Xerox Color 800/1000/i Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
Xerox EX Print Server, Powered by Fiery
®
voor de Xerox Color 1000 Press
Afdrukken
© 2010 Electronics for Imaging, Inc. De informatie in deze publicatie wordt beschermd
volgens de Kennisgevingen voor dit product.
45089756
20 april 2010
INHOUD 3
INHOUD
INLEIDING 7
Terminologie en conventies 7
Over dit document 8
Gebruikerssoftware 9
Systeemvereisten 10
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 11
De printerstuurprogrammabestanden voor Mac OS X installeren 11
Installatie vanaf de dvd met gebruikerssoftware 12
Printerstuurprogrammas downloaden met WebTools 13
Printerstuurprogrammas downloaden vanaf de EX Print Server 14
Printerstuurprogrammabestanden verwijderen 14
De EX Print Server instellen voor afdrukken 16
Afdrukken met Mac OS X v10.5.x of v10.6.x instellen 16
Afdrukken met Mac OS X v10.4.x instellen 20
Afdrukken met Mac OS X v10.3.9 instellen 24
Niet-Engelse printer toevoegen in Mac OS X v10.5 en v10.6 27
Installeerbare opties configureren 27
Bureaubladprinter gebruiken (facultatief) 27
Afdrukken vanaf Mac OS X-computers 28
De EX Print Server selecteren in de lijst met printers 29
Afdrukopties instellen en afdrukken vanuit Mac OS X-toepassingen 31
Aangepaste paginaformaten definiëren en afdrukken 39
De status van de pers controleren 39
INHOUD
INHOUD 4
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 40
Windows-printerstuurprogramma’s installeren 40
Printerstuurprogrammas installeren via Aanwijzen en afdrukken 41
Printerstuurprogrammas downloaden via WebTools 43
Printerstuurprogrammas downloaden vanaf de EX Print Server 44
Printerstuurprogrammas installeren vanaf de dvd met gebruikerssoftware 45
Een virtuele printer installeren en een verbinding tot stand brengen 48
Printerstuurprogrammas verwijderen 51
De EX Print Server instellen voor afdrukken 52
Afdrukverbindingen instellen 52
De SMB-afdrukverbinding voltooien 52
Afdrukverbindingen via standaard-TCP/IP-poorten (RAW of LPR) voltooien 53
IPP-verbindingen voltooien 57
Installeerbare opties configureren 60
Afdrukken vanaf Windows-computers 61
Afdrukopties instellen en afdrukken vanuit Windows-toepassingen 62
Standaardafdrukopties voor afdruktaken opgeven 69
Het pictogram Snelle toegang aanpassen 70
Aangepaste paginaformaten definiëren en afdrukken 71
De status van de pers controleren 71
Bestanden opslaan om op een externe locatie af te drukken 71
AFDRUKMETHODEN 72
Job Monitor configureren en gebruiken 73
De verbinding configureren 73
Job Monitor gebruiken 73
E-mailservice 74
Afdrukken via een e-mailclient 74
Afdruktaken beheren met e-mailopdrachten 76
Afdrukken vanaf een USB-apparaat 77
FTP-afdrukken 78
INHOUD 5
Voorbeeldafdruk 79
Voorbeeldafdruk gebruiken 79
Taak-batch 80
Batchtaken annuleren 80
Opdrachten Volgende afdrukken en Direct afdrukken van Command WorkStation in
combinatie met batchtaken 80
Administratie van batchtaken 81
Adobe PDF Print Engine (APPE) 81
Afdrukken met APPE-workflow 81
Meerdere bestanden afdrukken met APPE 83
AFDRUKOPTIES 85
Printerstuurprogramma’s en printerdefinitiebestanden 85
Afdrukopties instellen 86
Hiërarchie voor het vervangen van afdrukopties 86
Afdrukopties en standaardinstellingen 87
Opties van Taakinfo 88
Opties van Media 90
Opties van Opmaak 93
Opties van Kleur 97
Opties van Afbeelding 102
Opties van Afwerking 104
Opties van VDP (afdrukken met variabele gegevens) 105
Opties van Stempel/Watermerk 107
Instellingen voor afdrukopties vervangen 107
INHOUD 6
Aanvullende informatie 109
Automatisch overvullen 109
Booklet Maker 109
Booklet Maker in het printerstuurprogramma 111
Booklet Maker in Taakeigenschappen 112
Optie Modus Doorzichtige droge inkt 117
Collationeren 118
Documentgrootte en papierformaat 119
Dubbelzijdig afdrukken 120
Vouwopties 121
Combineren en afdrukken 122
Beeldverschuiving 123
Gemengde media 124
Uitvoermethode 126
Perforeerpositie en Perforeren 127
Schaal 128
Passend schalen 128
Modus voor nietmachine 129
Gebruikersauthenticatie 130
INDEX 131
INLEIDING 7
INLEIDING
In dit document wordt beschreven hoe u de printerstuurprogrammas en
printerdefinitiebestanden voor de Xerox EX Print Server, Powered by Fiery voor de Xerox
Color 1000 Press kunt installeren, de EX Print Server kunt instellen voor afdrukken en vanaf
Apple Mac OS- en Microsoft Windows-computers kunt afdrukken. Ook vindt u hierin
informatie over de afdrukopties van de EX Print Server en worden verschillende
afdrukmethoden beschreven die u kunt gebruiken om af te drukken naar de EX Print Server.
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie over het instellen van
netwerkservers en -clients voor gebruik met de EX Print Server. Voor algemene informatie
over het gebruik van de kleurenpers, uw computer, uw toepassingen of uw netwerk,
raadpleegt u de documentatie bij deze producten.
Raadpleeg Welkom voor meer informatie over ondersteunde besturingssystemen en
systeemvereisten.
Terminologie en conventies
Dit document gebruikt de volgende terminologie en conventies.
Term of conventie Verwijst naar
Aero EX Print Server (in illustraties en voorbeelden)
EX Print Server Xerox EX Print Server, Powered by Fiery voor de Xerox Color 1000
Press
Mac OS Apple Mac OS X
Pers Xerox Color 1000 Press
Titels in cursief Andere documenten in dit pakket
Windows Microsoft Windows XP, Windows Vista,
Windows Server 2003/2008, Windows 7
Onderwerpen waarvoor aanvullende informatie beschikbaar is door
de Help te openen in de software
Tips en informatie
INLEIDING 8
Over dit document
Dit document behandelt de volgende onderwerpen:
Printerbestanden installeren op Mac OS-computers
De EX Print Server instellen voor afdrukken vanaf Mac OS-computers
Afdrukken vanaf Mac OS-computers
Printerbestanden installeren op Windows-computers
Afdrukverbindingen instellen op Windows-computers
Afdrukken vanaf Windows-computers
Afdrukopties van de EX Print Server
Andere afdrukmethoden gebruiken om af te drukken naar de EX Print Server
Een waarschuwing met betrekking tot handelingen die kunnen
leiden tot de dood of zwaar lichamelijk letsel indien deze niet juist
worden uitgevoerd. Let altijd op deze waarschuwingen voor een
veilig gebruik van de apparatuur.
Een waarschuwing met betrekking tot handelingen die kunnen
leiden tot lichamelijk letsel indien deze niet juist worden
uitgevoerd. Let altijd op deze waarschuwingen voor een veilig
gebruik van de apparatuur.
Vereisten en beperkingen met betrekking tot handelingen. Lees deze
onderdelen altijd goed voor een juist gebruik van de apparatuur en
om beschadiging aan apparatuur of eigendommen te voorkomen.
Term of conventie Verwijst naar
INLEIDING 9
Gebruikerssoftware
De volgende tabel vermeldt de gebruikerssoftware die wordt beschreven in dit document.
Dit is de gebruikerssoftware die u nodig hebt om de basisvoorzieningen in te stellen voor het
afdrukken op de EX Print Server. In andere documenten kan andere gebruikerssoftware
worden beschreven, afhankelijk van wat u wilt doen.
Wanneer u gebruikerssoftware installeert op een Windows-computer, gebruikt u de Fiery User
Software Installer.
Gebruikerssoftware Beschrijving
PostScript-
printerdefinitiebestand (PPD)
en bijbehorende bestanden
(voor Windows)
Bestanden die informatie over de EX Print Server en uw specifieke
model pers leveren aan uw toepassing en printerstuurprogramma.
PostScript-printerdefinitie-
bestanden (PPD/Plug-in)
(voor Mac OS X)
Bestanden die worden gebruikt met het PostScript-
printerstuurprogramma, zodat de EX Print Server wordt
weergegeven in de dialoogvensters Afdrukken en Pagina-instelling
van veelgebruikte toepassingen. De PPD-bestanden van
de EX Print Server geven informatie over de pers aan uw toepassing
en printerstuurprogramma.
PageMaker PPD-bestanden Bestanden waarmee u kunt afdrukken op de EX Print Server vanuit
Adobe PageMaker. U moet het gepaste PPD in PageMaker
installeren. Raadpleeg de documentatie van PageMaker
voor instructies.
PostScript-schermlettertypen
(voor Mac OS X)
PostScript/TrueType-schermlettertypen die overeenkomen met de
printerlettertypen die zijn geïnstalleerd op de EX Print Server.
Druk een lettertypenlijst af voor een compleet overzicht van de
PostScript-/TrueType-lettertypen die op de EX Print Server zijn
geïnstalleerd.
Raadpleeg de Help van Command WorkStation voor meer
informatie.
Job Monitor
(voor Windows)
Hiermee kunt u de status controleren van aangesloten EX Print
Servers en van de afdruktaken die hiernaar worden verzonden.
Job Monitor wordt automatisch geïnstalleerd wanneer het
printerstuurprogramma op een Windows-computer wordt
geïnstalleerd.
Raadpleeg “Job Monitor configureren en gebruiken op pagina 73
voor meer informatie.
Printer Delete Utility
(voor Windows)
Hiermee kunt u het Windows-printerstuurprogramma verwijderen.
Raadpleeg “Printerstuurprogrammas verwijderen op pagina 51
voor meer informatie.
Hulpprogramma Fiery
Software Uninstaller
(voor Mac OS X)
Hiermee kunt u de Mac OS X-printer en bijbehorende
printerstuurprogrammabestanden verwijderen.
Raadpleeg “Printerstuurprogrammabestanden verwijderen op
pagina 14 voor meer informatie.
INLEIDING 10
Systeemvereisten
Raadpleeg Welkom voor meer informatie over ondersteunde besturingssystemen
en systeemvereisten.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 11
AFDRUKKEN UIT MAC OS X
Als u de EX Print Server wilt instellen als een PostScript-printer op een Mac OS X-computer,
moet u de printerstuurprogrammabestanden installeren die overeenkomen met uw pers en
de EX Print Server instellen voor afdrukken. Printerstuurprogrammas zijn een manier om
informatie over afdruktaken door te geven tussen uw toepassingen, de EX Print Server en
de pers.
Raadpleeg de volgende tabel voor de locatie van beide procedures.
De printerstuurprogrammabestanden voor Mac OS X installeren
De printerstuurprogrammabestanden voor Mac OS X staan op de dvd met
gebruikerssoftware of kunnen worden gedownload vanaf de EX Print Server via het netwerk
of met WebTools. In de volgende secties wordt beschreven hoe u de printerbestanden voor
de EX Print Server kunt installeren.
U kunt printerstuurprogrammas als volgt installeren:
Vanuit de dvd met gebruikerssoftware
Via het tabblad Downloads in WebTools, om de printerstuurprogrammabestanden te
downloaden voordat u het printerstuurprogramma installeert.
OPMERKING: WebTools is beschikbaar als de beheerder internettoegang voor
de EX Print Server heeft ingeschakeld.
Vanaf de EX Print Server, door de printerstuurprogrammabestanden te downloaden via
het netwerk voordat u het printerstuurprogramma installeert.
Procedure Raadpleeg
De printerbestanden voor Mac OS X installeren pagina 11
De EX Print Server instellen voor afdrukken pagina 16
Afdrukken vanaf Mac OS X-computers pagina 28
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 12
Raadpleeg de volgende tabel voor de locatie van beide procedures.
Installatie vanaf de dvd met gebruikerssoftware
De dvd met gebruikerssoftware bevat de volgende software voor Mac OS X (raadpleeg de
map OSX : Printerstuurprogramma):
OSX Installer: hiermee worden de printerstuurprogrammabestanden geïnstalleerd die zijn
vereist om af te drukken vanuit Mac OS X.
Taalmappen: printerdefinitiebestanden die door OSX Installer worden geïnstalleerd.
U hoeft deze mappen niet te openen of handmatig op uw computer te installeren.
De passende bestanden worden door OSX Installer geïnstalleerd.
DE PRINTERSTUURPROGRAMMABESTANDEN VOOR MAC OS X INSTALLEREN
1 Sluit alle geopende toepassingen af.
2 Mac OS X v10.3.9 en v10.4.x: controleer of Printerconfiguratie niet actief is op uw computer.
Wanneer Printerconfiguratie wordt gestart, wordt de lijst van beschikbare printers bijgewerkt.
Als een printerdefinitiebestand wordt toegevoegd terwijl Printerconfiguratie actief is,
moet u eerst opnieuw opstarten voordat u het bijbehorende printermodel kunt selecteren.
Mac OS X v10.5.x en v10.6.x: ga naar stap 3.
3 Plaats de dvd met gebruikerssoftware in het dvd-station.
4 Open de map OSX : Printer Driver (Printerstuurprogramma) op de dvd met gebruikerssoftware.
Als u de installatie uitvoert vanuit een map die u hebt gedownload via WebTools of
de EX Print Server, bladert u naar de map Printer Driver (Printerstuurprogramma) op
uw bureaublad.
5 Dubbelklik op het pictogram van OSX Installer om te beginnen met het installeren van
het printerstuurprogramma.
6 Volg de instructies op het scherm.
OSX Installer installeert de printerdefinitiebestanden voor de EX Print Server.
7 Wanneer het kopiëren is voltooid, klikt u op Afsluiten.
Procedure Raadpleeg
Printerstuurprogrammas installeren vanaf de dvd met gebruikerssoftware pagina 12
Printerstuurprogrammas downloaden met WebTools pagina 13
Printerstuurprogrammas downloaden vanaf de EX Print Server pagina 14
Printerstuurprogrammabestanden verwijderen pagina 14
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 13
Printerstuurprogramma’s downloaden met WebTools
Met WebTools kunt u installatieprogrammas voor printerstuurprogrammas rechtstreeks van
de EX Print Server downloaden naar uw computer.
Voordat u de printerstuurprogrammabestanden kunt downloaden, moet u internettoegang tot
de EX Print Server inschakelen.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over WebTools.
PRINTERSTUURPROGRAMMAS DOWNLOADEN MET WEBTOOLS
1 Start uw internet- of intranetbrowser en typ de DNS-naam of het IP-adres van
de EX Print Server.
2 Klik op het tabblad Downloads.
3 Klik op de koppeling voor de printerstuurprogramma’s die u wilt installeren (Printer Files
for Mac OS X).
Een bestand met de naam OSX.dmg wordt gedownload naar het bureaublad. Het bestand
bevat een map met de naam Printer Driver (Printerstuurprogramma) in een gecomprimeerde
indeling. Als uw internetbrowser is uitgerust met een uitpakprogramma, zoals StuffIt
Expander, wordt de map automatisch gedecodeerd en uitgepakt.
Als de map Printer Driver (Printerstuurprogramma) niet automatisch wordt gedecodeerd en
uitgepakt, dubbelklikt u op het bestand om het hulpprogramma te starten dat bestanden kan
decoderen en uitpakken.
4 Open de map OSX : Printer Driver.
5 Dubbelklik op het pictogram van OSX Installer om te beginnen met het installeren van
het printerstuurprogramma.
Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg pagina 12 voor instructies voor de installatie van het printerstuurprogramma
voor Mac OS X.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 14
Printerstuurprogramma’s downloaden vanaf de EX Print Server
U kunt printerstuurprogrammabestanden rechtstreeks downloaden vanaf de EX Print Server
naar uw computer via het netwerk.
PRINTERSTUURPROGRAMMABESTANDEN DOWNLOADEN VANAF DE EX PRINT SERVER
1 Kies Verbinden met server in het menu Ga in de Finder.
2 Typ SMB:// gevolgd door de naam of het IP-adres van de EX Print Server en klik op Verbind.
Neem contact op met de beheerder als u de EX Print Server niet kunt vinden.
3 Typ de gebruikersnaam en het wachtwoord in het dialoogvenster SMB/CIFS-
identiteitscontrole.
U kunt de gastaccount gebruiken als standaard. Voor de gastaccount is geen wachtwoord
vereist. Als de gastaccount niet kan worden gebruikt, vraagt u de netwerkbeheerder om
een account.
4 Selecteer de map Mac_User_SW in de lijst met gedeelde volumes en klik op OK.
5 Open de map OSX : Printer Driver (Printerstuurprogramma).
6 Dubbelklik op het pictogram van OSX Installer om te beginnen met het installeren van het
printerstuurprogramma.
Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg pagina 12 voor instructies voor de installatie van het printerstuurprogramma
voor Mac OS X.
Printerstuurprogrammabestanden verwijderen
Het hulpprogramma Fiery Software Uninstaller wordt lokaal geïnstalleerd en gebruikt.
Het is niet nodig verbinding te maken met de EX Print Server voordat u de software
gaat gebruiken.
Fiery Software Uninstaller is beschikbaar vanuit de map OSX van de dvd met
gebruikerssoftware. U kunt het hulpprogramma ook rechtstreeks van de EX Print Server
downloaden naar uw computer via het netwerk.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 15
HET HULPPROGRAMMA FIERY SOFTWARE UNINSTALLER INSTALLEREN EN GEBRUIKEN
1 Kopieer het bestand Fiery Software Uninstaller.dmg naar het bureaublad vanaf de dvd met
gebruikerssoftware of vanuit de map Mac_User_SW van de lijst met gedeelde volumes op
de EX Print Server.
2 Dubbelklik op het bestand Fiery Software Uninstaller.dmg op het bureaublad.
Fiery Software Uninstaller wordt geopend in de Finder, waar het pictogram Fiery Software
Uninstaller wordt weergegeven en een pijl die wijst naar een koppeling naar de
map Programmas.
3 Selecteer het pictogram Fiery Software Uninstaller aan de linkerzijde en sleep dit naar
de map Programma’s om het hulpprogramma te installeren.
4 Blader naar de map Programma’s en dubbelklik op het pictogram Fiery Software Uninstaller.
5 Klik op het tabblad Printers als dit nog niet is geselecteerd.
6 Selecteer een printer in de lijst Geïnstalleerde printers en voer een van de volgende
stappen uit:
Klik op Printer en stuurprogramma verwijderen om de printer samen met de
bijbehorende printerstuurprogrammabestanden te verwijderen.
Als u de printer en het bijbehorende printerstuurprogramma wilt verwijderen,
kunt u slechts één printer tegelijk selecteren.
Klik op Printer verwijderen om alleen de printer uit de lijst Geïnstalleerde printers te
verwijderen, maar het printerstuurprogramma geïnstalleerd te laten.
Met het hulpprogramma kunnen alleen printers worden verwijderd die niet momenteel
in gebruik zijn of zijn geopend in het Dock.
OPMERKING: Als meerdere printers gebruikmaken van hetzelfde printerstuurprogramma,
worden met het verwijderen van het printerstuurprogramma ook alle printers verwijderd die
dit stuurprogramma gebruiken.
7 Typ uw wachtwoord in het dialoogvenster en klik op OK om te bevestigen dat u de printer
wilt verwijderen.
8 Klik op het tabblad Besturingsbestanden om de geïnstalleerde printerstuurprogramma’s
te bekijken.
9 Sluit het dialoogvenster Fiery Software Uninstaller.
HET HULPPROGRAMMA FIERY SOFTWARE UNINSTALLER VERWIJDEREN
Verwijder het pictogram Fiery Software Uninstaller uit de map Programma’s in Mac OS X.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 16
De EX Print Server instellen voor afdrukken
In de volgende sectie wordt beschreven hoe u de EX Print Server instelt op een Mac OS X-
computer.
OPMERKING: De stappen voor het instellen van de EX Print Server op een computer
met Mac OS X v10.6.x, Mac OS X v10.5.x, Mac OS X v10.4.x en Mac OS X v10.3.9 zijn
verschillend. Bij verschillen wordt dit aangegeven in de onderstaande secties.
Raadpleeg de volgende tabel voor de locatie van beide procedures.
Afdrukken met Mac OS X v10.5.x of v10.6.x instellen
Met de volgende procedures stelt u de EX Print Server in op een computer
met Mac OS X v10.5.x of v10.6.x.
DE EX PRINT SERVER INSTELLEN VANUIT HET DIALOOGVENSTER VOOR AFDRUKKEN
1 Open een bestand in uw toepassing.
2 Kies Druk af in het menu Archief.
Het dialoogvenster voor afdrukken wordt weergegeven.
3 Selecteer Printer toevoegen in de lijst met printers.
Selecteer een printerverbinding in het dialoogvenster dat wordt weergegeven. Gebruik een van
de printerverbindingen in de onderstaande tabel om een printer toe te voegen.
Procedure Raadpleeg
Afdrukken met Mac OS X v10.5.x of v10.6.x instellen pagina 16
Afdrukken met Mac OS X v10.4.x instellen pagina 20
Afdrukken met Mac OS X v10.3.9 instellen pagina 24
Installeerbare opties configureren pagina 27
Bureaubladprinter gebruiken (facultatief) pagina 27
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 17
DE EX PRINT SERVER INSTELLEN VIA AFDRUKKEN EN FAXEN
1 Kies Systeemvoorkeuren in het Apple-menu en kies vervolgens Afdrukken en faxen.
Het dialoogvenster Afdrukken en faxen wordt weergegeven.
2 Klik op de knop “+” om een printer toe te voegen.
Selecteer een printerverbinding in het dialoogvenster dat wordt weergegeven. Gebruik een van
de volgende verbindingen om een printer toe te voegen.
EEN PRINTER TOEVOEGEN MET DE VERBINDING STANDAARD (BONJOUR OF APPLETALK)
1 Klik op het pictogram Standaard in het dialoogvenster.
Het deelvenster Standaard wordt weergegeven.
De namen van printers met standaardverbindingen worden vermeld. De virtuele printers
die op de EX Print Server zijn geconfigureerd, worden ook vermeld.
OPMERKING: De namen van de virtuele printers worden in de lijst met printernamen
weergegeven als <printernaam : virtuele printer naam>.
2 Selecteer de EX Print Server in de lijst.
De informatie over de geselecteerde printer wordt onder in het deelvenster Standaard
weergegeven. Het juiste PPD-bestand voor de EX Print Server wordt automatisch
geselecteerd.
Afdrukverbinding Raadpleeg
Standaard (Bonjour of AppleTalk) pagina 17
IP-printer pagina 18
AppleTalk pagina 19
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 18
3 Klik op Voeg toe.
AppleTalk:
de naam van de EX Print Server wordt weergegeven in de lijst met printers van
het dialoogvenster Afdrukken en faxen.
Bonjour: het deelvenster Uitbreidingsmogelijkheden van het dialoogvenster Afdrukken en
faxen wordt weergegeven. Klik op Ga door om terug te keren naar het dialoogvenster
Afdrukken en faxen. De naam van de EX Print Server wordt weergegeven in de lijst
met printers.
4 Selecteer de EX Print Server in de lijst met printers.
5 Klik op Opties en toebehoren en klik vervolgens op het tabblad Besturingsbestand.
6 Geef de instellingen voor installeerbare opties op en klik op OK.
EEN PRINTER TOEVOEGEN MET DE VERBINDING IP-PRINTER
1 Klik op het pictogram IP in het dialoogvenster.
Het deelvenster IP wordt weergegeven.
2 LPD-afdrukken: selecteer Line Printer Daemon - LPD in de lijst Protocol, typ het IP-adres of
de DNS-naam van de EX Print Server in het veld Adres en typ vervolgens de afdrukverbinding
(print, hold of direct) in het veld Wachtrij. Ga naar stap 4.
IP-afdrukken: selecteer Internet Printing Protocol - IPP in de lijst Protocol en typ het
IP-adres of de DNS-naam van de EX Print Server in het veld Adres. Ga naar stap 3.
Het IP-adres of de DNS-naam worden weergegeven in het veld Naam.
3 Typ ipp/ gevolgd door de afdrukverbinding (print, hold, direct of de naam van de
virtuele printer) in het veld Wachtrij. Gebruik alleen kleine letters.
OPMERKING: De EX Print Server heeft een naam voor de wachtrij nodig. Laat het veld
Wachtrij niet leeg.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 19
4 Voor Mac OS X v10.5.x: kies Selecteer besturingsbestand in de lijst bij Druk af via.
Voor Mac OS X v10.6.x: kies Selecteer printersoftware in de lijst bij Druk af via.
5 Typ Xerox in het zoekfilter om de zoekopdracht te verfijnen en selecteer vervolgens
het PPD-bestand in de lijst.
6 Klik op Voeg toe.
Het deelvenster Uitbreidingsmogelijkheden van het dialoogvenster Afdrukken en faxen
wordt weergegeven.
7 Klik op Ga door.
De EX Print Server en het bijbehorende IP-adres worden weergegeven in de lijst met printers.
8 Selecteer de EX Print Server in de lijst met printers.
9 Klik op Opties en toebehoren en klik vervolgens op het tabblad Besturingsbestand.
10 Geef de instellingen voor installeerbare opties op en klik op OK.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het
configureren van installeerbare opties.
EEN PRINTER TOEVOEGEN MET DE APPLETALK-VERBINDING
OPMERKING: Gebruik deze procedure als de EX Print Server zich in een andere AppleTalk-
zone bevindt dan uw computer. Als de EX Print Server zich in dezelfde AppleTalk-zone
bevindt, wordt deze weergegeven als standaardverbinding volgens de procedure op pagina 17.
1 Klik op het pictogram AppleTalk in het dialoogvenster.
Het deelvenster AppleTalk wordt weergegeven.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 20
2 Selecteer in de lijst de AppleTalk-zone voor de EX Print Server.
De AppleTalk-printers in de opgegeven zone worden vermeld. De virtuele printers die op
de EX Print Server zijn geconfigureerd, worden ook vermeld.
OPMERKING: De namen van de virtuele printers worden in de lijst Naam weergegeven als
<printernaam : virtuele printer naam>.
3 Selecteer de naam van de EX Print Server in de lijst met printers en klik op Voeg toe.
De naam van de EX Print Server wordt weergegeven in de lijst met printers van het
dialoogvenster Afdrukken en faxen.
4 Selecteer de EX Print Server in de lijst met printers.
5 Klik op Opties en toebehoren en klik vervolgens op het tabblad Besturingsbestand.
6 Geef de instellingen voor installeerbare opties op en klik op OK.
Afdrukken met Mac OS X v10.4.x instellen
Met de volgende procedures stelt u de EX Print Server in op een computer
met Mac OS X v10.4.x.
DE EX PRINT SERVER INSTELLEN VANUIT HET DIALOOGVENSTER VOOR AFDRUKKEN
1 Open een bestand in uw toepassing.
2 Kies Druk af in het menu Archief.
Het dialoogvenster voor afdrukken wordt weergegeven.
3 Selecteer Printer toevoegen in de lijst met printers.
Selecteer een printerverbinding in het dialoogvenster dat wordt weergegeven. Gebruik een
van de printerverbindingen in de onderstaande tabel om een printer toe te voegen.
DE EX PRINT SERVER INSTELLEN VIA PRINTERCONFIGURATIE
1 Kies Hulpprogramma’s in het menu Ga in de Finder.
2 Start Printerconfiguratie.
Het dialoogvenster Printerlijst wordt weergegeven.
3 Klik op Voeg toe.
Selecteer een printerverbinding in het dialoogvenster dat wordt weergegeven. Gebruik een
van de printerverbindingen in de onderstaande tabel om een printer toe te voegen.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 21
DE EX PRINT SERVER INSTELLEN VIA AFDRUKKEN EN FAXEN
1 Kies Systeemvoorkeuren in het Apple-menu en kies vervolgens Afdrukken en faxen.
Het dialoogvenster Afdrukken en faxen wordt weergegeven.
2 Klik op de knop “+” om een printer toe te voegen.
Selecteer een printerverbinding in het dialoogvenster dat wordt weergegeven. Gebruik een van
de volgende verbindingen om een printer toe te voegen.
