Ikra BT 2640 Stufe 2 R3000, BDA BT2640/3340/4344, BT 2640 Stufe 2, BT2640/3340/4344 mit geteilter Welle de handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Ikra BT 2640 Stufe 2 R3000 de handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
FR – Désignation des pièces
1. Lame 9. Couvercle du filtre à air
2. Sous-groupe arbre d‘entraînement 10. Bouchon du réservoir
3. Levier d‘accélération 11. Réservoir de carburant
4. Interrupteur d‘allumage 12. Pompe à essence
5. Bouton d‘arrêt 13. Volet du starter (choke)
6. Commutateur de sécurité 14. Carter de protection
7. Poignée en deux parties 15. Fil de coupe
8. Sangle-baudrier 16 Tête de coupe à fil
17. Chape de protection
NL - Omschrijving van de onderdelen
1. Mes 9. Luchtfilterdeksel
2. Aandrijfassamenstelling 10. Tankdop
3. Gashandel 11. Brandstoftank
4. Contactschakelaar 12. Benzinepomp
5. Blokkeerknop 13. Startklep (CHOKE)
6. Veiligheidsschakelaar 14. Beschermkap
7. Dubbele handgreep 15. Draadmes
8. Schoudergordel 16 Draadsnijkop
17 Verbindingskoppeling
ES - Denominación de las piezas
1. Cuchillo 9. Tapa del ltro de aire
2. Módulo constructivo del árbol accionador 10. Tapa del depósito de gasolina
3. Palanca de gas 11. Depósito de combustible
4. Interruptor de encendido 12. Bomba de gasolina
5. Botón de bloqueo 13. Válvula del arranque (choke)
6. Conmutador de seguridad 14. Cubierta protectora
7. Asa doble 15. Cortahilos
8. Correa para el hombro 16. Cabezal de hilo cortante
17. Acoplamiento de unión
PT - Descrição das peças
1. Lâmina 9. Tampa do ltro de ar
2. Unidade funcional-eixo de accionamento 10. Tampa do tanque
3. Acelerador 11. Tanque de combustível
4. Interruptor de ignição 12. Bomba de gasolina
5. Botão de bloqueio 13. Afogador (choke)
6. Interruptor de segurança 14. Cobertura de protecção
7.
Manípulo duplo 15. Lâmina de o
8. Cinto para os ombros 16. Cabeça de o de corte
17. Acoplamento de ligação
2
VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN INTERNATIONALE SYMBOLEN
In deze gebruiksaanwijzing worden veiligheidssymbolen alsmede internationale symbolen en pictogrammen beschreven,
die op het apparaat aangebracht kunnen zijn. Leest u de gebruiksaanwijzing, opdat u met alle informatie met betrekking
tot veiligheid, montage, gebruik, onderhoud en reparatie bekend bent.
SYMBOOL
BETEKENIS
NL-1
NEDERLANDS
• WAARSCHUWINGSSYMBOOL
Wijst op risico’s, waarschuwingsaanwijzingen of op een reden om bijzondere
voorzichtigheid in acht te nemen. Kan samen met andere symbolen of
pictogrammen worden gebruikt.
• LEEST U DE GEBRUIKSAANWIJZING
Wanneer u zich niet aan de bedieningsvoorschriften en veiligheidsvoorzorgen
in de gebruiksaanwijzing houdt, dan kan er ernstig letsel optreden. Lees
voor de start en het gebruik van dit apparaat de gebruiksaanwijzing.
• DRAAG HOOFD-/OOG- EN GEHOORBESCHERMING
WAARSCHUWING: Weggeslingerde voorwerpen kunnen tot ernstig
oogletsel, bovenmatig lawaai kan tot gehoorverlies leiden. Draag bij het
gebruik van dit apparaat oog- en gehoorbescherming. Vallende voorwerpen
kunnen zwaar hoofdletsel veroorzaken. Bij het gebruik van deze machine
hoofdbescherming dragen.
• LETSELRISICO!
Let op weggeslingerde voorwerpen.
• HOUD ANDERE PERSONEN OP AFSTAND
WAARSCHUWING: Let er goed op dat zich in een omtrek van 15 m vanaf
uw werkterrein, niemand bevindt. Dit geldt in het bijzonder voor kinderen
en dieren.
VOETBESCHERMING EN HANDSCHOENEN DRAGEN
Bij het gebruik van dit apparaat vaste laarzen en handschoenen dra-
gen.
OPGELET: HEET OPPERVLAK
Raak nooit een hete uitlaat of een hete ombouw of een hete cilinder aan.
U kunt daarbij verbrandingen oplopen. Deze onderdelen worden bij het
gebruik uiterst heet en blijven ook na het uitschakelen van het apparaat
nog korte tijd heet.
AFSTAND VAN DE HANDGREEP
Pijlrichting waarin de handgreep moet worden geïnstalleerd. De
positie mag niet overschreden worden!
MAXIMAAL TOERENTAL
Maximaal toerental van het maaiapparaat. Het apparaat mag niet met een
hoger toerental worden bediend.
10.000 min
-1
10.000 min
-1
Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing
INLEIDING
Hartelijk dank dat u voor onze bosmaaier gekozen heeft. Deze handleiding legt uit hoe u de bosmaaier correct
gebruikt. Lees de gebruikershandleiding bij dit toestel zorgvuldig door, gebruik het toestel op de correcte manier
en neem tijdens het gebruik steeds de veiligheid in acht. Gelieve er rekening mee te houden dat door mogelijke
technische wijzigingen de gegevens van uw apparaat mogelijk niet overeenstemmen met de gegevens in deze
handleiding.
Geluid emissiewaarden volgens Gereedschappen en
product veiligheids wetgeving GPSG en de EG Machi-
nerichtlijnen: Het geluids-niveau op de plaats waar u
werkt, kan 80 dB (A) overschrijden. In dat geval moet
de gebruiker van het apparaat geluidsbeschermende
maatregelen nemen (bijv. het dragen van een gehoor-
beschermer).
Opgelet: Geluidsreductie! Zorg ervoor dat u
bij ingebruikneming de regionaal geldende
voorschriften in acht neem.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN VOOR-
ZORGSMAATREGELEN
De actueel toepasselijke veiligheidsvoorschriften en
voorzorgsmaatregelen moeten in acht worden geno-
men. Zoals met alle motorgestuurde apparatuur moet
ook bij het gebruik van dit apparaat de benodigde zorg-
vuldigheid in acht worden genomen. STELT U ZICH-
ZELF EN ANDEREN NIET AAN RISICO’S BLOOT.
Houdt u zich aan de volgende algemene voorschriften.
Laat anderen dit apparaat niet gebruiken, tenzij ze de
NL-2
Benzine Bosmaaier
TECHNISCHE GEGEVENS
MODEL BT 2640 - BT 3340
Hoofdeenheid transmissie automatische centrifugaalkoppeling;
Conisch tandwiel met spiraalvertanding; aandrijfas
max. toerental van de tandwielas (t/min) 7500 - 7000
max. motortoerental (t/min) 10.000
stationair toerental (t/min) 2800 ±150
trilling aan de handgreep (m/s²)
<
7,5 -
<
8,8 [K 1,5 m/s
2
] EN ISO 11806
geluidsdrukniveau L
pA
[dB(A)]
<
96 [K 3,0 dB(A)] EN ISO 11806
geluidsniveau L
WA
[dB(A)]
<
112
tandwielreductie 17 : 22
draairichting mes linksdraaiend (van bovenaf gezien)
soort handgreep dubbele handgreep
Motor motoromschrijving 1E34F-E - 1E36F-E
type luchtgekoelde, zuigergestuurde tweetakt-Ottomotor
slagvolume (cm³) 25,4 - 32,6
max. vermogen (kW bij t/min) 0,7/7500 - 0,9/7000
carburateurtype membraancarburateur
ontsteking contactloze elektronische ontsteking
startersoort trekstarter
soort brandstof tweetaktmengsel (30:1)
tankinhoud (l) 0,65 - 1,0
brandstofverbruik (g/kWh)
<
550 -
<
500
Droog gewicht (kg) 6,5 - 7,5
Lengte van de hoofdsteel (mm) 1500
Lengte van de aandrijfas (mm) 1522
Standaardmes (mm) CG420-2 255 mm 3-tands (255 x 1,4)
Technische gegevens zijn zonder voorafgaande aankondiging, aan veranderingen onderhevig.
