de functie voor e-mailclients.
OPMERKING: In de volgende schermafdrukken is de e-mailtoepassing Microsoft Outlook
gebruikt.
AFDRUKKEN VIA EEN E-MAILCLIENT
1 Open uw e-mailtoepassing.
2 Typ het e-mailadres van de EX Print Server op de regel Aan.
3 Typ de gewenste tekst op de onderwerpregel of laat deze leeg.
4 Voeg het bestand bij dat u wilt afdrukken.
Het bestand in de bijlage kan elke indeling hebben die door de EX Print Server wordt
herkend (PostScript, PDF of TIFF).
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN 34
OPMERKING: Als uw bijlage de maximale bestandsgrootte overschrijdt die door de beheerder
van uw e-mailsysteem is ingesteld, wordt de e-mail niet verzonden.
5 U kunt ook tekst in het tekstgebied van het bericht typen. Deze tekst wordt samen met het
bestand afgedrukt.
OPMERKING: E-mails in HTML-indeling worden niet ondersteund en worden mogelijk niet
afgedrukt zoals deze worden weergegeven op het werkstation op afstand. Verzend
e-mailberichten als tekst zonder opmaak.
6 Verzend de e-mail.
Het bestand wordt naar de EX Print Server verzonden en de taak wordt afgedrukt. Nadat de
EX Print Server de taak heeft ontvangen, ontvangt u per e-mail een kennisgeving dat de
afdruktaak is geaccepteerd. In deze e-mail wordt een taakidentificatie (ID) vermeld. Gebruik
de taakidentificaties om taken te beheren met e-mailopdrachten (zie de volgende sectie). In de
kennisgeving worden alle fouten aangegeven die zich op dat moment eventueel hebben
voorgedaan op de digitale pers.
Nadat de taak is afgedrukt, wordt een tweede kennisgeving verzonden met de mededeling dat
de taak met goed gevolg is afgedrukt.
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN 35
Afdruktaken beheren met e-mailopdrachten
U kunt uw afdruktaken beheren door via e-mail opdrachten naar de EX Print Server te
verzenden. U kunt een taak annuleren, de taakstatus bekijken en Help-informatie over een
taak openen. Als u een opdracht verzendt, stuurt de EX Print Server een e-mailbericht terug.
AFDRUKTAKEN BEHEREN MET E-MAILOPDRACHTEN
1 Typ in uw e-mailtoepassing het e-mailadres van de EX Print Server op de regel Aan.
2 Typ een van de volgende opdrachten in de onderwerpregel:
Als u de status van een taak wilt controleren, typt u #JobStatus<taak-ID> op de
onderwerpregel.
U ontvangt dan een antwoord op uw taakstatusverzoek. U kunt de statusgegevens van een
taak alleen opvragen als u de desbetreffende taak zelf hebt verzonden of als u een beheerder
bent.
Als u een taak wilt annuleren, typt u #CancelJob<taak-ID> op de onderwerpregel.
U ontvangt dan een kennisgeving waarin wordt vermeld dat de taak is geannuleerd en niet is
afgedrukt op de EX Print Server. U kunt de taak alleen annuleren als u de desbetreffende taak
zelf hebt verzonden of als u een beheerder bent.
Als u Help-informatie wilt opvragen, typt u #Help op de onderwerpregel.
U ontvangt dan een e-mailbericht met de koppelingen die u kunt gebruiken om taken te
annuleren, de taakstatus te controleren en adresboeken te zoeken en te beheren. Klik op een
van de koppelingen om een opdracht uit te voeren.
3 Verzend de e-mail naar de EX Print Server.
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN 36
Afdrukken vanaf een USB-apparaat
U kunt bestanden op een USB-apparaat afdrukken naar de EX Print Server. U doet dit door
bestanden op het USB-apparaat op te slaan en deze rechtstreeks te downloaden naar de
EX Print Server. U kunt bestanden afdrukken die afkomstig zijn van een Windows-computer.
U kunt bestanden automatisch afdrukken vanaf een USB-apparaat naar een van de
standaardafdrukwachtrijen op de EX Print Server (afdrukwachtrij, blokkeringswachtrij of
directe verbinding) of naar gepubliceerde virtuele printers. Raadpleeg uw beheerder om na te
gaan of deze verbindingen zijn gepubliceerd in Instelling. U kunt ook alle gewenste bestanden
op uw USB-apparaat afdrukken, opgeven waarnaar deze moeten worden verzonden en ook
enkele afdrukopties selecteren. Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over virtuele
printers.
Vraag aan uw beheerder om de gepaste opties te configureren voordat u bestanden afdrukt
vanaf een USB-apparaat. Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie over het
configureren van de gepaste opties.
Er zijn twee methoden om bestanden af te drukken vanaf een USB-apparaat: automatisch
afdrukken en handmatig afdrukken.
Automatisch afdrukken
Als u automatisch wilt afdrukken naar de afdrukwachtrij, blokkeringswachtrij of directe
verbinding, of naar gepubliceerde virtuele printers met de instelling Alle afdrukken, moet u
op uw USB-apparaat mappen instellen met de namen Print, Hold en Direct en de namen
van eventuele gepubliceerde virtuele printers. Wanneer u het USB-apparaat aansluit op een
USB-poort van de EX Print Server, worden de bestanden in deze mappen automatisch
verzonden naar de overeenkomstige wachtrijen.