EEN PRINTER TOEVOEGEN MET DE VERBINDING STANDAARDKIEZER (BONJOUR OF APPLETALK)
OPMERKING: Bonjour-printers zijn op Mac OS X v10.4.x-computers alleen beschikbaar
als Bonjour is ingeschakeld op de EX Print Server.
1 Klik op Standaardkiezer in het dialoogvenster Printerkiezer.
Het deelvenster Standaardkiezer wordt weergegeven.
De namen van printers met standaardverbindingen worden vermeld. De virtuele printers
die op de EX Print Server zijn geconfigureerd, worden ook vermeld.
Als de printer niet voorkomt in de lijst met printernamen, klikt u op Meer printers.
OPMERKING: De namen van de virtuele printers worden in de lijst Naam weergegeven als
<printernaam : virtuele printer naam>.
Afdrukverbinding Raadpleeg
Standaardkiezer (Bonjour of AppleTalk) pagina 21
IP-printer pagina 22
AppleTalk pagina 23
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 22
2 Selecteer de EX Print Server in de lijst.
De informatie over de geselecteerde printer wordt onder in het deelvenster Standaardkiezer
weergegeven. Het juiste PPD-bestand voor de EX Print Server wordt automatisch
geselecteerd.
3 Klik op Voeg toe.
AppleTalk:
de naam van de EX Print Server wordt weergegeven in de lijst met printers van
het dialoogvenster Afdrukken en faxen.
Bonjour: het deelvenster Uitbreidingsmogelijkheden van het dialoogvenster Printerkiezer
wordt weergegeven. Klik op Ga door om terug te keren naar het dialoogvenster Afdrukken en
faxen. De naam van de EX Print Server wordt weergegeven in de lijst met printers.
4 Selecteer de EX Print Server in de lijst met printers en klik op Toon info.
5 Kies Installeerbare opties in het dialoogvenster Printerinfo, geef de instellingen voor
installeerbare opties op en klik vervolgens op Pas wijzigingen toe.
6 Sluit het dialoogvenster Printerinfo.
EEN PRINTER TOEVOEGEN MET DE VERBINDING IP-PRINTER
1 Klik op IP-printer in het dialoogvenster Printerkiezer.
Het deelvenster IP-printer wordt weergegeven.
2 LPD-afdrukken: selecteer Line Printer Daemon - LPD in de lijst Protocol, typ het IP-adres of de
DNS-naam van de EX Print Server in het veld Adres en typ vervolgens de afdrukverbinding
(print, hold of direct) in het veld Wachtrij. Ga naar stap 6.
IP-afdrukken: selecteer Internet Printing Protocol - IPP in de lijst Protocol en typ het
IP-adres of de DNS-naam van de EX Print Server in het veld Adres. Ga naar stap 3.
Het IP-adres of de DNS-naam worden weergegeven in het veld Naam.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 23
3 Typ ipp/ gevolgd door de afdrukverbinding (print, hold, direct of de naam van de
virtuele printer) in het veld Wachtrij. Gebruik alleen kleine letters.
OPMERKING: De EX Print Server heeft een naam voor de wachtrij nodig. Laat het
veld Wachtrij niet leeg.
4 Druk af via: kies de juiste fabrikant of het juiste model. Selecteer vervolgens de PPD voor
de EX Print Server.
5 Klik op Voeg toe.
Het deelvenster Uitbreidingsmogelijkheden van het dialoogvenster Printerkiezer
wordt weergegeven.
6 Klik op Ga door.
De EX Print Server en het bijbehorende IP-adres worden weergegeven in de lijst met printers.
7 Selecteer de EX Print Server in de lijst met printers en klik op Toon info.
8 Kies Installeerbare opties in het dialoogvenster Printerinfo, geef de instellingen voor
installeerbare opties op en klik vervolgens op Pas wijzigingen toe.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het
configureren van installeerbare opties.
9 Sluit het dialoogvenster Printerinfo.
EEN PRINTER TOEVOEGEN MET DE APPLETALK-VERBINDING
OPMERKING: Gebruik deze procedure als de EX Print Server zich in een andere AppleTalk-
zone bevindt dan uw computer. Als de EX Print Server zich in dezelfde AppleTalk-zone
bevindt, wordt deze weergegeven als standaardverbinding volgens de procedure op pagina 21.
1 Klik op Standaardkiezer of IP-printer in het dialoogvenster Printerkiezer.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 24
2 Klik op Meer printers.
Het dialoogvenster met een lijst van andere verbindingen wordt weergegeven.
3 Selecteer AppleTalk in de lijst met verbindingen.
Het deelvenster AppleTalk wordt weergegeven.
4 Selecteer in de lijst de AppleTalk-zone voor de EX Print Server.
De AppleTalk-printers in de opgegeven zone worden vermeld. De virtuele printers die op
de EX Print Server zijn geconfigureerd, worden ook vermeld.
OPMERKING: De namen van de virtuele printers worden in de lijst Naam weergegeven als
<printernaam : virtuele printer naam>.
5 Selecteer de naam van de EX Print Server in de lijst Naam en klik op Voeg toe.
De naam van de EX Print Server wordt weergegeven in het dialoogvenster Printerlijst.
6 Selecteer de EX Print Server in de lijst met printers en klik op Toon info.
7 Kies Installeerbare opties in het dialoogvenster Printerinfo, geef de instellingen voor
installeerbare opties op en klik vervolgens op Pas wijzigingen toe.
8 Sluit het dialoogvenster Printerinfo.
Afdrukken met Mac OS X v10.3.9 instellen
Met de volgende stappen stelt u de EX Print Server in op een computer
met Mac OS X v10.3.9.
DE EX PRINT SERVER INSTELLEN VOOR AFDRUKKEN
1 Kies Hulpprogramma’s in het menu Ga in de Finder.
2 Start Printerconfiguratie of Afdrukbeheer.
Het dialoogvenster Printerlijst wordt weergegeven.
3 Klik op Voeg toe.
Selecteer een printerverbinding in het dialoogvenster dat wordt weergegeven. Gebruik een van
de volgende verbindingen om een printer toe te voegen.
Afdrukverbinding Raadpleeg
AppleTalk pagina 25
LPD/LPR pagina 26
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 25
EEN PRINTER TOEVOEGEN MET DE APPLETALK-VERBINDING
1 Selecteer AppleTalk in de lijst.
Het deelvenster AppleTalk wordt weergegeven.
2 Selecteer in de lijst de AppleTalk-zone voor de EX Print Server.
De AppleTalk-printers in de opgegeven zone worden vermeld. De virtuele printers die op
de EX Print Server zijn geconfigureerd, worden ook vermeld.
OPMERKING: De namen van de virtuele printers worden in de lijst Naam weergegeven als
<printernaam : virtuele printer naam>.
3 Selecteer de EX Print Server-naam in de lijst met printernamen.
4 Klik op Voeg toe.
Het juiste PPD-bestand voor de EX Print Server wordt automatisch geselecteerd.
De naam van de EX Print Server wordt weergegeven in de lijst met printers.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 26
EEN PRINTER TOEVOEGEN MET DE VERBINDING LPD/LPR
1 Selecteer Afdrukken via IP in de lijst.
Het deelvenster IP-printer wordt weergegeven.
2 Selecteer LPD/LPR in de lijst Printertype.
3 Typ een IP-adres van de EX Print Server in het veld Printeradres.
4 Typ de naam van de virtuele printer in het veld Naam wachtrij of laat dit veld leeg voor
de standaardwachtrij.
5 Selecteer het juiste model in de lijst Printermodel.
Het deelvenster Modelnaam wordt weergegeven.
6 Selecteer het PPD-bestand in de lijst Modelnaam.
7 Klik op Voeg toe.
De EX Print Server en het bijbehorende IP-adres worden weergegeven in de lijst met printers.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 27
Niet-Engelse printer toevoegen in Mac OS X v10.5 en v10.6
Wanneer u een niet-Engelse EX Print Server-printer in Mac OS X v10.5 en 10.6 wilt
toevoegen, moet u navigeren naar Andere om het juiste printerstuurprogramma voor uw taal
te selecteren.
EEN NIET-ENGELSE PRINTER TOEVOEGEN
1 Open het dialoogvenster Voeg printer toe.
De lijst met beschikbare Bonjour-printers wordt weergegeven.
2 Selecteer de EX Print Server in de lijst.
3 Selecteer Andere in de lijst bij Druk af via.
4 Navigeer op uw computer naar Bibliotheek > Printers > PPDs > Contents > Resources en open
de taalmap die overeenkomt met de taal die u op uw systeem gebruikt.
5 Selecteer de EX Print Server in de lijst.
6 Klik op Open en vervolgens op Voeg toe.
Installeerbare opties configureren
Als u de afdrukopties voor de pers en de EX Print Server goed wilt gebruiken, moet u
de EX Print Server vanaf uw computer configureren voor de opties die op de pers zijn
geïnstalleerd. Configureer de opties handmatig.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het
configureren van installeerbare opties.
Bureaubladprinter gebruiken (facultatief)
Nadat u de EX Print Server in de lijst met printers hebt toegevoegd via Afdrukken en faxen
of Printerconfiguratie, kunt u een bureaubladprinter maken en gebruiken.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over
bureaubladprinters.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 28
Afdrukken vanaf Mac OS X-computers
U kunt naar de EX Print Server afdrukken op dezelfde manier als u afdrukt naar elke andere
printer vanuit een Mac OS X-toepassing. Selecteer de EX Print Server als de huidige printer
in de lijst met printers en druk het bestand af vanuit de toepassing. Daarnaast kunt
u bestanden naar de EX Print Server downloaden met behulp van Hot Folders of WebTool
Documenten en documenten afdrukken met Command WorkStation (raadpleeg
Hulpprogramma’s).
Nadat u de printerstuurprogrammabestanden van de EX Print Server met OSX Installer hebt
geïnstalleerd en de EX Print Server hebt ingesteld voor afdrukken, kunt u rechtstreeks
afdrukken vanuit de meeste Mac OS X-toepassingen. Met het juiste PPD-bestand kunt u
de afdrukfuncties van de EX Print Server besturen door afdrukopties op te geven in de
dialoogvensters voor afdrukken. Raadpleeg pagina 87 voor meer informatie over de
afdrukopties van de EX Print Server.
Raadpleeg Afdrukken in kleur, Fiery-kleurenreferentie en de Help van Command WorkStation
om optimale afdrukresultaten vanuit een bepaalde toepassing te verkrijgen.
Raadpleeg de volgende tabel voor de locatie van beide procedures.
Procedure Raadpleeg
De EX Print Server selecteren in de lijst met printers pagina 29
Afdrukopties instellen en afdrukken uit Mac OS X-toepassingen pagina 31
Aangepaste paginaformaten definiëren en afdrukken pagina 39
De status van de pers controleren pagina 39
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 29
De EX Print Server selecteren in de lijst met printers
Voordat u een taak gaat afdrukken, moet u de EX Print Server selecteren in de lijst
met printers. Volg de onderstaande procedure om de EX Print Server te selecteren als
de standaardprinter.
DE EX PRINT SERVER SELECTEREN ALS DE STANDAARDPRINTER MET MAC OS X V10.5 OF MAC OS X V10.6
1 Controleer of de EX Print Server is aangesloten op het netwerk en is ingeschakeld.
2 Kies Systeemvoorkeuren in het Apple-menu en kies vervolgens Afdrukken en faxen.
Het dialoogvenster Afdrukken en faxen wordt weergegeven.
De printers die zijn ingesteld voor afdrukken worden vermeld. De virtuele printers die op
de EX Print Server zijn geconfigureerd en zijn ingesteld voor afdrukken, worden ook vermeld.
3 Selecteer de EX Print Server in de lijst Standaardprinter om deze in te stellen
als standaardprinter.
4 Sluit het venster.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 30
DE EX PRINT SERVER SELECTEREN ALS DE STANDAARDPRINTER MET MAC OS X V10.4X
1 Controleer of de EX Print Server is aangesloten op het netwerk en is ingeschakeld.
2 Kies Hulpprogramma’s in het menu Ga in de Finder.
3 Start Printerconfiguratie.
Het dialoogvenster Printerlijst wordt weergegeven.
De printers die zijn ingesteld voor afdrukken worden vermeld. De virtuele printers die op
de EX Print Server zijn geconfigureerd en zijn ingesteld voor afdrukken, worden ook vermeld.
4 Selecteer de EX Print Server in de lijst met printers om deze op te geven als de
huidige printer.
5 Klik op het pictogram Maak standaard.
De EX Print Server is nu ingesteld als de standaardprinter.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 31
Afdrukopties instellen en afdrukken vanuit Mac OS X-toepassingen
In Mac OS X-toepassingen kunt u afdrukopties instellen in het dialoogvenster Pagina-
instelling en in het dialoogvenster Druk af. Raadpleeg Afdrukopties voor meer informatie
over specifieke afdrukopties.
OPMERKING: Sommige standaardafdrukopties worden door de beheerder ingesteld in
Instelling. Neem contact op met de beheerder of de operator voor meer informatie over
de huidige standaardinstellingen van de server.
OPMERKING: In de volgende procedure worden schermafdrukken van de Mac OS X v10.5
gebruikt.
AFDRUKOPTIES INSTELLEN EN AFDRUKKEN UIT MAC OS X
1 Open een bestand en kies Pagina-instelling in het menu Archief van de toepassing.
2 Kies Paginakenmerken bij Instellingen. Kies de EX Print Server bij Stel in voor.
De optie Papierformaat in het dialoogvenster Pagina-instelling is gelijk aan de afdrukoptie
Documentgrootte in het tabblad Media van Fiery-functies. Documentgrootte is de
paginagrootte die wordt gedefinieerd in het dialoogvenster Afdrukken (of Pagina-instelling)
van uw oorspronkelijke toepassing.
De afdrukoptie Papierformaat in het tabblad Media van Fiery-functies is de grootte van het
werkelijke vel papier waarop de taak wordt afgedrukt. De standaardwaarde van het werkelijke
papierformaat is het papierformaat die is ingesteld in het dialoogvenster Pagina-instelling.
3 Selecteer de pagina-instellingen voor uw afdruktaak.
4 Klik op OK.
5 Kies Druk af in het menu Archief van de toepassing.
6 Selecteer de EX Print Server als uw printer.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 32
7 Kies Fiery-functies in de keuzelijst.
OPMERKING: Raadpleeg pagina 39 voor informatie over tweerichtingscommunicatie.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het gebruik
van instellingen.
8 Klik op Aanpassen om de opties in het venster Snelle toegang op te geven.
U kunt een snelkoppeling selecteren in de lijst Beschikbare snelkoppelingen en deze
toevoegen aan de lijst Huidige snelkoppelingen. U kunt ook een snelkoppeling verwijderen
uit de lijst Huidige snelkoppelingen. Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het aanpassen
van het deelvenster Snelle toegang.
1 Fiery-functies
2 Knop Aanpassen
3 Knop Volledige
eigenschappen
4 Instellingen
5 Tweerichtingscommunicatie
1
2
3
4
5
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 33
9 Klik op Volledige eigenschappen in het deelvenster Snelle toegang.
Het tabblad Taakinfo wordt weergegeven in het dialoogvenster Afdrukvoorkeuren.
10 Typ uw gebruikersnaam of domein\gebruikersnaam in het veld Gebruikersnaam als
Gebruikersauthenticatie is ingeschakeld op de EX Print Server onder Gebruikersauthenticatie.
11 Typ uw lokale wachtwoord of domeinwachtwoord in het veld Wachtwoord als
Gebruikersauthenticatie is ingeschakeld op de EX Print Server onder Gebruikersauthenticatie.
12 Typ informatie in de velden Opmerking 1 en Opmerking 2 onder Taakopmerkingen.
13 In het veld Instructies kunt u instructies voor de operator typen voor de taak.
Deze instructies kunnen worden weergegeven in Command WorkStation, maar worden
niet in het takenlogboek vastgelegd. Deze instructies kunnen wel door de operator
bewerkt worden.
14 Typ de gewenste waarden voor de andere velden.
Raadpleeg pagina 87 voor informatie over deze velden.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 34
15 Klik op het pictogram Kleur en geef de kleurprofielopties voor de taak op.
Selecteer in het gebied Kleurmodus een kleurmodus voor de taak.
OPMERKING: Als u de basisinstellingen en geavanceerde kleurinstellingen vanuit
de EX Print Server wilt weergeven in dit dialoogvenster, moet tweerichtingscommunicatie zijn
ingeschakeld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie
over het inschakelen van tweerichtingscommunicatie.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 35
16 Wanneer u basisfuncties voor kleurbeheer wilt gebruiken, zoals kleurinstellingen van de pers,
klikt u op Basisinstellingen.
Als u wilt terugkeren naar de standaardkleurinstellingen van de EX Print Server, klikt u
op Standaardwaarden van server.
Wanneer u de geavanceerde functies voor kleurbeheer wilt bewerken, zoals Weergavetype
RGB/Lab, klikt u op Instellingen en gaat u door naar stap 17. Ga anders door naar stap 19.
Tweerichtingscommunicatie
ingeschakeld
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 36
17 Wanneer u de geavanceerde functies voor kleurbeheer wilt bewerken,
zoals Weergavetype RGB/Lab, klikt u op Instellingen.
Het dialoogvenster Geavanceerd bewerken van Aangepaste kleuren-instellingen
wordt weergegeven.
De geavanceerde bewerkingselementen zijn verdeeld in drie tabbladcategorieën: Kleurinvoer,
Verwerking van grijs en zwart, en Uitvoer.
18 Nadat u de geavanceerde instellingen hebt bewerkt, klikt u op OK.
Als u wilt terugkeren naar de standaardkleurinstellingen van de EX Print Server, klikt u
op Standaardwaarden van server.
19 Geef de kleurinstellingen voor de afdruktaak op en klik op OK.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 37
20 Kies overige printerspecifieke opties.
Deze afdrukopties zijn specifiek voor de EX Print Server en de pers. Deze opties hebben
voorrang op de printerinstellingen van de EX Print Server maar kunnen vanuit
Command WorkStation worden gewijzigd.
Als u Standaardwaarde van printer kiest, wordt de taak afgedrukt volgens de instellingen
die zijn geselecteerd in Instelling.
Raadpleeg Afdrukopties voor meer informatie over deze opties en de prioriteit
van instellingen.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 38
Sommige afdrukopties die u in een toepassing kunt selecteren of die door Mac OS worden
geleverd, komen overeen met specifieke afdrukopties van de EX Print Server en de pers.
In deze gevallen moet u de specifieke afdrukopties van de EX Print Server en de pers
gebruiken, die in het menu Fiery-functies worden weergegeven. Soms bereidt de toepassing
het bestand niet correct voor op het afdrukken op de EX Print Server, wat kan leiden tot een
onverwachte afwerking, afdrukfouten of een langere verwerkingstijd. Wanneer u afdrukt naar
uw geselecteerde pers, moet u zorgen dat het selectievakje voor collationeren is uitgeschakeld.
Dit selectievakje bevindt zich in het deelvenster Aantal en paginas voor de
printerstuurprogrammas van Mac OS X v10.4 en lager en in het hoofddeelvenster voor
printerstuurprogrammas van Mac OS X v10.5 en hoger.
Als u een ongeldige instelling of combinatie van instellingen selecteert bij het afdrukken
van een document, wordt geen foutbericht weergegeven. Zo kunt u bijvoorbeeld dubbelzijdig
afdrukken op transparanten kiezen. Ongeldige instellingen en combinaties van instellingen
worden genegeerd door de EX Print Server.
21 Klik op het pictogram VDP om afdrukopties voor variabele gegevens op te geven.
Raadpleeg pagina 105 voor meer informatie over VDP-afdrukopties.
22 Klik op het pictogram Stempel om een watermerk op te geven voor de afdruktaak.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over watermerken.
23 Klik op het pictogram Printer om de status van de pers te controleren.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het controleren
van de persstatus.
24 Klik op de overige afdrukoptiepictogrammen om de gewenste instellingen op te geven
voor de afdruktaak en klik vervolgens op OK.
25 Klik op Druk af in de toepassing waarmee u werkt om uw afdruktaak te verzenden.
AFDRUKKEN UIT MAC OS X 39
Aangepaste paginaformaten definiëren en afdrukken
Bij aangepaste paginaformaten bepaalt u zelf de afmetingen van een gedrukte pagina.
Nadat u een aangepast paginaformaat hebt gedefinieerd, kunt u dit gebruiken in toepassingen
zonder dat u het formaat steeds opnieuw hoeft te definiëren wanneer u een document afdrukt.
Als u een aangepast paginaformaat definieert, geeft u de breedte- en lengtematen op die
corresponderen met respectievelijk de korte en lange zijde van uw taak. Aangepaste
paginaformaten moeten altijd op deze manier worden ingesteld, ongeacht de instellingen voor
de afdrukstand in de toepassing.
OPMERKING: Bij inslagtaken kunnen geen aangepaste paginaformaten worden gebruikt.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het definiëren
en afdrukken van aangepaste paginaformaten.
De status van de pers controleren
Als u een TCP/IP-netwerk hebt ingeschakeld, kunt u de status van de pers en de
kleurinstellingen opvragen vanaf de EX Print Server en deze weergeven in het
printerstuurprogramma met de optie Tweerichtingscommunicatie. De status van de pers
omvat de huidige niveaus van papier en droge inkt. U kunt de kleurinstellingen op
de EX Print Server instellen met behulp van Command WorkStation. Raadpleeg Afdrukken in
kleur of de Help van Command WorkStation voor meer informatie over kleurenafdrukopties.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het inschakelen
van tweerichtingscommunicatie.
Hoogte
Breedte
Breedte
Hoogte
Staand
Liggend
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 40
AFDRUKKEN UIT WINDOWS
Als u de EX Print Server wilt instellen als een pers op een Windows-computer, moet u
de printerstuurprogrammabestanden installeren die overeenkomen met uw pers en
de EX Print Server instellen voor afdrukken. Printerstuurprogrammas zijn een manier
om informatie over afdruktaken door te geven tussen uw toepassingen, de EX Print Server
en de pers.
Raadpleeg de volgende tabel voor de locatie van beide procedures.
Windows-printerstuurprogramma’s installeren
Het installeren van printerstuurprogrammas en printerdefinitiebestanden is de eerste stap bij
het instellen van de EX Print Server als een PostScript-printer.
U kunt printerstuurprogrammas als volgt installeren:
Vanaf de EX Print Server via Aanwijzen en afdrukken met behulp van SMB-afdrukken
Via het tabblad Downloads in WebTools, om de printerstuurprogrammabestanden
te downloaden voordat u het printerstuurprogramma installeert
OPMERKING: WebTools is beschikbaar als de beheerder internettoegang voor
de EX Print Server heeft ingeschakeld.
Vanaf de EX Print Server, door de printerstuurprogrammabestanden te downloaden via
het netwerk voordat u het printerstuurprogramma installeert
Vanuit de dvd met gebruikerssoftware
OPMERKING: Windows Vista en Windows 7 bevatten de functie Gebruikersaccountbeheer.
U moet de beheerder zijn of een gebruiker met beheerdersrechten om
printerstuurprogrammas te installeren.
OPMERKING: Als het EX Print Server-printerstuurprogramma al is geïnstalleerd,
moet u dit verwijderen voordat u een nieuw stuurprogramma installeert
(raadpleeg “Printerstuurprogrammas verwijderen op pagina 51).
Procedure Raadpleeg
Windows-printerstuurprogrammas installeren pagina 40
De EX Print Server instellen voor afdrukken pagina 52
Afdrukken vanaf Windows-computers pagina 61
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 41
Raadpleeg de volgende tabel voor de locatie van beide procedures.
Printerstuurprogramma’s installeren via Aanwijzen en afdrukken
Met SMB-afdrukken (ook wel Windows- of WINS-afdrukken genoemd) kunt u PostScript-
printerstuurprogrammas vanaf de EX Print Server via Aanwijzen en afdrukken installeren
op uw computer, en afdrukken naar een bepaalde verbinding (afdrukwachtrij,
blokkeringswachtrij, directe verbinding of virtuele printer).
Elke verbinding (print, hold, direct of virtuele printer) vereist een afzonderlijke installatie.
Herhaal de procedure voor elke verbinding.
Als u het printerstuurprogramma installeert via Aanwijzen en afdrukken, is het niet mogelijk
installeerbare opties handmatig te configureren. De geïnstalleerde opties worden weergegeven
als de configuratie van de EX Print Server in het printerstuurprogramma. Raadpleeg
“Installeerbare opties configureren op pagina 60 voor meer informatie.
VOORDAT U BEGINT
Vraag de beheerder het volgende te doen in Instelling op de EX Print Server:
Een geldig IP-adres toewijzen aan de EX Print Server.
Vraag aan de beheerder het IP-adres of de DNS-naam die u nodig hebt in de
volgende procedure.
De EX Print Server configureren voor SMB-afdrukken.
OPMERKING: SMB-afdrukken wordt Windows-afdrukken genoemd in Instelling en op
de configuratiepagina.
Raadpleeg Configuratie en instellingen of de Help van Configure voor meer informatie.
Procedure Raadpleeg
Printerstuurprogrammas installeren via Aanwijzen en afdrukken pagina 41
Printerstuurprogrammas downloaden met WebTools pagina 43
Printerstuurprogrammas downloaden vanaf de EX Print Server pagina 44
Printerstuurprogrammas installeren vanaf de dvd met gebruikerssoftware pagina 45
Een virtuele printer installeren en een verbinding tot stand brengen pagina 48
Printerstuurprogrammas verwijderen pagina 51
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 42
SMB-AFDRUKKEN INSTELLEN OP WINDOWS-COMPUTERS
1 Windows 2000/XP/Server 2003: klik met de rechtermuisknop op Netwerkomgeving
of Mijn netwerklocaties en klik op Computer zoeken of Zoeken naar computers.
Windows Vista/Server 2008: klik op Start, kies Configuratiescherm, dubbelklik
op Netwerkcentrum en klik vervolgens op de koppeling Computers en apparaten weergeven.
Windows 7: klik op Start, kies Configuratiescherm, kies Netwerk en internet,
kies Netwerkcentrum en klik vervolgens op de koppeling Computers en apparaten in het
netwerk weergeven.
2 Windows 2000/XP/Server 2003: typ de naam of het IP-adres van de EX Print Server en klik
op Nu zoeken of Zoeken.
Windows Vista/Windows 7: typ de naam van de EX Print Server in het zoekveld en druk
op Enter.
Windows Server 2008: typ de naam of \\IP-adres van de EX Print Server in het zoekveld
en druk op Enter.
Neem contact op met de EX Print Server-beheerder als u de EX Print Server niet kunt vinden.
3 Dubbelklik op de naam van de EX Print Server om geactiveerde afdrukverbindingen weer
te geven.
OPMERKING: Raadpleeg Configuratie en instellingen voor een beschrijving van elke
afdrukverbinding.
4 Dubbelklik op de verbinding die u wilt instellen (print, hold, direct of virtuele printer).
De bestanden worden op uw computer geïnstalleerd.
OPMERKING: Mogelijk krijgt u de melding te zien dat u verbinding gaat maken met een
printer op de EX Print Server, waardoor automatisch een printerstuurprogramma op uw
computer wordt geïnstalleerd. Klik op Ja om door te gaan.
5 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista: klik op Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
Windows Server 2008: klik Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik op Printers onder
Klassieke weergave.
Windows 7: klik op Start en kies Apparaten en printers.
De printer wordt weergegeven in het venster Printers of Printers en faxapparaten.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 43
6 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies Eigenschappen.
7 Klik op Testpagina afdrukken in het tabblad Algemeen.
Als de testpagina met succes wordt afgedrukt, kunt u vanaf de computer afdrukken.
8 Herhaal de vorige stappen voor de andere verbindingen die u wenst in te stellen.
Printerstuurprogramma’s downloaden via WebTools
Met WebTools kunt u installatieprogrammas voor printerstuurprogrammas rechtstreeks
van de EX Print Server downloaden naar uw computer.
Download de printerstuurprogrammabestanden vanaf de EX Print Server via WebTools.
Volg vervolgens de procedures op pagina 45 om het printerstuurprogramma te installeren.
Voordat u de printerstuurprogrammabestanden kunt downloaden, moet u specifieke EX Print
Server-opties instellen in Instelling. Ook moet u alle clientcomputers voorbereiden voor
communicatie met de EX Print Server via het internet of intranet.
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie over de instellingen.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over WebTools.
PRINTERSTUURPROGRAMMABESTANDEN DOWNLOADEN MET WEBTOOLS
1 Start uw internet- of intranetbrowser en typ de DNS-naam of het IP-adres van
de EX Print Server.