Alle gegevens, beschrijvingen en afbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing geven de stand van zaken weer, zoals
die is op het moment van publicatie en zijn zonder voorafgaande aankondiging aan veranderingen onderhevig.
Het kan zijn dat er op de afbeeldingen optionele apparatuur en onderdelen staan weergegeven. Tevens bestaat
de mogelijkheid dat op de afbeeldingen niet de gehele standaarduitrusting wordt weergegeven.
Gebruik dit apparaat uitsluitend voor werkzaamhe-
den, waarvoor het volgens deze gebruiksaanwijzing
is bedoeld.
Neem niet teveel hooi op uw vork. Let er steeds op
dat u in een veilige houding werkt. Gebruik het ap-
paraat niet wanneer u op een ladder staat of wan-
neer u anderszins geen stabiele ondergrond heeft.
Houd uw handen en voeten tijdens het werken met
het apparaat uit de buurt van de maaikop.
Gebruik het apparaat niet om rondslingerende voor-
werpen mee weg te vegen.
Gebruik het apparaat niet wanneer u moe bent of
ziek bent of wanneer u onder invloed verkeert van
medicijnen, drugs of alcohol.
Gebruik alleen onbeschadigde maaikoppen. Mocht
u bij het maaien op een steen of op een ander obsta-
kel stuiten, schakel de motor dan uit en controleer
de maaikop. Een kapotte of slecht uitgebalanceerde
maaikop mag niet meer worden gebruikt. VOLG DE
GEBRUIKSAANWIJZINGEN OP VOOR HET VER-
VANGEN VAN ONDERDELEN.
Bewaar het apparaat niet in een gesloten ruimte,
waar brandstofdampen in contact kunnen komen
met een open vlam (bijv. van boilers, verwarmings-
installaties, fornuizen enz..). Bewaar het apparaat
altijd in een gesloten en goed geventileerde ruimte.
Zorg ervoor dat uw apparaat veilig en correct func-
tioneert. Reserveonderdelen zijn verkrijgbaar bij de
vakhandel. Het gebruiken van andere onderdelen of
accessoires kan een potentieel risico voor de be-
diener van het apparaat met zich meebrengen, kan
het apparaat beschadigen en kan het recht op de
garantie laten vervallen.
Maak het apparaat helemaal schoon, met name de
brandstoftank, de omgeving van de brandstoftank
en het luchtfilter.
Zorg ervoor, wanneer u brandstof gaat bijvullen, dat
de motor is uitgeschakeld en afgekoeld. Doe nooit
brandstof in de tank als de motor loopt of warm is.
Wanneer u brandstof morst, moet u de gemorste
hoeveelheid helemaal opdweilen en het daarvoor
gebruikte materiaal correct afvoeren, voordat u de
motor start.
Werk op een afstand van minstens 15 meter van an-
deren die aan het werk zijn of van buitenstaanders.
Altijd wanneer u een gebruiker van het apparaat
nadert, maakt u hem op uw aanwezigheid attent en
zorgt u ervoor dat hij de motor uit zet. Let er op dat
u de gebruiker van het apparaat niet laat schrikken
en dat u hem niet afleidt, omdat dit tot onveilige situ-
aties kan leiden.
Raak de maaikop nooit aan wanneer de motor loopt.
Wanneer het nodig mocht zijn om de beschermkap
of de maaikop te controleren, dan dient u zich ervan
te overtuigen dat de motor is uitgeschakeld en de
maaikop niet meer draait.
De motor dient uitgeschakeld te worden, wanneer
men zich met het apparaat van de ene werkplek
naar de andere begeeft.
Let erop dat u de maaikop niet tegen stenen of te-
gen de grond aan laat slaan. Wanneer er ruw met
het apparaat wordt omgesprongen, verkort dat de
benodigde zorgvuldigheid in acht nemen, de gebruiks-
aanwijzing aandachtig gelezen hebben en daardoor
goed weten hoe ze met het apparaat moeten omgaan.
Draag altijd een veiligheidsbril om uw ogen de be-
schermen. Draag de juiste kleding, draag geen wijd-
vallende kleren of sieraden, die in de bewegende
onderdelen van het apparaat vast zouden kunnen
komen te zitten. Draag altijd veilige, stevige, slip-
vaste schoenen. Lang haar dient opgebonden te
worden. Aangeraden wordt om bij het werken met
het apparaat, de benen en de voeten te bedekken
als beveiliging tegen rondvliegende voorwerpen.
Controleer het complete apparaat op de losse on-
derdelen (moeren, bouten, schroeven enz.) en be-
schadigingen. Repareer zonodig het apparaat en
vervang zonodig defecte onderdelen, voordat u met
het apparaat aan de slag gaat.
GEBRUIK bij het werken met dit apparaat geen an-
dere onderdelen dan de onderdelen die door onze
onderneming worden aanbevolen. Anders zouden
de bediener van het apparaat of buitenstaanders
die zich in de buurt van het apparaat ophouden, ern-
stig letsel kunnen oplopen. Ook zou het apparaat
beschadigd kunnen worden.
Zorg ervoor dat er geen olie of brandstof op de
handgrepen komt.
Gebruik bij het maaien altijd de juiste handgrepen
en de schoudergordel.
Niet roken bij het maken van het brandstofmengsel
of bij het vullen van de tank.
Maak het brandstofmengsel niet wanneer u zich in
een gesloten ruimte of in de buurt van open vuur
bevindt. Zorg voor voldoende ventilatie.
De brandstof altijd mengen en opslaan in een goed
gemarkeerde tank die door lokale verordeningen en
voorschriften voor dat doel is goedgekeurd.
Verwijder de tankdop nooit wanneer de motor nog
loopt.
De motor mag in afgesloten ruimtes of gebouwen
niet worden gestart. Ook mag men de motor in af-
gesloten ruimtes of gebouwen niet laten draaien. De
uitlaatgassen van de motor bevatten het gevaarlijke
koolmonoxide.
Probeer nooit om bij een draaiende motor - terwijl
u de bosmaaier met de draaggordel omgehangen
hebt - instellingen aan de motor uit te voeren. Leg
het apparaat voor het uitvoeren van instellingen al-
tijd op een vlak en vrij oppervlak..
Gebruik het apparaat niet als het beschadigd is of
als het verkeerd is ingesteld. Verwijder nooit de
beschermkap van het apparaat. Anders kunnen de
bediener van het apparaat of buitenstaanders die
zich in de buurt bevinden, ernstig letsel oplopen.
Ook kan het apparaat beschadigd worden.
Controleer het terrein dat u gaat maaien en verwij-
der alle voorwerpen, die in de maaikop terecht zou-
den kunnen komen. Verwijder ook alle voorwerpen,
die door het apparaat bij het maaien zouden kunnen
worden weggeslingerd.
Houd kinderen op afstand. Toeschouwers dienen
op veilige afstand van het werkterrein te worden ge-
houden, d.w.z. op minstens 15 meter afstand.
Laat het apparaat nooit onbeheerd achter.
NL-3
treden, gevolgd door verbleking en gevoelloosheid,
dient u naar de dokter te gaan, voordat u zich weer
aan kou en trillingen blootstelt.
Draag altijd gehoorbescherming: voortdurend la-
waai gedurende een langere periode kan tot ver-
slechtering van het gehoor en zelfs tot gehoorver-
lies leiden.
Om uzelf tegen omlaag vallende takken te bescher-
men, dient u complete hoofd- en gezichtsbescher-
ming te dragen.
