53 NEDERLANDS
6.
Houd de voorhandgreep met uw linkerhand vast, en
houd de achterhandgreep met uw rechterhand vast,
ongeacht of u links- of rechtshandig bent. Vouw uw
vingers en duimen om de handgrepen.
7. Probeer nooit het apparaat met één hand te
bedienen. Als u de controle over het apparaat
verliest, kan dat leiden tot ernstig of fataal
letsel. Om de kans op letsel te verkleinen,
houdt u uw handen en voeten uit de buurt van
de borstels of veegtrommels.
8. Breng tijdens gebruik de borstels of veegtrom-
mels nooit hoger dan heuphoogte.
9. De borstels of veegtrommels blijven gedu-
rende een korte tijd doordraaien nadat de
gashendel is losgelaten of de motor is uitge-
zet. Raak de borstels of veegtrommels niet
onmiddellijk aan.
10.
Reik niet te ver. Zorg altijd voor een stevige stand
en goede lichaamsbalans. Kijk uit voor verborgen
obstakels, zoals boomstronken, boomwortels en
greppels, om te voorkomen dat u valt.
11. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u de
draairichting van de borstels of veegtrom-
mels omkeert of het apparaat naar u toe trekt.
Als het aandrijfsysteem de draairichting kan
omkeren, gebruikt u dit alleen wanneer het
noodzakelijk is.Tijdensgebruikmetomgekeerde
draairichting, zal de aangedreven borstel/aange-
dreven veger aan u trekken wanneer de borstels
of veegtrommels de grond raken.
12. Overbelast het apparaat niet door te proberen
te hard of te snel te duwen. Het apparaat zal
onderdejuistebelastingbeterwerkenenerisdan
een lager risico op letsel.
13. Verhoog het toerental van de motor niet terwijl
de borstels of veegtrommels geblokkeerd
worden. Hierdoor neemt de belasting toe en zal
het apparaat beschadigd worden.
14. Nadat tegen het apparaat is gestoten of het
is gevallen, controleert u de staat van het
apparaat voordat u de werkzaamheden hervat.
Controleer het brandstofsysteem op brand-
stoekkage, en de bedieningselementen en
veiligheidsvoorzieningen op juiste werking.
Als enige beschadiging zichtbaar is of u twij-
felt, vraagt u ons erkende servicecentrum om
inspectie en reparatie.
15. Raak het tandwielhuis niet aan. Het tandwiel-
huis wordt tijdens gebruik erg warm.
16.
Neem een pauze om te voorkomen dat u door ver-
moeidheid de controle over het gereedschap verliest.
Wijadviserenuiederuur10tot20minutenterusten.
17. Wanneer u het apparaat achterlaat, al is het
maar even, zet u altijd de motor uit of verwij-
dert u de accu. Een onbeheerd apparaat met een
draaiende motor kan door onbevoegden worden
gebruikt en tot een ernstig ongeval leiden.
18. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
aandrijfsysteem voor het juiste gebruik van de
gashendel en schakelaar.
19. Leg tijdens of na gebruik het warme apparaat
niet op droog gras of brandbare materialen.
20. Als vreemde voorwerpen verstrikt raken in de
borstels of veegtrommels, zet u de motor uit,
trekt u de bougiekap eraf of verwijdert u de
accu, en verwijdert u de obstakels.
21. Houd uw handen en voeten uit de buurt van de
borstels of veegtrommels. Aanraking van de
borstels of veegtrommels kan leiden tot ern-
stig letsel. Alvorens de borstels of veegtrom-
mels te hanteren, zet u de motor uit en trekt u
de bougiekap eraf of verwijdert u de accu.
22. Controleer de borstels of veegtrommels vaak
tijdens gebruik op barsten of beschadigingen.
23. Zet altijd de motor uit of verwijder de accu
voordat u rommel of vreemde voorwerpen
verwijdert vanaf de borstels of veegtrommels.
24. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het aan-
drijfsysteem voor informatie over het starten
en bedienen van het apparaat.
Trillingen
Blootstelling aan buitensporige trillingen bescha-
digt de bloedvaten of het zenuwstelsel van de
gebruiker en veroorzaakt de volgende symptomen
in de vingers, handen of polsen: ‘slapen’ (gevoel-
loosheid), tintelen, pijn, stekend gevoel, veranderen
van huidskleur of van de huid. Als een van deze
symptomen zich voordoet, raadpleegt u uw dokter.
Om de kans op deze ‘witte-vingerziekte’ te verklei-
nen, houdt u uw handen warm tijdens gebruik en
onderhoudt u het apparaat en de accessoires goed.
Onderhoud uitvoeren
1. Voordat u enige onderhouds-, reparatie- of
schoonmaakwerkzaamheden uitvoert aan het
apparaat, zet u altijd de motor uit en trekt u de
bougiekap eraf of verwijdert u de accu. Wacht
totdat de motor is afgekoeld.
2. Om de kans op brand te verkleinen, mag u
nooit onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
uitvoeren in de buurt van een vuur.
3. Draag altijd veiligheidshandschoenen wanneer
u de borstels of veegtrommels hanteert.
4.
Verwijder altijd stof en vuil vanaf het gereedschap.
Gebruik voor dit doel nooit benzine, wasbenzine,
thinner, alcohol, enz. Dit kan leiden tot verkleuren,
vervormen of barsten van de kunststofdelen.
5. Draai na gebruik alle schroeven en moeren
vast, uitgezonderd de stelschroeven van de
carburateur.