Renault Nieuwe Master Handleiding

Type
Handleiding
Renault MASTER
Instructieboekje
Castrol, exclusieve partner van Renault
Profiteer van de geavanceerde technologie uit de autosport dankzij het speciaal door Renault en Castrol
ontwikkelde assortiment motoroliën dat garant staat voor optimale prestaties en een lange levensduur
van uw Renault.
Aanbevolen door Renault
renault.com
Sans titre-22 1 08/11/2019 12:07
0.1
NLD_UD56966_1
Bienvenue (X62 - Renault)
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van de constructeur van de auto.
Welkom aan boord van uw auto
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
dit duidt overal in het instructieboekje op een risico, een gevaar of een veiligheidsadvies.
In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
De volgende symbolen kunnen u helpen:
en Deze verschijnen in de auto en geven aan dat u de handleiding moet raadplegen voor informatie over en/of beperkingen voor
handelingen met betrekking tot de uitrusting van uw auto.
Overal in de handleiding verwijst een overdracht naar een pagina.
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren. In
dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven. De aanwezigheid ervan in de auto is af-
hankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast.
De schema’s in de gebruikershandleiding zijn voorzien van voorbeelden.
accès
véhicule ................................................
(page courante)
éclairage
extérieur ...............................................
(page courante)
vitres ..........................................................
(page courante)
pneumatiques ............................................
(page courante)
trappe à carburant .....................................
(page courante)
rétroviseurs ................................................
(page courante)
0.2
NLD_UD59899_1
L’extérieur (X62 - Renault)
BUITENKANT
Elektrische ruiten 3.17
Wissen voorruit 1.107 en 5.38
Ontwasemen 3.4 en 3.7
Verlichting: werking 1.110
Verlichting: vervangen 5.21
L Tanken van brandstof 1.118
De banden 5.18
Onderhoud van de car-
rosserie 4.15
Spiegels 1.105
Sleutel/afstandsbediening 1.2
Zender / ontvanger 1.8
portieren vergrendelen/ontgrende-
len 1.10
position de conduite
réglages ...............................................
(page courante)
sièges ........................................................
(page courante)
rangements/aménagements ......................
(page courante)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
enfants .......................................................
(page courante)
0.3
NLD_UD59900_1
L’habitacle (X62 - Renault)
INTERIEUR
De juiste zithouding 1.23
Op de voorplaats(en) 1.20
Hoofdsteunen voor 1.19
Voor de veiligheid van de kinde-
ren 1.40
Opbergruimtes, indeling interieur
3.23
Transport van goederen 3.32
ACHTERBANK 3.29
Hoofdsteun achter 1.19
poste de conduite ......................................
(page courante)
planche de bord .........................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(page courante)
commandes ...............................................
(page courante)
0.4
NLD_UD59901_1
Poste de conduite (X62 - Renault)
BESTUURDERSPOSITIE
Instrumentenpaneel 1.86
Knoppen boordcomputer
1.100
Snelheidsregelaar 2.48
Snelheidsbegrenzer 2.45
Ontgrendelen van de motor-
kap 4.2
Verlichting buitenkant 1.110
Afstellen van het stuurwiel
1.81
Startschakelaar 2.3
Verwarming-/
Airconditioningsysteem 3.4
Multimediascherm 1.92
Versnellingshendel. 2.15
Laadzone telefoon 3.23
aides à la conduite.....................................
(page courante)
assistance à la conduite ............................
(page courante)
conduite .....................................................
(page courante)
0.5
NLD_UD59981_1
Aides à la conduite (X62 - Renault)
RIJHULPSYSTEMEN
ABS (antiblokkeersysteem)
ESC (elektronische stabiliteitscontrole)
Rembekrachtiging
Actieve noodrem
Hulp bij wegrijden op een helling
2.20
Stop and Start 2.4
Waarschuwing bij verlies van ban-
denspanning 2.32
Snelheidsbegrenzer 2.45
Lane departure warning 2.35
Dodehoekwaarschuwing 2.39
Snelheidsregelaar 2.48
Parkeerhulp 2.53
Achteruitrijcamera 2.57
airbags ......................................................
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
0.6
NLD_UD59982_1
Sécurité à bord (X62 - Renault)
VEILIGHEID IN DE AUTO
Voorste Airbags 1.28
Deactiveren van de passa-
giersairbag voorin 1.78
Zijdelingse Airbags 1.33
Autogordels 1.23
identification du véhicule ...........................
(page courante)
plaques d’identification véhicule ................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
0.7
NLD_UD59983_1
Identification (X62 - Renault)
EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN
Identificatieplaatje motor
6.4
Beoordeling van een voertuigidentifica-
tienummer 6.2
Bandenspanningsetiketten 2.32
4.11
Identificatieplaatje 6.2
niveaux ......................................................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
0.8
NLD_UD59984_1
Compartiment moteur (X62 - Renault)
DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud)
Motorkap openen 4.2
Koelvloeistof 4.8
Dop motoroliereservoir 4.6
Peilstaaf motorolie 4.4
Ruitensproeiervloeistof 4.8
remvloeistof 4.8
Accu: 4.13
dépannage ................................................
(page courante)
balais d’essuie-vitre ...................................
(page courante)
crevaison ...................................................
(page courante)
fusibles ......................................................
(page courante)
remorquage ...............................................
(page courante)
0.9
NLD_UD60006_1
Dépannage (X62 - Renault)
PECHHULP
Vervangen van een/de
ruitenwisserblad(en) voorruit
5.38
Vervangen van
de lampen van de kop-
lampen 5.21
Sleeppunt voor 5.39
Vervangen van de
lampen van de achter-
lichten 5.24
Sleeppunt achter 5.39
Zekeringen 5.27
Lekke band:
De gereedschappen 5.4
Reservewiel 5.2
VERWISSELEN VAN EEN
WIEL 5.16
0.10
NLD_UD12870_1
Filler NU (X62 - Renault)
0.11
NLD_UD29902_2
Sommaire Général (X95 - B95 - D95 - K95 - E33 - X38 - X62 - X32 - X98 - X07 - Renault)
Ken uw auto  .................................................................
Rijden  ...........................................................................
Comfort  ........................................................................
Onderhoud  ...................................................................
Praktische tips .............................................................
Technische gegevens  .................................................
Alfabetische inhoudsopgave  .....................................
Hoofdstuk
1
INHOUD
2
3
4
5
6
7
0.12
NLD_UD56969_1
Filler NU (X62 - Renault)
1.1
NLD_UD64577_4
Sommaire 1 (NU 1033) (X62 - Renault)
Hoofdstuk 1: Ken uw auto
Sleutel, afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2
Extra vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.7
Zender, ontvanger handsfree toegang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.8
Vergrendelen, ontgrendelen van de portieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.10
Portieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.13
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.19
Op de voorplaats(en) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.20
Autogordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.23
Aanvullende veiligheidsvoorzieningen voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.28
Veiligheidsvoorzieningen bescherming zijkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.33
Kinderveiligheid: algemene informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.35
keuze van de bevestiging van het kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.38
installatie van het kinderzitje, algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.40
Kinderzitjes: bevestiging met de autogordel of met het Isofix-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.42
uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.78
Stuurwiel met stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.81
Bedieningsorganen stuurinrichting links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.82
Bedieningsorganen rechts stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.84
Controleen waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.86
Boordcomputer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.92
Klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.103
Buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.103
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.105
Ruitenwisser, Ruitensproeier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.107
Verlichting en signalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.110
Afstellen van de koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.115
Claxon en lichtsignalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.117
Brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.118
Reagenstank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.120
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.2
NLD_UD62056_2
télécommande à radiofréquence : généralités (X62 - Renault)
Clé, télécommande
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (1/3)
FM-afstandsbediening B
1 Vergrendelen van alle portieren.
2 Ontgrendel de voorportieren of, afhanke-
lijk van het voertuig, alle portieren/klep-
pen. 1.5.
3 Sleutel voor contact, portieren en tank-
dop.
4 Vergrendel/ontgrendel de bagageruimte
en, afhankelijk van de auto, de schuifdeu-
ren.
FM-afstandsbediening A
1 Vergrendelen van alle portieren.
2 Ontgrendelen van alle portieren.
3 Sleutel voor contact, portieren en tank-
dop.
1
2
3
Gebruik de sleutel alleen waarvoor deze
bedoeld is (en niet bijvoorbeeld als fles-
opener, enz.).
Advies
Stel de afstandsbediening niet bloot aan
warmte, koude of vocht.
A
1
2
3
4
B
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
1.3
NLD_UD62056_2
télécommande à radiofréquence : généralités (X62 - Renault)
Bereik van de FM-
afstandsbediening
Het bereik van de afstandsbediening wordt
beïnvloed door de omgeving. Let er bij het
vasthouden van de afstandsbediening op
dat de portieren niet per ongeluk worden
vergrendeld of ontgrendeld.
Opmerking: als er bij bepaalde uitvoerin-
gen geen portier wordt geopend binnen on-
geveer twee minuten na het ontgrendelen,
worden de portieren weer automatisch ver-
grendeld.
Radiostoringen
De werking van de afstandsbediening kan
gestoord worden in de omgeving van een
zendinstallatie of bij gebruik van apparatuur
die werkt op dezelfde frequentie als de afs-
tandsbediening.
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (2/3)
FM-afstandsbediening D
1 Vergrendelen van alle portieren.
2 Ontgrendel de voorportieren of, afhanke-
lijk van het voertuig, alle portieren/klep-
pen. 1.5.
3 Sleutel voor contact, portieren en tank-
dop.
5 Om het inzetstuk vrij te maken van zijn
houder, drukt u op de knop 5, het komt
vanzelf naar buiten. Druk op de knop 5 en
begeleid het inzetstuk tot in zijn houder.
6 Vergrendel/ontgrendel de bagageruimte
en, afhankelijk van de auto, de schuifdeu-
ren.
D
1
2
3
5
6
FM-afstandsbediening C
1 Vergrendelen van alle portieren.
2 Ontgrendelen van alle portieren.
3 Sleutel voor contact, portieren en tank-
dop.
5 Vergrendelen/ontgrendelen van het in-
zetstuk van de sleutel van de afstands-
bediening C.
Om het inzetstuk vrij te maken van zijn
houder, drukt u op de knop 5, het komt
vanzelf naar buiten.
Druk op de knop 5 en begeleid het inzet-
stuk tot in zijn houder.
1
2
C
5
3
1.4
NLD_UD62056_2
télécommande à radiofréquence : généralités (X62 - Renault)
Vervangen, extra sleutel of zender-
ontvanger nodig.
Ga uitsluitend naar een merkdealer.
Het vervangen van een sleutel met
afstandsbediening moet altijd bij een
merkdealer gebeuren, want het sys-
teem moet daarbij opnieuw ingeleerd
worden met alle sleutels.
Afhankelijk van de auto, kunt u tot
maximaal vier afstandsbedieningen
of twee zender-ontvangers gebrui-
ken.
Als de afstandsbediening niet werkt:
Controleer of de batterij goed en van het
juiste model is en correct is geplaatst.
De batterijen hebben een levensduur
van ongeveer twee jaar.
De accu vervangen 5.34.
Zender-ontvanger handsfree
toegang E
Hiermee kunnen de portieren van de auto
automatisch vergrendeld/ontgrendeld
worden. 1.8.
E
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (3/3)
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.5
NLD_UD62057_2
télécommande à radiofréquence : utilisation (X62 - Renault)
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik (1/2)
1
A
De auto kan met de afstandsbedieningen A
en B worden vergrendeld en ontgrendeld.
Deze worden gevoed door een batterij die
kan worden vervangen. 5.34.
Portieren vergrendelen
Druk op de vergrendelknop 1. De alarmknip-
perlichten en zijknipperlichten knipperen
twee keer om het vergrendelen te beves-
tigen.
Opmerking: als een portier (of de achter-
klep) open of niet goed gesloten is, wordt
deze snel vergrendeld en weer ontgren-
deld zonder dat de alarmknipperlichten en
zijknipperlichten knipperen, afhankelijk van
de auto.
Ontgrendelen van de portieren
Met een druk op knop 2 kunnen de portie-
ren ontgrendeld worden. Het ontgrende-
len wordt bevestigd doordat de alarmknip-
perlichten en de zijknipperlichten één keer
knipperen.
2
B
1
2
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
De portieren van binnenuit vergrende-
len/ontgrendelen 1.10.
1.6
NLD_UD62057_2
télécommande à radiofréquence : utilisation (X62 - Renault)
Afstandsbedieningen C en D worden ge-
bruikt om de portieren en de bagageruimte
te vergrendelen/ontgrendelen.
Deze worden gevoed door een batterij die
kan worden vervangen. 5.34.
Portieren vergrendelen
Met een druk op knop 1 kunnen de portieren
vergrendeld worden.
Met een korte druk op knop 3 vergrendelt/
ontgrendelt u de achterklep en, afhankelijk
van de auto, de schuifdeuren.
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik (2/2)
D
De alarmknipperlichten en zijknipperlichten
knipperen twee keer om het vergrendelen
te bevestigen.
Opmerking: als een portier (of de achter-
klep) open of niet goed gesloten is, wordt
deze snel vergrendeld en weer ontgren-
deld zonder dat de alarmknipperlichten en
zijknipperlichten knipperen, afhankelijk van
de auto.
1
2
3
C
1
2
3
Gebruik de sleutel alleen waarvoor deze
bedoeld is (en niet bijvoorbeeld als fles-
opener, enz.).
Ontgrendelen van de portieren
Met een korte druk op de knop 2 ontgren-
delt u de voorportieren of, afhankelijk van de
auto, alle portieren.
Afhankelijk van de auto, vergrendelt u met
twee korte achtereenvolgende drukken op
knop 2 alle portieren.
Met een korte druk op knop 3 ontgrendelt/
vergrendelt u de achterklep en, afhankelijk
van de auto, de schuifdeuren. Het ontgren-
delen wordt bevestigd doordat de alarm-
knipperlichten en de zijknipperlichten één
keer knipperen.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
super condamnation des portes ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.7
NLD_UD50749_4
Super condamnation (X61 - X62 - Renault)
Supercondamnation
EXTRA VERGRENDELING
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
1
Als de auto hiermee uitgerust is, kunnen
hiermee de portieren worden vergrendeld en
niet met de handgrepen aan de binnenkant
van de portieren worden ontgrendeld (na het
inslaan van een ruit om het portier van bin-
nenuit te openen).
2
Activeren van de extra
portiervergrendeling
Druk twee keer achter elkaar op de knop 1.
Het vergrendelen ziet u aan het vijf keer
knipperen van de knipperlichten en de
zijknipperlichten.
Deactiveren van de extra
portiervergrendeling
Ontgrendel de auto met behulp van de
knop 2.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer
knipperen van de knipperlichten en de
zijknipperlichten.
1
2
1
2
1
2
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mains libres ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.8
NLD_UD56974_1
Badge accès mains libres (X62 - Renault)
Emetteur-récepteur accès mains libres
ZENDER, ONTVANGER MET HANDSFREE TOEGANG: gebruik (1/2)
Bij de auto’s met zender-ontvanger 1, is het
naast de gebruiksmogelijkheden van de af-
standsbediening mogelijk automatisch te
vergrendelen/ontgrendelen als hij aanwezig
is in een van de toegangszones 2.
N.B.: de zender-ontvanger handsfree toe-
gang werkt uitsluitend voor de voorportieren
en de achterklep.
2
2
2
Deze wordt gevoed door een batterij die kan
worden vervangen. 5.36.
1
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
1.9
NLD_UD56974_1
Badge accès mains libres (X62 - Renault)
Ontgrendelen van de auto
Druk, met de zender/ontvanger in één van
de toegangszones 2, op de knop 3 of 4: alle
portieren ontgrendelen.
De alarmknipperlichten bevestigen de ont-
grendeling van de portieren met één keer
knipperen.
3
4
ZENDER, ONTVANGER MET HANDSFREE TOEGANG: gebruik (2/2)
Radiostoringen
De werking van de afstandsbediening kan
gestoord worden in de omgeving van een
zendinstallatie of bij gebruik van apparatuur
die werkt op dezelfde frequentie als de af-
standsbediening.
Vergrendelen van de auto
Druk, met de zender/ontvanger in één van
de toegangszones 2, op de knop 3 of 4: alle
portieren vergrendelen.
De alarmknipperlichten bevestigen de ver-
grendeling van de portieren door gedu-
rende 4 seconden op te lichten.
N.B.: als een portier (of de achterklep) open
of niet goed gesloten is, vergrendelen/ont-
grendelen alle portieren en de achterklep
snel zonder dat de alarmknipperlichten knip-
peren of oplichten.
2 2
2
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.10
NLD_UD59477_2
Verrouillage/déverrouillage des portes (X62 - Renault)
Verrouillage, déverrouillage des portes
VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/2)
Als de afstandsbediening niet
werkt
In sommige gevallen werkt de FM-
afstandsbediening niet:
batterij van de FM-afstandsbediening of
de accu van de auto is leeg, enz.
door het gebruik van elektronische appa-
raten in de buurt van de afstandsbedie-
ning werken (bijv. mobiele telefoon);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
In dat geval is het mogelijk:
om de geïntegreerde sleutel van de FM-
afstandsbediening te gebruiken om het
linkervoorportier te ontgrendelen;
de portieren één voor één met de hand te
vergrendelen;
de schakelaar voor het vergrendelen/ont-
grendelen van de portieren van binnen-
uit te gebruiken (raadpleeg de volgende
bladzijden).
1
Met de hand
Gebruik van de sleutel
Vergrendel of ontgrendel de portieren die
uitgerust zijn met een slot door de sleutel
diep in het slot 1 te steken, en daarna de
sleutel te draaien.
2
Handmatig vergrendelen van de
portieren
Verdraai, met open portier, de schroef 2
(met behulp van het uiteinde van de sleutel)
en sluit het portier.
Nu is het portier van buitenaf vergrendeld.
Het openen kan alleen van binnenuit gebeu-
ren of met de noodsleutel voor de voorpor-
tieren.
1.11
NLD_UD59477_2
Verrouillage/déverrouillage des portes (X62 - Renault)
Vergrendeling van de portieren
met geopende achterklep
Om de auto te vergrendelen met een ge-
opende klep (transport van lading met ge-
opende achterklep, enz.), of als u zich in een
zone bevindt met sterke elektromagnetische
straling, of als de sleutel defect is: druk, bij
stilstaande motor, langer dan vijf secondes
op de knop 3.
Laat uw sleutel, afstandsbedie-
ning of zender-ontvanger nooit
in de auto liggen, als u de auto
verlaat.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
Vergrendelen van de
portieren en kleppen zonder
afstandsbediening
Druk met stilstaande motor, gesloten
achterportieren en een geopend voorpor-
tier, langer dan vijf seconden op de scha-
kelaar 3.
Controleer of u uw sleutel bij zich heeft,
voordat u de auto verlaat.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren en kleppen vergrendeld.
Het ontgrendelen van buitenaf van de auto
is alleen mogelijk met de sleutel of de af-
standsbediening, voor het bestuurderspor-
tier.
Waarschuwingslampje van de
portieren
Wanneer het contact aan is, geeft het 3
waarschuwingslampje in de schakelaar de
staat van de portiervergrendeling aan:
lampje brandt, de portieren zijn vergren-
deld;
lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Contact uit, als u de portieren vergrendelt
blijft het lampje branden en dooft daarna.
Schakelaar voor het
vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van binnenuit
De schakelaar 3 bedient alle portieren tege-
lijk.
Als een portier (of achterklep) open of niet
goed gesloten is, vergrendelen/ontgrende-
len de portieren snel.
VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/2)
3
condamnation des portes ..........................
(page courante)
verrouillage des portes ..............................
(page courante)
condamnation automatique des ouvrants
en roulage..................................................
(page courante)
1.12
NLD_UD59478_2
condamnation automatique des ouvrants en roulage (X62 - Renault)
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN
U heeft de keus of u deze functie wilt ge-
bruiken of niet.
De werking van de
startvergrendeling
Na het starten van de auto vergrendelt het
systeem automatisch alle portieren en klep-
pen zodra de auto een snelheid van onge-
veer 7 km/u bereikt.
De portieren ontgrendelen automatisch
Door te drukken op de schakelaar van de
portiervergrendeling 1;
bij stilstaande auto, door een voorportier
te openen van in de auto.
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Om dit te activeren: zet het contact aan en
houd de schakelaar 1 ongeveer vijf secon-
den ingedrukt tot u een geluidssignaal hoort.
Het controlelampje verschijnt als de portie-
ren vergrendeld zijn.
Om dit te deactiveren: houd met het con-
tact aan de schakelaar 1 ongeveer vijf se-
conden ingedrukt tot u een geluidssignaal
hoort. Het controlelampje verdwijnt.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
1
storingen
Als u een storing constateert (geen auto-
matische vergrendeling en het schakelaar-
lampje 1 verschijnt niet bij het vergrendelen
van de portieren), controleer dan eerst of
alle kleppen en portieren goed gesloten zijn.
Als ze goed gesloten zijn en het probleem
aanhoudt, raadpleeg dan een merkdealer.
Controleer ook of de vergrendeling niet per
ongeluk uitgeschakeld staat.
Als dit het geval is, activeer hem dan weer na
het contact uit en weer aangezet te hebben.
alarme sonore............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.13
NLD_UD56977_1
portes avant (X62 - Renault)
Portes
VOORPORTIEREN (1/2)
Openen van buitenaf
Ontgrendel met de sleutel een van de portie-
ren met slot 2.
Auto’s met afstandsbediening
Trek aan de portierhandgreep 1.
Auto’s met zender-ontvanger
Druk op de knop 3 en trek aan handgreep 1.
Sluiten van buitenaf
Druk tegen het portier. Vergrendel het slot 2
met de sleutel of gebruik de afstandsbedie-
ning of de zender-ontvanger handsfree toe-
gang door op de knop 3 te drukken.
Openen van binnenuit
Trek aan de handgreep 4 en open de deur.
Sluiten van binnenuit
Trek uitsluitend aan het portier met portier-
handgreep 5.
Opmerking: gebruik de handgreep 4 niet
om het portier te sluiten.
Uit veiligheidsoverwegingen,
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
1
2
5
4
3
1.14
NLD_UD56977_1
portes avant (X62 - Renault)
VOORPORTIEREN (2/2)
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Als bij het openen van een voorportier de
lichten nog branden terwijl het contact is af-
gezet dan klinkt er een signaal om u te waar-
schuwen.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.15
NLD_UD12814_1
portes latérales coulissantes (X62 - Renault)
SCHUIFDEUR (1/2)
Openen van binnenuit
Trek de hendel 2 naar achteren en open de
schuifdeur tot hij blokkeert.
1
2
3
Openen van buitenaf
Ontgrendel het slot met de sleutel, of, voor
de auto’s die hiermee uitgerust zijn, gebruik
de afstandsbediening.
Trek de handgreep 1 naar u toe en schuif de
deur naar achteren.
N.B.: de zender-ontvanger heeft geen in-
vloed op de schuifdeur (geen knop op de
portierhandgreep).
Sluiten van buitenaf
Trek aan de portierhandgreep 1 en laat de
deur naar de voorkant van de auto schuiven
tot de deur helemaal gesloten is. Vergrendel
het slot met de sleutel of met de afstands-
bediening.
Sluiten van binnenuit
Trek de hendel 2 naar voren en sluit de deur
tot hij vast klikt.
Handmatig vergrendelen van
binnenuit
Druk de knop 3 omlaag.
Uit veiligheidsoverwegingen,
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
1.16
NLD_UD12814_1
portes latérales coulissantes (X62 - Renault)
Aanbevelingen bij het gebruik
van de schuifdeur.
Het openen of sluiten van
de schuifdeur moet, net als
het openen en sluiten van de andere
deuren, met de nodige voorzichtigheid
gebeuren.
Let op dat geen mens, lichaamsdeel,
dier of voorwerp gevaar loopt bij de
beweging.
Gebruik voor het bewegen van de
deur uitsluitend en alleen de hand-
grepen aan de binnenkant en aan de
buitenkant van de auto.
Beweeg de deur zowel bij het openen
als bij het sluiten niet met geweld.
Let op dat u, als de auto op een hel-
ling staat, de schuifdeur voorzichtig
geheel open of dicht schuift tot hij
blokkeert.
– Het is streng verboden met een ge-
opende schuifdeur te rijden, contro-
leer voor u wegrijdt of de deur goed
is gesloten.
Kinderslot
Met geopend portier, laat de hendel 4 kante-
len en sluit het portier.
Nu is het portier van binnenuit vergrendeld.
U kunt het portier alleen nog van buitenaf
openen.
SCHUIFDEUR (2/2)
4
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.17
NLD_UD56979_1
portes arrière (X62 - Renault)
Trek aan de handgreep 4 om het portier te
openen.
Als u langs de kant van de weg
parkeert en de achterklep ge-
opend is, kunnen de achterlich-
ten hierdoor aan het zicht ont-
trokken worden. Waarschuw de andere
weggebruikers voor de aanwezigheid
van uw auto door middel van de geva-
rendriehoek of op een andere, in het land
waar u bent, voorgeschreven manier.
ACHTERDEUREN (1/2)
Openen van buitenaf
Ontgrendel het slot 1 met de sleutel of ge-
bruik voor auto’s die hiermee uitgerust zijn,
de afstandsbediening of de zender-ontvan-
ger vrije toegang door te drukken op de
knop 3. Trek de handgreep 2 naar u toe en
open het portier.
Deuren openen op 180°
Open het portier maar niet tot de aanslag.
Maak de trekstang 7 los van zijn houder 5.
Vergrendel de trekstang op de haak 6.
Open de deur zover mogelijk.
1
2
4
1
Laat bij harde wind de klapdeu-
ren achter niet open. Risico
van verwonding.
Zorg voor uw eigen veiligheid
ervoor, dat alle portieren van
uw auto goed gesloten zijn
voordat u wegrijdt.
3
5
6
7
1.18
NLD_UD56979_1
portes arrière (X62 - Renault)
ACHTERDEUREN (2/2)
Deuren openen op 270°
Verwijder de trekstang uit zijn houder zoals
bij het openen op 180°. Open het portier vol-
ledig tot de magneten 8 elkaar raken.
Sluiten van buitenaf
Sluit eerst de linkerdeur tot hij bijna dicht is
en sla hem dan dicht.
Doe daarna hetzelfde met de rechterdeur.
Vergrendel.
Openen van binnenuit
Zet de hendel 9 omlaag en druk tegen het
portier A.
Druk de hendel 4 van u af en open het por-
tier B.
Sluiten van binnenuit
Doe eerst de deur B bijna dicht en sla hem
dan dicht.
Doe daarna hetzelfde met deur A met ge-
bruik van de portierhandgreep 10.
Vergrendelen, ontgrendelen
Kantel de knop 11.
10
9
4 11
8
Zorg voor uw eigen veiligheid
ervoor, dat alle portieren van
uw auto goed gesloten zijn
voordat u wegrijdt.
A B
A B
appuis-tête .................................................
(page courante)
1.19
NLD_UD56981_1
Appuis-tête (X62 - Renault)
Appuis-tête
HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteun hoger zetten
Schuif de hoofdsteun simpelweg omhoog.
Hoofdsteun lager zetten
Druk op het lipje 1 en druk gelijktijdig de
hoofdsteun omlaag.
Hoofdsteun verwijderen
Schuif de hoofdsteun omhoog en maak hem
vrij door de lipjes 1 en 2 in te drukken.
Hoofdsteun terugplaatsen
Plaats de poten van de hoofdsteun met de
vertanding naar voren gekeerd in de ge-
leiders en schuif hem naar de gewenste
hoogte door het lipje 1 in te drukken.
Afstellen van de helling van de
hoofdsteun
(Afhankelijk van de auto)
druk het deel B in gewenste stand.
1
2
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld. Hij geeft
een maximale beveiliging als de boven-
kant van de hoofdsteun op gelijke hoogte
is met de kruin en de afstand tussen het
achterhoofd en de hoofdsteun bij A zo
klein mogelijk is.
A
B
réglage des sièges avant...........................
(page courante)
sièges avant ..............................................
(page courante)
sièges chauffants .......................................
(page courante)
1.20
NLD_UD56982_1
Sièges (X62 - Renault)
Afstellen van de lendensteun
(afhankelijk van de auto)
Draai de draaiknop 3 de ondersteun te ver-
stevigen of te verminderen.
Rugleuning verstellen
Beweeg de hendel 4.
Sièges avant
VOORSTOELEN (1/3)
Afstellen van de stoel A
Naar voren of naar achteren schuiven
Trek de handgreep 1 omhoog om te ont-
grendelen. In de gewenste stand laat u hem
los. Controleer of de stoel vergrendeld is.
Afstellen van de hoogte van de zitting
Druk de hendel 2 zo vaak als nodig omlaag
of trek eraan om de zitting lager of hoger te
zetten.
1
2
3
4
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
leuningen niet te veel achterover zetten.
Laat geen spullen op de vloer (bij de be-
stuurder) liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor de be-
stuurder deze niet meer goed kan bedie-
nen.
Stoelverwarming
(afhankelijk van de auto)
Contact aan, beweeg de schakelaar 5, het
geïntegreerde controlelampje licht op.
5
A
1.21
NLD_UD56982_1
Sièges (X62 - Renault)
VOORSTOELEN (2/3)
Afstellen van de verende stoel B
Naar voren of naar achteren schuiven
Trek de handgreep 11 omhoog om te ont-
grendelen. In de gewenste stand laat u hem
los. Controleer of de stoel vergrendeld is.
Rugleuning verstellen
Druk de hendel 7 omlaag of trek eraan.
Afstellen van de hoogte van de zitting
Beweeg de hendel 9 om de achterkant van
de zitkussen of de hendel 10 om de voor-
kant van de zitkussen in te stellen.
6
7
9
10
11
8
Afstellen van de lendensteun
Gebruik het pompje 12 om de ondersteu-
ning te versterken.
Druk de schakelaar 13 om de ondersteuning
te verzwakken.
Om de demping van de stoel in te stellen
Draai de kartelknop 6 naar rechts om de
demping te versterken of naar links om deze
te verzwakken.
13
12
Stoelverwarming
(afhankelijk van de auto)
Contact aan, beweeg de schakelaar 8, het
geïntegreerde controlelampje licht op.
Het systeem regelt met een thermostaat
de verwarming en schakelt hem uit, indien
nodig.
B
1.22
NLD_UD56982_1
Sièges (X62 - Renault)
VOORSTOELEN (3/3)
Afstellen van de draaistoel C
Stoel vooruit of achteruit schuiven
Beweeg de handgreep 15 om te ontgrende-
len. In de gewenste stand laat u hem los.
Controleer of de stoel vergrendeld is.
Zitting vooruit of achteruit schuiven
Trek de hendel 18 omhoog om de zitting van
de stoel vooruit of achteruit te schuiven.
Rugleuning verstellen
Druk de hendel 14 omlaag of trek eraan.
De “achteruit”-stand van de
stoel mag uitsluitend gebruikt
worden bij stilstaande auto en
stilstaande motor.
Afstellen van de helling van de zitting
Beweeg de hendel 16 om de helling van de
zitting af te stellen.
Afstellen van de hoogte van de
armsteunen
Draai de draaiknop 17 of 19.
Afstellen van de lendensteun
Gebruik het pompje 22 om de ondersteu-
ning te versterken.
Druk op de schakelaar 21 om de ondersteu-
ning te verzwakken.
Draaien van de stoelen
Maak de gesp van de autogordel los uit
zijn sluiting;
zet de armsteunen omhoog;
schuif de stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren;
zet het zitkussen zo laag mogelijk;
zet de rugleuning verticaal;
open het portier;
til de hendel 20 omhoog en draai de stoel
om hem te ontgrendelen uit zijn stand
“vooruit” en laat daarna de hendel 20 los.
Terugzetten in de rijstand
Draai de stoel in de stand “vooruit”;
– controleer of de stoel goed vergrendeld
is;
stel de stoel op uw zithouding af.
14
15
16
21
22
18
17
19
20
C
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(page courante)
réglage des sièges ....................................
(page courante)
1.23
NLD_UD59481_2
Ceintures de sécurité avant (X62 - Renault)
Ceintures de sécurité
AUTOGORDELS (1/3)
1
2
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor-
del. Bovendien dient u zich te houden aan
de wetgeving van het land waarin u zich be-
vindt.
verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordels kunnen
bij een ongeval letsel veroor-
zaken.
Gebruik één autogordel per persoon,
kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dat geval op dat de
heupgordel niet te veel op de onderbuik
drukt, zonder de gordel te los te dragen.
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de au-
togordel om de beste bescherming te
krijgen.
De juiste zithouding
Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw
mantel, jas enz. uitgetrokken te hebben).
Dat is belangrijk voor een goede onder-
steuning van de rug.
Verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt komen. Plaats de
stoel zo ver naar achteren dat u het kop-
pelingspedaal nog net geheel kunt in-
drukken. Stel de rugleuning zo af dat u
de armen moet strekken om bij de boven-
kant van het stuurwiel te kunnen komen;
stel de hoofdsteun af. De afstand
tussen de hoofdsteun en uw achterhoofd
moet zo klein mogelijk zijn;
Stel de hoogte van het zitkussen af.
Verstel deze om een zo goed mogelijk
zicht op het verkeer te hebben;
stel de stand van het stuurwiel af.
Afstellen van de autogordel
Ga goed tegen de rugleuning aan zitten.
De band van de schoudergordel 1 moet zo
dicht mogelijk langs de hals over de schou-
der lopen, zonder dat de gordel de hals
raakt.
De band van de heupgordel 2 moet vlak
over de heupen langs het bekken lopen.
De autogordel moet zo direct mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden. Bijv. : niet
over te dikke kleding of over ertussen gesto-
ken voorwerpen, enz.
1.24
NLD_UD59481_2
Ceintures de sécurité avant (X62 - Renault)
AUTOGORDELS (2/3)
5
3
4
5
1
Vergrendelen
Trek de riem langzaam en rustig over u
heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con-
troleer de vergrendeling door aan de gesp 3
te trekken).
Als de gordel blokkeert, laat hem dan een
stuk teruggaan en rol hem opnieuw af.
Als de autogordel compleet is geblokkeerd,
trek dan langzaam, maar krachtig, aan de
gordel om deze ongeveer 3 cm naar buiten
te trekken. Laat hem zichzelf oprollen en rol
hem opnieuw af.
Als het probleem aanhoudt, dient u een
merkdealer te raadplegen.
Stoel met armsteun(en)
Zorg dat de autogordel onder de armsteun 6
loopt en de gesp 3 in de sluiting 5 vastklikt.
Zet de armsteun 7 aan portierzijde (bewe-
ging A) omlaag.
Trek de riem langzaam en rustig over u
heen.
Laat de heupgordel onder de armsteun 7
en de schoudergordel over de armsteun 7
lopen.
Druk de gesp in de sluiting (controleer de
vergrendeling door aan de gesp te trekken).
ß
Waarschuwingslampje
van het niet dragen van
de autogordels voor
Dit verschijnt op het centrale display wan-
neer de motor wordt gestart als de vei-
ligheidsgordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt (als de stoel bezet is). Als de
veiligheidsgordel niet is vastgemaakt bij een
snelheid van meer dan 20 km/u, knippert
de waarschuwing en klinkt er gedurende
120 seconden een geluidssignaal.
Afhankelijk van de auto knippert dit als de
gordel van de passagier voorin niet is vast-
gemaakt.
Ontgrendelen
Druk op de knop 4, de gordel wordt door het
oprolmechanisme teruggetrokken. Begeleid
hem.
A
7
6
1.25
NLD_UD59481_2
Ceintures de sécurité avant (X62 - Renault)
8
Hoogteverstelling van de
autogordels voor
Gebruik de knop 8 om de hoogte van de
gordel zo af te stellen dat de riem over de
borstkas loopt zoals afgebeeld.
Druk op de knop 8 en zet de gordel omhoog
of omlaag.
Controleer na het afstellen of de knop weer
goed is vergrendeld.
AUTOGORDELS (3/3)
Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmecha-
nisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale
gevallen (bijv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer.
– Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling
kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan
verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het
portier.
Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel
nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot zit.
De gordel mag niet gedraaid zijn.
Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels
die beschadigingen vertonen moeten ook worden vervangen.
Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
Zorg dat er geen voorwerp in de sluiting van de gordel kan komen waardoor de werking
belemmerd wordt.
Zorg dat u de sluiting goed plaatst (deze mag niet verborgen of bedekt worden door of
blijven haken achter personen of voorwerpen).
1.26
NLD_UD59480_3
Ceintures de sécurité arrière (X62 - Renault)
Controleer of de autogordels
achterin nog goed op hun
plaats zitten en goed werken
na elke verandering aan de
achterstoelen.
AUTOGORDELS ACHTER (1/2)
verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordels kunnen
bij een ongeval letsel veroor-
zaken.
Gebruik één autogordel per persoon,
kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dat geval op dat de
heupgordel niet te veel op de onderbuik
drukt, zonder de gordel te los te dragen.
Achtergordels met
oprolmechanisme 1
Vergrendelen
Trek de riem langzaam en rustig over u
heen en druk de gesp 2 in de sluiting 3 (con-
troleer de vergrendeling door aan de gesp 2
te trekken).
Heupgordels met handmatige
verstelling 5
De riem van de heupgordel moet vlak over
de heupen langs het bekken lopen.
De autogordel moet zo direct mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden. Bijv. : niet
over te dikke kleding of over ertussen gesto-
ken voorwerpen, enz.
Om de gordel strakker te zetten, trekt u aan
het vrije einde 6 van de gordel.
Om de gordel slapper te zetten, kantelt u de
stelgesp 4 haaks op de gordel, en drukt u de
gesp in waarbij u gelijktijdig aan de heupgor-
del 5 trekt.
2 3
1
6
4
5
1
2
Ontgrendelen
Druk op de knop van de sluiting 3, de gordel
wordt nu door het oprolmechanisme terug-
getrokken. Begeleid hem.
3
1.27
NLD_UD59480_3
Ceintures de sécurité arrière (X62 - Renault)
AUTOGORDELS ACHTER (2/2)
Speciale opmerking voor
uitvoeringen met een
achterbank met drie stoelen.
Deze versie heeft autogordels en hoofdsteu-
nen alleen op de achterste zijzitplaatsen.
Vervoer nooit een passagier op de middel-
ste zitplaats.
Het label A geeft aan dat het verboden is
voor passagiers om op andere plekken te
zitten dan de voorziene stoelen.
A
Controleer of de autogordels
achterin nog goed op hun
plaats zitten en goed werken
na elke verandering aan de
achterstoelen.
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs complémentaires à la ceinture
avant ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures
de sécurité avant .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.28
NLD_UD59482_2
dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X62 - Renault)
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (1/5)
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
– gordelspanners;
krachtbegrenzers voor de bescher-
ming van de borstkas;
airbags bestuurder en passagier
voorin
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of af-
zonderlijk, afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, geactiveerd bij een frontale bot-
sing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding,
kan het systeem de volgende middelen ac-
tiveren:
de blokkering van de autogordel;
de gordelspanners drukt de inzittende
vast op zijn stoel en de krachtbegrenzer;
voorin airbag .
Laat al deze veiligheids-
voorzieningen controleren na
een aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedrading)
of deze in een andere auto over te
zetten.
Om te voorkomen dat het systeem
onopzettelijk wordt geactiveerd en
verwondingen veroorzaakt, mag uit-
sluitend deskundig personeel van de
merkdealer aan de airbags werken.
Het elektrische ontstekingsmecha-
nisme van de gordelspanners mag
uitsluitend door speciaal opgeleid
personeel met speciaal gereedschap
worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gor-
delspanners en de airbags door een
merkdealer verwijderen voordat de
auto wordt gesloopt.
De passagiersairbag beschermt de
passagier(s) voorin (afhankelijk of er
voorin een stoel of een bank is).
Gordelspanners
De gordelspanners dienen ervoor om de
autogordel strak tegen het lichaam te trek-
ken en daardoor de inzittende in zijn stoel
te drukken wat de effectiviteit van de gordel
verhoogt.
Bij contact aan, kan tijdens een ernstige
frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst
van de schok, het systeem een plunjer acti-
veren die onmiddellijk de gordel strak trekt.
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
1.29
NLD_UD59482_2
dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X62 - Renault)
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (2/5)
Airbags van bestuurder en
passagier voorin
Deze zijn gemonteerd in de voorstoelen aan
bestuurderskant en, afhankelijk van de auto,
ook aan passagierskant.
Afhankelijk van de auto geeft de markering
airbag op stuurwiel en het dashboard (zone
airbag A) aan dat deze voorziening aanwe-
zig is.
Elk airbagsysteem bestaat uit:
een airbag en een gaspatroon in het
stuurwiel voor de bestuurder en in het
dashboard voor de passagier voorin;
een rekeneenheid die het systeem be-
waakt en de elektrische ontsteking van
de gaspatroon bestuurt;
een uniek waarschuwingslampje
å;
aparte opname-elementen.
Werking
Het systeem werkt alleen als het contact
aanstaat.
Bij een zware frontale botsing worden de
airbags snel opgeblazen; deze vangen de
klap op van het hoofd en de borstkas van de
bestuurder tegen het stuurwiel en het hoofd
van de passagier tegen het dashboard.
Daarna lopen ze weer leeg om het verlaten
van de auto niet te bemoeilijken.
Storingen
å Het oranje controlelampje ver-
schijnt bij het aanzetten van het contact of
bij het starten van de motor en het verdwijnt
weer na enkele seconden.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Wacht u hier te lang mee dan betekent dat,
dat de bescherming in de tussenliggende
periode misschien niet optimaal is.
A
Bij het afgaan van de airbag
vindt een explosie plaats waar-
door warmte en rook vrijkomen
zonder enig brandgevaar en er
klinkt een luide knal. De airbag die on-
middellijk naar buiten komt, kan onge-
vaarlijke, lichte schaafwonden of ander
ongemak veroorzaken.
1.30
NLD_UD59482_2
dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X62 - Renault)
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (3/5)
In de volgende situaties werken de gor-
delspanners of airbags.
Bij een frontale botsing tegen een star
(niet-vervormbaar) oppervlak, met een snel-
heid van 25 km/u of hoger.
Bij een frontale botsing met een ander, ge-
lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con-
tactzone van meer dan 40% en een snelheid
van 56 km/u of hoger voor de twee voertui-
gen.
Bij een botsing tegen de zijkant door een
ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met
een snelheid van 50 km/u of hoger.
1.31
NLD_UD59482_2
dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X62 - Renault)
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (4/5)
In de volgende voorbeelden kunnen de
gordelspanners of de airbags in werking
treden:
Botsing onder de auto, zoals een stoep-
rand;
gaten in het wegdek;
een val of harde landing;
– stenen.
– ...
In de volgende voorbeelden bestaat het
gevaar dat de gordelspanners ofairbags
niet geactiveerd worden:
botsing van achteren, zelfs een zware;
als de auto omslaat;
aanrijding tegen de zijkant, aan de voor-
of achterkant van de auto;
frontale botsing tegen een obstakel met
een scherpe hoek;
– ...
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.32
NLD_UD59482_2
dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X62 - Renault)
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (5/5)
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
Waarschuwingen met betrekking tot de airbag van de bestuurder
Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop.
Dek de naafdop niet af.
Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) op het stuurwiel.
Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd. Uitsluitend speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer mogen deze werkzaamheden
uitvoeren.
Zit niet te dicht op het stuurwiel tijdens het rijden: ga zo zitten dat uw armen licht gebogen zijn 1.23. Zo blijft er voldoende ruimte over voor
een goede en effectieve bescherming door de werking van de airbag.
Waarschuwingen inzake de passagiers airbag
Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo’s, klokjes, telefoonhouder enz.) in de airbagzone.
Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandelstok tegen het dash-
board zetten).
Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knieën, hoofd of handen)
bij het dashboard.
Schakel de aanvullende veiligheidsvoorzieningen van de autogordel van de passagier voorin direct weer in na het verwijderen van een
kinderzitje, om de bescherming van de passagier te garanderen in geval van een botsing.
HET IS VERBODEN EEN KINDERZITJE OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR TE PLAATSEN ZOLANG DE AANVULLENDE
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN (VEILIGHEIDSGORDEL) VAN DE VOORPASSAGIER NIET UITGESCHAKELD ZIJN. 1.78.
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs complémentaires aux ceintures
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.33
NLD_UD20060_5
Dispositifs de protection latérale (S65 - B65 - C65 - X62 - Renault)
Dispositifs de protection latérale
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT
Zijairbags
De zijairbags zijn aan de kant van de portie-
ren ondergebracht in de rugleuning van de
voorstoelen en komen in werking om de in-
zittenden te beschermen bij een zware aan-
rijding tegen de zijkant.
De spleten in de rugleuningen
voor (aan de kant van het por-
tier) komen overeen met de
zone waarbinnen de airbag
zich kan opblazen: het is verboden hier
voorwerpen in te stoppen.
Waarschuwingen inzake de zijairbag
 Stoelhoezen: voor de stoelen met zijairbags zijn speciale stoelhoezen nodig.
Raadpleeg een merkdealer om te weten of dergelijke hoezen leverbaar zijn. Het
gebruik van andere hoezen (of hoezen die bestemd zijn voor een ander model)
kan de goede werking van de zijairbag belemmeren en daardoor de veiligheid van de
inzittenden in gevaar brengen.
Plaats geen accessoires, voorwerpen of dieren tussen de rugleuning, het portier en de
interieurbekleding. Dek de rugleuning van de stoel ook nooit af met bijvoorbeeld kleding
of accessoires. De werking van de airbag kan hierdoor belemmerd worden en verwon-
dingen veroorzaken als de airbag wordt geactiveerd.