2 Klik op het tabblad Downloads.
3 Klik op de koppeling van het item dat u wilt installeren.
Klik voor Windows-printerstuurprogrammas op de koppeling Printerbestanden
onder Windows.
4 Als een dialoogvenster krijgt te zien met de vraag of u het bestand wilt openen dan wel wilt
opslaan op schijf, kiest u voor opslaan op schijf.
5 Blader naar de locatie waar u het bestand PRNTDRVE.EXE wilt opslaan en klik op Opslaan.
Het bestand wordt gedownload vanaf de EX Print Server. Dit gecomprimeerde bestand is een
archief dat meerdere bestanden bevat.
6 Dubbelklik op het bestand PRNTDRVE.EXE om de bestanden te decomprimeren.
Afhankelijk van uw besturingssysteem wordt u mogelijk gevraagd een locatie te selecteren
voor het decomprimeren van de bestanden.
Volg de instructies bij het installeren van het printerstuurprogramma voor uw
besturingssysteem. De procedures zijn dezelfde als bij installatie vanaf de dvd, alleen gaat u,
nadat u op Diskette hebt geklikt, naar de locatie waar u de bestanden hebt gedecomprimeerd
in plaats van naar de dvd.
Raadpleeg “De afdrukverbinding voor Windows installeren en voltooien op pagina 45
voor instructies voor de installatie van het Windows-printerstuurprogramma.
Raadpleeg de Help van WebTool Downloads voor meer informatie.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 44
Printerstuurprogramma’s downloaden vanaf de EX Print Server
U kunt printerstuurprogrammas via het netwerk rechtstreeks vanaf de EX Print Server
naar uw computer downloaden en deze installeren volgens de procedures in
“Printerstuurprogrammas installeren vanaf de dvd met gebruikerssoftware op pagina 45.
PRINTERSTUURPROGRAMMABESTANDEN DOWNLOADEN VANAF DE EX PRINT SERVER
1 Windows 2000/XP/Server 2003: klik met de rechtermuisknop op Netwerkomgeving of Mijn
netwerklocaties en klik op Computer zoeken of Zoeken naar computers.
Windows Vista/Server 2008: klik op Start, kies Configuratiescherm, dubbelklik
op Netwerkcentrum en klik vervolgens op de koppeling Computers en apparaten weergeven.
Windows 7: klik op Start, kies Configuratiescherm, kies Netwerk en internet,
kies Netwerkcentrum en klik vervolgens op de koppeling Computers en apparaten in
het netwerk weergeven.
2 Windows 2000/XP/Server 2003: typ de naam of het IP-adres van de EX Print Server en klik
op Nu zoeken of Zoeken.
Windows Vista/Windows 7: typ de naam van de EX Print Server in het zoekveld en druk
op Enter.
Windows Server 2008: typ de naam of \\IP-adres van de EX Print Server in het zoekveld
en druk op Enter.
Neem contact op met de beheerder als u de EX Print Server niet kunt vinden.
3 Dubbelklik op de naam van de EX Print Server.
Een map met de naam PC_User_SW wordt weergegeven, evenals de ingeschakelde
afdrukverbindingen.
4 Dubbelklik op de map PC_User_SW en blader naar de map Nld\Prnstrpr\Ps_drvr.
Volg de instructies bij het installeren van het printerstuurprogramma voor uw
besturingssysteem. De procedures zijn dezelfde als bij installatie vanaf de dvd, alleen gaat u,
nadat u op Diskette hebt geklikt, naar de map Win_2K_XP_VISTA op het bureaublad
in plaats van naar de dvd.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 45
Printerstuurprogramma’s installeren vanaf de dvd met
gebruikerssoftware
In de volgende procedures wordt beschreven hoe u het printerstuurprogramma kunt
installeren vanaf de dvd met gebruikerssoftware.
Als u het printerstuurprogramma op een computer met Windows Server 2003/Server 2008
of Windows 7 wilt installeren, selecteert u hetzelfde PPD-bestand (oemsetup.inf) als voor
Windows2000/XP/Vista, zoals beschreven in de volgende procedure.
OPMERKING: In de volgende procedures worden schermafdrukken uit Windows XP gebruikt.
In deze procedure wordt de installatie van een lokale printer (poort 9100) beschreven.
Afhankelijk van het netwerktype dat u gebruikt, kunt u het afdrukprotocol later wijzigen.
DE AFDRUKVERBINDING VOOR WINDOWS INSTALLEREN EN VOLTOOIEN
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista: klik op Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
Windows Server 2008: klik Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik op Printers onder
Klassieke weergave.
Windows 7: klik op Start, kies Configuratiescherm, kies Netwerk en internet, kies
Netwerkcentrum en klik vervolgens op de koppeling Computers en apparaten in het
netwerk weergeven.
2 Windows 2000/XP: dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows Server 2003: dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows Vista/Server 2008/Windows 7: klik op Een printer toevoegen.
3 Windows 2000/XP/Server 2003: geef Afdrukken op een lokale printer op, schakel het
selectievakje “Mijn Plug and Play-printer automatisch detecteren en installeren” uit en klik
op Volgende.
Windows Vista/Server 2008/Windows 7: selecteer Een lokale printer toevoegen.
4 Selecteer Een nieuwe poort maken, kies Standard TCP/IP Port in de vervolgkeuzelijst Type
en klik op Volgende.
5 Windows 2000/XP/Server 2003: klik op Volgende in het dialoogvenster De wizard Standaard
TCP/IP-printerpoort toevoegen.
De wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen wordt weergegeven. Ga naar stap 6.
Windows Vista/Server 2008/Windows 7: selecteer het apparaattype, typ de hostnaam of
het IP-adres van de EX Print Server en klik op Volgende. Ga naar stap 9.
6 Typ de printernaam of het IP-adres van de EX Print Server en klik op Volgende.
Windows 2000/Server 2003: ga naar stap 7.
Windows XP: selecteer het apparaattype en klik op Volgende.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 46
7 Windows 2000/XP/Server 2003: zorg dat de generieke netwerkkaart als standaard is
geselecteerd voor het apparaattype en klik op Volgende.
8 Windows 2000/XP/Server 2003: klik op Voltooien om het dialoogvenster Wizard Standaard-
TCP/IP-printerpoort toevoegen te sluiten.
OPMERKING: Als het apparaat niet wordt gevonden op het netwerk, wordt het apparaat
weergegeven in plaats van de knop Voltooien. Als een apparaat niet wordt gevonden op
het netwerk, kan dit een van de volgende oorzaken hebben:
De EX Print Server is niet ingeschakeld
Het netwerk is niet verbonden
De EX Print Server is niet correct geconfigureerd
Het IP-adres is niet correct
Als zich een van de bovengenoemde situaties voordoet, kunt u doorgaan met het instellen
van de poort door de poort handmatig te configureren. Raadpleeg “De standaard-TCP/IP-
poortverbinding (RAW of LPR) instellen voor Windows op pagina 53 en volg stappen 11
tot en met 14 voordat u doorgaat met stap 9.
9 Klik op Bladeren in het dialoogvenster met lijsten van fabrikanten en printers.
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd een diskette te plaatsen.
10 Plaats de dvd met gebruikerssoftware in het dvd-station, typ de naam van het dvd-station
(bijvoorbeeld D:\) en klik vervolgens op Bladeren. Blader naar de map Nld\Prnstrpr\Ps_drvr\
Win_2K_XP_VISTA.
Als u de installatie uitvoert met de bestanden die u vanaf de EX Print Server hebt gedownload
met het tabblad Downloads in WebTools, bladert u naar prnstrpr\Prnstrpr\Ps_drvr\
Win_2K_XP_VISTA en klikt u op Openen.
11 Controleer of oemsetup.inf of oemsetup is geselecteerd en klik op Openen.
Het pad wordt gekopieerd naar het dialoogvenster Installeren vanaf diskette.
12 Controleer of het pad juist is en klik op OK.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 47
13 Selecteer in het lijstvak Printers het EX Print Server-printerstuurprogramma voor uw printer
en klik op Volgende.
14 Typ in het veld Printernaam een naam voor de EX Print Server en geef aan of deze de
standaardprinter moet zijn. Klik vervolgens op Volgende.
Deze naam wordt gebruikt in het venster Printers en in het venster met de wachtrijen.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 48
15 Volg de instructies op het scherm.
Deel de printer niet en druk geen testpagina af op dat moment. Ga door met de installatie
van het printerstuurprogramma en klik in het laatste scherm op Voltooien.
De benodigde bestanden worden op de vaste schijf geïnstalleerd. Wanneer de installatie is
voltooid, wordt het pictogram van de nieuw geïnstalleerde printer weergegeven in het
venster Printers.
U kunt nu de installeerbare opties configureren (raadpleeg “Installeerbare opties configureren
op pagina 60).
Als u een andere verbinding dan poort 9100 wilt instellen, gaat u door naar
Afdrukverbindingen instellen op pagina 52.
Als u het printerstuurprogramma wilt gebruiken, moet u de volgende opties selecteren op het
tabblad Geavanceerd van het printerstuurprogramma nadat de installatie is voltooid:
Afdrukopdrachten in een wachtrij plaatsen
Onmiddellijk beginnen met afdrukken
Documenten uit de wachtrij eerst afdrukken
Een virtuele printer installeren en een verbinding tot stand brengen
Een virtuele printer stelt u in staat af te drukken naar de EX Print Server met een vooraf
gedefinieerde reeks taakinstellingen. U hoeft de afdrukopties niet handmatig in te stellen.
Voordat u kunt afdrukken naar een virtuele printer, moet de beheerder de virtuele printer
maken en configureren met Command WorkStation. Nadat de virtuele printer is ingesteld,
kunt u het printerstuurprogramma en de printerdefinitiebestanden installeren op uw
computer vanaf de EX Print Server met behulp van Aanwijzen en afdrukken.
Raadpleeg de Help van Command WorkStation voor meer informatie over het instellen
van virtuele printers.
Als u het printerstuurprogramma installeert via Aanwijzen en afdrukken, is het niet mogelijk
installeerbare opties handmatig te configureren. Installeerbare opties worden automatisch
geconfigureerd. De geïnstalleerde opties worden weergegeven in het printerstuurprogramma
wanneer u de optie Tweerichtingscommunicatie inschakelt.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 49
EEN VIRTUELE PRINTER INSTELLEN OP EEN WINDOWS-COMPUTER VIA AANWIJZEN EN AFDRUKKEN
1 Windows 2000/XP/Server 2003: klik met de rechtermuisknop op Netwerkomgeving
of Mijn netwerklocaties en klik op Computer zoeken of Zoeken naar computers.
Windows Vista/Server 2008: klik met de rechtermuisknop op Netwerk en kies Openen in
het menu.
Windows 7: klik op Start, kies Configuratiescherm, kies Netwerk en internet, kies
Netwerkcentrum en klik vervolgens op de koppeling Computers en apparaten in het
netwerk weergeven.
2 Windows 2000/XP/Server 2003: typ de naam of het IP-adres van de EX Print Server en klik
op Nu zoeken of Zoeken.
Windows Vista/Windows 7: typ de naam van de EX Print Server in het zoekveld en druk
op Enter.
Windows Server 2008: typ de naam of \\IP-adres van de EX Print Server in het zoekveld
en druk op Enter.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u de EX Print Server niet kunt vinden.
3 Dubbelklik op de naam van de EX Print Server om geactiveerde afdrukverbindingen weer
te geven.
De virtuele printers worden weergegeven samen met de afdrukwachtrij, de
blokkeringswachtrij en de directe verbinding (als deze zijn ingeschakeld). Virtuele printers
hebben gewoonlijk namen die aangeven voor welk soort taken deze zijn ingesteld.
4 Klik met de rechtermuisknop op de gewenste virtuele printer en kies Verbinden.
De bestanden worden op uw computer geïnstalleerd.
5 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista: klik op Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
Windows Server 2008: klik Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik op Printers onder
Klassieke weergave.
Windows 7: klik op Start en kies Apparaten en printers.
De virtuele printer wordt weergegeven in het venster Printers of Printers en faxapparaten.
U kunt op dezelfde manier afdrukken naar een virtuele printer als naar de EX Print Server.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukopties niet kunnen worden ingesteld, afhankelijk van
de configuratie van de virtuele printer.
U moet tweerichtingscommunicatie inschakelen om het printerstuurprogramma automatisch
bij te werken met de opties die momenteel op de pers zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: U moet zich aanmelden als beheerder om de installeerbare opties toe te voegen of
te wijzigen nadat het Windows Vista- of Windows 7-printerstuurprogramma is geïnstalleerd.
Raadpleeg “Installeerbare opties configureren voor het printerstuurprogramma
voor Windows Vista/Windows 7” op pagina 60 voor meer informatie.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 50
TWEERICHTINGSCOMMUNICATIE INSCHAKELEN
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista: klik op Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
Windows Server 2008: klik Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik op Printers onder
Klassieke weergave.
Windows 7: klik op Start en kies Apparaten en printers.
2 Windows 2000/XP/Server 2003/Server 2008/Vista: klik met de rechtermuisknop op het
pictogram van de EX Print Server en kies Eigenschappen.
Windows 7: klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en
kies Eigenschappen van printer.
3 Klik op het tabblad Installeerbare opties.
4 Selecteer Tweerichtingscommunicatie.
5 Typ het IP-adres of de DNS-naam van de EX Print Server.
6 Schakel Fiery Driver bijwerken bij openen in als u wilt dat de huidige standaardinstellingen
van de printer worden weergegeven wanneer u het printerstuurprogramma opent.
7 Klik op Bijwerken.
OPMERKING: U kunt controleren of tweerichtingscommunicatie is ingeschakeld door op
het tabblad Info te klikken en te controleren of de naam van de EX Print Server en andere
serverinformatie worden weergegeven.
8 Klik op OK.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 51
Printerstuurprogramma’s verwijderen
De volledige installatie van gebruikerssoftware op een Windows-computer vindt plaats via
de Fiery User Software Installer. De procedures in Hulpprogrammas beschrijven de installatie
vanaf de dvd met gebruikerssoftware.
Printer Delete Utility wordt lokaal geïnstalleerd en gebruikt. Het is niet nodig verbinding
te maken met de EX Print Server voordat u de software gaat gebruiken.
PRINTER DELETE UTILITY GEBRUIKEN
1 Klik op Start, wijs Programma’s aan en kies vervolgens Fiery.
2 Kies PrinterDeleteUtility.
Het dialoogvenster Printer Delete Utility wordt weergegeven. In dit venster worden
alle EX Print Server-printers weergegeven die op uw computer zijn gevonden, samen met
de bijbehorende stuurprogrammas.
3 U kunt een printer verwijderen door het selectievakje naast de printernaam in te schakelen
en op Geselecteerde printers verwijderen te klikken.
Als u alle geïnstalleerde printerstuurprogramma’s wilt verwijderen, schakelt u het
selectievakje Alle printerstuurprogramma’s verwijderen in.
4 Klik op OK om de printer en de bijbehorende printerstuurprogramma’s te verwijderen.
5 Wanneer u klaar bent met het verwijderen van printerstuurprogramma’s, klikt u op Afsluiten
en start u de computer opnieuw op.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 52
De EX Print Server instellen voor afdrukken
Als u wilt afdrukken vanaf Windows-computers, moet u of de beheerder de volgende taken
uitvoeren om een andere verbinding in te stellen dan via poort 9100:
Eventuele netwerkservers instellen.
De EX Print Server zo instellen dat afdruktaken van uw computer worden geaccepteerd.
Op elke Windows-computer een poort configureren voor het gebruikte netwerktype.
Afdrukverbindingen instellen
De EX Print Server ondersteunt de volgende afdrukverbindingen:
•SMB
Standaard-TCP/IP (RAW of LPR)
IPP of IPP via SSL
Raadpleeg de volgende tabel voor de locatie van beide procedures.
De SMB-afdrukverbinding voltooien
Als uw netwerk niet over een Windows-server beschikt, kunnen Windows-computers toch
afdrukken op de EX Print Server. Deze methode van afdrukken is SMB-afdrukken
(ook wel Windows- of WINS-afdrukken genoemd). Als gebruikers afdruktaken versturen,
werken Windows-computers in een peer-to-peer-omgeving en communiceren zij rechtstreeks
met de EX Print Server.
Als u SMB-afdrukken inschakelt, kan de EX Print Server worden weergegeven in het netwerk,
zodat Windows-clients naar een specifieke afdrukverbinding (afdrukwachtrij,
blokkeringswachtrij, directe verbinding of virtuele printer) kunnen afdrukken op de EX Print
Server zonder gebruik te hoeven maken van andere netwerksoftware. Windows-afdrukken
verloopt via TCP/IP. U moet TCP/IP configureren op de EX Print Server en op alle
computers die SMB-afdrukken gebruiken.
Nadat u SMB-afdrukken hebt ingeschakeld op de EX Print Server, kunt u de Windows- of
SMB-verbinding instellen en het printerstuurprogramma installeren via één enkele procedure.
Raadpleeg “Printerstuurprogrammas installeren via Aanwijzen en afdrukken op pagina 41
voor meer informatie.
Procedure Raadpleeg
De SMB-afdrukverbinding voltooien pagina 52
Afdrukverbindingen via standaard-TCP/IP-poorten (RAW of LPR)
voltooien
pagina 53
IPP-verbindingen voltooien pagina 57
Installeerbare opties configureren pagina 60
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 53
Afdrukverbindingen via standaard-TCP/IP-poorten (RAW of LPR)
voltooien
Nadat u het PostScript-printerstuurprogramma en de printerdefinitiebestanden hebt
geïnstalleerd, kunt u als volgt de standaard-TCP/IP-poortverbinding (RAW of LPR)
toevoegen of de instelling ervan configureren:
Bereid de EX Print Server voor, zodat afdruktaken kunnen worden ontvangen met behulp
van de protocollen voor de standaard-TCP/IP-poortverbinding (RAW of LPR).
Schakel afdrukken via LPD of poort 9100 in vanaf de EX Print Server.
Configureer de computer voor de TCP/IP-verbinding.
Raadpleeg de Help van Configure voor meer informatie over instellingen.
Vraag voordat u de volgende procedure voltooit de systeembeheerder om het IP-adres dat
is toegewezen aan de EX Print Server.
Het TCP/IP-protocol moet standaard op de Windows-computer zijn geïnstalleerd.
Voor poort 9100 kunt u via één procedure de verbinding instellen en het
printerstuurprogramma installeren.
OPMERKING: U kunt de LPR-poortverbinding ook instellen door Afdrukservices voor UNIX
te installeren, een invoegonderdeel van Windows. Raadpleeg de documentatie van uw
Windows-systeem voor meer informatie.
DE STANDAARD-TCP/IP-POORTVERBINDING (RAW OF LPR) INSTELLEN VOOR WINDOWS
OPMERKING: In de volgende procedures worden schermafdrukken uit Windows XP gebruikt.
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista/Server 2008: klik op Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
Windows 7: klik op Start en kies Apparaten en printers.
2 Windows 2000/XP/Server 2003/Server 2008/Vista: klik met de rechtermuisknop op het
pictogram van de EX Print Server en kies Eigenschappen.
Windows 7: klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en
kies Eigenschappen van printer.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 54
3 Klik op het tabblad Poorten.
4 Klik op Poort toevoegen om een nieuwe poort toe te voegen.
Ga door naar stap 11 om de poortinstellingen te wijzigen.
5 Windows 2000/XP/Server 2003: selecteer Standard TCP/IP Port in de lijst Beschikbare
poorttypen en klik op Nieuw poorttype.
Windows Vista/Server 2008: dubbelklik in de lijst op Standard TCP/IP Port.
Windows 7: selecteer Standard TCP/IP Port in de lijst Beschikbare poorttypen en klik
op Nieuwe poort.
De wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen wordt weergegeven.
6 klik op Volgende.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 55
7 Typ het IP-adres van de EX Print Server.
8 klik op Volgende.
9 Zorg dat de generieke netwerkkaart als standaard is geselecteerd voor het apparaattype
en klik op Volgende.
10 Klik op Voltooien om het dialoogvenster Wizard Standaard-TCP/IP-printerpoort toevoegen
te sluiten en klik vervolgens in het dialoogvenster Printerpoorten op Sluiten.
Ga door naar stap 11 als u de standaardinstelling wilt wijzigen.
Als u de standaardinstelling niet wilt wijzigen, is de instelling nu voltooid.
OPMERKING: In de bovenstaande procedure is poort 9100 opgegeven als standaardinstelling.
11 Klik op Poort configureren op het tabblad Poorten in het dialoogvenster Eigenschappen.
Het dialoogvenster Standaard-TCP/IP-poortmonitor configureren wordt weergegeven.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 56
12 Als u LPR-afdrukken wilt gebruiken, selecteert u LPR onder Protocol en LPR-bytetelling
ingeschakeld onder LPR-instellingen.
OPMERKING: U kunt ook doorgaan zonder de optie LPR-bytetelling ingeschakeld
te selecteren.
Als u afdrukken via poort 9100 wilt gebruiken, selecteert u de optie Raw onder Protocol.
Het poortnummer 9100 wordt automatisch weergegeven onder Raw-instellingen. Dit is
het standaardpoortnummer. U kunt afdrukken naar de printerverbinding die is geselecteerd
voor poort 9100-afdrukken op de EX Print Server.
Raadpleeg de volgende stap voor het opgeven van een specifiek poortnummer.
13 Typ de naam van de afdrukverbinding.
Voor LPR voert u print of hold in voor Wachtrijnaam of de gepubliceerde virtuele
printernaam. De directe verbinding wordt niet ondersteund voor LPR-afdrukken.
Voor Poort 9100 moet u de volgende poortnummers typen voor elke afdrukverbinding
onder Raw-instellingen:
EX Print Server-standaard:
9100
direct: 9101
print: 9102
hold: 9103
O
PMERKING: Typ het nummer exact zoals weergegeven.
14 Klik op OK om het dialoogvenster Standaard TCP/IP-poortmonitor configureren te sluiten.
OPMERKING: De EX Print Server ondersteunt afdrukken in de IPv6-omgeving op Windows
Server 2008, Windows 7 en Windows Vista.
OPMERKING: Op computers met Windows XP/Server 2003 wordt LPR-afdrukken in
de IPv6-omgeving ondersteund via een opdrachtregel, maar andere methoden werken
mogelijk ook.
15 Klik op Toepassen in het dialoogvenster Eigenschappen van de EX Print Server en klik
vervolgens op OK.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 57
IPP-verbindingen voltooien
Als u IPP (Internet Printing Protocol) gebruikt, worden afdruktaken via het internet naar
de EX Print Server verzonden.
Voer, voordat u begint, de volgende taken uit:
Zorg dat de EX Print Server is geconfigureerd voor TCP/IP- en IPP-afdrukken.
Raadpleeg de Help van Configure voor meer informatie.
Geef op uw computer de afdrukbestemming op.
OPMERKING: IPP-via-SSL-verbindingen worden ondersteund.
IPP-AFDRUKKEN INSTELLEN IN WINDOWS
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista: klik op Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
Windows Server 2008: klik op Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Printers onder Klassieke weergave.
Windows 7: klik op Start, kies Configuratiescherm, kies Netwerk en internet, kies
Netwerkcentrum en klik vervolgens op de koppeling Computers en apparaten in het
netwerk weergeven.
2 Windows 2000/XP: dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows Server 2003: dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen en klik op Volgende.
Windows Vista/Server 2008/Windows 7: klik op Een printer toevoegen.
3 Windows 2000/XP/Server 2003: selecteer Netwerkprinter en klik op Volgende.
Windows Vista: selecteer Een netwerkprinter toevoegen.
Windows Server 2008/Windows 7: selecteer Netwerkprinter, draadloze printer of
Bluetooth-printer toevoegen.
4 Windows 2000/XP/Server 2003/Vista: selecteer Verbinding maken met een printer op het
internet of uw intranet.
Windows Server 2008/Windows 7: als het zoeken naar de printer lang duurt, klikt u op
Stoppen en vervolgens op The printer that I want isn’t listed (De printer die ik wil staat niet
in de lijst).
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 58
5 Windows 2000/XP/Server 2003/Vista: typ in het veld URL het IP-adres of de DNS-naam van
de EX Print Server gevolgd door ipp/ en vervolgens de naam van de verbinding (print, hold,
direct of de naam van de virtuele printer).
http://10.10.10.150/ipp/print of http://DNS-naam van EX Print Server/ipp/print verzendt
de taak bijvoorbeeld naar de afdrukwachtrij op de EX Print Server.
Voor IPP via SSL typt u
https in plaats van http.
OPMERKING: Het gedeelte ipp/print in het voorbeeld is hoofdlettergevoelig.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 59
Windows Server 2008/Windows 7: klik op Een gedeelde printer op naam selecteren en typ in
het veld URL het IP-adres of de DNS-naam van de EX Print Server gevolgd door de naam van de
verbinding (print, hold of direct).
OPMERKING: http://10.10.10.150/ipp/print of http://DNS-naam van EX Print Server/ipp/
print
verzendt de taak bijvoorbeeld naar de afdrukwachtrij op de EX Print Server.
OPMERKING: De URL voor de printer is niet hoofdlettergevoelig.
6 Windows 2000/XP/Server 2003/Vista: klik op Volgende.
Het dialoogvenster Verbinding maken met printer wordt weergegeven.
Windows Server 2008/Windows 7: klik op Volgende.
7 Windows 2000/XP/Server 2003/Vista: klik op OK.
Het dialoogvenster Wizard Printer toevoegen wordt weergegeven.
Windows Server 2008/Windows 7: klik op Stuurprogramma installeren.
8 Als u de PostScript-printer voor de eerste keer installeert, volgt u de procedure
“De afdrukverbinding voor Windows installeren en voltooien” op pagina 45, stap 9.
9 Geef aan of u de EX Print Server wilt instellen als de standaardprinter en klik op Volgende.
10 Klik op Voltooien.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 60
Installeerbare opties configureren
Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moet u de EX Print Server configureren
voor de opties die zijn geïnstalleerd op de pers zodat de EX Print Server optimaal gebruik
kan maken van de opties van de pers. U kunt de opties handmatig configureren.
Voor de TCP/IP-netwerkverbindingen kunt u de optie Tweerichtingscommunicatie
gebruiken om de opties automatisch te configureren.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het opgeven
van installeerbare opties.
Installeerbare opties configureren voor het printerstuurprogramma
voor Windows Vista/Windows 7
Windows Vista en Windows 7 bevatten de functie Gebruikersaccountbeheer. U moet zich
aanmelden als beheerder om de installeerbare opties toe te voegen of te wijzigen nadat het
printerstuurprogramma is geïnstalleerd.
INSTALLEERBARE OPTIES WIJZIGEN
1 Windows Vista: open het bedieningspaneel voor printers.
Windows 7: open het bedieningspaneel Apparaten en printers.
2 Windows Vista: klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram van de EX Print Server,
kies Als administrator uitvoeren en kies vervolgens Eigenschappen.
Windows 7: klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram van de EX Print Server,
kies Als administrator uitvoeren en kies vervolgens Eigenschappen van printer.
Het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt geopend.
3 Kies de gebruiker met beheerdersrechten, typ het wachtwoord en klik vervolgens op OK.
4 Windows Vista: klik opnieuw met de rechtermuisknop op het printerpictogram van
de EX Print Server en kies Eigenschappen.
Windows 7: klik opnieuw met de rechtermuisknop op het printerpictogram van
de EX Print Server en kies Eigenschappen van printer.
5 Klik op het tabblad Installeerbare opties en maak de gewenste keuzen.
6 Klik op Toepassen en daarna op OK.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 61
Afdrukken vanaf Windows-computers
U kunt naar de EX Print Server afdrukken op dezelfde manier als u afdrukt naar elke andere
printer vanuit een Windows-toepassing. U kunt afdrukken vanaf een Windows-computer
in een netwerk of vanaf een zelfstandige computer via Windows-afdrukken (WINS).
In de onderstaande tabel worden andere methoden vermeld om af te drukken naar
de EX Print Server en wordt aangegeven waar u meer informatie kunt vinden.
Nadat u het printerstuurprogramma van de EX Print Server hebt geïnstalleerd en de
juiste poort hebt geconfigureerd, kunt u rechtstreeks afdrukken vanuit de meeste
Windows-toepassingen. Stel de afdrukopties in voor de taak en kies Afdrukken in
uw toepassing.
