NL
- 50 -
Oorzaken daarvoor zijn o.a.:
•
snijplaatsen door overrijden van de kabel
•
platdrukken van de kabel wanneer de aanslu-
itkabel van het toestel onder deuren en ramen
wordt geleid
•
scheuren door veroudering van de isolatie
•
knikplaatsen door onoordeelkundig vastma-
ken of leiden van de aansluitkabel
De aansluitkabel van het toestel moet minstens
van het type H05RN-F en drieaderig zijn. De
benaming van het type moet op de aansluitkabel
van het toestel gedrukt zijn. Koop enkel geken-
merkte aansluitkabels ! Stekkers en stopcontac-
ten van aansluitkabels moeten van rubber zijn en
spatwaterdicht zijn. De aansluitkabels mogen niet
willekeurig lang zijn. Voor vrij lange aansluitkabels
zijn geleiders met een grotere doorsnede vereist.
Aansluitkabels en verbindingskabels moeten re-
gelmatig op schade worden gecontroleerd. Let er
op dat de kabels tijdens de controle stroomloos
zijn. Wind de aansluitkabel van het toestel hele-
maal af. Controleer ook de invoeringen van de
aansluitkabel, op stekkers en stopcontacten, op
knikplaatsen.
6. Bediening
Sluit de aansluitkabel van het toestel aan op de
netstekker (fi g. 1, pos. 7) en borg de aansluitkabel
d.m.v. de kabeltrekontlastingsklem (fi g. 7). Beves-
tigingsmiddelen (kabelhouder) voor de aanslu-
itkabel van het toestel moeten verplicht worden
gebruikt.
Voorzichtig!
Om het onbedoeld inschakelen te voorkomen is
de grasmaaier voorzien van een beveiliging (fi g.
7, pos. 1), die moet worden ingedrukt voordat de
schakelbeugel (fi g. 7, pos. 2) kan worden inge-
drukt. Zodra u de schakelbeugel loslaat, wordt de
grasmaaier uitgeschakeld. Voer deze procedure
meermaals uit om er zeker van te zijn dat uw
toestel correct werkt. Voordat u een herstelling of
onderhoudswerkzaamheid op het toestel verricht
dient u er zich van te vergewissen dat het mes
niet draait en het toestel gescheiden is van het
net.
Waarschuwing! Open de uitwerpklep nooit
als de grasopvanginrichting leeg wordt ge-
maakt en de motor nog draait. Het roterende
mes kan letsels veroorzaken.
Maak de uitwerpklep of de grasopvangzak steeds
zorgvuldig vast. Als u die wilt verwijderen, moet u
voordien verplicht de motor stopzetten.
De door de geleidestangen gegeven veiligheid-
safstand tussen meskooi en gebruiker dient
steeds in acht te worden genomen. Tijdens het
maaien en veranderen van rijrichting op bermen
en hellingen dient u bijzonder voorzichtig te werk
te gaan. Let op een veilige stand, draag scho-
enen met slipvaste zolen en een lange broek.
Maai steeds dwars over de helling.
Op hellingen van meer dan 15° mag om veilig-
heidsredenen het gras niet met de maaier worden
afgereden.
Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit bewe-
gen en trekken van de maaier. Struikelgevaar
Instructies voor het correct maaien
Voor het gras afrijden is een overlappende werk-
wijze aan te bevelen.
Maai enkel met een scherp en intact mes zodat
de grashalmen niet uitrafelen en het gazon niet
geel wordt.
Om een keurig maaipatroon te bereiken leidt u
de maaier in zo recht mogelijke banen. De banen
moeten elkaar steeds overlappen met enkele
centimeters, zodat er geen stroken blijven staan.
Hoe vaak moet worden afgereden hangt in prin-
cipe ervan af hoe snel het gras groeit. In de hoof-
dgroeiperiode (mei – juni) twee keer per week,
anders eenmaal per week. De maaihoogte moet
tussen 4 en 6 cm liggen en het gras moet 4 tot 5
cm groeien voordat u het opnieuw afrijdt. Mocht
het gras ooit wat langer worden, maak dan ach-
teraf niet de fout het gras direct in één keer op de
normale hoogte terug te snijden. Dit schaadt het
gazon. Snij dan nooit meer dan de helft van de
grashoogte terug.
De onderkant van het koetswerk van de maaier
schoon houden en afgezet gras zeker verwijde-
ren. Afgezet materiaal bemoeilijkt het starten,
doet afbreuk aan de maaikwaliteit en belemmert
het uitwerpen van het gras.
Op hellingen moet de maaibaan steeds dwars
over de helling verlopen. Het wegglijden van de
maaier kan door schuin omhoog verplaatsen wor-
den voorkomen.
Anl_GC_EM_1030_SPK2.indb 50Anl_GC_EM_1030_SPK2.indb 50 27.11.2018 06:27:5427.11.2018 06:27:54