11
B-CONTROL AUDIO BCA2000
4.2.2 Uitgangsrouting in de 2-kanaals modus
In de 2-kanaals bedrijfsmodus (OPTICAL OUT-schakelaar
ingedrukt) staan alle 6 analoge uitgangen ter beschikking voor
de USB kanalen 1 t/m 6. Tegelijkertijd worden de digitale uitgangen
voor twee verdere kanalen gebruikt die parallel ter beschikking
staan via de optische en de coaxiale uitgang. Daarbij kunt u zelf
kiezen of de kanalen 1 en 2 (Main Out) of de kanalen 7 en 8
worden doorgegeven (schakelaar
). Het overdrachtsformat
kan in deze modus S/PDIF, AES/EBU, DOLBY
®
DIGITAL of DTS
®
zijn. Voorwaarde is de ondersteuning van het betreffende format
door de hostsoftware.
1 Main Out 1/L
Digital Out L
1
Digital Out L
1
2 Main Out 2/R
Digital Out R
1
Digital Out R
1
3 Analog Out 3 - -
4 Analog Out 4 - -
5 Analog Out 5 - -
6 Analog Out 6 - -
7-
Digital Out L
1
Digital Out L
1
8-
Digital Out R
1
Digital Out R
1
Main Out 1/L
Analog Out 5
Main Out 2/R
Analog Out 6
2) Met schakelaar 23 tussen USB Out 1-2 en USB Out 3-4
overschakelbaar (Full Speed Mode). Format-keuze AES/ EBU
of S/PDIF gebeurt via Control Panel op de computer
1) Met schakelaar 23 tussen USB Out 1-2 en USB Out 7-8
overschakelbaar (High Speed Mode). Format-keuze AES/
EBU of S/PDIF gebeurt via Control Panel op de computer
3
4
Analog Out 3
Digital Out L
2
-
Analog Out 4
Digital Out R
2
-
High Speed Mode (480 Mbit/s)
Full Speed Mode (12 Mbit/s)
Digital Out L
2
Digital Out R
2
-
-
1
2
Tab. 4.4: uitgangsrouting in de 2-kanaals modus
In de Full Speed USB-bedrijfsmodus worden de USB-uitgangen
niet alleen via de Main-uitgangen, maar parallel ook via de analoge
uitgangen 5 en 6 weergegeven. De USB uitgangen 3 en 4 worden
naar de analoge uitgangen 3 en 4 en tegelijkertijd ook naa de
beide digitale uitgangen geleid, voor zover de schakelaar in
de CH.7-8-positie (!) staat. In de CH.1-2-positie zijn de
uitgangssignalen 1 en 2 actief. De keuze van deze schakelaar
geldt telkens voor beide digitale uitgangen.
4.3 Beginnen te werken met de B-CONTROL
Bedrading (zie ook toepassingsvoorbeelden hoofdstuk 5):
Voer alle aansluitingshandelingen uit, terwijl het apparaat
uitgeschakeld is. Sluit uw microfoons aan op de XLR-ingangen.
Voorversterkte instrumenten of andere apparaten met Line-
niveaus (keyboards, CD-spelers, externe microfoonversterkers
etc.) worden aangesloten op de Line-ingangen. Mocht u een
E-gitaar of andere instrumenten met hoogohmige signalen
opnemen (bijv. akoestische instrumenten met passieve
geluidsopnemers), dan sluit u deze aan op de HI-Z-ingang aan
de voorzijde van de B-CONTROL.
Wanneer u het opnamesignaal vóór de registratie wilt bewerken
met externe compressors, equalizers of de-essers, dan sluit u
deze aan op de Insert-aansluitingen. Gebruik daarvoor de
gangbare Insert-kabels (zie ook hoofdstuk 6.2).
4. AUDIO-ROUTING
Gebruik de analoge Main-uitgangen om een masteringrecorder
aan te sluiten. Om bij het masteren op het digitale niveau te blijven,
kunt u ook de coaxiale of optische uitgangen met uw MD- of DAT-
recorder verbinden. Sluit uw studioluidsprekers of de versterkers
daarvan aan op de Control-Room-uitgangen.