BESTANDEN AFDRUKKEN VANAF HET USB-APPARAAT
1 Configureer de USB-afdrukopties in Instelling.
Raadpleeg de Help van Configure voor meer informatie.
2 Maak mappen in het hoofdniveau van het USB-apparaat met de namen Print, Hold en Direct.
3 Sla de bestanden (PS, EPS, PCL, TIFF en PDF) van de computer van de gebruiker op op het
USB-apparaat.
Bestanden die zijn gekopieerd naar de mappen Print, Hold en Direct worden automatisch
gedownload naar de overeenkomstige afdrukverbinding op de EX Print Server wanneer u het
USB-apparaat aansluit op de EX Print Server. Bestanden die zijn gekopieerd naar het
hoofdniveau van het USB-apparaat worden gedownload naar de afdrukwachtrij.
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN 37
4 Verwijder het USB-apparaat van de computer en sluit het aan op de USB-poort op de
EX Print Server.
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor de plaats van de USB-poort.
Zorg dat u het USB-apparaat op de juiste manier uitschakelt voordat u de verbinding met
de computer verbreekt.
Handmatig afdrukken
Wanneer Aut. afdr. USB-med. is uitgeschakeld in Serverinstellingen, moet u handmatig
de bestanden selecteren die u wilt afdrukken vanaf het USB-apparaat en opgeven waarnaar
u deze wilt verzenden.
AFDRUKKEN MET USB-MEDIASERVER
1 Sluit het USB-apparaat aan op een USB-poort van de EX Print Server.
2 Druk op het pictogram All Services (Alle services) in de rechterbovenhoek van het
bedieningspaneel van de digitale pers.
3 Druk op Web Applications (Webtoepassingen) op het bedieningspaneel van de digitale pers.
De hoofdpagina wordt weergegeven.
4 Klik op USB-mediaserver links onderaan op de hoofdpagina.
De wachtrijen (Afdrukken, Blokkeren of Direct) worden weergegeven. De weergegeven
wachtrijen komen overeen met de mappen die u hebt gemaakt op het USB-apparaat.
De bestanden op het USB-apparaat worden weergegeven op het bedieningspaneel van de
digitale pers. Zowel bestanden in het hoofdniveau van het USB-apparaat als mappen worden
weergegeven.
5 Klik op Bladeren naast een directory.
6 Druk één bestand of alle bestanden in de directory af.
Als u één bestand wilt afdrukken, klikt u op Afdrukken en gaat u door naar stap 7.
Als u alle bestanden in de directory wilt afdrukken, klikt u links onderaan op Alle
afdrukken.
7 Geef de afdrukopties op voor het bestand.
U kunt kiezen uit de volgende afdrukopties:
Wachtrij (Afdrukken, Direct of Blokkeren)
Aantal exemplaren
Dubbelzijdig (Uit, Lang, Kort)
Paginaformaat
8 Klik op Afdrukken om het bestand te verzenden naar de EX Print Server en af te drukken.
9 Verwijder het USB-apparaat van de EX Print Server.
HULPPROGRAMMAS VOOR AFDRUKKEN 38
FTP-afdrukken
Als FTP-services zijn ingeschakeld op de EX Print Server, is de EX Print Server ingesteld als
een FTP-server. U kunt taken verzenden naar de EX Print Server met FTP-afdrukken.
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie over het configureren van
FTP-services.
U kunt om het even welke FTP-clientsoftware gebruiken. Voordat u FTP-afdrukken
kunt gebruiken, heeft de FTP-clientsoftware de volgende informatie nodig (raadpleeg uw
beheerder):
IP-adres of DNS-naam van de EX Print Server
Directory of pad waarnaar de taak moet worden verzonden, bijvoorbeeld de
afdrukwachtrij, de blokkeringswachtrij of gepubliceerde virtuele printers (indien
ondersteund)
OPMERKING: U kunt niet afdrukken naar de directe verbinding met FTP-afdrukken.
Gebruikersnaam en wachtwoord (indien vereist)
U kunt bestanden met de indelingen PostScript (PS), Printer Control Language (PCL),
Tagged Image File Format (TIFF) en Portable Document Format (PDF) verzenden naar
de EX Print Server. EPS-bestanden (Encapsulated PostScript) worden niet ondersteund voor
FTP-afdrukken.
BESTANDEN AFDRUKKEN NAAR DE EX PRINT SERVER MET HET FTP-PROTOCOL
1 Maak verbinding met de EX Print Server via uw FTP-clientsoftware.
De mappen die overeenkomen met de afdrukwachtrij en de blokkeringswachtrij worden
weergegeven. De mappen voor gepubliceerde virtuele printers worden eveneens weergegeven.
2 Navigeer naar de map die overeenkomt met de afdrukverbinding of de gepubliceerde virtuele
printer.
3 Upload uw taak naar de gewenste map.
Nadat de taak is afgedrukt, wordt deze verwijderd van de EX Print Server.
AFDRUKKEN 39
AFDRUKKEN
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u afdrukt naar de EX Print Server. U kunt afdrukken
vanaf een Windows-computer in een netwerk of vanaf een zelfstandige computer via
Windows-afdrukken (WINS). U kunt ook bestanden opslaan om deze op een externe locatie
af te drukken (zie “Bestanden opslaan om op een externe locatie af te drukken op pagina 62).