Raadpleeg Afdrukken in kleur, Fiery-kleurenreferentie en de Help van Command WorkStation
om optimale afdrukresultaten vanuit een bepaalde toepassing te verkrijgen.
OPMERKING: In de volgende procedures worden schermafbeeldingen uit Windows XP
gebruikt, tenzij anders aangegeven.
Raadpleeg de volgende tabel voor de locatie van beide procedures.
Meer informatie Raadpleeg
Bepaalde typen bestanden naar de EX Print Server downloaden
met WebTool Documenten
Hulpprogramma’s
De Windows-omgeving instellen voor afdrukken met Windows-servers die
zijn aangesloten op de EX Print Server
Configuratie en
instellingen
Documenten afdrukken via e-mailservices “E-mailservice” op
pagina 74
Documenten afdrukken via Hot Folders Hulpprogramma’s
Procedure Raadpleeg
Afdrukopties instellen en afdrukken vanuit Windows-toepassingen pagina 62
Standaardafdrukopties opgeven pagina 69
Het pictogram Snelle toegang aanpassen pagina 70
Aangepaste paginaformaten definiëren en afdrukken pagina 71
De status van de pers controleren pagina 71
Bestanden opslaan om naar een externe locatie af te drukken pagina 71
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 62
Afdrukopties instellen en afdrukken vanuit Windows-toepassingen
Als u wilt afdrukken vanaf Windows-platformen, installeert u het PostScript-
printerstuurprogramma. Raadpleeg Windows-printerstuurprogrammas installeren op
pagina 40 voor instructies. U moet de opties configureren op het tabblad Geavanceerd van het
printerstuurprogramma nadat de installatie is voltooid, zoals beschreven op pagina 45.
Als u afdrukt naar een virtuele printer, is het mogelijk dat u bepaalde afdrukopties niet kunt
instellen, afhankelijk van de configuratie van de virtuele printer.
In de volgende procedures wordt uitgelegd hoe u het printerstuurprogramma kunt
gebruiken om afdrukopties op te geven voor een bepaalde taak en de taak af te drukken op
de EX Print Server. U kunt ook de standaardafdrukinstellingen opgeven via het
stuurprogramma. Raadpleeg Afdrukopties voor meer informatie over specifieke afdrukopties.
OPMERKING: In de volgende procedures worden schermafdrukken uit Windows XP gebruikt.
AFDRUKOPTIES VOOR EEN SPECIFIEKE WINDOWS-AFDRUKTAAK INSTELLEN MET BEHULP VAN HET
PRINTERSTUURPROGRAMMA
1 Kies Afdrukken in de toepassing waarmee u werkt.
2 Selecteer de EX Print Server als uw printer en klik op Eigenschappen.
3 Klik op het tabblad Fiery-afdrukken.
Het tabblad Fiery-afdrukken is de plaats waar u alle veelgebruikte afdrukfuncties
kunt beheren.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het gebruik
van instellingen.
OPMERKING: Raadpleeg pagina 87 voor een lijst van afdrukopties.
1 Voorkeuzen (Taaksjablonen),
zie Help
2 Afdrukoptiepictogrammen
3 Aanpassen
(Snelkoppelingen), zie Help
4 Actief gebied
5 Taakweergave
6 Printerstatus
7Help
1
2
3
5
6
4
7
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 63
4 Klik op het pictogram Taakinfo.
5 Typ een gebruikersnaam en wachtwoord in het gebied Gebruikersauthenticatie.
De gebruikersnaam die u typt in het gebied Gebruikersauthenticatie kan uw
netwerkdomein\gebruikersnaam of een lokale gebruikersnaam zijn. Informeer bij uw
systeembeheerder naar de vereisten voor uw systeem.
Als u geen gebruikersnaam en wachtwoord hebt of als u taken als een publieke gebruiker
wilt verzenden, selecteert u de optie Ik ben een gastgebruiker. De EX Print Server moet
zo geconfigureerd zijn dat afdrukken door gastgebruikers mogelijk is. Schakel anders het
selectievakje Ik ben een Gastgebruiker uit.
Als u geen gebruikersnaam en wachtwoord voor het netwerk gebruikt, kunt u uw
domein\gebruikersnaam en wachtwoord invoeren in de beschikbare velden. Klik op Valideren
om de gebruikersnaam en het wachtwoord te valideren.
Als de optie Windows-aanmelding gebruiken is ingeschakeld, worden de gebruikersnaam en
het wachtwoord voor het LDAP-domein gebruikt als een geauthenticeerde gebruikersnaam.
Dit is alleen mogelijk als de gebruiker is aangemeld als domeingebruiker bij de
Windows-computer.
6 Typ informatie in de velden Opmerking 1 en Opmerking 2.
Typ gebruikersgegevens en taakgegevens voor beheersdoeleinden of andere vereiste gegevens
op uw locatie.
De operator kan de informatie die u in dit veld typt, bekijken en bewerken in Command
WorkStation. Deze informatie wordt bovendien weergegeven in het takenlogboek.
Raadpleeg Hulpprogramma’s en de Help van Command WorkStation voor meer informatie
over Command WorkStation.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 64
7 In het veld Instructies kunt u instructies voor de operator typen voor de taak.
Deze instructies worden weergegeven in Command WorkStation, maar worden niet in
het takenlogboek vastgelegd. Deze instructies kunnen wel door de operator bewerkt worden.
8 Typ de gewenste waarden voor de andere velden.
Raadpleeg pagina 87 voor informatie over deze velden.
9 Klik op het pictogram Kleur en geef de kleurprofielopties voor de taak op.
Selecteer in het gebied Kleurmodus een kleurmodus voor de taak.
OPMERKING: Als u de basisinstellingen en geavanceerde kleurinstellingen vanuit de EX Print
Server wilt weergeven in dit dialoogvenster, moet tweerichtingscommunicatie zijn
ingeschakeld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie
over het inschakelen van tweerichtingscommunicatie.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 65
10 Wanneer u basisfuncties voor kleurbeheer wilt gebruiken, zoals kleurinstellingen van de pers,
klikt u op Basisinstellingen.
Als u wilt terugkeren naar de standaardkleurinstellingen van de EX Print Server, klikt u
op Standaardwaarden van server.
Wanneer u geavanceerde functies voor kleurbeheer wilt bewerken, zoals Weergavetype
RGB/Lab, klikt u op Instellingen en gaat u door naar stap 11. Ga anders door naar stap 13.
Tweerichtingscommunicatie
ingeschakeld
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 66
11 Wanneer u geavanceerde functies voor kleurbeheer wilt bewerken, zoals Weergavetype
RGB/Lab, klikt u op Instellingen.
Het dialoogvenster Geavanceerd bewerken van Aangepaste kleuren-instellingen
wordt weergegeven.
De geavanceerde bewerkingselementen zijn verdeeld in drie tabbladcategorieën: Kleurinvoer,
Verwerking van grijs en zwart, en Uitvoer.
12 Nadat u de geavanceerde instellingen hebt bewerkt, klikt u op OK.
Als u wilt terugkeren naar de standaardkleurinstellingen van de EX Print Server, klikt u
op Standaardwaarden van server.
13 Geef de kleurinstellingen voor de afdruktaak op en klik op OK.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 67
14 Kies overige printerspecifieke opties.
15 Klik op het pictogram VDP om afdrukopties voor variabele gegevens op te geven.
Raadpleeg “Opties van VDP (afdrukken met variabele gegevens)” op pagina 105 voor meer
informatie over VDP-afdrukopties.
16 Klik op het pictogram Stempel om een watermerk op te geven voor de afdruktaak.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over watermerken.
17 Klik op het pictogram Printer om de status van de pers te controleren.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het controleren
van de persstatus.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 68
18 Klik op de overige afdrukoptiepictogrammen om de gewenste instellingen op te geven voor
de afdruktaak en klik vervolgens op OK.
De instellingen die u opgeeft voor deze afdrukopties hebben voorrang op de instellingen
die de beheerder heeft opgegeven in de printerinstellingen van de EX Print Server, maar ze
kunnen vanuit Command WorkStation worden gewijzigd. Raadpleeg pagina 86 voor meer
informatie over deze opties en de prioriteit van instellingen. Raadpleeg Hulpprogramma’s en
de Help van Command WorkStation voor meer informatie over Command WorkStation.
Sommige afdrukopties zijn alleen beschikbaar als een bepaalde installeerbare optie is
geconfigureerd. Raadpleeg “Installeerbare opties configureren op pagina 60 voor informatie
over het configureren van installeerbare opties.
Als u Standaardwaarde van printer kiest, wordt de taak afgedrukt volgens de instellingen
die de beheerder heeft opgegeven in Instelling. Raadpleeg pagina 86 voor meer informatie.
OPMERKING: Als u incompatibele afdrukinstellingen opgeeft, wordt het dialoogvenster
Conflict weergegeven met instructies voor het oplossen van het conflict.
19 Klik op OK in de toepassing waarmee u werkt om uw afdruktaak te verzenden.
Controleer of de EX Print Server is geselecteerd als huidige printer.
OPMERKING: Sommige afdrukopties die u in een toepassing kunt selecteren, komen overeen
met specifieke afdrukopties van de EX Print Server en de pers. In deze gevallen moet u de
specifieke afdrukopties van de EX Print Server en de pers gebruiken. Deze opties worden
weergegeven op het tabblad Fiery-afdrukken. Soms bereidt de toepassing het bestand niet
correct voor op het afdrukken op de EX Print Server, wat kan leiden tot een onverwachte
afwerking, afdrukfouten of een langere verwerkingstijd.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 69
Standaardafdrukopties voor afdruktaken opgeven
Ga als volgt te werk om standaardafdrukopties in te stellen.
STANDAARDAFDRUKOPTIES VOOR WINDOWS-AFDRUKTAKEN INSTELLEN MET BEHULP VAN
HET POSTSCRIPT-PRINTERSTUURPROGRAMMA
1 Windows 2000: klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers.
Windows XP: klik op Start en kies Printers en faxapparaten.
Windows Server 2003: klik op Start, kies Configuratiescherm en vervolgens Printers
en faxapparaten.
Windows Vista/Server 2008: klik op Start, kies Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op Printers.
Windows 7: klik op Start en kies Apparaten en printers.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de EX Print Server en kies
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3 Als het tabblad Fiery-afdrukken niet wordt weergegeven, klikt u erop.
4 Geef de standaardinstellingen op voor uw afdruktaken, zoals beschreven op pagina 62.
5 Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten.
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 70
Het pictogram Snelle toegang aanpassen
Het pictogram Snelle toegang bevindt zich op het tabblad Fiery-afdrukken. U kunt het
aanpassen en er de afdrukopties in opnemen die u vaak gebruikt. Hierbij bespaart u tijd,
omdat u niet alle andere afdrukoptiepictogrammen hoeft te openen als u alleen de opties
in Snelle toegang wilt instellen. Snelle toegang bevat oorspronkelijk een standaardgroep van
afdrukopties. U kunt deze opties verwijderen en andere toevoegen.
OPMERKING: Wanneer u een afdrukoptie onder Snelle toegang plaatst, wordt deze nog steeds
weergegeven onder het desbetreffende afdrukoptiepictogram. U kunt de optie instellen vanaf
beide plaatsen.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het aanpassen
van het pictogram Snelle toegang.
1 Pictogram Snelle toegang
2 Aanpassen
(Snelkoppelingen)
1
2
AFDRUKKEN UIT WINDOWS 71
Aangepaste paginaformaten definiëren en afdrukken
Bij aangepaste paginaformaten bepaalt u zelf de afmetingen van een gedrukte pagina. Nadat u
een aangepast paginaformaat hebt gedefinieerd, kunt u dit gebruiken in toepassingen zonder
dat u het formaat steeds opnieuw hoeft te definiëren wanneer u een document afdrukt.
Als u een aangepast paginaformaat definieert, geeft u de breedte- en lengtematen op die
corresponderen met respectievelijk de korte en lange zijde van uw taak. Aangepaste
paginaformaten moeten altijd op deze manier worden ingesteld, ongeacht de instellingen voor
de afdrukstand in de toepassing.
OPMERKING: Bij inslagtaken kunnen geen aangepaste paginaformaten worden gebruikt.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het definiëren
en afdrukken van aangepaste paginaformaten.
De status van de pers controleren
Als u een TCP/IP-netwerk hebt ingeschakeld, kunt u de status van de pers en de
kleurinstellingen opvragen vanaf de EX Print Server en deze weergeven in het
printerstuurprogramma met de optie Tweerichtingscommunicatie. Als u
tweerichtingscommunicatie hebt ingeschakeld voor uw pers, kunt u de status van de pers
controleren, inclusief de niveaus van verbruiksartikelen als papier en droge inkt.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het inschakelen
van tweerichtingscommunicatie.
Bestanden opslaan om op een externe locatie af te drukken
Als u ter plaatse niet beschikt over een EX Print Server en u bestanden voorbereidt die u wilt
afdrukken bij een servicebureau of op een andere locatie, kunt u de definitieve bestanden
afdrukken naar een bestand (in plaats van een lokale poort). U kunt ook afdrukken naar de
poort Bestand als u een bestand wilt maken dat u met behulp van de WebTool Documenten
kunt downloaden. Raadpleeg de documentatie bij Windows voor instructies voor het
afdrukken naar de poort Bestand.
Hoogte
Breedte
Breedte
Hoogte
Staand Liggend
AFDRUKMETHODEN 72
AFDRUKMETHODEN
Naast het afdrukken van taken vanuit het printerstuurprogramma van de EX Print Server,
kunt u ook taken afdrukken met de volgende methoden:
Job Monitor: hiermee kunt u informatie weergeven over de taken die naar
de EX Print Server zijn verzonden en kunt u deze taken opnieuw afdrukken.
E-mailservice: hiermee kunt u taken als e-mailbijlagen naar de EX Print Server verzenden.
USB-apparaat: hiermee kunt u bestanden afdrukken die op een USB-station
zijn opgeslagen.
FTP-afdrukken: hiermee kunt u afdrukken naar de EX Print Server met het FTP-protocol.
Voorbeeldafdruk: hiermee kunt u voorbeeldpaginas van een lange taak afdrukken om
de afdrukkwaliteit te garanderen.
Taak-batch: hiermee kunt u een verzameling afdruktaken afdrukken als een enkele taak
in de takenlijst van de pers en in administratieve gegevens.
Adobe PDF Print Engine (APPE) is een aanvullende interpretatietechnologie waarmee
oorspronkelijke PDF-verwerking en -weergave mogelijk zijn zonder dat de taak op
de EX Print Server van PDF naar PostScript hoeft te worden geconverteerd.
Raadpleeg de volgende tabel voor de locatie van beide procedures.
Procedure Raadpleeg
Job Monitor configureren en gebruiken pagina 73
E-mailservice pagina 74
Afdrukken vanaf een USB-apparaat pagina 77
Afdrukken via FTP pagina 78
Voorbeeldafdruk pagina 79
Taak-batch pagina 80
Adobe PDF Print Engine (APPE) pagina 81
AFDRUKMETHODEN 73
Job Monitor configureren en gebruiken
Met Job Monitor kunt u de status van EX Print Server’s controleren en informatie weergeven
over de afdruktaken die hiernaar zijn verzonden.
OPMERKING: Job Monitor wordt niet ondersteund op Windows 2008, de 64-bits versie
van Windows XP/Server 2003/Vista/Windows 7 of Mac OS X.
De verbinding configureren
Wanneer u de eerste afdruktaak naar de EX Print Server verzendt, wordt Job Monitor
geopend en wordt verbinding gemaakt met de EX Print Server. Wanneer u
printerstuurprogrammas hebt geïnstalleerd en geconfigureerd voor meer dan één pers, wordt
in Job Monitor automatisch verbinding gemaakt met alle persen van de EX Print Server.
Het pictogram Job Monitor ( ) wordt weergegeven op het bureaublad en in de taakbalk
van Windows op uw computer.
Job Monitor wordt automatisch geïnstalleerd als u het printerstuurprogramma kiest om op
uw computer te installeren. Als u Job Monitor wilt gebruiken, moet u dit hulpprogramma
eerst inschakelen in het printerstuurprogramma.
JOB MONITOR INSCHAKELEN
Schakel het selectievakje Mijn afdruktaak controleren in op het tabblad Printer van
het printerstuurprogramma.
JOB MONITOR UITSCHAKELEN
Schakel het selectievakje Mijn afdruktaak controleren uit op het tabblad Printer van
het printerstuurprogramma.
Job Monitor gebruiken
Raadpleeg de Help van Job Monitor en van het printerstuurprogramma voor meer informatie
over het gebruik van Job Monitor.
AFDRUKMETHODEN 74
E-mailservice
Met een e-mailservice kunt u controleren hoe de EX Print Server uw bestaande
e-mailinfrastructuur gebruikt. U kunt ook afdrukken naar externe locaties en firewalls
omzeilen. Een e-mailservice is niet toepassingsspecifiek. U kunt elke e-mailconfiguratie
gebruiken.
OPMERKING: E-mailservices worden niet ondersteund op Mac OS X.
De EX Print Server ondersteunt ook interne adresboeken. Beheerders kunnen adressen
in adresboeken ophalen, toevoegen, verwijderen en wissen door een verzoek via e-mail te
verzenden. Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie over adresboeken.
Raadpleeg de Help van Configure voor het instellen van E-mailservice.
U kunt de e-mailservice op de volgende manieren gebruiken:
Een taak afdrukken vanuit een e-mailtoepassing
Als u wilt afdrukken via een e-mailclient, verzendt u een bestand als een e-mailbijlage.
E-mail Service haalt het bestand op en verzendt het naar de EX Print Server. Het bestand
in de bijlage kan elke indeling hebben die door de EX Print Server wordt herkend
(PostScript, PDF of TIFF).
OPMERKING: Een e-mailservice kan geen bestanden met de extensie .vbs, .exe en .bat
verwerken.
Taken beheren met een e-mailtoepassing
U kunt uw afdruktaken beheren door via e-mail opdrachten naar de EX Print Server
te verzenden.
Afdrukken via een e-mailclient
U kunt afdruktaken met uw e-mailtoepassing als e-mailbijlage naar de EX Print Server
verzenden. Als u een e-mail met een bijlage verzendt, wordt het bestand door de e-mail
Service opgehaald en naar de afdrukwachtrij op de EX Print Server verzonden. Het bestand
moet een indeling hebben die door de EX Print Server wordt ondersteund.
Alle gebruikers kunnen in principe afdrukken via een e-mailclient, behalve wanneer
het adresboek voor afdrukken door de beheerder is ingesteld. Als uw e-mailadres niet
in het adresboek voor afdrukken voorkomt, kunt u geen bestanden via e-mail naar
de EX Print Server verzenden. Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie
over adresboeken.
AFDRUKMETHODEN 75
Wanneer Gebruikersauthenticatie ingesteld is op de EX Print Server, moet de e-mailbijlage
de juiste gebruikersnaam en het juiste wachtwoord hebben wanneer het via e-mail afdrukken
wordt afgedrukt. Wanneer u de e-mailbijlage maakt met het printerstuurprogramma van
de EX Print Server, typt u de gebruikersnaam en het wachtwoord in het tabblad
Taakeigenschappen van het printerstuurprogramma. De gebruikersnaam en het wachtwoord
moeten overeenkomen met de gebruikersnaam en het wachtwoord die de beheerder heeft
gedefinieerd in het gedeelte Gebruikers en groepen van Configure. Raadpleeg Help
van Configure voor informatie over Gebruikers en groepen.
OPMERKING: De directe verbinding wordt niet ondersteund door de functie voor e-mailclients.
OPMERKING: In de volgende schermafdrukken is de e-mailtoepassing Microsoft
Outlook gebruikt.
AFDRUKKEN VIA EEN E-MAILCLIENT
1 Open uw e-mailtoepassing.
2 Typ het e-mailadres van de EX Print Server op de regel Onderwerp.
3 Typ de gewenste tekst op de onderwerpregel of laat deze leeg.
4 Voeg het bestand bij dat u wilt afdrukken.
Het bestand in de bijlage kan elke indeling hebben die door de EX Print Server wordt
herkend (PostScript, PDF of TIFF).
OPMERKING: Als uw bijlage de maximale bestandsgrootte overschrijdt die door de beheerder
van uw e-mailsysteem is ingesteld, wordt de e-mail niet verzonden.
AFDRUKMETHODEN 76
5 U kunt ook tekst in het tekstgebied van het bericht typen. De tekst wordt samen met het
bestand afgedrukt.
OPMERKING: E-mailberichten in HTML-indeling worden niet ondersteund en worden
mogelijk niet afgedrukt zoals deze worden weergegeven op het externe werkstation.
Verzend e-mailberichten als tekst zonder opmaak.
6 Verzend de e-mail.
Het bestand wordt naar de EX Print Server verzonden en de taak wordt afgedrukt.
Wanneer de EX Print Server de taak heeft ontvangen, ontvangt u per e-mail een kennisgeving
dat de afdruktaak is geaccepteerd. In deze e-mail wordt een taakidentificatie (ID) vermeld.
Gebruik de taakidentificaties om taken te beheren met e-mailopdrachten (raadpleeg
Afdruktaken beheren met e-mailopdrachten op pagina 76). In de e-mailkennisgeving
worden alle fouten aangegeven die zich op dat moment eventueel hebben voorgedaan op
de pers.
Wanneer de taak is afgedrukt, wordt een tweede kennisgeving per e-mail verzonden
met de mededeling dat de taak met goed gevolg is afgedrukt.
Afdruktaken beheren met e-mailopdrachten
U kunt uw afdruktaken beheren door via e-mail opdrachten naar de EX Print Server te
verzenden. U kunt een taak annuleren, de taakstatus bekijken en Help-informatie over een
taak openen. Als u een opdracht verzendt, stuurt de EX Print Server een e-mailbericht terug.
AFDRUKTAKEN BEHEREN MET E-MAILOPDRACHTEN
1 Typ in uw e-mailtoepassing het e-mailadres van de EX Print Server op de regel Onderwerp.
2 Typ een van de volgende opdrachten in de onderwerpregel:
Als u de status van een taak wilt controleren, typt u #JobStatus<taak-ID> op
de onderwerpregel.
U ontvangt dan een antwoord op uw taakstatusverzoek. U kunt de statusgegevens van
een taak alleen opvragen als u de desbetreffende taak zelf hebt verzonden of als u een
beheerder bent.
Als u een taak wilt annuleren, typt u #CancelJob<taak-ID> op de onderwerpregel.
U ontvangt dan een kennisgeving waarin wordt vermeld dat de taak is geannuleerd en niet
is afgedrukt op de EX Print Server. U kunt de taak alleen annuleren als u de desbetreffende
taak zelf hebt verzonden of als u een beheerder bent.
Als u Help-informatie wilt opvragen, typt u #Help op de onderwerpregel.
U ontvangt dan een e-mailbericht met de koppelingen die u kunt gebruiken om taken
te annuleren, de taakstatus te controleren en adresboeken te zoeken en te beheren. Klik op een
van de koppelingen om een opdracht uit te voeren.
3 Verzend de e-mail naar de EX Print Server.
AFDRUKMETHODEN 77
Afdrukken vanaf een USB-apparaat
U kunt bestanden op een USB-apparaat afdrukken naar de EX Print Server. U doet dit
door PS-, PCL-, EPS-, TIFF- en PDF-bestanden op te slaan op het USB-apparaat en deze
bestanden rechtstreeks te downloaden naar de EX Print Server. U kunt bestanden afdrukken
die afkomstig zijn van Mac OS X- of Windows-computers.
U kunt bestanden automatisch afdrukken vanaf een USB-apparaat naar een van de
standaardafdrukwachtrijen op de EX Print Server (afdrukwachtrij, blokkeringswachtrij
of directe verbinding) of naar gepubliceerde virtuele printers (indien ondersteund).
Raadpleeg uw beheerder om na te gaan of deze verbindingen zijn gepubliceerd in Instelling.
Raadpleeg de Help van Command WorkStation voor meer informatie over virtuele printers.
Vraag aan uw beheerder om de gepaste opties te configureren voordat u bestanden afdrukt
vanaf een USB-apparaat. Raadpleeg Configuratie en instellingen of de Help van Configure
voor meer informatie over het configureren van de gepaste opties.
Automatisch afdrukken
Als u automatisch wilt afdrukken naar de afdrukwachtrij, blokkeringswachtrij of directe
verbinding, of naar gepubliceerde virtuele printers met de instelling Alle afdrukken, moet
u op uw USB-apparaat mappen instellen met de namen print, hold, direct en de namen
van eventuele gepubliceerde virtuele printers. Wanneer u het USB-apparaat aansluit op
een USB-poort van de EX Print Server, worden de bestanden in deze mappen automatisch
verzonden naar de overeenkomstige wachtrijen.
BESTANDEN AFDRUKKEN VANAF HET USB-APPARAAT
1 Configureer de USB-afdrukopties in Instelling.
2 Maak mappen in het hoofdniveau van het USB-apparaat met de namen print, hold, direct en
virtuele printer.
3 Sla de bestanden (PS, EPS, PCL, TIFF en PDF) van de computer van de gebruiker op
het USB-apparaat op.
Bestanden die zijn gekopieerd naar de mappen print, hold, direct of virtuele printer worden
automatisch gedownload naar de overeenkomstige afdrukverbinding op de EX Print Server
wanneer u het USB-apparaat aansluit op de EX Print Server. Bestanden die zijn gekopieerd
naar het hoofdniveau van het USB-apparaat worden gedownload naar de afdrukwachtrij.
4 Verwijder het USB-apparaat van de computer en sluit het aan op de USB-poort op
de EX Print Server.
Zorg dat u het USB-apparaat op de juiste manier uitschakelt voordat u de verbinding met
de computer verbreekt.
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor de plaats van de USB-poort.
AFDRUKMETHODEN 78
FTP-afdrukken
Als FTP-services zijn ingeschakeld op de EX Print Server, is de EX Print Server ingesteld als
een FTP-server. U kunt taken verzenden naar de EX Print Server met FTP-afdrukken.
Raadpleeg de Help van Configure voor meer informatie over het configureren
van FTP-services.
U kunt om het even welke FTP-clientsoftware gebruiken. Voordat u FTP-afdrukken kunt
gebruiken, heeft de FTP-clientsoftware de volgende informatie nodig (raadpleeg uw
beheerder):
IP-adres of DNS-naam van de EX Print Server
Directory of pad waarnaar de taak moet worden verzonden, bijvoorbeeld de
afdrukwachtrij, de blokkeringswachtrij of gepubliceerde virtuele printers
(indien ondersteund)
OPMERKING: U kunt niet afdrukken naar de directe verbinding met FTP-afdrukken.
Gebruikersnaam en wachtwoord (indien vereist)
U kunt bestanden met de indelingen PostScript (PS), Printer Control Language (PCL),
Tagged Image File Format (TIFF) en Portable Document Format (PDF) verzenden naar
de EX Print Server. EPS-bestanden (Encapsulated PostScript) worden niet ondersteund
voor FTP-afdrukken.
BESTANDEN AFDRUKKEN NAAR DE EX PRINT SERVER MET HET FTP-PROTOCOL
1 Maak verbinding met de EX Print Server via uw FTP-clientsoftware.
De mappen die overeenkomen met de afdrukwachtrij en de blokkeringswachtrij worden
weergegeven. De mappen voor gepubliceerde virtuele printers worden eveneens weergegeven.
2 Navigeer naar de map die overeenkomt met de afdrukverbinding of de gepubliceerde
virtuele printer.
3 Upload uw taak naar de gewenste map.
Nadat de taak is afgedrukt, wordt deze verwijderd van de EX Print Server.
AFDRUKMETHODEN 79
Voorbeeldafdruk
Met de functie Voorbeeldafdruk kunt u tijdens een lange afdruktaak extra paginas afdrukken
naar een eenvoudig toegankelijke uitvoerlade om te controleren of de pers de verwachte
prestaties levert.
Wanneer een taak bijvoorbeeld wordt afgedrukt op een gesloten systeem (zoals 1000 paginas
naar een uitvoerlade die pas kan worden geopend wanneer de volledige taak is voltooid),
kunt u de voorbeeldafdrukfunctie gebruiken om een afzonderlijke pagina of een voltooide
uitvoerset af te drukken naar een open uitvoerlade om de uitvoer te controleren. Als de uitvoer
niet naar wens is, kunt u hier iets aan doen.
Voorbeeldafdruk moet alleen worden gebruikt bij persen met meerdere uitvoerladen en is
nuttig wanneer een van de uitvoerladen gesloten is en niet eenvoudig bereikbaar is tijdens
het afdrukken.
