GEVAAR Risico door uitlaatgas
Het uitlaatgas van de verbrandingsmotor van de
machine bevat koolmonoxide die giftig is, en
chemische stoffen die bij de Californische staat en
andere autoriteiten bekend zijn doordat deze
kanker, geboorteafwijkingen of andere
voortplantingsschade veroorzaken. Inademing van
uitlaatgassen kan ernstig letsel, ziekte of de dood
tot gevolg hebben.
►
Adem nooit uitlaatgasdampen in.
►
Gebruik de machine nooit binnen of in een
slecht geventileerde ruimte.
►
Ga tijdens de werkzaamheden nooit in een
diep gat, een greppel of een soortgelijke
omgeving staan.
WAARSCHUWING Gevaren van stof en
damp
Stof en/of dampen die worden ontwikkeld of
vrijkomen tijdens het gebruik van de machine,
kunnen ernstige en permanente
ademhalingsaandoeningen, ziekten of ander
lichamelijk letsel veroorzaken (zoals silicose
(stoong) of andere chronische en mogelijk fatale
longziekten, kanker, geboorteafwijkingen en/of
huidontstekingen).
Bepaalde stofdeeltjes en dampen, die
geproduceerd worden bij boren, slopen,
hameren, zagen, slijpen en andere
bouwactiviteiten, bevatten stoffen die volgens de
Staat Californië en andere overheden ziekten van
de ademhalingswegen, kanker,
geboorteafwijkingen of andere
voortplantingsstoringen veroorzaken.
Voorbeelden van dergelijke stoffen zijn:
•
kristalsilicaat, cement en andere
metselwerkproducten.
•
Arseniek en chroom van chemisch behandeld
rubber.
•
Lood van op lood gebaseerde verfstoffen.
De in de lucht aanwezige stof en dampen kunnen
met het blote oog onzichtbaar zijn. Vertrouw
daarom niet op uw gezichtsvermogen om te
bepalen of de lucht stof of dampen bevat.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om het
gevaar van blootstelling aan stof en dampen te
reduceren:
►
Voer een risicobeoordeling uit die
speciek is
voor de werkplek. Deze risicobeoordeling dient
rekening te houden met stof en dampen die
door de machine worden geproduceerd en
met de mogelijkheid dat reeds aanwezig stof
opwervelt.
►
Gebruik geschikte constructiemiddelen om de
hoeveelheid stof en dampen in de lucht en
stofvorming op apparatuur, oppervlakken,
kleding en lichaamsdelen tot een minimum te
reduceren. Voorbeelden van dergelijke
middelen zijn: uitlaatventilatie en
stofopvangsystemen, waterspray en nat boren.
Beperk de vorming van stof en dampen zo veel
mogelijk bij hun bronnen. Zorg ervoor dat
zulke hulpmiddelen naar behoren worden
geïnstalleerd en onderhouden.
►
Draag, onderhoud en gebruik alle
luchtwegbeschermingsmiddelen correct
volgens de aanwijzingen van uw werkgever en
de wettelijke ARBO-voorschriften. De
luchtwegbeschermingsmiddelen moeten
doelmatig zijn voor het stoftype in kwestie (en,
indien van toepassing, zijn goedgekeurd door
de desbetreffende overheidsinstantie).
►
Werk in een goed geventileerde ruimte.
►
Als de machine een uitlaat heeft: richt de uitlaat
dusdanig dat het opwervelen van stof in
stofge omgevingen zo goed mogelijk wordt
voorkomen.
►
Bedien en onderhoud de machine volgens de
Veiligheidsvoorschriften en
bedieningshandleiding.
►
Kies, onderhoud en vervang verbruiksartikelen,
inzetgereedschappen en andere accessoires
volgens de aanbevelingen in de
Veiligheidsvoorschriften en
bedieningshandleiding. Een foutieve keuze en
gebrekkig onderhoud van verbruiksartikelen,
inzetgereedschappen en andere accessoires,
kunnen resulteren in een nodeloze toename
van de hoeveelheid stof en/of dampen.
►
Draag ter bescherming op de werkplek
wasbare kleding of wegwerpkleding. Neem
een douche en trek schone kleren aan voordat
u de werkplek verlaat om blootstelling aan stof
en dampen van uzelf en anderen, auto's,
woningen en andere plekken te reduceren.
►
Eet en drink niet en gebruik geen
tabaksproducten op plaatsen waar stof of
dampen aanwezig zijn.
►
Was uw handen en gezicht zo snel mogelijk na
het verlaten van een plaats van blootstelling en
altijd voordat u eet, drinkt of tabaksproducten
gebruikt en voordat u in contact komt met
andere mensen.
►
Neem alle toepasselijke wettelijke voorschriften
en bepalingen in acht, met inbegrip van de
ARBO-voorschriften.
►
Neem deel aan de door uw werkgever of
werknemersorganisatie georganiseerde
Veiligheidsvoorschriften en
bedieningshandleiding
PAC P13
8 3392 5257 08 | Originele handleidingen