Daarnaast kunt u bepaalde typen bestanden naar de EX Print Server downloaden met het
tabblad Documenten in WebTools (raadpleeg Hulpprogramma’s) en Command WorkStation
(raadpleeg Hulpprogramma’s), en documenten afdrukken met Hot Folders (raadpleeg
Hulpprogramma’s) en E-mail Services (zie “E-mail Service op pagina 32).
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor informatie over het instellen van de Windows-
omgeving voor afdrukken via Windows-servers die zijn aangesloten op de EX Print Server.
Raadpleeg Afdrukverbindingen instellen voor meer informatie over het maken van verbinding
met de EX Print Server via het netwerk. Raadpleeg Printerstuurprogrammas installeren voor
meer informatie over het installeren van printerstuurprogrammas.
OPMERKING: In de volgende procedures worden schermafbeeldingen uit Windows XP
gebruikt, tenzij anders aangegeven.
Afdrukken vanuit toepassingen
Nadat u het printerstuurprogramma van de EX Print Server hebt geïnstalleerd en de juiste
poort hebt geconfigureerd, kunt u rechtstreeks afdrukken vanuit de meeste Windows-
toepassingen. Stel de afdrukopties in voor de taak en kies Afdrukken in uw toepassing.
Raadpleeg Afdrukken in kleur en Fiery-kleurenreferentie om optimale afdrukresultaten vanuit
een bepaalde toepassing te verkrijgen.
Afdrukopties instellen en afdrukken
Als u wilt afdrukken vanaf Windows-platformen, installeert u het PostScript-
printerstuurprogramma of PCL-printerstuurprogramma. Raadpleeg Printerstuurprogrammas
installeren voor instructies. U moet de opties configureren op het tabblad Geavanceerd van
het printerstuurprogramma nadat de installatie is voltooid, zoals beschreven op pagina 14.
Als u afdrukt naar een virtuele printer, is het mogelijk dat u bepaalde afdrukopties niet kunt
instellen, afhankelijk van de configuratie van de virtuele printer.
In de volgende procedures wordt uitgelegd hoe u het printerstuurprogramma kunt gebruiken
om afdrukopties op te geven voor een bepaalde taak en de taak af te drukken op de
EX Print Server. U kunt ook de standaardafdrukinstellingen opgeven via het
stuurprogramma. Raadpleeg Afdrukopties voor meer informatie over specifieke afdrukopties.
AFDRUKKEN 40
OPMERKING: In de volgende procedures worden schermafbeeldingen uit Windows XP
gebruikt. Het is mogelijk dat de interface enigszins verschilt wanneer u het PostScript- of het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt. Belangrijke verschillen worden aangestipt.
AFDRUKOPTIES VOOR EEN SPECIFIEKE WINDOWS-AFDRUKTAAK INSTELLEN MET BEHULP VAN HET PCL- OF
P
OSTSCRIPT-PRINTERSTUURPROGRAMMA
1 Kies Afdrukken in de toepassing waarmee u werkt.
2 Selecteer de EX Print Server als uw printer en klik op Eigenschappen.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
Het tabblad Fiery-afdrukken is de plaats waar u alle veelgebruikte afdrukfuncties kunt
beheren.
OPMERKING: Het is mogelijk dat de ondersteunde tabbladen en afdrukopties verschillen al
naar gelang u het Windows PostScript- of PCL-printerstuurprogramma gebruikt. Raadpleeg
Afdrukopties voor een complete lijst met afdrukopties.
1 Voorinstellingen
(Taaksjablonen), zie Help
2 Afdrukoptiepictogrammen
3 Aanpassen
(Snelkoppelingen), zie Help
4 Actief gebied
5 Taakweergave
6 Printerstatus
7Help
1
2
3
4
5
6
7
AFDRUKKEN 41
4 Klik op het pictogram Kleur en geef de kleurprofielopties voor de taak op.
Selecteer in het vak Afdrukmodus een kleurmodus voor de taak. Wanneer u geavanceerde
functies voor kleurbeheer wilt gebruiken, zoals Weergavestijl, klikt u op Instellingen en gaat u
door naar stap 5. Ga anders door naar stap 7.
5 Klik in het dialoogvenster Aangepaste kleurinstellingen op Bijwerken om de huidige
instellingen voor de EX Print Server weer te geven.
Als de knop Bijwerken niet wordt weergegeven, controleert u of de optie
Tweerichtingscommunicatie is ingeschakeld, zoals wordt beschreven in “Geïnstalleerde opties
automatisch configureren en instellingen voor afdrukopties automatisch bijwerken op
pagina 28.
6 Geef de kleurinstellingen voor de afdruktaak op en klik op OK.
AFDRUKKEN 42
7 Klik op het pictogram Taakinfo.
8 Typ informatie in de velden Opmerking 1 en Opmerking 2.
Typ gebruikersgegevens en taakgegevens voor beheersdoeleinden of andere vereiste gegevens
op uw locatie.
De operator kan de informatie die u in dit veld typt, bekijken en bewerken in Command
WorkStation. Deze informatie wordt bovendien weergegeven in het takenlogboek.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over Command WorkStation.
9 In het veld Instructies kunt u instructies voor de operator typen voor de taak.
Deze instructies worden weergegeven in Command WorkStation, maar worden niet in het
takenlogboek vastgelegd. Deze instructies kunnen wel door de operator bewerkt worden.
AFDRUKKEN 43
10 Typ een gebruikersnaam en wachtwoord in het gebied Gebruikersauthenticatie.
De gebruikersnaam die u typt in het gebied Gebruikersauthenticatie kan uw
netwerkdomein\gebruikersnaam of een lokale gebruikersnaam zijn. Vraag aan de
systeembeheerder wat de vereisten zijn voor uw systeem.