Draag slipvrije, duurzame werkhandschoenen voor
een betere grip op de handgrepen van de bos-
maaier. Handschoenen verminderen bovendien de
overbrenging van de trillingen van het apparaat op
uw handen.
WAARSCHUWING: Binnen het werkterrein van de
bosmaaier moet men ook nog tijdens het uitlopen
van het apparaat, rekening houden met risico’s.
MONTAGE
MONTAGE VAN DE BESCHERMKAP
TANDWIELKAST
M5xl6
SCHROEVEN
HOUDER
BESCHERMKAP
Monteer de beschermkap met de meegeleverde hou-
der en de schroeven op de steel van het apparaat.
Zet de houder in de juiste positie en draai de schroe-
ven vast.
Opgelet: Bij het maaien met een mesblad wordt het zwar-
te verlengstuk van de beschermkap verwijderd. Bij het
maaien met de draadsnijkop moet het zwarte verlengstuk
van de beschermkap echter altijd worden aangebracht.
levensduur van het apparaat en leidt dat tot een on-
veilige werksituatie voor zowel de bediener van het
apparaat als voor alle omstanders.
Let op onderdelen die los gaan zitten of oververhit
raken. Schakel het apparaat onmiddellijk uit en con-
troleer het zorgvuldig, wanneer u iets ongewoons
aan het apparaat opvalt. Laat het apparaat zonodig
door een erkend vakman nakijken. Werk nooit ver-
der met een apparaat dat mogelijk niet goed functi-
oneert.
Raak bij het starten of tijdens het werken met het
apparaat nooit hete onderdelen aan, zoals de uit-
laatdemper, de hoogspanningskabel of de bougie.
Na het uitschalen van de motor is de uitlaatdem-
per nog steeds heet. Plaats resp. leg het apparaat
daarom nooit op plaatsen, waar zich ontbrandbare
materialen (bijv. droog gras etc.), brandbare gassen
of vloeistoffen bevinden.
Wees bij het werken met dit apparaat extra voor-
zichtig bij regen of direct nadat het geregend heeft,
omdat de grond dan glibberig kan zijn.
Laat de gashandel direct los, wanneer u uitglijdt of
op de grond valt.
Let er op dat u het apparaat niet op de grond laat
vallen of tegen obstakels aan laat stoten.
Voordat u het apparaat gaat instellen of voordat u
er reparaties aan gaat uitvoeren, dient u beslist de
motor uit te zetten en haalt u de bougiestekker uit de
bougie.
Wordt het apparaat voor een langere periode opge-
slagen, dan haalt u de brandstof uit de brandstoftank
en de carburateur, reinigt u de onderdelen, brengt u
het apparaat naar een veilige plaats en overtuigt u
zich ervan dat de motor is afgekoeld.
Inspecteer het apparaat regelmatig, om er zeker
van te zijn dat het apparaat veilig en efficiënt werkt.
Voor een uitgebreidere inspectie neemt u contact
op met de speciaalzaak.
Houd het apparaat uit de buurt van vuur en vonken.
Aangenomen wordt dat het zogeheten Raynaud-
syndroom, dat de vingers van sommige mensen
aantast, door de invloed van trilling en kou kan
worden veroorzaakt. De invloed van trilling en kou
kan een kriebelend of brandend gevoel in de vin-
gers veroorzaken, dientengevolge waarvan de vin-
gers hun kleur verliezen en gevoelloos worden. U
wordt nadrukkelijk aangeraden om de volgende vei-
ligheidsmaatregelen in acht te nemen, omdat niet
bekend hoe lang die invloed van trillingen en kou
minimaal moet duren om de klachten eventueel te
laten ontstaan.
Houd uw lichaam warm, met name uw hoofd, nek,
gewrichten, handen en polsen. Zorg voor een goe-
de doorbloeding, door tijdens het werken regelma-
tig pauzes in te lassen en stevige armoefeningen te
doen en niet te roken.
Beperk het aantal werkuren.. Plan voor de resteren-
de werkuren van een dag, werkzaamheden waarbij
u niet met de bosmaaier of met een andere met de
hand te bedienen machine hoeft te werken.
Wanneer u in uw vingers een onaangenaam gevoel
krijgt, wanneer er rode plekken en zwellingen op-
NL-4
MONTAGE VAN DE HANDGREEP
LINKER HANDGREEP
RECHTER HANDGREEP
M5x25
SCHROEVEN
ONDERSTE
HOUDER
BOVENSTE HOUDER
Monteer de handgreep op de houder. Zet de hand-
greep op een voor u comfortabele werkstand en draai
de vier schroeven M5x25 vast.
X
Er zijn 2 kabelbevestigingsbeugels inbegrepen in de
accessoires. Bevestig de kabel op de handgreep met
behulp van de twee kabelbevestigingsbeugels, zoals
aangegeven op de illustratie (X).
MONTAGE VAN HET MES
SPLITPEN 2x16
ZESKANTSLEUTEL
TANDWIEL-
KAST
VEILIGHEIDS-
ELEMENT
HOUDER A
BORING
3-VOUDIG-MES
HOUDER B
BORGRING
MOER
Houd voor het monteren de volgende volgorde aan:
monteer houder A, het 3-tands-mes, houder B, de ge-
tande borgring en zet tenslotte alles vast met de moer
met linkse schroefdraad.
Breng de boringen in tandwielkast en houder A op el-
kaar en steek er een zeskantsleutel in (S = 4 mm).
Draai de bevestigingsmoer van het mes met een pas-
sende moersleutel stevig vast. Draaien tegen de rich-
ting van de wijzers van de klok in.
Steek de 2x16-splitpen in de daarvoor bedoelde boring
en buig hem open.
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
MOTOR BIJ BOVENMATIG TRILLEN ONMIDDEL-
LIJK STOPZETTEN!
Bovenmatig trillen van het mes wijst op een fout bij het
monteren. Schakel de motor onmiddellijk uit en con-
troleer het mes. Een mes dat niet op de juiste wijze is
gemonteerd, kan letsel veroorzaken.
Gebruik het apparaat alleen samen met originele snij-
en maaiwerktuigen van de fabrikant.
MONTAGE VAN DE DRAADSNIJKOP
WAARSCHUWING!
VOORZICHTIG!
Draai aan de schroefdraadbout van de aandrijfas, zo-
dat de boring van het adapterplaatje op gelijke hoogte
zit met de boring in de steel van het apparaat, en steek
de zeskantsleutel erin om te blokkeren.
Houder A moet gebruikt worden. Houder B, de ge-
tande borgring en de splitpen goed bewaren. Deze
onderdelen heeft u bij het monteren van de maaikop
niet nodig.
Draai de maaikop op de schroefdraadbout (tegen de
richting van de wijzers van de klok in) tot hij vast zit.
Trek de zeskantsleutel eruit.
Let erop dat op de beschermkap, bij het maaien met
de draadsnijkop, altijd het zwarte verlengstuk van de
beschermkap is aangebracht.
Montage van de schacht
Omwille van een vergemakkelijkt transport en gemak-
kelijkere bewaring is dit apparaat met een gedeelde
schacht uitgerust. Gelieve voor de montage als volgt
te werk te gaan:
NL-5
B
Beschikbaar beschermdopje van de onderste schacht
aftrekken. Vleugelmoer A losdraaien, - er niet hele-
maal afdraaien.
A
C
D
Onderste schacht in de schachtkoppeling C introdu-
ceren en tegelijkertijd blokkeerpen D uittrekken. On-
derste schacht volledig tot aan de aanslag inschuiven
en blokkeerpen loslaten. De blokkeerpen moet in de
opening B zijdelings in de onderste schacht vast klik-
ken. Eventueel onderste schacht lichtjes heen en weer
draaien tot de blokkeerpen veilig vast klikt. Vervolgens
vleugelmoer A vastschroeven.