Demontage of wijziging van de stoel en de interieurbekleding is verboden, tenzij dit ge-
beurt door deskundig personeel van de merkdealer.
De ruimte tussen de rugleuning van de achterbank en de bekleding is de zone waarbin-
nen de airbag zich kan opblazen: het is verboden hier voorwerpen te plaatsen.
Afhankelijk van de auto, herinnert een
pictogram op de voorruit aan de aanwe-
zigheid van de aanvullende veiligheids-
voorzieningen (airbags, gordelspanners,
enz.) in het interieur.
1.34
NLD_UD56987_1
Dispositifs de retenu complémentaires (X62 - Renault)
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN
Storingen
Het controlelampje 1 å gaat branden
bij het aanzetten van het contact en dooft na
enkele secondes.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer. Wacht u hier te lang mee dan bete-
kent dat, dat de bescherming in de tussen-
liggende periode misschien niet optimaal is.
De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel.
Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden ge-
dragen. Het niet dragen kan bij een ongeval de inzittenden blootstellen aan zeer
zware verwondingen en de gevolgen van de werking van de airbag verergeren.
Bij een botsing, zelfs een zware, tegen de achterkant of bij het over de kop gaan van de
auto worden de airbags of de gordelspanners niet altijd geactiveerd. Zware stoten onder de
auto veroorzaakt door stoepen, gaten in het wegdek, stenen, kunnen de airbagsystemen
activeren.
Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan airbags, gordelspanners
(rekeneenheid, bedrading enz.). Deze mogen uitsluitend door speciaal opgeleide mon-
teurs van de merkdealer worden gecontroleerd en gerepareerd.
Om te voorkomen dat de airbag(s) ten onrechte wordt opgeblazen of juist niet als dat wel
nodig zou zijn, mag uitsluitend deskundig personeel van de merkdealer aan het systeem
werken.
Laat het airbagsysteem controleren na een aanrijding of (een poging tot) diefstal van de
auto.
Als u de auto uitleent of verkoopt, breng de nieuwe berijder/eigenaar dan op de hoogte
van deze wbijzonderheden door hem dit instructieboekje bij de auto te leveren.
Laat de gaspatro(o)n(en) door een merkdealer verwijderen voordat de auto wordt ge-
sloopt.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag
of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen.
1
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.35
NLD_UD56988_1
Sécurité enfants : généralités (X62 - Renault)
Sécurité enfants : généralités
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2)
Vervoer van kinderen
U dient zich te houden aan de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt.
Het kind moet, net als een volwassene, altijd
correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht
het traject. U bent verantwoordelijk voor de
kinderen die u vervoert.
Een kind is geen volwassene in miniatuur-
formaat. Het staat bloot aan specifieke let-
selrisico’s doordat de spieren en botten nog
in de groei zijn. De autogordel alleen is niet
geschikt voor het vervoer. Gebruik het juiste
kinderzitje en gebruik het correct.
Een botsing met 50 km/u
komt overeen met een val van
10 meter hoogte. Het niet vast-
maken van een kind is het-
zelfde als het laten spelen op een balkon
zonder balustrade op de vierde verdie-
ping!
Houd een kind nooit in uw armen. Bij
een ongeluk zal u het niet kunnen tegen-
houden, zelfs niet als u zelf in uw gordel
vastzit.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u het kinderzitje
vervangen en de gordels en de ISOFIX-
verankeringen laten controleren.
Als u wilt voorkomen dat de
portieren worden geopend, ge-
bruikt u de functie “Kinderslot”.
1.10.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
1.36
NLD_UD56988_1
Sécurité enfants : généralités (X62 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2)
Gebruik van een kinderzitje
De bescherming die het kinderzitje biedt is
afhankelijk van zijn capaciteit om het kind
vast te houden en van de installatie ervan.
Door een verkeerde installatie komt de be-
scherming van het kind in gevaar bij krachtig
remmen of een botsing.
Controleer voordat u een kinderzitje koopt,
of het voldoet aan de wettelijke eisen van
het land waar u zich bevindt en of het ge-
monteerd kan worden in uw auto. Raadpleeg
een merkdealer om te weten welke zitje ge-
adviseerd worden voor uw auto.
Lees, vóór het monteren van een kinderzitje,
de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in-
structies. Neem, bij problemen met het in-
stalleren, contact op met de fabrikant van de
uitrusting. Bewaar de gebruiksaanwijzing bij
het zitje.
Laat een kind nooit onbewaakt
achter in de auto.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en aangepast.
Vermijd te dikke kleding waardoor ruimte
tussen de riemen kan ontstaan.
Laat uw kind nooit zijn hoofd of armen uit
het raam steken.
Controleer regelmatig de juiste houding
van het kind, met name als het slaapt.
Geef het goede voorbeeld door uw
gordel vast te maken en leer uw kind:
zich correct vast te maken.
in en uit te stappen aan de andere
kant van het verkeer.
Gebruik geen tweedehands kinderzitje
of zonder gebruiksaanwijzing.
Let op dat niets in de buurt van het kin-
derzitje de installatie ervan belemmert.
1.37
NLD_UD56989_1
Sécurité enfants : choix du siège enfant (X62 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje
Kinderzitje “achterstevoren”
Het hoofd van een baby is, naar verhouding,
zwaarder dan dat van een volwassene en de
nek is zeer kwetsbaar. Vervoer het kind zo
lang mogelijk in deze stand (minstens tot het
2 jaar is). Zo worden het hoofd en de nek
ondersteund.
Kies een omhullend zitje voor een betere
bescherming opzij en vervang het zodra het
hoofd van het kind boven het kuipzitje uit-
steekt.
Kinderzitje “vooruit”
Het hoofd en de buik van een kind zijn de
lichaamsdelen die het meest beschermd
moeten worden. Een vooruit geplaatst kin-
derzitje dat stevig in de auto is vastgezet,
vermindert het risico dat het kind zijn hoofd
stoot. Vervoer uw kind in een vooruit ge-
plaatst zitje met een harnas als de lengte
van het kind dat toelaat.
Kies voor een kuipzitje voor een betere zij-
delingse bescherming.
Zittingverhogers
Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op
een zittingverhoger waarmee de autogordel
kan worden aangepast aan zijn lichaams-
bouw. De zitting van de verhoger moet ge-
leiders hebben die de gordel over de heupen
van het kind en niet over de buik laten lopen.
Een in hoogte verstelbare rugleuning met
een gordelgeleider wordt geadviseerd om
de gordel op het midden van de schouder
te plaatsen. Deze mag nooit over de hals of
over de armen lopen.
Kies een omhullend zitje voor een betere be-
scherming opzij.
1.38
NLD_UD56990_1
Sécurité enfants : fixation du siège enfant (X62 - Renault)
choix de la fixation du siège enfant
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (1/2)
Er zijn twee bevestigingssystemen voor
kinderzitjes: met de autogordel of met het
ISOFIX-systeem.
Bevestiging met de autogordel
De autogordel moet worden afgesteld om
goed te kunnen werken bij krachtig remmen
of bij een botsing.
Laat de gordel lopen zoals de fabrikant van
het kinderzitje voorschrijft.
Controleer altijd de vergrendeling van de au-
togordel door eraan te trekken en zet hem
daarna zo strak mogelijk door op het kinder-
zitje te drukken.
Controleer of het zitje goed vastzit door het
zitje naar links/rechts en naar voren/achte-
ren te bewegen: het zitje moet stevig vast
blijven zitten.
Bevestiging met ISOFIX-systeem
Goedgekeurde ISOFIX kinderzitjes zijn ge-
standaardiseerd volgens de huidige regel-
geving als één van de drie onderstaande
gevallen van toepassing is:
universeel ISOFIX 3-punts vooruit;
semi-universeel ISOFIX 2-punts;
– specifiek.
Controleer, voor deze twee laatste, of uw
kinderzitje geïnstalleerd kan worden door de
lijst van de geschikte auto’s te raadplegen.
Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX-gren-
dels als het deze heeft. Het ISOFIX-systeem
garandeert een gemakkelijke, snelle en vei-
lige montage.
Het ISOFIX-systeem bestaat uit 2 ringen en,
in sommige gevallen, een derde ring.
Voordat u een ISOFIX-kinder-
zitje installeert dat u hebt ge-
kocht voor een andere auto,
moet u nagaan of het geïnstal-
leerd mag worden. Raadpleeg de lijst
van de fabrikant van het zitje waarop
de auto's staan waarin het zitje gebruikt
mag worden.
Verander niets aan de onder-
delen van het oorspronkelijk
gemonteerde systeem: gor-
dels, ISOFIX, stoelen en de be-
vestigingen ervan.
De autogordel mag nooit los-
gemaakt of verdraaid worden.
Laat de gordel nooit onder de
armen of achter de rug lopen.
Controleer of de gordel niet beschadigd
is door scherpe randen.
Als de autogordel niet normaal werkt,
kan deze het kind niet beschermen.
Raadpleeg een merkdealer. Gebruik
deze zitplaats niet zolang de gordel niet
is gerepareerd.
Gebruik geen kinderzitje dat de
gordel waarmee het vastzit zou
kunnen losmaken: het onder-
stel van het zitje mag niet op
de gesp en/of de sluiting van de gordel
rusten.
Controleer of het kinderzitje niet dwars is ge-
ïnstalleerd en niet tegen een ruit rust.
1.39
NLD_UD56990_1
Sécurité enfants : fixation du siège enfant (X62 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (2/2)
De ISOFIX-verankeringen
mogen alleen gebruikt worden
voor kinderzitjes met het
ISOFIX-systeem. Bevestig
nooit andere kinderzitjes, noch de gordel
of andere voorwerpen op deze veranke-
ringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u de ISOFIX-ver-
ankeringen laten controleren en het kin-
derzitje vervangen.
De derde ring wordt gebruikt voor het vast-
maken van de bovenste riem van bepaalde
kinderzitjes.
Zet de hoofdsteun in de hoogste stand of
verwijder hem;
leid de gordel 2 (geleverd bij de stoel)
tussen de twee poten van de hoofdsteun
achter;
– de haak 3 moet bevestigd zijn aan de
ring 4 achter de rugleuning en zijn aan-
geduid met het pictogram
;
trek de riem strak.
De twee ringen 1 bevinden zich tussen de
rugleuning en de zitting van de stoel en zijn
te herkennen aan een symbool
ü.
1
2
3
4
Controleer of de rugleuning
van het vooruit geplaatste kin-
derzitje goed tegen de rugleu-
ning van de stoel in de auto is
geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje
niet altijd op de zitting van de stoel in de
auto.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.40
NLD_UD62318_2
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralité (X62 - Renault)
installation du siège enfant, généralités
KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (1/2)
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te installe-
ren, maakt u eerst de autogordels los
voordat u de grendels vastzet.
Controleer of het kinderzitje, door het in-
stalleren ervan in de auto, niet loskomt
van het onderstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijde-
ren, berg deze dan goed op zodat deze
niet in een projectiel kan veranderen bij
krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan
de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan ver-
anderen bij krachtig remmen of een bot-
sing.
De genoemde types kinderzitjes zijn niet
overal leverbaar. Controleer voordat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of
het gemonteerd kan worden.
Op de voorplaats(en)
Het vervoer van een kind op de plaats van
de voorpassagier is niet in alle landen toe-
gestaan. Houd u aan de geldende wettelijke
voorschriften en volg de aanwijzingen van
de schema’s op de volgende bladzijden.
Voordat u een kinderzitje op deze plaats in-
stalleert (indien dit toegestaan is)
zet de autogordel zo ver mogelijk naar
beneden;
bij auto’s die hiermee uitgerust zijn,
schuift u de stoel zo ver mogelijk naar
achteren;
voor auto’s die hiermee uitgerust zijn, zet
de rugleuning enigszins schuin (onge-
veer 25°);
zet de zitting, indien mogelijk, zo ver mo-
gelijk omhoog.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
Zet de hoofdsteun van de stoel steeds goed
omhoog zodat deze het kinderzitje niet hin-
dert 1.19.
Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit
mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien
nodig naar voren (voor de nodige ruimte op
de achterste zitplaatsen voor de passagiers
of andere kinderzitjes). Een kinderzitje dat
achterstevoren staat, mag het dashboard
niet raken en mag niet maximaal naar voren
worden geschoven.
Wijzig de andere afstellingen niet meer na
het installeren van het kinderzitje.
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin-
derzitjes bevestigd worden. De schema’s op
de volgende bladzijden geven aan waar een
kinderzitje gemonteerd kan worden.
1.41
NLD_UD62318_2
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralité (X62 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (2/2)
Een kinderzitje met een vloers-
teun mag nooit worden geïns-
talleerd op de middelste zit-
plaats achterin.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Zitplaats achterin
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn-
stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag. Plaats het hoofd van het kind
aan de tegenover het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver moge-
lijk naar voren om een kinderzitje achterste-
voren te installeren, en zet deze daarna zo
ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het
kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind:
Zet de stoel vóór het kind niet verder naar
achteren dan tot halverwege de stelrails.
Kantel de rugleuning niet te ver (maxi-
maal 25°) en plaats de zitting zo hoog
mogelijk.
Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter-
stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst.
1.19. Dit moet gebeuren voordat u het kin-
derzitje plaatst.
Controleer of het vooruit geplaatste kinder-
zitje goed tegen de rugleuning van de stoel
van de auto rust.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.42
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
Siège enfant : fixation par ceinture de sécurité ou par système isofix
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (1/24)
³ Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat plaatsnemen of
een kinderzitje installeert.
² Plaats verboden voor het installeren
van een kinderzitje.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
uitvoering bestelwagen met 2 zitplaatsen
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
¬ Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van een als “Universeel”
goedgekeurd zitje.
1.43
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (2/24)
uitvoering bestelwagen met 2 zitplaatsen MET PASSAGIERS AIRBAG ZONDER PASSAGIERS AIRBAG
Groep van het kinderzitje Gewicht van het kind Zitplaats voorpassagier Zitplaats voorpassagier
Kuipzitje achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0 +
< tot 13 kg U(1) U
Kinderzitje achterstevoren
geplaatst
Groep 0 + en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
U(1) U
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U(1) U
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot 25 kg en
22 tot 36 kg
U(1) U
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.78.
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.44
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (3/24)
³ Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat plaatsnemen of
een kinderzitje installeert.
² Plaats verboden voor het installeren
van een kinderzitje.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
uitvoering bestelwagen met 3 zitplaatsen
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
¬ Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd kinderzitje mag worden beves-
tigd met de autogordel.
1.45
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (4/24)
uitvoering bestelwagen met 3 zitplaatsen MET PASSAGIERS AIRBAG ZONDER PASSAGIERS AIRBAG
Groep van het kinderzitje Gewicht van het kind
Middelste
zitplaats
voorpassagier
Zitplaats voor
aan de zijkant
Middelste
zitplaats
voorpassagier
Zitplaats voor
aan de zijkant
Kuipzitje achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0 +
< tot 13 kg U(1) U(1) U U
Kinderzitje achterstevoren
geplaatst
Groep 0 + en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
U(1) U(1) U U
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U(1) U(1) U U
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot 25 kg en
22 tot 36 kg
U(1) U(1) U U
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.78.
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.46
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (5/24)
³ Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat plaatsnemen of
een kinderzitje installeert.
²Plaats verboden voor het installeren
van een kinderzitje.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
7-zits uitvoering met dubbele cabine
¬ Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd kinderzitje mag worden beves-
tigd met de autogordel.
1.47
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (6/24)
7-zits uitvoering met dubbele cabine MET PASSAGIERS AIRBAG
ZONDER
PASSAGIERS AIRBAG
Zitplaatsen
zijkant
achter
Middelste
zitplaatsen
achter
Groep van het
kinderzitje
Gewicht van
het kind
Middelste
zitplaats
voorpassagier
Zitplaats
voor aan
de zijkant
Middelste
zitplaats
voorpassagier
Zitplaats
voor aan
de zijkant
Kuipzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg U(1) U(1) U U U X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
U(1) U(1) U U U X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U(1) U(1) U U U X
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot
25 kg en
22 tot 36 kg
U(1) U(1) U U U X
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.78.
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.48
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (7/24)
³ Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat plaatsnemen of
een kinderzitje installeert.
²Plaats verboden voor het installeren
van een kinderzitje.
Vervoer van een passagier is
STRENG VERBODEN.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
6-zits uitvoering met dubbele cabine (3 voorstoelen en 3 achterstoelen)
¬ Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd kinderzitje mag worden beves-
tigd met de autogordel.
1.49
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (8/24)
6-zits uitvoering met dubbele cabine
(3 voorstoelen en 3 achterstoelen)
MET PASSAGIERS AIRBAG
ZONDER
PASSAGIERS AIRBAG
Zitplaatsen
zijkant
achter
Achterplaats
midden
Groep van het
kinderzitje
Gewicht van
het kind
Middelste
zitplaats
voorpassagier
Zitplaats
voor aan
de zijkant
Middelste
zitplaats
voorpassagier
Zitplaats
voor aan
de zijkant
Kuipzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg U(1) U(1) U U U X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
U(1) U(1) U U U X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U(1) U(1) U U U X
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot
25 kg en
22 tot 36 kg
U(1) U(1) U U U X
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.78.
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.50
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (9/24)
³ Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat plaatsnemen of
een kinderzitje installeert.
²Plaats verboden voor het installeren
van een kinderzitje.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
6-zits uitvoering met dubbele cabine (2 voorstoelen en 4 achterstoelen)
¬ Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd kinderzitje mag worden beves-
tigd met de autogordel.
1.51
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (10/24)
6-zits uitvoering met dubbele cabine
(2 voorstoelen en 4 achterstoelen)
MET
PASSAGIERS AIRBAG
ZONDER
PASSAGIERS AIRBAG
Zitplaatsen
zijkant achter
Middelste
zitplaatsen
achter
Groep van het
kinderzitje
Gewicht van het kind
Zitplaats voorin
passagier
Zitplaats voorin
passagier
Kuipzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg U(1) U U X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
U(1) U U X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U(1) U U X
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot 25 kg en
22 tot 36 kg
U(1) U U X
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.78.
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.52
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (11/24)
³ Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat plaatsnemen of
een kinderzitje installeert.
²Plaats verboden voor het installeren
van een kinderzitje.
Vervoer van een passagier is
STRENG VERBODEN.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
5-zits uitvoering met dubbele cabine
¬ Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd kinderzitje mag worden beves-
tigd met de autogordel.
1.53
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (12/24)
5-zits uitvoering met dubbele cabine
MET
PASSAGIERS
AIRBAG
ZONDER
PASSAGIERS AIRBAG
Zitplaatsen
zijkant achter
Achterplaats
midden
Groep van het
kinderzitje
Gewicht van
het kind
Zitplaats voorin
passagier
Zitplaats voorin
passagier
Kuipzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg U(1) U U X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
U(1) U U X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U(1) U U X
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot 25 kg en
22 tot 36 kg
U(1) U U X
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.78.
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.54
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (13/24)
Combi-uitvoering met 5 zitplaatsen Zitplaats voorin passagier Plaatsen achter
Groep van het kinderzitje
Gewicht van
het kind
MET
PASSAGIERS
AIRBAG (3)
ZONDER
PASSAGIERS
AIRBAG
zijdelings op de 2e rij
in het midden
op de 2e rij
Achter
bestuurder
Achter
passagier
voorin
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg X X X X X
Kuipzitje achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg U U U (1) X X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
U U U (1) X X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U U U (2) UF (2) UF (2)
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot 25 kg en
22 tot 36 kg
U U U (2) UF (2) UF (2)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de volgende bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.55
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (14/24)
(3) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.78.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het
gemonteerd kan worden.
UF = Plaats uitsluitend toegestaan voor bevestiging met autogordel van een vooruit geplaatst kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(2) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 1.19. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
1.56
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (15/24)
³
Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
¬
Plaats toegestaan voor de bevesti-
ging met de gordel van een als
“Universeel” goedgekeurd zitje.
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van uitsluitend
een vooruit geplaatst kinderzitje dat goed-
gekeurd is als “Universeel”.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Combi-uitvoering met 5 zitplaatsen
1.57
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (16/24)
³
Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
¬
Plaats toegestaan voor de bevesti-
ging met de gordel van een als
“Universeel” goedgekeurd zitje.
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van uitsluitend
een vooruit geplaatst kinderzitje dat goed-
gekeurd is als “Universeel”.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Combi-uitvoering met 6 zitplaatsen
1.58
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (17/24)
Combi-uitvoering met 6 zitplaatsen Passagiersstoelen voorin Plaatsen achter
Groep van het
kinderzitje
Gewicht van
het kind
MET PASSAGIERS
AIRBAG (3)
ZONDER
PASSAGIERS
AIRBAG
zijdelings op de 2e rij
in het
midden
op de
2e rij
in het
midden
zijdelings
in het
midden
zijdelings
Achter
bestuurder
Achter
passagier
voorin
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg X X X X X X X
Kuipzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg U U U U U (1) X X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
U U U U U (1) X X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U (2) U (2) U (2) U (2) U (2) UF (2) UF (2)
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot
25 kg en
22 tot 36 kg
U (2) U (2) U (2) U (2) U (2) UF (2) UF (2)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.59
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (18/24)
(3) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.78.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het
gemonteerd kan worden.
UF = Plaats uitsluitend toegestaan voor bevestiging met autogordel van een vooruit geplaatst kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”;
controleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(2) Verwijder altijd de hoofdsteun van de achterstoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst.
1.19. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind te voor-
komen.
1.60
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (19/24)
Combi-uitvoering met
8 zitplaatsen
Zitplaats voorin passagier Plaatsen achter
Groep van het
kinderzitje
Gewicht van
het kind
MET
PASSAGIERS AIRBAG
(3)
ZONDER
PASSAGIERS
AIRBAG
zijdelings op de 2e rij
in het
midden
op de
2e rij
3e rij
Achter
bestuurder
Achter
passagier
voorin
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg X X X X X X
Kuipzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg U U U (1) X X X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
U U U (1) X X X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U U U (2) UF (2) UF (2) X
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot
25 kg en
22 tot 36 kg
U U U (2) UF (2) UF (2) X
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de volgende bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.61
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (20/24)
(3) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.78.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het
gemonteerd kan worden.
UF = Plaats uitsluitend toegestaan voor bevestiging met autogordel van een vooruit geplaatst kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”;
controleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(2) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 1.19. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
1.62
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
³
Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
¬
Plaats toegestaan voor de bevesti-
ging met de gordel van een als
“Universeel” goedgekeurd zitje.
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van uitsluitend
een vooruit geplaatst kinderzitje dat goed-
gekeurd is als “Universeel”.
Combi-uitvoering met 8 zitplaatsen
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (21/24)
1.63
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (22/24)
³
Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.78.
¬
Plaats toegestaan voor de bevesti-
ging met de gordel van een als
“Universeel” goedgekeurd zitje.
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van uitsluitend
een vooruit geplaatst kinderzitje dat goed-
gekeurd is als “Universeel”.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Combi-uitvoering met 9 zitplaatsen
1.64
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (23/24)
Combi-uitvoering
met 9 zitplaatsen
Passagiersstoelen voorin Plaatsen achter
Groep van het
kinderzitje
Gewicht van
het kind
MET
PASSAGIERS AIRBAG
(3)
ZONDER
PASSAGIERS
AIRBAG
zijdelings op de 2e rij
in het
midden
op de
2e rij
3e rij
in het
midden
zijdelings
in het
midden
zijdelings
Achter
bestuurder
Achter
passagier
voorin
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg X X X X X X X X
Kuipzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg U U U U U (1) X X X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
U U U U U (1) X X X
Kinderzitje
vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U (2) U (2) U (2) U (2) U (2) UF (2) UF (2) X
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot
25 kg en
22 tot 36 kg
U (2) U (2) U (2) U (2) U (2) UF (2) UF (2) X
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
1.65
NLD_UD59483_2
sieges enfant : installation par ceinture de securité (X62 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (24/24)
(3) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.78.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het
gemonteerd kan worden.
UF = Plaats uitsluitend toegestaan voor bevestiging met autogordel van een vooruit geplaatst kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”;
controleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(2) Verwijder altijd de hoofdsteun van de achterstoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst.
1.19. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind te voor-
komen.
1.66
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (1/12)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
Combi-uitvoering met 5 zitplaatsen
Plaatsen voor
Plaatsen achter
Groep van het kinderzitje
Gewicht van
het kind
Grootte
van het
Isofix-zitje
zijdelings op de 2e rij
in het midden
op de 2e rij
Achter
bestuurder
Achter
passagier
voorin
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg F, G X X X X
Kuipzitje achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg E X IL (1) X X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
C, D X IL (1) X X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg A, B, B1 X IUF - IL (2) X IUF - IL (2)
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot
25 kg en
22 tot 36 kg
X X X X
1.67
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(2) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 1.19. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
A, B en B1: voor zitjes vooruit van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
C en D: kuipzitjes of zitjes achterstevoren van groep 0+ (onder 13 kg) of van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
E: kuipzitjes achterstevoren van groep 0 (onder 10 kg) of 0 + (onder 13 kg);
F en G: reiswiegen van groep 0 (onder 10 kg).
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (2/12)
1.68
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is
toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voor-
zien van een verankering voor de bevesti-
ging van een universeel ISOFIX-kinderzitje
vooruit. De verankeringen bevinden zich in
de bagageruimte en zijn zichtbaar.
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (3/12)
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
Combi 5 zitplaatsen
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te installe-
ren, maakt u eerst de autogordels los
voordat u de grendels vastzet.
1.69
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (4/12)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is
toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voor-
zien van een verankering voor de bevesti-
ging van een universeel ISOFIX-kinderzitje
vooruit. De verankeringen bevinden zich in
de bagageruimte en zijn zichtbaar.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
Combi 6 zitplaatsen
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te installe-
ren, maakt u eerst de autogordels los
voordat u de grendels vastzet.
1.70
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (5/12)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Combi-uitvoering met 6 zitplaatsen Plaatsen voor Plaatsen achter
Groep van het
kinderzitje
Gewicht van
het kind
Grootte
van het
Isofix-
zitje
in het
midden
zijdelings
zijdelings op de 2e rij
in het
midden
op de
2e rij
Achter
bestuurder
Achter
passagier
voorin
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg F, G X X X X X
Kuipzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg E X X IL (1) X X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
C, D X X IL (1) X X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg A, B, B1 X X IUF - IL (2) X IUF - IL (2)
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot
25 kg en
22 tot 36 kg
X X X X X
1.71
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
(1)Zet de stoel van de auto zo nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van de
auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(2) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 1.19. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
A, B en B1: voor zitjes vooruit van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
C en D: kuipzitjes of zitjes achterstevoren van groep 0+ (onder 13 kg) of van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
E: kuipzitjes achterstevoren van groep 0 (onder 10 kg) of 0 + (onder 13 kg);
F en G: reiswiegen van groep 0 (onder 10 kg).
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (6/12)
1.72
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (7/12)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
Combi-uitvoering met 8 zitplaatsen Plaatsen voor Plaatsen achter
Groep van het
kinderzitje
Gewicht van
het kind
Grootte
van het
Isofix-zitje
in het
midden
zijdelings op de 2e rij
in het
midden
op de
2e rij
3e rij
Achter
bestuurder
Achter
passagier
voorin
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg F, G X X X X X
Kuipzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg E X IL (1) X X X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
C, D X IL (1) X X X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg A, B, B1 X IUF - IL (2) X IUF - IL (2) X
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot
25 kg en
22 tot 36 kg
X X X X X
1.73
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
(1)Zet de stoel van de auto zo nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van de
auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(2) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 1.19. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
A, B en B1: voor zitjes vooruit van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
C en D: kuipzitjes of zitjes achterstevoren van groep 0+ (onder 13 kg) of van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
E: kuipzitjes achterstevoren van groep 0 (onder 10 kg) of 0 + (onder 13 kg);
F en G: reiswiegen van groep 0 (onder 10 kg).
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (8/12)
1.74
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is
toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voor-
zien van een verankering voor de bevesti-
ging van een universeel ISOFIX-kinderzitje
vooruit. De verankeringen bevinden zich in
de bagageruimte en zijn zichtbaar.
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (9/12)
Combi 8 zitplaatsen
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te installe-
ren, maakt u eerst de autogordels los
voordat u de grendels vastzet.
1.75
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is
toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voor-
zien van een verankering voor de bevesti-
ging van een universeel ISOFIX-kinderzitje
vooruit. De verankeringen bevinden zich in
de bagageruimte en zijn zichtbaar.
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (10/12)
Combi 9 zitplaatsen
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te installe-
ren, maakt u eerst de autogordels los
voordat u de grendels vastzet.
1.76
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (11/12)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Combi-uitvoering met 9 zitplaatsen Plaatsen voor Plaatsen achter
Groep van het
kinderzitje
Gewicht van
het kind
Grootte
van het
Isofix-zitje
in het
midden
zijdelings
zijdelings op de 2e rij
in het
midden
op de
2e rij
3e rij
Achter
bestuurder
Achter
passagier
voorin
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg F, G X X X X X X
Kuipzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0 of 0+
< tot 13 kg E X X IL (1) X X X
Kinderzitje
achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
C, D X X IL (1) X X X
Kinderzitje vooruit
geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg A, B, B1 X X IUF - IL (2) X IUF - IL (2) X
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 kg tot
25 kg en
22 tot 36 kg
X X X X X X
1.77
NLD_UD62319_2
sieges enfant : fixation par système isofix (X62 - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
(1)Zet de stoel van de auto zo nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van de
auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(2) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 1.19. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
A, B en B1: voor zitjes vooruit van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
C en D: kuipzitjes of zitjes achterstevoren van groep 0+ (onder 13 kg) of van groep 1 (van 9 tot 18 kg);
E: kuipzitjes achterstevoren van groep 0 (onder 10 kg) of 0 + (onder 13 kg);
F en G: reiswiegen van groep 0 (onder 10 kg).
KINDERZITJES: Isofix-bevestigingssysteem (12/12)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désactivation airbag passager avant .........
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag
désactivation airbag passager avant ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag
activation airbags passager avant .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.78
NLD_UD59487_2
Sécurité enfants : désactivation, activation airbag passager avant (X62 - Renault)
désactivation, activation airbag passager avant
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (1/3)
1
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten
de controlelampjes
å en ©
op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
Uitschakelen van de
passagiersairbag voorin
(voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn)
Voordat u een kinderzitje op de passagiers-
stoel voorin installeert:
controleer of het kinderzitje op deze stoel
kan worden geïnstalleerd;
het volgende is van essentieel belang:
deactivering van de airbag voor een kin-
derzitje waarin het kind achterstevoren in
de auto zit.
Uitschakelen van airbag: druk met stil-
staande auto en contact uit op de gren-
del 1 en draai deze naar stand OFF.
Met het contact aan moet u controleren of
het controlelampje
¹ 2 op het centrale
display oplicht en, afhankelijk van de auto,
of het bericht “PASSAGIERS AIRBAG UIT
verschijnt.
Dit lampje blijft constant branden om u
eraan te herinneren dat u een kinderzitje
kunt gebruiken.
2
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als
de passagiersairbag voorin
wordt geactiveerd als er een
kinderzitje achterstevoren op de stoel
is geplaatst, mag u NOOIT een ach-
terstevoren bevestigingssysteem voor
kinderen installeren op een stoel met
een ACTIEVE AIRBAG voorin. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
1.79
NLD_UD59487_2
Sécurité enfants : désactivation, activation airbag passager avant (X62 - Renault)
3
A
A
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (2/3)
De merktekens op het dashboard en de stic-
kers A aan elke kant van de zonneklep van
de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier-
boven), herinneren u aan deze instructies.
A
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kin-
derzitje achterstevoren op de stoel is
geplaatst, mag u NOOIT een bevesti-
gingssysteem voor kinderen achterste-
voren installeren op een stoel met een
ACTIEVE frontale AIRBAG. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
1.80
NLD_UD59487_2
Sécurité enfants : désactivation, activation airbag passager avant (X62 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (3/3)
Inschakelen van de
passagiersairbag voorin
Zodra het kinderzitje van de passagiersstoel
verwijderd is, moet u de airbag weer inscha-
kelen om de voorpassagier bij een botsing te
beschermen.
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten
de controlelampjes
å en ©
op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
Storingen
In geval van een storing aan het systeem
voor het in- en uitschakelen van de passa-
giersairbag, is het verboden een achterste-
voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel
te gebruiken.
Het gebruik van de voorstoel door een pas-
sagier wordt ook afgeraden.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
De airbag opnieuw inschakelen: druk bij
stilstaande autoen contact uit, de gren-
del 1 in en draai deze in de stand ON.
Met contact aan, moet u verplicht controle-
ren of het controlelampje
¹ uit is.
De passagiersairbag voorin is ingeschakeld.
1
2
volant de direction
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
direction assistée .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.81
NLD_UD59479_2
volant de direction (X62 - Renault)
Volant de direction, direction assistée
STUURWIEL MET STUURBEKRACHTIGING
Stuurbekrachtiging
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het parkeren is er veel bekrachtiging
(voor meer comfort) en met het toenemen
van de snelheid vermindert de bekrachtiging
(voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Bijzonderheid van Stop and Start
Wanneer de motor op stand-by wordt gezet,
werkt de stuurbekrachtiging niet. In dit geval
wordt de stuurbekrachtiging opnieuw inge-
schakeld wanneer de motor opnieuw wordt
gestart of de snelheid hoger wordt dan
1 km/u (afdaling, helling enz.).
Afstellen van het
stuurwielhoogte
Trek aan de hendel 1 en zet het stuurwiel in
de gewenste stand.
Duw daarna de hendel geheel terug en voor-
bij het zware punt om het stuurwiel te blok-
keren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen stuurbekrachtiging.
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.
1
Laat het stuurwiel niet in een uiterste
stand gedraaid staan als de auto stil-
staat.
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.82
NLD_UD56996_1
poste de conduite direction à gauche (X62 - Renault)
Poste de conduite direction à gauche
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2)
29
65
4321 7 110
20
21
23
7
24
12 11
16 1315 14
18
17
22
19
8
1.83
NLD_UD56996_1
poste de conduite direction à gauche (X62 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2)
1 Ventilatierooster van zijruit.
2 Zijrooster.
3 Schakelaar voor:
richtingaanwijzers;
buitenverlichting;
mistlichten voor;
mistachterlicht.
4 Instrumentenpaneel.
5 Plaats bestuurdersairbag.
6 Schakelaar voor de ruitenwissers/-
sproeiers van de voorruit.
Functiekeuzetoets van de boord-
computer.
7 Centraal ventilatierooster.
8 Multimedia aansluiting
9 Plaats voor:
– radio;
– navigatiescherm;
– opbergruimte.
10 Plaats passagiersairbag.
11 Uitneembare bak
12 Dashboardkastje of opbergruimte
13 Uitneembare bekerhouder
14 Schakelaars:
van de wegliggingscontrole;
inschakelen/uitschakelen van de
functie Stop and Start;
inschakelen/uitschakelen van de
ECO-modus;
– alarmknipperlichten;
– Portiervergrendeling;
inschakelen/uitschakelen van de
parkeerhulp;
inschakelen/uitschakelen van de
dodehoekwaarschuwing;
inschakelen/uitschakelen van de
functie waarschuwing bij overschrij-
den wegmarkering,
15 Inductielader
16 Bedieningspaneel van de airconditio-
ning.
17 Aansteker of accessoireaansluiting.
18 Hoofdschakelaar van de
snelheidsregelaar/-begrenzer
19 Handrem.
20 Startschakelaar.
21 Hendel voor het afstellen van de
hoogte van het stuurwiel.
22 Knop voor het ontgrendelen van de
motorkap.
23 Zekeringkastje.
24 Schakelaars voor:
inschakelen/uitschakelen van de
laadstand;
Inschakelen uitschakelen van de af-
takas;
inschakelen/uitschakelen van het
verhoogd stationair toerental;
de koplamphoogte afstellen
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.84
NLD_UD59989_2
poste de conduite direction à droite (X62 - Renault)
Poste de conduite direction à droite
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2)
26 7
9
3
10
21 4 18
1519
22
4
13
12
18
20
14
11
1621
17
5
1.85
NLD_UD59989_2
poste de conduite direction à droite (X62 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2)
1 Ventilatierooster van zijruit.
2 Zijrooster.
3 Plaats passagiersairbag.
4 Centraal ventilatierooster.
5 Multimedia aansluiting
6 Plaats voor:
– radio;
– navigatiescherm;
– opbergruimte.
7 Schakelaar voor:
richtingaanwijzers;
buitenverlichting;
mistlichten voor;
mistachterlicht.
8 Instrumentenpaneel.
9 Locatie van bestuurders-airbag.
10 Schakelaar voor de ruitenwissers/-
sproeiers van de voorruit.
Functiekeuzetoets van de boord-
computer.
11 Schakelaars voor:
inschakelen/uitschakelen van de
laadstand;
Inschakelen uitschakelen van de af-
takas;
inschakelen/uitschakelen van het
verhoogd stationair toerental;
verstellen van de koplampen.
12 Startschakelaar.
13 Hendel voor het afstellen van de
hoogte van het stuurwiel.
14 Schakelaars:
van de wegliggingscontrole;
inschakelen/uitschakelen van de
functie Stop and Start;
inschakelen/uitschakelen van de
ECO-modus;
– alarmknipperlichten;
– Portiervergrendeling;
inschakelen/uitschakelen van de
parkeerhulp;
inschakelen/uitschakelen van de
dodehoekwaarschuwing;
inschakelen/uitschakelen van de
functie waarschuwing bij overschrij-
den wegmarkering,
15 Hoofdschakelaar van de
snelheidsregelaar/-begrenzer
16 Aansteker of accessoireaansluiting.
17 Handrem.
18 Bedieningspaneel van de airconditio-
ning.
19 Dashboardkastje of opbergruimte
20 Uitneembare bekerhouder
21 Knop voor het ontgrendelen van de
motorkap.
22 Zekeringkastje.
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.86
NLD_UD59990_2
tableau de bord : témoins lumineux (X62 - Renault)
Instrumentenpaneel A
Témoins lumineux
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/4)
å
Richtingaanwijzer Airbag
Het licht op bij het aanzetten van
het contact of het starten van de motor en
dooft binnen enkele seconden. Als het niet
oplicht bij het aanzetten van het contact of
als het oplicht bij draaiende motor, wijst dit
op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo snel mogelijk een merkdealer;
M
Waarschuwingslampje brand-
stofpeil
Dit lampje dooft zodra de motor draait. Ga
zo snel mogelijk tanken als dit lampje oplicht
als de motor draait.
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Controlelampje ©: u moet meteen
voorzichtig naar een merkdealer rijden.
Als u dit voorschrift negeert, loopt u het
risico dat uw auto beschadigd wordt.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
A
š
Controlelampje markeringslicht
á
Controlelampje grootlicht
k
Controlelampje dimlicht
Controlelampje automatisch
grootlicht 1.110
g
Controlelampje mistlichten
voor
Controlelampje mistachterlicht
c
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
b
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE
OPTIES VAN DE AUTO.
1.87
NLD_UD59990_2
tableau de bord : témoins lumineux (X62 - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/4)
D
Waarschuwingslampje storing
remsysteem
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als het tijdens het remmen gaat branden
met het waarschuwingslampje ® en
er een geluidssignaal klinkt, dan wijst het op
een daling van de hoeveelheid remvloeistof
of een storing aan het remsysteem.
Stop onmiddellijk en raadpleeg een merk-
dealer.
Ú
Waarschuwingslampje laad-
stroom
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als het tijdens het rijden gaat branden samen
met het waarschuwingslampje
® en er
een geluidssignaal klinkt, betekent dit dat
het elektrische circuit onvoldoende of te veel
geladen wordt.
Stop en roep de hulp in van een merkdea-
ler.
®
Waarschuwingslampje stop on-
middellijk
Dit gaat branden als u het contact aanzet en
na ongeveer 3 seconden weer uit zet.
Het gaat tegelijk met andere waarschu-
wingslampjes en/of boodschappen branden
en gaat vergezeld van een geluidssignaal.
Het dwingt u, voor uw veiligheid, direct te
stoppen zonder het verkeer in gevaar te
brengen. Stop de motor en start deze niet
opnieuw.
Roep de hulp in van een merkdealer.
U
Waarschuwingslampje snel-
heidsafhankelijke stuurbekrach-
tiging
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als het tijdens het rijden oplicht samen met
het waarschuwingslampje ®, duidt dit
op een storing in het systeem.
Roep de hulp in van een merkdealer.
À
Waarschuwingslampje oliedruk
Het licht op bij het aanzetten van
het contact of het starten van de motor en
dooft binnen enkele seconden.
Als het tijdens het rijden gaat branden samen
met het waarschuwingslampje
® en er
een geluidssignaal klinkt, moet u direct stop-
pen en het contact uitzetten.
Controleer het oliepeil. Als het peil normaal
is, betreft het controlelampje iets anders.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Waarschuwingslampje voor het
reagenspeil en storingen in het
EGR-systeem. 1.120
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE
OPTIES VAN DE AUTO.
1.88
NLD_UD59990_2
tableau de bord : témoins lumineux (X62 - Renault)
©
Waarschuwingslampje
Dit gaat branden als u het contact
aanzet en na ongeveer 3 seconden weer
uit zet. Het kan tegelijk gaan branden met
andere waarschuwingslampjes en/of bood-
schappen op het instrumentenpaneel.
Dit betekent dat u zo snel mogelijk, maar
wel voorzichtig, naar een merkdealer
moet rijden. Als u deze aanbeveling niet op-
volgt, kan dit leiden tot schade aan uw auto.
Afhankelijk van de auto, wordt het oplichten
van dit controlelampje vergezeld van een
boodschap op het instrumentenpaneel.
Ä
Waarschuwingslampje luchtver-
ontreiniging
Voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn,
licht het op bij het aanzetten van het contact
en dooft daarna.
Als het continu brandt in combinatie met
het waarschuwingslampje
©, moet
u zo snel mogelijk een merkdealer raad-
plegen;
als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
echter snel een merkdealer.
2.13
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/4)
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE
OPTIES VAN DE AUTO.
Waarschuwingslampje geopend
portier
Dit brandt als het contact aan staat en een
portier niet goed is gesloten.
Waarschuwing bij verlies van
bandenspanning 2.32
x
Waarschuwingslampje antiblok-
keersysteem
Dit gaat branden als u het contact aanzet en
binnen ongeveer 3 seconden weer uitzet.
Als dit lampje tijdens het rijden oplicht, wijst
dit op een storing in het ABS-systeem. De
auto remt dan normaal, zonder het antiblok-
keersysteem.
Raadpleeg snel een merkdealer.
Waarschuwingslampje motor
op stand-by 2.4
Waarschuwingslampje motor
kan niet op stand-by worden
gezet 2.4
}
Waarschuwingslampje handrem
vastgezet 2.16
É
Controlelampje voorverwar-
ming
Met contact aan, moet het oplichten.
Het geeft aan dat voorverwarmingsstif-
ten werken. Als de voorverwarming is be-
ëindigd, dooft het lampje en kan de motor
worden gestart.
Ô
Waarschuwingslampje koel-
vloeistoftemperatuur
Bij het aanzetten van het contact of als de
motor wordt gestart als deze koud is, kan het
blauw gaat branden.
Als het rood wordt, moet u stoppen en de
motor een tot twee minuten stationair laten
draaien.
De temperatuur moet zakken en het contro-
lelampje moet verdwijnen. Als dit niet zo is
moet u de motor stoppen. Laat de koelvloei-
stof afkoelen voordat u het peil ervan con-
troleert. 4.8.
Als het peil normaal is, betreft het controle-
lampje iets anders. Roep de hulp in van een
merkdealer.
1.89
NLD_UD59990_2
tableau de bord : témoins lumineux (X62 - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/4)
B
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE
OPTIES VAN DE AUTO.
Controlelampje voor het elektro-
nisch stabiliteitsprogramma
(ESC) en tractiecontrole
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Er zijn verschillende redenen waarom het
waarschuwingslampje verschijnt: 2.20.
Waarschuwingslampje zijwind
2.20
[\
Indicatielampjes voor over-
schakelen naar de vol-
gende versnelling
Dit verschijnt om u te adviseren naar een
hogere versnelling (pijl omhoog) of naar een
lagere versnelling (pijl omlaag) te schakelen.
2.8.
Ó
Waarschuwingslampje voet op
het rempedaal
Dit lampje gaat branden wanneer het rem-
pedaal moet worden ingetrapt 2.62.
Op het display B
ß
Waarschuwingslampje vergeten
autogordels voor 1.23
¹
PassagiersAirbag OFF 1.78
Ð
Controlelampje van de snel-
heidsbegrenzer 2.45
Ï
Waarschuwingslampje snel-
heidsregelaar 2.48
Controlelampje waarschuwing
bij verlaten van rijstrook 2.35
Waarschuwingslampje nood-
stopbekrachtiging
Controlelampje ECO-modus.
Dit verschijnt als de ECO -modus
wordt geactiveerd. 2.8.
Waarschuwingslampje digitale
tachograaf
Als het gaat branden, wijst dit op een storing
van het systeem. Raadpleeg het instructie-
boekje voor de uitrusting.
Controlelampje snelheidswaar-
schuwing 1.90
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.90
NLD_UD56999_1
tableau de bord : afficheurs et indicateurs (X62 - Renault)
DISPLAYS EN METERS (1/2)
De aanwezigheid en werking van de displays en meters ZIJN AFHANKELIJK VAN DE UITRUSTING EN HET LAND.
1
2
Toerenteller 1 (tr/min x 1000) Snelheidsmeter 2 (geeft aan in
km/u of mph)
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje weerge-
geven en is een geluidssignaal te horen.
Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto
sneller rijdt dan 120 km/u.
Het waarschuwingslampje blijft branden
zolang de snelheid hoger is dan 120 km/u.
A
Boordcomputer A 1.92
niveau de carburant ...................................
(page courante)
niveau d’huile moteur ................................
(page courante)
liquide de refroidissement..........................
(page courante)
réactif (réservoir) .......................................
(page courante)
réservoir réactif ..........................................
(page courante)
1.91
NLD_UD56999_1
tableau de bord : afficheurs et indicateurs (X62 - Renault)
DISPLAYS EN METERS (2/2)
De aanwezigheid en werking van de displays en meters ZIJN AFHANKELIJK VAN DE UITRUSTING EN HET LAND.
Reagens-meter 5
Afhankelijk van de auto
Als het minimum reagenspeil is bereikt, ver-
schijnt het waarschuwingslampje
en
klinkt er een geluidssignaal. 1.120.
5
4
Versnellingsbakdisplay 3
Dit duidt de ingeschakelde versnelling aan
2.62.
Brandstofpeilmeter 4
Als het minimum brandstofpeil is bereikt,
verschijnt het waarschuwingslampje
en klinkt er een geluidssignaal. Ga zo snel
mogelijk tanken.
3
3
4
Koelvloeistoftemperatuurmeter 6
Bij normaal gebruik, moet de meter 6 voor
de zone 7 blijven. Bij zware motorbelasting
kan hij wel in de buurt komen. Dit is niet ern-
stig tenzij het waarschuwingslampje
®
gaat branden en een boodschap verschijnt
op het instrumentenpaneel en een geluids-
signaal klinkt.
6
7
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.92
NLD_UD57000_1
Ordinateur de bord : généralités (X62 - Renault)
Ordinateur de bord
BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2)
Boordcomputer A
Afhankelijk van de auto, beschikt hij over de
volgende functies:
afgelegde afstand;
gegevens van de reis;
– informatieboodschappen;
storingsboodschappen (in combinatie
met het controlelampje
©);
– alarmboodschappen (in combinatie met
het waarschuwingslampje
®);
tijd instellen.
Alle functies zijn beschreven op de volgende
bladzijden.
Keuzetoetsen voor de weergave
van het display 1 en 2
Laat door achter elkaar en kort in te druk-
ken naar boven (toets 1) of naar beneden
(toets 2) de volgende informatie langsko-
men (de weergave hangt af van de uitrus-
ting van de auto en het land).
a) totaalteller en dagteller van de afgelegde
afstand;
b) gegevens van de reis:
gemiddeld verbruik;
huidig verbruik;
geschat bereik met resterende brand-
stof;
afgelegde afstand;
gemiddelde snelheid;
c) huidige snelheid;
d) Koelvloeistoftemperatuur;
e) instelling van de tijd
f) Onderhoudsinterval
g) reset van de bandenspanning;
h) algemene afstelling;
i) functieoverzicht, informatieboodschap-
pen en storingsboodschappen;
j) Actieradius met resterende reagens.
A
1
2
1.93
NLD_UD57000_1
Ordinateur de bord : généralités (X62 - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2)
Nulinstelling van de dagteller
Druk, met “dagteller” geselecteerd op het
display, op de knop 1 of 2 tot de dagteller
weer op nul staat.
Nulinstelling van de gegevens
van de reis
Gekozen aanduiding op één van de gege-
vens van de reis, druk op een van de toet-
sen 1 of 2 tot de nulinstelling van de aandui-
ding.
Betekenis van de waarden
gedurende de eerste paar
kilometer na een nulinstelling
De waarden van gemiddeld verbruik, bereik
en gemiddelde snelheid worden stabieler
en nauwkeuriger naarmate de afgelegde
afstand vanaf de laatste nulinstelling groter
wordt.
De eerste kilometers na een nulinstelling
kunt u constateren dat de actieradius toe-
neemt tijdens het rijden. Dit komt doordat re-
kening wordt gehouden met het gemiddeld
verbruik sinds de laatste nulinstelling. Het
gemiddeld verbruik kan afnemen als:
de auto met een constante snelheid rijdt;
de motor zijn bedrijfstemperatuur bereikt
(nulinstelling bij koude motor);
u vanuit druk stadsverkeer op de buiten-
weg komt.
Automatische nulinstelling van
de gegevens van de reis
De nulinstelling gebeurt automatisch als één
van de gegevens zijn maximale waarde be-
reikt.
1
2
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.94
NLD_UD60258_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X62 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/6)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
101778 km
a) Totaalteller en dagteller.
112.4 km
Gemiddeld
b) Gegevens van de reis:
Gemiddeld brandstofverbruik.
De waarde wordt aangegeven na minstens 400 meter gereden te hebben sinds de laatste
nulinstelling.
5.8 L/100
Actueel verbruik
Actueel brandstofverbruik.
De waarde verschijnt bij een snelheid van 20 km/u, afhankelijk van de auto.
7.4 L/100
autonomie du véhicule...............................
(page courante)
1.95
NLD_UD60258_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X62 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/6)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
Actieradius
b) Gegevens van de reis (vervolg):
Het bereik met de overgebleven brandstof.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
541 km
Afstand
Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling.
522 km
Gemiddeld
Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
123.4 km/h
90 km/h
c) Actuele snelheid (afhankelijk van de auto).
1.96
NLD_UD60258_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X62 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/6)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
d) Motorkoelvloeistoftemperatuur.
e) Tijd instellen.
16°
12:00
vidange ......................................................
(page courante)
vidange moteur ..........................................
(page courante)
autonomie de vidange ...............................
(page courante)
entretien :
autonomie de vidange .........................
(page courante)
1.97
NLD_UD60258_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X62 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/6)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie
Betekenis van de gekozen aanduiding
Boordcomputer met de ingebouwde onderhoudsboodschap
f) Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt.
Als met het contact aan en stilstaande motor het bericht “Afstand tot
onderhoud” verschijnt, drukt u circa 5 seconden op de toets 1 of 2 om
de afstand of de tijd tot de volgende onderhoudsbeurt weer te geven.
Als de afstand dichtbij de termijn is, zijn verschillende gevallen mogelijk:
bereik minder dan 1500 km of een maand: bericht “Onderhoud uitv.
verschijnt met de dichtstbijzijnde termijn (afstand of tijd);
bereik gelijk aan 0 km of datum van onderhoudsbeurt bereikt: be-
richt “Onderhoud uitvoeren” verschijnt samen met waarschuwings-
lampje
©.
Laat zo snel mogelijk een onderhoudsbeurt uitvoeren.
Afstand tot onderhoud
Onderhoud over
40 000 km / 24 maanden
Onderhoud uitv. over
300 km / 24 dagen
Onderhoud uitvoeren
Resetten: om de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt te resetten, houdt u toets 1 of 2 ongeveer 10 seconden ingedrukt, totdat de rijafstand
tot de volgende onderhoudsbeurt permanent wordt weergegeven.
NB: als een onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd zonder de olie te verversen, dan moet alleen de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
worden gereset. Bij olie verversen moet zowel de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt als tot de volgende olieverversing worden gereset.
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(page courante)
régulateur de vitesse .................................
(page courante)
limiteur de vitesse ......................................
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
1.98
NLD_UD60258_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X62 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (5/6)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie
Betekenis van de gekozen aanduiding
Boordcomputer met de boodschap afstand tot
de volgende onderhoudsbeurt (vervolg)
f) Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
Als met het contact aan en stilstaande motor het bericht “Afstand
tot onderhoud” verschijnt, drukt u ongeveer 5 seconden op knop 1 of 2
om de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt weer te geven; daarna
drukt u op de knop 2 om de afstand tot de volgende olieverversing weer
te geven (afstand of tijd tot de volgende onderhoudsbeurt). Als de af-
stand dichtbij de termijn is, zijn verschillende gevallen mogelijk:
bereik minder dan 1500 km of een maand: bericht “Onderhoud uitv.
verschijnt met de dichtstbijzijnde termijn (afstand of tijd);
bereik gelijk aan 0 km of datum van olieverversing bereikt: bericht
Onderhoud uitvoeren” verschijnt samen met waarschuwingslampje
©.
Laat zo snel mogelijk de olie verversen.
Afstand tot onderhoud
Olie verv. Over
40 000 km / 24 maanden
Onderhoud uitv. over
300 km / 24 dagen
Onderhoud uitvoeren
afhankelijk van de auto past de afstand tot olieverversing zich aan de rijstijl aan (veel langzaam rijden, huis-aan-huis bezorgen, lang rijden met
stationair toerental, trekken van een aanhangwagen enz.). De overgebleven afstand tot de volgende olieverversing kan dus in sommige geval-
len sneller afnemen dan de werkelijk afgelegde afstand.
Resetten: om de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt te resetten, houdt u toets 1 of 2 ongeveer 10 seconden ingedrukt, totdat de rijafstand
tot de volgende olieverversing permanent wordt weergegeven.
NB: als een onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd zonder de olie te verversen, dan moet alleen de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
worden gereset. Bij olie verversen moet zowel de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt als tot de volgende olieverversing worden gereset.
1.99
NLD_UD60258_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X62 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (6/6)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
g) Reset van de bandenspanning 2.32.
Bandendruk init.
lang drukken
Instellingen (druk lang)
h) Algemene instellingen.
Druk circa 5 seconden op de knop 1 of 2 om de dis-
playtaal te selecteren.
i) Functieoverzicht.
Aanduiding achtereenvolgens:
Informatieberichten (ESC uitgeschakeld/ingescha-
keld, STOP and START ingeschakeld, enz.);
storingsberichten (Controleer inspuitsysteem,
airbag, enz.).
Geen bericht in geheugen
j) Actieradius met resterende reagens 1.120.
Vul AdBlue bij
voor 2400 km
ordinateur de bord .....................................
(page courante)
1.100
NLD_UD59991_2
Ordinateur de bord : messages d’information (X62 - Renault)
BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de boodschappen
Tractiecontrole uit Geeft aan dat u de tractiecontrolefunctie hebt uitgeschakeld.
Stuurkolom niet geblokkeerd Geeft aan dat de stuurkolom niet geblokkeerd is.
Parkeerrem aangetrokken Geeft aan dat de parkeerrem is vastgezet.
Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid.
Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven.
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir réactif ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réactif (réservoir) .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.101
NLD_UD57003_1
Ordinateur de bord : messages d’anomalies de fonctionnement (X62 - Renault)
Zij verschijnen bij het waarschuwingslampje © en het is noodzakelijk direct voorzichtig naar een merkdealer te rijden. Als u dit
voorschrift negeert, loopt u het risico dat uw auto beschadigd wordt.
Zij verdwijnen door een druk op de keuzetoets van de aanduiding of na enkele secondes en worden opgeslagen in het functieoverzicht. Het lampje
© blijft branden. Voorbeelden van storingsboodschappen worden hieronder gegeven.
BOORDCOMPUTER: storingsboodschappen
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de boodschappen
Controleer ESC
Geeft een storing aan in de tractiecontrole of het elektronisch stabiliteitsprogramma
2.20.
Brandstoffilter aftappen
Geeft aan dat er water in de dieselbrandstof zit.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merkdealer.
Controleer auto.transmissie
Geeft aan dat er een storing in de versnellingsbak is, raadpleeg snel een merkdea-
ler.
Controleer verlichting
Geeft aan dat er een storing is in de automatische werking van de lichten. Ga naar
een merkdealer.
Controleer lucht verontreiniging
– Geeft een storing aan in het antiluchtverontreinigingssysteem van de auto.
– Geeft een storing aan in het systeem voor emissiebeperking als er tevens een con-
trolelampje
oplicht. 1.120.
1.102
NLD_UD57004_1
Ordinateur de bord : messages d’alerte (X62 - Renault)
Zij verschijnen met het controlelampje ® en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te bren-
gen. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer.
Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven. N.B.: de boodschappen verschijnen op het display alleen of afwisselend (als er
meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombineerd zijn met een waarschuwingslampje en/of een geluidssignaal.
BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de boodschappen
Storing stuurbekracht. Geeft een probleem in de stuurinrichting aan.
Risico op motorschade
Geeft een storing van het inspuitsysteem, een oververhitting van de motor van
de auto of een ernstig probleem met de motor van de auto aan.
Elektr. storing GEVAAR Geeft een storing in het laadstroomcircuit van de accu aan (dynamo enz.).
Oververhitting auto.transmissie Geeft een oververhitting van de versnellingsbak aan.
Lekke band
Dit betekent dat minstens een van de banden lek is of veel te lage spanning
heeft.
heure .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
montre .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de navigation ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
température extérieure ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.103
NLD_UD57005_1
heure et température exterieure (X62 - Renault)
Heure
Température extérieure
Display A
Om de tijd in te kunnen stellen, drukt u zo
vaak als nodig is op 1 of 2 tot 3 wordt weer-
gegeven.
Druk op de toets 1 of 2 en houd deze inge-
drukt tot de uuraanduiding knippert. U bent
nu in de afstelmodus: houd knop 1 of 2 inge-
drukt om het uur in te stellen.
Na enkele seconden gaan de minuten knip-
peren: druk herhaaldelijk op de knop 1 of 2
om ze in te stellen.
Wacht even als u klaar bent, voordat u het
display wijzigt.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2)
1
2
12:00
3
A
Display B
Auto’s met multimedia-aanraakscherm,
navigatiesystemen, telefoons enz.
Raadpleeg de betreffende instructieboekjes
voor de bijzonderheden van deze uitrustin-
gen.
B
Als de elektrische voeding onderbroken
is geweest (losgenomen accukabel, ze-
kering doorgebrand, enz.) moet u het
klokje weer gelijk zetten.
Voer deze verstellingen uitsluitend uit als
de auto stilstaat.
1.104
NLD_UD57005_1
heure et température exterieure (X62 - Renault)
Buitentemperatuurmeter
Bijzonderheid:
Als de buitentemperatuur tussen - 3 °C en
+ 3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waar-
schuwing voor kans op gladheid).
Buitentemperatuurmeter
De buitenthermometer is be-
slist geen gladheidsdetector.
Gladheid is niet alleen van de
temperatuur afhankelijk, maar van meer
factoren zoals de ligging van de weg en
de vochtigheid van de lucht.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2)
rétroviseurs ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.105
NLD_UD59488_2
Rétroviseurs (X62 - Renault)
Rétroviseurs
SPIEGELS (1/2)
Binnenspiegel
De binnenspiegel is verstelbaar.
Om te voorkomen dat u in het donker ver-
blind wordt door achter u rijdende voertui-
gen, kan het spiegelglas in de nachtstand
gekanteld worden met het knopje 1 achter
de spiegel.
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Selecteer, met het contact aan, de binnen-
spiegel met behulp van de schakelaar 2 en
zet deze daarna met de knop 3 in de ge-
wenste stand.
1
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
3
2
Verwarmde buitenspiegels
De spiegels worden alleen of gelijk met de
achterruit verwarmd.
1.106
NLD_UD59488_2
Rétroviseurs (X62 - Renault)
Extra binnenspiegel 5
(afhankelijk van de auto)
Zet de zonneklep 4 omlaag om bij de spe-
ciale spiegel te kunnen die beter zicht opzij
biedt tijdens het manoeuvreren.
4
B
B
A
A
C
C
5
De bestuurder heeft uitzicht via:
A de extra binnenspiegel;
B de ruit van de passagier;
C de buitenspiegel.
SPIEGELS (2/2)
Voorwerpen in het buitens-
piegelglas zijn dichterbij dan ze
lijken.
Voor uw eigen veiligheid dient
u hiermee rekening te houden bij het be-
palen van de afstand, voordat u een ma-
noeuvre uitvoert.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
essuie-vitre/lave-vitre.................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.107
NLD_UD57006_1
Essuie-vitre / lave-vitre (X62 - Renault)
Essuie-vitre, lave-vitre
RUITENWISSER, SPROEIER (1/3)
Auto voorzien van ruitenwisser
met interval
A uit
B wissen met intervallen
De wissers vegen met tussenpozen van
enkele secondes. De duur van het in-
terval is te regelen door de ring 2 te ver-
draaien;
C langzaam continu wissen
D snel continu wissen
1
A
B
C
D
1
2
E
F
Bijzonderheid
Tijdens het rijden gaat de wisser langza-
mer werken als de auto stopt. Van snel con-
tinu wissen naar langzaam continu wissen.
Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen
de wissers weer met de oorspronkelijk inge-
stelde snelheid te werken.
Als u de schakelaar 1 in een andere stand
zet, schakelt u hiermee bovengenoemd au-
tomatisme uit.
N.B.: als het mechanisme is geblokkeerd,
wordt de voeding van de ruitenwissermotor
automatisch uitgeschakeld.
1.108
NLD_UD57006_1
Essuie-vitre / lave-vitre (X62 - Renault)
RUITENWISSER, SPROEIER (2/3)
Opmerking:
– de regensensor heeft enkel een onder-
steunende functie. Bij beperkte zicht-
baarheid moet de bestuurder zijn ruiten-
wisser handmatig inschakelen. Bij mist
of sneeuwval werkt de ruitenwisser niet
altijd automatisch en blijft deze onder uw
controle;.
Bij temperaturen onder nul wordt auto-
matisch wissen niet ingeschakeld wan-
neer de auto wordt gestart. Deze functie
wordt automatisch ingeschakeld wan-
neer de auto sneller rijdt dan een be-
paalde snelheid (ongeveer 8 km/uur).
Schakel automatisch wissen niet in bij
droog weer.
Ontdooi de voorruit volledig voordat u het
automatisch wissen inschakelt.
1
A
B
C
D
Auto voorzien van ruitenwisser
met regensensor
A uit
B automatisch wissen.
In deze stand signaleert het systeem
water op de voorruit en schakelt het
wissen in met een aangepaste wis-
snelheid. De inschakeldrempel van het
wissen en de duur van het interval is te
regelen door de ring 2 te verdraaien:
E: minimumgevoeligheid
F: maximumgevoeligheid
C langzaam continu wissen
D snel continu wissen.
1
2
E
F
1.109
NLD_UD57006_1
Essuie-vitre / lave-vitre (X62 - Renault)
RUITENWISSER, SPROEIER (3/3)
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap, of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
stand A (uit) staat.
Verwondingsgevaar.
Voordat u iets aan de voorruit
doet (wassen van de auto, ont-
dooien, reinigen van de voor-
ruit, enz.) moet u de schake-
laar 1 in stand A (uit) zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
1
A
B
C
D
Ruitensproeier
Contact aan: trek de schakelaar 1 naar u
toe en laat deze weer los.
Door een korte actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser één
wisbeweging.
Door een lange actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser drie
wisbewegingen, en na enkele secondes nog
een vierde.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval, zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.38.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
éclairage et signalisation extérieurs ..........
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
1.110
NLD_UD60007_2
Eclairages et signalisations extérieures (X62 - Renault)
k
Dimlicht
Handbediend
Draai de ring 3 tot het symbool bij het merk-
teken 2 staat. Dit controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Automatische werking
(afhankelijk van auto)
Draai de ring 3 tot het symbool AUTO bij
het merkteken 2 staat: draaiende motor, de
dimlichten schakelen automatisch in en uit,
naargelang de helderheid buiten, zonder dat
u de schakelaar 1 hoeft te bedienen.
Éclairages et signalisations extérieurs
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/5)
š
Markeringslichten
Draai de ring 3 tot het symbool bij het merk-
teken 2 staat.
Dit controlelampje op het in-strumentenpa-
neel licht op.
Markeringslichten zijkant
(afhankelijk van de auto)
Zij zorgen dat andere weggebruikers de af-
meting van het voertuig kunnen zien.
Zij lichten op bij het inschakelen van de mar-
keringslichten.
Controleer, voordat u in het
donker wegrijdt, de werking
van de verlichting en stel indien
nodig de stand van de kop-
lampen af op de belasting van de auto.
1.115. Zorg ervoor dat de lichten niet
bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw, ver-
voer van voorwerpen, enz.).
1
2
3
1
Functie verlichting overdag
De verlichting schakelt automatisch in over-
dag zonder dat u de schakelaar 1 hoeft te
bedienen bij het starten van de motor en
schakelt uit bij het stoppen van de motor.
feux :
de route ................................................
(page courante)
alarme sonore d’oubli d’éclairage ..............
(page courante)
éclairage extérieur d’accompagnement.....
(page courante)
1.111
NLD_UD60007_2
Eclairages et signalisations extérieures (X62 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/5)
Functie “uitschakelvertraging”
Met deze functie blijven de dimlichten korte
tijd branden (voor het verlichten van het
openen een hek, enz.).
Met de motor en de verlichting uitgescha-
keld en de ring 3 in de stand AUTO, trekt u
de hendel 1 naar u toe: de dimlichten gaan
ongeveer 1 minuut branden. Om deze tijd te
verlengen, kunt u de schakelaar tot vier keer
naar u toe trekken (de maximale tijd is onge-
veer 4 minuten).
3
1
Als u langs de kant van de weg
parkeert en de achterklep ge-
opend is, kunnen de achter-
lichten hierdoor aan het zicht
onttrokken worden. Waarschuw bijge-
volg andere weggebruikers voor de aan-
wezigheid van uw voertuig door middel
van de gevarendriehoek of op de manier
die is voorgeschreven in het land waar u
zich bevindt.
Om de verlichting uit te schakelen voordat
deze automatisch uitschakelt, verdraait u de
ring 3 (de stand is onbelangrijk) en draait u
deze daarna terug in de stand AUTO.
1.112
NLD_UD60007_2
Eclairages et signalisations extérieures (X62 - Renault)
á
Grootlicht
Trek, terwijl de dimlichten aan zijn, aan de
schakelaar 1. Dit controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in
te schakelen, trekt u de lichtschakelaar 1 op-
nieuw naar u toe.
2
1
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/5)
Automatisch grootlicht
Afhankelijk van de auto ontsteekt
en dooft dit systeem automatisch het groot-
licht. Het gebruikt een camera geplaatst
achter de binnenspiegel om achterliggers en
tegenliggers te detecteren.
Het grootlicht wordt automatisch ontstoken
wanneer:
er weinig licht buiten is;
er geen andere auto of verlichting wordt
gedetecteerd;
als de auto sneller dan ongeveer 45 km/u
rijdt.
Als niet aan een van de voorwaarden hier-
onder wordt voldaan, wordt overgeschakeld
naar dimlicht.
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
Het gebruik ‘s nachts van een
draagbaar navigatiesysteem
op het gedeelte van de voorruit
onder de camera, kan de wer-
king van het automatische grootlichtsys-
teem verstoren (risico van reflecties op
de voorruit).
Het systeem kan onder bepaalde om-
standigheden niet goed werken, met
name:
extreme weersomstandigheden
(regen, sneeuw, mist enz.);
als er iets achter de voorruit of voor
de camera zit;
als een achterligger of tegenligger
weinig verlichting voert of afgedekte
lampen heeft;
– verkeerde afstelling van de koplam-
pen;
reflecterende systemen;
– ...
1.113
NLD_UD60007_2
Eclairages et signalisations extérieures (X62 - Renault)
Automatisch grootlicht
(vervolg)
In-/uitschakelen
Om automatisch grootlicht in te schake-
len:
draai de ring 3 tot het symbool AUTO bij
het merkteken 2 staat;
trek de schakelaar 1 naar u toe;
Het controlelampje
wordt op het in-
strumentenpaneel weergegeven.
Om automatisch grootlicht uit te schake-
len:
Trek de schakelaar 1 weer naar u toe.
of draai de ring 3 in een andere stand dan
AUTO.
Het controlelampje
op het instru-
mentenpaneel gaat uit.
VERLICHTING EN SIGNALEN (4/5)
2
1
Het systeem voor het auto-
matisch inschakelen van het
grootlicht is in geen geval een
vervanging voor de oplettend-
heid en verantwoordelijkheid van de be-
stuurder inzake de verlichting van het
voertuig en de aanpassing daarvan aan
de licht-, zicht- en verkeersomstandig-
heden.
storingen
Als het bericht “Controleer verlichting
verschijnt in combinatie met het waar-
schuwingslampje
© en het waar-
schuwingslampje k knippert op het
instrumentenpaneel, is er een storing in de
verlichting.
Ga naar een merkdealer.
Telkens wanneer u de motor start, moet
u de schakelaar 1 naar u toe trekken om
het systeem opnieuw in te schakelen.
3
1.114
NLD_UD60007_2
Eclairages et signalisations extérieures (X62 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (5/5)
Mistachterlicht
Draai de middelste ring 4 van
de schakelaar 1 tot het symbool zichtbaar
wordt bij de markering 5.
De mistachterlichten werken alleen als de
buitenverlichting is ingeschakeld. Op het in-
strumentenpaneel gaat een controlelampje
branden.
Zodra de weersomstandigheden dit toelaten
moet u de mistachterlichten uitschakelen om
de achter u rijdende weggebruikers niet te
hinderen.
Met het uitschakelen van de verlichting
worden de mistachterlichten uitgeschakeld
of gaan de mistlichten (indien aanwezig) aan
de voorzijde branden.
Lichten uit
De lichten gaan automatisch uit na het stop-
pen van de motor, bij het openen van het be-
stuurdersportier of bij het vergrendelen van
de auto. In dat geval schake-len, bij de vol-
gende keer starten van de motor, de lichten
opnieuw in, overeen-komstig de stand van
ring 3.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Indien de lichten worden ingeschakeld na
het stilzetten van de motor, klinkt er een sig-
naal bij het openen van het bestuurderspor-
tier om u te waarschuwen dat de lichten nog
branden (om ontlading van de accu te voor-
komen).
4
5
1
g
Mistlichten voor
Draai de middelste ring 4 van
de schakelaar 1 tot het symbool zichtbaar
wordt bij de markering 5.
De mistlichten aan de voorzijde werken
alleen als de buitenverlichting is ingescha-
keld. Op het instrumentenpaneel gaat een
controlelampje branden.
3
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des projecteurs .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage électrique de la hauteur des
faisceaux ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.115
NLD_UD57142_1
Réglage de la hauteur des faisceaux (X62 - Renault)
Réglage des projecteurs
KOPLAMPEN AFSTELLEN (1/2)
Bij de auto’s die ermee uitgerust zijn, kan de
knop A de stand van de koplampen aanpas-
sen aan de belasting.
Als u deze knop A omlaag draait dan gaan
de lichtbundels naar beneden; draait u de
knop omhoog dan gaan de lichtbundels ook
omhoog.
Belading Stand van de knop
Bestuurder alleen 0
Bestuurder met twee passagiers
en belaste bagageruimte (1)
2
Bestuurder alleen met belaste
bagageruimte (1)
3
In de volgende tabel ziet u enkele voorbeelden. Stel in alle gevallen bediening A in volgens
de belading van de auto, zodat de weg goed zichtbaar is en andere weggebruikers niet ver-
blind worden.
(1) Belading bereikt de maximum toegelaten massa.
A
1.116
NLD_UD57142_1
Réglage de la hauteur des faisceaux (X62 - Renault)
KOPLAMPEN AFSTELLEN (2/2)
Tijdelijke afstelling
Open de motorkap en zoek de markering B
nabij een van de koplampen.
Draai voor elke koplamp de schroef 1 met
een schroevendraaier een kwartslag naar
de - om de koplampen te laten zakken.
Plaats de schroef na uw verblijf opnieuw in
de oorspronkelijke stand: draai de schroef 1
een kwartslag naar de + om de koplampen
te laten stijgen.
B
1
Wanneer u links rijdt met een auto met de
bestuurdersstoel aan de linkerkant (of an-
dersom), bent u verplicht om tijdens uw ver-
blijf de lichten tijdelijk af te stellen.
avertisseurs sonore et lumineux ................
(page courante)
clignotants .................................................
(page courante)
indicateurs :
de direction ..........................................
(page courante)
signal danger .............................................
(page courante)
warning ......................................................
(page courante)
1.117
NLD_UD57008_1
avertisseurs sonore et lumineux (X62 - Renault)
Avertisseurs sonore et lumineux
CLAXON EN LICHTSIGNALEN
Richtingaanwijzers
Zet de schakelaar 1 in dezelfde richting als
waarin u het stuurwiel wilt bewegen.
Tijdens het rijden op de snelweg wordt het
stuur mogelijk slechts weinig gedraaid,
waardoor de schakelaar niet vanzelf terug-
komt in de ruststand.
Verplaats in dit geval de schakelaar 1 kort
tot halverwege en laat weer los: de schake-
laar gaat terug naar de beginstand en het
controlelampje knippert drie keer.
1
1
2
Claxon
Druk op de zijkanten 2 van het stuurwielkus-
sen.
Lichtsignaal
Trek schakelaar 1 naar u toe en laat deze
los om met de koplampen te knipperen.
é
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar 3. Deze
schakelaar schakelt gelijktijdig de vier knip-
perlichten en de zijknipperlichten in. Gebruik
deze alleen als gevaar dreigt om andere
weggebruikers te waarschuwen dat u ge-
dwongen bent te stoppen op een abnormale
plaats of zelfs waar dit verboden is, of bij bij-
zondere rij- of verkeersomstandigheden.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
kunnen tijdens krachtig remmen de knip-
perlichten automatisch inschakelen. U kunt
deze uitschakelen door op de schakelaar 3
te drukken.
2
3
bouchon de réservoir carburant.................
(jusqu’à la fin de l’UD)
capacité du réservoir carburant .................
(page courante)
carburant
qualité ..................................................
(page courante)
carburant
remplissage .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir carburant ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réamorçage carburant ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.118
NLD_UD64514_2
réservoir carburant (X62 - Renault)
Réservoir carburant
BRANDSTOFTANK (1/2)
Vullen van de tank
Open het bestuurdersportier om het klepje 1
te kunnen openen.
Vergrendel, afhankelijk van de auto, de
dop 2 met behulp van de sleutel.
Verwijder de dop 2 en maak hem vast aan
het klepje 1.
Bruikbare inhoud van de tank: 80 liter of
105 liter ongeveer (afhankelijk van het type
van de auto).
Tanken van brandstof
Met het contact uit kunt u na het eerste au-
tomatische afslaan aan het eind van het
tanken nog maximaal twee keer verder bij-
vullen, zodat er nog ruimte voor het uitzetten
van de brandstof overblijft.
Soort brandstof
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof. Let
er op dat bij het tanken geen water bij de
brandstof komt. Het afsluitsysteem van de
tankdop en de omgeving ervan moeten stof-
vrij zijn.
Gebruik brandstof van goede kwaliteit
die voldoet aan de regelgeving van het be-
treffende land, Deze moet overeenstem-
men met de specificaties op de sticker op de
tankdop 1. 6.5.
2
1
Controleer na het tanken of de dop en
het klepje goed zijn gesloten.
Vermeng de dieselbrandstof
nooit met benzine (loodvrij of
E85), zelfs niet een kleine hoe-
veelheid.
Gebruik geen ethanol als uw auto hier
niet voor aangepast is.
Voeg geen reagens toe aan de brand-
stof, anders kan de motor beschadigd
raken. 1.120.
Als u een toevoegmiddel aan de brand-
stof wilt toevoegen, gebruik dan een pro-
duct dat is goedgekeurd door onze tech-
nische dienst.
Ga naar een merkdealer.
Brandstofsoorten die voldoen aan de
Europese normen die ook gelden voor
de motoren van auto’s die in Europa zijn
verkocht. 6.5.
Auto uitgerust met de functie Stop
and Start
Om brandstof bij te vullen, moet de
motor worden afgezet (en niet op stand-
by worden gezet): u MOET de motor
stoppen 2.3.
qualité du carburant ...................................
(page courante)
1.119
NLD_UD64514_2
réservoir carburant (X62 - Renault)
BRANDSTOFTANK (2/2)
Wijzig of repareer niet zelf het
brandstofsysteem (rekeneen-
heden, bedrading, brandstof-
circuit, inspuitstukken of ver-
stuivers, beschermkappen) vanwege de
grote gevaren voor de veiligheid die hier-
door kunnen ontstaan. Laat deze werk-
zaamheden uitsluitend door uw merk-
dealer uitvoeren.
Aanhoudende stank
van brandstof
In geval van een aanhoudende
stank van brandstof, moet u:
onmiddellijk stoppen, rekening hou-
dend met het overige verkeer en het
contact afzetten;
de alarmknipperlichten aanzetten
en alle passagiers laten uitstappen
en ze op veilige afstand van de auto
houden;
Als het peil normaal is, heeft dit een
andere oorzaak, roep de hulp in van
een merkdealer.
Ontluchten van het
brandstofcircuit
Als de auto stilgevallen is door brandstofge-
brek, moet u het brandstofcircuit ontluchten
voordat u probeert de motor weer te starten:
de contactsleutel in de stand AAN zetten
M 2.2 en wacht een paar minuten
voordat u start zodat het brandstofcircuit
kan ontluchten;
draai de sleutel in de stand D. Als de
motor niet start, herhaalt u de procedure.
Als de motor na verschillende pogingen
niet start: raadpleeg een merkdealer.
De randorganen (dynamo, startmotor,
motorsteunen, enz.) moeten beschermd
worden tegen dieselspatten.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
De tankdop is van een speci-
aal type.
Vraag naar ditzelfde type als u
een andere dop koopt. Ga naar
een merkdealer.
Rook niet tijdens het tanken en ontsteek
geen open vuur in de nabijheid van de
brandstoftank of de tankdop.
Maak de omgeving van het vulsysteem
niet schoon met een hogedrukreiniger.
réactif (réservoir) .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réactif remplissage ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir réactif ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.120
NLD_UD59992_2
Réservoir réactif (X62 - Renault)
Réservoir réactif
Vullen
Bruikbare inhoud van de brandstoftank:
ongeveer 20 liter of 28,2 liter(afhankelijk
van het type auto).
Zet het contact uit en open het passagier-
sportier voor en het klepje 2. Draai de dop 1
los.
Opmerking: er kan ammoniumhydroxide-
damp ontsnappen uit de opening als de tem-
peratuur van de tank hoog is.
REAGENSTANK (1/8)
De tankdop is van een speci-
aal type.
Vraag naar ditzelfde type als u
een andere dop koopt. Ga naar
een merkdealer. Maak de omgeving van
het vulsysteem niet schoon met een ho-
gedrukreiniger.
2
1
Auto uitgerust met de functie Stop
and Start
Om reagens bij te vullen, moet de motor
worden afgezet (en niet op stand-by
worden gezet): u MOET de motor stop-
pen 2.3.
Als het bericht xxxKM fout
AdBlue bijvullen” verschijnt,
vult u de reagenstank volgens
de vulvoorschriften.
Risico op stilstand van de auto.
U dient zich te houden aan de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt.
Overtreding van de geldende regelgeving is
strafbaar.
De werking van de
startvergrendeling
De reagens bestemd is voor dieselmo-
toren voorzien van het SCR (selectieve
katalysator)-systeem.
Gebruik van de reagens vermindert de hoe-
veelheid stikstofoxide in uitlaatgassen.
Het werkelijke reagensverbruik is afhanke-
lijk van de gebruiksomstandigheden, de uit-
rusting van de auto en de rijstijl van de be-
stuurder.
Reagenskwaliteit
Gebruik alleen reagentia die voldoen aan
standaard ISO 22241 en in overeenstem-
ming met de markering op de vuldop.
1.121
NLD_UD59992_2
Réservoir réactif (X62 - Renault)
REAGENSTANK (2/8)
Bij extreem koud weer
Als het vriest moet de reagenstank
worden bijgevuld zodra het
waar-
schuwingslampje gaat branden en het be-
richt “Vul AdBlue bij voor 1500 km”, of, af-
hankelijk van de auto, het bericht “Vul
AdBlue bij voor 1200 km” verschijnt op het
instrumentenpaneel.
Bijzondere gevallen
De reagensvloeistof bevriest bij temperatu-
ren lager dan ongeveer -10°C.
Probeer in deze omstandigheden niet om de
vloeistof bij te vullen als deze bevroren is.
Indien u het reservoir moet vullen of bijvullen
met reagens (
aan), zet u de auto
indien mogelijk op een warmere plek zodat
de reagens weer vloeibaar wordt. Anders
vraagt u een vakman om reagensvloeistof
bij te vullen.
De reagens mag niet in con-
tact komen met ogen of huid.
Bij onverhoopt contact spoelen
met veel water. Indien nodig
een arts raadplegen.
Voorzorgsmaatregelen
U kunt de tank bijvullen bij de pomp. In
andere gevallen is het belangrijk dat u de
informatie op de reagenscontainer (blik of
fles) leest.
Wees voorzichtig als u de reagens bijvult.
Het kan kleding, schoenen, onderdelen
van de carrosserie enz. beschadigen.
Als er reagens overstroomt of op het lakwerk
terechtkomt, moet het betroffen gebied snel
met veel water en een zachte doek worden
gereinigd.
Opmerking: als het reagens kristalliseert,
gebruikt u een zachte spons.
Er mogen geen werkzaamhe-
den worden uitgevoerd aan
onderdelen van het systeem.
Om schade te voorkomen mag
uitsluitend deskundig personeel van de
merkdealer werkzaamheden aan het
systeem uitvoeren.
Nadat u de reagenstank hebt bijgevuld,
controleert u of de dop en het klepje zijn
gesloten. Start dan de motor en WACHT
10 seconden terwijl de auto stilstaat
met draaiende motor voordat u weer
wegrijdt.
Als u dit niet doet, wordt het bijvullen van
de tank pas geregistreerd nadat de auto
tientallen minuten heeft gereden.
Het bericht “--- Vul AdBlue” verschijnt en/
of de controlelampjes branden totdat het
bijvullen is geregistreerd door het sys-
teem.
1.122
NLD_UD59992_2
Réservoir réactif (X62 - Renault)
REAGENSTANK (3/8)
Waarschuwing met boodschap
op het instrumentenpaneel op
het display 3
Uitvoeringen voor voorwielaandrijving
en bestelwagen
Er verschijnen controlelampjes en berichten
op het instrumentenpaneel 3 volgens de ac-
tieradius van de resterende reagens.
3
Afhankelijk van de rijstijl kunnen deze
worden weergegeven voordat de reagen-
stank op het instrumentenpaneel op het
laagste niveau staat 1.90.
1.123
NLD_UD59992_2
Réservoir réactif (X62 - Renault)
REAGENSTANK (4/8)
Onderhoud/actieradius
De informatie op het instrumentenpaneel kan worden vergezeld door een geluidssignaal.
Controleen
waarschuwingslampjes
Boodschappen Wat te doen?
- Niveau AdBlue Correct -
- “Vul AdBlue bij voor 2400 km”
Als het bericht verschijnt bij aanzetten van het contact, hebt u een
actieradius van minder dan 2400 km.
Laat een merkdealer de reagenstank vullen of bijvullen.
gaat branden.
Vul AdBlue bij voor 1500 km” of, afhankelijk
van de auto, “Vul AdBlue bij voor 1200 km”
Als het bericht verschijnt als het contact wordt ingeschakeld, ligt de
resterende actieradius tussen 1500 km en 1000 kilometer, of, af-
hankelijk van de auto, tussen 1200 kilometer en 800 kilometer.
Laat een merkdealer de reagenstank vullen of bijvullen.
1.124
NLD_UD59992_2
Réservoir réactif (X62 - Renault)
REAGENSTANK (5/8)
Onderhoud/actieradius
De informatie op het instrumentenpaneel kan worden vergezeld door een geluidssignaal.
Controleen
waarschuwingslampjes
Boodschappen Wat te doen?
gaat branden.
“xxxKM fout AdBlue bijvullen”
Het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet en wordt her-
haald:
–ongeveer elke 100 km, tussen 1000 en 200 kilometer actieradius,
of, afhankelijk van de auto, resteert tussen 800 kilometer en
200 kilometer actieradius;
–ongeveer elke 50 km: u hebt een actieradius van minder dan
200 km.
Laat in elk geval een merkdealer de reagenstank zo snel mogelijk
vullen of bijvullen.
knippert.
“0KM fout AdBlue bijvullen”
De motor wil niet starten.
Voor een herstart moet u zelf de reagenstank bijvullen.
1.125
NLD_UD59992_2
Réservoir réactif (X62 - Renault)
REAGENSTANK (6/8)
Systeemstoringen
Als de beschreven controlelampjes gaan branden, kan dit gepaard gaan met een geluidssignaal.
Controleen
waarschuwingslampjes
Boodschap Interpretatie
en ©
gaan branden.
“Controleer lucht verontreiniging”
Geeft een storing in het systeem aan. Raadpleeg zo snel mogelijk de
merkdealer.
en ©
gaan branden.
“xxxKM fout antiluchtveront.”
Geeft een storing in het systeem aan en dat er minder dan 1000 ki-
lometer actieradius over is, of, afhankelijk van de auto, een actie-
radius van minder dan 800 km kan de auto niet langer opnieuw
worden gestart.
Deze waarschuwingen worden herhaald:
– elke 100 km, totdat er ongeveer 200 km resteert voordat de auto niet
meer kan worden gestart;
–elke 50 km wanneer er minder dan 200 km resteert voordat de auto
niet meer kan worden gestart.
Raadpleeg zo snel mogelijk de merkdealer.
en ©
gaan branden.
“0 KM fout antiluchtveront.”
Geeft aan dat de auto niet opnieuw zal starten nadat het contact is uit-
geschakeld. Roep de hulp in van een merkdealer.
1.126
NLD_UD59992_2
Réservoir réactif (X62 - Renault)
REAGENSTANK (7/8)
Waarschuwing zonder melding
op het instrumentenpaneel
Uitvoeringen voor bus en
achterwielaandrijving
Het waarschuwingslampje verschijnt over-
eenkomstig de hoeveelheid reagens die
wordt aangegeven door de brandstofpeilme-
ter 4 op het instrumentenpaneel.
Onderhoud/actieradius
Peil van de
peilstaaf eruit
Waarschuwingen Wat te doen?
Actieradius A
Actieradius B
gaat branden.
U moet de reagenstank (bij)vullen of
dit laten doen door een merkdealer.
Actieradius C
knippert gedurende
enkele seconden aan het
begin van de waarschuwing
en telkens wanneer het con-
tact wordt aangezet en blijft
dan branden.
Actieradius D
knippert gedurende
enkele seconden aan het
begin van de waarschuwing
en telkens wanneer het con-
tact wordt aangezet en blijft
dan branden. Gaat gepaard
met geluidssignalen.
De motor lijkt onvoldoende vermo-
gen te hebben.
Vul de reagenstank zo snel mogelijk
bij, of laat dit doen door een merkdea-
ler.
Bij E
Lege tank.
knippert, u hoort
pieptonen en u ziet het be-
richt “Controleer lucht veront-
reiniging”.
In dit geval wordt, wanneer de motor
de volgende keer wordt gestopt/ge-
start, de snelheid van de auto be-
grensd tot ongeveer 20 km/u totdat
u de reagenstank vult of dit laat doen
door een merkdealer.
C
A
A
B
E
D
E
4
1.127
NLD_UD59992_2
Réservoir réactif (X62 - Renault)
REAGENSTANK (8/8)
Systeemstoringen
Als de beschreven controlelampjes gaan branden, kan dit gepaard gaan met een geluidssignaal.
Controleen
waarschuwingslampjes
Boodschap Interpretatie
en ©
gaan branden.
“Controleer lucht verontreiniging”
Geeft een storing in het systeem aan. Raadpleeg zo snel mogelijk de
merkdealer.
en ©
knipperen bij het star-
ten van de motor en
blijven dan branden.
Geeft een storing in het systeem aan met verlies van motorvermogen.
Raadpleeg zo snel mogelijk de merkdealer.
en ©
knipperen.
Geeft een storing in het systeem aan. In dit geval wordt de snelheid
van de auto, wanneer de motor de volgende keer wordt gestopt/
gestart, begrensd tot ongeveer 20 km/u. Raadpleeg zo snel mogelijk
de merkdealer.
1.128
NLD_UD12870_1
Filler NU (X62 - Renault)
2.1
NLD_UD64578_4
Sommaire 2 (NU 1033) (X62 - Renault)
Hoofdstuk 2: Rijden
(met tips voor zuinig en milieubewust autorijden)
Inrijden, contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2
Starten, Stoppen van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3
Functie Stop and Start . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4
Bijzonderheden van de dieselmotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.7
Tips voor het rijden, Eco-rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.8
Tips voor onderhoud en minder luchtverontreiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.13
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.14
Versnellingshendel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.15
Handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.16
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.17
Hulpen correctiesystemen tijdens het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.20
Actieve noodrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.26
Waarschuwing bij verlies van bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.32
Lane departure warning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.35
Dodehoekwaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.39
Snelheidsbegrenzer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.45
Snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.48
Functie “Snelheidsbegrenzer” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.52
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.53
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.57
Aftakas. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.59
Verhoogd stationair toerental. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.60
Zelfblokkerend differentieel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.61
Robotversnellingsbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.62
Noodoproep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.67
2.2
NLD_UD57012_1
rodage / contacteur de démarrage (X62 - Renault)
Rodage, contacteur de démarrage
INRIJDEN, CONTACTSLOT
Stand D: “Starten”
Indien de motor niet aanslaat, moet u de
contactsleutel terug draaien tot de controle-
lampjes uit gaan voor u opnieuw kunt star-
ten. Laat de sleutel los zodra de motor aan-
slaat.
N.B.: er kunnen enkele secondes verstrij-
ken tussen het draaien van de sleutel en het
starten van de motor om de motor voor te
verwarmen.
Bijzonderheid van auto’s met een robot-
versnellingsbak
Druk het rempedaal in, selecteurhendel in
stand N.
N.B.: Als een andere versnelling dan neu-
traal wordt weergegeven, knippert deze, en
kunt u pas starten nadat u het rempedaal
heeft ingedrukt, en met de sleutel in de start-
stand.