Als u geen gebruikersnaam en wachtwoord hebt, schakelt u het selectievakje Ik ben
een Gastgebruiker in. De afdrukserver moet zo geconfigureerd zijn dat afdrukken door
gastgebruikers mogelijk is. Schakel anders het selectievakje Ik ben een Gastgebruiker uit.
Als u geen gebruikersnaam en wachtwoord voor het netwerk gebruikt, kunt u uw
domein\gebruikersnaam en wachtwoord invoeren in de beschikbare velden. Klik op
Valideren om de gebruikersnaam en het wachtwoord te valideren.
Als de optie Windows-aanmelding gebruiken is ingeschakeld, worden de gebruikersnaam en
het wachtwoord voor het LDAP-domein gebruikt als een geauthenticeerde gebruikersnaam.
Dit is alleen mogelijk als de gebruiker is aangemeld als domeingebruiker bij de Windows-
computer.
Schakel het selectievakje Gebruikersinformatie opslaan in om uw gebruikersnaam en
wachtwoord op te slaan.
11 Typ een wachtwoord in het veld Beveiligd afdrukken als u een beveiligde afdruktaak
verstuurt.
12 Klik op de overige afdrukoptiepictogrammen om de gewenste instellingen op te geven voor
de afdruktaak en klik vervolgens op OK.
Deze afdrukopties zijn specifiek voor de EX Print Server en de digitale pers. Deze opties
hebben voorrang op de instellingen in de printerinstellingen op de EX Print Server maar
kunnen in Command WorkStation worden gewijzigd. Raadpleeg Afdrukopties voor informatie
over deze opties en de prioriteit van instellingen. Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer
informatie over Command WorkStation.
Sommige afdrukopties zijn alleen beschikbaar als een bepaalde installeerbare optie is
geconfigureerd. Raadpleeg Installeerbare opties configureren voor informatie over het
configureren van installeerbare opties.
Als u Standaardwaarde van printer kiest, wordt de taak afgedrukt volgens de instellingen die
zijn geselecteerd in Instelling. Raadpleeg Afdrukopties voor meer informatie.
OPMERKING: Als u incompatibele afdrukinstellingen opgeeft, wordt het dialoogvenster
Conflict weergegeven met instructies voor het oplossen van het conflict.
13 Klik op OK in de toepassing waarmee u werkt om uw afdruktaak te verzenden.
Controleer of de EX Print Server is geselecteerd als huidige printer.
AFDRUKKEN 44
OPMERKING: Sommige afdrukopties die u in een toepassing kunt selecteren, komen overeen
met specifieke afdrukopties van de EX Print Server en de digitale pers. In deze gevallen moet
u de specifieke afdrukopties van de EX Print Server en de digitale pers gebruiken. Deze opties
worden weergegeven op het tabblad Fiery-afdrukken. Soms bereidt de toepassing het bestand
niet correct voor op het afdrukken op de EX Print Server, wat kan leiden tot een onverwachte
afwerking, afdrukfouten of een langere verwerkingstijd.
OPMERKING: Wanneer de functie voor kennisgeving per e-mail in het printerstuurprogramma
is ingeschakeld zoals beschreven in “Tweerichtingscommunicatie inschakelen op pagina 28,
kunt u een kennisgeving per e-mail krijgen nadat uw taak is afgedrukt of wanneer er
afdrukfouten zijn opgetreden.
STANDAARDAFDRUKOPTIES VOOR WINDOWS-AFDRUKTAKEN INSTELLEN MET BEHULP VAN HET POSTSCRIPT-
PRINTERSTUURPROGRAMMA
1 Windows NT 4.0/Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Als het tabblad Fiery-afdrukken niet wordt weergegeven, klikt u erop.
4 Geef de standaardinstellingen op voor uw afdruktaken, zoals beschreven op pagina 40.
5 Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten.
AFDRUKKEN 45
Watermerken toevoegen en bewerken
Het Windows-printerstuurprogramma biedt de functie Watermerken. Met deze functie kunt
u: kiezen uit een lijst van beschikbare watermerken; nieuwe watermerken maken; de tekst, het
lettertype, de lettergrootte, de kleur, de positie en de afdrukstand van het watermerk wijzigen;
het momenteel geselecteerde watermerk verwijderen en andere instellingen opgeven.
De watermerkfunctie is een stempel die de tekst van het document overschrijft.
In de volgende procedure wordt beschreven hoe u watermerken kunt bewerken. Raadpleeg
de Help van het stuurprogramma voor meer informatie.
WATERMERKEN TOEVOEGEN EN BEWERKEN
1 Klik op het pictogram Stempel in het tabblad Fiery-afdrukken.
1 Selecteer een beschikbaar
watermerk
1
AFDRUKKEN 46
2 Selecteer een watermerk in de lijst en klik op Bewerken.
Het dialoogvenster Watermerk bewerken wordt weergegeven.
3 Geef het lettertype en de lettergrootte van de tekst op in het gebied Tekst watermerk.
4 Geef een hoek voor de watermerktekst op in het gebied Hoek.
U kunt ook klikken op één uiteinde van de watermerktekst in het voorbeeldgebied, de
muisknop ingedrukt houden en de tekst naar de gewenste afdrukstand slepen.