MONTEREN EN OMDOEN VAN DE SCHOUDER-
GORDEL
Doe de schoudergordel om, zoals op de afbeelding
wordt getoond. Het heupkussentje bevindt zich op de
rechterheup. Bevestig de karabijnhaak van de gordel
in de steelhouder. Stel de gordel in op uw lichaams-
lengte.
x
LET OP: Deze draaggordel heeft een veiligheidsvoor-
ziening, opdat in noodgevallen de gordel direct van
het apparaat gescheiden kan worden. Trek daartoe
krachtig aan de rode treklus (afb. x) van de gordel. De
gordel is daarmee direct van de bevestigings- voorzie-
ning gescheiden.
REGELS VOOR VEILIG GEBRUIK
WAARSCHUWING GEVAAR
Alle modellen trimmers en bosmaaiers kunnen kleine
stenen, stukjes metaal of andere kleine voorwerpen
alsmede maaigoed in het rond slingeren. Lees daarom
de volgende voorschriften voor een veilig gebruik van
het apparaat, zorgvuldig door. Hou rekening met de
aanwijzingen die in uw gebruikershandboek staan.
Lees het gebruikershandboek zorgvuldig door. Maakt
u zichzelf vertrouwd met de besturingselementen en
met het op correcte wijze gebruiken van het apparaat.
Leer hoe u het apparaat kunt afremmen en de motor
kunt uitschakelen. Lees verder hoe u het omgehangen
apparaat snel kunt afhaken. Geef niemand toestem-
ming om het apparaat te gebruiken, zonder dat hij of
zij tevoren goed op de hoogte is gebracht van de wer-
king van het apparaat. Zorg ervoor dat de bediener de
juiste veiligheidsuitrusting draagt voor voeten, benen,
gezicht en gehoor. Ga er niet vanuit dat de bescherm-
kap alleen uw ogen tegen rondvliegende objecten be-
schermt. Houd toeschouwers, kinderen en huisdieren
uit de buurt van uw werkterrein. Geef kinderen nooit
de gelegenheid om met het apparaat te werken of te
spelen. Sta andere personen niet toe om de GEVA-
RENZONE te betreden. De gevarenzone is een zone
met een actieradius van 15 meter (ongeveer 16 stap-
pen) rondom de bediener van het apparaat.
Sta erop dat personen in de RISICOZONE buiten de
GEVARENZONE een veiligheidsbril dragen om zich
tegen rondvliegende voorwerpen te beschermen.
Wanneer het apparaat op plaatsen moet worden ge-
bruikt alwaar zich onbeschermde personen ophouden,
NL-6
werkt u dan met een laag toerental, om het risico van
rondvliegende voorwerpen te verminderen.
Het apparaat mag alleen worden gebruikt als de
STOP-schakelaar goed werkt.
Controleer bij wijze van routine regelmatig of het maai-
werktuig stopt met draaien, zodra de motor stationair
loopt.
WAARSCHUWING
GEVAAR
Buiten de veiligheidsuitrusting voor hoofd, ogen,
gezicht en gehoor, dient u ook slipvaste veiligheids-
schoenen te dragen, die uw steun op een glibberige
ondergrond verbeteren. Draag geen stropdassen,
sieraden of wijdvallende kleding, die in het apparaat
vast zouden kunnen komen te zitten. Draag geen open
schoenen en werk nooit blootsvoets of met blote be-
nen. In bepaalde situaties moet u totale gezichts- en
hoofdbescherming dragen. Wees alert op terugslag en
stoten van het apparaat.
15 METER
50 FEET
GEVARENZONE
IN DER GEFAHRENZONE, D.H. IM UMKREIS VON
IN DE GEVARENZONE, D.W.Z. IN EEN CIRKEL
VAN 15 METER RONDOM DE BEDIENER, MAG
ZICH –MET UITZONDERING VAN DE BEDIENER
VAN HET APPARAAT- NIEMAND OPHOUDEN. DE
BEDIENER MOET EEN VEILIGHEIDSUITRUSTING
VOOR OGEN, GEHOOR, GEZICHT, VOETEN EN
BENEN DRAGEN. PERSONEN DIE ZICH BINNEN
DE GEVARENZONE OF BINNEN DE RISICOZONE
BUITEN DE GEVARENZONE BEVINDEN, DIENEN
TER BESCHERMING TEGEN RONDVLIEGENDE
VOORWERPEN, EEN VEILIGHEIDSBRIL TE DRA-
GEN. HET RISICO WORDT KLEINER NAARMATE
MEN ZICH VERDER UIT DE BUURT VAN DE GEVA-
RENZONE BEVINDT.
MAAIEN MET DE DRAADSNIJKOP
WAARSCHUWING GEVAAR
DRAADMES LINKS
Wordt de draadsnijkop gebruikt, dan moet het zwarte
verlengstuk aan de beschermkap worden gezet. Het
snijdraad kan anders in het rond slaan, wanneer het te
lang is. Gebruik altijd de beschermkap met draadmes
wanneer u met de draadsnijkop werkt.
DRAAIING TEGEN
DE WIJZERS VAN DE
KLOK IN
VOORWERPEN
AAN DEZE KANT
MAAIEN
Voor bijna al het maaiwerk is het praktisch om de
maaikop wat schuin te houden, zodanig dat het contact
tussen maaigoed en snijdraad daar plaatsvindt, waar
de draad zich van de bediener en de beschermkap af
weg beweegt (zie afbeelding). Zo worden meegegre-
pen voorwerpen en maaigoed VAN DE BEDIENER
weg geslingerd.
Draait de draad IN DE RICHTING VAN DE WIJZERS
VAN DE KLOK, dan moet het DRAADMES aan de
rechterkant van de beschermkap worden aangebracht.
WAARSCHUWING
GEVAAR
Wanneer u de maaikop de verkeerde kant op laat nei-
gen, dan worden meegegrepen voorwerpen en maai-
goed IN UW RICHTING geslingerd. Wanneer u de
maaikop vlak boven de grond houdt, zodat de draad
boven zijn totale straalcirkel uit maait, worden meege-
grepen voorwerpen en maaigoed IN UW RICHTING
geslingerd, de belasting maakt de motor trager en het
draad wordt snel opgebruikt.
Gebruik alleen het kwalitatief hoogwaardige Monofil-
nylondraad met een diameter van 2,5 mm. Gebruik
nooit draad met draadversteviging in plaats van nylon
snijdraad. Zet in de draadsnijkop uitsluitend nylon snij-
draad met de juiste diameter.
Extra voorzichtigheid is geboden wanneer u boven
blinkende oppervlaktes en grind werkt, omdat het
draad kleine stenen met hoge snelheid in het rond
kan slingeren. De beschermkap aan het apparaat kan
geen voorwerpen tegenhouden die van harde opper-
vlaktes terugkaatsen.
TRIMMEN
VOORWERPEN
HOEK NAAR
DE MUUR
MESKANT
VERHOOGD
Goed trimmen betekent dat u de trimmer voorzich-
NL-7
WAARSCHUWING GEVAAR
Maai niet op plaatsen waarop zich afrasteringsdraad
bevindt. Draag altijd uw veiligheidsuitrusting. Maai
nooit op plaatsen waar niet goed te zien is, wat het
apparaat precies maait.
Verwisselen van de draadspoel
De draadkop bestaat uit de volgende onderdelen:
2
3 4 5
1
1. Spoelhuis 2. Veer
3. Draadspoel 4. Klikknop
5. Deksel
Druk (afbeelding, stap 1) op de blokkeersluiting aan
de zijkant van het spoelhuis. Draai (afbeelding, stap
2) vervolgens het deksel van de spoel ca. 1,5 cm in
de richting van de wijzers van de klok. Deksel 5 wordt
daardoor ontgrendeld en kan worden verwijderd.
Verwijder eerst de klikknop 4 en verwijder daarna de
lege draadspoel 3 uit het spoelhuis. Steek de beide
draden van de nieuwe spoel door de oogjes in het
spoelhuis, zoals in de afbeelding wordt getoond. De
draadeinden blijven daarbij in de beide transportklem-
men in de spoel vastgeklemd.