Startschakelaar
Stand St: “Stop en stuurslot”
Als u de sleutel uit het slot trekt en het stuur
draait, hoort u een klik: de stuurinrichting is
nu vergrendeld.
Bij het vrijzetten van het stuurslot draait
u het stuur iets heen en weer bij het ver-
draaien van de sleutel.
Stand A: “Accessoires”
Het contact staat af maar de accessoires,
bijvoorbeeld de radio, kunnen worden ge-
bruikt.
Stand M: “Contact aan”
Met het contact aan, wordt de motor voor-
verwarmd.
In de stand “Accessoires” of “Contact
aan”, kunnen de accessoires van uw
auto automatisch uitschakelen naarge-
lang de laadtoestand van de accu, om
te voorkomen dat deze totaal ontlaadt.
Rijd de eerste 1 500 km niet sneller dan onge-
veer 90 km/uur in de hoogste versnelling en
laat de motor met niet meer dan 2 500 tr/min
draaien. Daarna kunt u sneller rijden maar
pas na 6 000 km zult u over het volle vermo-
gen van de motor kunnen beschikken.
Trek tijdens het inrijden nooit snel op. Als de
motor nog koud is mag u hem in de lagere
versnellingen nooit met een hoog toerental
laten draaien.
Onderhoudsbeurten: raadpleeg het onder-
houdsdocument van uw auto voor het uit te
voeren onderhoud.
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
arrêt du moteur ..........................................
(page courante)
2.3
NLD_UD57013_1
démarrage / arrêt du moteur (X62 - Renault)
Démarrage, arrêt du moteur
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR
Starten van de motor
Draai de contactsleutel in de stand “Contact
aan” M en houd de sleutel in deze stand
totdat het controlelampje voorverwarming
É gedoofd is.
Stoppen van de motor
Laat de motor stationair draaien en draai de
sleutel terug in de stand “Stop” St.
Starten van de auto
Bij voorwielaandrijving en uitvoeringen
met achterwielaandrijving met dubbele
wielen op een vlakke ondergrond, met
een niet-beladen auto, adviseren wij te
starten in de tweede versnelling.
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Door het stilzetten van de
motor is er geen bekrachtiging
meer van Als de motor niet meer draait,
zijn er geen stuur- en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzie-
ningen, zoals airbag en gordelspanners,
niet meer.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Start uw auto nooit in vrijloop
op een helling. De stuurbe-
krachtiging kan hierdoor
worden uitgeschakeld.
Kans op ongevallen.
Afhankelijk van de auto verschijnt, als er
een versnelling ingeschakeld is, het bericht
Ontkoppel + starten” op het instrumenten-
paneel. Druk op het koppelingspedaal.
Draai de sleutel tot de stand “starten” D
zonder gas te geven.
Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
fonction Stop and Start ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Stop and Start............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.4
NLD_UD59993_2
Fonction stop and start (X62 - Renault)
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
de versnellingshendel in de neutrale
stand staat (neutraal);
en
het koppelingspedaal wordt losgelaten
Als het controlelampje
knippert, is
het koppelingspedaal niet voldoende losge-
laten.
en
de auto rijdt trager dan ongeveer 3 km/u.
De motor start weer wanneer u het koppe-
lingspedaal indrukt of naar een versnelling
schakelt.
Voor alle auto’s:
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat vast branden om u te
waarschuwen dat de motor op stand-by
staat.
De uitrustingen van de auto blijven in wer-
king terwijl de motor stilstaat.
Fonction Stop and Start
FUNCTIE STOP AND START (1/3)
Rijd niet met de auto wanneer
de motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
wordt op het instrumentenpa-
neel weergegeven).
Als u uit de auto stapt, waarschuwt een
geluidssignaal u dat de motor op stand-
by staat en niet is afgezet.
Dit systeem zorgt voor een lager brandstof-
verbruik en vermindert de uitstoot van broei-
kasgassen.
Het systeem wordt automatisch ingescha-
keld wanneer de auto begint te rijden.
Tijdens het rijden zet het systeem de motor
af (op stand-by) wanneer de auto stilstaat
(file, voor een stoplicht enz.).
Omstandigheden waarbij de
motor op stand-by wordt gezet
De auto heeft na de laatste stilstand gere-
den.
Voor auto’s met robotversnellingsbak:
de versnellingsbak staat in stand D, M of
N;
en
het rempedaal wordt (voldoende hard) in-
gedrukt;
en
het gaspedaal wordt niet ingedrukt
en
de snelheid is nul gedurende ongeveer 1
seconde
De motor blijft in stand-by staan als N met
de automatische parkeerrem is vastgezet en
het rempedaal losgelaten is.
Wanneer de motor afslaat terwijl het
systeem in werking is, moet u het kop-
pelingspedaal volledig induwen om de
motor weer te starten.
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet). 2.3.
Om brandstof bij te vullen, moet de
motor worden afgezet (en niet op stand-
by worden gezet): u MOET de motor
stoppen 2.3.
2.5
NLD_UD59993_2
Fonction stop and start (X62 - Renault)
Verhinderen dat de motor op
stand-by wordt gezet
In bepaalde omstandigheden, zoals bij in-
voegen op een kruispunt, is het mogelijk om
bij geactiveerd systeem de motor draaiende
te houden om snel te kunnen starten.
Voor auto’s met robotversnellingsbak:
Laat de auto stilstaan en oefen slechts een
lichte druk uit op het rempedaal.
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
Houd het koppelingspedaal ingedrukt.
FUNCTIE STOP AND START (2/3)
Stand-by uitschakelen
Voor auto’s met robotversnellingsbak:
het rempedaal wordt losgelaten en de
stand D of M is ingeschakeld;
of
het rempedaal wordt losgelaten en de
versnelling staat in de stand N met de
handrem uit;
of
het rempedaal wordt opnieuw ingedrukt,
met N ingeschakeld terwijl de parkeerrem
is vastgezet;
of
de versnelling staat in de stand R;
of
het gaspedaal is ingedrukt.
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
de versnellingsbak staat in neutraal en
het koppelingspedaal wordt lichtjes inge-
drukt;
of
de versnelling is ingeschakeld en het
koppelingspedaal is volledig ingedrukt.
Voor auto’s met een handgescha-
kelde versnellingsbak
Het herstarten kan worden onderbroken
als het koppelingspedaal te snel wordt
losgelaten terwijl een versnelling wordt
ingeschakeld.
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem de motor niet op stand-by zetten.
Dit is het geval als:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
de motorkap niet is vergrendeld;
de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
de accu onvoldoende geladen is;
het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
de parkeerhulp is ingeschakeld;
de hoogte is te groot;
de helling is te steil voor auto’s met een
robotversnellingsbak;
de functie “Helder zicht” is ingeschakeld
3.7;
de temperatuur van de koelvloeistof te
laag is;
2.6
NLD_UD59993_2
Fonction stop and start (X62 - Renault)
FUNCTIE STOP AND START (3/3)
– de rijsnelheid van de auto hoger is dan
7 km/u (bij afdalen);
– het rempedaal herhaaldelijk wordt inge-
drukt of er vaak wordt geremd;
– ...
Bijzonderheid: afhankelijk van het voertuig
wordt in sommige omstandigheden automa-
tisch opnieuw starten van de motor verhin-
derd als een portier is geopend.
Inschakelen, uitschakelen van
de functie
Druk de schakelaar 1 in om de functie uit
te schakelen. Het schakelaarlampje 2 ver-
schijnt.
Met nog een keer indrukken schakelt het
systeem weer in. Het controlelampje 2 op de
schakelaar 1 verdwijnt.
Het systeem wordt automatisch opnieuw
ingeschakeld bij elke start van het voertuig
door het indrukken van de startknop 2.3.
Storingen
Als het controlelampje 2 knippert zonder dat
er op de schakelaar 1 is geduwd, is het sys-
teem uitgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet). 2.3.
het roetfilter automatisch wordt gereinigd;
de functie “Verhoogd stationair toerental”
is ingeschakeld 2.60;
– ...
Het waarschuwingslampje
verschijnt
op het instrumentenpaneel om u te waar-
schuwen dat de motor niet in stand-by kan
gaan.
Bijzonderheid van het automatisch weer
starten van de motor
Onder bepaalde omstandigheden kan de
motor vanzelf weer starten om uw veiligheid
en uw comfort te waarborgen.
Dat kan zich met name voordoen wanneer:
de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
de functie “Helder zicht” is ingeschakeld
3.7;
de accu onvoldoende geladen is;
1
2
Schakel altijd de functie Stop
and Start uit voordat u werk-
zaamheden in de motorruimte
uitvoert.
Particularité des véhicules diesel ..............
(page courante)
2.7
NLD_UD57015_1
particularités (X62 - Renault)
Particularités des versions diesel
BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN DIESELMOTOR
Voorzorgen in de winter
Om problemen bij vorst te voorkomen:
zorg dat de accu steeds goed geladen is;
laat het brandstofpeil in de tank niet on-
nodig laag komen om condensatie van
waterdamp tegen te gaan.
Toerental van de dieselmotor
De inspuitpomp van de dieselmotor heeft
een elektronische begrenzing die er voor
zorgt dat het afgestelde motortoerental in
geen van de versnellingen kan worden over-
schreden.
Als de controlelampjes Ä en ©
branden, raadpleeg dan snel een merkdea-
ler
Afhankelijk van de gebruikte brandstofsoort,
kan er soms witte rook ontstaan tijdens het
rijden.
Dit wordt veroorzaakt door het automatisch
reinigen van het roetfilter en heeft geen ge-
volgen voor het rijgedrag van de auto.
Als de tank is leeg gereden
Wanneer de motor door brandstofgebrek
stilgevallen is, en u hebt weer getankt, dan
kunt u de motor normaal starten, mits na-
tuurlijk de accu in goede conditie is.
Maar, als na enkele seconden, na verschil-
lende startpogingen, de motor niet start
1.118.
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
Label met de opaciteit van motorgassen
U vindt 1 informatie over het label A in de
motorruimte.
1 Dieseluitstoot.
1
A
ECO conduite ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
conseils d’économie ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
consommation .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conseils de conduite ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
consommation de carburant ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.8
NLD_UD57016_1
Conseils de conduite, ECO conduite (X62 - Renault)
Conseils de conduite, Eco conduite
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (1/5)
Het brandstofverbruik is goedgekeurd ove-
reenkomstig een voorgeschreven stan-
daardmethode. Deze methode is voor alle
autofabrikanten hetzelfde en maakt het mo-
gelijk om auto’s met elkaar te vergelijken.
Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto, de ui-
trustingen en de rijstijl. Raadpleeg voor een
optimaal brandstofverbruik onderstaande
aanbevelingen.
Afhankelijk van de auto beschikt u over ver-
schillende functies die u kunnen helpen het
brandstofverbruik te verminderen:
de toerenteller;
Indicatielampje voor overschakelen naar
de volgende versnelling;
de trajectbalans en tips voor zuinig rijden
via het multimediadisplay;
de ECO-modus wordt ingeschakeld met
de ECO-knop;
De functie Stop and Start 2.4.
Deze informatie wordt aangevuld door het
navigatiesysteem, als de auto hiermee is uit-
gerust.
Indicatielampje voor
overschakelen naar de volgende
versnelling 1
Een waarschuwingslampje A of B op het
instrumentenpaneel geeft het beste moment
aan om naar een hogere of lagere versnel-
ling te schakelen, om het brandstofverbruik
zo laag mogelijk te houden:
\ schakel een hogere versnelling in;
[ schakel een lagere versnelling in.
Als u deze indicator regelmatig volgt, daalt
het brandstofverbruik van uw auto.
A
1
B
1
mode ECO .................................................
(page courante)
2.9
NLD_UD57016_1
Conseils de conduite, ECO conduite (X62 - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (2/5)
Een algemene melding van 0 tot 100 geeft
u de mogelijkheid om uw prestaties als zui-
nige bestuurder in te schatten. Hoe hoger
het cijfer, hoe lager het brandstofverbruik.
De tips voor zuinig rijden worden u gegeven
om uw prestaties te verbeteren.
Het opslaan van uw voorkeurstrajecten
geeft u de mogelijkheid om uw prestaties te
vergelijken.
Voor meer informatie raadpleegt u het in-
structieboekje van het multimediasysteem.
Trajectbalans
Nadat de motor is uitgezet, ziet u de
“Trajectbalans” op het scherm 2, met infor-
matie over uw laatste traject.
Het geeft aan:
het gemiddeld verbruik;
het aantal afgelegde kilometers;
het aantal gewonnen kilometers.
2
2.10
NLD_UD57016_1
Conseils de conduite, ECO conduite (X62 - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (3/5)
stand ECO
De ECO-modus is een functie die het brand-
stofverbruik zo laag mogelijk houdt. Deze
werkt op bepaalde stroomverbruikende sys-
temen in de auto (verwarming, airconditio-
ning, stuurbekrachtiging, enz.) en op be-
paalde rij-activiteiten (versnellen, vertragen,
schakelen, gebruik van snelheidsregelaar,
enz.).
Doordat de versnelling wordt beperkt, wordt
gezorgd voor een rijstijl die geschikt is voor
in de stad of de periferie waarbij weinig
brandstof wordt verbruikt. Als de ECO-
modus wordt gebruikt, is het normaal dat
het verwarmingsniveau verandert.
Activeren van de functie
Gebruik schakelaar 4.
Het 3
controlelampje verschijnt op
het instrumentenpaneel A of B om de in-
schakeling te bevestigen.
Tijdens het rijden kan de ECO -modus tijde-
lijk worden verlaten om de motor weer op
volle kracht te laten werken.
Druk daartoe het gaspedaal diep in.
De ECO-modus wordt weer ingeschakeld
zodra u de druk op het gaspedaal vermin-
dert.
3
Uitschakelen van de functie
Gebruik schakelaar 4.
Het controlelampje 3 op het instru-
mentenpaneel gaat uit om de uitschakeling
te bevestigen.
4
A
B
3
conduite .....................................................
(page courante)
2.11
NLD_UD57016_1
Conseils de conduite, ECO conduite (X62 - Renault)
Tips voor het rijden en zuinig
rijden
Rijgedrag
Rijd kalm tot de motor zijn bedrijfstem-
peratuur heeft bereikt; dit is beter dan
warmdraaien bij stilstaande auto.
Snelheid kost geld.
Bij een dynamische rijstijl waarbij u vaak
en krachtig versnelt en vertraagt, zal de
tijdswinst niet opwegen tegen de ge-
maakte brandstofkosten.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (4/5)
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen
alleen voor de auto geschikte
matten worden gebruikt, die
moeten worden vastgezet aan de vooraf
geïnstalleerde onderdelen. Controleer
regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel
niet meerdere matten op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen
Laat het toerental van de motor in de
lagere versnellingen niet te ver oplopen.
Kies indien mogelijk altijd de hoogste ver-
snelling.
Rijd bij een stoplicht kalm weg.
Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel-
heid van de auto met het gaspedaal door
voor een obstakel of een bocht tijdig gas
terug te nemen.
Geef op een helling geen gas bij maar
houd het gaspedaal bij voorkeur in de-
zelfde stand.
Bij een moderne auto is het niet nodig bij
het schakelen tweemaal te ontkoppelen
of voor het stilzetten van de motor nog
even gas te geven.
Diepe plassen, overstromingen:
Rijd niet door als het water
op de weg hoger staat dan
de onderrand van de velgen.
2.12
NLD_UD57016_1
Conseils de conduite, ECO conduite (X62 - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (5/5)
Tips voor het gebruik
Gebruik bij voorkeur de ECO-modus.
– Ook het opwekken van elektriciteit kost
brandstof. Schakel alleen die verbruikers
in die u nodig hebt. Maar veiligheid voor
alles: Rijd met dimlicht zodra het zicht
minder wordt (zien en gezien worden).
Gebruik de ventilatie-openingen. Bij
100 km/u verhogen opestaande ruiten
het verbruik met 4%.
Vul de tank niet tot aan de rand, dit voor-
komt overstromen.
Voor auto’s met airconditioning is een
hoger brandstofverbruik normaal (vooral
in stadsverkeer) als de airconditioning
aanstaat. Voor auto’s met een aircondi-
tioning zonder automatische werkstand,
zet het systeem uit, als u het niet meer
nodig hebt.
Tips voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging:
Open bij zeer warm weer of als de auto in
de zon heeft gestaan enkele minuten de
portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
– Rijd niet met een leeg imperiaal op uw
auto.
Gebruik een goedgekeurde dakspoiler
als u met een caravan op reis gaat en stel
de spoiler in de juiste stand af.
Banden
Door een te lage bandenspanning neemt
het verbruik toe.
Indien banden worden gemonteerd die
niet zijn voorgeschreven, kan het ver-
bruik stijgen.
conseils antipollution .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
antipollution
conseils ................................................
(page courante)
entretien.....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.13
NLD_UD57017_1
Conseils antipollution, économie de carburant, conduite (X62 - Renault)
Conseils entretien et antipollution
TIPS VOOR ONDERHOUD EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING
Uw auto voldoet aan de eisen voor recycling
aan het einde van de gebruiksduur, die van
kracht werden in 2015.
Bepaalde onderdelen van uw auto zijn
daarom ontwikkeld met het oog op hun later
recycling.
Deze onderdelen zijn gemakkelijk te demon-
teren om opgehaald en behandeld te worden
door gespecialiseerde recyclingbedrijven.
Door zijn ontwerp, door de fabrieksafstellin-
gen en door zijn matig verbruik is uw auto
in overeenstemming met de wettelijke bepa-
lingen over luchtverontreiniging in ons land.
Hij produceert zo weinig mogelijk schade-
lijke uitlaatgassen en rijdt zo zuinig mogelijk.
Maar de luchtverontreiniging en het verbruik
van uw auto hangen ook van u af. Let op dat
hij goed wordt onderhouden en goed wordt
gebruikt.
Onderhoud
Overtreding van de bepalingen inzake lucht-
verontreiniging is strafbaar. Voor een goede
werking van het uitlaatsysteem en het hand-
haven van de emissiewaarden mogen er
alleen originele merkonderdelen gebruikt
worden voor het brandstof- en uitlaatsy-
steem van uw auto.
Laat uw auto controleren en afstellen door
een merkdealer, in overeenstemming met
de instructies in het onderhoudsprogramma
van uw auto: de merkdealer beschikt over
alle gereedschappen om de oorspronkelijke
afstellingen van uw auto te garanderen.
Afstelling van de motor
Luchtfilter, brandstoffilter: een vervuild
filterelement vermindert het rendement.
Laat het vervangen.
Stationair toerental: de ontsteking moet
niet worden afgesteld.
Controle van de uitlaatgassen
Het controlesysteem van de uitlaatgassen
waarschuwt bij een storing in de werking van
de katalysator.
Een dergelijke storing kan leiden tot een ver-
hoogde uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen en schade aan mechanische organen.
Ä
Dit lampje op het instrumentenpa-
neel geeft eventuele storingen van
het systeem aan:
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft bij het starten van de motor.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
1.120
environnement ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.14
NLD_UD62568_5
Environnement (X35 - X44 - X45 - H45 - X65 - S65 - X77 - X81 - X85 - X91 - D91 - X76 - X83 - X61 - B65 - C65 - X77 ph2 - X95 - E95 - J95 - R95 - L38 - E33 - X33 - X38
Environnement
MILIEU
Emissies
Voor de gebruiksfase van de auto, is hij zo
ontworpen dat hij minder broeikasgassen
(CO2) uitstoot, en dus minder verbruikt (bijv.:
140 g/km komt overeen met 5,3 l/100 km
voor een dieselmotor).
Bovendien zijn de auto’s uitgerust met sys-
temen, zoals een katalysator, een lambda
sonde om de uitlaatgassen te reinigen. Een
filter met actieve koolstof voorkomt dat de uit
de tank afkomstige benzinedamp in de at-
mosfeer terecht komt.
Bij sommige auto’s met een dieselmotor is
dit systeem aangevuld met een roetfilter
waardoor de uitstoot van roetdeeltjes ver-
minderd wordt.
Denk zelf ook aan het milieu
– Gebruikte en vervangen onderdelen na
een door u zelf uitgevoerde onderhouds-
beurt aan uw auto (accu, oliefilter, lucht-
filter, batterijen, enz.) en olieblikken (leeg
of gevuld met oude olie) moeten bij daar-
voor bestemde depots voor klein che-
misch afval ingeleverd worden.
De auto moet aan het eind van zijn be-
staan door een gespecialiseerd bedrijf
worden gesloopt om te worden gerecy-
cleerd.
Houd u aan de lokale voorschriften.
Kringloop
Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor
95% herbruikbaar.
Om deze doelstellingen te behalen, is een
groot aantal onderdelen van de auto ontwor-
pen om gerecycled te worden. De construc-
tie en de materialen zijn zodanig ontworpen
dat de demontage van deze componenten
en hun herverwerking in specifieke bedrijven
wordt vergemakkelijkt.
Om het gebruik van grondstoffen terug te
dringen, bevat de auto veel onderdelen
van gerecycleerde kunststoffen en duur-
zame materialen (materialen van planten of
dieren, zoals katoen en wol).
Uw auto is ontwikkeld met een zo groot
mogelijke aandacht voor het milieu gedu-
rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica-
ge, tijdens zijn gebruik en ten slotte als hij
gesloopt wordt.
Fabricage
De fabricage van uw auto vindt plaats in
een fabriek die stappen onderneemt tot
vermindering van de milieueffecten op de
leefomgeving en de natuur (vermindering
van water- en energieverbruik, licht- en ge-
luidsoverlast, water- en luchtverontreiniging,
scheiden van afval en terugwinnen van ma-
terialen uit afvalstoffen).
levier de vitesses .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
marche arrière
passage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.15
NLD_UD57019_1
levier de vitesses /direction assistée (X62 - Renault)
Levier de vitesses
VERSNELLINGSHENDEL
Versnellingshendel
Inschakelen achteruitversnelling
Bij stilstaande auto, schakelt u eerst in neu-
traal en vervolgens zet u de versnellings-
hendel in de achteruitversnelling.
Volg de tekening op de knop 1, trek de ring 2
omhoog tegen de knop om de achteruitver-
snelling in te schakelen.
De achteruitrijlichten branden als het contact
aan staat en de achteruitversnelling is inge-
schakeld.
Auto’s met een robotversnellingsbak
2.62.
1
2
Bij een botsing tegen de onder-
kant van de auto (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
stoeprand of ander stadsmeu-
bilair) kunt u de auto beschadigen (bij-
voorbeeld: vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
frein à main ................................................
(page courante)
2.16
NLD_UD57020_1
frein à main/escamotable (X62 - Renault)
Frein à main
Handrem
Vastzetten
Trek de handgreep 1 omhoog. Controleer
of de auto blijft stilstaan. Het controlelampje
} op het instrumentenpaneel licht op.
Vrijzetten
Trek de handgreep 1 iets omhoog waarna u
de knop 2 indrukt en de handgreep omlaag
duwt. Het waarschuwingslampje } op
het instrumentenpaneel gaat uit.
Tijdens het rijden moet de
handrem helemaal vrij gezet
zijn (rood waarschuwings-
lampje uit), risico van overver-
hitting of beschadiging.
Als de auto stilstaat kan het, af-
hankelijk van de helling of de
belading van de auto, nodig
zijn om ten minste twee extra
tanden vaster te zetten en een versnel-
ling in te schakelen (1
e
of achteruitver-
snelling).
2
Bij een botsing tegen de onder-
kant van de auto (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
stoeprand of ander stadsmeu-
bilair) kunt u de auto beschadigen (bij-
voorbeeld: vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
Wegklapbare handrem
(afhankelijk van de auto)
Vastzetten
Trek de hendel 4 omhoog en laat hem ver-
volgens los. De hendel gaat terug in de ho-
rizontale stand.
Vrij zetten
Druk op de knop 3 en trek de hendel 4
omhoog en plaats deze in de horizontale
stand.
4
3
HANDREM
1
2.17
NLD_UD64443_4
Caméra arrière (X62 - Renault)
Caméra arrière
ACHTERUITRIJCAMERA (1/3)
Wanneer het contact wordt aangezet, geeft
het 2-scherm op de middenconsole van
het dak de situatie achter de auto weer, die
wordt geregistreerd door de camera 1.
Opmerking: het beeld op het 2-scherm kan
worden weergegeven van links naar rechts.
Bijzonderheden
De camera is uitgerust met een automa-
tische ontwaseming die inschakelt als de
temperatuur lager is dan ongeveer 8 °C.
Zorg ervoor dat de 1 camera niet bedekt is
(vuil, modder, sneeuw, condens, enz.).
Deze functie is een extra hulp-
middel. De bestuurder moet
altijd opletten en blijft verant-
woordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
2
1
2.18
NLD_UD64443_4
Caméra arrière (X62 - Renault)
Werking
Het gezichtsveld van de camera dekt niet
het gehele gebied achter de auto, met name
de dodehoekzone A.
Bij auto’s uitgerust met de Stop and Start-
functie blijft de display ingeschakeld als de
motor op stand-by staat. 2.4.
Uitschakelen van de functie
De display schakelt uit:
tot ongeveer tien seconden nadat de ach-
teruitversnelling is ingeschakeld;
na 30 seconden nadat het contact is uit-
geschakeld.
ACHTERUITRIJCAMERA (2/3)
Objecten aan de rand van het scherm 2
kunnen vervormd zijn.
In geval erg helder licht (sneeuw, auto in
de zon enz.) kan het camerabeeld deels
bedekt zijn.
Bij een lage helderheid of slecht weer,
kan het beeld op het scherm vervormd
zijn.
A
2
2.19
NLD_UD64443_4
Caméra arrière (X62 - Renault)
Afstellen van de display
Toegang tot de helderheidsmodi
Druk meermaals op de knop 6 om een van
de vier vooraf ingestelde helderheidsmodi te
selecteren:
– dagmodus;
– tussenmodus;
– nachtmodus;
zwartmodus: hiermee schort u het dis-
play op. Scherm 2 toont een zwart beeld
met het bericht “OFF”. Druk nogmaals op
de knop 6 om deze modus te verlaten en
terug te gaan naar de eerste helderheids-
modus (dagmodus).
43
ACHTERUITRIJCAMERA (3/3)
storingen
Als het systeem een storing ontdekt, ver-
schijnt het controlelampje B tijdelijk op het
scherm 2.
Dit kan veroorzaakt zijn door een tijdelijke
storing die van invloed is op de camera of
het scherm (helderheid, vaste beeld, vertra-
ging gesprek enz.).
Als het waarschuwingslampje blijft branden,
moet u een merkdealer raadplegen.
2
B
Helderheidsmodus aanpassen
Nadat de modus is geselecteerd, drukt u zo
vaak als nodig op de knop 5 tot u bij het type
instelling bent dat u wilt wijzigen.
de helderheid;
– contrast;
– kleur
RESET: reset naar de fabrieksinstellin-
gen.
Druk op de knoppen 3 (+) of 4 (-) om de in-
stellingen aan te passen.
Opmerking : u kunt alleen de eerste drie
modi (dag-, tussen- en nachtmodus) instel-
len.
Elke keer dat het voertuig wordt gestart,
keert de functie terug naar de instellin-
gen die zijn opgeslagen bij de laatste
motorstop.
5
6
ABS ...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système antiblocage des roues : ABS .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance au freinage d’urgence ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
contrôle dynamique de conduite : ESC .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au démarrage en côte........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
antipatinage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.20
NLD_UD62308_3
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X62 - Renault)
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/6)
Storingen
© en x verschijnen op het
instrumentenpaneel, samen met de be-
richten “Controleer ABS” en “Controleer
ESC”: dit bevestigt dat het ABS, ESC en
het noodremsysteem zijn uitgeschakeld.
Het remmen blijft mogelijk;
x, D, © en ®
verschijnen op het instrumentenpaneel,
samen met het bericht “Storing remsys-
teem”: dit wijst op een storing in het
remsysteem.
Raadpleeg in beide gevallen een merkdea-
ler.
Antiblokkeersysteem van de
wielen (ABS)
Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS
het blokkeren van de wielen, waardoor de
remweg beheersbaar en de auto bestuur-
baar blijft.
In deze situatie zijn uitwijkmanoeuvres tij-
dens het remmen mogelijk. Bovendien ver-
betert dit systeem de remweg, met name op
een weg met weinig grip (natte weg, enz.).
U voelt het in werking komen van het sys-
teem aan het trillen van het rempedaal. Het
ABS kan echter nooit de natuurkundige ei-
genschappen van de grip tussen de banden
en het wegdek verbeteren. Blijf altijd de ge-
bruikelijke voorzichtigheid in acht houden
(afstand bewaren enz.).
Bij krachtig remmen kunt u het rempe-
daal diep ingedrukt houden. Het is niet
nodig “pompend” te remmen. Het ABS
regelt de kracht in het remsysteem.
Het remsysteem werkt nog ge-
deeltelijk. Maar het is gevaar-
lijk om krachtig te remmen. U
moet direct stoppen zonder het
overige verkeer in gevaar te brengen.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
het antiblokkeersysteem van de
wielen (ABS);
elektronisch stabiliteitsprogramma
(ESC) met onderstuurcontrole, hulp
bij zijwind en tractiecontrole;
hulp bij het rijden met aanhangwagen;
de noodstopbekrachtiging;
van de tractiecontrole;
hulp bij het wegrijden op een helling.
Op de volgende bladzijden zijn andere rijhul-
psystemen beschreven.
2.21
NLD_UD62308_3
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X62 - Renault)
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC)
met onderstuurcontrole en
tractiecontrole
Elektronisch stabiliteitsprogramma ESC
Dit systeem helpt u de controle over de auto
te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken
voor een obstakel, verlies van grip op de
weg in een bocht, enz.).
De werking van het systeem
Een opname-element in het stuurwiel regis-
treert de richting waarin de bestuurder de
auto wil laten rijden.
Andere opname-elementen in de auto regi-
streren de werkelijke verplaatsingsrichting.
Het systeem vergelijkt de door de bestuur-
der gekozen richting met de werkelijke ver-
plaatsingsrichting van de auto en corrigeert
deze laatste door, indien nodig, de remmen
van sommige wielen te laten werken en/of
het motorvermogen aan te passen. Als het
systeem is ingeschakeld, knippert het con-
trolelampje
op het instrumentenpa-
neel.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/6)
Onderstuurcontrole
Dit verbetert de werking van het ESC bij
sterk onderstuur van de auto (als de voor-
wielen hun grip verliezen).
Hulp bij zijwind
Dit systeem verbetert de werking van de
ESC en helpt ook bij de controle over de
auto bij wisselende zijwind. Het helpt de ver-
plaatsingsrichting van de auto te handhaven
via het gebruik van de remmen.
Als het systeem wordt geactiveerd, ver-
schijnt het controlelampje
op het in-
strumentenpaneel.
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
2.22
NLD_UD62308_3
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X62 - Renault)
Storingen
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer ESC” op het
instrumentenpaneel en lichten de waarschu-
wingslampjes
© en op. In dit
geval zijn het ESC en de tractiecontrole uit-
geschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/6)
Tractiecontrole
Dit systeem helpt het slippen van de aan-
gedreven wielen te beperken en de auto bij
het wegrijden, accelereren of decelereren te
controleren.
De werking van het systeem
Met behulp van opname-elementen bij
de wielen, meet en vergelijkt het systeem
constant de snelheid van de aangedreven
wielen en remt het deze af als ze doorslip-
pen. Als een wiel neigt naar doorslippen,
zorgt het systeem voor het afremmen van
het betreffende wiel, totdat de snelheid van
het wiel overeenkomt met de grip op de weg.
Het systeem reageert ook door het toeren-
tal van de motor aan te passen aan de hoe-
veelheid grip onder de wielen, onafhankelijk
van de mate waarin het gaspedaal wordt in-
gedrukt.
remorquage
conduite ...............................................
(page courante)
2.23
NLD_UD62308_3
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X62 - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/6)
Noodstopbekrachtiging
Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat
zorgt voor het verminderen van de remweg
van de auto.
De werking van het systeem
Het systeem herkent wanneer een noodstop
wordt uitgevoerd. In zo’n noodsituatie ont-
wikkelt de rembekrachtiging zijn maximale
kracht en kan de regeling door het ABS in
werking komen.
Het ABS-remsysteem blijft werken zolang
het rempedaal ingedrukt is.
Oplichten van de alarmknipperlichten
Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij
krachtig afremmen gaan branden.
Storingen
Als het systeem een storing signaleert, ver-
schijnt het bericht “Controleer ABS” op het
instrumentenpaneel, in combinatie met het
waarschuwingslampje
©.
Raadpleeg een merkdealer.
Hulp bij het rijden met
aanhangwagen
Het systeem helpt de auto onder controle
te houden bij gebruik met een aanhangwa-
gen. Het detecteert trillingen die veroorzaakt
worden door het trekken van een aanhang-
wagen in bijzondere rijomstandigheden.
Werkingsvoorwaarden
De trekhaak moet worden goedgekeurd
door een merkdealer.
de bundel moet door een merkdealer
erkend zijn;
de trekhaak moet op de auto aangesloten
zijn.
De werking van het systeem
De functie stabiliseert de auto door:
de voorwielen asymmetrisch af te
remmen om de trillingen die door de aan-
hangwagen worden veroorzaakt af te
zwakken;
de vier wielen af te remmen en het mo-
torkoppel te verminderen om de snelheid
van de auto te verlagen totdat de trillin-
gen stoppen.
Het controlelampje
knippert op het
instrumentenpaneel om u te informeren.
contrôle d’adhérence .................................
(page courante)
2.24
NLD_UD62308_3
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X62 - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (5/6)
Wegliggingscontrole
Wanneer het voertuig hiermee is uitgerust,
zorgt de wegliggingscontrole ervoor dat de
auto gemakkelijker te besturen is op een
wegdek met minder grip (onvast wegdek,  ...).
Het systeem gaat automatisch naar de wer-
kingsstand “Weg” bij snelheden boven on-
geveer 50 km/u. Het bericht “Normale weg
geactiveerd” verschijnt op het instrumenten-
paneel om u te waarschuwen.
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
Druk op de schakelaar 4: het bericht “Zachte
grond geactiveerd” verschijnt op het instru-
mentenpaneel.
Deze stand garandeert een optimaal ge-
bruik bij het rijden op een onvast wegdek
(modder, zand, dode bladeren, ...). In deze
stand heeft de bestuurder de volledige con-
trole over het toerental.
Banden
Als de banden vervangen
moeten worden, mag dit alleen
gebeuren door even grote
banden van hetzelfde merk, met de-
zelfde eigenschappen en met hetzelfde
profiel.
Zij moeten: ofwel gelijk zijn aan de
oorspronkelijk gemonteerde, ofwel
voldoen aan de door de merkdealer
gestelde eisen.
4
HSA : aide au démarrage en côte ............
(page courante)
2.25
NLD_UD62308_3
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X62 - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (6/6)
Hulp bij wegrijden op een helling
Afhankelijk van de helling van de weg helpt
dit systeem de bestuurder bij het wegrijden
op een helling. Het voorkomt dat de auto
achteruit rolt (afhankelijk van de hellings-
hoek), door de remmen automatisch vast te
zetten als de bestuurder het rempedaal los-
laat om het gaspedaal te bedienen.
Werking van het systeem
Het werkt alleen als de versnellingshendel
niet in de neutrale stand staat en als de auto
helemaal stil staat (rempedaal ingedrukt).
Het systeem houdt de auto ongeveer 2 se-
condes stil. Daarna komen de remmen ge-
leidelijk vrij (de auto rolt naargelang de hel-
ling).
Het systeem van de hulp bij het
wegrijden op een helling kan
niet in alle gevallen totaal ver-
hinderen dat de achteruit rijdt
(zeer steile helling, enz.).
De bestuurder kan altijd het rempedaal
bedienen om het achteruitrijden van de
auto te verhinderen.
De hulp bij het wegrijden op een helling
mag niet gebruikt worden om de auto
langdurig stil te houden: gebruik het
rempedaal.
Deze functie is niet bedoeld om de auto
permanent te laten stilstaan.
Gebruik indien nodig het rempedaal om
de auto te stoppen.
De bestuurder moet bijzonder voorzich-
tig rijden op een glad oppervlak of bij
weinig grip.
Gevaar van ernstige verwondingen.
freinage actif d’urgence .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de piétons ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de véhicules ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.26
NLD_UD62309_1
Freinage actif d'urgence (X62 - Renault)
Afhankelijk van het reactievermogen van de
bestuurder kan het systeem helpen bij het
remmen om schade te beperken of een bot-
sing te voorkomen.
Plaats van de radar 1
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz.).
Freinage actif d’urgence
Met behulp van de informatie van de radar 1
bepaalt het systeem de afstand tot de voor-
ligger.
Het systeem informeert de bestuurder als
er een risico bestaat op een frontale botsing
om de juiste noodmanoeuvres mogelijk te
maken (het rempedaal indrukken en/of het
stuurwiel draaien).
1
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen;
deze moet altijd de controle over zijn
auto behouden.
ACTIEVE NOODSTOP (1/6)
2.27
NLD_UD62309_1
Freinage actif d'urgence (X62 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (2/6)
Werkzaamheden
Detectie van auto’s
Als uw snelheid tussen ongeveer 5 km/h en
140 km/h ligt en er kans is op een botsing
met uw voorligger, gebeurt het volgende:
u wordt gewaarschuwd voor het risico
op een botsing:
Het waarschuwingslampje
gaat
branden op het instrumentenpaneel en er
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder het rempedaal indrukt
en het systeem nog steeds een risico op
een botsing detecteert, blijft het waar-
schuwingslampje
knipperen op
het instrumentenpaneel en klinkt het ge-
luidssignaal, totdat het systeem geen
risico op een botsing meer detecteert.
kan remmen activeren:
als de bestuurder niet reageert op de
waarschuwing en een botsing onvermij-
delijk wordt.
In geval van noodmanoeuvre kunt u op
elk moment stoppen met remmen door:
door het gaspedaal kort in te drukken;
of
– aan het stuur te draaien als uitwijk-
manoeuvre bij een botsing.
Speciale functies van stilstaande auto´s
Stilstaande voertuigen worden gedetecteerd
als uw voertuig met een snelheid tussen
5 km/h en 100 km/h rijdt. Het systeem is niet
ingeschakeld en geeft geen waarschuwing
af voor stilstaande voertuigen wanneer u
harder dan ongeveer 100 km/h rijdt.
Als de auto stopt als gevolg van de actieve
noodstop moet de bestuurder de auto stil-
zetten door het rempedaal in te drukken.
Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van
bedieningselementen van de auto (stuur-
wiel, pedalen enz.) kan het systeem som-
mige operaties vertragen of niet activeren.
Afhankelijk van de snelheid van het
voertuig, detecteert het systeem alleen
voertuigen die in dezelfde richting rijden
of die stilstaan. Het systeem detecteert
mogelijk geen motorrijders, aangezien
hun verplaatsingsrichting moeilijk te be-
palen is.
écran multifonctions...................................
(page courante)
2.28
NLD_UD62309_1
Freinage actif d'urgence (X62 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (3/6)
Inschakelen/uitschakelen van
het systeem
Met stilstaande auto en het contact aan:
– druk herhaaldelijk op de knop 3 of 4 om
de functie “Actief remmen” te selecteren op
het 2 display;
– houd de knop 3 of 4 (gedurende ongeveer
3 seconden) ingedrukt om het systeem uit
te schakelen.
Als het waarschuwingslampje
ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, bevestigt
dit dat het systeem is uitgeschakeld.
Als het waarschuwingslampje
ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, bevestigt
dit dat het systeem is uitgeschakeld.
Houd knop 3 of 4 opnieuw ingedrukt om het
systeem weer in te schakelen. Het waar-
schuwingslampje
op het instrumen-
tenpaneel dooft.
Het systeem wordt opnieuw ingescha-
keld telkens het contact wordt aangezet.
4
3
2
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.29
NLD_UD62309_1
Freinage actif d'urgence (X62 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (4/6)
Storingen
Als de waarschuwingslampjes en
gaan branden op het instrumenten-
paneel samen met het bericht “Controleer
actieve remmen geeft dit een systeem-
fout aan. Ga naar een merkdealer.
Tijdelijk niet beschikbaar
Wanneer het systeem detecteert dat de
functie tijdelijk niet beschikbaar is, verschijnt
het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel en blijft branden, samen
met het bericht “Radar voor geen zicht”.
Er zijn twee mogelijkheden:
het systeem wordt tijdelijk gestoord
(bijvoorbeeld: radar met vuil, modder,
sneeuw, enz. bedekt). In dat geval par-
keert u de auto en zet u de motor uit.
Reinig de detectiezone van de radar. Als
u de motor weer start, is het controle-
lampje uit en wordt de melding niet meer
weergegeven.
als dit niet het geval is, is er mogelijk een
andere oorzaak. Neem contact op met
een merkdealer.
2.30
NLD_UD62309_1
Freinage actif d'urgence (X62 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (5/6)
Actieve noodstop
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De activering van deze functie wordt mogelijk vertraagd
of niet uitgevoerd als de bestuurder een actie uitvoert (op het stuurwiel, de pedalen, enz.).
Het systeem wordt mogelijk niet ingeschakeld:
wanneer de hendel van de versnellingsbak in de stand Neutraal staat of het koppelingspedaal is ingedrukt gedurende ongeveer dix secon-
den;
wanneer de handrem is ingeschakeld;
wanneer het elektronische stabiliteitsprogramma (ESC) is gestart;
in een bocht.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de aliniëring van de radar worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de functie uit
en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de radar (reparaties, vervangingen, lak bijwerken) moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
2.31
NLD_UD62309_1
Freinage actif d'urgence (X62 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (6/6)
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort);
– ...
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
Beperkingen voor de werking van het systeem
Elke keer dat het voertuig wordt gestart, voert het systeem een kalibratie uit overeenkomstig de omgeving van het voertuig en kan het
worden uitgeschakeld gedurende twee tot vijf minuten.
Voor voertuigen die in tegengestelde richting rijden wordt geen waarschuwing afgegeven en treedt het systeem niet in werking.
De radarzone moet schoon blijven en mag niet worden gemanipuleerd, om de goede werking van het systeem te waarborgen.
Het systeem reageert minder efficiënt op kleine voertuigen, zoals motoren of fietsen, dan op andere voertuigen.
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de knipperlichten niet werken;
er is iets tegen de voorzijde van het voertuig gebotst of de voorzijde is beschadigd;
de auto wordt gesleept (bij pech).
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
Onderbreking van de functie
U kunt het actief noodremmen op elk moment onderbreken door kort het gaspedaal in te drukken of aan het stuur te draaien om uit te wijken.
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
avertisseur de perte de pression des pneu-
matiques ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.32
NLD_UD57022_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X62 - Renault)
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/3)
1
Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar-
schuwt dit systeem voor verlies van span-
ning in een of meerdere banden.
De werking van het systeem
Elk wiel (behalve het reservewiel) beschikt
over een drukzender in het ventiel die de
bandenspanning tijdens het rijden periodiek
meet.
Het controlelampje 1 blijft branden
om de bestuurder te waarschuwen dat de
druk te laag is (lage bandenspanning, lekke
band ...).
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de
taak van de bestuurder over.
De bestuurder moet altijd opletten en
blijft verantwoordelijk.
Controleer de bandenspanning, inclusief
het reservewiel, één keer per maand.
Reset van de referentiewaarde
voor bandenspanning
Deze gebeurt:
wanneer de referentiespanning in de
banden moet worden gewijzigd om aan-
gepast te zijn aan de gebruiksomstandig-
heden (onbelast, belast, rijden op de au-
tosnelweg ...);
– na het wisselen van een wiel (dit wordt
echter afgeraden);
na het verwisselen van een wiel.
Deze moet altijd gebeuren na controle van
de bandenspanning in de vier banden als
deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
2.33
NLD_UD57022_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X62 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/3)
2
3
4
N.B.
De referentiewaarde mag niet lager zijn dan
de aanbevolen waarde die op de zijkant van
het portier vermeld staat.
Aanduiding
Het display 2 op het instrumentenpaneel in-
formeert u over eventuele afwijkingen (lage
bandenspanning, lekke band, enz.).
“Bandenspanning aanpassen”
Het controlelampje
blijft branden en
de boodschap “Bandenspanning aanpas-
sen” verschijnt.
Dit betekent dat minstens een van de
banden lek is.
Controleer en corrigeer indien nodig de ban-
denspanning van de vier koude wielen.
Het controlelampje dooft na enkele
minuten rijden.
“Controleer bandensensor”
Het waarschuwingslampje
licht op,
het bericht “Controleer bandensensor” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel en er
klinkt een geluidssignaal.
Deze boodschap wordt vergezeld door het
lampje
®.
Deze geven aan dat minstens een van de
banden lek is of veel te lage spanning heeft.
Vervang het of roep de hulp in van een merk-
dealer als de band lek is. Pomp de band op
als de bandenspanning te laag is.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar te
brengen.
Resetprocedure
Contact aan:
druk herhaaldelijk op de knop 3 of 4 om
de functie “Bandendruk init. lang druk-
ken” te selecteren op de display 2;
druk lang (ongeveer 3 seconden) op een
van de knoppen 3 of 4 om het resetten
te starten. Wanneer het bericht “Inleren
bandsp. bezig” verschijnt, is het verzoek
om de referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw in te stellen verwerkt.
Het resetten is afgerond na enkele minuten
rijden.
Een plots verlies van bandenspanning
(klapband ...) wordt mogelijk niet door
het systeem worden opgespoord.
2.34
NLD_UD57022_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X62 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/3)
“Controleer bandensensor”
Het waarschuwingslampje
knippert
meerdere seconden en blijft dan branden,
het bericht “Controleer bandensensor” ver-
schijnt.