Opname:
Laten wij ervan uitgaan dat u zang wilt opnemen: sluit uw
microfoon aan op één van de XLR-microfooningangen. Wanneer
u een condensatormicrofoon met fantoomvoeding gebruikt, drukt
u op de +48 V-schakelaar
. Regel het niveau van het
ingangssignaal door de TRIM-regelaar
langzaam naar rechts
te draaien, terwijl u (of uw zanger) in de microfoon zingt. Let daarbij
op de weergave van het ingangsniveau ( ). Het
binnenkomende signaal wordt weergegeven via het SIGNAL-LED.
De CLIP-LED gaat branden, zodra het ingangsniveau te hoog is
en hoorbare vervormingen dreigen te ontstaan. Hier is een kleine
reserve ingebouwd, d.w.z. dat de LED niet pas begint te branden,
wanneer al vervorming hoorbaar is, maar al enkele dB eerder.
Draai de Trim-regelaar zover terug dat de CLIP-LED nog maat af
en toe brandt bij luide zangpassages. Het ingangssignaal is dan
op een optimaal niveau. Met de kanaalfader stelt u het
opnamevolume in. Let op voor oversturing van de A/D-converters.
De niveau-indicatie is daarbij zeer behulpzaam. Druk op de
METER-toets om het niveau van de ingangssom te laten
weergeven. Omdat de ingangssom geen eigen niveauregelaar
heeft, dient u bij de gelijktijdige opname van meerdere signalen
met beide kanaalfaders het totale volume te regelen.
Voorkom daarbij zo mogelijk dat de CLIP-LED gaat branden. Let
tevens op een correct ingangsniveau in uw software.
Schakel het gewenste audiospoor in de sequencer scherp en
start de opname.
Noise Gate:
Gebruik de Noise Gate om ruis en andere nevengeluiden tijdens
zangonderbrekingen te onderdrukken. Draai de Threshold-
regelaar van de Noise Gate ( ) bij open microfoon, maar
niet terwijl de zanger zingt langzaam naar rechts tot de ruis
verdwijnt. In de linker positie vindt geen bewerking plaats en de
THRESHOLD-LED is uit. Zodra de drempelwaarde hoger is dan
het ruisniveau en de bewerking in gang wordt gezet, gaat de
THRESHOLD-LED branden. Verricht deze instellingen zeer
zorgvuldig, zodat de zang bij zacht gezongen passages niet wordt
weggesneden. De Threshold-regelaar moet eventueel tijdens het
zingen (niet tijdens de opname!) worden bijgeregeld.
Limiter:
De Limiter heeft ten doel om de dynamiek van het ingangssignaal
te beperken. Zet hem in die gevallen in, wanneer de zang bij het
inregelen van het niveau sterk fluctueert tussen luid en zacht.
Stel de Limiter zo in dat deze kort voor de oversturing in werking
treedt. Draai daartoe de LIMITER-regelaar langzaam van de
uitgangspositie (aanslag rechts) naar links tot de
LIMIT-LED bij luide signalen begint te branden.
Weergave:
Wanneer u bij een reeds bestaand muzieknummer nieuwe sporen
wilt inspelen of inzingen, moet de playback tijdens de opname
natuurlijk hoorbaar zijn. De monitorsectie van de B-CONTROL
biedt daarvoor diverse mogelijkheden. In de regel zult u luisteren
naar de stereosom van uw softwaremixer. Dit signaal loopt via de
Main-uitgang en kan worden geregeld met de Main-fader. U kunt
dit signaal tevens beluisteren via de koptelefoonuitgangen
en via de regiekameraansluiting .
DIRECT Monitoring:
Tijdens de opname wilt u vermoedelijk niet allen de playback
beluisteren, maar ook wat u op dat moment zingt of speelt. Bij
AUTO-Monitoring (schakelaar niet ingedrukt) schakelt de
audiosequencer automatisch tussen opname- en weergave-
signaa, d.w.z.: zodra de opname in de sequencer start hoort u
het op te nemen signaal. Wanneer u overschakelt naar weergave,
hoort u uitsluitend het signaal van het audiospoor.