1
2
Zet de draadspoel in het spoelhuis. Spoel zo draaien
dat de vastgeklemde draadeinden direct voor de
draadoogjes in het spoelhuis liggen. Let erop dat de
veer 2 op de juiste wijze onder de spoel zit. Zet de
klikknop weer op de spoel. Daarna het deksel in de 4
geleidingen zetten en met een draai van 1,5 cm tegen
de richting van de wijzers van de klok in, vergrendelen.
Trek nu gelijktijdig stevig aan de beide draadeinden.
Deze worden daardoor uit de transportklemmen van
de spoel losgemaakt. De maaikop is weer klaar voor
gebruik.
U kunt ook zelf de draad opwikkelen. Gebruik daar-
voor alleen de voorgeschreven draad met een 2,5 mm
doorsnede.
tig door het materiaal, dat u wilt gaan maaien, heen
voert. Hou de maaikop zo schuin, dat meegegrepen
voorwerpen en snijgoed van u weg worden geslingerd.
Wanneer u vlak tegen een obstakel zoals een schut-
ting, een muur of een boom gaat maaien, benader dit
obstakel dan in een zodanige hoek, dat voorwerpen
die vanaf het obstakel terugstuiten, niet in uw richting
vliegen. Beweeg de maaikop langzaam, tot het gras
tot het obstakel aan toe is gesneden; druk de snijdraad
echter niet tegen het obstakel aan. Wanneer u tot aan
een afrastering van ijzergaas of andersoortig gaas
gaat maaien, let er dan goed op dat u alleen tot aan het
draad maait. Leidt u het apparaat te ver, dan kan het
snijdraad zich om het gaas heen wikkelen. Met de trim-
mer kunt u ook afzonderlijke, dikkere stengels snijden.
Plaats hiertoe de snijdraad vlak boven de basis van de
stengel, nooit verder omhoog, omdat de stengel kan
terugslingeren en de draad daarin verstikt kan raken.
In plaats van zulke stengels in één slag af te snijden,
gebruikt u alleen het uiteinde van het draad, en snijdt u
langzaam door de stengel.
WAARSCHUWING
GEVAAR
Gebruik geen metalen mes voor de randen of voor het
kortwieken.
KORTWIEKEN EN RANDEN KNIPPEN
Beide handelingen geschieden met de maaikop ge-
kanteld in een scherpe hellingshoek ten opzichte
van de bodem. Kortwieken is het verwijderen van de
gehele begroeiing. Wat resteert is kale grond. Bij het
knippen van de randen wordt het gras daar geknipt,
waar het over een trottoir of over een straat heen is
gegroeid. Houd zowel bij het knippen van de randen
als bij het kortwieken het apparaat in een scherpe hel-
lingshoek en tegelijkertijd zo dat snijgoed en vuil en
stenen niet in uw richting worden geslingerd. Ook niet
wanneer ze vanaf een hard oppervlakte terugstuiten.
De beide werkwijzen staan weliswaar op de afbeeldin-
gen afgebeeld, maar toch moet iedereen die met het
apparaat werkt, zelf de hellingshoek bepalen die het
beste bij zijn lichaamslengte en zijn werksituatie past.
NL-8
Gebruik 2 aparte draden van ca. 2,1 m lengte. De
draadspoel heeft voor het inbrengen van de draadein-
den 2 oogjes. Steek het eind van elke draad in een
oogje. Draad in de pijlrichting in het oogje schuiven,
zoals op de onderzijde van de spoel staat aangege-
ven. Schuif elke draad ca. 2 cm door de oogjes. Dan
de beide draden samen in de hand pakken en in de
aangegeven pijlrichting opwikkelen.
Tenslotte van beide draden
een draadeinde in de trans-
portklemmen van de spoel
vastklemmen, zoals op de
afbeelding staat weerge-
geven. De spoel is nu weer
klaar om in het spoelhuis
gezet te worden. Ga met
het inzetten van de spoel te
werk, zoals dat boven ver-
der staat beschreven.
MAAIEN MET EEN MES
Er zijn veel verschillende soorten messen. De meest
gebruikte soorten zijn echter de volgende:
BOSMAAIER-BLAD – wordt gebruikt voor het maaien
van onderhout en onkruid met een stengeldiameter
tot ca. 15 mm. Met deze bosmaaier kan alleen een
3-tands-mes van dit type (255 mm) worden gebruikt.
WAARSCHUWING
GEVAAR
Gebruik altijd de schoudergordel. Stel de gordel en
de ophangvoorziening aan het apparaat altijd zo in,
dat het apparaat een paar centimeter boven de grond
hangt. Maaikop en beschermkap moeten in alle rich-
tingen horizontaal zijn gepositioneerd. Draag het ap-
paraat aan de gordel aan uw rechterkant.
WAARSCHUWING
GEVAAR
Maai niet met stompe, gescheurde of beschadigde
metalen messen.
WAARSCHUWING
GEVAAR
RAAK DEZE VOORWERPEN NIET MET HET MES
AAN!
Onderzoek het terrein waar u aan het werk gaat op
obstakels zoals paaltjes of gaas, voordat u met het
maaien van de begroeiing begint. Kan een obstakel
niet worden verwijderd, markeer dan de plaats waar
het staat, zodat u het met het mes kunt ontwijken. Ste-
nen en metaal maken het mes stomp of beschadigen
het. Gaas kan in de maaikop verstrikt raken en er om-
heen slaan of door de lucht worden geslingerd.
MET DE ZEIS WERKEN
Met de zeis werken betekent knippen of maaien in een
gelijkmatige boog. Zo kunnen oppervlakken die dicht
met gras of onkruid begroeid zijn, snel worden schoon-
gemaaid. Deze maaitechniek dient niet te worden toe-
gepast voor het maaien van grote, stevige of houtige
gewassen.
AANWIJZING
Gebruik het mes van de bosmaaier niet voor het snoei-
en van bomen.
Men kan in beide richtingen of alleen in één richting
met zeisbewegingen werken – bij voorkeur in de rich-
ting, waarin het maaigoed van de bediener van het ap-
paraat weg wordt geslingerd.
Voor dat laatste moet de kant van het mes worden
gebruikt, die van de bediener weg draait. Houd het
mes aan de betreffende kant licht schuin naar bene-
den. Wanneer u in beide richtingen met de zeis werkt,
dan wordt er een beetje van het snijgoed in uw richting
geslingerd.
Mocht u bij het maaien een terugslag krijgen, dan kan
dat betekenen dat het mes stomp is of dat het materi-
aal te hard of te sterk is.
BRANDSTOFMENGSEL
WAARSCHUWING
Vul de brandstoftank nooit tot aan de rand. Doe de
brandstof nooit op een afgesloten, ongeventileerde
NL-9
NL-10
plaats in de tank. Doe nooit brandstof in de tank in de
buurt van open vuur of vonken. Wis gemorste brand-
stof beslist weg, voordat u de motor start. Probeer
nooit bij te tanken, als de motor warm is.
Gebruik voor een optimaal resultaat loodvrije brandstof
vermengd met speciale 30:1 2-takt-motorolie. Houdt u
zich aan het mengvoorschrift. Gebruik loodvrije merk-
benzine met een octaangehalte van minimaal 89. Dat
helpt eventuele schade aan de brandstofleidingen en
aan andere motoronderdelen te voorkomen.
MENGVERHOUDING 30:1
BRANDSTOF
De motor gebruikt een 2-takt-mengsel, een meng-
sel van benzine en 2-takt-olie in de verhouding 30:1
(30 delen benzine en 1 deel olie). Gebruik alleen een
hoogwaardige 2-takt-mengolie voor luchtgekoelde mo-
toren.
BENZINE
Gebruik loodvrije merkbenzine met een octaangehalte
van minimaal 89.
Brandstofmengsels met een andere mengverhouding
dan 30:1, kunnen schade aan de motor veroorzaken.
Let goed op de juiste mengverhouding.