Deze boodschap wordt vergezeld door het
lampje
©.
Die geven aan dat in minstens een van de
wielen geen drukzender zit (bijvoorbeeld het
reservewiel). Neem in alle overige gevallen
contact op met een merkdealer.
Corrigeren van de
bandenspanning
De bandenspanning moet koud worden
gecorrigeerd (raadpleeg de sticker op de
zijkant van het bestuurdersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Vervangen van wielen/banden
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen
nodig (wielen, wieldoppen, enz.). 5.18.
Raadpleeg een merkdealer voor het vervan-
gen van de banden en om de geschikte ac-
cessoires voor het systeem te kennen die
beschikbaar zijn: het gebruik van enig ander
accessoire kan de goede werking van het
systeem belemmeren of een wielsensor be-
schadigen.
Reservewiel
Het reservewiel, als uw auto daarmee is
uitgerust, heeft geen wielsensor. Als dit op
de auto gemonteerd is, knippert het waar-
schuwingslampje meerdere secon-
den en blijft dan branden, terwijl het waar-
schuwingslampje © en het bericht
"Controleer bandensensor” op het instru-
mentenpaneel verschijnen.
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Vanwege de specifieke eigenschappen van
de ventielen, mag u alleen uitrustingen ge-
bruiken die door de merkdealer goedge-
keurd zijn. 5.5.
Verwisselen van een wiel
het kan enkele minuten duren
voordat het systeem de juiste
bandenspanningen heeft ver-
werkt. Controleer daarom de banden-
spanning na elke ingreep.
alerte de sortie de voie ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.35
NLD_UD63226_3
Alerte de sortie de voie (X62 - Renault)
Alerte de sortie de voie
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/4)
Op basis van de informatie van de camera 1
waarschuwt de functie de bestuurder als
deze een doorgetrokken of onderbroken
streep kruist zonder de richtingaanwijzers te
activeren.
1
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de
waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet
altijd de controle over zijn auto behouden.
Met de waarschuwingsfunctie bij het overschrijden van de wegmarkering
wordt de verplaatsingsrichting van de auto niet gecorrigeerd.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
2.36
NLD_UD63226_3
Alerte de sortie de voie (X62 - Renault)
Druk de schakelaar 2 in om de functie in te
schakelen:
het bericht “Lane departure geactiveerd
verschijnt op het instrumentenpaneel A;
het waarschuwingslampje wordt
grijs weergegeven op het instrumenten-
paneel A.
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/4)
Werking
De functie is gereed om te waarschuwen
als:
het voertuig rijdt sneller dan ongeveer
70 km/u;
en
er strepen worden gedetecteerd.
Het waarschuwingslampje
wordt wit
weergegeven op het instrumentenpaneel A
om de bestuurder op de hoogte te stellen.
2
Met contact aan is de functie standaard
actief.
De functie inschakelen/
uitschakelen
Druk op de schakelaar 2 om de functie uit
te schakelen:
het bericht “Lane departure gedeacti-
veerd” verschijnt op het instrumentenpa-
neel A;
het waarschuwingslampje
ver-
dwijnt van het instrumentenpaneel A
en wordt oranje weergegeven onder de
snelheidsmeter 3.
A
3
2.37
NLD_UD63226_3
Alerte de sortie de voie (X62 - Renault)
Werking (vervolg)
De functie geeft een waarschuwing als
een streep wordt overschreden zonder dat
de richtingaanwijzers worden aangezet.
De bestuurder wordt gewaarschuwd:
via een geluidssignaal;
en
– het waarschuwingslampje
knip-
pert in wit op het instrumentenpaneel A.
Omstandigheden waarin
het systeem niet wordt
ingeschakeld
Het systeem kan niet worden ingeschakeld
wanneer:
de auto rijdt trager dan ongeveer 70 km/u,
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
het gezichtsveld van de camera is belem-
merd;
het controlelampje û wordt weerge-
geven.
Het waarschuwingslampje wordt
grijs weergegeven op het instrumentenpa-
neel A.
storingen
In geval van een defect:
het waarschuwingslampje
ver-
dwijnt;
– het bericht “Controleer Lane departure
verschijnt op het instrumentenpaneel A,
samen met het waarschuwingslampje
©.
Ga naar een merkdealer.
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/4)
A
Tijdelijk niet beschikbaar
De streep wordt zeer snel overschreden;
er wordt continu over een streep gere-
den;
ongeveer vier seconden na het wisselen
van baan;
scherpe bochten;
slecht zicht;
activering van één van de richtingaanwij-
zers;
sterke acceleratie;
– ...
Als de functie niet beschikbaar is, is het
waarschuwingslampje grijs op het
instrumentenpaneel A.
3
2.38
NLD_UD63226_3
Alerte de sortie de voie (X62 - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de
functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit) moeten worden uitgevoerd door
een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
een complexe omgeving (tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
wegmarkeringen die zijn versleten, geen contrast hebben of ver uit elkaar liggen (strepen gedeeltelijk afgesleten enzovoort);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (4/4)
avertisseur d’angle mort ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
angle mort : avertisseur .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.39
NLD_UD60008_2
Avertisseur d’angle mort (X62 - Renault)
Avertisseur d’angle mort
DODEHOEKWAARSCHUWING (1/6)
Op basis van de informatie van de senso-
ren 1 aan elke kant van de achterbumper,
waarschuwt het systeem de bestuurder als
er een andere auto verschijnt in de detec-
tiezone A.
Dit systeem schakelt in als de auto rijdt met
een snelheid die tussen ongeveer 30 km/u
en 140 km/u bedraagt.
1
A
Bijzonderheid
Zorg ervoor dat de sensoren 1 niet bedekt
zijn (vuil, modder, sneeuw, ...).
Indien een van de sensoren bedekt is, ver-
schijnt de boodschap “Dode hoek assist
reinig sensor” op het instrumentenpaneel.
Reinig de sensoren.
A
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie kan in geen geval
de waakzaamheid en verant-
woordelijkheid van de bestuurder ver-
vangen; deze moet altijd de controle
over zijn auto behouden.
1
2.40
NLD_UD60008_2
Avertisseur d’angle mort (X62 - Renault)
Inschakelen/uitschakelen
Druk de schakelaar 3 in om de functie uit te
schakelen. Het controlelampje 2 licht op.
Als u nogmaals drukt, wordt de func-
tie opnieuw geactiveerd. Het waarschu-
wingslampje 2 verdwijnt en het bericht
“Dodehoekwaarschuwing geactiveerd” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel.
DODEHOEKWAARSCHUWING (2/6)
2
1
Werking
Deze functie geeft een waarschuwing:
als de auto tussen 30 km/u en 140 km/u
rijdt;
en
als er een auto in de dode hoek A zit en
in dezelfde richting rijdt als uw auto;
Indicator 4
Op elke binnenspiegel 5 bevindt zich een in-
dicator 4.
Opmerking: reinig de binnenspiegels 5 re-
gelmatig zodat de indicatoren 4 zichtbaar
blijven.
4
B
C
D
Wanneer de motor wordt gestart, heeft
het systeem de stand die is vastgelegd
toen het contact werd uitgezet.
3
4
5
De functie waarschuwt niet als de
andere voertuigen niet bewegen.
2.41
NLD_UD60008_2
Avertisseur d’angle mort (X62 - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (3/6)
4
B
C
D
Als u een andere auto inhaalt, verschijnt het
controlelampje 4 alleen als die auto lang
genoeg aanwezig is in de dode hoek van uw
auto A .
De detectiecapaciteit van het sys-
teem volgt een standaardrijvakbreedte.
Tijdens het rijden op een smalle rijstrook
kan de functie u waarschuwen als er
voorbij de dichtstbijzijnde rijstrook een
auto wordt gedetecteerd.
Omstandigheden waarin de
dodehoekwaarschuwing niet
werkt
Als het voorwerp niet beweegt;
als er veel verkeer is;
in een bocht;
als de sensors voorin en achterin tegelij-
kertijd een voorwerp opmerken (bijvoor-
beeld een lange vrachtwagen).
–...
Als de auto is uitgerust met een trekhaak die
door het systeem wordt herkend, verschijnt
het bericht “Aanhanger: dodehoekwaar-
schuwing UIT” op het instrumentenpaneel
om te melden dat de functie niet operatio-
neel is. Raadpleeg uw merkdealer voor het
kiezen van de uitrusting die aangepast is
aan uw auto.
Display B
De functie is ingeschakeld en detecteert
geen enkele andere auto.
Display C
Eerste waarschuwing: als de richtingaan-
wijzer niet is ingeschakeld, geeft het 4
waarschuwingslampje aan dat er een auto
is gedetecteerd in de dodehoek.
Display D
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
knippert het 4 waarschuwingslampje als er
een auto wordt detecteert in de dodehoek
aan de kant waarnaar u wilt sturen. Als u de
richtingaanwijzer uitschakelt, schakelt de in-
dicator terug naar de eerste waarschuwing
(display C).
Vanwege de sensoren in de bumper is
het raadzaam om werkzaamheden aan
de bumper (reparatie, vervangen, lak-
werk, enz.) te laten uitvoeren door een
vakman.
2.42
NLD_UD60008_2
Avertisseur d’angle mort (X62 - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (4/6)
4
B
C
D
Storingen
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer dodehoek-
waarschuwing” op het instrumentenpaneel.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Opmerking: bij het starten van de motor
knippert de indicator 4, display B, 3 keer. Dit
is normaal.
De detectiecapaciteit van het
systeem volgt een standaardrij-
vakbreedte. Als u op een breed
rijvak rijdt, kan het systeem
geen auto’s detecteren in de dode
hoek.
In geval van blootstelling aan sterke
elektromagnetische golven (zoals
onder hoogspanningslijnen) of in
erg slechte weersomstandigheden
(hevige regen, sneeuw, enz.) kan het
systeem tijdelijk niet goed werken.
Let op de rijomstandigheden.
Kans op ongevallen.
2.43
NLD_UD60008_2
Avertisseur d’angle mort (X62 - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (5/6)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen van het systeem.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren
werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de opname-elementen (reparaties, vervangingen enz.) moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
Complexe omgeving (metalen bruggen, tunnels, wegen met obstakels aan de zijkant, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel ...).
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
2.44
NLD_UD60008_2
Avertisseur d’angle mort (X62 - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (6/6)
Beperkingen voor de werking van het systeem
De zone rond de opname-elementen moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te
waarborgen.
Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her-
kend.
In een bocht kunnen de radars soms tijdelijk geen auto’s detecteren in de aangrenzende rijstroken.
Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto’s rijden met een snelheid die aanzienlijk verschilt van de uwe.
De auto rijdt op een bochtige weg.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de omgeving rond de opname-elementen beschadigd is;
De auto is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend.
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
limiteur de vitesse ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.45
NLD_UD63863_2
régulateur-limiteur de vitesse : fonction limiteur (X62 - Renault)
Limiteur de vitesse
SNELHEIDSBEGRENZER (1/3)
De snelheidsbegrenzer is een functie die u
helpt om een door u gekozen maximum-
snelheid niet te overschrijden.
Bedieningsknoppen
1 Inschakelen, in het geheugen opslaan en
verhogen van de ingestelde maximum-
snelheid (+).
2 Verlagen van de maximumsnelheid (-).
3 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (O).
4 Inschakelen met oproepen van de maxi-
mumsnelheid (R).
5 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
Inschakelen
Druk op de schakelaar 5 aan de kant .
Het oranje controlelampje 6 licht op en de
boodschap “BEGRENZER” verschijnt op het
instrumentenpaneel met streepjes om aan
te geven dat de snelheidsbegrenzer is inge-
schakeld en wacht op het opslaan van een
maximumsnelheid.
Druk op de schakelaar 1 (+) om de actuele
snelheid op te slaan: de ingestelde maxi-
mumsnelheid vervangt de streepjes.
De minimale opgeslagen snelheid is
30 km/u.
6
1
5
2
3 4
2.46
NLD_UD63863_2
régulateur-limiteur de vitesse : fonction limiteur (X62 - Renault)
SNELHEIDSBEGRENZER (2/3)
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mum snelheid te overschrijden door snel en
zo diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het “zware punt”).
Tijdens het inhalen knippert de ingestelde
maximumsnelheid op het instrumentenpa-
neel en klinkt er een geluidssignaal.
Vervolgens laat u, indien mogelijk, het gas-
pedaal los: de snelheidsbegrenzer komt
weer in werking zodra u langzamer rijdt dan
de in het geheugen opgeslagen snelheid.
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan de maximum-
snelheid niet worden aangehouden: in dat
geval knippert de ingestelde snelheid op het
instrumentenpaneel en hoort u een geluids-
signaal met een regelmatig interval.
De snelheidsbegrenzer heeft
in geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
Het rijden
Als een ingestelde snelheid in het geheugen
staat, grijpt het systeem niet in zolang deze
snelheid niet bereikt wordt. Het rijden is het-
zelfde als met een auto zonder snelheids-
begrenzer.
Vanaf het moment dat de opgeslagen snel-
heid is bereikt, gaat de auto niet sneller
rijden, ook niet als u het gaspedaal verder
indrukt, behalve in noodgevallen (raadpleeg
de paragraaf “Overschrijding van de maxi-
mumsnelheid”).
1
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver-
anderen door een aantal keren te drukken
op:
de schakelaar 1 (+) om de snelheid te
verhogen;
de schakelaar 2 (-) om de snelheid te ver-
lagen.
2
2.47
NLD_UD63863_2
régulateur-limiteur de vitesse : fonction limiteur (X62 - Renault)
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, is het mogelijk deze op te roepen
door op de schakelaar 4 (R) te drukken.
Uitschakelen van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de schake-
laar 5. In dit geval is er geen snelheid meer
in het geheugen. Het doven van het oranje
lampje op het instrumentenpaneel be-
vestigt dat de functie uitgeschakeld is.
SNELHEIDSBEGRENZER (3/3)
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de scha-
kelaar 3 (O). In dit geval blijft de ingestelde
maximumsnelheid opgeslagen in het geheu-
gen en verschijnt het bericht “In geheugenˮ
met deze snelheid op het instrumentenpa-
neel.
Als de begrenzer in standby is gezet,
drukt u op de schakelaar 1 (+) om de
functie weer te activeren zonder de op-
geslagen snelheid te gebruiken: de actu-
ele snelheid van de auto wordt gebruikt.
1
5
2
3 4
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur de vitesse .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.48
NLD_UD63864_3
régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X62 - Renault)
Régulateur de vitesse
SNELHEIDSREGELAAR (1/4)
De snelheidsregelaar is een functie die u
helpt de door uw gekozen rijsnelheid op een
constante waarde vast te houden, dit wordt
de ingestelde snelheid genoemd.
Vanaf 30 km/u kunt u de snelheid traploos
instellen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze functie
neemt niet de taak van de be-
stuurder over.
U moet zich ten allen tijde houden aan
de voorgeschreven snelheid en blijven
opletten (u moet altijd klaar zijn om te
remmen in alle omstandigheden), de
snelheidsregelaar ontslaat de bestuur-
der niet van zijn verantwoordelijkheid.
De snelheidsregelaar moet niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en als de weersomstandighe-
den ongunstig zijn (mist, regen, zijwind,
enz.).
Kans op ongevallen.
Bediening
1 Inschakelen, in het geheugen opslaan en
verhogen van de ingestelde snelheid (+).
2 Verlagen van de ingestelde snelheid (-)
3 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen)
(O).
4 Inschakelen met oproepen van de inge-
stelde snelheid (R).
5 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
1
5
2
3
4
2.49
NLD_UD63864_3
régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X62 - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (2/4)
Inschakelen
Druk op de schakelaar 5, aan de kant .
Het groene controlelampje 6 licht op en
het bericht “Regelaar” verschijnt op het in-
strumentenpaneel met streepjes om aan te
geven dat de snelheidsregelaar is ingescha-
keld en wacht op het opslaan van een snel-
heid.
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u
uw voet van het gaspedaal nemen.
Instellen van de snelheid
Druk bij een constante snelheid van meer
dan ongeveer 30 km/u op de schakelaar 1
(+) of 2 (-): de functie wordt ingeschakeld en
de huidige snelheid wordt opgeslagen.
De ingestelde snelheid vervangt de streep-
jes en de instelling wordt bevestigd door het
groene controlelampje 7 en het controle-
lampje 6.
Let op: u moet de voeten dicht
bij de pedalen te houden om te
kunnen ingrijpen bij noodsitua-
ties.
6
7
1
5
2
2.50
NLD_UD63864_3
régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X62 - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (3/4)
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken. Zo
lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid op het instrumentenpaneel om u te
waarschuwen.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
secondes gaat uw auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de gekozen
ingestelde snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling, kan het systeem
de ingestelde snelheid niet vasthouden: de
snelheid in het geheugen knippert op het in-
strumentenpaneel om u te informeren.
Veranderen van de ingestelde
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
– de schakelaar 1 (+) om de snelheid te
verhogen;
de schakelaar 2 (-) om de snelheid te
verlagen;
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
1 2
2.51
NLD_UD63864_3
régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X62 - Renault)
Uitschakelen van de functie
De snelheidsregelaar wordt uitgeschakeld
als u op de 5-schakelaar drukt. In dit geval
is er geen snelheid meer in het geheugen.
Het doven van de groene lampjes
en
op het instrumentenpaneel bevestigt dat
de functie uitgeschakeld is.
Opnieuw inschakelen van de
ingestelde snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze worden opgeroepen als
de omstandigheden dat toelaten (verkeers-
drukte, staat van het wegdek, weersomstan-
digheden, enz.).
Druk op de schakelaar 4 (R) als de snelheid
van de auto hoger is dan 30 km/u.
Bij het oproepen van de in het geheugen op-
geslagen snelheid, wordt het inschakelen
van de regelaar bevestigd door het oplichten
van het controlelampje
.
N.B.: als de eerder opgeslagen snelheid
veel hoger is dan de actuele snelheid, trekt
de auto snel op naar deze hogere snelheid.
Als de snelheidsregelaar stand-by is,
drukt u op de schakelaar 1 (+) om de
functie weer te activeren met de hui-
dige rijsnelheid. De opgeslagen snelheid
wordt genegeerd.
Het onderbreken of uitschake-
len van de snelheidsregelaar
brengt geen snelle snelheids-
vermindering met zich mee: u
moet remmen door het rempedaal in te
drukken.
SNELHEIDSREGELAAR (4/4)
1
5
2
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u drukt
op:
de knop 3 (O);
het rempedaal;
het koppelingspedaal of schakelen naar
neutraal voor auto’s met een robotver-
snellingsbak.
In de drie gevallen blijft de ingestelde maxi-
mumsnelheid in het geheugen en het bericht
In geheugen” verschijnt op het instrumen-
tenpaneel.
De stand-by stand wordt bevestigd door het
doven van het groene controlelampje
.
4
3
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.52
NLD_UD59996_2
véhicule avec la fonction &quot;bridage vitesse&quot; (X62 - Renault)
Fonction « Bridage vitesse »
AUTO MET FUNCTIE “WETTELIJK VERPLICHTE SNELHEIDSBEGRENZER”
De rijsnelheid van de auto kan permanent
op een snelheid ingesteld blijven afhankelijk
van de auto of de wettelijke voorschriften.
Raadpleeg een merkdealer om de waarde
te wijzigen of de functie in/uit te schakelen.
Bij aanwezigheid van een wettelijk ver-
plichte snelheidsbegrenzer (afhankelijk van
de auto) kan deze functie niet uitgeschakeld
worden.
De sticker 1 op het dashboard herinnert u
aan de begrensde snelheid.
Bijzonderheid: als uw auto is uitgerust met
een snelheidsregelaar/-begrenzer, is het bij
volledig intrappen van het gaspedaal (voor-
bij het “zware punt”) niet mogelijk de inge-
stelde snelheid te overschrijden. 2.45.
In uitzonderlijke situaties (voorbeeld:
steile afdaling, enz.), kan de ingestelde
snelheid iets overschreden worden,
want de voorziening heeft geen invloed
op het remsysteem.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. De
grenzen van de auto kunnen
niet overschreden worden en
deze functie kan ook geen reden zijn om
harder te gaan rijden.
1
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.53
NLD_UD64444_4
aide au parking (X62 - Renault)
Aide au parking
PARKEERHULP (1/4)
De werking van het systeem
Ultrasone sensoren in de achterbumper en,
afhankelijk van de auto, in de voorbumper,
meten de afstand tussen de auto en een ob-
stakel.
Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen
waarvan de frequentie toeneemt naarmate
het obstakel dichterbij komt, totdat het een
continu geluid wordt als het obstakel onge-
veer 30 cm van de auto verwijderd is.
Het systeem detecteert obstakels voor,
achter en naast de auto.
Het systeem van de parkeerhulp wordt pas
ingeschakeld als de auto langzamer dan on-
geveer 10 km/uur rijdt.
Het parkeerhulpsysteem houdt geen reke-
ning met aanhang- of laadsystemen enz.
Bijzonderheden
Zorg ervoor dat de ultrasoondetectoren op
de met pijlen aangegeven plaatsen 1 niet
bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw enz.).
Deze functie is een extra hulp
die door middel van geluids-
signalen de afstand tussen de
auto en een obstakel aangeeft
bij een manoeuvre.
Deze functie kan in geen enkel geval de
oplettendheid en verantwoordelijkheid
van de bestuurder vervangen bij het ma-
noeuvreren.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
1
2.54
NLD_UD64444_4
aide au parking (X62 - Renault)
PARKEERHULP (2/4)
Opmerking: het display 2 toont de omge-
ving van de auto en geeft geluidssignalen.
Als alle zones een grijze achtergrond
hebben, wordt de volledige zone rond van
de auto bewaakt.
Werkzaamheden
Het systeem detecteert de meeste obstakels
achter en, afhankelijk van de auto, vóór de
auto.
Afhankelijk van de afstand tot het obstakel
zal de frequentie van het geluidssignaal toe-
nemen als het obstakel dichterbij komt en
overgaan in een ononderbroken geluids-
signaal op een afstand van ongeveer 30 cm
van het obstakel achter of, afhankelijk van
de auto, vóór de auto. De zones worden
aangegeven op de 2-display.
2
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door schade oplopen (bijvoorbeeld: ver-
vorming van een as enz.).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
2.55
NLD_UD64444_4
aide au parking (X62 - Renault)
Uitschakelen van het systeem
Auto’s met een multimediasysteem
Selecteer op het multimediascherm 3 het
menu “INSTELLINGEN” gevolgd door
VOERTUIG”, ”Obstakeldetectie” en kies
daarna ON of OFF om de parkeerhulp in of
uit te schakelen.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door schade oplopen (bijvoorbeeld: ver-
vorming van een as enz.).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
PARKEERHULP (3/4)
3
Auto’s zonder multimediasysteem
Druk, terwijl de auto stilstaat, op de 5-knop
voor het uitschakelen van het systeem.
Het waarschuwingslampje 4 verschijnt om
aan te geven dat het systeem is uitgescha-
keld.
Bij opnieuw indrukken schakelt het systeem
weer in en dooft het lampje.
5
4
2.56
NLD_UD64444_4
aide au parking (X62 - Renault)
PARKEERHULP (4/4)
Parkeerhulp handmatig
uitschakelen
Schakel de functie uit in deze gevallen:
voorzieningen voor slepen, dragen of
aanhangers vóór de ultrasone detecto-
ren;
bij schade aan de ultrasone sensoren.
Automatisch uitschakelen van
de parkeerhulp
Het systeem schakelt uit:
als de auto sneller dan ongeveer 10 km/u
rijdt;
naargelang van de auto, als de auto
langer dan ongeveer vijf secondes stil-
staat en er een obstakel is gedetecteerd
(bijvoorbeeld in een file, enz.);
met de auto in de neutraalstand (handge-
schakelde versnellingsbak) of in stand N
(robotversnellingsbak);
Wanneer een sleep-, draag- of aan-
hangsysteem op het voertuig is aange-
sloten (alleen ultrasone sensoren achter
zijn niet actief).
Storingen
Afhankelijk van de auto verschijnt, als het
systeem een storing signaleert, het bericht
“Controleer parkeerhulp” op het instrumen-
tenpaneel, licht tegelijkertijd het waarschu-
wingslampje
© op en klinkt er een
geluidssignaal gedurende ongeveer drie se-
conden. Ga naar een merkdealer.
caméra de recul .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.57
NLD_UD64519_3
Caméra de recul (X62 - Renault)
Caméra de recul
ACHTERUITRIJCAMERA (1/2)
Werking
Bij het achteruitrijden geeft de camera 1 op
de achterklep of, afhankelijk van de auto, op
de klapdeur achter een overzicht van de om-
geving achter de auto op de spiegel 2 of, af-
hankelijk van de auto, op het multimediadis-
play 3 samen met een of twee tekeningen 4
en 5 (bewegende en vaste tekening).
1
Opmerking: zorg ervoor dat de achteruitrij-
camera niet bedekt is (vuil, modder, sneeuw,
condensatie, enz.).
Opmerking: afhankelijk van de auto kunt u
sommige parameters instellen via het mul-
timediadisplay 3. Raadpleeg het instructie-
boekje voor de uitrusting.
Deze functie is een extra hulpmiddel. De bestuurder moet altijd opletten en blijft
verantwoordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.) in uw blinde
hoek bevinden.
2
3
2.58
NLD_UD64519_3
Caméra de recul (X62 - Renault)
ACHTERUITRIJCAMERA (2/2)
Het scherm geeft een omgekeerd beeld.
De tekeningen zijn weergaven die op
een vlakke ondergrond worden gepro-
jecteerd. Deze informatie is niet geldig
als deze wordt weergegeven op een ver-
ticaal object of een object op de grond.
De voorwerpen die op de rand van het
scherm verschijnen kunnen vervormd
zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn.
Als de achterportieren open staan of niet
goed gesloten zijn, verdwijnt de weer-
gave van de camerabeelden en ver-
schijnt, afhankelijk van de auto, het be-
richt “Achterklep open”.
Bewegende tekening 4 (afhankelijk van
de auto).
Deze wordt in het blauw op het multimedia-
display 3 weergegeven. Hij geeft de ver-
plaatsingsrichting van de auto aan afhanke-
lijk van de stand van het stuurwiel.
Vaste tekening 5
De vaste tekening bestaat uit gekleurde
merktekens A, B en C die de afstand achter
de auto aangeven:
A (rood) op ongeveer 30 centimeter van
de auto;
B (geel) op ongeveer 70 centimeter van
de auto;
C (groen) op ongeveer 150 centimeter
van de auto.
De tekening blijft staan en geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan als de wielen
in lijn zijn met de auto.
Dit systeem wordt eerst gebruikt met behulp
van een of meer tekeningen (bewegend
voor de verplaatsingsrichting en vast voor
de afstand). Als de rode zone bereikt is, ge-
bruikt u de afbeelding van de bumper om
nauwkeurig te stoppen.
4
C
B
A
5
De breedte van de geleidelijnen komt
overeen met de breedte van het voer-
tuig, inclusief buitenspiegels.
2.59
NLD_UD57029_1
Prise de mouvement (X62 - Renault)
Prise de mouvement
AFTAKAS
Inschakelen van de functie
Stilstaande auto, stationair draaiende motor,
versnellingsbak in neutraal:
druk op het koppelingspedaal;
druk op de schakelaar 1. Het waarschu-
winglampje in de 1 schakelaar verschijnt;
laat het koppelingspedaal los. Het statio-
nair toerental loopt op naar 1200 tr/min.
Bij een storing
Als het waarschuwingslampje in de 1 -scha-
kelaar niet verschijnt en de aftakas niet start:
– koppelingspedaal ingedrukt: druk op de
schakelaar 1, laat het koppelingspedaal
weer los en herhaal de procedure;
of laat het koppelingspedaal geleidelijk
los.
Uitschakelen van de functie
druk op het koppelingspedaal;
druk op de schakelaar 1. Gaat het waar-
schuwingslampje in de 1-schakelaar na
ongeveer twee seconden uit.
Als de aftakas (of krachtafnemer) is in-
geschakeld, moet u niet overschakelen
naar een andere versnelling. Als u toch
moet overschakelen naar een andere
versnelling, moet u de aftakas eerst uit-
schakelen.
1
ralenti .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.60
NLD_UD57030_1
ralenti accéléré (X62 - Renault)
Ralenti accéléré
VERHOOGD STATIONAIR TOERENTAL
Druk op de hendel 1, de functie is na enkele
secondes ingeschakeld.
Wijziging verhoogd stationair
toerental
Roep de hulp in van een merkdealer om het
toerental te verhogen of te verlagen.
Uitschakelen van de functie
De functie wordt onderbroken als:
u drukt op het koppelingspedaal en/of
gaspedaal;
de robotversnellingsbak niet in neutraal-
stand is;
– de rijsnelheid van de auto hoger is dan
0 km/u;
het controlelampje
® op het instru-
mentenpaneel oplicht;
het controlelampje
© op het instru-
mentenpaneel oplicht;
het controlelampje
Ô op het instru-
mentenpaneel oplicht.
Bijzonderheid van de functie Stop
and Start: inschakelen van de functie
“Verhoogd stationair toerental” voorkomt
dat de motor overschakelt naar de stand
stand-by. 2.4.
1
2.61
NLD_UD57031_1
Différentiel à glissement limité (X62 - Renault)
Différentiel autobloquant
Het zelfblokkerende differentieel regelt het
naar elk achterwiel overgebrachte koppel.
Afhankelijk van de grip op het wegdek en
bij lage snelheid (lager dan 30 km/u), zorgt
het voor extra koppel voor het wiel dat de
meeste grip heeft. Hierdoor wordt de grip
van elk aangedreven wiel optimaal benut
zodat de auto kan rijden op terreinen met
weinig grip (bouwterreinen, modderige ter-
reinen enz.).
Wanneer de achterwielen weer normale grip
hebben (bv. wanneer er weer op een ge-
asfalteerde weg wordt gereden), wordt het
zelfblokkerende differentieel uitgeschakeld,
wat soms gepaard gaat met geluiden. Dit
heeft echter geen gevolgen voor het gedrag
van de auto. U kunt besluiten om het zelf-
blokkerende differentieel zelf eerder uit te
schakelen door, wanneer er weer normale
grip is, het gaspedaal kort los te laten.
ZELFBLOKKEREND DIFFERENTIEEL
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Toch kunnen de limieten van
de auto niet overschreden
worden en deze functie kan ook geen
reden zijn om harder te gaan rijden.
De bestuurder moet altijd opletten en
blijft verantwoordelijk.
levier de vitesses .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
boîte de vitesses robotisée ........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levier de sélection de boîte automatique ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.62
NLD_UD60260_2
Boite de vitesses Quickshift (X62 - Renault)
Boîte de vitesses robotisée
ROBOTVERSNELLINGSBAK (1/5)
Selecteurhendel 1
Hiermee kunt u de eerste versnelling in-
schakelen voor het vooruit rijden, de ach-
teruitversnelling en de neutrale stand se-
lecteren, en met de hand schakelen.
Hiermee kunt u op ieder moment van
handbediening naar de automatische
werking gaan en omgekeerd, als de
motor draait en een versnelling voor voor-
uit rijden is ingeschakeld, door de hendel
even naar links te bewegen.
Opm.: na elk gebruik van de selecteurhen-
del komt deze automatisch terug in de mid-
delste positie.
Display
2 Weergave van de versnellingen
De ingeschakelde versnelling bij handbe-
diening (M1, M2, M6), neutralel versnel-
ling (N), of de achteruitversnelling (R)
wordt weergegeven op de display van
het instrumentenpaneel. De automati-
sche modus (D) wordt weergegeven, ge-
volgd door de ingeschakelde versnelling
(D1,D2,D6).
3 Laadprogramma
4 Waarschuwingslampje rempedaal in-
drukken
Starten
Zet het contact aan.
Het display op het instrumentenpaneel licht
op.
Als de neutraalstand (N) wordt weergege-
ven samen met (afhankelijk van de auto) het
controlelampje 4: druk op het rempedaal en
start de motor, zonder te accelereren.
Als een andere versnelling dan neutraal
wordt ingeschakeld, knippert N op het dis-
play samen met het controlelampje 4: druk
op het rempedaal en zet de hendel in stand
N. Start de motor.
N.B.: probeer niet de motor te starten door
de auto aan te duwen als de accu is ontla-
den (het display licht niet op bij het aanzet-
ten van het contact).
1
2
4
3
marche arrière
passage ...............................................
(page courante)
2.63
NLD_UD60260_2
Boite de vitesses Quickshift (X62 - Renault)
Achteruitversnelling (stilstaande auto)
Rempedaal ingedrukt. Duw de selectie-
hendel naar rechts en daarna naar achte-
ren, zoals onderaan afgebeeld, en laat de
hendel weer los. De achteruitversnelling
is ingeschakeld en de letter R verschijnt
op het display.
Haal uw voet van het rempedaal:
Het stationair toerental is voldoende
voor parkeermanoeuvres;
geef rustig gas om achteruit te rijden.
Vanuit de achteruitversnelling kunt u het
vooruit rijden inschakelen door de hendel
naar voren te duwen als de auto stil staat.
N.B.: Als de auto stilstaat, moet u het rempe-
daal indrukken om in of uit een versnelling te
kunnen schakelen. In het tegenovergestelde
geval licht het waarschuwingslampje 4 op.
ROBOTVERSNELLINGSBAK (2/5)
Schakelpatroon
(raadpleeg de tekening op de voet van de
hendel)
+ : om naar een hogere versnelling te
gaan
: om naar een lagere versnelling te
gaan
N : neutraalstand
R : achteruitrijden
: de enige stabiele hendelstand
D/M : om van de automatische werking
naar handbediend te gaan en vice
versa.
Net als bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak, blijft een auto met
een robotversnellingsbak op een helling niet stilstaan als de handrem niet is vast-
gezet of het rempedaal niet is ingedrukt.
Wegrijden
Wegrijden vooruit (vanuit neutraal)
De display geeft de versnellingen N en D
weer.
Rempedaal ingedrukt. Druk de selectie-
hendel naar voren en laat los.
Laat het rempedaal los en geef een
beetje gas om weg te rijden.
2.64
NLD_UD60260_2
Boite de vitesses Quickshift (X62 - Renault)
ROBOTVERSNELLINGSBAK (3/5)
Halfautomatische werking
(handmatig)
Deze werking kan op ieder moment tijdens
het rijden worden ingeschakeld door de
hendel even naar links te bewegen. Bij het
veranderen van de werkstand blijft de auto
in dezelfde versnelling rijden.
U schakelt zelf een andere versnelling in
door middel van de selecteurhendel.
Om naar een hogere versnelling te schake-
len, duwt u slechts kort de selecteurhendel
naar voren, zonder uw voet van het gaspe-
daal te halen.
Om naar een lagere versnelling te schake-
len, duwt u slechts kort de selecteurhendel
naar achteren, zonder uw voet van het gas-
pedaal te halen.
Het systeem heeft een ingebouwde bevei-
liging tegen te hoge of te lage toerentallen
van de motor.
Om in één keer twee versnellingen hoger
te schakelen, geeft u twee korte duwtjes
naar voren (behalve als de motor hierdoor
te langzaam zou gaan draaien). Om in één
keer twee versnellingen lager te schakelen,
trekt u twee keer kort naar achteren (be-
halve als de motor hierdoor te snel zou gaan
draaien).
Als u afremt op de motor, schakelt de ver-
snellingsbak automatisch naar de lagere
versnellingen om het afslaan van de motor
te voorkomen. De eerste versnelling wordt
automatisch ingeschakeld als u onder een
bepaalde snelheid komt. Als u wilt stoppen
voor een verkeerslicht of een kruispunt, kunt
u het rempedaal indrukken zonder naar de
neutraalstand (N) te gaan.
De auto kan weer wegrijden:
ofwel langzaam (bijvoorbeeld in een file)
door alleen het rempedaal los te laten
zonder gas te geven;
ofwel gewoon, door het rempedaal los te
laten en gas te geven.
N.B.: de neutraalstand mag tijdens het
rijden, of als de auto stilstaat, alleen worden
ingeschakeld als u het rempedaal indrukt
(het waarschuwingslampje 4 licht op als
u dit vergeet).
Om deze in te schakelen, duwt u de selec-
teurhendel naar rechts.
In geval van een te laag of een te hoog toe-
rental kiest het systeem de meest geschikte
versnelling.
De halfautomatische werking kan op ieder
moment, als de motor draait, worden in- of
uitgeschakeld door de hendel even naar
links te bewegen.
2.65
NLD_UD60260_2
Boite de vitesses Quickshift (X62 - Renault)
ROBOTVERSNELLINGSBAK (4/5)
Automatische werking
Bij het aanzetten van het contact wordt altijd
de automatische werking gekozen.
De letter D verschijnt op het display. U
regelt de snelheid van uw auto met behulp
van de gaspedaal en de rem. De versnel-
lingen schakelen op het juiste moment
en bij het juiste toerental vanzelf, want de
&quot;automaat&quot; houdt rekening met
de helling van de weg en de rijstijl.
In deze werking is het mogelijk om handma-
tig te schakelen. Om in een hogere of lagere
versnelling te schakelen, geeft u een kort
duwtje naar voren of naar achteren tegen
de hendel (behalve als de motor hierdoor te
langzaam of te snel zou gaan draaien).
Opm.: de automatische werking houdt reke-
ning met:
de stand en snelheid waarmee het gas-
pedaal ingedrukt wordt om de rijstijl in te
schatten en zo de optimale versnelling te
kiezen;
het indrukken van het rempedaal om
de motorrem te gebruiken en vooruit te
lopen op het terugschakelen.
Bij het stoppen voor een verkeerslicht, kunt
u bij ingeschakelde versnelling de auto met
de rem laten stilstaan zonder naar de neu-
traalstand (N) te gaan.
De auto kan weer wegrijden:
ofwel langzaam (bijvoorbeeld in een file),
door alleen het rempedaal los te laten
zonder gas te geven;
ofwel gewoon, door het rempedaal los te
laten en gas te geven.
Accelereren en inhalen
Voor een geleidelijke acceleratie van de
auto, drukt u het gaspedaal langzaam in.
Het oliepeil van het reservoir van de ge-
robotiseerde versnellingsbak varieert,
afhankelijk van het gebruik. Het bijvullen
van olie is streng verboden (behalve
door gekwalificeerd personeel van de
merkdealer).
voor een maximaal vermogen van de
auto, ongeacht de werking (automa-
tisch of handbediend), drukt u het gas-
pedaal snel en diep in tot voorbij het
zware punt.
Er wordt indien mogelijk teruggeschakeld en
de auto zal zo snel mogelijk accelereren.
Parkeren van de auto
Het is mogelijk de auto te parkeren met een
ingeschakelde versnelling (op een helling
bijvoorbeeld):
de versnelling met contact aan en inge-
drukt rempedaal kiezen;
controleer of een andere versnelling dan
N op het instrumentenpaneel aangege-
ven wordt, en haal daarna de contact-
sleutel uit het slot;
zet de handrem vast.
Om uit de versnelling te schakelen, zet u
het contact aan zonder de motor te starten
en zet u de selecteurhendel in neutraal, met
ingedrukt rempedaal. Controleer of N ver-
schijnt op het instrumentenpaneel.
2.66
NLD_UD60260_2
Boite de vitesses Quickshift (X62 - Renault)
ROBOTVERSNELLINGSBAK (5/5)
Het slepen dient altijd met het contact uit
te gebeuren.
Laadstand
Als u rijdt met een zware belading, drukt u
op de 5-schakelaar op het dashboard. Het
controlelampje § op het instrumentenpa-
neel licht dan op.
Na het stilzetten van de motor, wordt de
laadstand altijd uitgeschakeld. Deze moet
opnieuw gekozen.
De laadstand kan bij zowel de automati-
sche als de handbediende werking gebruikt
worden.
Geluidssignaal
Als u de auto te lang op een helling stil
houdt zonder op het rempedaal te druk-
ken of zonder de handrem te gebruiken,
wordt het systeem abnormaal belast en
bestaat het gevaar dat de koppeling te
heet wordt.
U hoort een aantal piepjes om u er aan te
herinneren het rempedaal of de handrem
te gebruiken.
Verlaat nooit de auto als de motor nog
draait en een versnelling ingeschakeld
is. Om veiligheidsredenen, hoort u een
aantal piepjes als u het portier opent,
zolang de neutraalstand niet is ingescha-
keld of zolang het contact niet is afgezet
of het rempedaal niet is ingedrukt.
Bijzondere gevallen
Bij rijden op een glad wegdek of bij weinig
grip, is het beter om over te gaan op hand-
matig schakelen (D/M) en de tweede ver-
snelling in te schakelen voordat u gas geeft,
om te voorkomen dat de wielen doorslippen.
Om bij erg koud weer soepel te kunnen
schakelen, wacht u enkele seconden voor-
dat u de keuzehendel uit stand N haalt en in
stand D of R zet.
Storingen
i
Als tijdens het rijden het waarschu-
wingslampje oplicht, duidt dit op een
storing in het systeem. In de meeste geval-
len kan de auto blijven rijden, al zijn de pres-
taties minder. Raadpleeg echter snel een
merkdealer.
Het slepen van een auto met
gerobotiseerde automatische
versnellingsbak
Als de versnellingsbak in een versnelling
vastzit:
zet het contact aan;
Kies de neutraalstand met ingedrukt
rempedaal;
controleer of de versnellingsbak in neu-
traal staat (door de auto bijvoorbeeld een
beetje vooruit of achteruit te duwen).
Als het niet lukt de versnellingsbak in neu-
traal te zetten, moet de auto weggesleept
worden met beide voorwielen van de grond.
5
appel d’urgence .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.67
NLD_UD59999_2
Appel d’urgence (X62 - Renault)
Appel d’urgence
NOODOPROEP (1/3)
Een oproep gebeurt altijd als volgt:
de noodoproep wordt ingesteld;
verstuurt gegevens over het incident
(constructeursplaatje van de auto, tijd
van het gesprek, laatste locaties, richting
van de auto);
gesproken communicatie met de hulp-
diensten;
indien nodig wordt een hulpdienst gebeld.
De noodoproep heeft twee modi:
automatische modus;
Handmatige modus.
1
2
3
4
5
1 Waarschuwingslampje werking systeem:
groen: in werking
(netwerk beschikbaar);
uit: niet in werking
(netwerk niet beschikbaar);
rood: in werking
storing;
groen knipperend: bellen.
2 Controlelampje automatische modus
3 Noodknop;
4 Microfoon;
5 Luidspreker
Als de auto hiermee is uitgerust, kunt u met
het noodoproepsysteem automatisch of
handbediend bellen met hulpverleners in
geval van een ongeluk of ziekte, om de re-
actietijd in noodsituaties te verkorten.
Als u de functie voor noodoproep gebruikt
om te melden dat u een ongeval hebt
gezien, houdt dit in dat u stopt zodra de ver-
keersomstandigheden dit toestaan, zodat
de hulpdiensten uw auto kunnen vinden en
daarmee de locatie van het gemelde onge-
val.
Houd u altijd aan de ter plaatse geldende
wetgeving.
In geval van een ongeluk blijft
u, als de plaats en het verkeer
dit toestaan, dicht bij de auto
om eventuele oproepen van
het callcenter snel te kunnen beantwoor-
den.
Gebruik de noodoproep alleen in een
noodgeval, als u betrokken bent bij een
ongeval of als u getuige bent van een
ongeval of in fysieke nood bent.
2.68
NLD_UD59999_2
Appel d’urgence (X62 - Renault)
NOODOPROEP (2/3)
In geval van onbedoelde activering kunt u de
oproep annuleren door 2 seconden lang te
drukken op de 3-knop voordat de verbinding
met het callcenter tot stand komt.
Zodra de oproep is ingesteld, kan alleen het
callcenter de oproep beëindigen.
Testmodus
(afhankelijk van lokale wetgeving)
De testmodus is gereserveerd voor merk-
dealers om te controleren of de noodop-
roepfunctie goed werkt.
De testmodus activeren:
drie keer kort op de 3-knop te drukken;
ongeveer 15 seconden te wachten;
drie keer kort op de 3-knop te drukken.
De testmodus wordt automatisch afgeslo-
ten.
Automatische modus
Als de waarschuwingslampje automatische
modus 2 groen oplicht, bevestigt dit dat het
automatische systeem is ingeschakeld.
De noodoproep wordt automatisch gedaan
als een ongeval het inschakelen van de be-
schermende uitrusting (gordelspanners,
airbag, enz.) heeft vereist.
Handmatige modus
De noodoproep wordt uitgevoerd door:
– de 3-knop in te drukken en ten minste
drie seconden ingedrukt te houden;
of
– de 3-knop vijf keer binnen tien seconden
in te drukken.
1
2
3
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.69
NLD_UD59999_2
Appel d’urgence (X62 - Renault)
NOODOPROEP (3/3)
Storingen
In sommige gevallen werkt de noodoproep
niet (bijvoorbeeld bij een zwakke accu).
Als het systeem een storing detecteert,
wordt het waarschuwingslampje 1 gedu-
rende meer dan 30 minuten rood; raadpleeg
zo snel mogelijk een merkdealer.
1
Het systeem werkt met een speciale
accu. De gebruiksduur van de accu is
ongeveer vier jaar (het waarschuwings-
lampje 1 wordt rood als deze vier jaar
bijna voorbij zijn).
Raadpleeg een merkdealer.
Voor uw veiligheid en een
goede werking van het sys-
teem, moeten alle werkzaam-
heden aan de accu (uitbouwen,
loskoppelen enz.) worden uitgevoerd
door een gespecialiseerd vakman.
Risico op brandwonden door elektri-
sche schokken.