De standaardinstellingen van Voorbeeldafdruk voor de opgegeven EX Print Server kunt u
in WebTool Configure opgeven. Raadpleeg de Help van Configure voor meer informatie.
Tijden het afdrukken van een taak kunt u een voorbeeldafdruk starten vanuit Command
WorkStation. Raadpleeg de Help van Command WorkStation voor meer informatie over
voorbeeldafdruk.
Voorbeeldafdruk gebruiken
U kunt als volgt een extra vel of uitvoerset afdrukken:
Eenmaal tijdens het afdrukken van een taak
Om de n vellen tijdens de taak die momenteel wordt afgedrukt
Om de n vellen totdat u dit annuleert (kan meerdere taken omvatten)
Tijden het afdrukken van een taak kunt u een voorbeeldafdruk starten. De standaardwaarden
worden toegepast en een eventuele voorbeeldafdruk die al wordt uitgevoerd, wordt vervangen.
Als Voorbeeldafdruk starten grijs wordt weergegeven of niet beschikbaar is, wordt op
de EX Print Server al een voorbeeldafdruk uitgevoerd of is deze niet beschikbaar voor
de opgegeven EX Print Server.
EEN VOORBEELDAFDRUK STARTEN
Tijden het afdrukken van een taak kunt u een voorbeeldafdruk starten via
Server> Voorbeeldafdruk starten.
Nadat de voorbeeldafdruk is gestart, wordt deze op de EX Print Server uitgevoerd op basis
van de opties die in Configure zijn opgegeven.
AFDRUKMETHODEN 80
EEN VOORBEELDAFDRUK ANNULEREN
Tijden het afdrukken van een taak kunt u een voorbeeldafdruk annuleren via Server>
Voorbeeldafdruk stoppen.
De EX Print Server annuleert het eerdere verzoek voor een voorbeeldafdruk.
Taak-batch
Taak-batch biedt een manier om afdruktaken in de EX Print Server te verzenden naar de pers
zodat de taak kan worden afgedrukt (als de afdruktaak te complex is), of sneller kan worden
afgedrukt door de tijdsduur van de cyclus omlaag te minimaliseren.
Een batchtaak is een verzameling taken die als een enkele taak naar de pers wordt verzonden.
De batchtaak wordt als een enkele taak weergegeven in de takenlijst van de pers en in
administratieve gegevens. U kunt in de EX Print Server paginas blijven toevoegen aan een
bestaande batchtaak, mits de paginas zijn verwerkt en klaar zijn om af te drukken.
De Taak-batch-functionaliteit kan door de beheerder worden in- of uitgeschakeld. Raadpleeg
Configuratie en instellingen voor meer informatie over het configureren van Taak-batch.
Batchtaken annuleren
Wanneer in de EX Print Server een taak in een batch wordt geannuleerd, door een fout of
door tussenkomst van de gebruiker, wordt deze taak geannuleerd en worden de resterende
taken in die batch opnieuw verzonden als een nieuwe batchtaak, naast eventuele andere
batchtaken in de wachtrij. Door deze functionaliteit blijft de mogelijkheid behouden om
taken in de gewenste volgorde af te drukken, inclusief door de gebruiker gedefinieerde
wijzigingen zoals annuleren, volgende afdrukken en direct afdrukken.
Opdrachten Volgende afdrukken en Direct afdrukken van Command
WorkStation in combinatie met batchtaken
De opdrachten Volgende afdrukken en Direct afdrukken van Command WorkStation
kunnen niet worden toegepast op batchtaken. Als u de opdracht Volgende afdrukken toepast
op een taak die geen deel uitmaakt van de batchtaak, wordt het toevoegen van taken aan de
batchtaak in de EX Print Server gestopt en wordt de taak met Volgende afdrukken vervolgens
afgedrukt, nadat het afdrukken van de huidige batchtaak is voltooid. Als u de opdracht Direct
afdrukken toepast op een taak die geen deel uitmaakt van de batchtaak, wordt het toevoegen
van paginas aan de batchtaak in de EX Print Server gestopt op een geschikte plaats in de taak
en wordt de taak met Direct afdrukken vervolgens afgedrukt, nadat het afdrukken van de
huidige batchtaak is voltooid. De resterende paginas van de onderbroken taak worden
(zo nodig) door de EX Print Server verzonden en het afdrukken gaat normaal verder.
AFDRUKMETHODEN 81
Administratie van batchtaken
Bij het maken van batchtaken in de EX Print Server wordt elke oorspronkelijke taak vermeld,
terwijl op de pers alleen de resulterende batchtaak wordt vermeld. Hierdoor kan een
discrepantie ontstaan tussen takenlijst/takenlogboek van de EX Print Server en takenlijst/
takenlogboek van de pers. Het totale mediumaantal blijft echter consistent tussen
de EX Print Server en de pers.
Adobe PDF Print Engine (APPE)
De EX Print Server bevat functies van de Adobe PDF Print Engine (APPE), een aanvullende
interpretatietechnologie waarmee oorspronkelijke PDF-verwerking en -weergave mogelijk zijn
zonder dat de taak op de EX Print Server van PDF naar PostScript hoeft te worden
geconverteerd. Er is geen speciaal printerstuurprogramma benodigd voor het afdrukken
van APPE-taken, maar de beheerder moet de hiermee samenhangende instellingen
inschakelen in Instelling. Als APPE niet is ingeschakeld, worden PDF-bestanden verwerkt
met de PostScript-interpretatietechnologie van de EX Print Server. Alle PostScript-bestanden
worden nog steeds verwerkt met de PostScript-interpretatietechnologie.
De APPE-optie is niet beschikbaar vanuit het printerstuurprogramma, maar is opgenomen in
Taakeigenschappen in Command WorkStation. Nadat de beheerder APPE heeft ingeschakeld
als de standaard in Configure, kunt u de APPE-optie in Taakeigenschappen per taak in-
of uitschakelen.
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor het inschakelen van de workflow Adobe PDF Print
Engine (APPE) in de EX Print Server.
Afdrukken met APPE-workflow
U kunt afdrukken met de APPE-workflow met behulp van een van de volgende methoden:
Command WorkStation
Importeer een taak of sleep een taak vanaf de computer naar Taakcentrum
in Command WorkStation.
Raadpleeg de Help van Command WorkStation voor meer informatie over het gebruik
van Command WorkStation.
•Hot Folders
Configureer een overdrachtmap voor APPE.
Raadpleeg de Help van Hot Folders voor meer informatie over het gebruik van
Hot Folders.
AFDRUKMETHODEN 82
APPE-WORKFLOW GEBRUIKEN IN COMMAND WORKSTATION
1 Dubbelklik op een PDF-taak in de lijst Geblokkeerd of Afgedrukt of selecteer de taak
en voer een van de volgende stappen uit:
Klik met de rechtermuisknop en selecteer Eigenschappen.
Kies Taakcentrum > Eigenschappen.
Kies Eigenschappen in het menu Acties.
Raadpleeg “Meerdere bestanden afdrukken met APPE” op pagina 83 voor meer informatie
over het afdrukken van meerdere bestanden.
2 Schakel het selectievakje Voorkeur voor Adobe PDF Print Engine in.
3 Geef de instellingen voor afdrukopties op en klik vervolgens op Afdrukken.
1 Voorkeur voor Adobe PDF
Print Engine, optie
1
AFDRUKMETHODEN 83
Meerdere bestanden afdrukken met APPE
Als u Taakeigenschappen opent voor bestanden van verschillende bestandstypen, wordt de
optie Voorkeur voor Adobe PDF Print Engine alleen weergegeven als een van de geselecteerde
bestanden een PDF-bestand is. De naam van de afdrukoptie wordt weergegeven als Voorkeur
voor Adobe PDF Print Engine (alleen van toepassing op PDF-taken) en het selectievakje geeft
aan dat ten minste één van de geselecteerde PDF-taken is verwerkt via de APPE-workflow.
Voor een selectie van meerdere bestanden die niet-PDF-bestanden bevat, wordt de optie
Voorkeur voor Adobe PDF Print Engine niet weergegeven.
Als een PDF-bestand gemengde paginaformaten bevat en wordt verwerkt via APPE,
geeft de optie Papierformaat het formaat weer van de eerste pagina in het PDF-bestand.
Als u het formaat vervangt in Taakeigenschappen, krijgen alle paginas in het PDF-bestand het
geselecteerde formaat.
1 Voorkeur voor Adobe PDF
Print Engine (alleen van
toepassing op PDF-taken),
optie
1
AFDRUKMETHODEN 84
DE EIGENSCHAPPEN VAN MEERDERE TAKEN OPENEN
1 U kunt meerdere opeenvolgende taken selecteren door de eerste taak te selecteren en
vervolgens de Shift-toets ingedrukt te houden en op de laatste taak te klikken.
Als u meerdere niet-opeenvolgende taken wilt selecteren, houdt u de Ctrl-toets ingedrukt
terwijl u op de taken klikt. Klik vervolgens op Eigenschappen.
Het dialoogvenster Taakeigenschappen wordt weergegeven. Voor elke beschikbare afdrukoptie
worden menus weergegeven.
2 Wanneer meerdere taken zijn geopend en u geeft een waarde op in het dialoogvenster
Taakeigenschappen, wordt deze toegepast op alle taken.
In het tabblad Overzicht kunt u de eigenschappen van meerdere taken naast elkaar
vergelijken.
AFDRUKOPTIES 85
AFDRUKOPTIES
Dit hoofdstuk beschrijft printerstuurprogrammas en PPD-bestanden (PostScript-
printerdefinitiebestanden), afdrukopties van de EX Print Server en de locaties voor het
instellen van afdrukopties.
Printerstuurprogramma’s en printerdefinitiebestanden
De EX Print Server ontvangt bestanden van computers op het netwerk, verwerkt deze
bestanden (RIP) en stuurt deze vervolgens naar de pers. Windows- en Mac OS-computers
communiceren met de EX Print Server met behulp van een printerstuurprogramma en
printerdefinitiebestanden (PPD-bestanden). Beide stuurprogrammas bieden toegang
tot speciale functies van de EX Print Server via het dialoogvenster Afdrukken.
De communicatie tussen de toepassingssoftware en de printer wordt bestuurd door een
printerstuurprogramma. Dit interpreteert de instructies die de toepassing genereert, voegt
deze samen met printerspecifieke opties die u instelt en vertaalt alle informatie PostScript,
een taal die door de printer kan worden geïnterpreteerd. Met andere woorden, het
stuurprogramma schrijft een PostScript-bestand op basis van het oorspronkelijke bestand
en de opties die u hebt ingesteld in het dialoogvenster Afdrukken.
Met een printerstuurprogramma kunt u ook specifieke afdrukopties voor uw pers selecteren.
Hiervoor moet het printerstuurprogramma zijn gekoppeld aan een PPD-bestand (PostScript-
printerdefinitiebestand) voor uw EX Print Server. Een PPD-bestand bevat gegevens over de
functies en mogelijkheden van een bepaalde printer (bijvoorbeeld welke papierformaten en
mediatypen deze ondersteunt). Het printerstuurprogramma leest de gegevens in
het PPD-bestand en zet de informatie om in opties die u selecteert in het dialoogvenster
Afdrukken. Het PPD-bestand voor de EX Print Server bevat informatie over de
eigenschappen van zowel de pers als de EX Print Server. Raadpleeg de tabellen vanaf
pagina 88 voor meer informatie over de specifieke afdrukopties van de EX Print Server.
AFDRUKOPTIES 86
Afdrukopties instellen
Aan de hand van afdrukopties kunt u alle speciale functies van de pers en de EX Print Server
gebruiken. U kunt afdrukopties opgeven in de volgende gedeelten:
Instelling
Bepaalde instellingen worden in Instelling door de beheerder opgegeven. Neem contact
op met de beheerder of de operator voor informatie over de huidige standaardinstellingen
van de server.
Toepassingen
Met de meegeleverde printerstuurprogrammas kunt u taakinstellingen opgeven als u een
taak afdrukt.
Raadpleeg Aangepaste paginaformaten definiëren en afdrukken op pagina 39 en
Aangepaste paginaformaten definiëren en afdrukken op pagina 71 voor meer informatie.
Kleurinstellingen
Selecteer de standaardinstellingen voor Bron CMYK/grijswaarden, Verwerkingsmethode
CMYK/grijswaarden, Bron RGB/Lab, RGB/Lab scheiden naar CMYK-bron,
Uitvoerprofiel, Weergavetype RGB/Lab, Steunkleuraanpassing, Grijs (CMYK),
Grijs (RGB), Tekst/lijntekeningen zwart en Zwarte overdruk.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie over het gebruik van Kleurinstellingen.
•Hot Folders
Wijs een groep afdrukopties toe aan een Hot Folder. Als u afdrukopties opgeeft voor een
Hot Folder, worden de afdrukopties toegewezen aan alle afdruktaken die via deze
Hot Folder worden verzonden. Deze afdrukopties hebben voorrang op eventuele
standaardopties.
Raadpleeg de Help van Hot Folders voor meer informatie.
Instellingen vervangen in Command WorkStation
Als u taakinstellingen wilt wijzigen vanuit Command WorkStation, dubbelklikt u op
een taak om het dialoogvenster Eigenschappen weer te geven.
Raadpleeg de Help van Command WorkStation voor meer informatie.
Hiërarchie voor het vervangen van afdrukopties
Bij het vervangen van afdrukopties wordt de volgende hiërarchie gehanteerd:
Printerinstellingen van een gebruiker hebben voorrang op de instellingen in Instelling
van de EX Print Server.
Instellingen die aan Hot Folders zijn toegewezen, hebben voorrang op de instellingen
van het printerstuurprogramma van de gebruiker.
Instellingen uit de hulpmiddelen voor taakbeheer (Taakeigenschappen in Command
WorkStation) hebben voorrang op de afdrukinstellingen van de gebruiker.
AFDRUKOPTIES 87
Afdrukopties en standaardinstellingen
Dit betekent dat de EX Print Server taken afdrukt met de standaardinstelling als u geen opties
configureert in de interface van een printerstuurprogramma. Bij opties die door de beheerder
worden geconfigureerd, leidt het kiezen van Standaardwaarde van printer ertoe dat de taak
door de EX Print Server wordt afgedrukt met de fabrieksinstellingen. Bij opties die u niet
in Instelling kunt configureren, drukt de EX Print Server de taak af met een vooraf
geconfigureerde standaardwaarde van de printer. Wanneer u het printerstuurprogramma voor
de VS selecteert, is de standaarddocumentgrootte Letter. Voor Internationaal is de
standaarddocumentgrootte A4. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor meer informatie.
Druk de configuratiepagina af vanuit Command WorkStation om te controleren wat de
huidige standaardinstellingen in Instelling zijn. Raadpleeg Configuratie en instellingen
voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina.
De tabellen met afdrukopties zijn ingedeeld volgens de pictogrammen (tabbladen) van het
printerstuurprogramma. Met de onderstaande koppelingen kunt u direct naar het gewenste
onderdeel gaan:
Pictogram printerstuurprogramma Raadpleeg
Snelle toegang (snelkoppelingen) pagina 32 of pagina 70
Ta aki nf o pagina 88
Media pagina 90
Opmaak pagina 93
Kleur pagina 97
Afbeelding pagina 102
Afwerking pagina 104
Variabele gegevens afdrukken (VDP) pagina 105
Stempel/Watermerk pagina 107
AFDRUKOPTIES 88
Opties van Taakinfo
Optie Informatie
Aantal Exemplaren
Het maximumaantal exemplaren is 9999.
Afdrukbereik
Geef het paginabereik of oneven/even paginas op om af te drukken.
Voor VDP-taken kunt u een bereik van records selecteren om af te drukken. Voor ingeslagen
VDP-taken kunt u een bereik van records en vellen afdrukken.
Voor ingeslagen taken kunt u een bereik van vel-ID’s en vellen selecteren om af te drukken.
Deze optie is alleen beschikbaar vanuit Command WorkStation.
Afdrukken plannen
Geef op of u het afdrukken vooraf wilt plannen op basis van datum en tijd. Als deze optie
inschakelt, selecteert u de datum en de tijd voor de afdruktaak.
De taak wordt afgedrukt op basis van de datum en tijd die zijn ingesteld op de EX Print Server,
niet die op het clientwerkstation.
Als meerdere taken worden geselecteerd en met dezelfde datum en tijd worden gedefinieerd, worden
deze afgedrukt in alfabetische volgorde van de bestandsnamen.
Gebruikersauthenticatie:
Gebruikersnaam
Als Gebruikersauthenticatie is ingeschakeld op de EX Print Server, moet u uw gebruikersnaam
opgeven om een taak te kunnen afdrukken. Typ uw gebruikersnaam of domein\gebruikersnaam
voor gebruikersauthenticatie.
Gebruikersauthenticatie:
Wachtwoord
Als Gebruikersauthenticatie is ingeschakeld op de EX Print Server, moet u uw gebruikerswachtwoord
opgeven om een taak te kunnen afdrukken. Typ uw lokale wachtwoord of domeinwachtwoord voor
gebruikersauthenticatie.
Gebruikersauthenticatie:
Windows-aanmelding gebruiken
Als u bent aangemeld bij uw Windows-computer, schakelt u het selectievakje Windows-aanmelding
gebruiken in voor gebruikersauthenticatie.
Deze optie wordt weergegeven wanneer u zich aanmeldt bij uw domein of Windows-computer.
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie.
Gebruikersauthenticatie:
Ik ben een gastgebruiker
Schakel deze optie in om afdrukken door gastgebruikers toe te staan. Afdrukken door gastgebruikers
moet zijn ingesteld op Aan in de EX Print Server.
Of en hoe u de taak kunt beheren in Command WorkStation wordt bepaald door hoe u zich aanmeldt
bij de EX Print Server.
Opmerking 1/Opmerking 2
Geef gegevens over de taak op. Dit veld kan uit maximaal 31 (alfanumerieke en speciale)
tekens bestaan.
Instructies
Geef instructies op voor de operator in met betrekking tot de taak. Dit veld kan uit maximaal
127 (alfanumerieke en speciale) tekens bestaan.
AFDRUKOPTIES 89
Afdrukwachtrij-actie
Selecteer de taakactie die u wilt koppelen aan een gepubliceerde rij.
Selecteer Afdrukken om de taak direct na het afdrukken te verzenden.
Selecteer Afdrukken en blokkeren om het rasterbestand na het afdrukken te bewaren.
Selecteer Verwerken en blokkeren om een taak te verwerken (RIP), maar niet af te drukken.
Deze optie is ongeldig als de taak naar de directe verbinding wordt verzonden.
Bedieningsbalk
Schakel deze optie in om een bedieningsbalk (voor afdruktaakidentificatie) af te drukken in de marge.
Deze afdrukoptie is beschikbaar als onderdeel van Fiery Graphic Arts Package, Premium Edition.
Raadpleeg Fiery Graphic Arts Package voor meer informatie.
De standaardwaarde van de printer komt overeen met de instelling die is opgegeven in
Kleurinstellingen in Command WorkStation.
Progressieve proef
Met deze optie kunt u de functie Progressieve proef inschakelen, een diagnosehulpmiddel om
scheidingen van droge inkt weer te geven.
Deze functie gebruikt de waarden voor progressieve proeven die u in Kleurinstellingen in Command
WorkStation hebt opgegeven.
Deze optie is beschikbaar als onderdeel van Fiery Graphic Arts Package, Premium Edition.
Raadpleeg Fiery Graphic Arts Package voor meer informatie.
OPMERKING: U kunt Progressieve proef en Postflight-functies niet tegelijkertijd gebruiken.
Postflight
Geef op of u de Postflight-functie wel of niet wilt gebruiken. Dit is een diagnosehulpmiddel waarmee u
kunt analyseren hoe gegevens worden verwerkt door de EX Print Server.
Deze afdrukoptie is beschikbaar als onderdeel van Fiery Graphic Arts Package, Premium Edition.
Raadpleeg Fiery Graphic Arts Package voor meer informatie.
OPMERKING: U kunt Progressieve proef en Postflight-functies niet tegelijkertijd gebruiken.
Optie Informatie
AFDRUKOPTIES 90
Opties van Media
Optie Informatie
Paper Catalog
Klik op Selecteren om het hulpprogramma Paper Catalog te openen, dat alle papierinformatie van
de pers verzamelt.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over het openen van Paper Catalog. Raadpleeg
de Help van Command WorkStation voor meer informatie over het gebruik van Paper Catalog.
Tweerichtingscommunicatie moet zijn ingeschakeld voor toegang tot Paper Catalog. Raadpleeg
de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het inschakelen van
tweerichtingscommunicatie.
Mediagewicht
Selecteer het gewicht voor het medium dat voor de afdruktaak wordt gebruikt.
Mediatype
Selecteer het mediumtype voor de afdruktaak.
Raadpleeg de documentatie bij de pers voor meer informatie over mediatypen en papierspecificaties.
Mediakleur
Gebruik deze optie om het medium op te geven wanneer op gekleurd papier wordt afgedrukt.
Voorgedrukte media
Selecteer Ja als u voorgedrukte media gebruikt voor uw afdruktaak.
Coating
Geef een coating voor de afdruktaak op.
Geperforeerd
Geef het aantal gaatjes op dat wordt geperforeerd in het medium dat voor de afdruktaak
wordt gebruikt.
Papierbron
Geef de papierbron op die het papier bevat dat voor de afdruktaak moet worden gebruikt.
Raadpleeg de documentatie bij de pers voor meer informatie over het instellen van de mediumkeuze
in de handinvoer.
Lade-uitlijning
Schakel deze optie in om het beeld van de pagina aan te passen zodat dit bij dubbelzijdig afdrukken
aan beide zijden van de pagina is uitgelijnd.
Raadpleeg de Help van Command WorkStation voor meer informatie over het gebruik
van lade-uitlijning.
AFDRUKOPTIES 91
Documentgrootte
Documentgrootte is het paginaformaat dat is gedefinieerd in het dialoogvenster Afdrukken
(of Pagina-instelling) van uw toepassing.
In gevallen waarbij één documentpagina per vel papier wordt afgedrukt, is de documentgrootte
doorgaans gelijk aan het papierformaat. Het kan echter verschil uitmaken wanneer u boekjes afdrukt
of meerdere documentpaginas op een enkel vel inslaat.
De documentgrootte kan ook van het papierformaat verschillen wanneer u de optie Schaal of Passend
schalen gebruikt. In dat geval wordt het paginaformaat van het document met een bepaald percentage
geschaald zodat het op een bepaald papierformaat past.
Maak een keuze uit de lijst met beschikbare papierformaten in het menu Documentgrootte. SEF staat
voor Short Edge Feed (invoer korte zijde). LEF staat voor Long Edge Feed (invoer lange zijde).
De optie Documentgrootte is alleen-lezen in het tabblad Media. U kunt deze optie wijzigen door
te klikken op het tabblad Documentinstellingen, dat wordt weergegeven naast het tabblad Fiery-
afdrukken (Windows) of Afdrukinstellingen.
Wanneer u Afdrukken selecteert vanuit de toepassing, wordt het tabblad Documentinstellingen niet
weergegeven en kunt u de optie dus niet wijzigen.
OPMERKING: De standaardgrootte is Letter in de VS en A4 elders.
Raadpleeg pagina 128 voor meer informatie over documentgrootte en papierformaat.
Raadpleeg pagina 128 voor meer informatie over Schaal en Passend schalen.
Raadpleeg pagina 39 en pagina 71 voor meer informatie over het afdrukken van aangepaste
paginaformaten.
Papierformaat
Papierformaat definieert het formaat van het vel papier waarop de taak wordt afgedrukt. Het is het
formaat van het tastbare vel papier in de lade van de pers. U kunt als volgt een papierformaat
toewijzen:
Selecteer een beschikbaar formaat in de lijst. SEF staat voor Short Edge Feed (invoer korte zijde).
LEF staat voor Long Edge Feed (invoer lange zijde).
Klik op Aangepast om een papierformaat te maken dat niet-standaard is.
Selecteer Gelijk aan documentgrootte om één documentpagina per vel papier af te drukken.
Het standaardformaat is Letter in de VS en A4 elders. Raadpleeg pagina 119 voor meer informatie.
Achtervel
Geef op of een achtervel moet worden ingevoegd tussen exemplaren of paginas van taken met
meerdere exemplaren.
Deze optie geldt alleen voor niet-gesorteerde of gecollationeerde taken.
Paginaformaat tussenvel
Geef het paginaformaat voor het tussenvel op door een keuze te maken in de lijst met beschikbare
formaten. SEF staat voor Short Edge Feed (invoer korte zijde). LEF staat voor Long Edge Feed (invoer
lange zijde).
Optie Informatie
AFDRUKOPTIES 92
Papierbron tussenvellen
Geef de papierlade op voor de tussenvellen.
Als u Lade A1-1 en Lade A1-2 wilt gebruiken, moet eerst de optie HCF met 2 laden
worden geïnstalleerd.
Raadpleeg pagina 27 of pagina 60 voor meer informatie over de installatie van optionele laden.
Transparant + tussenblad
Selecteer Aan om meerdere transparanten af te drukken, gescheiden door blanco paginas
gewoon papier.
Papierbron transp. tussenbl.
Geef een papierlade op voor transparant + tussenblad.
Als u Lade A1-1 en Lade A1-2 wilt gebruiken, moet eerst de optie HCF met 2 laden
worden geïnstalleerd.
Raadpleeg pagina 27 of pagina 60 voor meer informatie over de installatie van optionele laden.
Gemengde media
Gebruik Gemengde media om verschillende mediatypen, papierbronnen en op hoofdstukken
gebaseerde afwerking op te geven voor paginas of paginabereiken binnen een afdruktaak.
Raadpleeg pagina 124 voor meer informatie.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over het gebruik van gemengde media
in Command WorkStation.
Optie Informatie
AFDRUKOPTIES 93
Opties van Opmaak
Driver heeft drie opmaakmodi:
Normaal: gebruik deze opties voor het afdrukken van standaarddocumenten, van 1 tot 16
documentpaginas per vel (pagina 93).
Combineren: gebruik deze opties voor inslagmodi om snel af te drukken (pagina 94).
Raadpleeg pagina 122 voor aanvullende informatie.
Boekje: gebruik deze opties voor het afdrukken van documenten in boekjesopmaak
(pagina 95). Raadpleeg pagina 109 voor aanvullende informatie.
Normaal
Optie Informatie
Gespiegeld
Schakel deze optie in om het spiegelbeeld van de taak af te drukken.
Dubbelzijdig afdrukken
Selecteer Uit voor enkelzijdig afdrukken.
Selecteer Boven-Boven of Boven-Onder op voor dubbelzijdig (duplex) afdrukken om de afdrukstand
van de afgedrukte afbeeldingen op te geven.
Raadpleeg pagina 120 voor meer informatie.
180 roteren (selectievakje)
Schakel deze optie in om de paginas van een taak 180 graden te roteren.
Schaal
Geef een grotere of kleinere schaal op voor de afdruktaak. Wanneer u de handmatige optie Schaal
gebruikt, kunt u niet Passend schalen opgeven.
Raadpleeg pagina 128 voor meer informatie.
Passend schalen
Geef aan of u de taak passend wilt maken voor een papierformaat. Wanneer u de optie Passend schalen
gebruikt, kunt u niet de handmatige optie Schaal gebruiken.
Raadpleeg pagina 128 voor meer informatie.
Rand afdrukken
Schakel deze optie in om randen af te drukken rond elke pagina in de afdruktaak.
Pagina’s per vel
Selecteer het aantal documentpaginas per vel papier voor de afdruktaak.
OPMERKING: Deze optie is ongeldig als de taak naar de directe verbinding wordt verzonden.
Paginavolgorde
Geef de lay-outrichting op wanneer de optie Paginas per vel is ingesteld op 2 per vel of meer.
AFDRUKOPTIES 94
Opties van Combineren
Optie Informatie
Combineren
Schakel deze optie in als u opties wilt opgeven voor inslagmodi om snel af te drukken.
Combineren
Selecteer Stap en herhalen om de taak snel af te drukken door op elk vel twee dezelfde
documentpaginas af te drukken. Wanneer u de afgedrukte vellen doormidden snijdt, heeft u twee
volledige reeksen van hetzelfde document.
Selecteer Snijden en stapelen om de taak snel af te drukken door twee documentpaginas naast elkaar af
te drukken. Wanneer u de afgedrukte vellen doormidden snijdt en op elkaar stapelt, heeft u één
volledige reeks van het document (in een kortere afdruktijd).