BRANDSTOF OPSLAAN
Sla brandstof alleen op in schone, veilige, voor dat
doel goedgekeurde tanks. Stelt u zichzelf met betrek-
king tot de wijze van opslaan en de opslagplaats van
brandstoftanks, op de hoogte van lokaal geldende
voorschriften en volg deze voorschriften op.
BELANGRIJK
Een 2-takt-mengsel kan zich weer scheiden. Schud
telkens voor gebruik grondig de brandstoftank. Opge-
slagen brandstof veroudert. Maak nooit meer van het
mengsel dan dat u voor een periode van een maand
denkt nodig te hebben.
BRANDSTOFMENGSEL
Controleer de brandstoftank. Zorg ervoor dat die
schoon is en vul hem met verse brandstof. Gebruik
een mengsel met een mengverhouding van 30:1.
VOORBEREIDINGEN VOOR HET GEBRUIK
MENG BENZINE EN OLIE NOOIT RECHTSTREEKS
IN DE BRANDSTOFTANK.
BELANGRIJK: Het niet-opvolgen van de aanwijzingen
voor het op de juiste wijze samenstellen van het brand-
stofmengsel, kan tot schade aan de motor leiden.
1. Meng bij het maken van het brandstofmengsel alleen
de hoeveelheid die u voor het werk dat u wilt gaan
verrichten, nodig hebt. Gebruik geen brandstof, die
langer dan twee maanden is opgeslagen geweest.
Een brandstofmengsel dat langer dan twee maan-
den opgeslagen is geweest, leidt tot problemen bij
het starten en tot een zwak motorvermogen. Een
brandstofmengsel dat de bovengenoemde bewaar-
termijn heeft overschreden, moet als chemisch afval
verwijderd worden en door een vers mengsel wor-
den vervangen.
WAARSCHUWING
GEVAAR
2. Vul de tank nooit tot aan de rand (onder 3/4 van de
tankinhoud).
3. Vul de tank nooit met brandstof in een afgesloten,
ongeventileerde ruimte.
4. Vul nooit brandstof bij in de buurt van open vuur of
vonken.
5. Wis gemorste brandstof beslist weg, voordat u de
motor start.
6. Probeer nooit te tanken als de motor warm is.
CHECKLIST (voor het starten controleren)
1. Controleer of schroeven, bouten, moeren en beves-
tigingsonderdelen goed vast zitten.
2. Controleer of het luchtfilter schoon is. Verwijder vuil
etc. van het luchtfilter, voordat u de motor start.
3. Controleer of de beschermkap goed zit.
4. Controleer de dichtheid van de brandstoftank.
5. Controleer of er geen scheuren of breuken in het
mes zitten.
WAARSCHUWING
GEVAAR
De uitlaatgassen van dit apparaat bevatten chemische
stoffen die kanker, geboorteafwijkingen en andere re-
productieve schade kunnen veroorzaken.
GEBRUIK
MOTOR STARTEN EN UITSCHAKELEN
VEILIGHEIDS-
SCHAKELAAR
STOP-SCHAKELAAR
GASHANDEL
BLOKKEERKNOP
STARTEN BIJ KOUDE MOTOR
1. Zet de stop-schakelaar in stand „START“. Druk de
gashandel in en op halfgas blokkeren door de gas-
handelblokkade te bedienen. Gashandel loslaten.
2. Druk de pompknop aan de brandstofpomp 7-10
keer in, totdat er brandstof in de brandstofpomp
komt
CHOKE
BRANDSTOFPOMP
3. Koude start: Schuif de startkleppen (Choke) naar
positie “A”
.
4. Houd het apparaat stevig bij de greep vast. Trek
aan de trekstarter, totdat de motor aanslaat.
NL-11
5. Schuif de startkleppen naar positie “B”
(overma-
tig draaien bij uitgetrokken choke leidt tot het „ver-
zuipen“ van de motor, wat een latere start moeilij-
ker maakt).
6. Trek aan de trekstarter, totdat de motor start. Als
de brandstoftank niet leeg was, trekt u een tot twee
keer aan de starter – de motor moet nu aanslaan.
Zodra de motor aangeslagen is, kort gas geven om
de gashandel uit de halfgas stand te halen en de
motor stationair laten draaien.
7. Laat de motor zo’n 10 seconden vrij warmlopen.
A
B
STARTEN BIJ WARME MOTOR
CHOKE NIET GEBRUIKEN!
Als de brandstoftank leeg was, herhaalt u na het bij-
tanken de stappen 1, 5 t/m 7 onder STARTEN BIJ
KOUDE MOTOR.
MOTOR UITSCHAKELEN
Stop-schakelaar in de stand „STOP“ zetten.
ONDERHOUD
LUCHTFILTER
Wanneer zich stof in het luchtfilter verzamelt, neemt
het motorvermogen af, het brandstofverbruik neemt
toe en komen er wrijvingsdeeltjes in de motor. Ver-
wijder en reinig zonodig steeds het luchtfilter om het
schoon te houden.
Lichte stofvorming aan de oppervlakte kan eenvou-
dig door het even tegen de grond tikken van het
luchtfilter worden verwijderd. Zwaardere stofaan-
slag moet met een geschikt oplosmiddel worden
uitgewassen.
Verwijder het filterdeksel door het losdraaien van de
schroef van het luchtfilterdeksel.
FILTERDEKSEL-SCHROEF
BRANDSTOFFILTER
AANWIJZING VOOR HET AFSTELLEN VAN DE
CARBURATEUR
Stel de carburateur alleen af indien nodig. Mochten
zich problemen met de carburateur voordoen, wendt
u zich dan tot uw leverancier. Een verkeerde afstelling
kan motorschade veroorzaken en kan leiden tot het
kwijtraken van het recht op garantie.
BRANDSTOFFILTER
De brandstoftank is voorzien van een filter.
Het filter zit aan het vrije eind van de brandstoflei-
ding en kan met een draad met haak of met een der-
gelijk hulpmiddel, door de tankopening eruit worden
gehaald.
Controleer het brandstoffilter regelmatig. Zorg er-
voor dat er geen stof in de brandstoftank komt. Een
verstopt filter leidt tot problemen bij het starten van
de motor of tot onregelmatigheden in het motorver-
mogen.
Is het filter vervuild, vervang het dan.
Is de tank vanbinnen vervuild, dan kunt u die door
omspoelen met benzine schoonmaken.
BOUGIE CONRTROLEREN
O.6-0.7mm(0.023“-O.028tIin.)
Probeer niet de bougie eruit te draaien wanneer de
motor nog warm is, omdat anders de schroefdraden
beschadigd kunnen worden.
Bougie reinigen of vervangen, wanneer die door
oliehoudende aanslag sterk vervuild is.
Bougie vervangen, wanneer het einde van de mid-
denelektrode versleten is (rond).
Elektrodenafstand: 0,6-0,7 mm
Aanzetkoppel: 145-155 kg/cm
ONDERHOUD VAN DE TANDWIELKAST
SLUITSCHROEF
1. Controleer het smeermiddel van de tandwielkast na
elke 25 gebruiksuren van het apparaat.
2. Om de smering van de tandwielkast te controleren,
draait u de sluitschroef eruit. Wanneer er in de
smeeropening geen vet meer te zien is, vult u met
een smeerpistool of met een in de handel gebrui-
kelijke vettube, zoveel vet bij, tot het uit de opening
loopt. Draai de sluitschroef daarna weer goed aan.
Gebruik voor de smering een speciaal daarvoor in
de handel verkrijgbaar tandwielvet.
PROBLEEMBEHANDELING
TRANSPORT, GEBRUIK
Bij transport en elke andere manier van omgaan
met het apparaat, moet de mesbeschermer zijn
aangebracht.
MESBESCHERMER AANBRENGEN
MES
MESBESCHERMER
Mesbeschermer uiteentrekken en op het mes zetten.
Daarna de mesbeschermer weer in elkaar zetten (stif-
ten in de daarvoor bestemde gaten steken).
De motor moet worden afgezet, wanneer het ap-
paraat van de ene naar de andere werkplek wordt
gebracht.
Nadat de motor is afgezet, is de uitlaatdemper nog
steeds heet. Raak nooit verhitte onderdelen aan,
zoals de uitlaatdemper.
Controleer of er geen brandstof uit de tank is gelo-
pen.
LANGERE OPSLAG
Controleer, reinig en repareer het apparaat, indien
nodig.
Leeg de tank.
Start de motor zo wordt de in de brandstofleiding
en in de carburateur aanwezige brandstof ver-
bruikt.
Schroef de bougie eruit en doe een theelepel scho-
ne motorolie door de bougieboring in de cilinder; zet
de bougie er weer in.
Bewaar het apparaat op een schone, droge en stof-
vrije plaats.
DEFECTEN zoals problemen bij het starten van de
motor, onregelmatigheden tijdens het gebruik en ver-
lies van vermogen, kunnen in de regel voorkomen
worden, als de gebruiksaanwijzing in acht wordt ge-
nomen en alle onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd. Mocht de motor niet goed functioneren,
controleer dan of:
het brandstofsysteem goed funtioneert en de motor
brandstof krijgt.
of de ontsteking goed functioneert en de bougie
goed vonkt..
de compressie van de motor in orde is.
MOTOR START NIET
Voer de in de tank aanwezige brandstof af.
Vul de tank met verse, schone brandstof.
Controleer of het brandstoffilter goed schoon is (fil-
ter eventueel vervangen).
Zorg ervoor dat de elementen van het luchtfilter
schoon zijn.
Zet er een nieuwe bougie met de juiste elektroden-
afstand in.
Mocht u ernstige problemen met het apparaat heb-
ben, probeer dan niet om het zelf te repareren maar
bied uw apparaat ter reparatie aan bij de vakman.
NL-12
AFVALVERWERKING EN MILIEUBEHEER
Restanten van kettingolie resp. van een 2-taktmengsel
nooit in de afvoer resp. in de riolering of in de grond
laten weglopen, maar volgens de milieuvoorschriften
bij het afval aanbieden, bijvoorbeeld bij een afvalver-
werkingsstation.
Wanneer uw apparaat op zeker moment niet meer
te gebruiken is of wanneer u het niet meer nodig
heeft, gooi het apparaat dan nooit weg bij het
gewone huis-, tuin- en keukenafval, maar verwijder
het overeenkomstig de milieuvoorschriften. Leeg de
olietank en de benzinetank goed en bied het restant
aan bij een afvalverzameldepot. Bied het apparaat
eveneens bij een recyclingbedrijf aan. Kunststof
onderdelen en metalen onderdelen kunnen hier
worden gescheiden en voor hergebruik geschikt
worden gemaakt. Informatie hierover kunt u ook krijgen
bij uw gemeente.
PROBLEEMBEHANDELING – OVERZICHTSTABEL
Klacht Mogelijke oorzaak Oplossing
1 . MOTOR START NIET
Brandstofsysteem niet in orde - Geen brandstof in de tank - Tank vullen
- Brandstoffilter verstopt - Brandstoffilter reinigen
Brandstof niet in orde - Brandstof vervuild - Brandstof vervangen
- Water in brandstof - Brandstof vervangen
- Teveel brandstof in de cilinder - Bougie eruit halen en reinigen/ drogen
- Verkeerd mengsel - Mengsel vervangen
Bougie - Bougie door olieaanslag - Bougie reinigen
vervuild
- Isolatie beschadigd - Bougie vervangen
- Elektrodenafstand niet juist - Elektrodenafstand afstellen (0,6-0,7 mm)
Hoogspanningsdraad niet in orde - Hoogspanningsdraad gebroken of los - Vervangen of vastmaken
- Spoel los - Vastmaken
Compressie is te laag - Zuigerring versleten - Vervangen
- Zuigerring gebroken - Vervangen
- Aanslag aan de zuigerring - Verwijderen
- Bougie zit los - Vastmaken
- Stootplek tussen cilinder en - Verwijderen
motorcarter lek
Compressie niet in orde - Contact tussen hoogspannings- - Bougiestekker stevig vastzetten
draad en bougie niet in orde
- Stop-schakelaar defect of - Repareren of vervangen
kortsluiting aan de schakelaar
2. VERLIES VAN PRESTATIEVERMOGEN
Weigering bij versnelling - Brandstoffilter verstopt, - Brandstoffilter en brandstofleiding reinigen;
gebrek aan brandstof Carburateur afstellen
Doorzichtige verbrandingsgassen, - Uitlaatdemper met olieaanslag - Olieaanslag verwijderen
carburateur sproeit naar achteren vervuild
Compressie te laag - Zuiger, zuigerring, cilinder versleten - Zuiger, zuigerring vervangen
Motor lekkend - Stootplek tussen cilinder en - Repareren
carter lekkend
Lekkend aan de uiteinden - Pakking defect - Pakking vervangen
van de krukas
- Motor oververhit - Apparaat niet te lang, bij een te hoog toerental
en onder te hoge belasting gebruiken
- Verbrandingskamer door olieaanslag - Verbrandingskamer reinigen
vervuild
3. MOTOR DRAAIT NIET MOOI ROND
Klopgeluiden in de motor - Zuiger, zuigerring, cilinder versleten - Zuiger, zuigerring vervangen
- Zuigerpen, zuiger versleten - Zuigerpen, zuiger vervangen
- Krukaslager versleten - Lager vervangen
Metaalachtige klopgeluiden - Motor oververhit - Apparaat niet te lang, niet bij een hoog toerental
en niet onder te hoge belasting gebruiken
- Verbrandingskamer door olieaanslag - Verbrandingskamer reinigen
vervuild
- Ongeschikte benzine - Benzine met een juist octaangehalte gebruiken
Motor weigert - Water in de brandstof - Brandstof vervangen
- Verkeerde elektrodenafstand - Elektrodenafstand afstellen (0,6-0,7 mm)
- Verkeerde contactafstand - Contactafstand afstellen (0,3-0,4 mm)
4. MOTOR STOPT PLOTSELING
- Tank is leeg - Brandstof tanken
- Bougie met olieaanslag - Bougie schoonmaken
vervuild / kortsluiting
- Bougiestekker heeft losgelaten
- insteken
NL-13
Declaração de conformidade de CE
Conforme a directiva relacionada a máquinas 2006/42/CE
Nós, ikra GmbH, Schlesier Straße 36, D-64839 Münster / Altheim, declaramos, sob nossa exclusiva responsabilidade,
que o produto apara-relvas a gasolina BT 2640, BT 3340, a que se refere esta declaração, está em conformidade com
os requisitos de segurança e de saúde das directivas da CE 2006/42/CE (directiva relacionada a máquinas), 2004/108/CE
(directiva relacionada à compatibilidade electromagnética), 97/68/EC as amended by 2002/88/CE (norma de gases de es-
cape categoria 2) e 2000/14/CE (directiva relacionada a ruidos). Para a conversão apropriada dos requisitos de segurança
e saúde citados nas directivas da CE foram utilizadas as seguintes normas e/ou especicação(ões) técnica(s): DIN ISO
11806:1997; 98/37/EC Annex I; EN 55012:2002; EN 61000-6-1:2001; EN 61000-4-2:1995; EN 61000-4-3:2002.
BT 2640 BT 3340
Nível de potência acústica mensurado dB (A) 109,3 108,3
Nível de potência acústica garantido dB (A) 112,0 112,0
Processo de avaliação de conformidade segundo o apêndice V / directiva 2000/14/CE
The year of manufacture is printed on the nameplate and can be additionally retrieved via the consecutive serial number.