U moet zich verplicht houden aan de ver-
vangingsintervallen die worden aange-
geven in het onderhoudsboekje zonder
deze te overschrijden.
De accu is van een speciaal type. Zorg
dat deze wordt vervangen door een van
hetzelfde type.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Zonder de functie noodoproep is het sys-
teem niet te volgen en zal niet constant
worden bewaakt. Gegevens worden
voortdurend en automatisch gewist en
het systeem slaat alleen de laatste drie
locaties van de auto op.
Volgens de lokale wetgeving worden ge-
gevens alleen verzonden in geval van
een noodoproep. Gegevens die worden
verzonden naar het callcenter worden
behandeld overeenkomstig de privacy-
wetgeving die van toepassing is in het
land waarin u zich bevindt. Het systeem
slaat de activiteitengeschiedenis maar
voor 13 uur op.
De eigenaar van de auto heeft het recht
zijn gegevens in te zien. Hij heeft het
recht de gegevens te laten corrigeren,
verwijderen of blokkeren.
2.70
NLD_UD12870_1
Filler NU (X62 - Renault)
3.1
NLD_UD64579_4
Sommaire 3 (NU 1033) (X62 - Renault)
Hoofdstuk 3: uw comfort
Ventilatieroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2
Verwarming, Handbediende airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4
Automatische airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.7
Airconditioning: informatie en tips voor het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.13
Multimedia uitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.15
Ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.17
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.19
Zonneklep, handgreep. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.20
Asbakken, aansteker, accessoireaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.22
Opbergruimte, indeling interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.23
Achterbanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.29
Transport van goederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.32
aérateurs ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation
Air conditionné .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.2
NLD_UD62321_2
aerateurs (sorties d’air) (X62 - Renault)
Aérateurs
1 Ontwasemingssleuf zijruit.
2 Zijrooster.
3 Ontwasemingssleuven onder de voor-
ruit.
4 Centrale ventilatieroosters.
5 Ventilatieroosters voeten.
6 Bedieningspaneel
2
3
3
3
2
5
556
1
1
4
VENTILATIEROOSTERS (1/2)
4
3.3
NLD_UD62321_2
aerateurs (sorties d’air) (X62 - Renault)
VENTILATIEROOSTERS (2/2)
Gebruik, in geval van stankoverlast in de
auto, alleen speciaal hiervoor bestemde
middelen. Raadpleeg een merkdealer.
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
Centrale ventilatieroosters 4
Hoeveelheid lucht
Sluiten: draai de knop 7 naar de buitenkant
van de auto voorbij het zware punt.
Openen: draai de knop 7 naar de binnen-
kant van de auto.
Richting
Draai de knop 7 naar de gewenste stand.
2
7
7
Bevestig geen voorwerpen op de venti-
latieroosters (bijv. telefoonhouder).
Risico van beschadiging.
4
Linker en rechter
ventilatieroosters 2
Hoeveelheid lucht
Sluiten: draai de knop 7 naar de binnenkant
van de auto voorbij het weerstandspunt.
Openen: draai de knop 7 naar de buitenkant
van de auto.
Richting
Draai de knop 7 naar de gewenste stand.
désembuage
pare-brise .............................................
(page courante)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.4
NLD_UD60277_2
chauffage - ventilation avec isolation de l’habitacle (X62 - Renault)
Chauffage, climatisation manuelle
HANDBEDIENDE VERWARMING, AIRCONDITIONING (1/3)
Bedieningsknoppen
A Regeling van de ventilateursnelheid.
B Inschakelen van de luchtkringloop (met
isolatie van het interieur).
C Regeling van de temperatuur van de
lucht.
D Inschakelen van de airconditioning (af-
hankelijk van de auto).
E Ontdooien-verwarmen van de achterruit
en/of van de buitenspiegels.
F Verdeling van de lucht.
Informatie en tips voor gebruik 3.13
Verdeling van de lucht in het
interieur
Draai de knop F.
J
De lucht wordt alleen naar de ven-
tilatieroosters in het dashboard ge-
voerd.
Hierbij mogen niet alle roosters gesloten
zijn.
G
De lucht wordt naar de ventilatie-
roosters in het dashboard en de
voetenruimtes gevoerd.
F
De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
i
De lucht wordt naar alle ventilatie-
roosters, de roosters van de zijrui-
ten voorin, de ontwasemingssleuven onder
de voorruit en naar de voetenruimtes ge-
voerd.
W
De lucht wordt naar de ontwase-
mingsroosters onder de voorruit
en van de zijruiten en/of voorruitverwarming
gevoerd. In deze stand beslaan de ruiten
van de auto niet. Te gebruiken met de hoog-
ste temperatuurinstelling.
V
Ontdooien-verwarmen
van de achterruit en/of van de
buitenspiegels.
Druk op de toets E, het ingebouwde contro-
lelampje brandt. Hiermee worden de achter-
ruit en/of buitenspiegels snel verwarmd.
Om deze functie verlaten, druk opnieuw op
de toets, het geïntegreerde controlelampje
dooft. De verwarming schakelt na enige tijd
automatisch uit.
A B D FC E
3.5
NLD_UD60277_2
chauffage - ventilation avec isolation de l’habitacle (X62 - Renault)
Regeling van de temperatuur
van de lucht
Draai de knop C.
Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe
warmer het wordt.
HANDBEDIENDE VERWARMING, AIRCONDITIONING (2/3)
Inschakelen van de
luchtkringloop (met isolatie van
het interieur)
Normaal gebruikt u buitenlucht voor het ven-
tileren van de auto.
De kringloopstand, waarbij de toevoer van
buitenlucht is afgesloten, gebruikt u bijv. als
het buiten stinkt.
Om de toevoer van buitenlucht af te sluiten
drukt u op de toets B.
Met deze functie bereikt u ook sneller de
gewenste temperatuur.
Hij zorgt voor het in- of uitschakelen van
de airconditioning. Als de functie is inge-
schakeld brandt het controlelampje. In deze
stand wordt de lucht in het interieur geno-
men en gerecycleerd zonder toevoeging van
buitenlucht.
Door langdurig gebruik van deze stand
kunnen de zijruiten en de voorruit be-
slaan en kan de luchtkwaliteit in het inte-
rieur verslechteren door het gebrek aan
luchtverversing.
Druk daarom weer op de toets B om
de toevoer van buitenlucht te herstellen
zodra de omstandigheden dat toelaten.
B C
3.6
NLD_UD60277_2
chauffage - ventilation avec isolation de l’habitacle (X62 - Renault)
HANDBEDIENDE VERWARMING, AIRCONDITIONING (3/3)
Regeling van de
ventilateursnelheid
Draai de knop A van 0 naar 4.
De ventilatie in de auto is “geforceerd”.
De ventilateur bepaalt hoeveel lucht er naar
binnen stroomt. De rijsnelheid van de auto
heeft daar een minimale invloed op.
Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe
meer lucht er wordt verplaatst.
Opmerking: om goed te ontwasemen draait
u knop A naar stand 4 .
In- en uitschakelen van de
airconditioning
(afhankelijk van de auto)
Toets D zorgt voor het inschakelen (contro-
lelampje brandt) of het uitschakelen (contro-
lelampje is uit) van de airconditioning.
Door het inschakelen van de airconditio-
ning:
gaat de temperatuur in het interieur
omlaag;
ontwasemen de ruiten snel.
N.B.: de airconditioning werkt niet als de bui-
tentemperatuur laag is of de ventilatiesnel-
heid lager is dan 1.
DA
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
pare-brise .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.7
NLD_UD57037_1
Climatisation automatique (X62 - Renault)
Climatisation automatique
9 en 10 - Regeling van de temperatuur van
de lucht.
11 - Achterruit- en/of spiegelverwarming.
12 - Bedieningsknop van de luchtkringloop.
Informatie en tips voor gebruik 3.13
Bedieningsknoppen
(afhankelijk van auto)
1 - Toets “helder zicht” voor het ontwasemen
en het ontdooien van de ruiten.
2 - Toets voor het uitschakelen van de air-
conditioning.
3 - Inschakelen van de automatische wer-
king.
4 - Display.
5 en 7 - Regeling van de ventilatiesnelheid.
6 en 8 - Regeling van de luchtverdeling in
het interieur.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/6)
2 3 4 5 6
891112
1 7
10
3.8
NLD_UD57037_1
Climatisation automatique (X62 - Renault)
Alleen de temperatuur en het symbool
AUTO worden weergegeven.
De functies die worden bediend door de au-
tomatische regeling worden niet weergege-
ven.
druk op de toets 9 om de temperatuur te
verhogen;
druk op de toets 10 om de temperatuur te
verlagen.
N.B.: als de uiterste waardes “15 °C” of
“27 °C” zijn ingesteld, levert het systeem,
ongeacht de omstandigheden, maximale
koude of warmte.
In de automatische stand (AUTO op het
display brandt), worden alle functies van
de airconditioning gecontroleerd door
het systeem.
Als u bepaalde functies wijzigt, dooft
het AUTO. Alleen de gewijzigde functie
wordt niet langer door het systeem ge-
controleerd.
Om de ingestelde temperatuur te bereiken
en te handhaven en een goed zicht te hand-
haven, gebruikt het systeem de volgende
elementen:
de ventilateursnelheid;
de verdeling van de lucht;
de kringloopfunctie;
het aan- en uitzetten van de airconditio-
ning;
de temperatuur.
Automatische werking
Druk op de toets 3. AUTO brandt op het dis-
play 4.
De automatische airconditioning garandeert,
in de meeste gevallen, een temperatuur-
comfort in het interieur en het helder houden
van de ruiten, bij een zo optimaal mogelijk
brandstofverbruik.
Deze werking wordt aangeraden.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/6)
3
910
4
3.9
NLD_UD57037_1
Climatisation automatique (X62 - Renault)
Veranderen van de automatische
werking
Normaal werkt het systeem automatisch,
maar u kunt de door het systeem gekozen
instelling (luchtverdeling) veranderen. Deze
mogelijkheden zijn beschreven op de vol-
gende bladzijden.
De automatische werking wordt aan-
geraden
De automatische airconditioning garan-
deert, in de meeste gevallen, een tem-
peratuurcomfort in het interieur en het
helder houden van de ruiten, bij een zo
optimaal mogelijk brandstofverbruik.
Op de volgende bladzijden staan de mo-
gelijkheden van verandering.
Ga terug naar automatische werking
zodra dit mogelijk is.
Het display geeft aan welke temperatuur
is ingesteld.
Als na het starten van de auto de aan-
gegeven temperatuur wordt verhoogd of
verlaagd, heeft dit geen invloed op de
snelheid waarmee de gewenste tempe-
ratuur wordt bereikt. Het systeem zorgt
altijd voor het optimaal verhogen of ver-
lagen van de temperatuur (de ventilatie
start niet direct met de maximale snel-
heid: deze wordt geleidelijk hoger), dat
kan van enkele secondes tot een paar
minuten duren.
Onder normale omstandigheden, tenzij
dit als hinderlijk wordt ondervonden,
moeten de roosters in het dashboard
open blijven.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/6)
3.10
NLD_UD57037_1
Climatisation automatique (X62 - Renault)
ô
De lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ventilatieroosters in het dash-
board geleid.
ö
De lucht wordt naar alle ventilatie-
roosters en de voetenruimtes
geleid.
F
De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
Als u de automatische werking van de
luchtverdeling uitschakelt, dooft het con-
trolelampje op het display 4 (automa-
tische werking), maar alleen de lucht-
verdeling wordt niet meer automatisch
gecontroleerd door het systeem.
Om de automatische werkstand weer in
te schakelen, drukt u op de toets 3.
Verdeling van de lucht in het
interieur
Er zijn vijf combinaties mogelijk voor de
luchtverdeling. Deze worden verkregen door
het achter elkaar indrukken van de toetsen 6
en 8. De pijlen op het display 4 geven de
door u gemaakte keuze aan:
õ
De lucht wordt naar de voorruit en
de roosters aan de zijkanten van
het dashboard geleid.
÷
De lucht wordt naar de ontwase-
mingsroosters onder de voorruit,
de zijruiten en naar de voetenruimtes geleid.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/6)
3 4 6
8
3.11
NLD_UD57037_1
Climatisation automatique (X62 - Renault)
In de automatische werkstand begint de
ventilatie niet onmiddellijk op de maxi-
male snelheid: deze wordt geleidelijk
verhoogd tot de motor voldoende op
temperatuur is gekomen om het interieur
te verwarmen. Deze opwarmfase kan
variëren van enkele secondes tot een
paar minuten.
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Door op de toets 2 te drukken, schakelt u de
automatische werkstand uit: AUTO van het
display 4 dooft en AC OFF licht op.
N.B.: met het inschakelen van de “helder
zicht” functie komt de airconditioning auto-
matisch in werking (controlelampje brandt).
Om de automatische werkstand weer in te
schakelen, drukt u op de toets 3.
Wijzigen van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
Door op de toetsen 5 en 7 te drukken, scha-
kelt u de automatische werkstand uit.
U kunt met deze toetsen de ventilateur snel-
ler en langzamer laten draaien.
Ontdooien-verwarmen van
de achterruit en/of van de
buitenspiegels
Druk op de toets 11, het controlelampje
brandt.
Hiermee worden de achterruit en/of de bo-
venste spiegels van de buitenspiegels elek-
trisch verwarmd.
Om deze functie uit te schakelen, drukt
u opnieuw op de toets 11. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (5/6)
2 3 4 5 7
11
3.12
NLD_UD57037_1
Climatisation automatique (X62 - Renault)
Functie “helder zicht”
Druk op de toets 1, de controlelampjes van
de toetsen 1 en 11 lichten op.
AUTO dooft op het display 4.
Met deze functie worden de voorruit, de
zijruiten voor en de buitenspiegels ontwa-
semd.
Hiermee worden automatisch de aircondi-
tioning en de achterruitverwarming inge-
schakeld en/of de spiegelverwarming en de
kringloopstand uitgeschakeld.
Druk op knop 11, als u niet wil dat de ach-
terruitverwarming en/of spiegelverwarming
wordt ingeschakeld.
N.B.: als u het geluid van de ventilatie als
hinderlijk ervaart, kunt u de ventilateursnel-
heid verminderen met de toets 5.
Om deze functie te verlaten, drukt u ofwel:
ofwel opnieuw op de toets 1;
of op de toets 3 (AUTO op het display
licht op).
Luchtkringloop
Een druk op de toets 12 schakelt de kring-
loopstand in (het symbool op het display
licht op).
In de kringloopstand wordt de lucht aange-
voerd vanuit de auto en zonder bijmenging
van buitenlucht teruggevoerd in het interieur
van de auto.
De lucht circuleert in de auto zonder bijmen-
ging van buitenlucht (als het buiten stinkt).
Bij langdurig gebruik van de kringloopfunctie
kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan
of weer aanvriezen. Ook zal het in de auto,
door gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan
stinken.
Druk daarom weer op de toets 12 om de toe-
voer van buitenlucht te herstellen zodra de
omstandigheden dat toelaten.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (6/6)
3 5
12
4
11
1
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(page courante)
3.13
NLD_UD57038_1
Air conditionné : informations et conseils utilisation (X62 - Renault)
Storingen
Raadpleeg bij een storing altijd een merk-
dealer.
Minder goede werking van ontdooien,
ontwasemen of airconditioning.
Dit kan het gevolg zijn van een vervuild
patroon van het interieurfilter.
Geen gekoelde lucht.
Controleer of alle bedieningsorganen in
de juiste stand staan en de zekeringen
goed zijn. Als dit niet zo is moet u het sys-
teem stoppen.
Water onder de auto
Maak u zich niet ongerust als er condens-
water onder de auto druppelt, dit is normaal
na langdurig gebruik van de airconditioning.
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/2)
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Verbruik
Het is normaal dat het brandstofverbruik
hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de air-
conditioning gebruikt.
Voor auto’s met een airconditioning zonder
automatische werkstand, zet het systeem
uit, als u het niet meer nodig hebt.
Tips voor zuinig rijden en minder lucht-
verontreiniging
Rijd met open ventilatierooster en gesloten
ruiten.
Open bij zeer warm weer of als de auto in de
zon heeft gestaan enkele minuten de portie-
ren voordat u start, zodat de hete lucht uit de
auto kan ontsnappen.
Onderhoud
Raadpleeg voor de controle-intervallen het
onderhoudsdocument van uw auto.
Tips voor het gebruik
In sommige gevallen, (airconditioning uit,
luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid
nul of laag, enz.) kunnen de ruiten van de
auto beslaan.
Als de ruiten beslagen zijn, gebruikt u de
functie “helder zicht” om het doorzicht te
verbeteren; gebruik bij voorkeur de aircondi-
tioning in de automatische werkstand om het
beslaan te voorkomen.
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
Gebruik de airconditioning regelma-
tig, ook bij koud weer; laat de airco ten
minste eenmaal per maand gedurende
ongeveer 5 minuten draaien.
Auto’s uitgerust met de ECO-modus
Als de ECO-modus actief is, kan de wer-
king van de airconditioning verminderen.
2.8.
3.14
NLD_UD57038_1
Air conditionné : informations et conseils utilisation (X62 - Renault)
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/2)
Het airconditioningssysteem bevat fluorhou-
dende broeikasgassen.
Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-
gende informatie vinden op sticker A in de
motorruimte.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie op sticker A zijn afhankelijk van de
auto.
A
A
A
Maak het airconditionings-
systeem nooit open. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.3.
Ñ
Type airconditioningsvloeistof
Type olie in de slangen van de
airconditioning
Ontvlambaar product
Raadpleeg het instructieboekje
Onderhoud
Hoeveelheid airconditio-
ningsvloeistof aanwezig
in de auto.
x,xxx kg
Global Warming Potential
oftewel aardopwar-
mingsvermogen (CO2-
equivalent).
GWP xxxxx
Hoeveelheid in gewicht
en CO2-equivalent.
CO2-
equivalent
x,xx t
système de navigation ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.15
NLD_UD60001_2
système de navigation (X62 - Renault)
Equipement multimédia
MULTIMEDIA-UITRUSTING (1/2)
De aanwezigheid en de plaats van deze ap-
paratuur zijn afhankelijk van de multimedia-
apparatuur van de auto.
1 Multimedia-aansluitingen;
2 Radio;
3 bediening bij het stuurwiel;
4 Multimediascherm
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem voor meer infor-
matie.
2
3
3
4
1
4
3
1
Multimedia-aansluitingen 1
U kunt de USB-aansluitingen gebruiken om
toegang te krijgen tot de multimedia-inhoud
van uw accessoires en om het systeem bij
te werken.
De USB-aansluitingen kunnen ook worden
gebruikt om accessoires die door onze tech-
nische dienst zijn goedgekeurd op te laden
met een maximumvermogen van 12 watt
(spanning: 5 V) per aansluiting.
Met de JACK-aansluiting kunt u naar audio
luisteren met behulp van een aux-kabel.
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 12 watt.
Risico op brand.
3.16
NLD_UD60001_2
système de navigation (X62 - Renault)
MULTIMEDIA-UITRUSTING (2/2)
Draadloze oplader 5
3.23
5
Gebruik van de telefoon
Houd u altijd aan de wettelijke
voorschriften met betrekking
tot het gebruik van dit appa-
raat.
Microfoon 6
6
lève-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vitres ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.17
NLD_UD64515_2
vitres (X62 - Renault)
Vitres
RUITEN (1/2)
Leg nooit iets op de bovenkant van een
halfgeopende ruit: risico van beschadi-
ging van de ruitbediening.
1
2
3
Elektrische ruitbediening
Contact aan:
druk op de schakelaar van de betreffende
ruit om de ruit tot de gewenste hoogte te
laten zakken;
trek de ruitschakelaar omhoog om de ruit
tot de gewenste hoogte te brengen.
Vanaf de bestuurdersplaats
Gebruik schakelaar:
1 voor de bestuurderskant;
2 voor de passagierskant voor.
Vanaf de passagiersplaats voor
Gebruik de schakelaar 3.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat uw sleutel, afstandsbedie-
ning of zender-ontvanger nooit,
zelfs niet eventjes, in de auto liggen als
u de auto verlaat en er een kind, een vol-
wassene met beperkte capaciteiten of
een dier in de auto zit. Zij kunnen zich-
zelf of anderen in gevaar brengen door
de motor te starten of apparatuur te be-
dienen zoals de versnellingshendel of
de ruitbediening. In geval van beknelling
van een lichaamsdeel draait u direct de
bewegingsrichting van de ruit om door te
drukken op de betreffende schakelaar.
Gevaar van ernstige verwondingen.
3.18
NLD_UD64515_2
vitres (X62 - Renault)
Elektrische ruitbediening met
sneltoets
Dit is een aanvulling op de elektrische ruit-
bediening die hiervoor is beschreven.
Deze is aanwezig bij de bestuurdersruit,
alleen voor het omlaag gaan.
Druk kort op de schakelaar 1: de ruit gaat in
één keer geheel omlaag.
Om de beweging van de ruit voortijdig te
stoppen drukt u de schakelaar opnieuw in.
RUITEN (2/2)
1
Schuifruiten achter
Druk grendel 4 in en verschuif de ruit.
4
Wanneer u de ruiten sluit, moet
u erop letten dat er geen enkel
lichaamsdeel (arm, hand, enz.)
uit het voertuig steekt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
De elektrische ruitbediening werkt niet.
De sneltoets van de elektrische ruitbedie-
ning is voorzien van hittebescherming: als
u de ruitschakelaar meer dan zestien keer
na elkaar indrukt, gaat deze in de beveiligde
modus (de ruit wordt vergrendeld).
Wat kunt u doen:
Gebruik de elektrische ruitschakelaar
kort en met tussenpozen van ongeveer
30 seconden.
Bij draaiende motor wordt de ruit ontgren-
deld nadat de schakelaar van de elektri-
sche ruitbediening circa 20 minuten niet
is gebruikt.
Opmerking: Als de ruit tijdens het sluiten op
weerstand stuit (bijvoorbeeld een tak), stopt
de ruit en schuift deze daarna enkele centi-
meters terug.
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.19
NLD_UD57040_1
Eclairage intérieur (X62 - Renault)
Éclairage intérieur
BINNENVERLICHTING
1
2
Binnenlicht
Met het bewegen van de schakelaar 1 kunt
u kiezen voor:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als één
van de portieren wordt geopend, De bin-
nenverlichting gaat alleen uit als de por-
tieren, waarop de verlichting reageert,
goed gesloten zijn;
het onmiddellijk uitgaan.
Leesspots
(afhankelijk van de auto)
Kantel de schakelaar 2.
Opmerking
Door het ontgrendelen van de portieren met
de afstandsbediening gaat de binnenverlich-
ting enige tijd branden.
Met het openen van een voor- of achterpor-
tier gaat de verlichting opnieuw enige tijd
branden.
Daarna gaat de verlichting in het interieur
en in de bagageruimte geleidelijk uit. Er
zijn verschillende tijdschakelingen voor het
doven van de verlichting:
na ongeveer 15 minuten als een portier is
open gebleven;
na ongeveer 15 seconden als alle portie-
ren gesloten zijn,
als u het contact aanzet.
Binnenlicht achter 3
Met het kantelen van de schakelaar 4 kunt
u kiezen voor:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als
een van de achterportieren wordt ge-
opend. Deze gaat pas uit als de portie-
ren, waarop de verlichting reageert, goed
gesloten zijn;
een niet-brandende verlichting.
3
4
pare-soleil ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poignée de maintien ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.20
NLD_UD57041_1
pare-soleil / poignée de maintien (X62 - Renault)
Pare-soleil, poignée de maintien
Handgreep 3
Hieraan kan men zich vasthouden tijdens
het rijden.
ZONNEKLEP, HANDGREEP (1/2)
Zonwering
Zet de zonneklep 1 omlaag.
Deze kan tegen de portierruit worden gekan-
teld.
1
3
Gebruik deze niet bij het in- of uitstap-
pen.
Make-upspiegel of extra
spiegel 2
(afhankelijk van de auto)
Zet de zonneklep omlaag om bij de spiegel
te kunnen.
Bijzonderheid van de extra
binnenspiegel 1.105
2
3.21
NLD_UD57041_1
pare-soleil / poignée de maintien (X62 - Renault)
ZONNEKLEP, HANDGREEP (2/2)
Handgrepen 4
Hulp om in of uit de auto te komen.
4
4
allume-cigares ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cendriers ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise accessoires .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.22
NLD_UD57042_1
cendrier-allume-cigares/prise accessoires (X62 - Renault)
Cendriers, allume-cigares, prise accessoires
ASBAK, AANSTEKER, ACCESSOIREAANSLUITING
Accessoireaansluitingen 1
(afhankelijk van de auto)
Deze zijn bestemd voor de aansluiting van
accessoires die door de technische dienst
van het merk goedgekeurd zijn met een
maximumvermogen van 120 watt (12 V).
Asbak 2
(afhankelijk van de auto)
De losse asbak past in de blikjeshouders.
Openen: trek het deksel omhoog.
Om hem te legen, trekt u aan het geheel. De
asbak komt uit zijn houder.
Aansteker 1
(afhankelijk van de auto)
Contact aan, druk de aansteker 1 naar
binnen, hij komt vanzelf met een klikje naar
buiten zodra hij gloeit. Trek hem los. Plaats
hem na gebruik in de houder zonder hem er
helemaal in te drukken.
Als uw auto geen aansteker en asbak
heeft, kan uw merkdealer u deze leve-
ren.
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt (12 V).
Als verschillende accessoire-
aansluitingen tegelijk worden gebruikt,
mag het totale vermogen van de aan-
gesloten accessoires niet meer zijn dan
180 watt.
Risico van brand.
1
2
Accessoireaansluiting 3 (in de
bagageruimte)
3
rangements................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vide-poches ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.23
NLD_UD58868_2
rangements dans l’habitacle (X62 - Renault)
Rangements, aménagements dans l’habitacle
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/6)
Opbergruimte in voorportieren
Opbergruimte 1
Gebruik het niet als handgreep om het por-
tier te sluiten.
Opbergruimte 2
Opbergruimte 3
Hierin kunt u een fles van 1,5 liter plaatsen.
Opbergruimte zonneklep 4
Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een
tolweg) bevestigen.
4
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
1
2
3
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht, bij plotse-
ling remmen of bij een botsing.
Opbergruimte middenconsole/
inductielaadzone 5
Raadpleeg voor meer informatie over de in-
ductielaadzone de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem.
5
3.24
NLD_UD58868_2
rangements dans l’habitacle (X62 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/6)
Blikjeshouder 6, 13 en 16
Hierin passen een blikje of de asbak.
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van brandwonden als de vloei-
stof warm is en/of vlekken.
Opbergruimte van
dashboard 7, 8, 10 en 12
Gesloten opbergruimte 10 en 12
Druk om te openen op de knop 9 of 11.
Dashboardkastje 14
Om te openen: druk op 15 of trek aan de
hendel, afhankelijk van de auto.
Hierin passen documenten op A4 formaat,
een fles van 2 liter water, enz.
Afhankelijk van de auto, wordt hij geventi-
leerd en gekoeld.
Laat het deksel van de berg-
ruimte altijd dicht tijdens het
rijden:
er is risico op verwondin-
gen bij plotseling remmen of bij
een ongeluk;
er is risico op rondslingerende
voorwerpen in het interieur.
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht, bij plotse-
ling remmen of bij een botsing.
6
8
7
9 10
11 13
15
16
12
Opbergruimte of plaats voor
autoradio 17
17
14
Maximaal toegestaan gewicht in het
handschoenenkastje 14: 4 kg, gelijkma-
tig verdeeld.
3.25
NLD_UD58868_2
rangements dans l’habitacle (X62 - Renault)
Tafeltje 18
Trek het tafeltje 18 zo ver mogelijk naar u
toe.
Draai het en duw het tot de aanslag.
U kunt met behulp van klem 19 documenten
van A5 formaat vastmaken.
Voor het terugplaatsen, trekt u het tafeltje zo
ver mogelijk naar u toe , zet hem horizontaal
en duw hem zo ver mogelijk.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/6)
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
18 19
18
Opbergruimte boven cabine 20
en 21
Uitsluitend bestemd voor het vervoer van
voorwerpen.
Zorg er voor dat er geen zwaar
en/of scherp voorwerp ge-
plaatst wordt dat tijdens het
rijden zou kunnen vallen.
Verwondingsgevaar
20
21
Maximaal toegestaan gewicht in de bo-
venste opslagruimte in de cabine 20:
5 kg, gelijkmatig verdeeld.
3.26
NLD_UD58868_2
rangements dans l’habitacle (X62 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/6)
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
Blikjeshouder 24
Druk om te openen op de knop 22.
Tafeltje 25
Druk om te openen op de knop 23.
22
23
24
25
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van brandwonden als de vloei-
stof warm is en/of vlekken.
Controleer voordat u wegrijdt,
of de lade is gesloten.
Verwondingsgevaar
Maximaal toegestaan gewicht op de
hoedenplank 25: 25 kg, gelijkmatig ver-
deeld.
3.27
NLD_UD58868_2
rangements dans l’habitacle (X62 - Renault)
N.B.: zorg dat het tafeltje goed op zijn plaats
zit, voordat u de rugleuning van de middel-
ste stoel weer omhoog zet. Let er op dat de
rugleuning van de middelste stoel goed ver-
grendeld is
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (5/6)
Tafeltje 26
Als de auto hiermee uitgerust is, klapt u de
rugleuning van de middelste stoel naar be-
neden en door de hendel 29 omhoog te trek-
ken.
U heeft aan de achterkant van de rugleuning
van de middelste stoel de beschikking over:
– een tafeltje (26) dat uitsluitend naar de
bestuurderskant draait (afhankelijk van
de auto);
een blikjeshouder 28;
bergruimte (27).
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van brandwonden als de vloei-
stof warm is en/of vlekken.
Het is verboden op de middel-
ste stoel te gaan zitten als de
rugleuning neergeklapt is.
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht, bij plotse-
ling remmen of bij een botsing.
Let op dat niets de werking van het draai-
tafeltje belemmert.
26
27
28
29
Kledinghaken 30
30
3.28
NLD_UD58868_2
rangements dans l’habitacle (X62 - Renault)
Opbergkist 33 onder voorbank
Trek voor toegang aan de lipjes 31 of 32.
Opbergruimte boven de
laadruimte achter 35
Uitsluitend bestemd voor het vervoer van
voorwerpen.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (6/6)
Zorg er voor dat er geen zwaar
en/of scherp voorwerp ge-
plaatst wordt dat zou kunnen
vallen.
Verwondingsgevaar
35
Opbergkist onder achterbank
De zitting 34 kan worden opgetild waardoor
de opbergkist onder de bank bereikbaar
wordt.
34
Controleer of de autogordels
achterin nog goed op hun
plaats zitten en goed werken
na elke verandering aan de
achterstoelen.
Laat de zitting altijd gesloten tij-
dens het rijden:
er is risico op verwondin-
gen bij plotseling remmen of
bij een ongeluk;
er is risico op rondslingerende
voorwerpen in het interieur.
33
31
32
Maximaal toegestaan gewicht in de bo-
venste opslagruimte achter 35: 35 kg,
gelijkmatig verdeeld.
banquette arrière .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.29
NLD_UD59486_2
Banquette arrière (X62 - Renault)
Banquettes arrière
ACHTERBANKEN (1/3)
Uitbouwen van de bank
Trek bij elk van de banken de hendels 2
aan de achterkant van de bank omhoog.
De nokjes 3 komen naar buiten om aan te
geven dat de bank vergrendeld is.
Trek de bank zo naar achteren dat de veran-
keringspunten vrijkomen en trek ze daarna
omhoog om ze te kunnen verwijderen.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Het demonteren van de veran-
keringspunten is verboden.
1
2
Toegang tot de achterbank
Kantel de handgreep 1 naar achteren om de
rugleuning omlaag te zetten.
Om de stoel op zijn plaats terug te zetten,
zet u de rugleuning terug in positie.
De bank heeft een grote massa
(ongeveer 65 kg). Let er voor
uw veiligheid op dat u voorzich-
tig manoeuvreert.
Verwondingsgevaar
3
3.30
NLD_UD59486_2
Banquette arrière (X62 - Renault)
ACHTERBANKEN (2/3)
Controleer bij het bewegen van
de achterbank of de veranke-
ringspunten schoon zijn (zij
moeten vrij zijn van steentjes,
doeken of enig ander onderdeel dat het
vergrendelen van de bank zou kunnen
hinderen).
Inbouwen van de bank
Plaats de geleiders 4 naar achteren ten
opzichte van de verankeringspunten op
de rails;
schuif de bank naar voren.
De bank wordt automatisch vergrendeld.
Controleer of de rode nokjes 3 niet meer
zichtbaar zijn.
Plaats de achterbanken altijd
op de oorspronkelijke veranke-
ringspunten.
Het is verboden om tijdens het
rijden de bank “achterstevoren” te ge-
bruiken.
4
3
De banken van rij 2 en 3 zijn niet verwis-
selbaar; gebruik niet te veel kracht bij het
terugplaatsen.
Risico van beschadiging.
3.31
NLD_UD59486_2
Banquette arrière (X62 - Renault)
ACHTERBANKEN (3/3)
Beperking voor het gebruik
Het is verboden om met een neergeklapte
rugleuning of stoel voorin te rijden als er een
passagier op de achterbank zit.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Speciale opmerking voor
driezits uitvoeringen
Deze versie heeft autogordels en hoofdsteu-
nen alleen op de achterste zijzitplaatsen.
Vervoer nooit een passagier op de middel-
ste zitplaats.
A-etiketten melden dat het verboden is om
passagiers te hebben in andere zones dan
op de aanwezige stoelen.
A
Controleer de plaats en wer-
king van de autogordels ach-
terin na het kantelen van de
achterbank.
coffre à bagages ........................................
(page courante)
transport d’objets
dans le coffre .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remorquage ...............................................
(page courante)
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.32
NLD_UD62058_2
Transport d objets (X62 - Renault)
Transports d’objets
TRANSPORT VAN GOEDEREN (1/2)
F max: 625 daN
De zwaarste voorwerpen
plaatst u zo laag mogelijk op de
laadvloer. Zet de lading indien
mogelijk vast aan de beves-
tigingspunten (indien aanwezig) op de
vloer van de laadruimte. De lading moet
zo geplaatst zijn dat niets naar voren op
de passagiers geslingerd kan worden in
geval dat de bestuurder plotseling moet
remmen. Maak de autogordels van de
zitplaatsen achter vast, ook als deze niet
bezet zijn.
Transport van goederen in de
laadruimte
Afhankelijk van de auto, kunnen de goede-
ren worden vastgemaakt aan de ringen 1
en 2, zodat zij niet kunnen kantelen. Het
aantal ringen en hun plaats kan verschillen
afhankelijk van de auto.
2
1
1
De ringen 2 dienen uitsluitend als on-
dersteuning tegen het kantelen van de
lading. De lading moet eerst aan de be-
vestigingsringen 1 op de vloer van de
auto vastgemaakt worden.
3.33
NLD_UD62058_2
Transport d objets (X62 - Renault)
TRANSPORT VAN GOEDEREN (2/2)
Slepen
Plaatsen van de trekkogel
Plaats de knop om de hoogte D aan te
houden, die tussen 350 en 420 mm ligt,
wanneer de auto belast is. Zet de bouten 3
vast met het aantrekkoppel van 196 N.m
(Newton.meter).
3
3
C
Afmeting C (maximum)
Voorwielaandrijving
C = 1,149 mm.
Achterwielaandrijving
C = 1,766 mm.
D
Indien de trekhaakkogel de nummer-
plaat of de mistlamp achteraan aan het
zicht onttrekt, moet u hem afnemen wan-
neer u geen voertuig trekt.
Houd u in elk geval aan de landelijke
wetgeving.
Toegestane kogeldruk, maximaal toe-
gelaten massa’s met geremde en on-
geremde aanhangwagens: 6.8.
Keuze en monteren van een trekhaak
Maximale massa van de trekhaak: 25 kg.
Raadpleeg het montagevoorschrift van
de uitrusting voor de montage en de
voorwaarden voor het gebruik.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
3.34
NLD_UD12870_1
Filler NU (X62 - Renault)
4.1
NLD_UD64580_4
Sommaire 4 (NU 1033) (X62 - Renault)
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2
Oliepeil van de motor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4
Oliepeil van de motor: (bij)vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.6
Peilen, filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.8
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.11
Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.13
Onderhoud van de carrosserie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.15
Onderhoud van de bekleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.18
capot moteur..............................................
(page courante)
4.2
NLD_UD57048_1
capot moteur (X62 - Renault)
Capot moteur
MOTORKAP (1/2)
Trek aan de handgreep 1 om hem te openen.
Veiligheidshaak van de
motorkap
Om deze te ontgrendelen drukt u het lipje 2
naar links terwijl u de motorkap opent.
Bij een botsing, zelfs een lichte,
tegen de grille of de motorkap
moet u zo snel mogelijk het
vergrendelingssysteem van
de motorkap laten controleren door een
merkdealer.
1
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.3.
2
4.3
NLD_UD57048_1
capot moteur (X62 - Renault)
MOTORKAP (2/2)
3
4
Sluiten van de motorkap
Controleer of de ruitenwisserbladen in de
juiste stand staan.
Plaats de steun 4 in de houder 5, pak de
motorkap in het midden vast, laat de kap
zakken tot ongeveer 20 cm boven de geslo-
ten stand en laat de kap dan los. Hij vergren-
delt door zijn gewicht.
Controleer de vergrendeling
van de kap.
Controleer of niets de vergren-
deling belemmert (steentje,
doek, enz.).
Motorkap openen
Til de motorkap op en maak de steun 4 los
uit de houder 5. Voor uw eigen veiligheid is
het heel belangrijk dat u de steun vastzet in
de beugel 3 in de motorkap.
Zorg er na alle werkzaam-
heden in het motorcomparti-
ment voor dat u niets vergeet
(doeken, gereedschap enz.).
Hierdoor kan de motor beschadigd raken
of brand ontstaan.
5
huile moteur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
jauge d’huile moteur ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.4
NLD_UD64517_2
niveau huile moteur : généralité (X62 - Renault)
Niveau d’huile moteur
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen (1/2)
Het display waarschuwt alleen
als het peil te laag is en niet als
het te hoog is, dit is alleen af te
lezen met de peilstaaf.
Iedere motor verbruikt wat olie voor het
smeren en koelen van de bewegende delen
in de motor. Het is daarom normaal dat u
tussen twee onderhoudsbeurten olie moet
bijvullen.
Indien u echter na de inrijperiode meer dan
0,5 liter olie per 1000 km moet bijvullen,
moet u een merkdealer raadplegen.
Controleer het oliepeil regelmatig en
in ieder geval voor elke grote reis: vul
indien nodig tijdig olie bij om ernstige
schade aan de motor te voorkomen.
Waarschuwing minimum oliepeil
De boodschap “Olie bijvullen” en het contro-
lelampje © lichten op het instrumen-
tenpaneel op.
U mag de motor niet starten zolang u
geen olie heeft bijgevuld.
Aflezen van het oliepeil
De auto moet horizontaal staan en de motor
mag geruime tijd niet hebben gedraaid.
Voor het exacte oliepeil en het controle-
ren of het maximumpeil niet overschre-
den is (risico van beschadiging van de
motor), moet u de peilstaaf gebruiken.
Raadpleeg de volgende bladzijden.
Het display van het instrumentenpaneel
waarschuwt uitsluitend als het oliepeil mini-
maal is.
4.5
NLD_UD64517_2
niveau huile moteur : généralité (X62 - Renault)
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen (2/2)
Aflezen van het peil op de
peilstaaf
Met stilstaande motor:
haal de peilstaaf eruit en veeg hem af
met een droge en niet pluizende doek;
duw de peilstaaf zo diep mogelijk terug in
de motor;
haal de peilstaaf weer uit de motor;
– lees het peil af: dit mag nooit lager zijn
dan het “minimumpeil” C en nooit hoger
zijn dan het “maximumpeil” B.
Duw de peilstaaf na het aflezen van het peil
zo diep mogelijk terug in de motor.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u uw merkdealer raadple-
gen.
C
B
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.3.
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (d.z.w. elektrische onderdelen)
terechtkomt.
Risico van brand.
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie
Het maximumpeil mag nooit
worden overschreden: dit kan leiden tot
schade aan de motor en het antilucht-
verontreinigingssysteem.
Als het peil boven het maximum is, start
de motor dan niet en roep de hulp in
van een merkdealer.
niveau d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vidange ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
huile moteur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.6
NLD_UD64518_2
Niveau huile moteur : appoint/remplissage (X62 - Renault)
Olie verversen
Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu-
ment van uw auto.
Inhoud bij verversen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto of neem contact op met een merk-
dealer.
Controleer het motoroliepeil altijd met
behulp van de peilstaaf zoals hiervoor is uit-
gelegd (het mag nooit lager dan het mini-
mumpeil of hoger dan het maximumpeil van
de peilstaaf zijn).
Soort motorolie
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Niveau huile moteur : appoint, remplissage
(Bij)vullen
De auto moet horizontaal staan en de motor
moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u ‘s
morgens wegrijdt).
Soort motorolie
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Draai de dop 1 los;
vul bij (afhankelijk van de motor is het
verschil tussen het hoogste en het laag-
ste peil op de peilstaaf 2 ongeveer 1,5 tot
2 liter);
wacht 10 minuten om de olie naar bene-
den te laten zakken in de motor;
controleer het peil met de peilstaaf 2
zoals hiervoor is beschreven.
Als u het peil heeft gelezen, moet u de peil-
staaf tegen de aanslag terugplaatsen en de
dop geheel vastdraaien.
Vul nooit bij tot boven het maximum-
peil en vergeet niet de dop 1 en de peil-
staaf 2 weer terug te plaatsen.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (1/2)
1
2
1
2
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (d.z.w. elektrische onderdelen)
terechtkomt.
Risico van brand.
4.7
NLD_UD64518_2
Niveau huile moteur : appoint/remplissage (X62 - Renault)
Bijvullen: let op dat er geen
olie wordt gemorst op onderde-
len van de motor of de uitlaat.
Hierdoor kan brand ontstaan.
Ook moet de vuldop goed zijn vastgezet
om te voorkomen dat hij lostrilt waardoor
er olie uit de motor kan spatten met het-
zelfde brandgevaar als deze olie op hete
delen van de motor of de uitlaat terecht-
komt.
Olie aftappen: let op bij het af-
tappen van hete olie dat u zich
er niet aan brandt.
Laat de motor nooit in een af-
gesloten ruimte draaien: uit-
laatgassen zijn giftig.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (2/2)
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.3.
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie
Het maximumpeil mag nooit
worden overschreden: dit kan leiden tot
schade aan de motor en het antilucht-
verontreinigingssysteem.
Als het peil boven het maximum is, start
de motor dan niet en roep de hulp in
van een merkdealer.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap, of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
capacités organes mécaniques .................
(jusqu’à la fin de l’UD)
liquide de freins .........................................
(page courante)
niveaux :
liquide de frein .....................................
(page courante)
4.8
NLD_UD60002_2
niveaux (X62 - Renault)
Niveaux, filtres
PEILEN, FILTERS (1/3)
Remvloeistof
Controleer regelmatig het peil van de rem-
vloeistof en zeker als u bij het remmen een
verschil, hoe gering ook, opmerkt.
Controle van het peil moet bij stilstaande
motor en op horizontale ondergrond plaats-
vinden.
Peil 1
Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt
met het slijten van de remblokken, maar het
mag nooit zakken tot onder de markerings-
streep “MINI”.
Als u zelf de slijtage van de schijven en blok-
ken wilt controleren, dan kunt u bij de merk-
dealer of op de web-site van de constructeur
een document verkrijgen met een controle-
methode.
Vullen
Na werkzaamheden aan het hydraulische
circuit moet de remvloeistof worden vervan-
gen door een deskundige.
Gebruik hiervoor uitsluitend door onze tech-
nische dienst goedgekeurde remvloeistof uit
een verzegelde verpakking.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
1
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.3.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap, of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
niveaux :
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
4.9
NLD_UD60002_2
niveaux (X62 - Renault)
Koelvloeistof
Met de motor uit en koud, op horizontale
ondergrond, moet het peil liggen tussen de
markeringen “MINI” en “MAXI” op het koel-
vloeistofreservoir 2.
Vul bij een koude motor koelvloeistof bij,
voordat het peil de markering “MINI” be-
reikt.
PEILEN, FILTERS (2/3)
Regelmatige controle van het peil
Controleer regelmatig het peil van de
koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha-
digen door een gebrek aan koelvloeistof).
Vul uitsluitend bij met door onze technische
dienst goedgekeurde producten die zorgen
voor:
een bescherming tegen bevriezen;
bescherming tegen corrosie van het koel-
circuit.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
2
ruitensproeierreservoir 4
Vullen
Open, bij stilstaande motor, de dop 3, vul bij
totdat u de vloeistof ziet, sluit de dop weer.
Vloeistof
Product voor ruitensproeiers (‘s winters met
speciale antivries).
3
4
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.3.
niveaux :
pompe d’assistance direction ..............
(page courante)
réservoir
lave-vitres ............................................
(page courante)
filtre ............................................................
(page courante)
4.10
NLD_UD60002_2
niveaux (X62 - Renault)
Stuurbekrachtigingspomp
Speciaal kenmerk van auto’s met een
tank 5
Omdat het onmogelijk is om de tankdop 5 te
bereiken, moet u naar een merkdealer voor
vullen of bijvullen.
Filters
Het vervangen van de filters (luchtfilter, in-
terieurfilter, brandstoffilter, etc.) maakt deel
uit van het onderhoudsprogramma van uw
auto.
Interval voor het vervangen van de fil-
ters: raadpleeg het onderhoudsdocument
van uw auto.
Voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn,
wordt de verklikker 6 rood als het luchtfilter
vervuild is.
Ga zo snel mogelijk naar een merkdealer.
PEILEN, FILTERS (3/3)
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
6
5
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.11
NLD_UD57052_1
Pression de gonflage des pneumatiques (X62 - Renault)
Pression de gonflage des pneumatiques
BANDENSPANNINGEN (1/2)
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opgege-
ven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (of 3 PSI)
verhogen. Verlaag nooit de spanning van
een warme band.
A
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.32.
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden moeten worden
vervangen, dan mag dit alleen gebeuren
met even grote banden van hetzelfde
merk, hetzelfde type en dezelfde struc-
tuur op eenzelfde profiel.
Ze moeten ofwel ten minste hetzelfde
laadvermogen en dezelfde maximum-
snelheid hebben als de oorspronke-
lijke banden, ofwel zijn geadviseerd
door een merkdealer.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
4.12
NLD_UD57052_1
Pression de gonflage des pneumatiques (X62 - Renault)
De veiligheid van de banden en de mon-
tagevoorschriften van de ketting: voor in-
formatie over het onderhoud en, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, het gebruik
van sneeuwkettingen. 5.18.
B C
ED
F
A
Zone B: bandenspanning van de voorwielen
buiten autosnelweg.
Zone C: bandenspanning van de achterwie-
len buiten autosnelweg.
Zone D: bandenspanning van de voorwielen
op autosnelweg.
Zone E: bandenspanning van de achterwie-
len op autosnelweg.
Zone F: bandenspanning van het reserve-
wiel.
BANDENSPANNINGEN (2/2)
Auto’s gebruikt bij maximale
belasting (maximum
toegelaten totaalmassa) en
met een aanhangwagen.
De maximumsnelheid is beperkte tot 100
km/uur en de bandenspanning moet
worden verhoogd met 0,2 bar. 6.8.
Kans op klapband.
batterie.......................................................
(page courante)
4.13
NLD_UD64445_3
batterie (X62 - Renault)
De capaciteit van uw accu kan verminderen,
vooral als u uw auto gebruikt:
voor korte ritten;
in stadsverkeer;
als de temperatuur daalt, enz.;
stilstaande auto, motor uit.
Batterie
ACCU (1/2)
Deze bevindt zich achter de treeplank A
en heeft geen onderhoud nodig. U mag de
accu niet openen of er vloeistof aan toe-
voegen.
Afhankelijk van de auto, controleert een sys-
teem continu de capaciteit van de accu.
Met contact uit kunnen sommige stroomver-
bruikers worden uitgeschakeld (dimlichten,
radio, ventilatie, enz.). Als het niveau kritiek
wordt, verschijnt de boodschap “Accu zwak
start de motor”.
A
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.3.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
4.14
NLD_UD64445_3
batterie (X62 - Renault)
1
2 3
456
Sticker B
Houd u aan de indicaties op de accu:
1 open vuur en roken verboden;
2 oogbescherming verplicht;
3 op afstand van kinderen houden;
4 explosieve stoffen;
5 raadpleeg het instructieboekje;
6 corrosieve stoffen.
B
Teneinde uw veiligheid en een
goede werking van de elektri-
sche uitrustingen van de auto
te waarborgen (lampen, ruiten-
wisser, rembekrachtiging), moet elk on-
derhoud aan de accu (demontering, los-
koppeling...) verplicht worden uitgevoerd
door een gespecialiseerd vakman.
Risico op brandwonden door elektri-
sche schokken.
Houd u aan de vervangingsintervallen in
het onderhoudsboekje. U mag deze niet
overschrijden.
De accu is van een specifiek type; u
moet deze vervangen door hetzelfde
type.
Roep de hulp in van een merkdealer.
ACCU (2/2)
Vervangen van de accu
entretien :
carrosserie ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lavage ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
peinture
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
protection anticorrosion .............................
(page courante)
4.15
NLD_UD64584_2
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (X62 - Renault)
Entretien de la carrosserie
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3)
Wat u moet doen
Was uw auto regelmatig, met de motor uit,
met door onze technische diensten gese-
lecteerde shampoos (nooit met schuurmid-
delen). Spuit vooraf rijkelijk met een water-
straal het volgende af:
de aanslag door luchtverontreiniging,
bloeiende bomen (linden bijvoorbeeld);
modder uit de wielkuipen en onder de bo-
demplaat die anders lange tijd het vocht
kunnen vasthouden;
de uitwerpselen van vogels, die een
chemische reactie met de lak veroorza-
ken waardoor deze snel kan ontkleuren
en zelfs kan loslaten;
Deze vlekken moet u direct wegwassen,
want zij kunnen later niet meer door poet-
sen worden verwijderd;
zout, dat vooral in de wielkuipen en onder
de bodemplaat achterblijft na te hebben
gereden op wegen waar gestrooid is.
Ontdoe de auto regelmatig van plantenres-
ten (hars, bladeren enz.).
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de buiten-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Uw auto is op doelmatige wijze tegen roest-
vorming beschermd. Toch staat hij bloot aan
de invloed van verschillende parameters.
Agressieve stoffen in de lucht
luchtverontreiniging in steden en in in-
dustriegebieden;
zilte lucht langs de kust, vooral bij warm
weer;
wisselende klimaatinvloeden en verande-
ringen in de vochtigheidsgraad (wegen-
zout in de winter, water waarmee de weg
wordt schoongespoeld enz.).
Kleine beschadigingen in het dagelijks
gebruik
Schurende stoffen
Stof in de lucht, zand, modder, opspattende
steentjes, enz.
Er zijn een aantal maatregelen nodig om de
hierboven genoemde gevaren te bestrijden.
Houd rekening met lokale voorschriften
inzake het wassen van een auto (bv. niet op
de openbare weg).
Houd bij het rijden op pas geasfalteerde
wegen afstand van de andere auto’s om be-
schadiging van lak en ruiten door opspat-
tend grind te voorkomen.
Kleine beschadigingen van de lak moet
u snel herstellen of laten herstellen zodat
roest ook daar geen kans krijgt.
Laat uw merkdealer regelmatig de carrosse-
rie inspecteren als de auto een plaatwerk-
garantie heeft. Raadpleeg het onderhouds-
document.
Bewegende delen of mechanische organen
moeten na reiniging altijd met een door onze
technische dienst goedgekeurd product op-
nieuw worden beschermd.
Bij de merkdealer vindt u een uitgebreid
gamma speciale onderhoudsproducten.
4.16
NLD_UD64584_2
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (X62 - Renault)
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3)
Ontvetten of reinigen met
behulp van een hoge-
drukreiniger of sproeipro-
ducten die niet door onze
technische dienst zijn goed-
gekeurd.
mechanische delen (bijv. de motor-
ruimte);
de wielen (bijv. remsysteemcomponen-
ten zoals remklauwen);
onderkant carrosserie;
scharnierende delen (bijv. aan de portie-
ren);
gelakte plastic delen aan de buitenkant
(bijv. bumpers).
Hierdoor kunnen oxidatie of storingen ont-
staan.
Wat u niet moet doen
De auto wassen in felle zon of als het vriest.
Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder
ze eerst met water los te weken.
De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan
ophopen.
Kleine beschadigingen niet (laten) bijwer-
ken.
Vlekken of aanslag verwijderen met op-
losmiddelen die niet door onze technische
diensten zijn geselecteerd. De lak kan hier-
door worden aangetast.
Vaak door sneeuw en modder rijden zonder
de auto te wassen, met name de wielkuipen
en de bodemplaat.
4.17
NLD_UD64584_2
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (X62 - Renault)
Rijden door een wasstraat
Zet de schakelaar van de ruitenwisser terug
in de ruststand. 1.107. Controleer de be-
vestiging van de uitrusting aan de buiten-
kant, extra lampen, achteruitkijkspiegels en
zet de ruitenwisserbladen vast met tape.
Verwijder de spriet van de radioantenne
indien uw auto hiermee is uitgerust.
Denk eraan na het wassen het tape te ver-
wijderen en de antenne terug te plaatsen.
Bijzonderheid van auto’s met
matte lak
Voor dit type lak moeten bepaalde voor-
zorgsmaatregelen worden genomen.
Wat u moet doen
De auto overvloedig met de hand met water
wassen en daarbij een zachte doek, spons,
enz. gebruiken.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van was gebruiken (op-
wrijven).
Te hard wrijven.
De auto wassen in een wasstraat.
Stickers op de lak plakken (risico op achter-
blijvende resten).
De auto reinigen met een
hogedrukreiniger.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3)
Reinigen van de koplampen,
de opname-elementen en de
camera’s
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen. Als dit onvoldoende is, bevoch-
tig deze dan met wat zeepsop en veeg deze
af met een zachte doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met een
droge zachte doek.
Gebruik geen reinigingsmiddelen met al-
cohol of gereedschap zoals een ijskrab-
ber.
entretien :
garnitures intérieures ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
garnitures intérieures
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
nettoyage :
intérieur véhicule ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.18
NLD_UD64404_7
Entretien des garnitures intérieures (X61 - X38 - X62 - X67 - X92 - X10 - X98 - X52 - X87 - H79 Ph2 - X82 - X07 - JFC - HFE - BFB - KFB - XFD - XHA - XFA - X52 Ph2 -
Entretien des garnitures intérieures
Ruiten van instrumenten
(bijv. instrumentenpaneel, klok, buitenther-
mometer, enz.)
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Als dat onvoldoende is, gebruik dan een
in zeepsop gedrenkte doek (of poetska-
toen) en veeg de ruit voorzichtig na met een
andere vochtige doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met
een droge zachte doek.
Gebruik geen producten met alcohol en/
of spuit vloeistoffen in dit gebied.
Autogordels
Dit moet schoon blijven.
Gebruik producten die door de merkdealer
worden geleverd of lauw zeepsop en een
spons; veeg de gordels met een doek droog.
Gebruik geen wasmiddelen of kleurstof-
fen omdat deze de gordels kunnen aan-
tasten.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2)
Textiel (stoelen,
deurbekleding ...)
Stofzuig het textiel regelmatig.
Vloeistofvlekken
Gebruik zeepsop.
Absorbeer de vlek of duw er lichtjes op (nooit
wrijven) met een zachte doek. Spoel daarna
het restant af en absorbeer dit.
Vlekken van vaste of halfvaste
substanties
Verwijder restanten van vaste of halfvaste
substantiesonmiddellijk met behulp van
een spatel; werk daarbij vanaf de randen
naar het midden van de vlek om te voorko-
men dat deze wordt uitgesmeerd.
Reinig vloeibare vlekken zoals aangegeven.
Snoep en kauwgom verwijderen
Leg een ijsblokje op de vlek om deze te laten
uitharden en ga daarna te werk zoals aange-
geven voor vaste vlekken.
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de binnen-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Een vlek moet altijd snel behandeld worden.
Reinig de bekleding (ongeacht het soort
vlek) met koud (of lauwwarm) zeepsop op
basis van natuurlijke zeep.
Gebruik geen detergenten (afwasmiddel,
producten in poedervorm, producten op
alcoholbasis enz.).
Gebruik een zachte doek.
Spoel het restant af en absorbeer dit.
Multimediascherm
Onderhoud van het scherm kan afhanke-
lijk zijn van het type multimedia-apparatuur.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Raadpleeg de merkdealer voor advies
over het onderhoud van het interieur en/
of bij een onbevredigend resultaat.
4.19
NLD_UD64404_7
Entretien des garnitures intérieures (X61 - X38 - X62 - X67 - X92 - X10 - X98 - X52 - X87 - H79 Ph2 - X82 - X07 - JFC - HFE - BFB - KFB - XFD - XHA - XFA - X52 Ph2 -
Wat u niet moet doen
Plaats geen voorwerpen zoals deodorant,
parfum, enz. bij de ventilatieroosters; deze
kunnen de bekleding van het dashboard
aantasten.
Gebruik van een hogedruk-
reiniger of sproeiproducten
in het interieur van de auto:
als geen bijzondere voorzorgsmaatrege-
len worden genomen, bestaat het gevaar
dat elektrische en elektronische compo-
nenten in de auto defect raken.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2)
Verwijderen/terugplaatsen
van oorspronkelijk in de auto
aangebrachte afneembare
uitrusting
Als u afneembare uitrusting moet verwijde-
ren om het interieur schoon te maken (bij-
voorbeeld matten), moet u altijd zorgen dat
u ze correct en aan de goede kant terug-
plaatst (de bestuursmat moet aan de kant
van de bestuurder worden teruggeplaatst)
en vastzet met de elementen die bij de uit-
rusting zijn geleverd (de bestuurdersmat bij-
voorbeeld, moet altijd worden vastgezet met
behulp van de voorgeïnstalleerde bevesti-
gingselementen).
Controleer altijd, terwijl de auto nog stilstaat,
of niets de besturing hindert (obstakel onder
de pedalen, een hak die achter de mat blijft
hangen, enzovoort).
4.20
NLD_UD63821_1
Filler NU (X62 - X62 Ph2 - Nissan)
5.1
NLD_UD64581_4
Sommaire 5 (NU 1033) (X62 - Renault)
Hoofdstuk 5: Praktische tips
Lekke band . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2
Reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2
Gereedschapset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.4
Pompset voor de banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.5
Wieldoppen – Wiel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.11
Een wiel verwisselen: hydraulische krik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.13
Een wiel verwisselen: krik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.16
De banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.18
Koplampen (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.21
Markeringslichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.23
Achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.24
binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.26
Zekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.27
Accu: storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.32
Sleutel, FM-afstandsbediening: batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.34
Zender, ontvanger handsfree toegang: batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.36
Ruitenwisserbladen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.38
Aanhanger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.39
Radio inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.41
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.42
Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.43
changement de roue..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roue de secours .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.2
NLD_UD57057_1
Crevaison, roue de secours (X62 - Renault)
Crevaison
Roue de secours
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/2)
Mits de auto daarmee is uitgerust, bevindt
het reservewiel zich onder het chassis.
Laat het reservewiel regelma-
tig door uw dealer controle-
ren. Na verloop van tijd kan het
door veroudering onbruikbaar
worden.
In bepaalde gevallen (lekke achterband,
beladen auto met aanhangwagen) kan
het nodig zijn de auto eerst op te krikken
(onder het kriksteunpunt dat het dichtst
bij het betreffende wiel zit) om bij het re-
servewiel te kunnen komen. 5.16.
1
4
3
5
6
2
2
A
2
3
6
Reservewiel verwijderen
– Steek, afhankelijk van de auto, het ver-
lengde uiteinde van de ontgrendelings-
sleutel met het zeskantige verlengstuk 5
en de wielmoersleutel 6 3 in uitsparing 1
of 4 (door het gebruik van ander gereed-
schap kan het mechanisme beschadigd
raken);
laat het reservewiel zoveel mogelijk
zakken;
maak het 2-element van de velg los;
laat onderdeel 2 via de velg lopen (zoals
aangegeven in A) en maak zo het wiel
vrij.
5.3
NLD_UD57057_1
Crevaison, roue de secours (X62 - Renault)
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/2)
steek de bevestigingskabel en element 2
door de velg;
– plaats het element 2 in het midden van
het wiel en klem het vast aan de velg;
zet de bevestigingskabel zoveel mogelijk
weer vast en controleer of het wiel goed
vergrendeld is.
N.B.: plaats geen wiel met lekke band met
aluminium velgen in de lier van het reserve-
wiel. Let op dat de lier weer goed omhoog
gezet is.
Terugplaatsen van een wiel
Ga in omgekeerde volgorde te werk:
– Leg het wiel horizontaal onder de auto.
Het ventiel 7 moet naar u toe gericht
zijn. Risico op verlies van het wiel als
de montage van het wiel niet in de juiste
richting gebeurt.
7
Leg de lekke band plat op de
grond. Het ventiel7 moet naar
u toe gericht zijn
Risico om het wiel te verlie-
zen.
2
Raak het uitlaatsysteem niet
aan.
Risico van brandwonden.
bloc outils...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de roue..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cric .............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
manivelle ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé d’enjoliveur ...........................................
(page courante)
anneaux de remorquage ...........................
(page courante)
levage du véhicule
changement de roue ............................
(page courante)
5.4
NLD_UD57058_1
blocs outils / enjoliveur (X62 - Renault)
Bloc outils
GEREEDSCHAP
Plaats van het gereedschap
Het gereedschap 1 bevindt zich onder de
bestuurdersstoel.
Zet e stoel naar voren en klap de rugleuning
neer om het gereedschap te verwijderen
1.20 .
Samenstelling van het
gereedschap
(afhankelijk van de auto)
hydraulische krik 2;
– sleepoog 3;
sierdopsleutel (4)
1
Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is gevaarlijk als u plotseling
moet remmen. Plaats na gebruik de gereedschappen weer goed in hun steun en
berg deze correct op in zijn houder: risico van verwonding.
Als er bouten zijn geleverd bij het reservewiel, moet u deze gebruiken, en mag u
deze alleen voor het reservewiel gebruiken; raadpleeg de sticker op het reservewiel.
Gebruik de krik alleen voor het verwisselen van een wiel. De krik mag nooit als steun bij
werkzaamheden onder de auto worden gebruikt.
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
2
3
4
56
wielsleutel (5)
ontgrendelingssleutel van de lier (6)
zeshoekig verlengstuk (7)
verlengstukken (8)
krik (9)
5
9
4
3
6
7
8
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.5
NLD_UD60261_2
Kit de gonflage des pneumatiques (X62 - Renault)
Kit de gonflage des pneumatiques
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/6)
A
B
Gebruik de pompset niet als de
band beschadigd is door het
rijden met een lekke band.
Controleer dus zorgvuldig de
zijkant van de banden voor het repare-
ren.
Bovendien kan het rijden met zachte of
zelfs platte (of lekke) banden de veilig-
heid in gevaar brengen en niet te repa-
reren blijken.
Deze reparatie is tijdelijk.
Een lekke band moet altijd zo snel mo-
gelijk worden onderzocht (en indien mo-
gelijk gerepareerd) door een deskun-
dige.
Voor het vervangen van een band die
met behulp van deze set gerepareerd is,
moet u de specialist op de hoogte bren-
gen.
Tijdens het rijden kan een trilling gevoeld
worden door de aanwezigheid van het
product in de band.
De set is uitsluitend bestemd
en goedgekeurd voor het op-
pompen van banden van een
auto die met deze set uitgerust
is.
In geen geval mag de set gebruikt
worden voor het oppompen van banden
van een andere auto of enig ander op-
pompbaar voorwerp (zwemband, boot,
enz.).
Voorkom dat de huid in contact komt met
de vloeistof tijdens de reparatiehandelin-
gen. Als toch druppeltjes ontsnappen,
moet u deze overvloedig afspoelen.
Houd de reparatieset uit de buurt van
kinderen.
Gooi het lege reservoir niet in de natuur.
Lever het in bij uw merkdealer of bij een
depot voor klein chemisch afval.
Het reservoir heeft een beperkte houd-
baarheid die is aangegeven op zijn
etiket. Controleer de houdbaarheidsda-
tum.
Ga bij een merkdealer langs om de
pompslang en het reservoir met het re-
paratieproduct te laten vervangen.
De set repareert beschadigde
banden waarvan het loopvlak A
beschadigd is door een voor-
werp van minder dan 4 millime-
ter. Hij repareert niet alle typen lekken,
zoals sneden van meer dan 4 millimeter,
sneden aan de zijkant B van de band,
enz.
Controleer ook of de velg in goede staat
is.
Verwijder niet het voorwerp dat de oor-
zaak is van de lekkage als dit nog in de
band zit.
5.6
NLD_UD60261_2
Kit de gonflage des pneumatiques (X62 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/6)
Pompset C
Gebruik afhankelijk van de auto, in geval
van een lekke band de pompset 1 onder de
bestuurdersstoel.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.32.
Voordat u de set gebruikt zet
u de auto aan de kant van de
weg, ver genoeg van het ver-
keer, schakelt u de alarmknip-
perlichten in, zet u de handrem vast, laat
u alle inzittenden uit de auto stappen en
zorgt u dat deze zich op veilige afstand
van het verkeer bevinden.
Verwijder niet het voorwerp dat
de oorzaak is van de lekkage
als dit nog in de band zit.
2
D
3
4
1
Als u de auto heeft stilgezet
in de berm van de weg, moet
u de andere weggebruikers
waarschuwen door middel van
de gevarendriehoek of op een andere,
in het land waar u bent, voorgeschreven
manier.
C
Zet de bestuurdersstoel naar voren en klap
de rugleuning naar beneden om bij de pomp-
set te komen.
Open deze.
Schroef de dop 3 van de compressor op de
fles 2 en klem deze laatste op de compres-
sor D.
De fles moet beslist verticaal zijn.
Draai de dop van het ventiel van het betref-
fende wiel los.
Schroef de pompdop 4 op het ventiel.
5.7
NLD_UD60261_2
Kit de gonflage des pneumatiques (X62 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/6)
Om de compressor aan te sluiten: open de
motorkap en sluit de zwarte klem 10 aan op
de massa 5 5.32.
Sluit tenslotte de rode klem 11 aan op de
aansluiting 6.
Controleer, voordat u de motor
start of de handrem aangetrok-
ken is en de versnellingshendel
in neutraal staat of in stand N
voor de robotversnellingsbakken.
Bij draaiende motor, drukt u op de schake-
laar 7 om het oppompen te beginnen.
Na maximaal 15 minuten, stopt u het
pompen om de spanning af te lezen op de
manometer 9.
De druk moet minstens 4,7 bar zijn.
Opmerking: terwijl de fles leegloopt (onge-
veer 30 seconden), geeft de manometer 9
kort een druk tot 6 bar aan, daarna daalt de
spanning.
11
10
7
Als de spanning niet bereikt wordt, is
er geen reparatie mogelijk, rijd dan niet
verder, maar roep de hulp in van een
merkdealer.
Als de spanning te hoog is, drukt u op de
knop 8 om de spanning te verlagen.
8
9
6
5
6
5
5.8
NLD_UD60261_2
Kit de gonflage des pneumatiques (X62 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (4/6)
Plak het etiket met de rijvoorschriften op een
voor de bestuurder zichtbare plaats op het
dashboard;
Berg de set onder de bestuurdersstoel op.
Rijd direct weg om het product gelijkmatig in
de band te verdelen, en stop na 10 kilome-
ter of 10 minuten rijden, om de spanning te
controleren. Om dit te doen, plaatst u een
adapter 3 op het bandventiel. Corrigeer de
spanning als deze lager is dan de voorge-
schreven waarde. 4.11Of neem contact
op met een merkdealer: de band kan niet
worden gerepareerd.
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van de set
De set mag niet langer dan 15 minuten aan-
eengesloten gebruikt worden;
De fles moet na het eerste gebruik worden
vervangen, ook al zit er nog vloeistof in.
Tijdens het rijden kan er vibratie zijn door de
aanwezigheid van het product in de band.
Na een reparatie met behulp
van de set, mag u niet meer
dan 200 km rijden. Verminder
bovendien uw snelheid en rijd
in elk geval niet sneller dan 80 km/u. Het
etiket dat u op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken, herinnert
u hieraan.
Afhankelijk van het land of de plaatse-
lijke voorschriften, moet een met de
pompset gerepareerde band worden
vervangen.
3
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Laat geen voorwerpen bij de
voeten van de bestuurder
liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze voorwer-
pen onder de pedalen terecht kunnen
komen, waardoor de bestuurder deze
niet meer goed zou kunnen bedienen.
Als de band correct is opgepompt, verwij-
dert u de set: schroef de pompdop 3 voor-
zichtig los zodat er geen spatten ontstaan
en schroef de oppompslang 4 op de ope-
ning van de fles zodat er geen product kan
wegstromen 2.
4
2
5.9
NLD_UD60261_2
Kit de gonflage des pneumatiques (X62 - Renault)
Als na 15 minuten de minimum spanning
van de band van 1,8 bar nog niet is be-
reikt, dan is reparatie niet mogelijk. Ga
niet rijden, maar neem contact op met
een merkdealer.
POMPSET VOOR DE BANDEN (5/6)
Pompset E
Gebruik afhankelijk van de auto, in geval
van een lekke band de pompset onder de
bestuurdersstoel.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.32.
Voordat u de set gebruikt zet
u de auto aan de kant van de
weg, ver genoeg van het ver-
keer, schakelt u de alarmknip-
perlichten in, zet u de handrem vast, laat
u alle inzittenden uit de auto stappen en
zorgt u dat deze zich op veilige afstand
van het verkeer bevinden.
Als u de auto heeft stilgezet
in de berm van de weg, moet
u de andere weggebruikers
waarschuwen door middel van
de gevarendriehoek of op een andere,
in het land waar u bent, voorgeschreven
manier.
Draaiende motor, parkeerrem vastgezet,
Ontkoppel alle accessoires die eerder
waren aangesloten op de accessoireaa-
nsluitingen van het voertuig;
Lees de info op de pompsetcompres-
sor onder de bestuurdersstoel en volg
de instructies.
pomp de band op tot de voorgeschreven
spanning 4.11;
stop na maximaal 15 minuten met
pompen om de spanning af te lezen (op
de manometer 12).
NB: terwijl de fles leegloopt (ongeveer
30 seconden), geeft de manometer 12 kort
een druk tot 6 bar aan, daarna daalt de
spanning.
Spanning aanpassen: ga voor meer
spanning door met oppompen. Verlaag
de spanning door te drukken op de
knop 13.
12
13
E
5.10
NLD_UD60261_2
Kit de gonflage des pneumatiques (X62 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (6/6)
Als de band correct is opgepompt, verwijdert
u de set: schroef de pompaansluiting los
van de fles 14 om spatten te voorkomen, en
bewaar de fles in een plastic verpakking om
te voorkomen dat het product gaat lekken.
Plak het etiket met de rijvoorschriften
(onderaan op de fles) op een voor de
bestuurder zichtbare plaats op het dash-
board.
Berg de set op.
Na het oppompen ontsnapt er nog steeds
lucht uit de band. Rijd een kort stukje om
het gat af te dichten.
Start meteen en rijd met een snelheid van
tussen de 20 en 60 km/u om het product
gelijkmatig in de band te verdelen; stop
na een afstand van 3 kilometer en con-
troleer de spanning.
Als de spanning hoger is dan 1,3 bar
maar lager dan de voorgeschreven span-
ning (raadpleeg de sticker op de rand van
het bestuurdersportier), corrigeer deze
dan. Of neem contact op met een merk-
dealer: de band kan niet worden gerepa-
reerd.
Voorzorgsmaatregel bij het gebruik van
de set
de set mag niet langer dan 15 minuten aan-
eengesloten gebruikt worden.
De fles moet na het eerste gebruik worden
vervangen, ook al zit er nog vloeistof in.
In geval van plotseling remmen
zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waar-
door de bestuurder deze niet
meer goed kan bedienen.
14
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Na een reparatie met behulp
van de set, mag u niet meer
dan 200 km rijden. Verminder
bovendien uw snelheid en rijd
in elk geval niet sneller dan 80 km/u. Het
etiket dat u op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken, herinnert
u hieraan.
Afhankelijk van het land of de plaatse-
lijke voorschriften, moet een met de
pompset gerepareerde band worden
vervangen.
changement de roue..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé d’enjoliveur ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enjoliveurs .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.11
NLD_UD57060_1
Enjoliveurs (X62 - Renault)
Enjoliveurs
WIELDOPPEN (1/2)
Wieldop 2
(wielbouten afgedekt)
Verwijder hem met behulp van de sierdop-
sleutel 1 (in de gereedschapset), door het
haakje voldoende in de opening bij het ven-
tiel te steken (om het metaaldraad aan de
achterkant van de wieldop te bereiken).
Om hem weer terug te plaatsen, richt u hem
ten opzichte van ventiel. Duw de haakjes er
in, te beginnen met kant A daarna B en C en
eindig met de kant tegenover ventiel D.
Centrale wieldop 4
(wielbouten afgedekt)
Verwijder deze met behulp van de wieldop-
sleutel 1, door de sleutel in de uitsparin-
gen 3 te plaatsen.
Om hem terug te plaatsen, draait u hem ten
opzichte van de wielbout, klem hem vast en
controleer of hij goed vergrendeld is.
1
1
A
D
C
B
2
4
3
3
3
3
5.12
NLD_UD57060_1
Enjoliveurs (X62 - Renault)
Wieldop 6
(voorwiel uitsluitend voor de auto’s met
dubbele wielen)
Verwijder de afdekplaatjes van de moeren 6
met de hand en daarna de wieldop.
6
WIELDOPPEN (2/2)
Wieldop 5
(wielbouten zichtbaar)
Om alleen de wieldop te verwijderen, drukt u
op de met pijlen aangegeven plaatsen.
Draai de wieldop zo dat de bevestigingspun-
ten achter de wielbouten vrijkomen.
Om de wieldop weer terug te plaatsen, gaat
u in omgekeerde volgorde te werk.
5
changement de roue..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levage du véhicule
changement de roue ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.13
NLD_UD64446_3
changement de roue : cric hydraulique (X62 - Renault)
Changement de roue : cric hydraulique
In het geval van demontage van de dub-
bele wielen, moet u het verlengstuk voor het
pompen 1 los zetten.
Vergeet het niet weer vast te zetten bij het
terugplaatsen.
Maak de wielbouten los door de wielmoer-
sleutel 3, verlengd met het zeskantige ver-
lengstuk, (uit de gereedschapset)2 zo te
plaatsen dat u erop kunt drukken.
1
VERWISSELEN VAN EEN WIEL: hydraulische krik (1/3)
Schakel de alarmknipperlich-
ten in.
Parkeer de auto op veilige af-
stand van het verkeer op een
horizontale, stroeve en stevige onder-
grond.
Zet de parkeerrem vast en schakel een
versnelling in (eerste of achteruit, of
stand D, M of R bij een robotversnel-
lingsbak).
Laat alle inzittenden uitstappen en houd
hen op veilige afstand van het verkeer.
Als u de auto stilzet in de berm
van de weg, moet u de andere
weggebruikers waarschuwen
door middel van de gevaren-
driehoek of op een andere wijze, vol-
gens de regels van het land waar u bent.
Antidiefstalbouten
Als u antidiefstalbouten gebruikt, moet
u deze bouten zo dicht mogelijk bij het
ventiel plaatsen (risico dat de wieldop
niet gemonteerd kan worden).
2
3
5.14
NLD_UD64446_3
changement de roue : cric hydraulique (X62 - Renault)
Begin te pompen met de drie verlengstuk-
ken 4 uit de gereedschapset geplaatst op de
uiteinden. 5.4.
Laat het wiel vrijkomen van de grond.
Opm.: als u de drie extensiestukken 4 ge-
bruikt, hoeft u niet onder de auto te reiken
om de krik 3 te bedienen en de auto omhoog
te brengen.
Demonteer de bouten en verwijder het wiel
(verwijder de centrale sierdop, indien nodig).
Neem de krik 3 uit de gereedschapset.
Bekijk de tekening op de krik voordat u deze
gaat gebruiken.
Gebruik van de krik
Plaats de kop van de krik tegen het steun-
punt 2 dicht bij het betreffende wiel.
Houd de krik 3 horizontaal. De kop van de
krik moet samenvallen met de hiervoor be-
stemde plaats 2.
3
VERWISSELEN VAN EEN WIEL: hydraulische krik (2/3)
2
4
Om verwondingen of schade
aan de auto te voorkomen,
draait u de krik uit tot het te ver-
vangen wiel zich op maximaal
3 centimeter van de grond bevindt.
Plaats het reservewiel op de naaf en afhan-
kelijk van de auto, draai het wiel rond tot de
gaten voor de wielbouten samenvallen.
Als het reservewiel eigen bouten heeft, mag
u deze bouten uitsluitend gebruiken voor het
reservewiel.
5.15
NLD_UD64446_3
changement de roue : cric hydraulique (X62 - Renault)
Monteer de moeren, draai ze vast en laat de
krik zakken.
Draai met het wiel op de grond de bouten
met kracht vast in de volgende volgorde:
Wiel met 6 gaten: begin met de bout A,
daarna D, B, E, C en eindig met F.
A
B
C
D
E
F
G
I
K
H
J
VERWISSELEN VAN EEN WIEL: hydraulische krik (3/3)
Laat het aantrekkoppel en de bandenspan-
ning van het reservewiel zo snel mogelijk
controleren.
Wiel met 5 gaten: begin met de bout G,
daarna J, H, K, en eindig met I.
5.16
NLD_UD63224_2
changement de roue : cric (X62 - Renault)
Changement de roue : cric
VERWISSELEN VAN EEN WIEL: krik (1/2)
2
Als u de auto stilzet in de berm
van de weg, moet u de andere
weggebruikers waarschuwen
door middel van de gevaren-
driehoek of op een andere wijze, vol-
gens de regels van het land waar u bent.
Schakel de alarmknipperlich-
ten in.
Parkeer de auto op veilige af-
stand van het verkeer op een
horizontale, stroeve en stevige onder-
grond.
Zet de parkeerrem vast en schakel een
versnelling in (eerste of achteruit, of
stand D, M of R bij een robotversnel-
lingsbak).
Laat alle inzittenden uitstappen en houd
hen op veilige afstand van het verkeer.
Om verwondingen of schade
aan de auto te voorkomen,
draait u de krik uit tot het te ver-
vangen wiel zich op maximaal
3 centimeter van de grond bevindt.
Verwijder de wieldop (indien van toepas-
sing).
Draai de wielbouten iets los met de wiel-
moersleutel 2. Plaats deze zo dat u deze
naar beneden moet drukken.
Auto uitgerust met een krik met een
heightener
Voor het vervangen van een voorwiel ge-
bruikt u de heightener 1 (afbeelding A).
Voor het vervangen van een achterwiel ve-
rwijdert u de heightener 1 (afbeelding B).
A
B
1
changement de roue..................................
(page courante)
crevaison ...................................................
(page courante)
levage du véhicule
changement de roue ............................
(page courante)
5.17
NLD_UD63224_2
changement de roue : cric (X62 - Renault)
VERWISSELEN VAN EEN WIEL: krik (2/2)
Als u merkt dat een band lek is
moet u direct stoppen en het
reservewiel monteren.
Een lekke band moet zo snel
mogelijk worden gerepareerd en vóór
terugplaatsing door een deskundige
worden onderzocht.
Met het wiel op de grond draait u de
bouten krachtig vast, te beginnen aan
kant C, daarna E, G, D en eindigend met F.
Controleer zo snel mogelijk of het reser-
vewiel goed vastzit en of de bandenspan-
ning correct is.
C
E
G
D
F
Als het reservewiel eigen bouten heeft, mag
u deze bouten uitsluitend gebruiken voor
het reservewiel. Controleer of het wiel goed
tegen de naaf is gedrukt, zet de bouten vast
en draai de krik los.
N.B.: smeer de wielbouten niet.
Antidiefstalbouten
Als u antidiefstalbouten gebruikt, moet
u deze bouten zo dicht mogelijk bij het
ventiel plaatsen (risico dat de wieldop
niet gemonteerd kan worden).
Plaats de krik 4 horizontaal. Plaats de
kop 3 van de krik verplicht bij de metalen
versterkingsplaat die het dichtst bij het be-
treffende wiel of de steunpunten 5 is.
draai de krik met de hand omhoog zodat u
de voet van de krik vlak op de grond kunt
zetten, iets binnen de rand van de carros-
serie.
Draai de zwengel een paar slagen met
behulp van de wielmoersleutel 2 tot het wiel
loskomt van de grond. Verwijder de bouten
en neem het wiel van de naaf.
plaats het reservewiel op de naaf en draai
het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten
samenvallen.
3
5
3
2
4
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roues (sécurité)..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.18
NLD_UD57063_1
pneumatiques (X62 - Renault)
Pneumatiques
BANDEN (1/3)
Onderhoud van de banden
De banden van uw auto moeten altijd aan de
wettelijke voorschriften voldoen. Bovendien
moeten de banden, in het belang van een
goede wegligging van uw auto, van het-
zelfde merk zijn en hetzelfde profiel hebben.
De banden moeten in goede staat verkeren
en voldoende profiel hebben; de merken die
door onze technische dienst zijn goedge-
keurd, zijn voorzien van slijtagecontrole-
stiften 1.
De banden vormen de enige verbinding
tussen de auto en het wegdek, het is daarom
van het grootste belang dat zij in goede staat
verkeren.
Houd u strikt aan de wettelijke voorschriften
op dit gebied.
Als het loopvlak van een band tot aan deze
stiften is weggesleten, worden ze zicht-
baar 2: u moet dan deze band laten vervan-
gen, omdat er dan nog slechts 1,6 mm pro-
fiel overblijft, waardoor ze op een natte
weg onvoldoende grip hebben.
Ook door overbelasting, door het langdurig
snel rijden bij hoge buitentemperaturen en
door het regelmatig rijden op slechte wegen,
kunnen de banden worden beschadigd,
waardoor de veiligheid in gevaar komt.
Bestuurdersfouten, zoals
“rijden tegen een stoeprand”,
kunnen de banden en de
velgen beschadigen, en de
voorwielen of achterwielen ontregelen.
Laat in dat geval hun staat door een
merkdealer controleren.
1
2
5.19
NLD_UD57063_1
pneumatiques (X62 - Renault)
BANDEN (2/3)
Bandenspanning
Houd u aan de bandenspanningen (inclusief
het reservewiel), controleer de bandenspan-
ningen ten minste eenmaal per maand en
zeker voor een lange rit (raadpleeg de stic-
ker op de zijkant van het bestuurderspor-
tier).
Door een te lage banden-
spanning ontstaat vroegtijdige
slijtage en worden de banden
abnormaal heet, met alle ge-
volgen van dien voor de veiligheid:
slechte wegligging;
risico van een klapband of het losla-
ten van het loopvlak.
De bandenspanning is afhankelijk van
de belasting en de snelheid. Pas de ban-
denspanning aan de gebruiksomstan-
digheden aan (raadpleeg de sticker op
de zijkant van het bestuurdersportier).
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Controleer de spanning bij koude banden,
houd geen rekening met een hogere waarde
bij warm weer of na een snel gereden rit.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI )
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Uitvoeringen met dubbele wielen
Om de buitenste band op te pompen, is
het raadzaam de pompslang tussen beide
wielen te laten doorlopen.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel 2.32
Het kruisen van de wielen
Dit wordt afgeraden.
Reservewiel
5.2 5.16
utilisation hivernale ....................................
(page courante)
5.20
NLD_UD57063_1
pneumatiques (X62 - Renault)
Let op: op deze banden staan soms:
een draairichting;
een indicatie van de maximum snelheid
die niet overschreden mag worden, ook
al is die lager dan de topsnelheid van de
auto.
Spijkerbanden
Het gebruik van spijkerbanden is slechts
onder bepaalde omstandigheden toege-
staan.
Houd u aan de ter plaatse geldende voor-
schriften, en rijd niet sneller dan de daarmee
toegelaten maximum snelheid.
Deze banden moeten op ten minste twee
wielen van de vooras geplaatst worden in
geval van voorwielaandrijving en ten minste
op alle achterwielen in geval van achterwiel-
aandrijving.
BANDEN (3/3)
Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen mogelijk in combinatie met even grote
banden als die welke oorspronkelijk zijn gemonteerd op uw auto.
Op de wielen kunnen alleen specifieke sneeuwkettingen gemonteerd worden.
Raadpleeg een merkdealer.
De banden in de winter
Sneeuwkettingen
Als een te grote bandenmaat is gemonteerd,
kunnen er geen sneeuwkettingen worden
gemonteerd.
Uitvoeringen met voorwielaandrijving
Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond
de voorwielen worden gelegd.
Uitvoeringen met achterwielaandrijving
Monteer, uit veiligheidsoverwegingen,
sneeuwkettingen uitsluitend op de ach-
teras.
Opmerking: bij uitvoeringen met achterwiel-
aandrijving met dubbele wielen plaatst u de
sneeuwkettingen op de buitenste achterwie-
len.
Winterbanden
Wij raden u aan deze op alle wielen te mon-
teren om de grip van uw auto op de weg
zoveel mogelijk te behouden
Wij raden u in ieder geval aan een merk-
dealer te raadplegen. Hij weet als geen
ander welke voorzieningen het beste bij
uw auto passen.
Vervangen van de banden
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden moeten worden
vervangen, dan mag dit alleen gebeuren
met even grote banden van hetzelfde
merk, hetzelfde type en dezelfde struc-
tuur op eenzelfde profiel.
Ze moeten ofwel ten minste hetzelfde
laadvermogen en dezelfde maximum-
snelheid hebben als de oorspronke-
lijke banden, ofwel zijn geadviseerd
door een merkdealer.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de croisement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de jour ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de route ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.21
NLD_UD57064_1
projecteurs avant : remplacement des lampes (X62 - Renault)
Grootlicht
Verwijder het kapje A en maak de lamphou-
der los 1.
Lamptype: H1.
N.B.: let op, dat als de lamp vervangen is,
het afdekplaatje goed geplaatst is.
Projecteurs avant (remplacement des lampes)
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (1/2)
Dimlicht
Verwijder het kapje B en maak de lamphou-
der los 2.
Lamptype: H7LL.
Raak het lampglas niet aan. Houd de
lamp vast aan de metalen voet.
N.B.: let op, dat als de lamp vervangen is,
het afdekplaatje goed geplaatst is.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto hebt,
deze is verkrijgbaar bij uw merkdealer.
B
A
2
1
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.3.
3
Richtingaanwijzers
Draai de lamphouder 3 een kwartslag naar
links.
Draai de lamphouder bij het terugplaatsen
een kwartslag naar rechts.
Lamptype: PY21W.
5.22
NLD_UD57064_1
projecteurs avant : remplacement des lampes (X62 - Renault)
Mistlichten voor 5
Schroef de wielkuipvoering 6 los met een
schroevendraaier;
ga naar de lamphouder achter de bumper
via de wielkuipvoering;
Draai de lamphouder los.
Lamptype: H16LL
Led-markeringslichten/
dagrijverlichting 4
Ga naar een merkdealer.
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto hebt,
deze is verkrijgbaar bij uw merkdealer.
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (2/2)
4
5
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
Wijzig niet zelf de bedrading
van de auto want door een ver-
keerde aansluiting kan de elek-
trische installatie worden be-
schadigd (bedrading, organen en in het
bijzonder de dynamo). Laat eventuele
veranderingen door een merkdealer uit-
voeren. Hij beschikt over de noodzake-
lijke onderdelen.
6
feux : remplacement des lampes
répétiteurs latéraux ..............................
(page courante)
5.23
NLD_UD60003_3
feux latéraux : remplacement des lampes (X62 - Renault)
feux latéraux
LICHTEN ZIJKANT: vervangen van een lamp
Zijknipperlichten
Draai de spiegel 1 om bij de bouten te
komen.
Draai de schroef los met een Torx-
schroevendraaier.
Verwijder het zijknipperlicht en vervang de
lamp 2.
Lamptype afhankelijk van de auto: WY5W
of P21W.
1
2
3
Contourlichten
Duw tegen het licht 3 (beweging A) en druk
op B om het licht vrij te maken.
Draai de lamphouder een kwart slag en ver-
vang de lamp.
Lamptype: W5W.
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto hebt,
deze is verkrijgbaar bij uw merkdealer.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
B
A
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
feux :
de détresse ..........................................
(page courante)
feux :
de recul ................................................
(page courante)
feux :
de stop .................................................
(page courante)
lampes
remplacement ......................................
(page courante)
5.24
NLD_UD34907_2
feux arrière version fourgon : remplacement des lampes (X62 - Renault)
feux arrière
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (1/2)
Achterlichten
Verwijder afhankelijk van de auto, de be-
schermingsroosters. Zet de twee moeren 1
los en trek het lamphuis achter A.
Draai schroef 2 met behulp van bijv. een
platte schroevendraaier om de lamphouder
(3) te verwijderen.
4 Markeringslicht en remlicht
Peervormige lamp met bajonetfitting met
twee gloeidraden P21/5W.
5 Richtingaanwijzer
Oranje peervormige lamp met bajonetfit-
ting PY21W.
6 Achteruitrijlicht
Peervormige lamp met bajonetfitting
P21W.
7 Mistlicht
Peervormige lamp met bajonetfitting
P21W.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
1
1
A
2
3
4
5
6
7
feux :
de stop .................................................
(page courante)
5.25
NLD_UD34907_2
feux arrière version fourgon : remplacement des lampes (X62 - Renault)
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (2/2)
Derde remlicht
Verwijder de kap 8.
Zet de moer los.
Maak aan de buitenkant het blok los om bij
de lamp 9 te kunnen komen.
Lamptype: W16W.
Kentekenverlichting
Wip de verlichting 10 met een kleine schroe-
vendraaier los.
Maak het kapje los van het lamphuis zodat u
bij de lamp kunt komen.
Lamptype: W5W.
8
9
10
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage intérieur :
remplacement des lampes ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.26
NLD_UD64447_4
eclairage intérieur : remplacement des lampes (X62 - Renault)
éclairage intérieur
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp
Halogeenlamp van binnenlicht
Maak de verspreider van de plafondverlich-
ting 1 met een platte schroevendraaier los.
Trek aan de lamp om hem van zijn plaats
te halen.
Lamptype: W6W of W5W
Vervang de lamp en zet de lichtkap op zijn
plaats.
LED van binnenlicht
Ga naar een merkdealer.
Halogeenlamp van achterlicht
Maak de verspreider van de plafondverlich-
ting met een platte schroevendraaier los.
Trek aan de lamp om hem uit zijn houder te
halen.
Lamptype: 4 : W6W
Vervang de lamp en zet de lichtkap op zijn
plaats.
LED van achterlicht
Ga naar een merkdealer.