5 Geef een kleur voor de watermerktekst op in het gebied Kleur.
6 Geef de positie van de watermerktekst op in het gebied Positie.
U kunt ook klikken op het midden van de watermerktekst in het voorbeeldgebied, de
muisknop ingedrukt houden en de tekst naar de gewenste positie slepen.
7 Klik op OK.
8 Geef op hoe de watermerktekst er moet uitzien op de afgedrukte uitvoer in het gebied
Watermerken afdrukken.
1 Voorbeeldgebied
1
AFDRUKKEN 47
Gebruik van voorinstellingen
Door instellingen voor afdrukopties op te slaan op de vaste schijf, kunt u specifieke
instellingen voor een bepaalde taak laden als voorinstelling. U kunt ook voorinstellingen
delen op een netwerk met de functies Importeren en Exporteren.
EEN VOORINSTELLING MAKEN
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
4 Pas de afdrukinstellingen naar wens aan op het tabblad Fiery-afdrukken.
5 Kies Huidige taaksjabloon opslaan bij Voorkeuze.
6 Voer een beschrijvende naam (maximaal 32 tekens) in voor de voorinstelling en klik op OK.
De voorinstelling wordt toegevoegd aan de lijst van beschikbare voorinstellingen.
De voorinstellingen zijn beschikbaar telkens als u het tabblad Fiery-afdrukken opent. Ze
blijven op uw lokale schijf staan totdat u deze verwijdert.
AFDRUKKEN 48
EEN VOORINSTELLING KIEZEN VOOR AFDRUKTAKEN
Op het tabblad Fiery-afdrukken wordt aangegeven welke voorinstellingen, indien aanwezig,
beschikbaar zijn voor alle afdruktaken.
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
4 Kies bij Voorkeuze een andere voorinstelling.
De voorinstelling wordt gebruikt totdat u een andere selecteert.
OPMERKING: Wanneer u het tabblad Fiery-afdrukken opent vanuit het dialoogvenster
Afdrukken van een toepassing en een voorinstelling selecteert, wordt de voorinstelling alleen
gebruikt voor de huidige sessie van de toepassing.
Als de gewenste voorinstelling niet wordt weergegeven, maar u er eerder een reservekopie van
hebt gemaakt (geëxporteerd), kunt u deze importeren en opnieuw gebruiken.
VOORINSTELLINGEN VERWIJDEREN
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
4 Kies Lijst met taaksjablonen opslaan en beheren bij Voorkeuze.
Het dialoogvenster Taaksjablonen wordt weergegeven.
5 Selecteer de voorinstelling die u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
6 Klik op OK om het dialoogvenster Taaksjablonen te sluiten.
AFDRUKKEN 49
DE STANDAARDVOORINSTELLING HERSTELLEN
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en
kies Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
4 Kies Standaard taaksjabloon bij Voorkeuze.
EEN VOORINSTELLING EXPORTEREN NAAR (OF EEN RESERVEKOPIE MAKEN OP) EEN VASTE SCHIJF
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
4 Kies Lijst met taaksjablonen opslaan en beheren bij Voorkeuze.
Het dialoogvenster Taaksjablonen wordt weergegeven.
5 Klik op een naam om de opgeslagen voorinstelling te selecteren die u wilt exporteren
of waarvan u een reservekopie wilt maken.
6 Klik op Exporteren.
7 Blader in het dialoogvenster Taaksjablonen exporteren naar de map waarin u de voorinstelling
wilt opslaan.
AFDRUKKEN 50
8 Voer een korte bestandsnaam in voor de geëxporteerde voorinstelling en klik op Opslaan.
Het bestand bevat de lange naam die u aan de voorinstelling hebt gegeven op het moment dat
u deze maakte en heeft de extensie .sav.
EEN OP SCHIJF OPGESLAGEN VOORINSTELLING IMPORTEREN (HERSTELLEN)
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
4 Kies op het tabblad Fiery-afdrukken Lijst met taaksjablonen opslaan en beheren bij
Voorkeuze.
Het dialoogvenster Taaksjablonen wordt weergegeven.
5 Klik op Importeren.
6 Blader naar de schijf en de map die de voorinstelling bevat die u wilt importeren.
AFDRUKKEN 51
7 Selecteer het voorinstellingsbestand en klik op Openen.
8 Klik op OK om het dialoogvenster Taaksjablonen te sluiten.
OPMERKING: Wanneer u voorinstellingen importeert, wordt in de lijst Voorkeuze de naam
van de voorinstelling weergegeven, niet de bestandsnaam. In de voorgaande schermafdrukken
is het bestand Present.sav (bestandsnaam) geïmporteerd, maar wordt in de lijst Voorkeuze de
naam Presentatie (naam van voorinstelling) weergegeven.
AFDRUKKEN 52
Het pictogram Basis aanpassen
Het pictogram Basis bevindt zich op het tabblad Fiery-afdrukken. U kunt het aanpassen en er
de afdrukopties in opnemen die u vaak gebruikt. Hierbij bespaart u tijd, omdat u niet alle
andere afdrukoptiepictogrammen hoeft te openen als u alleen de opties in Basis wilt instellen.
Basis bevat oorspronkelijk een standaardgroep van afdrukopties. U kunt deze opties
verwijderen en andere opties toevoegen.
OPMERKING: Wanneer u een afdrukoptie onder Basis plaatst, wordt deze nog steeds
weergegeven onder het desbetreffende afdrukoptiepictogram. U kunt de optie instellen vanaf
beide plaatsen.