Raadpleeg pagina 122 voor meer informatie.
Papierformaat
Papierformaat definieert het formaat van het vel papier waarop de taak wordt afgedrukt.
Het is het formaat van het tastbare vel papier in de lade van de pers. U kunt als volgt een
papierformaat toewijzen:
Selecteer een beschikbaar formaat in de lijst. SEF staat voor Short Edge Feed (invoer korte zijde).
LEF staat voor Long Edge Feed (invoer lange zijde).
Kies Selecteren uit Paper Catalog om een dynamische database te openen waarin de
mediumkenmerken zijn opgeslagen van alle beschikbare soorten papier voor afdrukken op
de EX Print Server.
Selecteer Aangepast papierformaat om een papierformaat te maken dat niet-standaard is.
Selecteer Gelijk aan documentgrootte om één documentpagina per vel papier af te drukken.
Het standaardformaat is Letter in de VS en A4 elders.
Raadpleeg pagina 128 voor meer informatie over papierformaat en documentgrootte.
Raadpleeg pagina 39 en pagina 71 voor meer informatie over het afdrukken van aangepaste
paginaformaten.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over het openen van Paper Catalog. Raadpleeg
de Help van Command WorkStation voor meer informatie over het gebruik van Paper Catalog.
Passend verkleinen
Met Passend verkleinen wordt de paginagrootte van het document automatisch verkleind zodat deze
past op het afbeeldingsgebied van het geselecteerde papierformaat dat is opgegeven in het menu
Paginaformaat. niet vergroot.
Wanneer Passend verkleinen is uitgeschakeld, wordt de pagina-inhoud op 100% afgedrukt.
Rugmarge verhogen met
0
/-50,0–50,0 mm
(stappen van 0,1 mm)
0
/-1,969–1,969 inch
(stappen van 0,001 inch)
Met Rugmarge verhogen met kunt u de hoeveelheid ruimte tussen aangrenzende paginas op een vel
aanpassen voor bijsnijden of andere afwerkingsopties.
Geef een positieve waarde op om de hoeveelheid witruimte tussen aangrenzende paginas te vergroten.
Geef een negatieve waarde op om de hoeveelheid witruimte tussen aangrenzende paginas te verkleinen.
Dubbelzijdig afdrukken
Selecteer Uit voor enkelzijdig afdrukken.
Selecteer Boven-Boven voor dubbelzijdig (duplex) afdrukken om de afdrukstand van de afgedrukte
afbeeldingen op te geven.
Raadpleeg pagina 120 voor meer informatie.
AFDRUKOPTIES 95
Opties voor boekje vanuit het printerstuurprogramma
Deze tabel vermeldt de afdrukopties van Booklet Maker die toegankelijk zijn vanuit het
printerstuurprogramma. Raadpleeg “Booklet Maker in Taakeigenschappen op pagina 112
voor de afdrukopties van Booklet Maker die toegankelijk zijn vanuit Taakeigenschappen
in Command WorkStation.
OPMERKING: Als u klikt op Wizard starten, kunt u de opties voor het boekje opgeven met
behulp van de wizard Booklet Maker.
Optie Informatie
Boekje
Schakel deze optie in voor het afdrukken van documenten in boekjesopmaak. Klik op Wizard starten
om de pagina-indeling van de taak op te geven met speciale lay-outs voor vouwen of snijden na
het afdrukken.
Boekjestype
Boekjestype is een combinatie van de inbindmethode, die bepaalt hoe de katernen van het boekje
worden gevouwen en ingeslagen, en de inbindrand, die de plaats bepaalt van de rug van het boekje.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie.
Omslag
Met de optie Omslag wordt een omslag voor het boekje voorbereid. Deze optie is alleen beschikbaar
voor door de rug geniete boekjes.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie.
Papierformaat: Papierformaat
voor 2 per vel
Papierformaat voor 2 per vel definieert het formaat van het vel papier (opengevouwen) waarop
het boekje wordt afgedrukt.
U kunt als volgt een papierformaat voor het boekje selecteren:
Kies uit de lijst met beschikbare formaten. SEF staat voor Short Edge Feed (invoer korte zijde).
LEF staat voor Long Edge Feed (invoer lange zijde).
Kies Selecteren uit Paper Catalog om een dynamische database te openen waarin de
mediumkenmerken zijn opgeslagen van alle beschikbare soorten papier voor afdrukken op
de EX Print Server.
Selecteer Aangepast papierformaat om een papierformaat te maken dat niet-standaard is.
Selecteer Gelijk aan documentgrootte om één documentpagina per vel papier af te drukken.
De standaardwaarde voor Papierformaat is Letter in de VS en A4 elders.
Raadpleeg pagina 119 en de Help van Booklet Maker voor meer informatie over papierformaat en
documentgrootte in boekjes.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over het openen van Paper Catalog. Raadpleeg
de Help van Command WorkStation voor meer informatie over het gebruik van Paper Catalog.
Raadpleeg pagina 39 en pagina 71 voor meer informatie over het afdrukken van aangepaste
paginaformaten.
AFDRUKOPTIES 96
Papierformaat: Passend
verkleinen
Met Passend verkleinen wordt de paginagrootte van het document automatisch verkleind zodat deze
past op het afbeeldingsgebied van het geselecteerde papierformaat dat is opgegeven in het menu
Paginaformaat niet vergroot.
Wanneer Passend verkleinen is uitgeschakeld, wordt de pagina-inhoud op 100% afgedrukt.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie.
Subsetformaat: Aantal vellen in
een subset (door rug geniet)
Wanneer Genest door de rug geniet is geselecteerd, gebruikt u deze optie om het aantal vellen in elke
subset op te geven.
Deze optie wordt alleen weergegeven wanneer Genest door de rug geniet is geselecteerd.
Pagina-uitlijning:
Aanpassing voor centreren
Bij Paginas uitlijnen wordt pagina-inhoud geplaatst ten opzichte van het midden van de helft van
het papierformaat of de rug (het midden van het vel waar de vouw zich bevindt).
Bij In het midden wordt pagina-inhoud in het midden van de helft van het opgegeven
papierformaat geplaatst.
Bij Aan de rug wordt pagina-inhoud uitgelijnd met de rug of middenvouw van het boekje.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie.
Pagina-uitlijning:
Rugmarge verhogen met
0
/-50,0–50,0 mm
(stappen van 0,1 mm)
0
/-1,969–1,969 in
(stappen van 0,001 inch)
Met Rugmarge verhogen met kunt u de hoeveelheid ruimte tussen aangrenzende paginas aanpassen
voor binden of andere afwerkingsopties.
Geef een positieve waarde op om de hoeveelheid witruimte tussen aangrenzende paginas te vergroten.
Geef een negatieve waarde op om de hoeveelheid witruimte tussen aangrenzende paginas te verkleinen.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie.
Pagina-uitlijning:
Opkruipen compenseren
Bij Opkruipen compenseren wordt de positie van pagina-inhoud aangepast om de verschuiving te
neutraliseren die optreedt wanneer vellen worden gevouwen bij het maken van door de rug geniete
boekjes en geneste door de rug geniete boekjes.
Selecteer Normaal als een door de rug geniet of genest door de rug geniet boekje met een groot aantal
paginas wordt afgedrukt.
Selecteer Dik als een door de rug geniet of genest door de rug geniet boekje op zwaar papier
wordt afgedrukt.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie.
Omslag: Invoer van inhoud
Selecteer Voor- & achterkant afzonderlijk wanneer u omslaginhoud (afzonderlijke paginas in het
document) als onderdeel van de afdruktaak voor het boekje wilt opnemen.
Selecteer Voorgedrukt (tussenvel gebruiken) wanneer u een voorgedrukt omslag wilt invoegen dat
aan de binnenpaginas wordt toegevoegd vanuit een lade voor scheidingsvellen/omslagen.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie.
Optie Informatie
AFDRUKOPTIES 97
.
Omslag: Vooromslag
Wanneer Voor- & achterkant afzonderlijk is geselecteerd, gebruikt u de optie Vooromslag om
te definiëren hoe de inhoud van het vooromslag wordt afgedrukt.
Selecteer Op buitenkant afdrukken wanneer u alleen op de buitenzijde van het vooromslag wilt
afdrukken (de binnenzijde van het vooromslag blijft blanco).
Selecteer Op binnenkant afdrukken wanneer u alleen op de binnenzijde van het vooromslag wilt
afdrukken (de buitenzijde van het vooromslag blijft blanco).
Selecteer Op beide kanten afdrukken wanneer u op zowel de binnenzijde als de buitenzijde van het
vooromslag wilt afdrukken.
Selecteer Niet afdrukken wanneer u geen inhoud op het vooromslag wilt afdrukken.
Wanneer u een omslag toevoegt, kunnen blanco paginas worden ingevoegd, afhankelijk van het
toewijzen van paginas aan katernen in de taak. Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor
meer informatie.
Omslag: Achteromslag
Wanneer Voor- & achterkant afzonderlijk is geselecteerd, gebruikt u de optie Achteromslag om
te definiëren hoe de inhoud van het achteromslag wordt afgedrukt.
Selecteer Op buitenkant afdrukken wanneer u alleen op de buitenzijde van het achteromslag wilt
afdrukken (de binnenzijde van het achteromslag blijft blanco).
Selecteer Op binnenkant afdrukken wanneer u alleen op de binnenzijde van het achteromslag wilt
afdrukken (de buitenzijde van het achteromslag blijft blanco).
Selecteer Op beide kanten afdrukken wanneer u op zowel de binnenzijde als de buitenzijde van
het achteromslag wilt afdrukken.
Selecteer Niet afdrukken wanneer u geen inhoud op het achteromslag wilt afdrukken.
Wanneer u een omslag toevoegt, kunnen blanco paginas worden ingevoegd, afhankelijk van het
toewijzen van paginas aan katernen in de taak. Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor
meer informatie.
Omslag: Omslagmedia
Omslagmedia (alleen bij Door de rug geniet) bepaalt het medium voor het omslag van het boekje.
Selecteer Zelfde als hoofdtekst wanneer u hetzelfde medium wilt gebruiken als voor de binnenpaginas
van de taak.
Kies op Selecteren uit Paper Catalog om het hulpprogramma Paper Catalog te openen, dat alle
papierinformatie van de pers verzamelt.
OPMERKING: Omslagmedia is niet beschikbaar in Mac OS.
Raadpleeg Hulpprogramma’s en de Help van Paper Catalog voor meer informatie over Paper Catalog.
Omslag: Bron voor omslagen
Wanneer Omslag is geselecteerd, gebruikt u de optie Bron voor omslagen om de lade te selecteren die
het omslagmedium voor het boekje bevat. Deze optie is alleen beschikbaar voor door de rug geniete
boekjes.
Optie Informatie
AFDRUKOPTIES 98
Opties van Kleur
.
Optie Informatie
Kleurmodus
Geef de kleurmodus voor de huidige afdruktaak op.
Selecteer CMYK voor een kleurendocument.
Selecteer Grijswaarden voor een document in grijstinten of in zwart-wit.
Kies Basisinstellingen om kleurenafdrukopties en -instellingen op te geven.
Kies Instellingen om andere kleurenafdrukopties en -instellingen te bewerken, waaronder
Zwarte overdruk, Tekst/lijntekeningen zwart, Grijswaarden (CMYK) en Grijswaarden (RGB).
Raadpleeg pagina 99 voor meer informatie over instellingen voor aangepaste kleuren.
Automatisch overvullen
Geef op of witte gaten voor tekst en afbeeldingen automatisch moeten worden verkleind in een taak.
Als u Aan selecteert, kan dit leiden tot randen rond afbeeldingen of teksten.
Raadpleeg pagina 109 voor meer informatie.
Samengestelde overdruk
Schakel deze instelling in om objecten te overdrukken die in het PostScript- of PDF-bronbestand
zijn opgegeven.
Doorgaans worden objecten verdrongen in ontwerptoepassingen. Voor overdruk moet u eerst de
instellingen wijzigen in de brontoepassing. Wanneer de optie Samengestelde overdruk vervolgens wordt
ingeschakeld, vinden de opdrachten voor overdrukken die in de brontoepassing zijn opgegeven plaats,
mits de uitvoer samengesteld is en overeenkomt met de uitvoer van de scheidingen.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
Scheidingen combineren
Als u kleurscheidingen afdrukt vanuit een DTP-toepassing, hebt u de volgende mogelijkheden:
Schakel deze optie in om kleurscheidingen te combineren op één pagina.
Schakel deze optie uit als u kleurscheidingen wilt weergeven als vier afzonderlijke zwart-witpaginas die
elk een kleurenelement vertegenwoordigen.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
Kleurvervanging
Schakel deze optie in om de waarden voor kleurvervanging te gebruiken die zijn gedefinieerd in de
module Spot-On.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
Toewijzing tweekleurendruk
Geef op of u steunkleuren door generieke kleuren wilt vervangen wanneer u een afdruktaak aanmaakt.
Deze afdrukoptie is beschikbaar als onderdeel van Fiery Graphic Arts Package, Premium Edition.
Raadpleeg Fiery Graphic Arts Package voor meer informatie.
AFDRUKOPTIES 99
Opties van Aangepaste kleuren-instellingen
Klik op Instellingen om toegang tot de onderstaande opties te krijgen.
Instellingen heeft drie modi:
Kleurinvoer: gebruik deze opties voor afdrukken in kleur (pagina 99).
Verwerking van grijs en zwart: gebruik deze opties voor afdrukken in grijstinten of in
zwart-wit (pagina 101).
Uitvoer: geef het uitvoerprofiel op dat u wilt gebruiken om het document af te
drukken (pagina 101).
Kleurinvoer
Optie Informatie
Bron CMYK/grijswaarden
Geef de te gebruiken richtwaarde van de simulatie op voor de huidige taak.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
Verwerkingsmethode CMYK/
grijswaarden
Geef de simulatiemethode op voor CMYK-afdruktaken.
Selecteer Volledig (bron VGC) voor een meer volledige en nauwkeurige simulatie. Volledig
(bron VGC) past colorimetrische transformaties toe die zowel de tint als de uitvoerdensiteit aanpassen
en levert een uitvoer op die dezelfde hoeveelheid zwart behoudt als het brondocument.
Selecteer Volledig (uitvoer VGC) als u dezelfde simulatiemethode wilt toepassen als Volledig
(bron VGC), met dit verschil dat de geproduceerde uitvoer een hoeveelheid zwart heeft die wordt
bepaald door het uitvoerprofiel.
Selecteer Snel als u eendimensionale overdrachtcurven wilt gebruiken om de dichtheidsuitvoer aan
te passen aan afzonderlijke kleurkanalen.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
Papiersimulatie
Selecteer Aan om de kleur aan te passen aan de tint van het gebruikte papier, als CMYK-waarden in
de uitvoerkleurenruimte.
Deze afdrukoptie is beschikbaar als onderdeel van Fiery Graphic Arts Package.
Raadpleeg Fiery Graphic Arts Package voor meer informatie.
Bron RGB/Lab
Geef een definitie voor de bronkleurenruimte op voor het afdrukken van RGB-afbeeldingen, objecten
en tekst.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
AFDRUKOPTIES 100
Weergavetype RGB/Lab
Geef een standaard-CRD (kleurweergavebibliotheek) op voor kleurconversie wanneer u RGB-
afbeeldingen, objecten en tekst afdrukt.
Selecteer Presentatie voor het afdrukken van bestanden met illustraties, lijntekeningen en tekst.
Het resultaat is vergelijkbaar met Fotografisch, met goed weergegeven huidskleuren en meer
verzadigde standaardkleuren.
Selecteer Fotografisch voor het afdrukken van fotos, met inbegrip van gescande fotos en fotos van
een digitale camera. Het resultaat is minder verzadigd dan de stijl Presentatie.
Selecteer Relatieve kleurmeting wanneer de kleuraanpassing belangrijk is, maar u ook wit wilt
afdrukken als het wit van het papier. De transformatie van witpunten voorkomt overgangen tussen
blanco ruimten en witte objecten.
Selecteer Absolute kleurmeting wanneer exacte kleuren nodig zijn en zichtbare grenzen niet storend
werken. Er is geen transformatie van witpunten.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
RGB/Lab scheiden naar
CMYK-bron
Selecteer voor RGB-taken wanneer u een uitvoerapparaat wilt simuleren dat niet het feitelijke
afdrukapparaat is.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
Steunkleuraanpassing
Selecteer Uit als u opgegeven PANTONE-kleuren in de taak wilt afdrukken met de huidige
instellingen voor Bron CMYK/grijswaarden en Verwerkingsmethode CMYK/grijswaarden.
Selecteer Aan als u de PANTONE-opzoektabel wilt activeren. De EX Print Server drukt de
opgegeven PANTONE-kleuren in de taak af door de CMYK-afdruk te mengen tot dezelfde kleuren
uit de PANTONE-bibliotheek.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
PDF/X-uitvoerintentie gebruiken
Schakel deze optie in om de functie PDF/X-uitvoerintentie in te schakelen zodat de ingesloten
uitvoerintentie voor PDF/X-compatibele afdruktaken wordt gebruikt.
Als u PDF/X-uitvoerintentie wilt gebruiken, moet u de optie Ingesloten profiel gebruiken indien
aanwezig (RGB) inschakelen.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie over de functie PDF/X-uitvoerintentie.
Deze optie is alleen beschikbaar vanuit Command WorkStation.
Optie Informatie
AFDRUKOPTIES 101
Verwerking van grijs en zwart
Uitvoer
Optie Informatie
Grijs (CMYK)
Selecteer deze instellingen om een CMYK-afdruktaak af te drukken met alleen zwarte droge inkt
in plaats van verwerkt zwart.
Deze optie geeft de geselecteerde objecttypen (Tekst/lijntekeningen of Tekst/lijntekeningen/
afbeeldingen) weer in grijswaarden met alleen zwart, wanneer C=M=Y=0 en K=n, waarin n niet nul is.
(Met lijntekeningen worden vectorafbeeldingen bedoeld; met afbeeldingen worden rasterafbeeldingen
bedoeld.)
Deze optie is bedoeld om zwart efficiënt te gebruiken door alleen zwarte droge inkt te gebruiken
(in plaats van verwerkt vierkleurenzwart).
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
Grijs (RGB)
Selecteer deze instellingen om een RGB-afdruktaak af te drukken met alleen zwarte droge inkt
in plaats van verwerkt zwart.
Deze optie geeft de geselecteerde objecttypen (Tekst/lijntekeningen of Tekst/lijntekeningen/
afbeeldingen) weer in grijswaarden met alleen zwart, wanneer R=G=B. (Met lijntekeningen worden
vectorafbeeldingen bedoeld; met afbeeldingen worden rasterafbeeldingen bedoeld.)
Deze optie is bedoeld om zwart efficiënt te gebruiken door alleen zwarte droge inkt te gebruiken
(in plaats van verwerkt vierkleurenzwart).
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
Tekst/lijntekeningen zwart
Selecteer Normaal om zwarte tekst en lijntekeningen af te drukken als vierkleurenzwart, met behulp
van droge inkt in C, M, Y en K, en om normale PostScript-weergave te gebruiken.
Selecteer Zuiver zwart aan als u zwarte tekst en afbeeldingen wilt afdrukken als eenkleurig zwart, alleen
met behulp van 100% zwarte droge inkt.
Selecteer CMYK-zwart aan wanneer u zwarte tekst en afbeeldingen als een rijker zwart wilt afdrukken
door onder de zwarte droge inkt een kleine hoeveelheid cyaan droge inkt aan te brengen zodat het
zwart nog donkerder wordt.
Deze optie wordt automatisch ingesteld op Zuiver zwart aan als de optie Zwarte overdruk
is ingeschakeld.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
Zwarte overdruk
(voorzuiverzwart)
Selecteer Tekst om zwarte tekst te overdrukken.
Selecteer Tekst/lijntekeningen om zwarte tekst en lijntekeningen te overdrukken.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie.
Optie Informatie
Standaarduitvoerprofiel
Geef het uitvoerprofiel op dat moet worden gebruikt voor de huidige taak.
Raadpleeg Afdrukken in kleur voor meer informatie over uitvoerprofielen.
AFDRUKOPTIES 102
Opties van Afbeelding
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie over opties die worden opgegeven
in Instelling.
Optie Informatie
Beeldverfijning
Schakel deze optie in om korrelige uitvoer zoveel mogelijk te beperken wanneer u afbeeldingen
met een lage resolutie afdrukt.
Helderheid
Geef de afbeeldingshelderheid voor het afgedrukte document op.
Selecteer 85% voor een aanzienlijk lichtere afdruk, 115% voor een aanzienlijk donkerdere afdruk
of een tussenliggend percentage voor een andere helderheid.
Tekst/lijntekeningen verfijnen
Geef op of u de randen van tekst of vectorafbeeldingen scherper wilt laten uitkomen.
Beeldkwaliteit
Selecteer het type afbeeldingskwaliteit voor de taak.
De optie Beeldkwaliteit beïnvloedt de fijnheid afbeeldingen in de taak, in ruil voor de
verwerkingssnelheid.
Kwaliteit tekst/lijntekeningen
Selecteer het type kwaliteit van tekst en lijntekeningen voor de afdruktaak.
De kwaliteit van de tekst/lijntekeningen beïnvloedt de scherpte en fijnheid van tekst en lijntekeningen
in de taak, in ruil voor de verwerkingssnelheid.
Selecteer Normaal voor een goede kwaliteit en een hogere verwerkingssnelheid.
Selecteer Beste voor de scherpst mogelijke randen van tekst en lijntekeningen met een lagere
verwerkingssnelheid.
Halftoonsimulatie
Geef een halftoonrastermethode op voor uw afdruktaak.
Selecteer Door toepassing gedef. om de door de toepassing gekozen rastering te gebruiken.
Selecteer Courantdruk als u de aanblik van een krant wenst.
Selecteer Gebruikersscherm 1-3 om de rastering te gebruiken die door de EX Print Server is ingesteld.
De instellingen Gebruikersscherm 1-3 komen overeen met de instelling die is opgegeven in Instelling
van de EX Print Server.
Raadpleeg Fiery Graphic Arts Package voor meer informatie.
Maximumdichtheid van printer
gebruiken
Deze optie is bedoeld om effen, verzadigde kleuren te maken. De optie wordt meestal gebruikt om
tekst en grafische afbeeldingen af te drukken, maar geen fotos.
Selecteer Aan om 100% C, M, Y (of R, G, B) af te drukken met de maximale dichtheid waarmee de
pers kan afdrukken, ongeacht kalibratie. Waarden van C, M, Y (of R, G, B) die kleiner zijn dan 100%
worden nog steeds afgedrukt op gekalibreerde dichtheidswaarde.
Halftoonmodus afbeeldingen
Geef de halftoonrastermethode voor afbeeldingen op.
Halftoonmodus lijntekeningen
Geef de halftoonrastermethode voor lijntekeningen op.
Halftoonmodus tekst
Geef de halftoonrastermethode voor tekst op.
Scherptecorrectie tekst
Geef Aan op als u de scherpte van de randen van tekst en afbeeldingen wilt corrigeren.
AFDRUKOPTIES 103
Modus Doorzichtige droge inkt
Selecteer Modus Doorzichtige droge inkt als u een laag doorzichtige droge inkt over de pagina(’s)
van het document wilt toepassen volgens de geselecteerde modus:
Geef Toepassen op volledige pagina op als u een laag doorzichtige droge inkt wilt toepassen op de
volledige pagina, ongeacht eventuele doorzichtige steunkleuren die in de taak zijn gedefinieerd.
Geef Toepassen op steunkleuren met doorzichtige toner en geselecteerde objecten op als u een laag
doorzichtige droge inkt wilt toepassen op ‘doorzichtige’ steunkleuren in de groep Doorzichtige droge
inkt. Objecten van het geselecteerde type worden afgedrukt met de ‘doorzichtige’ steunkleur toegepast.
Geef Doorzichtige steunkleuren niet afdrukken op als u geen doorzichtige droge inkt wilt toepassen
op de pagina. De steunkleuren in de groep Doorzichtige droge inkt worden genegeerd.
Als de optie Modus Doorzichtige droge inkt is uitgeschakeld, worden steunkleuren in de groep
Doorzichtige droge inkt niet herkend en worden deze afgedrukt met een alternatieve steunkleur.
OPMERKING: Als u Modus Doorzichtige droge inkt wilt gebruiken, moet de optie Samengestelde
overdruk zijn ingeschakeld.
Raadpleeg pagina 117 voor meer informatie.
Beeldverbetering:
Beeldverbetering toepassen
Selecteer Beeldverbetering toepassen als u verbeterde fotoafwerking wilt toepassen op de opgegeven
pagina(’s) of vellen van het document.
De ondersteunde bestandsindelingen zijn .pdf, .ps, .tiff en .eps.
Optie Informatie
AFDRUKOPTIES 104
Opties van Afwerking
Optie Informatie
Collationeren
Geef aan hoe afdruk- of kopieertaken met meerdere paginas moeten worden uitgevoerd.
Raadpleeg pagina 118 voor meer informatie.
Modus voor nietmachine
Geef het aantal nietjes op en de positie ervan.
Raadpleeg pagina 129 voor meer informatie.
Opvangbak
Geef de uitvoerlade voor uw afdruktaak op.
Vouwen
Selecteer een vouwstijl voor de afdruktaak.
Raadpleeg pagina 121 voor meer informatie.
Vouwvolgorde
Geef op of de paginas van uw gevouwen taak worden afgedrukt met het afbeeldingsgebied op
de binnenzijde of de buitenzijde van het gevouwen vel.
Raadpleeg pagina 121 voor meer informatie.
Verschuivingsmodus
Selecteer Aan als u de taak wilt verschuiven (in uitvoerlade).
Standaardwaarde van printer komt overeen met de instelling die is opgegeven in Instelling van
de EX Print Server.
Uitvoermethode
Selecteer de uitvoermethode voor de afgedrukte taak.
Selecteer Afdrukz. beneden - norm.volg. of Afdrukz. boven - omgek.volg. om het document op
de onderzijde van het vel papier af te drukken (het document wordt uitgevoerd uit de pers met
de tekstzijde naar beneden).
Selecteer Afdrukz. boven - norm.volg. of Afdrukz. beneden - omgek.volg. om het document op
de bovenzijde van het vel papier af te drukken.
Raadpleeg pagina 126 voor meer informatie.
Perforeerpositie
Geef de plaats van perforaties op.
Er moet een afwerkeenheid met perforeeroptie zijn geïnstalleerd om deze optie te gebruiken.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de installatie
van afwerkeenheden en andere installeerbare opties.
Raadpleeg pagina 127 voor meer informatie over perforatie-instellingen.
Perforeren
Als geen afwerkeenheid met perforeeroptie is geïnstalleerd, wordt deze optie ingesteld op Uit.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de installatie
van afwerkeenheden en andere installeerbare opties.
Raadpleeg pagina 127 voor meer informatie over perforatie-instellingen.
AFDRUKOPTIES 105
Opties van VDP (afdrukken met variabele gegevens)
De EX Print Server is compatibel met de volgende talen voor het afdrukken met
variabele gegevens:
FreeForm en FreeForm 2
Personalized Print Markup Language (PPML)
Creo Variable Print Specification (VPS)
Xerox Variable Data Intelligent PostScript Printware (VIPP)
Bij het maken van VDP-documenten moeten de volgende instellingen voor het
masterdocument en het variabele document overeenkomen:
Kleurmodus
Scheidingen combineren
Dubbelzijdig
Paginaformaat
Modus voor nietmachine
Voor de volgende instellingen geldt dat de instelling in het variabele document prioriteit
heeft boven de overeenkomstige instellingen in het masterdocument:
•Uitvoerlade
Bijsnijden
Schakel deze optie in om de randen van een boekje bij te snijden.
OPMERKING: Deze optie gebruikt een standaardberekening die is gebaseerd op het aantal vellen,
het paginaformaat, het mediatype en -gewicht, en de rugbreedte van het boekje. Met de afzonderlijke
optie Bijsnijaanpassing kunt u de grootte van de afsneden nauwkeurig instellen.
OPMERKING: Er moet een afwerkeenheid zijn geïnstalleerd om deze optie te gebruiken.
Bijsnijaanpassing
Wanneer Bijsnijden is ingeschakeld, gebruikt u deze optie om de grootte van de afsneden in te stellen.