EG-Conformiteitsverklaring
overeenkomstig de EG-Machinerichtlijn 2006/42/EG
Wij, ikra GmbH, Schlesier Straße 36, D-64839 Münster / Altheim, verklaren, onder geheel eigen verantwoordelijkheid, dat
het product Benzinetrimmer BT 2640, BT 3340, waarop deze verklaring betrekking heeft, voldoet aan de van toepassing
zijnde veiligheids- en gezondheidseisen van de EG-richtlijnen 2006/42/EG (EG-machinerichtlijn), 2004/108/EG (EMV-richt-
lijn), 97/68/EC as amended by 2002/88/EG (richtlijn inzake verontreinigende gassen en deeltjes, niveau 2) en 2000/14/EG
(geluidsrichtlijn). Voor een vakkundige toepassing van de in de EG-richtlijnen genoemde veiligheids- en gezondheidseisen
werd van de volgende normen en/of technische specicaties gebruik gemaakt: DIN ISO 11806:1997; 98/37/EC Annex I; EN
55012:2002; EN 61000-6-1:2001; EN 61000-4-2:1995; EN 61000-4-3:2002.
BT 2640 BT 3340
gemeten geluidsniveau [dB(A)] 109,3 108,3
gegarandeerd geluidsniveau [dB(A)] 112,0 112,0
Conformiteitbeoordelingsprocedure volgens bijlage V / richtlijn 2000/14/EG
Het bouwjaar is op het type schildje gedrukt maar ook te herkennen aan de hand van het serienummer.
NL
Declaración de conformidad CE
de acuerdo con la Directriz de la CE relativa a Maquinaria 2006/42/CE
Nosotros, ikra GmbH, Schlesier Straße 36, D-64839 Münster / Altheim, declaramos bajo responsabilidad exclusiva que
los productos cortadores de gasolina BT 2640, BT 3340, a los que hace referencia la presente declaración, cumplen las
normas de seguridad y sanidad de general aplicación, que están contenidas en las Directrices de la CE 2006/42/CE (Direc-
triz de la CE relativa a maquinaria) 2004/108/CE (Directriz relativa al Reglamento Europeo sobre maquinaria), 97/68/EC as
amended by 2002/88/CE (Directriz de emanación de gases nivel 2) y 2000/14/CE (Directriz relativa a la emisión de ruidos).
Para la adaptación correcta de las normas de seguridad y sanidad, que están contenidas en las Directrices de la CE, se han
aplicado las siguientes normas y/o especicaciones técnicas: DIN ISO 11806:1997; 98/37/EC Annex I; EN 55012:2002; EN
61000-6-1:2001; EN 61000-4-2:1995; EN 61000-4-3:2002.
BT 2640 BT 3340
Nivel de ruido medido dB (A) 109,3 108,3
Nivel de ruido garantizado dB (A) 112,0 112,0
Proceso de concesión de la Declaración de Conformidad según Anexo V / Directriz 2000/14/CE
El año de construcción está impreso en el rótulo de características, y puede determinarse además por medio del número de serie consecutivo.
ES
PT
Münster, 22.01.2010
Gerhard Knorr, Technisch management Ikra GmbH
Gevolmachtigde CE-conformiteit Mogatec GmbH
Technische documentatie gedeponeerd bij: Gerhard Knorr, Kärcherstraße 57, DE-64839 Münster
Serial-No. 30386xxxxxxxx - 30386xxxxxxxx
Münster, 22.01.2010
Gerhard Knorr, Direcção técnica Ikra GmbH
Autorizado da conformidade da CE Mogatec GmbH
Documentação técnica : Gerhard Knorr, Kärcherstraße 57, DE-64839 Münster
Serial-No. 30386xxxxxxxx - 30386xxxxxxxx
Münster, 22.01.2010
Gerhard Knorr, Dirección técnica: Ikra GmbH
Apoderado para el certicado de conformidad CE: Mogatec GmbH
Guarda la documentación técnica: Gerhard Knorr, Kärcherstraße 57, DE-64839 Münster
Serial-No. 30386xxxxxxxx - 30386xxxxxxxx
Warranty
For this petrol tool, the company provides the end user - independently from the retailer‘s obligations
resulting from the purchasing contract - with the following warranties:
The warranty period is 24 months beginning from the hand-over of the device which has to be proved by
the original purchasing document. For commercial use and use for rent, the warranty period is reduced to
12 months. Wearing parts and defects caused by the use of not fitting accessories, repair with parts that are
no original parts of the manufacturer, use of force, strokes and breaking as well as mischievous overload-
ing of the motor are excluded from this warranty. Warranty replacement does only include defective parts,
not complete devices. Warranty repair shall exclusively be carried out by authorized service partners or by
the company‘s customer service. In the case of any intervention of not authorized personnel, the warranty
will be held void.
All postage or delivery costs as well as any other subsequent expenses will be borne by the customer.
GB
Garantiebedingungen
Für dieses Benzinwerkzeug leisten wir unabhängig von den Verpflichtungen des Händlers aus dem Kauf-
vertrag gegenüber dem Endabnehmer wie folgt Garantie:
Die Garantiezeit beträgt 24 Monate und beginnt mit der Übergabe die durch Originalkaufbeleg nachzuwei-
sen ist. Bei kommerziellem Einsatz sowie Verleih reduziert sich die Garantiezeit auf 12 Monate. Ausgenom-
men von der Garantie sind Verschleißteile und Schäden die durch Verwendung falscher Zubehörteile, Re-
paraturen mit Nichtoriginalteilen, Gewaltanwendungen, Schlag und Bruch sowie mutwillige Motorüberlas-
tung entstanden sind. Garantieaustausch erstreckt sich nur auf defekte Teile, nicht auf komplette Geräte.
Garantiereparaturen dürfen nur von autorisierten Werkstätten oder vom Werkskundendienst durchgeführt
werden. Bei Fremdeingriff erlischt die Garantie.
Porto, Versand- und Nachfolgekosten gehen zu Lasten des Käufers.
DE
Conditions de garantie
Indépendamment des obligations ressortant du contrat de vente conclu par le fournisseur avec le consom-
mateur final, nous accordons pour cet appareil l’essence la garantie suivante :
La période de garantie est de 24 mois et entre en vigueur à la remise de l‘outil qui sera justifiée par présen-
tation du bon d‘achat original. En cas d‘utilisation commerciale ou de location, la période de garantie se
limite à 12 mois. Les pièces d‘usure et les dommages dus à l‘utilisation de pièces non conformes, à des
réparations effectuées avec des pièces non originales, à l‘exercice de la force, à des coups, une destruc-
tion ou une surcharge intentionnelle du moteur sont exclus de la garantie. Les échanges sous garantie ne
concernent que les pièces défectueuses et non les appareils complets. Les réparations sous garantie ne
peuvent être effectuées que par des ateliers autorisés ou par le service après-vente de l‘usine. La garantie
s‘éteint en cas d‘intervention étrangère au fournisseur agréé.
Les frais de port, d‘expédition et autres frais annexes sont à la charge du client.
FR
Garantievoorwaarden
Voor dit benzine apparaat geven wij onafhankelijk van de verplichtingen die de handelaar volgens de koo-
povereenkomst ten opzichte van de eindafnemer heeft, als volgt garantie:
De garantieperiode bedraagt 24 maanden en begint bij de overdracht, welke door een originele koopbon
bewezen moet kunnen worden. Bij commerciële toepassing alsook bij verhuur is de garantie beperkt tot 12
maanden. Uitgezonderd van de garantie zijn de slijtbare onderdelen en de schades die ontstaan zijn door
het gebruik van verkeerde accessoires, door reparaties met onderdelen die niet origineel bij dit apparaat
horen, door gebruik van geweld, door slag en breuk, alsook door opzettelijke overbelasting van de motor.
Inruil op basis van de garantie heeft enkel betrekking op de defecte onderdelen, niet op complete ap-
paraten. Reparaties die met de garantie samenhangen, mogen alleen worden verricht door goedgekeurde
werkplaatsen of door de klantenservice van de fabriek. Bij reparaties door anderen vervalt de garantie.
Portokosten, verzendkosten en bijkomende kosten komen ten laste van de koper.
NL
/