HET PICTOGRAM BASIS AANPASSEN:
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
1 Pictogram Basis
2 Aanpassen
(Snelkoppelingen)
1
2
AFDRUKKEN 53
4 Klik op het pictogram Basis en klik vervolgens op Aanpassen.
Het dialoogvenster Basisweergave aanpassen wordt weergegeven. Het dialoogvenster bevat
de snelkoppelingen voor afdrukopties. De afdrukopties die momenteel worden weergegeven
onder Basis staan vermeld in de lijst Huidige snelkoppelingen.
5 Als u een optie wilt toevoegen aan Basis, selecteert u de gewenste optie in de lijst
Beschikbare snelkoppelingen en klikt u op Toevoegen.
6 Als u een optie wilt verwijderen uit Basis, selecteert u de gewenste optie in de lijst Huidige
snelkoppelingen en klikt u op Verwijderen.
7 Als u de volgorde wilt wijzigen waarin de opties worden weergegeven onder Basis,
selecteert u een optie in de lijst Huidige snelkoppelingen en klikt u op Omhoog of Omlaag.
8 Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan.
OPMERKING: Het venster Basis mag niet leeg zijn. Als u alle opties verwijdert uit het
venster Basis, wordt opnieuw de standaardgroep van opties weergegeven.
AFDRUKKEN 54
Beveiligde afdruktaken ophalen op het bedieningspaneel van de
digitale pers
Met de functie Beveiligd afdrukken kunt u gevoelige of vertrouwelijke taken alleen afdrukken
wanneer u aanwezig bent bij de digitale pers. Voordat u een taak verzendt om deze af te
drukken, typt u eerst een wachtwoord in het veld Beveiligd afdrukken in het
printerstuurprogramma. Om uw beveiligde taak af te drukken, typt u het wachtwoord
opnieuw op het bedieningspaneel van de digitale pers, waarbij u als volgt te werk gaat.
EEN BEVEILIGDE AFDRUKTAAK VERZENDEN
1 Kies Druk af in het menu Archief van de toepassing.
2 Kies de EX Print Server als uw printer en klik op Eigenschappen.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
4 Klik op het tabblad Taakinfo.
5 Typ een wachtwoord in het veld Beveiligd afdrukken.
OPMERKING: Het wachtwoord mag uitsluitend uit alfanumerieke tekens (geen symbolen)
bestaan.
6 Typ indien nodig waarden in de andere velden en verzend daarna uw taak naar de
EX Print Server.
7 Klik op OK.
8 Klik op OK.
EEN BEVEILIGDE AFDRUKTAAK OPHALEN
1 Druk op de knop All Services (Alle services) op het bedieningspaneel van de digitale pers.
2 Selecteer Web Applications (Webtoepassingen).
1 Knop Alle services
2 Beveiligd afdrukken
2
1
AFDRUKKEN 55
3 Selecteer Beveiligd afdrukken op de hoofdpagina.
Het wachtwoordvenster voor Beveiligd afdrukken wordt weergegeven.
4 Typ hetzelfde wachtwoord als u hebt ingevoerd in het veld Beveiligd afdrukken van het
printerstuurprogramma.
De taken die met het wachtwoord overeenstemmen worden weergegeven in het venster
Aanmelden.
5 Selecteer uw afdruktaak en kies ofwel Afdrukken, ofwel Verwijderen.
Na 45 seconden zonder activiteit keert het scherm terug naar de hoofdpagina. Nadat het
scherm is teruggekeerd naar de hoofdpagina, moet u het wachtwoord voor Beveiligd
afdrukken opnieuw typen.
6 Selecteer het gewenste aantal exemplaren en daarna Afdrukken, Afdrukken en blokkeren of
Annuleren.
Aangepaste paginaformaten definiëren en afdrukken
Bij aangepaste paginaformaten bepaalt u zelf de afmetingen van een gedrukte pagina. Nadat u
een aangepast paginaformaat hebt gedefinieerd, kunt u dit gebruiken in toepassingen zonder
dat u het formaat steeds opnieuw hoeft te definiëren wanneer u een document afdrukt. Als u
een aangepast paginaformaat definieert, geeft u de breedte- en lengtematen op die
corresponderen met respectievelijk de korte en lange zijde van uw taak. Aangepaste
paginaformaten moeten altijd op deze manier worden ingesteld, ongeacht de instellingen voor
de afdrukstand in de toepassing.
OPMERKING: Bij inslagtaken kunnen geen aangepaste paginaformaten worden gebruikt.
Wanneer u in het PostScript-printerstuurprogramma voor Windows een aangepast
paginaformaat definieert of bewerkt, gaat u als volgt te werk.
OPMERKING: Windows 2000/XP/Server 2003/Vista hebben een vergelijkbare interface voor
het instellen van opties en het maken van afdrukken. Bij de volgende procedures worden
schermafbeeldingen uit Windows 2000 gebruikt en worden eventuele verschillen met
Windows XP/Server 2003/Vista apart aangegeven.
Hoogte
Breedte
Breedte
Hoogte
S
taan
dLi
ggen
d
AFDRUKKEN 56
Aangepaste paginaformaten voor Windows PostScript-
printerstuurprogramma
Wanneer u in het PostScript-printerstuurprogramma een aangepast paginaformaat definieert
of bewerkt, gaat u als volgt te werk.