1
4
Bijzonderheden voor auto’s met een
leesspot
Lamptype 2: W6W of W5W
Lamptype leesspot 3: W5W
2
3
fusibles ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.27
NLD_UD57069_1
Fusibles (X62 - Renault)
Fusibles
ZEKERINGEN (1/5)
1
Controleer de staat van de zekeringen als
een elektrisch apparaat niet werkt.
Trek de zekering los met behulp van het tan-
getje 1, dat zich op de achterkant van de
klep A bevindt.
U kunt de zekering uit het tangetje schui-
ven.
Gebruik niet de ongebruikte plaatsen op de
zekeringplaat om reservezekeringen in te
steken.
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto hebt,
deze is verkrijgbaar bij uw merkdealer.
Uw auto is uitgerust met twee zekeringpla-
ten: in het interieur en in de motorruimte.
A
Zekeringen in interieur
Maak de klep A los met behulp van de uit-
sparing B.
Raadpleeg de sticker met de verklaring van
de zekeringen (op de volgende bladzijde)
aan de achterkant van klep A.
B
Controleer de betreffende ze-
kering en vervang hem, indien
nodig, door een zekering met
hetzelfde amperage als de
oorspronkelijke zekering.
Door een te sterke zekering kan de be-
drading te heet worden en kan brand
ontstaan als een elektrisch orgaan door
een storing te veel stroom verbruikt.
5.28
NLD_UD57069_1
Fusibles (X62 - Renault)
ZEKERINGEN (2/5)
Bestemming van de zekeringen (AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING)
Nummers Bestemming Nummers Bestemming Nummers Bestemming
î
Radio, stoelverwarming, mul-
tifunctionele display, aanslui-
ting voor audioverbindingen en
alarm
Z
Remlicht, binnenverlichting
n
ABS/ESC
U
Verlichtingsdimmer, binnenver-
lichting
Handsfree toegang
ë
Accessoireaansluiting
ß
Remlichten
£
Tachograaf
Æ
Aansteker
Ruitbediening, verwarming en
airconditioning, computer van
het interieur
y
Verwarming en ventilateur van
airconditioning
a
Instrumentenpaneel, diagnose-
aansluiting
8
Ruitverwarming linksachter.
Extra uitrusting
N
Portiervergrendeling
7
Ruitverwarming rechtsachter
h
Ruitbediening en computer
interieur
D
Computer interieur, richting-
aanwijzers en mistachterlicht
l
Ruitensproeier
t
Spiegelverwarming
0
Startvergrendeling
^
Dieselverwarming
V
Markeringslicht rechts
ñ
Stoelverwarming PTO Aftakas van motor
Y
Markeringslicht links
Ä
Huis met hulporganen interieur
Ì
Geluidssignaal
5.29
NLD_UD57069_1
Fusibles (X62 - Renault)
Zekeringen in de motorruimte
Uitbouwen van het zekeringkastje C
Bouw de bout 2 uit en verwijder het reservoir
van de koelvloeistof 3.
Zet de vier schroeven 4 los. Draai het huis 5 om bij de zekering van de
motorruimte te komen.
Raadpleeg de sticker op het huis 5 en de
verklaring op de volgende bladzijde voor het
bepalen van de te controleren zekering.
ZEKERINGEN (3/5)
2
3
C
4
4
5
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
Zorg dat er geen water of stof in het
huis 5 komt tijdens het uitbouwen/inbou-
wen.
Schakel altijd de functie Stop
and Start uit voordat u werk-
zaamheden in de motorruimte
uitvoert.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
5.30
NLD_UD57069_1
Fusibles (X62 - Renault)
Plaats het reservoir van de koelvloeistof 3,
zet daarna bout 2 vast.
Inbouwen van het
zekeringkastje C
Klem de bevestigingen 7 vast, klem daarna
de bevestiging 6 vast.
Zet de vier bouten 4 vast om te zorgen dat
het huis 5 goed waterdicht is.
2
3
C
4
4
5
7
6
ZEKERINGEN (4/5)
5
Zorg dat er geen water of stof in het
huis 5 komt tijdens het uitbouwen/inbou-
wen.
C
5.31
NLD_UD57069_1
Fusibles (X62 - Renault)
ZEKERINGEN (5/5)
Symbool Bestemming Symbool Bestemming
d
ontdooien
P
Grootlicht rechts
t
Verwarming
n
ABS
T
Dimlichten rechts
f
Ruitenwisser voor
L
Dimlicht links
G
Mistlicht
Q
Grootlicht links
Bestemming van de zekeringen (AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING)
batterie
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.32
NLD_UD60262_2
batterie (dépannage) (X62 - Renault)
Aansluiting van een acculader
De acculader moet geschikt zijn voor een
accu met een nominale spanning van
12 volt.
Maak de accukabels nooit los als de motor
draait. Houd u aan de voorschriften van
de fabrikant van de acculader.
Sluit accessoires zoveel mogelijk + na con-
tact in plaats van + voor contact aan.
Batterie : dépannage
ACCU: storing (1/2)
Om vonkvorming te voorkomen:
Controleer of alle stroomverbruikers (bin-
nenlichten, enz.) zijn uitgeschakeld voor-
dat u de accuklemmen losmaakt of aan-
sluit;
schakel de acculader uit voordat u deze
op de accu aansluit of ervan losmaakt;
– leg geen metalen of andere geleidende
voorwerpen, die kortsluiting tussen de
accupolen kunnen veroorzaken, op de
accu;
wacht minstens één minuut na het afzet-
ten van de motor voordat u de accuka-
bels losmaakt.
zet de accukabels na het weer monteren
goed vast.
Voor bepaalde accu’s gelden
speciale voorwaarden bij het
laden, raadpleeg uw merkdea-
ler.
Voorkom elk risico op een vonk die on-
middellijk een explosie tot gevolg zou
kunnen hebben. Zorg dat het opladen
in een goed geventileerde ruimte plaats-
vindt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
De accu bevat zwavelzuur.
Vermijd daarom contact met de
ogen, de huid of kleding. Bij on-
verhoopt contact spoelen met
veel water. Indien nodig een arts raad-
plegen.
Houd open vuur, gloeiende voorwerpen
en vonken verwijderd van de accu: ex-
plosiegevaar.
Let op bij werkzaamheden dicht bij
de motor, deze kan nog warm zijn.
Bovendien kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje
in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.3.
Verwondingsgevaar
5.33
NLD_UD60262_2
batterie (dépannage) (X62 - Renault)
ACCU: storing (2/2)
Sluit de positieve kabel (+) A aan op het ver-
lengblok 3, daarna op de aansluiting (+) 2
van de hulpaccu.
Sluit de negatieve kabel (–) B aan op de
aansluiting (–) 1 van de hulpaccu en daarna
op het massa-element (–) 4.
Start de motor en maak zodra deze draait,
de kabels A en B in omgekeerde volgorde
los (4 - 1 -2 -3).
Starten met starthulpkabels
Als u voor het starten de accu van een
andere auto moet gebruiken, koop dan de
startkabels (met groot oppervlak) bij een
merkdealer of controleer, als u reeds start-
kabels heeft, of deze in goede staat verke-
ren.
Beide accu’s moeten dezelfde spanning
hebben: 12 volt. De hulpaccu moet min-
stens de capaciteit (ampère-uur, Ah) hebben
van de ontladen accu.
Zorg dat er geen enkel contact is tussen de
twee auto’s (kortsluitingsgevaar bij verbin-
ding tussen de pluspolen). Zet het contact af
van uw auto.
Start de motor van de hulpauto met een mid-
delmatig toerental.
A
B
2
1
Controleer of de kabels A en B elkaar nergens raken en of de positieve kabel A
geen metalen delen van de hulpauto raakt.
Risico van letsel en/of beschadiging van de auto.
3
4
3
4
télécommande de verrouillage des portes
piles .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.34
NLD_UD57071_1
télécommande à radiofréquence : piles (X62 - Renault)
Clé, télécommande à radiofréquence : pile
FM-AFSTANDSBEDIENING: accu (1/2)
Vervangen van het batterijtje
Open de afstandsbediening via gleuf 1 met
behulp van een platte schroevendraaier en
vervang de batterij 2; let daarbij op het type
batterij en de juiste polariteit (+ en -) die op
de onderkant van het deksel staan.
N.B.: raak bij het vervangen van het batte-
rijtje niet de elektronische printplaat in het
deksel van de sleutel aan.
Controleer bij het monteren of het deksel
goed vastgeklemd is en de bout goed
vastgezet.
1
2
3
2
A
1
Bijzonderheid van de sleutel A
Draai de schroef 3 los om het deksel van de
afstandsbediening te halen.
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar. Let op dat er geen inkt op het
batterijtje zit: risico van slecht elektrisch
contact.
Als deze vervangen moet
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig batterijtype
gebruiken (raadpleeg een
merkdealer).
5.35
NLD_UD57071_1
télécommande à radiofréquence : piles (X62 - Renault)
FM-AFSTANDSBEDIENING: accu (2/2)
storingen
Als de accu om een juiste werking te kunnen
garanderen, kunt u nog steeds de auto star-
ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.10.
Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in bij een inzamelpunt voor lege bat-
terijen.
Voorzorgen met betrekking
tot batterijen:
Houd (nieuwe of oude) bat-
terijen buiten het bereik van
kinderen.
batterijen niet inslikken;
Risico van chemische brandwon-
den die dodelijk kunnen zijn.
Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in
het lichaam ingebracht, moet zo snel
mogelijk een arts worden geraad-
pleegd.
Bij het vervangen:
Controleer of de batterijtjes
goed zijn geplaatst.
Risico van explosie.
Als de klep niet goed sluit: niet ge-
bruiken en buiten bereik van kinderen
houden.
3
5.36
NLD_UD57072_1
Badge accès mains libres : pile (X62 - Renault)
Emetteur-récepteur accès mains libres : pile
ZENDER-ONTVANGER HANDSFREE TOEGANG: batterij (1/2)
Vervangen van het batterijtje
Open de afstandsbediening via de gleuf 1
met behulp van een muntje.
1
2
Vervang het batterijtje 2. Let op de juiste po-
lariteit die op het deksel is aangegeven.
N.B.: raak bij het vervangen van het batte-
rijtje niet de elektronische printplaat in het
deksel aan.
Let op bij het monteren dat het deksel
goed vastzit.
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar.
Let op dat er geen inkt op het batterijtje
zit: risico van slecht elektrisch contact.
Als deze vervangen moet
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig batterijtype
gebruiken (raadpleeg een
merkdealer).
5.37
NLD_UD57072_1
Badge accès mains libres : pile (X62 - Renault)
storingen
Als de batterij te zwak is om een juiste
werking te kunnen garanderen, kunt u de
auto nog steeds vergrendelen/ontgrende-
len 1.10.
Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in bij een inzamelpunt voor lege bat-
terijen.
Voorzorgen met betrekking
tot batterijen:
Houd (nieuwe of oude) bat-
terijen buiten het bereik van
kinderen.
batterijen niet inslikken;
Risico van chemische brandwon-
den die dodelijk kunnen zijn.
Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in
het lichaam ingebracht, moet zo snel
mogelijk een arts worden geraad-
pleegd.
Bij het vervangen:
Controleer of de batterijtjes
goed zijn geplaatst.
Risico van explosie.
Als de klep niet goed sluit: niet ge-
bruiken en buiten bereik van kinderen
houden.
ZENDER-ONTVANGER HANDSFREE TOEGANG: batterij (2/2)
balais d’essuie-vitres .................................
(page courante)
marchepieds ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.38
NLD_UD57073_1
balais d’essuie-vitre avant (X62 - Renault)
Remplacement balais d’essuie-vitre
RUITENWISSERBLADEN
druk op het lipje 3 en schuif het ruitenwis-
serblad omlaag, tot de haak 5 van de rui-
tenwisserarm vrijkomt;
Schuif het blad opzij (A) en omhoog (B)
om het vrij te maken.
Bij het monteren
Monteer het ruitenwisserblad in omge-
keerde volgorde van losmaken. Controleer
of het blad goed is vergrendeld.
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
reinig de bladen en de voorruit regel-
matig met water en zeep;
gebruik ze niet op een droge voor-
ruit;
maak ze los van de voorruit als ze
lange tijd niet zijn gebruikt.
Controleer als het vriest,
voordat u wegrijdt, of de rui-
tenwissers voor en achter niet
aan het glas zijn vastgevroren.
De wissermotor kan hierdoor te warm
worden.
Controleer regelmatig de wisserbla-
den.
Zodra hun werking afneemt moet u
ze vervangen, ongeveer eens per
jaar.
Bij het vervangen van het blad, let bij het
verwijderen van het blad op, dat u hem
niet op de ruit laat vallen: u zou de ruit
kunnen breken.
2
3
4
5
B
A
Om bij de ruitenwisserbladen te komen, ga
op de treeplank 1 staan.
N.B.: de treeplank kan glad zijn.
Vervangen van de
ruitenwisserbladen 2
Til de ruitenwisserarm 4 op;
kantel het blad horizontaal;
1
remorquage
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.39
NLD_UD63608_2
remorque : dépannage (X62 - Renault)
Remorquage
SLEPEN: pech (1/2)
Het stuurwiel mag niet vergrendeld zijn
en de contactsleutel moet in de stand
M (contact aan) staan om de signalering
te laten werken (remlichten, waarschu-
wingslichten enz). Schakel altijd de ver-
lichting in als u 's nachts rijdt.
Koppel een eventuele aanhangwagen
los.
Bovendien moeten in ieder land geldende
wettelijke voorschriften voor het slepen in
acht worden genomen en mag het max. toe-
gelaten aanhangergewicht van de slepende
auto niet worden overschreden.
Ga naar een merkdealer.
Gebruik een starre sleep-
stang. Indien u een touw of
kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is),
moet de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
De auto die gesleept wordt, moet te
allen tijde bestuurbaar zijn.
Accelereer en rem gelijkmatig en
zonder schokken om te voorkomen
dat de auto beschadigen.
U mag in geen geval sneller rijden
dan 25 km/u.
Bij stilstaande motor werken de
stuur- en rembekrachtiging niet
meer.
Verwijder de contactsleutel niet
tijdens het slepen.
Het slepen van een auto met
gerobotiseerde versnellingsbak
Als de versnellingsbak in een versnelling
vastzit:
zet het contact aan;
kies de neutraalstand met ingedrukt rem-
pedaal;
controleer of de versnellingsbak in neu-
traal staat (door de auto bijvoorbeeld een
beetje vooruit of achteruit te duwen).
Als het niet lukt de versnellingsbak in neu-
traal te zetten, moet de auto weggesleept
worden met beide voorwielen van de grond.
Het slepen dient altijd met het contact uit
te gebeuren.
5.40
NLD_UD63608_2
remorque : dépannage (X62 - Renault)
SLEPEN: pech (2/2)
Zorg er bij het opbergen van de
gereedschappen voor dat u ze
correct in hun oorspronkelijke
positie in de gereedschapskist
plaatst en bewaar de gereedschapskist
onder de bestuurdersstoel. Laat nooit
gereedschap in de auto rondslingeren.
Dit is ge- vaarlijk als u plotseling moet
remmen.
Toegang tot sleepoog 3
Zet de bestuurdersstoel naar voren en kantel
de rugleuning om bij de gereedschapsset te
komen. 5.4.
Toegang tot voorste sleeppunt 2
Maak het kapje 4 los door een platte schroe-
vendraaier onder het kapje te steken.
Schroef het sleepoog 3 eerst zo goed
mogelijk handvast en draai het aan met de
wielsleutel in de gereedschapsset. 5.4.
4
3
1
Gebruik uitsluitend:
Achter links, het sleeppunt 1.
Voorkant, sleepoog 3 (in de gereed-
schapsset) en het sleeppunt 2.
Deze sleeppunten mogen alleen gebruikt
worden om de auto mee te slepen: zij
mogen in geen geval gebruikt worden om de
auto direct of indirect aan op te hijsen.
2
Zorg ervoor dat het sleepoog
correct met bouten is beves-
tigd.
Risico om het gesleepte
object te verliezen.
installation radio.........................................
(page courante)
pré-équipement radio ................................
(page courante)
radio
pré-équipement ....................................
(page courante)
haut-parleurs
emplacement .......................................
(page courante)
5.41
NLD_UD57075_1
pré-équipement radio (X62 - Renault)
Pré-équipement radio
RADIO INBOUWEN
Als uw auto geen radio heeft, is deze wel
hiervoor voorbereid met plaatsen voor:
de radio 1;
luidsprekers voor 2 (afhankelijk van de
auto).
Raadpleeg een merkdealer voor het instal-
leren van uitrusting.
Inbouwplaats voor de radio 1
Wip het afdekplaatje los. Hierachter bevin-
den zich de aansluitingen voor: de antenne,
de voedingen + en – en de luidsprekerbe-
drading.
Volg altijd nauwgezet de inbouwvoorschriften van de uitrusting op.
De benodigde steunen en verbindingskabels die de merkdealer u kan leveren, verschil-
len per type auto en per type radio.
Raadpleeg een merkdealer voor hun onderdeelnummers.
Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een verkeerde aansluiting kan de
elektrische installatie worden beschadigd (bedrading, organen en in het bijzonder de
dynamo). Laat eventuele veranderingen door een merkdealer uitvoeren.
1
2
accessoires................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.42
NLD_UD40501_2
Accessoires VT (X62 - X98 - X87 - X82 - X07 - HFE - Renault)
Accessoires
ACCESSOIRES
Elektrische en elektronische accessoires
Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de
antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer.
Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maximaal 120 watt. Risico van brand. Als verschillende accessoireaansluitin-
gen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aangesloten accessoires niet meer zijn dan 180 watt.
Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een verkeerde aansluiting kunnen de elektrische installatie en/of de erop aangesloten or-
ganen worden beschadigd. Laat eventuele veranderingen door een merkdealer uitvoeren.
In geval van achteraf inbouwen van een elektrische uitrusting, moet u goed in de gaten houden dat de installatie wel is beschermd door een
zekering. Noteer de sterkte van deze zekering en de plaats waar hij zich bevindt.
De diagnoseaansluiting gebruiken
Het gebruik van elektronische accessoires op de diagnoseaansluiting kan ernstige storing van de elektronische systemen van de auto ver-
oorzaken. Voor uw veiligheid is het raadzaam alleen door de fabrikant goedgekeurde elektronische accessoires te gebruiken, raadpleeg een
merkdealer. Risico van ernstig ongeval.
Gebruik van zenders/ontvangers (telefoons, 27 Mc apparatuur, enz.)
Telefoons en 27 Mc-apparatuur met een ingebouwde antenne kunnen de werking beïnvloeden van elektronische systemen in de auto. Gebruik
dergelijke apparaten daarom met een buitenantenne. Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van
deze apparaten.
Achteraf inbouwen van accessoires
Als u accessoires op de auto wilt installeren: raadpleeg een merkdealer. Om zeker te zijn dat uw auto goed werkt en om elk risico te vermij-
den dat uw veiligheid kan aantasten, raden wij u aan om door de constructeur goedgekeurde accessoires te gebruiken: deze zijn aan uw auto
aangepast en alleen deze worden door de constructeur gegarandeerd.
Als u een antidiefstalstang gebruikt, bevestig deze dan uitsluitend op het rempedaal.
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden gebruikt, die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïns-
talleerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.43
NLD_UD57077_1
anomalies de fonctionnement (X62 - Renault)
Anomalies de fonctionnement
U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De controlelampjes gaan zwakker of niet
branden, de startmotor draait niet.
Accuklemmen niet goed vastgezet, los
of geoxydeerd.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Accu ontladen of defect. Sluit een andere accu aan op de ontladen accu
5.32 of vervang de accu indien nodig.
Duw de auto niet aan als de stuurkolom is ver-
grendeld.
De motor wil niet starten. De voorwaarden voor het starten zijn
niet vervuld.
2.3
De stuurkolom blijft vergrendeld. Stuurwiel geblokkeerd. Zet het stuurslot vrij door het stuur en de sleutel
te draaien. 2.2.
STORINGEN (1/5)
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo-
gelijk door een merkdealer nakijken.
5.44
NLD_UD57077_1
anomalies de fonctionnement (X62 - Renault)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed
is, laat dan de banden door een merkdealer na-
kijken.
De vloeistof in het expansievat borrelt. Mechanische storing: koppakking opge-
blazen.
Zet de motor stil.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Rook onder de motorkap. Kortsluiting of lekkage van het koelcir-
cuit.
Stop, zet het contact uit, ga bij de auto vandaan
en roep de hulp in van een merkdealer.
Het waarschuwingslampje voor de oliedruk
gaat branden:
in een bocht of tijdens het remmen Het peil is te laag.
Motorolie bijvullen 4.6.
dooft langzaam of blijft branden bij gas
geven
Te lage oliedruk. Stop en roep de hulp in van een merkdealer.
Witte rook uit de uitlaat. Dit is meestal geen defect. De rook ont-
staat door de regeneratie van het roetfil-
ter.
2.7
STORINGEN (2/5)
5.45
NLD_UD57077_1
anomalies de fonctionnement (X62 - Renault)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Rook onder de auto bij het aanzetten
van de verwarming.
Dit hoeft geen storing te zijn, de rook wordt
veroorzaakt door de verwarming.
In dat geval verdwijnt de rook geleidelijk
wanneer de temperatuur in de auto de in-
gestelde temperatuur heeft bereikt.
Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging.
Probleem met de elektrische bekrachti-
gingsmotor.
Storing in het hulpsysteem.
Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht
die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen
te draaien. Raadpleeg een merkdealer.
De motor wordt te warm. Het waarschu-
wingslampje van de temperatuur van de
koelvloeistof en het controlelampje STOP
lichten op.
Koelventilateur defect. Stop de auto, stop de motor en roep de hulp in
van een merkdealer.
Koelvloeistoflekkage.
Controleer het koelvloeistofreservoir: er moet
vloeistof in zijn. Als het leeg is, raadpleeg zo snel
mogelijk een merkdealer.
STORINGEN (3/5)
Radiateur: Als er veel te weinig koelvloeistof inzit, vergeet dan niet dat u nooit koude koelvloeistof mag bijvullen zolang de motor heet
is. Na elke reparatie waarbij het koelsysteem geheel of gedeeltelijk is afgetapt, moet dit met nieuwe koelvloeistof worden bijgevuld.
Gebruik hiervoor alleen door onze technische diensten goedgekeurde koelvloeistof.
5.46
NLD_UD57077_1
anomalies de fonctionnement (X62 - Renault)
STORINGEN (4/5)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit.
Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.27.
De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect. Raadpleeg een merkdealer.
Knipperfrequentie te hoog. Lamp doorgebrand.
5.21 5.23 5.24
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.27.
De knipperlichten werken niet. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.27.
5.47
NLD_UD57077_1
anomalies de fonctionnement (X62 - Renault)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De koplampen schakelen niet in of niet uit. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.27.
Condens in de koplampen of achterlich-
ten.
Condens is een normaal verschijnsel dat
door variaties in temperatuur en vochtig-
heid kan worden veroorzaakt.
In dat geval verdwijnen de sporen snel als
de lichten branden.
STORINGEN (5/5)
5.48
NLD_UD12870_1
Filler NU (X62 - Renault)
6.1
NLD_UD64582_4
Sommaire 6 (NU 1033) (X62 - Renault)
Hoofdstuk 6: Technische gegevens
Identificatieplaatjes auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2
Identificatieplaatjes motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4
Gegevens van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.5
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.6
Massa’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.8
Onderdelen en reparatieS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9
Onderhoudscoupons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10
Plaatwerkcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.16
identification du véhicule ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
peinture
référence ..............................................
(page courante)
plaques constructeur .................................
(page courante)
plaques d’identification ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.2
NLD_UD62320_6
plaques d’identification (X62 - Renault)
Plaques d’identification véhicule
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO (1/2)
A
A
9
De gegevens op het constructeursplaatje
moeten bij eventuele klachten en bij het
bestellen van onderdelen altijd worden
vermeld.
Constructeursplaatje A
1 Naam van de fabrikant.
2 Nummer van communautair ontwerp of
registratienummer.
3 Identificatienummer.
Afhankelijk van de auto wordt deze
informatie herhaald op de marke-
ring B.
4 MMAC (max. toegelaten totaalmassa).
5 Max. toegelaten treinmassa: auto met
aanhanger.
6 MMTA (max. toegelaten massa) geme-
ten onder de vooras.
7 Max. toegelaten massa gemeten onder
de achteras.
8 Gereserveerd voor zakelijke of aanvul-
lende inschrijvingen.
9 Niet in gebruik.
10 Laknummer (kleurcode).
7
8
10
6
5
4
3
2
1
6.3
NLD_UD62320_6
plaques d’identification (X62 - Renault)
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO (2/2)
C
Voor toegang tot het typenummer van de
auto en het chassisnummer, maak met
behulp van een platte schroevendraaier de
afdekplaatjes C los.
B
6.4
NLD_UD62474_2
Plaques d’identifications moteur (X62 - Renault)
Plaques d’identification moteur
IDENTIFICATIEPLAATJES VAN DE MOTOR
De gegevens op het constructeursplaatje
of de sticker A moeten bij corresponden-
tie en bij het bestellen van onderdelen
altijd worden vermeld.
(de plaats is afhankelijk van het motortype)
1 Type van de motor.
2 Indicenummer van de motor.
3 Motornummer.
A
A
A
1 2
3
moteur
caractéristiques ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caractéristiques moteurs ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.5
NLD_UD60005_2
Caractéristiques moteur (commercialisation suivant pays) (X62 - Renault)
Caractéristiques moteurs
GEGEVENS VAN DE MOTOR
Uitvoeringen 2.3 dCi
Type van de motor
(zie motorplaatje)
M9T
Cilinderinhoud (cm
3
) 2 299
Inspuitsysteem Diesel
Soort brandstof
Octaangetal
Dieselbrandstof.
De sticker in de tankdopklep geeft aan welke brandstoffen toegestaan
zijn.
Brandstof die voldoet aan de Europese norm en die compatibel is
met de motoren van auto´s verkocht in Europa (neem voor andere
gevallen contact op met een merkdealer).
Dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN 590 bevat
tot 7 % methylesther vetzuur.
Dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN 16734
bevat tot 10 % methylesther vetzuur.
Dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN 15940
bevat tot 7% methylester.
Bougies
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
diamètre de braquage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dimensions ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
garde au sol ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.6
NLD_UD63818_2
dimensions (en mètres) (X62 - Renault)
Dimensions
AFMETINGEN (in meters) (1/2)
C A D
B
K
Q
Z1
E
G
F
H
Z
J
Y
6.7
NLD_UD63818_2
dimensions (en mètres) (X62 - Renault)
AFMETINGEN (in meters) (2/2)
Complete auto’s en zonder latere aanpassingen
Kort (L1) Gemiddeld (L2) Gemiddeld (L2,5) Lang (L3) Lang (L4)
A 3,182 3,682 4,006 3,682 → 4,332 4,332
B 5,075 5,575 5,994 6,225 6,875
C 0,869
D 1,024 1,024 → 1,674 1,575 → 1,674
E 1,750
F 1,730 1,730 → 1,860 1,612 → 1,730 1,612
G 2,470
H 2,222 → 2,500 2,256 → 2,745 2,256 → 2,261 2,270 → 2,815 2,267 → 2,808
J 0,546 → 0,560 0,543 → 0,787 0,735 → 0,740 0,542 → 0,775 0,700 → 0,789
K 0,189 → 0,196 0,166 → 0,185 0,166 0,166 → 0,208 0,166 → 0,178
Q 1,700 → 1,894 1,894 → 2,144 - 1,798 → 2,048
Y 1,580 - 1,580
Z 1,627 1,820 - 1,724 → 1,820 1,724
Z1 2,583 3,083 - 3,733 4,383
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charges remorquables ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
masses ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remorquage
caravanage ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.8
NLD_UD62059_2
Masses (en kg) : commercialisation suivant pays (X62 - Renault)
Masses
MASSA’S (in kg)
Max. toegelaten totaalmassa (MMAC)
Max. toegelaten treinmassa (MTR)
Gewichten aangeduid op het constructeursplaatje 6.2)
Aanhangwagenmassa geremd* (Masse
Remorque Freinée/MRF)
door berekenen van: MTR - MMAC
Aanhangwagenmassa ongeremd* 750
Maximale kogeldruk op trekhaak*
Versies met MRF van
minder dan 2,5 ton
Versies met MRF
tussen 2,5 en 3 ton
Versies met MRF
tussen 3 en 3,5 ton
100 120 140
Maximaal toegelaten dakbelasting
Versie met standaard dak: 200
Combi-versie en versie met hoog dak: verboden
* Aanhangwagengewicht (trekken van een caravan, boot enz.)
Het trekken van een aanhangwagen is verboden wanneer de berekening maximaal toegelaten treinmassa – maximaal toegelaten totaalmassa
gelijk is aan nul of wanneer de op het constructeursplaatje aangegeven maximaal toegelaten treinmassa gelijk is aan nul (of niet wordt aangege-
ven).
Respecteer de in het land geldende voorwaarden voor het trekken en de toegelaten maximale massa’s. Laat uw merkdealer een trekhaak
monteren en de bedrading van de auto aanpassen.
Het motorvermogen neemt af naarmate u hoger in de bergen rijdt. Wij adviseren u de maximale belasting met 10 % per 1 000 meter stijging te
verminderen.
De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de
merkdealer.
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pièces de rechange ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.9
NLD_UD57084_1
Pièces de rechange et réparations (X62 - Renault)
Pièces de rechange et réparations
De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on-
derdelen die in de fabriek worden gebruikt.
Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een
merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
ONDERDELEN EN REPARATIES
6.10
NLD_UD57085_1
Justificatif d’entretien (X62 - Renault)
Justificatifs d’entretien
ONDERHOUDSCOUPONS (1/6)
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
VIN: ..................................................................................
6.11
NLD_UD57085_1
Justificatif d’entretien (X62 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (2/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.12
NLD_UD57085_1
Justificatif d’entretien (X62 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (3/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.13
NLD_UD57085_1
Justificatif d’entretien (X62 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (4/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.14
NLD_UD57085_1
Justificatif d’entretien (X62 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (5/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.15
NLD_UD57085_1
Justificatif d’entretien (X62 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (6/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
contrôle anticorrosion ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.16
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
Contrôle anticorrosion
PLAATWERKCONTROLE (1/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.17
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (2/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.18
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (3/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.19
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (4/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.20
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (5/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.21
NLD_UD57086_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (X62 - BFB - KFB - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (6/6)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.22
NLD_UD57087_1
Filler NU (X62 - Renault)
7.1
FRA_UD64583_4
Index (NU 1033) (X62 - Renault)
A
aanhangwagen ................................................................................ 6.8
aansteker ....................................................................................... 3.22
aanvullende veiligheidsvoorzieningen ........................................... 1.33
aanvullende veiligheidsvoorzieningen voorin ....................1.28 → 1.32
aanwijzers:
richtingaanwijzers ...................................................................1.117
ABS ...................................................................................2.20 → 2.25
accessoireaansluiting .................................................................... 3.22
accessoires.................................................................................... 5.42
accu ........................................................................................ 0.8, 4.13
achterbank .........................................................................3.29 → 3.31
achteruitrijcamera ............................................................... 2.57 – 2.58
achteruitversnelling
inschakelen .................................................................... 2.15, 2.63
actieradius van de auto ................................................................. 1.95
actieve noodstop ...............................................................2.26 → 2.31
afstandsbediening van de portiervergrendeling
batterijtjes ..................................................................... 5.34 – 5.35
afstandsbediening van de vergrendeling ...............................1.2 → 1.6
afstellen van de juiste zithouding................................................... 1.23
airbag
activeren passagiersairbags voorin .............................1.78 → 1.80
uitschakelen passagiersairbag voorin ......................... 1.78 → 1.80
airbag.................................................................................1.28 → 1.33
airbags ............................................................................................ 0.6
airconditioning .....................................................................3.2 → 3.14
alarmknipperlichten ......................................................................1.117
antiblokkeersysteem: ABS .................................................2.20 → 2.25
anticorrosiebescherming ............................................................... 4.15
antiluchtverontreiniging
tips ........................................................................................... 2.13
asbakken ....................................................................................... 3.22
autogordels ........................................................0.6, 1.23 → 1.25, 1.33
automatische portiervergrendeling tijdens het rijden ..................... 1.12
B
bagageruimte................................................................................. 3.32
banden...............................0.2, 2.32 → 2.34, 4.11 – 4.12, 5.18 → 5.20
bandenspanning ............................ 0.7, 1.98, 2.32 → 2.34, 4.11 – 4.12
batterij
pechhulp ....................................................................... 5.32 – 5.33
bedieningsorganen ..................................................... 0.4, 1.82 → 1.85
bestuurdersondersteuning ................... 0.5, 2.26 → 2.31, 2.39 → 2.44,
2.67 → 2.69
bevestigingsmiddelen voor kinderen ...1.32, 1.35 – 1.36, 1.40 → 1.65,
1.78 → 1.80
bevestigingssysteem voor kinderen .............1.35 – 1.36, 1.40 → 1.65,
1.78 → 1.80
bijzonderheid van de dieselmotor .................................................... 2.7
binnenlicht ............................................................................ 3.19, 5.26
binnenverlichting:
vervangen van een lamp ......................................................... 5.26
bodemhoogte.......................................................................... 6.6 – 6.7
boodschappen op het instrumentenpaneel ............1.94 → 1.99, 1.101
boordcomputer ................................................................1.92 → 1.101
brandstof
kwaliteit ..................................................................................1.118
tanken .......................................................................1.118 – 1.119
tips over brandstof .........................................................2.8 → 2.12
verbruik .........................................................................2.8 → 2.12
brandstofpeil .................................................................................. 1.91
brandstofsysteem ontluchten...........................................1.118 – 1.119
brandstoftank ...................................................................1.118 – 1.119
brandstofverbruik .................................................................2.8 → 2.12
buitentemperatuur .......................................................... 1.103 – 1.104
C
claxon en lichtsignaal ...................................................................1.117
commando’s .................................................................................... 0.4
constructeursplaatjes....................................................................... 6.2
controlelampjes ................................ 1.86 → 1.91, 1.94 → 1.99, 1.101
D
dashboard........................................................................................ 0.4
display ....................................................................1.92 → 1.99, 1.101
dode hoek: waarschuwing ................................................. 2.39 → 2.44
dodehoekwaarschuwing .................................................... 2.39 → 2.44
draaicirkel ............................................................................... 6.6 – 6.7
dynamische rijcontrole: ESC .............................................2.20 → 2.25
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/4)
7.2
FRA_UD64583_4
Index (NU 1033) (X62 - Renault)
E
ECO-modus ..................................................................................... 2.9
ECO-rijden ........................................................................... 2.8 → 2.12
ESC: dynamische rijcontrole .............................................2.20 → 2.25
extra portiervergrendeling................................................................ 1.7
F
filter ................................................................................................ 4.10
functie Stop and Start ............................................................ 2.4 → 2.6
G
gegevens van de motor ................................................................... 6.5
geluidssignaal ..................................................................... 1.13 – 1.14
geluidssignaal verlichting brandt nog ...........................................1.111
gereedschap .................................................................................... 5.4
gordelspanners
autogordels voorin .......................................................1.28 → 1.32
gripcontrole .................................................................................... 2.24
H
handgreep .......................................................................... 3.20 – 3.21
handrem ........................................................................................ 2.16
handsfree................................................................................ 1.8 – 1.9
hoofdsteunen ................................................................................. 1.19
HSA: hulp bij wegrijden op helling ................................................ 2.25
hulp bij wegrijden op helling ..............................................2.20 → 2.25
I
identificatie van de auto ................................................... 0.7, 6.2 – 6.3
identificatieplaatjes ................................................................. 6.2 – 6.3
identificatieplaatjes auto .................................................................. 0.7
inhoud brandstoftank ....................................................................1.118
inhoud mechanische organen .............................................4.8 → 4.10
inrijden ............................................................................................. 2.2
instrumentenpaneel ......................................... 0.4, 1.86 → 1.99, 1.101
interieurbekleding
onderhoud .................................................................... 4.18 – 4.19
K
kinderen ....................................................................... 0.3, 1.35 – 1.36
kinderen vervoeren .................. 1.35 – 1.36, 1.40 → 1.65, 1.78 → 1.80
kinderveiligheid ................. 0.3, 1.35 – 1.36, 1.40 → 1.65, 1.78 → 1.80
kinderzitjes.....................................................1.35 – 1.36, 1.40 → 1.65
klokje .............................................................................. 1.103 – 1.104
knipperlichten ...............................................................................1.117
koelvloeistof ............................................................................ 1.91, 4.9
koplampen
verstellen ...................................................................1.115 – 1.116
koplampen elektrisch verstellen ......................................1.115 – 1.116
krik ................................................................................................... 5.4
L
lak
onderhoud ................................................................... 4.15 → 4.17
referentie ................................................................................... 6.2
lampen
vervangen ...............................................5.21 – 5.22, 5.24 → 5.26
lampen: lampen vervangen
stadslichten ............................................................................. 5.23
lekke band ..................................... 0.9, 5.2 → 5.10, 5.13 → 5.15, 5.17
lichten:
achteruitrijlichten ..................................................................... 5.24
alarmknipperlichten ................................................................. 5.24
dimlichten ..................................................1.110, 5.21 – 5.22, 5.24
grootlicht .............................................................1.111, 5.21 – 5.22
markeringslichten ...............................................1.110, 5.21 – 5.22
mistlichten ............................................................................... 5.24
overdag ........................................................................ 5.21 – 5.22
regeling .....................................................................1.115 – 1.116
remlichten ..................................................................... 5.24 – 5.25
richtingaanwijzers ......................................................... 5.21 – 5.22
luidsprekers
plaats ....................................................................................... 5.41
M
massa’s ........................................................................................... 6.8
maten...................................................................................... 6.6 – 6.7
meters:
instrumentenpaneel. ................... 1.86 → 1.91, 1.94 → 1.99, 1.101
milieu ....................................................................................... 2.14
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/4)
7.3
FRA_UD64583_4
Index (NU 1033) (X62 - Renault)
motor
gegevens ................................................................................... 6.5
motorkap.......................................................................................... 4.2
motorolie ................................................................................ 4.4 → 4.7
motorolie verversen ....................................................................... 1.97
multifunctiescherm......................................................................... 2.28
N
navigatiesysteem ........................................ 1.103 – 1.104, 3.15 – 3.16
noodsignaal .......................................................................2.67 → 2.69
noodstopbekrachtiging ......................................................2.20 → 2.25
noodstopbekrachtiging: BAS .............................................2.20 → 2.31
O
olie verversen ................................................................ 1.97, 4.6 – 4.7
oliepeil van de motor ....................................................1.91, 4.4 → 4.7
onderdelen....................................................................................... 6.9
onderhoud ..................................................................................... 2.13
onderhoud:
carrosserie ..................................................................4.15 → 4.17
interieurbekleding ......................................................... 4.18 – 4.19
mechanisch ................................................................. 6.10 → 6.15
onderhoudsinterval .............................................1.97, 6.10 → 6.15
onderhoudscoupons .......................................................... 6.10 → 6.15
onderhoudsinterval ........................................................................ 1.97
ontgrendelen van de portieren............................................. 1.8 → 1.11
ontwaseming
voorruit ...................................................................3.4, 3.7 → 3.12
opbergruimtes....................................................................3.23 → 3.28
opkrikken van de auto
verwisselen van een wiel ............................5.4, 5.13 → 5.15, 5.17
opslag/organisatie ........................................................................... 0.3
P
parkeerhulp........................................................................2.53 → 2.56
pechhulp ......................................................................................... 0.9
peilen
remvloeistof ............................................................................... 4.8
peilen ............................................................................................... 0.8
peilen:
koelvloeistof .............................................................................. 4.9
stuurbekrachtigingspomp ........................................................ 4.10
peilstaaf motorolie .................................................................. 4.4 – 4.5
plaatwerkcontrole ..............................................................6.16 → 6.21
pompset voor de banden .....................................................5.5 → 5.10
portieren ......................................................... 1.13 – 1.14, 1.17 – 1.18
portieren vergrendelen .............................1.2 → 1.9, 1.12, 1.15 – 1.16
portiervergrendeling....................................... 1.2 → 1.12, 1.15 → 1.18
R
radio
voorbereiding .......................................................................... 5.41
radio inbouwen .............................................................................. 5.41
radiovoorbereiding ......................................................................... 5.41
reagens bijvullen............................................................1.120 → 1.127
reagens(tank) ............................................1.91, 1.101, 1.120 → 1.127
reagenstank ............................................... 1.91, 1.101, 1.120 → 1.127
remvloeistof ..................................................................................... 4.8
reservewiel ............................................................................. 5.2 – 5.3
reservoir
ruitensproeier .......................................................................... 4.10
rijden .............................0.5, 2.2, 2.11, 2.20 → 2.34, 2.52, 2.67 → 2.69
rijhulp ...............................0.5, 2.26 → 2.31, 2.39 → 2.44, 2.67 → 2.69
rijpositie
instellingen ................................................................................ 0.3
rijtips ....................................................................................2.8 → 2.12
robotversnellingsbak..........................................................2.62 → 2.66
ruitbediening. ...................................................................... 3.17 – 3.18
ruiten............................................................................ 0.2, 3.17 – 3.18
ruitenwisser/-sproeier ....................................................1.107 → 1.109
ruitenwisserbladen.................................................................. 0.9, 5.38
S
schakelen ...................................................................................... 2.15
schoonmaken:
binnenkant auto ............................................................ 4.18 – 4.19
selecteurhendel automatische transmissie........................2.62 → 2.66
signaal bij verlies van bandenspanning .............................2.32 → 2.34
signalen verlichting ........................................................ 1.110 → 1.116
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/4)
7.4
FRA_UD64583_4
Index (NU 1033) (X62 - Renault)
sjorringen ............................................................................ 3.32 – 3.33
sleepogen ........................................................................................ 5.4
slepen
pechhulp ....................................................................... 5.39 – 5.40
rijgedrag .................................................................................. 2.23
slepen ..................................................................................... 0.9, 3.32
sleutel/FM-afstandsbediening
gebruik ............................................................................. 1.5 – 1.6
sleutels ..................................................................................1.2 → 1.6
snelheidsbegrenzer ..................................................1.98, 2.45 → 2.47
snelheidsregelaar .....................................................1.98, 2.48 → 2.51
snelheidsregelaar/-begrenzer ...................................1.98, 2.45 → 2.51
soort brandstof..............................................................................1.119
spiegels ................................................................... 0.2, 1.105 – 1.106
starten van de motor........................................................................ 2.3
startschakelaar ................................................................................ 2.2
stationair toerental ......................................................................... 2.60
stilzetten van de motor .................................................................... 2.3
stoelen ............................................................................................. 0.3
stoelverwarming ............................................................................ 1.20
Stop and Start........................................................................2.4 → 2.6
storingen ................................................. 1.98, 2.29, 2.69, 5.43 → 5.47
stuurbekrachtiging ......................................................................... 1.81
stuurwiel
verstellen ................................................................................. 1.81
T
tankdop ............................................................................1.118 – 1.119
tankdopklep ..................................................................................... 0.2
technische gegevens .............................................6.2 – 6.3, 6.6 → 6.9
temperatuurregeling ........................................................... 3.13 – 3.14
tijd ................................................................................... 1.103 – 1.104
tips voor een schoner milieu .......................................................... 2.13
toegang
auto ........................................................................................... 0.2
tractiecontrole .................................................................... 2.20 → 2.25
treeplank ........................................................................................ 5.38
trekken
caravan trekken ......................................................................... 6.8
U
uitschakelen passagiersairbag voorin ...............................1.78 → 1.80
uitschakelvertraging......................................................................1.111
V
ventilatie
airconditioning .................................................................. 3.2 – 3.3
ventilatie ............................................................................. 3.13 – 3.14
ventilatieroosters .................................................................... 3.2 – 3.3
verlichting
binnenkant ............................................................................... 3.19
buitenkant ...........................................................0.2, 1.115 – 1.116
verlichting en signalen buitenkant ................................. 1.110 → 1.114
versnellingshendel ....................................................2.15, 2.62 → 2.66
verstellen van de koplampen ...........................................1.115 – 1.116
verstellen van de stoel ................................................................... 1.23
verstellen van de voorstoelen ........................................................ 1.20
vervangen van een lamp ...............................5.21 – 5.22, 5.24 → 5.26
vervoer van voorwerpen
in de bagageruimte ...................................................... 3.32 – 3.33
verwarming .......................................................................... 3.2 → 3.14
verwisselen van een wiel .........................5.2 → 5.4, 5.11 → 5.15, 5.17
voorstoelen .................................................................................... 1.20
W
waarneming van voertuigen ..............................................2.26 → 2.31
waarneming van voetgangers ...........................................2.26 → 2.31
waarschuwing bij het verlaten van de rijstrook .................. 2.35 → 2.38
wassen ..............................................................................4.15 → 4.17
wieldoppen ..........................................................................5.11 – 5.12
wieldopsleutel ...............................................................5.4, 5.11 – 5.12
wielen (veiligheid) .............................................................. 5.18 → 5.20
wielsleutel ........................................................................................ 5.4
wintergebruik ................................................................................. 5.20
Z
zekeringen .................................................................. 0.9, 5.27 → 5.31
zonneklep ........................................................................... 3.20 – 3.21
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/4)
FRA_UD64583_4
Index (NU 1033) (X62 - Renault)
7.6
NLD_UD57089_1
Filler NU (X62 - Renault)
RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO
92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60
NU 1327-4 – 99 91 003 27S – 03/2020 – Edition néerlandaise
à999100327Sñêòä 51
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344

Renault Nieuwe Master Handleiding

Type
Handleiding