De bijsnijaanpassing wordt ingevoerd met stappen van 0,1 mm (0,001 inch).
Boekje persen
Gebruik deze optie om de rugzijde van een boekjesafdruktaak samen te persen.
OPMERKING: Voor deze optie zijn minimaal 5 vellen nodig.
Beeldverschuiving
Pas een afbeelding aan voor dubbelzijdig afdrukken door de afbeelding horizontaal te verschuiven in
de richting van het papiertransport, ten opzichte van de invoerrand.
Raadpleeg pagina 123 voor meer informatie.
Optie Informatie
AFDRUKOPTIES 106
Optie Informatie
Master maken
Als u een FreeForm-masterbestand wilt maken van deze taak, geeft u een nummer op dat moet worden
toegewezen aan het FreeForm-masterbestand.
In Command WorkStation kunt u maximaal 100 FreeForm-masters selecteren.
Raadpleeg Variabele gegevens afdrukken voor meer informatie.
Master gebruiken
Geef voor afdruktaken met variabele gegevens een nummer van een FreeForm-master op dat voor
de taak moet worden gebruikt.
In Command WorkStation kunt u maximaal 100 FreeForm-masters selecteren.
Raadpleeg Variabele gegevens afdrukken voor meer informatie.
Voorbeeld master
Klik hier om een afbeelding met lage resolutie aan te maken van de masterpagina.
Master afdrukken
Gebruik deze optie om de masterpagina te verifiëren of te bevestigen.
Raadpleeg Variabele gegevens afdrukken voor meer informatie.
Standaardwaarde van printer komt overeen met de instelling die is opgegeven in Instelling van
de EX Print Server.
Witte PPT-achtergrond wissen
Schakel deze optie in wanneer u PowerPoint gebruikt om met FreeForm variabele gegevens aan
te maken.
Bestandszoekpad
Sommige PPML- en andere types van taken bevatten niet alle bronnen van variabele gegevens in een
enkel bestand. In deze gevallen geeft u voor elke taak afzonderlijk de plaats op van de externe bronnen
van variabele gegevens, zodat de EX Print Server deze kan bereiken.
Raadpleeg Variabele gegevens afdrukken voor meer informatie.
Pagina’s per record
Gebruik deze optie om een op records gebaseerde (in plaats van op de taak gebaseerde) afwerking
te definiëren, op basis van het ingevoerde aantal.
Deze optie is alleen beschikbaar met de afdrukoptie Recordlengte definiëren.
Raadpleeg Variabele gegevens afdrukken voor meer informatie.
Recordlengte definiëren
Met deze functie kunt u een PDF- of PostScript-bestand verwerken als een afdruktaak met variabele
gegevens en een op records gebaseerde afwerking toepassen.
Deze optie wordt gebruikt in combinatie met de optie Paginas per record.
Raadpleeg Variabele gegevens afdrukken voor meer informatie.
PDF XObjects gebruiken
Schakel deze optie in om PDF XObjects te gebruiken. Deze functie herkent objecten
(tekst, afbeeldingen, vectoren) in een PostScript- of PDF-bestand en bewaart de afbeelding in het
cachegeheugen, waardoor het minder vaak nodig is om afbeeldingsgegevens opnieuw te
verwerken (RIP), voor een kortere afdruktijd.
Raadpleeg Variabele gegevens afdrukken voor meer informatie.
Deze optie is alleen beschikbaar vanuit Command WorkStation.
AFDRUKOPTIES 107
Opties van Stempel/Watermerk
Instellingen voor afdrukopties vervangen
Instellingen voor afdrukopties die zijn opgegeven in het printerstuurprogramma kunnen
via Taakeigenschappen in Command WorkStation worden vervangen.
TAAKEIGENSCHAPPEN VERVANGEN
1 Klik in de weergave Taakcentrum van Command WorkStation met de rechtermuisknop op
een taak met de status Geblokkeerd.
2 Kies Eigenschappen in het pop-upmenu.
3 Geef de instellingen voor afdrukopties op en klik vervolgens op Afdrukken.
Optie Informatie
Watermerken
Selecteer in de vervolgkeuzelijst een standaardtekst voor het watermerk.
Als u een eigen watermerk wilt maken, klikt u op Nieuw.
Als u een standaardwatermerk wilt wijzigen, selecteert u dit in de vervolgkeuzelijst en klikt u
op Bewerken.
Als u een watermerk uit de lijst wilt verwijderen, selecteert u dit in de vervolgkeuzelijst en klikt u
op Verwijderen.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het gebruik van
watermerken.
Watermerken afdrukken:
Alleen eerste pagina
Gebruik deze instelling om alleen op de eerste pagina een watermerk af te drukken. Raadpleeg de
Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het gebruik van watermerken.
AFDRUKOPTIES 108
U kunt de meeste afdrukopties vervangen in het printerstuurprogramma en via
Taakeigenschappen in Command WorkStation. Uitzonderingen worden weergegeven in
de onderstaande tabel.
Tabblad in
printerstuurprogramma
Optie Driver
Win
CWS
Win
Driver
Mac
CWS
Mac
TAAKINFO Afdrukbereik
XX
Afdrukwachtrij-actie
XX
Gebruikersauthenticatie: Gebruikersnaam
XX
Gebruikersauthenticatie: Wachtwoord
XX
Gebruikersauthenticatie: Windows-aanmelding gebruiken
X
Gebruikersauthenticatie: Ik ben een gastgebruiker
X
OPMAAK: Normaal Gespiegeld
X
180 roteren (selectievakje)
X
AANGEPASTE KLEUREN-
INSTELLINGEN
PDF/X-uitvoerintentie gebruiken
XX
VDP Voorbeeld master
XX
PDF XObjects gebruiken
XX
STEMPEL/WATERMERK Watermerken
XX
Watermerken afdrukken: Alleen eerste pagina
XX
ALLE TABBLADEN Voorkeur voor Adobe PDF Print Engine
XX
AFDRUKOPTIES 109
Aanvullende informatie
In de volgende secties wordt aanvullende informatie gegeven over afdrukopties. Raadpleeg de
tabellen vanaf pagina 87 voor meer informatie over opties.
Automatisch overvullen
Overvullen is een afdruktechniek waarbij sommige objecten enigszins groter of kleiner
worden afgedrukt dan u hebt opgegeven in een toepassing, om zo witte randen rond objecten
te vermijden. Deze witte randen of “kralen” kunnen het gevolg zijn van factoren zoals
registerfouten, de fysieke eigenschappen van de droge inkt en de stijfheid van de media.
De functie Automatisch overvullen biedt u geavanceerde instellingen voor het overvullen en
geeft u volledige controle over de instellingswaarden. Raadpleeg Afdrukken in kleur voor
meer informatie.
Booklet Maker
Booklet Maker is de inslagtoepassing waarmee u snel documenten in boekindeling kunt
afdrukken zonder dat u complexere programmas voor pagina-inslagen nodig hebt. Booklet
Maker biedt geavanceerde instellingen waarbij het proces wordt gestroomlijnd doordat alleen
opties en besturingselementen worden weergegeven die betrekking hebben op de keuzen die u
maakt. Booklet Maker kan taken inslaan vanuit bijna elke toepassing.
U kunt Booklet Maker openen vanuit het printerstuurprogramma wanneer u een taak afdrukt
of vanuit Taakeigenschappen in Command WorkStation, waar u de eigenschappen van een
taak kunt wijzigen.
OPMERKING: Taken met gemengde media en taken met variabele gegevens worden niet
ondersteund als u Booklet Maker gebruikt.
AFDRUKOPTIES 110
De volgende lay-outs voor boekjes zijn beschikbaar:
Door de rug geniet: hierbij worden katernen als een groep samengevouwen en vervolgens
geniet of genaaid in de middenvouw, die de rug van het boekje vormt.
Genest door de rug geniet: hierbij worden de inbindmethoden Door de rug geniet en Op de
rug gesneden gecombineerd door twee of meer subsets (of groepen) op elkaar te stapelen langs
de gemeenschappelijke vouwlijn en deze vervolgens samen te lijmen in de vouwlijn om de rug
te vormen.
Op de rug gesneden: hierbij worden afzonderlijk gevouwen paginas afgedrukt en gestapeld in
de volgorde voor een boekje. Afgewerkte paginas worden aan elkaar genaaid om deze bij te
snijden of te lijmen.
Raadpleeg de tabel vanaf pagina 95 voor opties en beschikbare instellingen
van Booklet Maker.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie over het gebruik van opties
van Booklet Maker.
Door de rug geniet
(links) binden
Door de rug geniet
(rechts) binden
1
Door de rug geniet
(boven) binden
1
1
Genest door de rug geniet
(links) binden
Genest door de rug geniet
(rechts) binden
Genest door de rug geniet
(boven) binden
Voor Achter Op de rug gesneden boekje
AFDRUKOPTIES 111
Booklet Maker in het printerstuurprogramma
U kunt op twee manieren werken met Booklet Maker in het printerstuurprogramma:
Via de wizard Booklet Maker
Aanbevolen voor beginnende gebruikers
Via het opgeven van instellingen in het hoofdvenster van Booklet Maker
Aanbevolen voor ervaren gebruikers
Raadpleeg de tabel vanaf pagina 95 voor opties en beschikbare instellingen van
Booklet Maker in het printerstuurprogramma.
Als u Booklet Maker wilt gebruiken om een boekje af te drukken vanuit het
printerstuurprogramma, gebruikt u een van de volgende procedures.
BOOKLET MAKER OPENEN VANUIT HET PRINTERSTUURPROGRAMMA VOOR WINDOWS
1 Selecteer Bestand > Afdrukken in de toepassing waarmee u werkt.
2 Selecteer de EX Print Server als de printer en klik vervolgens op Eigenschappen.
3 Klik op het pictogram Opmaak in het printerstuurprogramma en selecteer de optie Boekje.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie over het gebruik van opties
van Booklet Maker.
BOOKLET MAKER OPENEN VANUIT HET PRINTERSTUURPROGRAMMA VOOR MAC OS X
1 Selecteer Bestand > Afdrukken in de toepassing waarmee u werkt.
2 Selecteer de EX Print Server als de printer en kies vervolgens Fiery-functies in de keuzelijst.
3 Klik op Volledige eigenschappen in het deelvenster Snelle toegang.
4 Klik op het pictogram Opmaak in het printerstuurprogramma en selecteer de optie Boekje.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie over het gebruik van opties
van Booklet Maker.
AFDRUKOPTIES 112
Booklet Maker in Taakeigenschappen
U kunt op twee manieren werken met Booklet Maker in Taakeigenschappen:
Via de wizard Booklet Maker
Aanbevolen voor beginnende gebruikers
Via het opgeven van instellingen in het hoofdvenster van Booklet Maker
Aanbevolen voor ervaren gebruikers
Gebruik de volgende procedure als u Booklet Maker wilt openen vanuit Taakeigenschappen
in Command WorkStation.
BOOKLET MAKER OPENEN VANUIT COMMAND WORKSTATION
1 Dubbelklik op een afdruktaak in de lijst Geblokkeerd of Afgedrukt, of klik met de
rechtermuisknop op de taak en selecteer Eigenschappen.
2 Selecteer het pictogram Opmaak in het venster Taakeigenschappen.
3 Selecteer de optie Boekje.
4 Kies de instellingen voor Booklet Maker of klik op Wizard starten om de instellingen grafisch
te kiezen.
Raadpleeg de Help van Command WorkStation voor meer informatie over het gebruik
van opties van Booklet Maker.
Inslaan met Booklet Maker
Inslaan is het proces waarbij meerdere paginas op een enkel vel papier worden afgedrukt.
Wanneer de ingeslagen vellen als katernen worden samengevouwen, volgen de paginas elkaar
op in leesvolgorde. Booklet Maker is bedoeld voor 2-op-1-inslag, waarbij vier afzonderlijke
paginas van het document worden ingeslagen op een enkel vel dat dubbelzijdig
wordt afgedrukt.
De volgorde waarin paginas worden ingeslagen, wordt bepaald door de geselecteerde
inbindmethode.
Booklet Maker en Impose
De instellingen voor Booklet Maker worden ondersteund door Impose, indien ingeschakeld.
U kunt een taak met instellingen voor Booklet Maker in Impose openen om een
voorbeeldweergave te krijgen van de inslagopmaak en om de opmaak indien nodig verder
te wijzigen.
Impose vertaalt alle instellingen van Booklet Maker in Impose-opdrachten.
OPMERKING: Wanneer een taak met instellingen van Booklet Maker is bewerkt in het
Impose-venster, kan de taak niet langer worden bewerkt in Booklet Maker. Impose biedt meer
instellingen en deze kunnen niet worden toegewezen aan instellingen van Booklet Maker.
Raadpleeg Hulpprogramma’s voor meer informatie over Impose.
AFDRUKOPTIES 113
Hoofdvenster van Booklet Maker
In het hoofdvenster van Booklet Maker worden dynamisch alle besturingselementen
weergegeven die van toepassing zijn bij het maken van een boekje.
EEN BOEKJE MAKEN
1 Selecteer een boekjestype: Door de rug geniet, Genest door de rug geniet of Op
de rug gesneden.
2 Selecteer een inbindrand: Links, Boven of Rechts.
3 Selecteer een papierformaat.
4 Schakel desgewenst Passend verkleinen in.
5 Selecteer de pagina-uitlijning.
6 Schakel desgewenst Opkruipen compenseren in.
Opkruipen compenseren is beschikbaar voor door de rug geniete en genest door de
rug geniete boekjes.
7 Geef de omslaginstellingen op, als u in stap 1 een door de rug geniet boekje
hebt geselecteerd.
OPMERKING: Omslaginstellingen zijn alleen beschikbaar voor door de rug geniete boekjes.
Raadpleeg “Een omslag toevoegen op pagina 114 voor meer informatie.
8 Klik op OK om de instellingen op te slaan, op Annuleren om de taak te annuleren of
op Afdrukken om de taak af te drukken.
Wizard Booklet Maker
In de wizard Booklet Maker, die u opent door te klikken op Wizard starten, geven de vensters
de stappen weer van het proces voor het maken van een boekje.
NAVIGEREN DOOR DE WIZARD
Klik op Volgende om naar het volgende venster te gaan.
Klik op Terug om naar het vorige venster te gaan.
Klik op Annuleren om instellingen te annuleren en Booklet Maker af te sluiten.
AFDRUKOPTIES 114
EEN BOEKJE MAKEN MET DE WIZARD
1 Geef het boekjestype (inbindmethode) en de inbindrand op.
2 Als u Door de rug geniet hebt geselecteerd als boekjestype, geeft u de omslaginstellingen
en inhoud op.
3 Selecteer het papierformaat.
4 Als u Genest door de rug geniet hebt geselecteerd als boekjestype, geeft u het aantal vellen
in een subset op.
5 Geef de pagina-uitlijning en rugmarges op.
6 Als u Door de rug geniet of Genest door de rug geniet hebt geselecteerd als boekjestype,
geeft u de compensatie voor opkruipen op.
7 Controleer het instellingenoverzicht.
8 Klik op Voltooien om het boekje op te slaan, op Terug om een instelling te wijzigen of op
Annuleren om de taak te annuleren.
Een omslag toevoegen
Omslag is alleen een optie voor door de rug geniete boekjes.
EEN VOORGEDRUKTE OMSLAG INVOEGEN
1 Selecteer Door de rug geniet als boekjestype en kies een inbindrand in het hoofdvenster
van Booklet Maker.
2 Schakel het selectievakje Omslag in.
3 Geef de gewenste instellingen voor Papierformaat en Pagina-uitlijning op voor de inhoud van
het boekje.
4 Geef Voorgedrukt op in het menu Invoer van inhoud.
5 Geef het medium voor het omslag op in het menu Omslagmedia.
6 Geef de bronlade op in het menu Bron voor omslagen.
7 Klik op OK.
AFDRUKOPTIES 115
EEN OPGENOMEN OMSLAG OPGEVEN
1 Selecteer Door de rug geniet als boekjestype en kies een inbindrand in het hoofdvenster
van Booklet Maker.
2 Schakel het selectievakje Omslag in.
3 Geef de gewenste instellingen voor Papierformaat en Pagina-uitlijning op voor de inhoud
van het boekje.
4 Selecteer Voor- & achterkant afzonderlijk in het menu Invoer van inhoud.
5 Geef de instellingen voor Vooromslag en Achteromslag op.
6 Geef het medium voor het omslag op in het menu Omslagmedia.
7 Geef de bronlade op in het menu Bron voor omslagen.
8 Klik op OK.
OPMERKING: Wanneer een opgenomen omslag met boven binden wordt afgedrukt, wordt de
buitenzijde van het achteromslag automatisch 180 graden gedraaid zodat dit overeenkomt
met de afdrukstand van het vooromslag.
Omslagopties
Alleen voor door de rug geniet bevat Booklet Maker twee omslagopties, ofwel voorgedrukt
ofwel opgenomen, waarvoor u media kunt opgeven. U kunt aanvullende opties opgeven voor
een opgenomen omslag.
Invoer van inhoud: selecteer Voor- & achterkant afzonderlijk of Voorgedrukt.
Blanco voor- en achterkant: selecteer deze optie als u een opgenomen omslag wilt opgeven
waarbij de omslagpaginas en binnenpaginas als een enkele taak worden afgedrukt.
Afzonderlijke paginas van een document worden ingeslagen op een enkel vel dat het
omslag van het boekje vormt.
U kunt een opgenomen omslag opgeven wanneer het oorspronkelijke document de
omslagpaginas en/of omslagafbeeldingen voor het boekje bevat. De omslaginhoud kan de
eerste en laatste pagina van een document zijn, of de eerste twee en laatste twee paginas, of
een willekeurige combinatie.
Als u Voor- & achterkant afzonderlijk selecteert, kunt u de onderstaande opties
Vooromslag en Achteromslag opgeven.
Voorgedrukt: selecteer deze optie als u een voorgedrukt omslag wilt invoegen dat wordt
samengevoegd met de afzonderlijk afgedrukte binnenpaginas van het boekje.
Als u deze optie selecteert, worden de onderstaande opties Vooromslag en Achteromslag
uitgeschakeld.
AFDRUKOPTIES 116
Vooromslag en Achteromslag: met deze opties kunt u snel bepalen of de voor- en
achteromslagen dubbelzijdig, enkelzijdig of aan beide zijden blanco worden afgedrukt,
zonder dat u blanco paginas hoeft toe te voegen in het oorspronkelijke document.
Bij boven binden met een omslag wordt de buitenzijde van het achteromslag automatisch
180 graden gedraaid zodat dit overeenkomt met de afdrukstand van het vooromslag.
Omslagmedia: met dit menu kunt u een medium en een formaat selecteren voor
de omslagpaginas, die mogelijk worden bijgesneden.
Deze optie is beschikbaar voor voorgedrukte en opgenomen omslagen.
Bron voor omslagen: met dit menu kunt u de bronlade voor het omslagmedium opgeven.
Deze optie is beschikbaar voor voorgedrukte en opgenomen omslagen.
MAATEENHEDEN WIJZIGEN
1 Ga in Command WorkStation naar Bewerken > Voorkeuren.
2 Klik op het tabblad Formaat.
3 Selecteer de maateenheid (millimeter, punten of inch).
4 Klik op OK.
Wijzigingen worden pas van kracht wanneer Command WorkStation opnieuw wordt gestart.
Booklet Maker-taken afdrukken
Booklet Maker ondersteunt geen taken die naar de directe verbinding zijn verzonden.
Afdruktaken van Booklet Maker moeten naar de afdrukwachtrij of de blokkeringswachtrij
worden verzonden.
AFDRUKOPTIES 117
Optie Modus Doorzichtige droge inkt
Met de functie Modus Doorzichtige droge inkt kan door de pers een laag doorzichtige droge
inkt worden toegepast op een volledige pagina (vergelijkbaar met lamineren) of op gedeelten
van een pagina (voor een subtiel uitkomend effect).
Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet u de installeerbare optie Doorzichtige droge inkt
in het printerstuurprogramma van de EX Print Server inschakelen. Raadpleeg “Installeerbare
opties configureren op pagina 27 en pagina 60 voor meer informatie over installeerbare
opties.
OPMERKING: Als u Modus Doorzichtige droge inkt wilt gebruiken, moet de optie
Samengestelde overdruk zijn ingeschakeld.
OPMERKING: Toepassingen zoals Adobe Creative Suite, QuarkXPress of andere professionele
ontwerptoepassingen kunnen de doorzichtige steunkleur ondersteunen wanneer u een
aangepaste steunkleur met de naam “Clear” maakt. Microsoft Office-toepassingen bieden
geen ondersteuning voor steunkleuren. Van de twee onderstaande procedures moet u
de procedure gebruiken die van toepassing is op het type toepassing dat u gebruikt.
EEN TAAK AFDRUKKEN MET DOORZICHTIGE DROGE INKT (IN ADOBE CREATIVE SUITE, QUARKXPRESS
OF ANDERE ONTWERPTOEPASSINGEN)
1 Maak een nieuwe steunkleur die de doorzichtige droge inkt voorstelt.
2 Voeg deze nieuw gemaakte steunkleur in het hulpmiddel voor steunkleurbeheer Spot-On
toe aan de vooraf gedefinieerde steunkleurgroep genaamd Doorzichtige droge inkt.
3 Geef in uw toepassing de gedeelten van de taak op die u wilt overdrukken met
doorzichtige droge inkt.
In de taak hoeft geen overdruk met steunkleuren te zijn gedefinieerd en u kunt de taak maken
met een toepassing die geen ondersteuning biedt voor een overdrukfunctie.
4 Schakel in Taakeigenschappen of het printerstuurprogramma het selectievakje Modus
Doorzichtige droge inkt in.
5 Selecteer hoe u doorzichtige droge inkt wilt toepassen op specifieke gedeelten of
typen objecten.
Doorzichtige droge inkt wordt toegepast volgens de modus die u selecteert:
Toepassen op volledige pagina: een laag doorzichtige droge inkt wordt toegepast op
de volledige pagina, ongeacht eventuele doorzichtige steunkleuren die in de taak
zijn gedefinieerd.
Toepassen op steunkleuren met doorzichtige toner en geselecteerde objecten:
steunkleuren in de groep Doorzichtige droge inkt en objecten van het geselecteerde type
worden afgedrukt met de doorzichtige steunkleur toegepast.
Doorzichtige steunkleuren niet afdrukken: steunkleuren in de groep Doorzichtige droge
inkt worden genegeerd en de doorzichtige droge inkt wordt niet toegepast.
AFDRUKOPTIES 118
Als de optie Modus Doorzichtige droge inkt is uitgeschakeld, worden steunkleuren in de
groep Doorzichtige droge inkt niet herkend en worden deze afgedrukt met een alternatieve
steunkleur.
EEN TAAK AFDRUKKEN MET DOORZICHTIGE DROGE INKT (IN MICROSOFT OFFICE WORD, MICROSOFT
O
FFICE POWERPOINT EN MICROSOFT OFFICE PUBLISHER)
1 Schakel in Taakeigenschappen of het printerstuurprogramma het selectievakje Modus
Doorzichtige droge inkt in.
2 Selecteer in Taakeigenschappen of het printerstuurprogramma de modus onder de optie
Modus Doorzichtige droge inkt waarmee u kunt opgeven dat specifieke gedeelten worden
overdrukt met doorzichtige droge inkt.
U kunt de taak maken met een toepassing die geen ondersteuning biedt voor een
overdrukfunctie. Met de optie Modus Doorzichtige droge inkt kunt u opgeven dat de
volledige pagina wordt overdrukt met doorzichtige droge inkt, of alleen bepaalde objecten:
tekst, lijntekeningen, afbeeldingen.
3 Selecteer hoe u doorzichtige droge inkt wilt toepassen op specifieke gedeelten of
typen objecten.
Doorzichtige droge inkt wordt toegepast volgens de modus die u selecteert:
Toepassen op volledige pagina: een laag doorzichtige droge inkt wordt toegepast op
de volledige pagina.
Toepassen op steunkleuren met doorzichtige toner en geselecteerde objecten: objecten
van het geselecteerde type worden afgedrukt met de doorzichtige droge inkt toegepast.
Het noemen van steunkleuren is hier niet relevant, aangezien deze niet worden
ondersteund door de toepassing.
Doorzichtige steunkleuren niet afdrukken: er wordt geen doorzichtige droge inkt
toegepast.
Collationeren
Gebruik deze optie als u sorteeropties wilt opgeven.
Aan: exemplaren van een voltooide taak worden gesorteerd als 1-n, 1-n.
Uit: exemplaren van een voltooide taak worden gesorteerd als 1,1, 2,2, 3,3.
OPMERKING: Afdruktaken met gemengde media en met variabele gegevens (VDP) worden
anders gecollationeerd dan andere taken. Bij taken met gemengde media worden exemplaren
van een volledige taak per afwerkingsset gesorteerd. Bij taken met variabele gegevens worden
exemplaren van een volledige taak per record gesorteerd.
Raadpleeg Variabele gegevens afdrukken voor meer informatie over VDP en
raadpleeg Hulpprogrammas voor meer informatie over Gemengde media.
AFDRUKOPTIES 119
Documentgrootte en papierformaat
Documentgrootte is het paginaformaat dat is gedefinieerd in het dialoogvenster Afdrukken
(of Pagina-instelling) van uw toepassing. Papierformaat is het formaat van het werkelijke vel
papier waarop de taak wordt afgedrukt. Het kan nuttig zijn om de documentgrootte te zien
als de digitale invoer (het paginaformaat dat in het oorspronkelijke document is gedefinieerd)
en het papierformaat als de fysieke uitvoer (het werkelijke formaat van het papier in de lade
van de pers).
In gevallen waarbij u één documentpagina per vel papier afdrukt, is de documentgrootte
doorgaans gelijk aan het papierformaat. De documentgrootte kan echter verschillen van het
papierformaat wanneer u boekjes afdrukt of meerdere documentpaginas op een enkel
vel inslaat.
De onderstaande afbeeldingen zijn voorbeelden van mogelijke relaties tussen de
documentgrootte en het papierformaat. De afdrukstand van alle weergegeven paginas
is liggend.
De documentgrootte kan ook van het papierformaat verschillen wanneer u de optie Schaal of
Passend schalen gebruikt. De optie Schaal verkleint of vergroot de documentpagina met het
opgegeven percentage. De optie Passend schalen verkleint of vergroot de documentpagina
automatisch zodat deze past op het geselecteerde papierformaat.
Raadpleeg pagina 128 voor meer informatie over Schaal en Passend schalen.
Raadpleeg de Help van Booklet Maker voor meer informatie over documentgrootte
en papierformaat bij het afdrukken van boekjes.
Documentgrootte (invoer) Papierformaat (uitvoer)
Documentgrootte is gelijk
aan Papierformaat.
Het schalingspercentage
is 100%.
Letter Letter
Documentgrootte Tabloid
wordt verkleind zodat deze
past op papierformaat Letter.
Het schalingspercentage
is 50%.
Tabloid 11x17 Letter
Documentgrootte A4 wordt
vergroot zodat deze past
op papierformaat A3.
Het schalingspercentage
is 141%.
A4 A3
A
A
A
A
A
A
AFDRUKOPTIES 120
Dubbelzijdig afdrukken
DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN
1 Kies Bestand/Archief > Afdrukken/Druk af in de toepassing waarmee u werkt en voer een
van de volgende stappen uit:
Mac OS X: selecteer de EX Print Server als de printer, kies Fiery-functies in de keuzelijst,
klik op Volledige eigenschappen in het deelvenster Snelle toegang en selecteer ten slotte
Normaal in het tabblad Opmaak.
Windows: selecteer de EX Print Server als de printer, klik op Eigenschappen en klik
vervolgens op het pictogram Opmaak.
2 Selecteer een van de instellingen voor dubbelzijdig afdrukken:
Boven-Boven:
drukt de bovenzijde van de afbeelding af op zijde 1 tegen dezelfde paginarand
als de bovenzijde van de afbeelding op zijde 2.
Boven-Onder: drukt de bovenzijde van de afbeelding af op zijde 1, aan de tegenovergestelde
paginarand van de bovenzijde van de afbeelding op zijde 2.
De onderstaande tabel toont het resultaat van de verschillende instellingen voor
dubbelzijdig afdrukken.