EEN AANGEPAST PAGINAFORMAAT DEFINIËREN IN HET POSTSCRIPT-PRINTERSTUURPROGRAMMA VOOR WINDOWS
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het EX Print Server PS-pictogram en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Klik op het pictogram Media.
OPMERKING: Documentgrootte is de paginagrootte die wordt gedefinieerd in het
dialoogvenster Afdrukken (of Pagina-instelling) van uw oorspronkelijke toepassing.
Papierformaat is het formaat van het werkelijke vel papier waarop de taak wordt afgedrukt.
In gevallen waarbij één documentpagina per vel papier wordt afgedrukt, is Documentgrootte
doorgaans gelijk aan Papierformaat. Het kan echter verschil uitmaken wanneer u boekjes
afdrukt of meerdere documentpaginas op een enkel vel inslaat.
AFDRUKKEN 57
4 Kies Grootte van aangepaste paginaformaat PostScript in het menu Grootte van aangepaste
pagina (PostScript) en klik op Aangepast.
Het dialoogvenster PostScript-definitie aangepast paginaformaat opgeven wordt weergegeven.
5 Kies de opties om het aangepaste paginaformaat te definiëren.
Afmetingen aangepast paginaformaat:
geef de breedte en hoogte van de afdruktaak op.
Eenheid: selecteer de maateenheid voor de afdruktaak.
6 Klik op OK om het dialoogvenster PostScript-definitie aangepast paginaformaat te sluiten.
7 Klik op OK om het dialoogvenster Voorkeursinstellingen te sluiten.
U kunt het aangepaste paginaformaat nu opgeven vanuit een toepassing.
AANGEPASTE PAGINAFORMATEN BEWERKEN MET HET POSTSCRIPT-PRINTERSTUURPROGRAMMA VOOR WINDOWS
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Klik op het pictogram Media.
4 Kies Grootte van aangepaste paginaformaat PostScript in het menu Grootte van aangepaste
pagina (PostScript) en klik op Aangepast.
Het dialoogvenster PostScript-definitie aangepast paginaformaat opgeven wordt weergegeven.
5 Bewerk de instellingen zoals beschreven op pagina 57 en klik op OK.
AFDRUKKEN 58
AFDRUKKEN OP AANGEPASTE PAGINAFORMATEN MET HET POSTSCRIPT-PRINTERSTUURPROGRAMMA VOOR WINDOWS
1 Kies Afdrukken in de toepassing waarmee u werkt.
2 Selecteer de EX Print Server als uw printer en klik op Eigenschappen.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken en vervolgens op het pictogram Media.
4 Kies in de vervolgkeuzelijst Papierbron de papierlade die het aangepaste papierformaat voor
de taak bevat.
De gekozen papierbron geldt alleen voor de huidige afdruktaak.
5 Selecteer Grootte van aangepaste pagina (PostScript) in het menu Documentgrootte.
6 Klik op het pictogram Opmaak.
7 Selecteer een instelling van Afdrukstand, afhankelijk van de manier waarop het papier met
aangepast formaat geladen is.
8 Klik op OK en klik opnieuw op OK om de taak af te drukken.
Aangepaste paginaformaten voor Windows PCL-
printerstuurprogramma
Wanneer u in het PCL-printerstuurprogramma een aangepast paginaformaat definieert of
bewerkt, gaat u als volgt te werk.
EEN AANGEPAST PAGINAFORMAAT DEFINIËREN IN ALLE WINDOWS PCL-PRINTERSTUURPROGRAMMAS
1 Klik op Start.
2 Windows 2000: kies Instellingen en vervolgens Printers.
Windows XP: kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: kies Instellingen en vervolgens Printers en faxapparaten.
Windows Vista: kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
3 Klik met de rechtermuisknop op het PCL-pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
4 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken en op het pictogram Media.
AFDRUKKEN 59
5 Selecteer Aangepast in het menu Documentgrootte en klik op Aangepast.
6 Kies de opties om het aangepaste paginaformaat te definiëren.
Breedte: geef de breedte van de afdruktaak op.
Lengte: geef de lengte van de afdruktaak op.
Eenheid: selecteer de maateenheid voor de afdruktaak.
7 Klik op OK om het venster Aangepast papierformaat opgeven te sluiten.
8 Klik op OK om het printerstuurprogramma van de EX Print Server te sluiten.
AFDRUKKEN 60
EEN AANGEPAST PAGINAFORMAAT BEWERKEN IN ALLE WINDOWS PCL-PRINTERSTUURPROGRAMMAS
1 Klik op Start.
2 Windows 2000: kies Instellingen en vervolgens Printers.
Windows XP: kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: kies Instellingen en vervolgens Printers en faxapparaten.
Windows Vista: kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
3 Klik met de rechtermuisknop op het PCL-pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
4 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken en op het pictogram Media.
5 Selecteer Aangepast in het menu Documentgrootte en klik vervolgens op Aangepast.
6 Kies de nieuwe opties om het aangepaste paginaformaat te definiëren.
Breedte:
geef de breedte van de afdruktaak op.
Lengte: geef de lengte van de afdruktaak op.
Eenheid: selecteer de maateenheid voor de afdruktaak.
7 Klik op OK om het venster Aangepast papierformaat opgeven te sluiten.
8 Klik op OK om het printerstuurprogramma van de EX Print Server te sluiten.
EEN AANGEPAST PAGINAFORMAAT AFDRUKKEN IN ALLE WINDOWS PCL-STUURPROGRAMMAS
1 Kies Afdrukken in de toepassing waarmee u werkt.
2 Selecteer het PCL-pictogram van de EX Print Server als uw printer en klik op Eigenschappen.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken en vervolgens op het pictogram Media.
4 Kies in de lijst Papierbron de papierlade die het aangepaste papierformaat voor de
taak bevat.
De gekozen papierbron geldt alleen voor de huidige afdruktaak.
5 Selecteer Aangepast in de lijst Documentgrootte.
6 Klik op OK en klik opnieuw op OK om de taak af te drukken.
AFDRUKKEN 61
De status van de digitale pers controleren
Als u tweerichtingscommunicatie hebt ingeschakeld voor uw printer, kunt u de status van
de printer controleren, inclusief de niveaus van verbruiksartikelen als papier en toner.
Raadpleeg de Help van het stuurprogramma voor meer informatie.
Zie Tweerichtingscommunicatie inschakelen op pagina 28 voor informatie over het
inschakelen van tweerichtingscommunicatie.
DE STATUS VAN DE VERBRUIKSARTIKELEN VAN DE DIGITALE PERS CONTROLEREN
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers en
faxapparaten.
Windows Vista: klik op de startknop, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
4 Klik op het pictogram Printer en klik op Bijwerken.
De printerstatus wordt op twee plaatsen weergegeven op het tabblad Fiery-afdrukken:
Printerstatus (links in het venster onder de miniatuurafbeelding van het document): hier
worden fouttoestanden weergegeven die het afdrukken onmogelijk kunnen maken.
Onder het pictogram Printer: hier ziet u informatie over de hoeveelheid resterend papier in
elke lade en de hoeveelheid resterende toner (indien van toepassing), alsook een
miniatuurafbeelding van de printer en de geïnstalleerde opties.
Klik op Bijwerken om deze statusinformatie bij te werken.
AFDRUKKEN 62
Bestanden opslaan om op een externe locatie af te drukken
Als u ter plaatse niet beschikt over een EX Print Server en u bestanden voorbereidt die u wilt
afdrukken bij een servicebureau of op een andere locatie, kunt u de definitieve bestanden
afdrukken naar een bestand (in plaats van een lokale poort). U kunt ook afdrukken naar de
poort Bestand als u een bestand wilt maken dat u met behulp van de WebTool Documenten
kunt downloaden. Raadpleeg de documentatie bij Windows voor instructies voor het
afdrukken naar de poort Bestand.
INDEX 63
A
aangepast paginaformaat afdrukken
Windows 2000/XP/Server 2003/Vista 58
aangepast paginaformaat definiëren
alle Windows PCL-
printerstuurprogrammas 56, 58
Windows 2000/XP/Server 2003/Vista 55
aangepast paginaformaat, zie aangepast
paginaformaat definiëren, aangepast
paginaformaat afdrukken
Aanwijzen en afdrukken 9, 17
afdrukken
naar bestand 62
vanuit een toepassing 39
via een e-mailclient 33
Afdrukken naar bestand 62
afdrukopties 40
Afdrukopties van ColorWise 28
afdruktaken beheren 35
Afdruktaken beheren met e-mailopdrachten 35
afdrukverbindingen, ondersteunde typen 20
B
beveiligde afdruktaken
verzenden en ophalen 54
D
Documenten, tabblad in WebTools 39
Downloads, tabblad in WebTools 11
E
E-mail Service
Afdruktaken beheren 35
info 32
F
FTP-afdrukken 38
G
Gebruikersauthenticatie 43
I
installeerbare opties
automatisch bijwerken 28
configureren vanuit
printerstuurprogramma 27
installeren
Job Monitor 30
printerstuurprogramma vanaf dvd met
gebruikerssoftware 14
printerstuurprogrammas vanaf server 13
printerstuurprogrammas via Aanwijzen en
afdrukken 9
virtuele printers via Aanwijzen en
afdrukken 17
IPP-verbinding 25
J
Job Monitor
installeren 30
op de dvd met gebruikerssoftware 7
serververbinding configureren 31
K
kennisgeving via e-mail 29
L
LPR-verbinding 21
O
Opmerking, veld 42
P
PCL-printerstuurprogramma 39
PostScript-printerdefinitiebestand, zie PPD
PostScript-printerstuurprogramma
downloaden met WebTools 11
installeren vanaf dvd met
gebruikerssoftware 14
installeren via Aanwijzen en afdrukken 9
verwijderen 19
INDEX
INDEX 64
PPD
overzicht 7
Windows 15
Printer Delete Utility 19
printerinstellingen onderdrukken 43
Prntdrve.exe, bestand 12
S
SMB-afdrukken
instellen 9
verbinding voltooien 20
standaardafdrukopties 44
standaardwaarde van printer 43
status van digitale pers 61
T
Taakinfo, pictogram 42
TCP/IP-verbinding 21
tweerichtingscommunicatie 28, 41
U
USB-apparaat 36
V
virtuele printer
installeren via Aanwijzen en afdrukken 17
instellen 17
W
watermerken
toevoegen en bewerken 45
WebTools
Documenten, tabblad 39
Downloads, tabblad 11
Windows
IPP-verbinding 25
LPR- of Poort 9100-verbinding 21
printerstuurprogramma, installeren vanaf
dvd met gebruikerssoftware 14
TCP/IP-verbinding 21
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64

Xerox 700i/700 Installatie gids

Type
Installatie gids