3 Druk de taak af.
Boven-Boven Boven-Onder
Staand
Liggend
1 2
1
2
1 2
1
2
AFDRUKOPTIES 121
Vouwopties
De volgende soorten vouwen worden ondersteund:
OPMERKING: Wanneer u een vouwoptie selecteert, wordt Uitvoermethode automatisch
ingesteld op Afdrukz. beneden - norm.volg. Het is niet mogelijk gevouwen taken met de
afdrukzijde naar boven of in omgekeerde volgorde af te drukken. Met de optie Vouwvolgorde
kunt u opgeven of tekst/afbeeldingen worden afgedrukt op de binnenzijde of de buitenzijde
van het gevouwen vel. Er moeten speciale afwerkeenheden zijn geïnstalleerd om
de vouwopties te gebruiken.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over
afwerkeenheden en andere installeerbare opties.
Vouw in twee C-vouw
Z-vouw Z-vouw half vel
Boekje vouwen
AFDRUKOPTIES 122
Combineren en afdrukken
De EX Print Server bevat twee opties voor snel afdrukken:
Stap en herhalen: selecteer deze optie om een taak snel af te drukken waarbij de eerste pagina
van het document tweemaal wordt afgedrukt op het eerste vel. De gegevens van de tweede
pagina worden op de volgende pagina afgedrukt, de gegevens van de derde pagina worden op
de volgende pagina afgedrukt, enzovoort. Wanneer u de afgedrukte vellen doormidden snijdt,
heeft u twee volledige reeksen van hetzelfde document.
Snijden en stapelen: selecteer deze optie om een taak snel af te drukken waarbij tijdens het
stapelen en snijden van de vellen vanuit het midden de taak in volgorde wordt genummerd en
gescheiden als twee stapels. De afdrukvolgorde is zodanig dat wanneer de vellen doormidden
worden gesneden, u deze kunt combineren om het volledige document te krijgen, met een
kortere afdruktijd.
Raadpleeg de tabel op pagina 94 voor beschikbare opties en instellingen.
COMBINEREN EN AFDRUKKEN OPENEN VANUIT HET PRINTERSTUURPROGRAMMA VOOR WINDOWS
1 Selecteer Bestand > Afdrukken in de toepassing waarmee u werkt.
2 Selecteer de EX Print Server als de printer en klik op Eigenschappen.
3 Klik op het pictogram Opmaak in het printerstuurprogramma en selecteer de optie
Combineren.
Alleen voor Voor Achter
E
n
k
e
l
z
ijdi
g
D
u
bb
e
l
z
ijdi
g
(d
up
l
ex
)
Alleen voor Voor Achter
Enkelzijdig Dubbelzijdig (duplex)
AFDRUKOPTIES 123
COMBINEREN EN AFDRUKKEN OPENEN VANUIT HET PRINTERSTUURPROGRAMMA VOOR MAC OS X
1 Selecteer Bestand > Afdrukken in de toepassing waarmee u werkt.
2 Selecteer de EX Print Server als de printer en kies Fiery-functies in de keuzelijst.
3 Klik op Volledige eigenschappen in het deelvenster Snelle toegang.
4 Klik op het pictogram Opmaak in het printerstuurprogramma en selecteer de
optie Combineren.
Beeldverschuiving
In Beeldverschuiving kunt u opgeven hoe ver de afbeelding op elke pagina moet worden
verschoven langs de X-as (horizontaal) en de Y-as (verticaal). Door de inhoud van de taak
op deze manier te verschuiven, kunt u rekening houden met diverse afwerkingsopties, zoals
nieten en binden. Beeldverschuiving voorkomt dat de afbeelding wordt afgekapt.
OPMERKING: Deze optie is beschikbaar in de printerstuurprogrammas of
in Command WorkStation.
OPMERKING: Deze optie geldt alleen voor taken waarbij Paginas per vel is ingesteld
op 1 per vel.
BEELDVERSCHUIVING VOOR EEN AFDRUKTAAK DEFINIËREN
1 Kies Bestand/Archief>Afdrukken/Druk af in de toepassing waarmee u werkt en voer een van
de volgende stappen uit:
Mac OS X: selecteer de EX Print Server als de printer, kies Fiery-functies in de keuzelijst,
klik op Volledige eigenschappen in het deelvenster Snelle toegang en klik ten slotte op het
pictogram Afwerking.
Windows: selecteer de EX Print Server als de printer, klik op Eigenschappen en klik
vervolgens op het pictogram Afwerking.
2 Vouw de optie Beeldverschuiving uit en schakel het selectievakje Beeldverschuiving in.
3 Selecteer de maateenheid.
4 Typ in de velden X en Y de instellingen voor de verschuiving van de afbeelding voor Voorkant
en Achterkant. U kunt de instellingen van de afbeelding ook kiezen met behulp van de
pijltjestoetsen.
OPMERKING: De maximumwaarde voor zowel de X-as als de Y-as is 999,99 punten/
13,89 inch/352,77 mm.
5 Schakel het selectievakje Voor- en achterkant uitlijnen in om de afbeeldingen op de voor- en
achterzijde passend uit te lijnen.
6 Klik op Toepassen om de instellingen op te slaan en klik vervolgens op OK.
AFDRUKOPTIES 124
Gemengde media
Met de functie Gemengde media kunt u de subhoofdstukken voor een afdruktaak definiëren
en bepaalde paginas of paginabereiken afdrukken op verschillende soorten media.
U kunt deze optie bijvoorbeeld gebruiken om blanco paginas toe te voegen of om paginas op
te geven die dubbelzijdig moeten worden afgedrukt binnen een enkelzijdige afdruktaak.
U kunt Gemengde media ook gebruiken om op hoofdstukken gebaseerde afwerkingsopties op
te geven, die elk hoofdstuk behandelen als een afzonderlijke afwerkingsset of dubbelzijdig af
te drukken set.
U kunt Gemengde media openen vanuit Command WorkStation of vanuit het
printerstuurprogramma. Instructies voor het openen en gebruiken van Gemengde media
vindt u in de online-Help van Command WorkStation. In Hulpprogramma’s worden
specifieke functies van de EX Print Server besproken.
De volgende procedure beschrijft hoe u Gemengde media kunt openen en hiermee kunt
afdrukken vanuit het printerstuurprogramma.
AFDRUKOPTIES 125
GEMENGDE MEDIA OPENEN VANUIT HET PRINTERSTUURPROGRAMMA
1 Kies Afdrukken in de toepassing waarmee u werkt.
Mac OS X: selecteer de EX Print Server als de printer, kies Fiery-functies in de keuzelijst
en klik vervolgens op Volledige eigenschappen in het deelvenster Snelle toegang.
Windows: selecteer de EX Print Server als de printer en klik op Eigenschappen.
2 Selecteer Media in het tabblad Fiery-afdrukken en vouw vervolgens de optie Gemengde media
uit om instellingen op te geven.
3 U kunt kiezen uit de volgende opties:
Hoofdstukbeginpagina:
gebruik deze optie om subhoofdstukken te definiëren en het
begin van elk nieuw hoofdstuk aan te geven met door komma gescheiden waarden
(bijvoorbeeld: 4,9,17) om het begin van elk nieuwe hoofdstuk aan te geven.
OPMERKING: U hoeft niet de eerste pagina in te voeren. De paginanummers verwijzen naar
de nummering van het originele document.
Elk hoofdstuk definiëren als afzonderlijke afwerkingsset: selecteer deze optie als u op elk
hoofdstuk dat u met de optie Hoofdstukbeginpagina maakt afwerkingsopties (zoals nieten)
of dubbelzijdig afdrukken wilt toepassen. Voor dubbelzijdig afdrukken houdt deze optie in
dat voor elke beginpagina een rechterpagina wordt gebruikt, door zo nodig een voorafgaande
blanco linkerpagina in te voegen.
OPMERKING: Als u de optie Hoofdstukbeginpagina, Omslag definiëren of Elk hoofdstuk
definiëren als afzonderlijke afwerkingsset gebruikt, moeten alle media die zijn opgegeven in
het Papierformaat per hoofdstuk dezelfde afmetingen hebben (bijvoorbeeld allemaal Letter,
allemaal Tabloid of allemaal A4).
Omslag definiëren: met deze optie kunt u paginakenmerken (Kleurmodus, Dubbelzijdig
afdrukken, Tabverschuiving, Mediakleur, Mediatype, Mediagewicht, Papierbron en
Voorgedrukte media) toewijzen aan omslagpaginas voor en achter.
Nieuw paginabereik: met deze optie kunt u paginakenmerken (Kleurmodus, Dubbelzijdig
afdrukken, Tabverschuiving, Mediakleur, Mediatype, Mediagewicht, Papierbron en
Voorgedrukte media) toewijzen aan specifieke paginas of paginabereiken. Nadat u de
paginakenmerken hebt ingesteld, selecteert u Definitie toevoegen om de instellingen op
te slaan.
Nieuw tussenvel: met deze optie kunt u paginakenmerken (Mediakleur, Mediatype,
Mediagewicht, Papierbron en Voorgedrukte media) toewijzen aan blanco paginas.
4 Nadat u de paginakenmerken hebt ingesteld, klikt u op Definitie toevoegen
(voor paginabereik) of Invoegen (voor blanco pagina’s).
5 Klik op OK.
AFDRUKOPTIES 126
OPMERKING: U kunt maximaal 100 verschillende instellingen voor de selectielijst opslaan in
het dialoogvenster Gemengde media.
Gemengde Media definiëren vanuit de printerstuurprogrammas voor Windows en Mac OS X
gaat op vrijwel dezelfde manier als vanuit Command WorkStation. Raadpleeg
Hulpprogramma’s voor meer informatie en gedetailleerde procedures.
Uitvoermethode
Met Uitvoermethode kunt u opgeven hoe de stapel kopieën in de uitvoerlade wordt geleverd.
Selecteer Afdrukz. boven om vellen in de uitvoerlade te leveren met de bedrukte zijde
omhoog, met normale volgorde voor het eerste vel aan de bovenzijde van de stapel of
omgekeerde volgorde voor het eerste vel aan de onderzijde van de stapel.
Selecteer Afdrukz. boven om vellen in de uitvoerlade te leveren met de bedrukte zijde
omhoog, met normale volgorde voor het eerste vel aan de onderzijde van de stapel of
omgekeerde volgorde voor het eerste vel aan de bovenzijde van de stapel.
OPMERKING: Wanneer een afwerkeenheid wordt gebruikt die de volgorde van de stapel
omkeert, kunt u omgekeerde volgorde opgeven zodat wanneer de stapel door de
afwerkeenheid wordt gevoerd, de paginas worden geleverd in de juiste volgorde.
1 Afdrukzijde naar boven -
normale volgorde
2 Afdrukzijde naar boven -
omgekeerde volgorde
1
2
1 Afdrukzijde naar beneden -
normale volgorde
2 Afdrukzijde naar beneden -
omgekeerde volgorde
1
2
AFDRUKOPTIES 127
Perforeerpositie en Perforeren
De onderstaande tabel toont het aantal perforaties en de beschikbare perforatieposities.
OPMERKING: Het papierformaat, het papiertype, het aantal paginas en de invoerrichting
zijn factoren die van invloed zijn op de mogelijke perforatieposities.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over
afwerkeenheden en andere installeerbare opties.
Perforatie-instelling Staand Liggend
Links Rechts Boven Links Rechts Boven
Tw e e
Drie
Vier
Geavanceerd
perforeren 8,5
x11/
Geavanceerd
perforeren A4
AFDRUKOPTIES 128
Schaal
De operator kan het vergrotings- of verkleiningspercentage vervangen in Command
WorkStation, maar de vervanging wordt toegepast op alle vergrotings- of
verkleiningspercentages die al in de actieve taak zijn ingesteld. Als een gebruiker bijvoorbeeld
een taak verzendt met een verkleiningspercentage van 50% en de operator een vervanging
van 300% instelt, wordt de taak afgedrukt op 150% van de oorspronkelijke documentgrootte,
namelijk 50% van 300%.
Passend schalen
Met de optie Passend schalen kunt u een taak doen passen op een papierformaat dat afwijkt
van de documentgrootte. Als u deze optie inschakelt, wordt de afbeelding vergroot of
verkleind zodat deze past op het afbeeldingsgebied van het papierformaat dat u selecteert
in het menu Papierformaat. Als u deze optie uitschakelt, wordt de oorspronkelijke
documentgrootte afgedrukt, ook als u op een groter papierformaat afdrukt.
Documentgrootte
Letter
Papierformaat
11 x 17
Passend schalen ingeschakeld
Passend schalen uitgeschakeld
AFDRUKOPTIES 129
Modus voor nietmachine
Nieten wordt ondersteund op de pers met de productieafwerkeenheid aangesloten.
OPMERKING: De afdrukstand (liggend/staand) heeft invloed op het nietresultaat.
Uit: hiermee wordt de nietmachine uitgeschakeld.
Links boven enkel: de taak wordt geniet met één nietje in de linkerbovenhoek van de pagina.
Rechts boven enkel: de taak wordt geniet met één nietje in de rechterbovenhoek van
de pagina.
Links midden: de taak wordt geniet met één nietje in het midden van de linkerpaginarand.
Rechts midden: de taak wordt geniet met één nietje in het midden van de rechterpaginarand.
Boven midden: de taak wordt geniet met één nietje in het midden van de bovenpaginarand.
Links dubbel: de taak wordt geniet met twee nietjes langs de linkerpaginarand.
Rechts dubbel: de taak wordt geniet met twee nietjes langs de rechterpaginarand.
Boven dubbel: de taak wordt geniet met twee nietjes langs de bovenpaginarand.
Links viervoudig: de taak wordt geniet met vier nietjes langs de linkerpaginarand.
Rechts viervoudig: de taak wordt geniet met vier nietjes langs de rechterpaginarand.
Boven viervoudig: de taak wordt geniet met vier nietjes langs de bovenpaginarand.
Midden: de taak wordt afgedrukt als een boekje met nietjes in het midden van de pagina.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het installeren
van optionele afwerkeenheden.
AFDRUKOPTIES 130
Gebruikersauthenticatie
Als gebruikersauthenticatie Gebruikers en groepen is ingeschakeld in Instelling van
de EX Print Server, moet u een gebruikersnaam en wachtwoord invoeren om een taak naar
de EX Print Server te kunnen zenden. Of en hoe u de taak kunt beheren in Command
WorkStation wordt bepaald door hoe u bent aangemeld bij de EX Print Server.
Voor Mac OS X: selecteer het pictogram Taakinfo en typ de aanmeldinformatie in de velden
Gebruikersnaam en Wachtwoord.
Windows-aanmelding gebruiken: selecteer deze optie als u al bent aangemeld bij een
Windows-computer. Typ in het andere geval uw informatie voor de aanmelding op het
Windows-netwerk in de velden Gebruikersnaam en Wachtwoord.
Valideren: klik hierop om de gebruikersnaam en het wachtwoord te valideren.
Tweerichtingscommunicatie moet zijn ingeschakeld voor validatie. Raadpleeg de Help van
het printerstuurprogramma voor meer informatie over het inschakelen van
tweerichtingscommunicatie.
Ik ben een gastgebruiker: selecteer deze optie om de afdrukrechten voor gastgebruikers in
te schakelen. Afdrukken door gastgebruikers is standaard toegestaan.
Raadpleeg Configuratie en instellingen voor meer informatie over het inschakelen van
gebruikersauthenticatie Gebruikers en groepen in WebTool Configure.
INDEX 131
A
aangepast paginaformaat afdrukken
Windows 71
aangepast paginaformaat definiëren
Windows 71
aangepast paginaformaat, zie aangepast
paginaformaat definiëren, aangepast
paginaformaat afdrukken
Aantal exemplaren, optie 88
Aanwijzen en afdrukken 41
Achtervel, optie 91, 92
Adobe PDF Print Engine, optie 81
Afdrukbereik, optie 88
afdrukken
naar bestand 71
vanuit een toepassing 62
vanuit Mac OS X-toepassingen 28
via een e-mailclient 74
afdrukken naar bestand 71
Afdrukken plannen, optie 88
afdrukopties 62
in Volledige eigenschappen in deelvenster
Snelle toegang 33
instellen 31
afdruktaken beheren 76
afdruktaken beheren met e-mailopdrachten 76
afdrukverbindingen, ondersteunde typen 52
Afdrukwachtrij-actie, optie 89, 108
APPE 81
AppleTalk-verbinding, Mac OS X 19, 23, 25
Automatisch overvullen, optie 98, 109
automatische rotatie 115
B
Bedieningsbalk 89
Beeldkwaliteit, optie 102
Beeldverbetering toepassen, optie 103
Beeldverbetering, optie 103
Beeldverfijning, optie 102
Beeldverschuiving definiëren 123
Beeldverschuiving, optie 105
Bestandszoekpad 106
Bijsnijaanpassing, optie 105
Bijsnijden, optie 105
bindopties 113
Boekje persen, optie 105
Boekje, opmaakmodus 95
Boekje, optie 109
Boekjestype
inbindmethode 95
Booklet Maker
Aanpassing voor centreren, optie 96
Achteromslag, optie 97
Bron voor omslagen, optie 97
Genest door de rug geniete boekjes 110
inbindmethode 95
Omslag voor boekje wordt voorbereid 95
Omslaginhoud, optie 96
Omslagmedia, optie 97
Opkruipen compenseren 96
Pagina-uitlijning 96
Papierformaat 94
Papierformaat voor 2 per vel 95
Passend verkleinen, optie 96
Rugmarge verhogen met, optie 96
Rugmarge, optie 96
Vooromslag, optie 97
Booklet Maker, instellingen 112
Booklet Maker, wizard 111, 112, 113
boven binden met watermerk 116
Bron CMYK/grijswaarden, optie 99
Bron RGB/Lab, optie 99
C
CMYK, modus 98
CMYK-zwart zie Tekst/lijntekeningen zwart 101
Coating, optie 90
Collationeren, optie 104, 118
Combineren 94
Combineren en afdrukken
Combineren 94
Passend verkleinen, optie 94
Rugmarge verhogen met, optie 94
Rugmarge, optie 94
Snijden en stapelen 122
Stap en herhalen 122
Combineren, opmaakmodus 94
Command WorkStation, bestanden
afdrukken 28
INDEX
INDEX 132
D
definiëren, Beeldverschuiving 123
Documenten, tabblad in WebTools 28, 61
Documentgrootte, optie 91
Doorzichtige droge inkt 117
Downloads, tabblad in WebTools 13, 43
Druk af, dialoogvenster 31
dubbelzijdig afdrukken 112, 116
Dubbelzijdig afdrukken, optie 93, 94, 120
Dubbelzijdige paginas afdrukken 93
dvd met gebruikerssoftware
installeren
printerstuurprogrammabestanden
vanaf 11, 12
E
eerste gebruik 111, 112
enkelzijdig afdrukken 116
e-mailservice
afdruktaken beheren 76
info 74
F
Fiery Software Uninstaller, hulpprogramma
installeren en gebruiken 15
op de dvd met gebruikerssoftware 9
verwijderen 15
Fiery-functies 32
FreeForm
Master afdrukken, optie 106
Voorbeeld master, optie 108
FTP-afdrukken 78
G
Geavanceerd bewerken van Aangepaste kleuren-
instellingen, dialoogvenster 36, 66
Gebruikers en groepen,
gebruikersauthenticatie 130
Gebruikersauthenticatie 63, 130
Gebruikersnaam 130
Gebruikersnaam, optie 88, 108
gebruikersnaamoptie 33
Ik ben een gastgebruiker 130
voor Mac OS 130
Wachtwoord 130
Wachtwoord, optie 88, 108
wachtwoordoptie 33
Windows-aanmelding gebruiken 130
Windows-aanmelding gebruiken,
optie 88, 108
Gebruikersnaam, optie 88, 108
Gemengde media 92, 124
Genest door de rug geniete boekjes 110
Geperforeerd, optie 90
Gespiegeld, optie 93
Grijs (CMYK), optie 101
Grijs (RGB), optie 101
Grijswaarden, modus 98
H
Halftoonmodus afbeeldingen, optie 102
Halftoonmodus lijntekeningen, optie 102
Halftoonmodus tekst, optie 102
Halftoonsimulatie 102
Helderheid, optie 102
Hot Folders 28
taakinstellingen vervangen 86
I
Ik ben een gastgebruiker 88, 108, 130
inbindmethode 95
inslaan 112
installatie van printerstuurprogramma 14
installeerbare opties
configureren 60
configureren voor Windows Vista 60
installeren
Job Monitor 73
printerstuurprogramma vanaf dvd met
gebruikerssoftware 45
printerstuurprogrammas vanaf server 44
printerstuurprogrammas via Aanwijzen en
afdrukken 41
virtuele printers via Aanwijzen en
afdrukken 48
Instructies, veld 33, 88
Invoer van inhoud, optie 96
IP-printer, verbinding 18, 22
IPP-verbinding 57
J
Job Monitor
gebruiken 73
installeren 73
op de dvd met gebruikerssoftware 9
verbinding configureren 73
INDEX 133
K
kleurenafdrukopties
instellen 34, 64
Kleurinstellingen, taakinstellingen vervangen 86
Kleurmodus 98
Kleurvervanging, optie 98
Kwaliteit tekst/lijntekeningen, optie 102
L
Lade-uitlijning, optie 90
leesvolgorde 112
Line Printer Daemon - LPD 18, 22
LPD/LPR-verbinding, Mac OS X 26
LPR-verbinding 53
M
maateenheden
opgeven 116
Mac OS X
AppleTalk-verbinding 19, 23, 25
Fiery Software Uninstaller,
hulpprogramma 14
installatie van printerstuurprogramma 11
IP-printer, verbinding 18, 22
Line Printer Daemon - LPD 18, 22
PPD 28
printers selecteren 29
printerstuurprogramma instellen 16
printerstuurprogrammabestanden
verwijderen 15
Standaardkiezer, verbinding 17, 21
Verbinding, LPD/LPR 26
Mac OS X-toepassingen, afdrukken 28
Master afdrukken, optie 106
Master gebruiken, optie 106
Master maken, optie 106
Maximumdichtheid van printer gebruiken,
optie 102
Mediagewicht, optie 90
Mediakleur, optie 90
Mediatype, optie 90
Modus Doorzichtige droge inkt, optie 103, 117
Modus voor nietmachine, optie 104
O
omslag
media selecteren voor 116
opgenomen 115
voorgedrukt 114
omslaginstellingen 113, 114
Omslagmedia, optie 97
Op de rug gesneden boekjes 110
Opkruipen compenseren 96
Opmaak n per vel zie Pagina’s per vel
Opmerkingen, optie 88
Opmerkingen, veld 33, 63
OSX Installer 12, 28
P
Pagina-instelling, dialoogvenster 31
Paginas per record 106
Paginas per vel, optie 93
Paginavolgorde, optie 93
Paper Catalog 90
Papierbron transp. tussenbl. 92
Papierbron, optie 90
Papierformaat, optie 91, 119
Papiersimulatie, optie 99
Passend schalen, optie 93, 128
Passend verkleinen 94, 96
PDF XObjects gebruiken 106, 108
PDF/X-uitvoerintentie gebruiken 100
Perforeerpositie, optie 104, 127
Perforeren, optie 104, 127
Postflight 89
PostScript-lettertypen 9
PostScript-printerdefinitiebestand, zie PPD
PostScript-printerdefinitiebestanden, zie PPD-
bestanden
PostScript-printerstuurprogramma
downloaden met WebTools 43
installeren vanaf dvd met
gebruikerssoftware 45
installeren via Aanwijzen en afdrukken 41
verwijderen 51
PostScript-printerstuurprogrammas, uitleg 85
PPD
Mac OS X 28
overzicht 9
Windows 47
PPD’s (PostScript-printerdefinitiebestanden)
opties 86
Printer Delete Utility 51
op de dvd met gebruikerssoftware 9
printer, standaardinstellingen instellen 86
Printerconfiguratie 12
printerinstellingen onderdrukken 68
INDEX 134
printers selecteren
Mac OS X 29
printerstuurprogrammas
downloaden met WebTools 13
installeren 11
instellen 16
Prntdrve.exe, bestand 43
Progressieve proef 89
R
Rand afdrukken, optie 93
Recordlengte definiëren 106
RGB/Lab scheiden naar CMYK-bron, optie 100
rotatie
automatisch 115
rugmarges 94, 96
S
Samengestelde overdruk, optie 98
Schaal, optie 93, 128
Scheidingen combineren, optie 98
Scherptecorrectie tekst, optie 102
SMB-afdrukken
instelling 42
verbinding voltooien 52
snel afdrukken zie Combineren en afdrukken
Snelle toegang, deelvenster aanpassen 32
standaardafdrukopties 31, 69
Standaardboekje, instelling 110
Standaardkiezer, verbinding 17, 21
Standaarduitvoerprofiel, optie 101
Standaardwaarde van printer 68
Stap en herhalen 122
Steunkleuraanpassing, optie 100
subset 114
T
Taak-batch 80
Taakinfo, pictogram 63
taakinstellingen vervangen
Achtervel, optie 91, 92
afdrukinstellingen 86
Afdrukken plannen, optie 88
Afdrukwachtrij-actie, optie 89, 108
Automatisch overvullen, optie 98
Beeldkwaliteit, optie 102
Beeldverbetering toepassen, optie 103
Beeldverfijning, optie 102
Beeldverschuiving, optie 105
Bron CMYK/grijswaarden, optie 99
Bron RGB/Lab, optie 99
Dubbelzijdig afdrukken, optie 93
Halftoonmodus afbeeldingen, optie 102
Halftoonmodus lijntekeningen, optie 102
Halftoonmodus tekst, optie 102
Helderheid, optie 102
Kleurvervanging, optie 98
Kwaliteit tekst/lijntekeningen, optie 102
Maximumdichtheid van printer gebruiken,
optie 102
Mediagewicht, optie 90
Mediakleur, optie 90
Mediatype, optie 90
Modus Doorzichtige droge inkt, optie 103
Modus voor nietmachine, optie 104
Papierformaat, optie 119
Papiersimulatie, optie 99
Passend schalen, optie 93
PDF/X-uitvoerintentie gebruiken 100
Perforeerpositie, optie 104
RGB/Lab scheiden naar CMYK-bron,
optie 100
Samengestelde overdruk, optie 98
Scheidingen combineren, optie 98
Tekst/lijntekeningen verfijnen, optie 102
Tekst/lijntekeningen zwart, optie 101
Toewijzing tweekleurendruk, optie 98
Uitvoermethode, optie 104, 126
Verwerkingsmethode CMYK/grijswaarden,
optie 99
Weergavetype RGB/Lab, optie 100
Windows-aanmelding gebruiken,
optie 88, 108
Zwarte overdruk, optie 101
taalmappen 12
TCP/IP-verbinding 53
Tekst/lijntekeningen verfijnen, optie 102
Tekst/lijntekeningen zwart, optie 101
Toewijzing tweekleurendruk, optie 98
Transparant + tussenblad, optie 92
tweerichtingscommunicatie 39, 50, 71
tweezijdig afdrukken, zie Dubbelzijdig
afdrukken, optie
INDEX 135
U
Uitvoerlade 104
Uitvoermethode, optie 104, 126
USB-apparaat 77
automatisch afdrukken 77
bestanden afdrukken vanaf 77
V
Variabele gegevens afdrukken
Paginas per record 106
Recordlengte definiëren 106
Variabele gegevens afdrukken (VDP)
Master gebruiken, optie 106
Master maken, optie 106
PDF XObjects gebruiken 106, 108
Voorbeeld master, optie 106, 108
vel 112
Verschuivingsmodus, optie 104
vervangen van taakinstellingen 86
verwerken 85
Verwerkingsmethode CMYK/grijswaarden,
optie 99
virtuele printers
installeren via Aanwijzen en afdrukken 48
instellen 49
Voorbeeld master, optie 106, 108
Voorbeeldafdruk 79
Voorgedrukte media, optie 90
Vouwen, optie 104, 121
Vouwvolgorde, optie 104
W
Wachtwoord 88, 108
Watermerken, optie 107
Alleen eerste pagina, instelling 107
WebTools
Documenten, tabblad 28, 61
Downloads, tabblad 13, 43
Weergavetype RGB/Lab, optie 100
Windows
IPP-verbinding 57
LPR- of Poort 9100-verbinding 53
printerstuurprogramma, installeren vanaf
dvd met gebruikerssoftware 45
TCP/IP-verbinding 53
Windows-aanmelding gebruiken 130
Windows-aanmelding gebruiken, optie 88, 108
Witte PPT-achtergrond wissen, optie 106
Z
Zuiver zwart zie Tekst/lijntekeningen zwart
Zwarte overdruk, optie 101
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135

Xerox Color 800/1000/i Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding