Documenttranscriptie
FR – Désignation des pièces
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Lame
Sous-groupe arbre d‘entraînement
Levier d‘accélération
Interrupteur d‘allumage
Bouton d‘arrêt
Commutateur de sécurité
Poignée en deux parties
Sangle-baudrier
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16
Couvercle du filtre à air
Bouchon du réservoir
Réservoir de carburant
Pompe à essence
Volet du starter (choke)
Carter de protection
Fil de coupe
Tête de coupe à fil
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16
Luchtfilterdeksel
Tankdop
Brandstoftank
Benzinepomp
Startklep (CHOKE)
Beschermkap
Draadmes
Draadsnijkop
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
Pokrywa filtra powietrza
Korek wlewu paliwa
Zbiornik paliwa
Pompa benzyny
Przepustnica rozruchowa (ssanie)
Osłona ochronna
Nóż do żyłkl
Głowica żyłkowa
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
Levegőszűrő-fedél
Tanksapka
Üzemanyagtartály
Benzinszivattyú
Indító csappantyú (szivató „CHOKE”)
Védőburkolat
Damil-vágókés
Damilos vágófej
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
Luftfilterhus
Brændstoftankdæksel
Brændstoftank
Brændstofpumpe
Startspjæld / choker
Afskærmning
Knivblad til tråd
Snørehoved
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
Κáðáêé öéëôñïõ áåñïò
Κáðáêé íôåðïæéôïõ
Ντεπόζιτο καυσίμου
Αντλία βενζίνης
Κëáðåôï ìéæáò (ôòïê)
Πñïöõëáêôçñáò
Μá÷áéñé íçìáôïò
ΚïΠôéêç êåöáëç íçìáôïò
NL - Omschrijving van de onderdelen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Mes
Aandrijfassamenstelling
Gashandel
Contactschakelaar
Blokkeerknop
Veiligheidsschakelaar
Dubbele handgreep (BT 2335 = handgreep)
Schoudergordel
PL- Nazwy czêœci
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Nóż
Moduł wałka napędowego
Dźwignia gazu
Włącznik zapłonu
Wyłącznik bezpieczeństwa
Przycisk blokuj¹cy
Podwójna rączka
Pasy nośne
HU - Az alkatrészek megnevezése
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Kés
Hajtótengely szerkezeti csoport
Gázkar
Gyújtáskapcsoló
Biztonsági kapcsoló
Reteszgomb
Kettős markolat
Vállheveder
DK - Delenes betegnelse
1. Skæreblad
2. Skaft / tilslutningskobling
3. Gashåndtag
4. Tændingskontakt
5. Spærreknap
6. Afbryderværn
7. Håndtag
8. Skulderbærerem
GR - Ïíïìáóßá ôùí åîáñôçìÜôùí
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Μá÷áéñé
Κáôáòêåõáòôéêç ïìáäá êéíçôçñéïõ áîïíá
Μï÷ëïò ãêáæéïõ
Δéáêïðôçò áíáöëåîçò
Δéáêïðôçò áóöáëåΙáò
Êïõµðß áóöÜëéóçò
Δéðëç ëáâç
Ιìáíôáò áíáñôçòçò
2
NEDERLANDS
VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN INTERNATIONALE SYMBOLEN
In deze gebruiksaanwijzing worden veiligheidssymbolen alsmede internationale symbolen en pictogrammen beschreven,
die op het apparaat aangebracht kunnen zijn. Leest u de gebruiksaanwijzing, opdat u met alle informatie met betrekking
tot veiligheid, montage, gebruik, onderhoud en reparatie bekend bent.
SYMBOOL
BETEKENIS
• LEEST U DE GEBRUIKSAANWIJZING
Wanneer u zich niet aan de bedieningsvoorschriften en veiligheidsvoorzorgen
in de gebruiksaanwijzing houdt, dan kan er ernstig letsel optreden. Lees voor
de start en het gebruik van dit apparaat de gebruiksaanwijzing.
• DRAAG HOOFD-/OOG- EN GEHOORBESCHERMING
WAARSCHUWING: Weggeslingerde voorwerpen kunnen tot ernstig
oogletsel, bovenmatig lawaai kan tot gehoorverlies leiden. Draag bij het
gebruik van dit apparaat oog- en gehoorbescherming. Vallende voorwerpen
kunnen zwaar hoofdletsel veroorzaken. Bij het gebruik van deze machine
hoofdbescherming dragen.
• HOUD ANDERE PERSONEN OP AFSTAND
WAARSCHUWING: Let er goed op dat zich in een omtrek van 15 m vanaf
uw werkterrein, niemand bevindt. Dit geldt in het bijzonder voor kinderen
en dieren.
• VOETBESCHERMING EN HANDSCHOENEN DRAGEN
Bij het gebruik van dit apparaat vaste laarzen en handschoenen dragen.
• WAARSCHUWINGSSYMBOOL
Wijst op risico’s, waarschuwingsaanwijzingen of op een reden om bijzondere
voorzichtigheid in acht te nemen. Kan samen met andere symbolen of
pictogrammen worden gebruikt.
• AFSTAND VAN DE HANDGREEP
Pijlrichting waarin de handgreep moet worden geïnstalleerd. De
positie mag niet overschreden worden!
• OPGELET: HEET OPPERVLAK
Raak nooit een hete uitlaat of een hete ombouw of een hete cilinder aan. U kunt
daarbij verbrandingen oplopen. Deze onderdelen worden bij het gebruik uiterst
heet en blijven ook na het uitschakelen van het apparaat nog korte tijd heet.
• LETSELRISICO!
Let op weggeslingerde voorwerpen.
• MAXIMAAL TOERENTAL
Maximaal toerental van het maaiapparaat. Het apparaat mag niet met een
hoger toerental worden bediend.
NL-1
Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing
Benzine Bosmaaier
INLEIDING
Hartelijk dank dat u voor onze bosmaaier gekozen heeft. Deze handleiding legt uit hoe u de bosmaaier correct
gebruikt. Lees de gebruikershandleiding bij dit toestel zorgvuldig door, gebruik het toestel op de correcte manier
en neem tijdens het gebruik steeds de veiligheid in acht. Gelieve er rekening mee te houden dat door mogelijke
technische wijzigingen de gegevens van uw apparaat mogelijk niet overeenstemmen met de gegevens in deze
handleiding.
TECHNISCHE GEGEVENS
MODEL
Hoofdeenheid transmissie
max. toerental van de tandwielas /
motortoerental (t/min)
stationair toerental (t/min)
trilling aan de handgreep (m/s²)
geluidsdrukniveau [dB(A)]
tandwielreductie
draairichting mes
soort handgreep
Motor
motoromschrijving
type
slagvolume (cm³)
max. vermogen (kW bij t/min)
carburateurtype
ontsteking
startersoort
soort brandstof
tankinhoud (l)
brandstofverbruik (g/kWh)
Droog gewicht (kg)
Lengte van de hoofdsteel (mm)
Lengte van de aandrijfas (mm)
Standaardmes (mm)
BT 4344
automatische centrifugaalkoppeling;
Conisch tandwiel met spiraalvertanding; aandrijfas
7800/9500
2800 min-1 ± 150
max 8,0 [K 1,5 m/s2] EN ISO 11806
94 dB (A) [K 3,0 dB(A)] EN ISO 11806
17 : 22
linksdraaiend (van bovenaf gezien)
dubbele handgreep
1E40-2E
luchtgekoelde, zuigergestuurde tweetakt-Ottomotor
42,7
1,1 / 7500
membraancarburateur
contactloze elektronische ontsteking
trekstarter
tweetaktmengsel (30:1)
1000 ml
<610
8,7
1500
1522
CG420-2 255 mm 3-tands (255 x 1,4)
Technische gegevens zijn zonder voorafgaande aankondiging, aan veranderingen onderhevig.
Alle gegevens, beschrijvingen en afbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing geven de stand van zaken weer, zoals
die is op het moment van publicatie en zijn zonder voorafgaande aankondiging aan veranderingen onderhevig.
Het kan zijn dat er op de afbeeldingen optionele apparatuur en onderdelen staan weergegeven. Tevens bestaat
de mogelijkheid dat op de afbeeldingen niet de gehele standaarduitrusting wordt weergegeven.
Opgelet: Geluidsreductie! Zorg ervoor dat u
bij ingebruikneming de regionaal geldende
voorschriften in acht neem.
Geluid emissiewaarden volgens product veiligheids
wetgeving (ProdSG) en de EG Machinerichtlijnen: Het
geluidsdrukniveau aan de arbeidsplaats kan 80 dB (A)
overschrijden. In dit geval zijn geluidsisolatiemaat-regelen voor de bediener noodzakelijk (bijv. dragen van
een gehoor-bescherming).
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
De actueel toepasselijke veiligheidsvoorschriften en
voorzorgsmaatregelen moeten in acht worden genomen. Zoals met alle motorgestuurde apparatuur moet
ook bij het gebruik van dit apparaat de benodigde zorgvuldigheid in acht worden genomen. STELT U ZICHZELF EN ANDEREN NIET AAN RISICO’S BLOOT.
Houdt u zich aan de volgende algemene voorschriften.
Laat anderen dit apparaat niet gebruiken, tenzij ze de
NL-2
benodigde zorgvuldigheid in acht nemen, de gebruiksaanwijzing aandachtig gelezen hebben en daardoor
goed weten hoe ze met het apparaat moeten omgaan.
• Draag altijd een veiligheidsbril om uw ogen de beschermen. Draag de juiste kleding, draag geen wijdvallende kleren of sieraden, die in de bewegende
onderdelen van het apparaat vast zouden kunnen
komen te zitten. Draag altijd veilige, stevige, slipvaste schoenen. Lang haar dient opgebonden te
worden. Aangeraden wordt om bij het werken met
het apparaat, de benen en de voeten te bedekken
als beveiliging tegen rondvliegende voorwerpen.
• Controleer het complete apparaat op de losse onderdelen (moeren, bouten, schroeven enz.) en beschadigingen. Repareer zonodig het apparaat en
vervang zonodig defecte onderdelen, voordat u met
het apparaat aan de slag gaat.
• GEBRUIK bij het werken met dit apparaat geen andere onderdelen dan de onderdelen die door onze
onderneming worden aanbevolen. Anders zouden
de bediener van het apparaat of buitenstaanders
die zich in de buurt van het apparaat ophouden, ernstig letsel kunnen oplopen. Ook zou het apparaat
beschadigd kunnen worden.
• Zorg ervoor dat er geen olie of brandstof op de
handgrepen komt.
• Gebruik bij het maaien altijd de juiste handgrepen
en de schoudergordel.
• Niet roken bij het maken van het brandstofmengsel
of bij het vullen van de tank.
• Maak het brandstofmengsel niet wanneer u zich in
een gesloten ruimte of in de buurt van open vuur
bevindt. Zorg voor voldoende ventilatie.
• De brandstof altijd mengen en opslaan in een goed
gemarkeerde tank die door lokale verordeningen en
voorschriften voor dat doel is goedgekeurd.
• Verwijder de tankdop nooit wanneer de motor nog
loopt.
• De motor mag in afgesloten ruimtes of gebouwen
niet worden gestart. Ook mag men de motor in afgesloten ruimtes of gebouwen niet laten draaien. De
uitlaatgassen van de motor bevatten het gevaarlijke
koolmonoxide.
• Probeer nooit om bij een draaiende motor - terwijl
u de bosmaaier met de draaggordel omgehangen
hebt - instellingen aan de motor uit te voeren. Leg
het apparaat voor het uitvoeren van instellingen altijd op een vlak en vrij oppervlak..
• Gebruik het apparaat niet als het beschadigd is of
als het verkeerd is ingesteld. Verwijder nooit de
beschermkap van het apparaat. Anders kunnen de
bediener van het apparaat of buitenstaanders die
zich in de buurt bevinden, ernstig letsel oplopen.
Ook kan het apparaat beschadigd worden.
• Controleer het terrein dat u gaat maaien en verwijder alle voorwerpen, die in de maaikop terecht zouden kunnen komen. Verwijder ook alle voorwerpen,
die door het apparaat bij het maaien zouden kunnen
worden weggeslingerd.
• Houd kinderen op afstand. Toeschouwers dienen
op veilige afstand van het werkterrein te worden gehouden, d.w.z. op minstens 15 meter afstand.
• Laat het apparaat nooit onbeheerd achter.
• Gebruik dit apparaat uitsluitend voor werkzaamheden, waarvoor het volgens deze gebruiksaanwijzing
is bedoeld.
• Neem niet teveel hooi op uw vork. Let er steeds op
dat u in een veilige houding werkt. Gebruik het apparaat niet wanneer u op een ladder staat of wanneer u anderszins geen stabiele ondergrond heeft.
• Houd uw handen en voeten tijdens het werken met
het apparaat uit de buurt van de maaikop.
• Gebruik het apparaat niet om rondslingerende voorwerpen mee weg te vegen.
• Gebruik het apparaat niet wanneer u moe bent of
ziek bent of wanneer u onder invloed verkeert van
medicijnen, drugs of alcohol.
• Gebruik alleen onbeschadigde maaikoppen. Mocht
u bij het maaien op een steen of op een ander obstakel stuiten, schakel de motor dan uit en controleer de maaikop. Een kapotte of slecht uitgebalanceerde maaikop mag niet meer worden gebruikt.
VOLG DE GEBRUIKSAANWIJZINGEN OP VOOR
HET VERVANGEN VAN ONDERDELEN.
• Bewaar het apparaat niet in een gesloten ruimte,
waar brandstofdampen in contact kunnen komen
met een open vlam (bijv. van boilers, verwarmingsinstallaties, fornuizen enz..). Bewaar het apparaat
altijd in een gesloten en goed geventileerde ruimte.
• Zorg ervoor dat uw apparaat veilig en correct functioneert. Reserveonderdelen zijn verkrijgbaar bij de
vakhandel. Het gebruiken van andere onderdelen of
accessoires kan een potentieel risico voor de bediener van het apparaat met zich meebrengen, kan
het apparaat beschadigen en kan het recht op de
garantie laten vervallen.
• Maak het apparaat helemaal schoon, met name de
brandstoftank, de omgeving van de brandstoftank
en het luchtfilter.
• Zorg ervoor, wanneer u brandstof gaat bijvullen, dat
de motor is uitgeschakeld en afgekoeld. Doe nooit
brandstof in de tank als de motor loopt of warm is.
Wanneer u brandstof morst, moet u de gemorste
hoeveelheid helemaal opdweilen en het daarvoor
gebruikte materiaal correct afvoeren, voordat u de
motor start.
• Werk op een afstand van minstens 15 meter van anderen die aan het werk zijn of van buitenstaanders.
• Altijd wanneer u een gebruiker van het apparaat
nadert, maakt u hem op uw aanwezigheid attent en
zorgt u ervoor dat hij de motor uit zet. Let er op dat
u de gebruiker van het apparaat niet laat schrikken
en dat u hem niet afleidt, omdat dit tot onveilige situaties kan leiden.
• Raak de maaikop nooit aan wanneer de motor loopt.
Wanneer het nodig mocht zijn om de beschermkap
of de maaikop te controleren, dan dient u zich ervan
te overtuigen dat de motor is uitgeschakeld en de
maaikop niet meer draait.
• De motor dient uitgeschakeld te worden, wanneer
men zich met het apparaat van de ene werkplek
naar de andere begeeft.
• Let erop dat u de maaikop niet tegen stenen of tegen de grond aan laat slaan. Wanneer er ruw met
het apparaat wordt omgesprongen, verkort dat de
NL-3
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
levensduur van het apparaat en leidt dat tot een onveilige werksituatie voor zowel de bediener van het
apparaat als voor alle omstanders.
Let op onderdelen die los gaan zitten of oververhit
raken. Schakel het apparaat onmiddellijk uit en controleer het zorgvuldig, wanneer u iets ongewoons
aan het apparaat opvalt. Laat het apparaat zonodig
door een erkend vakman nakijken. Werk nooit verder met een apparaat dat mogelijk niet goed functioneert.
Raak bij het starten of tijdens het werken met het
apparaat nooit hete onderdelen aan, zoals de uitlaatdemper, de hoogspanningskabel of de bougie.
Na het uitschalen van de motor is de uitlaatdemper nog steeds heet. Plaats resp. leg het apparaat
daarom nooit op plaatsen, waar zich ontbrandbare
materialen (bijv. droog gras etc.), brandbare gassen
of vloeistoffen bevinden.
Wees bij het werken met dit apparaat extra voorzichtig bij regen of direct nadat het geregend heeft,
omdat de grond dan glibberig kan zijn.
Laat de gashandel direct los, wanneer u uitglijdt of
op de grond valt.
Let er op dat u het apparaat niet op de grond laat
vallen of tegen obstakels aan laat stoten.
Voordat u het apparaat gaat instellen of voordat u
er reparaties aan gaat uitvoeren, dient u beslist de
motor uit te zetten en haalt u de bougiestekker uit de
bougie.
Wordt het apparaat voor een langere periode opgeslagen, dan haalt u de brandstof uit de brandstoftank en de carburateur, reinigt u de onderdelen,
brengt u het apparaat naar een veilige plaats en
overtuigt u zich ervan dat de motor is afgekoeld.
Inspecteer het apparaat regelmatig, om er zeker
van te zijn dat het apparaat veilig en efficiënt werkt.
Voor een uitgebreidere inspectie neemt u contact
op met de speciaalzaak.
Houd het apparaat uit de buurt van vuur en vonken.
Aangenomen wordt dat het zogeheten Raynaudsyndroom, dat de vingers van sommige mensen
aantast, door de invloed van trilling en kou kan
worden veroorzaakt. De invloed van trilling en kou
kan een kriebelend of brandend gevoel in de vingers veroorzaken, dientengevolge waarvan de vingers hun kleur verliezen en gevoelloos worden. U
wordt nadrukkelijk aangeraden om de volgende veiligheidsmaatregelen in acht te nemen, omdat niet
bekend hoe lang die invloed van trillingen en kou
minimaal moet duren om de klachten eventueel te
laten ontstaan.
Houd uw lichaam warm, met name uw hoofd, nek,
gewrichten, handen en polsen. Zorg voor een goede doorbloeding, door tijdens het werken regelmatig pauzes in te lassen en stevige armoefeningen te
doen en niet te roken.
Beperk het aantal werkuren.. Plan voor de resterende werkuren van een dag, werkzaamheden waarbij
u niet met de bosmaaier of met een andere met de
hand te bedienen machine hoeft te werken.
Wanneer u in uw vingers een onaangenaam gevoel
krijgt, wanneer er rode plekken en zwellingen op-
•
•
•
•
treden, gevolgd door verbleking en gevoelloosheid,
dient u naar de dokter te gaan, voordat u zich weer
aan kou en trillingen blootstelt.
Draag altijd gehoorbescherming: voortdurend lawaai gedurende een langere periode kan tot verslechtering van het gehoor en zelfs tot gehoorverlies leiden.
Om uzelf tegen omlaag vallende takken te beschermen, dient u complete hoofd- en gezichtsbescherming te dragen.
Draag slipvrije, duurzame werkhandschoenen voor
een betere grip op de handgrepen van de bosmaaier. Handschoenen verminderen bovendien de
overbrenging van de trillingen van het apparaat op
uw handen.
WAARSCHUWING: Binnen het werkterrein van de
bosmaaier moet men ook nog tijdens het uitlopen
van het apparaat, rekening houden met risico’s.
MONTAGE
MONTAGE VAN DE BESCHERMKAP
TANDWIELKAST
M5xl6
SCHROEVEN
HOUDER
BESCHERMKAP
Monteer de beschermkap met de meegeleverde houder en de schroeven op de steel van het apparaat.
Zet de houder in de juiste positie en draai de schroeven vast.
Opgelet: Bij het maaien met een mesblad wordt het
zwarte verlengstuk van de beschermkap verwijderd.
Bij het maaien met de draadsnijkop moet het zwarte
verlengstuk van de beschermkap echter altijd worden
aangebracht.
NL-4
buishouder naar de getoonde positie te schuiven. Vervolgens de vleugelmoer 2 heel goed vastschroeven.
MONTAGE VAN DE HANDGREEP
RECHTER HANDGREEP
MONTAGE VAN HET MES
M5x25
SCHROEVEN
ZESKANTSLEUTEL
BOVENSTE HOUDER
TANDWIELKAST
VEILIGHEIDSELEMENT
HOUDER A
ONDERSTE
HOUDER
BORING
3-VOUDIG-MES
LINKER HANDGREEP
HOUDER B
Monteer de handgreep op de houder. Zet de handgreep op een voor u comfortabele werkstand en draai
de vier schroeven M5x25 vast.
BORGRING
MOER
SPLITPEN 2x16
Houd voor het monteren de volgende volgorde aan:
monteer houder A, het 3-tands-mes, houder B, de getande borgring en zet tenslotte alles vast met de moer
met linkse schroefdraad.
Breng de boringen in tandwielkast en houder A op elkaar en steek er een zeskantsleutel in (S = 4 mm).
X
Er zijn 2 kabelbevestigingsbeugels inbegrepen in de
accessoires. Bevestig de kabel op de handgreep met
behulp van de twee kabelbevestigingsbeugels, zoals
aangegeven op de illustratie (X).
Draai de bevestigingsmoer van het mes met een passende moersleutel stevig vast. Draaien tegen de richting van de wijzers van de klok in.
Steek de 2x16-splitpen in de daarvoor bedoelde boring
en buig hem open.
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
MOTOR BIJ BOVENMATIG TRILLEN ONMIDDELLIJK STOPZETTEN!
Bovenmatig trillen van het mes wijst op een fout bij het
monteren. Schakel de motor onmiddellijk uit en controleer het mes. Een mes dat niet op de juiste wijze is
gemonteerd, kan letsel veroorzaken.
Gebruik het apparaat alleen samen met originele snijen maaiwerktuigen van de fabrikant.
1
2
Gelieve er beslist op te letten dat de bijkomende buishouder 1 (zie afbeelding) aan de getoonde positie aan
de schacht gesitueerd is. Indien dit niet het geval is,
gelieve dan de vleugelmoer 2 los te draaien en de
NL-5
MONTAGE VAN DE DRAADSNIJKOP
WAARSCHUWING!
VOORZICHTIG!
x
Draai aan de schroefdraadbout van de aandrijfas, zodat de boring van het adapterplaatje op gelijke hoogte
zit met de boring in de steel van het apparaat, en steek
de zeskantsleutel erin om te blokkeren.
Houder A moet gebruikt worden. Houder B, de getande borgring en de splitpen goed bewaren. Deze
onderdelen heeft u bij het monteren van de maaikop
niet nodig.
Draai de maaikop op de schroefdraadbout (tegen de
richting van de wijzers van de klok in) tot hij vast zit.
Trek de zeskantsleutel eruit.
Let erop dat op de beschermkap, bij het maaien met
de draadsnijkop, altijd het zwarte verlengstuk van de
beschermkap is aangebracht.
MONTEREN EN OMDOEN VAN DE SCHOUDERGORDEL
Doe de schoudergordel om, zoals op de afbeelding
wordt getoond. Het heupkussentje bevindt zich op de
rechterheup. Bevestig de karabijnhaak van de gordel
in de steelhouder. Stel de gordel in op uw lichaamslengte.
LET OP: Deze draaggordel heeft een veiligheidsvoorziening, opdat in noodgevallen de gordel direct van het
apparaat gescheiden kan worden. Trek daartoe krachtig aan de rode treklus (x) van de gordel. De gordel
is daarmee direct van de bevestigings- voorziening
gescheiden.
REGELS VOOR VEILIG GEBRUIK
WAARSCHUWING
GEVAAR
Alle modellen trimmers en bosmaaiers kunnen kleine
stenen, stukjes metaal of andere kleine voorwerpen
alsmede maaigoed in het rond slingeren. Lees daarom
de volgende voorschriften voor een veilig gebruik van
het apparaat, zorgvuldig door. Hou rekening met de
aanwijzingen die in uw gebruikershandboek staan.
Lees het gebruikershandboek zorgvuldig door. Maakt
u zichzelf vertrouwd met de besturingselementen en
met het op correcte wijze gebruiken van het apparaat.
Leer hoe u het apparaat kunt afremmen en de motor
kunt uitschakelen. Lees verder hoe u het omgehangen
apparaat snel kunt afhaken. Geef niemand toestemming om het apparaat te gebruiken, zonder dat hij of
zij tevoren goed op de hoogte is gebracht van de werking van het apparaat. Zorg ervoor dat de bediener de
juiste veiligheidsuitrusting draagt voor voeten, benen,
gezicht en gehoor. Ga er niet vanuit dat de beschermkap alleen uw ogen tegen rondvliegende objecten beschermt. Houd toeschouwers, kinderen en huisdieren
uit de buurt van uw werkterrein. Geef kinderen nooit
de gelegenheid om met het apparaat te werken of te
spelen. Sta andere personen niet toe om de GEVARENZONE te betreden. De gevarenzone is een zone
met een actieradius van 15 meter (ongeveer 16 stappen) rondom de bediener van het apparaat.
Sta erop dat personen in de RISICOZONE buiten de
GEVARENZONE een veiligheidsbril dragen om zich
tegen rondvliegende voorwerpen te beschermen.
Wanneer het apparaat op plaatsen moet worden gebruikt alwaar zich onbeschermde personen ophouden,
werkt u dan met een laag toerental, om het risico van
rondvliegende voorwerpen te verminderen.
NL-6
Het apparaat mag alleen worden gebruikt als de
STOP-schakelaar goed werkt.
Controleer bij wijze van routine regelmatig of het maaiwerktuig stopt met draaien, zodra de motor stationair
loopt.
WAARSCHUWING
snijdraad kan anders in het rond slaan, wanneer het te
lang is. Gebruik altijd de beschermkap met draadmes
wanneer u met de draadsnijkop werkt.
DRAAIING TEGEN
DE WIJZERS VAN DE
KLOK IN
GEVAAR
Buiten de veiligheidsuitrusting voor hoofd, ogen,
gezicht en gehoor, dient u ook slipvaste veiligheidsschoenen te dragen, die uw steun op een glibberige
ondergrond verbeteren. Draag geen stropdassen,
sieraden of wijdvallende kleding, die in het apparaat
vast zouden kunnen komen te zitten. Draag geen open
schoenen en werk nooit blootsvoets of met blote benen. In bepaalde situaties moet u totale gezichts- en
hoofdbescherming dragen. Wees alert op terugslag en
stoten van het apparaat.
15 M
ETER
ET
AAN DEZE KANT
MAAIEN
Voor bijna al het maaiwerk is het praktisch om de
maaikop wat schuin te houden, zodanig dat het contact
tussen maaigoed en snijdraad daar plaatsvindt, waar
de draad zich van de bediener en de beschermkap af
weg beweegt (zie afbeelding). Zo worden meegegrepen voorwerpen en maaigoed VAN DE BEDIENER
weg geslingerd.
Draait de draad IN DE RICHTING VAN DE WIJZERS
VAN DE KLOK, dan moet het DRAADMES aan de
rechterkant van de beschermkap worden aangebracht.
50 FE
GEVARENZONE
WAARSCHUWING
IN DER GEFAHRENZONE, D.H. IM UMKREIS VON
IN DE GEVARENZONE, D.W.Z. IN EEN CIRKEL
VAN 15 METER RONDOM DE BEDIENER, MAG
ZICH –MET UITZONDERING VAN DE BEDIENER
VAN HET APPARAAT- NIEMAND OPHOUDEN. DE
BEDIENER MOET EEN VEILIGHEIDSUITRUSTING
VOOR OGEN, GEHOOR, GEZICHT, VOETEN EN
BENEN DRAGEN. PERSONEN DIE ZICH BINNEN
DE GEVARENZONE OF BINNEN DE RISICOZONE
BUITEN DE GEVARENZONE BEVINDEN, DIENEN
TER BESCHERMING TEGEN RONDVLIEGENDE
VOORWERPEN, EEN VEILIGHEIDSBRIL TE DRAGEN. HET RISICO WORDT KLEINER NAARMATE
MEN ZICH VERDER UIT DE BUURT VAN DE GEVARENZONE BEVINDT.
MAAIEN MET DE DRAADSNIJKOP
WAARSCHUWING
VOORWERPEN
GEVAAR
GEVAAR
Wanneer u de maaikop de verkeerde kant op laat neigen, dan worden meegegrepen voorwerpen en maaigoed IN UW RICHTING geslingerd. Wanneer u de
maaikop vlak boven de grond houdt, zodat de draad
boven zijn totale straalcirkel uit maait, worden meegegrepen voorwerpen en maaigoed IN UW RICHTING
geslingerd, de belasting maakt de motor trager en het
draad wordt snel opgebruikt.
Gebruik alleen het kwalitatief hoogwaardige Monofilnylondraad met een diameter van 2,5 mm. Gebruik
nooit draad met draadversteviging in plaats van nylon
snijdraad. Zet in de draadsnijkop uitsluitend nylon snijdraad met de juiste diameter.
Extra voorzichtigheid is geboden wanneer u boven
blinkende oppervlaktes en grind werkt, omdat het
draad kleine stenen met hoge snelheid in het rond
kan slingeren. De beschermkap aan het apparaat kan
geen voorwerpen tegenhouden die van harde oppervlaktes terugkaatsen.
TRIMMEN
VOORWERPEN
MESKANT
VERHOOGD
DRAADMES LINKS
Wordt de draadsnijkop gebruikt, dan moet het zwarte
verlengstuk aan de beschermkap worden gezet. Het
HOEK NAAR
DE MUUR
Goed trimmen betekent dat u de trimmer voorzichtig door het materiaal, dat u wilt gaan maaien, heen
NL-7
voert. Hou de maaikop zo schuin, dat meegegrepen
voorwerpen en snijgoed van u weg worden geslingerd.
Wanneer u vlak tegen een obstakel zoals een schutting, een muur of een boom gaat maaien, benader dit
obstakel dan in een zodanige hoek, dat voorwerpen
die vanaf het obstakel terugstuiten, niet in uw richting
vliegen. Beweeg de maaikop langzaam, tot het gras
tot het obstakel aan toe is gesneden; druk de snijdraad
echter niet tegen het obstakel aan. Wanneer u tot aan
een afrastering van ijzergaas of andersoortig gaas
gaat maaien, let er dan goed op dat u alleen tot aan het
draad maait. Leidt u het apparaat te ver, dan kan het
snijdraad zich om het gaas heen wikkelen. Met de trimmer kunt u ook afzonderlijke, dikkere stengels snijden.
Plaats hiertoe de snijdraad vlak boven de basis van de
stengel, nooit verder omhoog, omdat de stengel kan
terugslingeren en de draad daarin verstikt kan raken.
In plaats van zulke stengels in één slag af te snijden,
gebruikt u alleen het uiteinde van het draad, en snijdt u
langzaam door de stengel.
WAARSCHUWING
GEVAAR
Gebruik geen metalen mes voor de randen of voor het
kortwieken.
WAARSCHUWING
GEVAAR
Maai niet op plaatsen waarop zich afrasteringsdraad
bevindt. Draag altijd uw veiligheidsuitrusting. Maai
nooit op plaatsen waar niet goed te zien is, wat het
apparaat precies maait.
Verwisselen van de draadspoel
De draadkop bestaat uit de volgende onderdelen:
1
3
2
1. Spoelhuis
3. Draadspoel
5. Deksel
4
5
2. Veer
4. Klikknop
Druk (afbeelding, stap 1) op de blokkeersluiting aan
de zijkant van het spoelhuis. Draai (afbeelding, stap
2) vervolgens het deksel van de spoel ca. 1,5 cm in
de richting van de wijzers van de klok. Deksel 5 wordt
daardoor ontgrendeld en kan worden verwijderd.
Verwijder eerst de klikknop 4 en verwijder daarna de
lege draadspoel 3 uit het spoelhuis. Steek de beide
draden van de nieuwe spoel door de oogjes in het
spoelhuis, zoals in de afbeelding wordt getoond. De
draadeinden blijven daarbij in de beide transportklemmen in de spoel vastgeklemd.
KORTWIEKEN EN RANDEN KNIPPEN
Beide handelingen geschieden met de maaikop gekanteld in een scherpe hellingshoek ten opzichte
van de bodem. Kortwieken is het verwijderen van de
gehele begroeiing. Wat resteert is kale grond. Bij het
knippen van de randen wordt het gras daar geknipt,
waar het over een trottoir of over een straat heen is
gegroeid. Houd zowel bij het knippen van de randen
als bij het kortwieken het apparaat in een scherpe hellingshoek en tegelijkertijd zo dat snijgoed en vuil en
stenen niet in uw richting worden geslingerd. Ook niet
wanneer ze vanaf een hard oppervlakte terugstuiten.
De beide werkwijzen staan weliswaar op de afbeeldingen afgebeeld, maar toch moet iedereen die met het
apparaat werkt, zelf de hellingshoek bepalen die het
beste bij zijn lichaamslengte en zijn werksituatie past.
2
1
Zet de draadspoel in het spoelhuis. Spoel zo draaien
dat de vastgeklemde draadeinden direct voor de
draadoogjes in het spoelhuis liggen. Let erop dat de
veer 2 op de juiste wijze onder de spoel zit. Zet de
klikknop weer op de spoel. Daarna het deksel in de 4
geleidingen zetten en met een draai van 1,5 cm tegen
de richting van de wijzers van de klok in, vergrendelen.
Trek nu gelijktijdig stevig aan de beide draadeinden.
Deze worden daardoor uit de transportklemmen van
de spoel losgemaakt. De maaikop is weer klaar voor
gebruik.
U kunt ook zelf de draad opwikkelen. Gebruik daarvoor alleen de voorgeschreven draad met een 2,5 mm
doorsnede.
NL-8
WAARSCHUWING
GEVAAR
RAAK DEZE VOORWERPEN NIET MET HET MES
AAN!
Gebruik 2 aparte draden van ca. 2,1 m lengte. De
draadspoel heeft voor het inbrengen van de draadeinden 2 oogjes. Steek het eind van elke draad in een
oogje. Draad in de pijlrichting in het oogje schuiven,
zoals op de onderzijde van de spoel staat aangegeven. Schuif elke draad ca. 2 cm door de oogjes. Dan
de beide draden samen in de hand pakken en in de
aangegeven pijlrichting opwikkelen.
Tenslotte van beide draden
een draadeinde in de transportklemmen van de spoel
vastklemmen, zoals op de
afbeelding staat weergegeven. De spoel is nu weer
klaar om in het spoelhuis
gezet te worden. Ga met
het inzetten van de spoel te
werk, zoals dat boven verder staat beschreven.
Er zijn veel verschillende soorten messen. De meest
gebruikte soorten zijn echter de volgende:
BOSMAAIER-BLAD – wordt gebruikt voor het maaien
van onderhout en onkruid met een stengeldiameter
tot ca. 15 mm. Met deze bosmaaier kan alleen een
3-tands-mes van dit type (255 mm) worden gebruikt.
Met de zeis werken betekent knippen of maaien in een
gelijkmatige boog. Zo kunnen oppervlakken die dicht
met gras of onkruid begroeid zijn, snel worden schoongemaaid. Deze maaitechniek dient niet te worden toegepast voor het maaien van grote, stevige of houtige
gewassen.
Gebruik het mes van de bosmaaier niet voor het snoeien van bomen.
GEVAAR
Gebruik altijd de schoudergordel. Stel de gordel en
de ophangvoorziening aan het apparaat altijd zo in,
dat het apparaat een paar centimeter boven de grond
hangt. Maaikop en beschermkap moeten in alle richtingen horizontaal zijn gepositioneerd. Draag het apparaat aan de gordel aan uw rechterkant.
WAARSCHUWING
MET DE ZEIS WERKEN
AANWIJZING
MAAIEN MET EEN MES
WAARSCHUWING
Onderzoek het terrein waar u aan het werk gaat op
obstakels zoals paaltjes of gaas, voordat u met het
maaien van de begroeiing begint. Kan een obstakel
niet worden verwijderd, markeer dan de plaats waar
het staat, zodat u het met het mes kunt ontwijken. Stenen en metaal maken het mes stomp of beschadigen
het. Gaas kan in de maaikop verstrikt raken en er omheen slaan of door de lucht worden geslingerd.
GEVAAR
Maai niet met stompe, gescheurde of beschadigde
metalen messen.
Men kan in beide richtingen of alleen in één richting
met zeisbewegingen werken – bij voorkeur in de richting, waarin het maaigoed van de bediener van het apparaat weg wordt geslingerd.
Voor dat laatste moet de kant van het mes worden
gebruikt, die van de bediener weg draait. Houd het
mes aan de betreffende kant licht schuin naar beneden. Wanneer u in beide richtingen met de zeis werkt,
dan wordt er een beetje van het snijgoed in uw richting
geslingerd.
Mocht u bij het maaien een terugslag krijgen, dan kan
dat betekenen dat het mes stomp is of dat het materiaal te hard of te sterk is.
NL-9
BRANDSTOFMENGSEL
WAARSCHUWING
Vul de brandstoftank nooit tot aan de rand. Doe de
brandstof nooit op een afgesloten, ongeventileerde
plaats in de tank. Doe nooit brandstof in de tank in de
buurt van open vuur of vonken. Wis gemorste brandstof beslist weg, voordat u de motor start. Probeer
nooit bij te tanken, als de motor warm is.
De voor dit model benodigde brandstof is een mengsel
van loodvrije benzine en speciale motorolie. Gebruik
voor het mengen van benzine met tweetakt motorolie,
alleen benzine die GEEN ETHANOL of METHANOL
bevat. Gebruik loodvrije merkbenzine met een octaangehalte van minimaal 89. Dat helpt eventuele schade
aan de brandstofleidingen en aan andere motoronderdelen te voorkomen.
MENGVERHOUDING 30:1
BRANDSTOF
De motor gebruikt een 2-takt-mengsel, een mengsel
van benzine en 2-takt-olie in de verhouding 30:1 (33
delen benzine en 1 deel olie).
BENZINE
Gebruik loodvrije merkbenzine met een octaangehalte
van minimaal 89.
Brandstofmengsels met een andere mengverhouding
dan 30:1, kunnen schade aan de motor veroorzaken.
Let goed op de juiste mengverhouding.
BRANDSTOF OPSLAAN
Sla brandstof alleen op in schone, veilige, voor dat
doel goedgekeurde tanks. Stelt u zichzelf met betrekking tot de wijze van opslaan en de opslagplaats van
brandstoftanks, op de hoogte van lokaal geldende
voorschriften en volg deze voorschriften op.
BELANGRIJK
Een 2-takt-mengsel kan zich weer scheiden. Schud
telkens voor gebruik grondig de brandstoftank. Opgeslagen brandstof veroudert. Maak nooit meer van het
mengsel dan dat u voor een periode van een maand
denkt nodig te hebben.
brandstofmengsel, kan tot schade aan de motor leiden.
1. Meng bij het maken van het brandstofmengsel alleen de hoeveelheid die u voor het werk dat u wilt
gaan verrichten, nodig hebt. Gebruik geen brandstof, die langer dan twee maanden is opgeslagen
geweest. Een brandstofmengsel dat langer dan
twee maanden opgeslagen is geweest, leidt tot
problemen bij het starten en tot een zwak motorvermogen. Een brandstofmengsel dat de bovengenoemde bewaartermijn heeft overschreden, moet
als chemisch afval verwijderd worden en door een
vers mengsel worden vervangen.
WAARSCHUWING
GEVAAR
2. Vul de tank nooit tot aan de rand (onder 3/4 van de
tankinhoud).
3. Vul de tank nooit met brandstof in een afgesloten,
ongeventileerde ruimte.
4. Vul nooit brandstof bij in de buurt van open vuur of
vonken.
5. Wis gemorste brandstof beslist weg, voordat u de
motor start.
6. Probeer nooit te tanken als de motor warm is.
CHECKLIST (voor het starten controleren)
1. Controleer of schroeven, bouten, moeren en bevestigingsonderdelen goed vast zitten.
2. Controleer of het luchtfilter schoon is. Verwijder vuil
etc. van het luchtfilter, voordat u de motor start.
3. Controleer of de beschermkap goed zit.
4. Controleer de dichtheid van de brandstoftank.
5. Controleer of er geen scheuren of breuken in het
mes zitten.
WAARSCHUWING
GEVAAR
De uitlaatgassen van dit apparaat bevatten chemische
stoffen die kanker, geboorteafwijkingen en andere reproductieve schade kunnen veroorzaken.
GEBRUIK
MOTOR STARTEN EN UITSCHAKELEN
stop-schakelaar
BRANDSTOFMENGSEL
BLOKKEERKNOP
Controleer de brandstoftank. Zorg ervoor dat die
schoon is en vul hem met verse brandstof. Gebruik
een mengsel met een mengverhouding van 30:1.
Veiligheidsschakelaar
GASHANDEL
VOORBEREIDINGEN VOOR HET GEBRUIK
GEBRUIK VOOR HET MENGEN VAN BENZINE
MET TWEETAKT MOTOROLIE, ALLEEN BENZINE
DIE GEEN ETHANOL OF METHANOL BEVAT. DIT
HELPT EVENTUELE SCHADE AAN DE BRANDSTOFLEIDINGEN EN AAN ANDERE MOTORONDERDELEN TE VOORKOMEN.
MENG BENZINE EN OLIE NOOIT RECHTSTREEKS
IN DE BRANDSTOFTANK.
STARTEN BIJ KOUDE MOTOR
l. Zet de stop-schakelaar in stand „START“. Druk de
gashandel in en op halfgas blokkeren door de gashandelblokkade te bedienen. Gashandel loslaten.
2. Druk de pompknop aan de brandstofpomp 7-10 keer
in, totdat er brandstof in de brandstofpomp komt
BELANGRIJK: Het niet-opvolgen van de aanwijzingen voor het op de juiste wijze samenstellen van het
NL-10
FILTERDEKSEL-SCHROEF
CHOKE
BRANDSTOFFILTER
BRANDSTOFPOMP
3. Koude start: aan de chokehandel trekken (A) (startklep sluiten).
4. Trek aan de trekstarter, totdat de motor aanslaat.
5. Druk de chokehandel terug (B) (overmatig draaien
bij uitgetrokken choke leidt tot het „verzuipen“ van
de motor, wat een latere start moeilijker maakt).
6. Trek aan de trekstarter, totdat de motor start. Als
de brandstoftank niet leeg was, trekt u een tot twee
keer aan de starter – de motor moet nu aanslaan.
Zodra de motor aangeslagen is, kort gas geven om
de gashandel uit de halfgas stand te halen en de
motor stationair laten draaien.
7. Laat de motor een paar minuten warmlopen, voordat
u met het werken begint. Choke nu openzetten (C).
A
B
C
STARTEN BIJ WARME MOTOR
AANWIJZING VOOR HET AFSTELLEN VAN DE
CARBURATEUR
Stel de carburateur alleen af indien nodig. Mochten
zich problemen met de carburateur voordoen, wendt
u zich dan tot uw leverancier. Een verkeerde afstelling
kan motorschade veroorzaken en kan leiden tot het
kwijtraken van het recht op garantie.
BRANDSTOFFILTER
• De brandstoftank is voorzien van een filter.
Het filter zit aan het vrije eind van de brandstofleiding en kan met een draad met haak of met een dergelijk hulpmiddel, door de tankopening eruit worden
gehaald.
• Controleer het brandstoffilter regelmatig. Zorg ervoor dat er geen stof in de brandstoftank komt. Een
verstopt filter leidt tot problemen bij het starten van
de motor of tot onregelmatigheden in het motorvermogen.
• Is het filter vervuild, vervang het dan.
• Is de tank vanbinnen vervuild, dan kunt u die door
omspoelen met benzine schoonmaken.
BOUGIE CONRTROLEREN
CHOKE NIET GEBRUIKEN!
Als de brandstoftank leeg was, herhaalt u na het bijtanken de stappen 1, 3 t/m 7 onder STARTEN BIJ
KOUDE MOTOR.
O.6-0.7mm(0.023“-O.028tIin.)
MOTOR UITSCHAKELEN
Stop-schakelaar in de stand „STOP“ zetten.
ONDERHOUD
LUCHTFILTER
• Wanneer zich stof in het luchtfilter verzamelt, neemt
het motorvermogen af, het brandstofverbruik neemt
toe en komen er wrijvingsdeeltjes in de motor. Verwijder en reinig zonodig steeds het luchtfilter om het
schoon te houden.
• Lichte stofvorming aan de oppervlakte kan eenvoudig door het even tegen de grond tikken van het
luchtfilter worden verwijderd. Zwaardere stofaanslag moet met een geschikt oplosmiddel worden
uitgewassen.
• Verwijder het filterdeksel door het losdraaien van de
schroef van het luchtfilterdeksel.
Probeer niet de bougie eruit te draaien wanneer de
motor nog warm is, omdat anders de schroefdraden
beschadigd kunnen worden.
• Bougie reinigen of vervangen, wanneer die door
oliehoudende aanslag sterk vervuild is.
• Bougie vervangen, wanneer het einde van de middenelektrode versleten is (rond).
• Elektrodenafstand: 0,6-0,7 mm
• Aanzetkoppel: 145-155 kg/cm
NL-11
ONDERHOUD VAN DE TANDWIELKAST
SLUITSCHROEF
1. Controleer het smeermiddel van de tandwielkast na
elke 25 gebruiksuren van het apparaat.
2. Om de smering van de tandwielkast te controleren,
draait u de sluitschroef eruit. Wanneer er in de
smeeropening geen vet meer te zien is, vult u met
een smeerpistool of met een in de handel gebruikelijke vettube, zoveel vet bij, tot het uit de opening
loopt. Draai de sluitschroef daarna weer goed aan.
Gebruik voor de smering een speciaal daarvoor in
de handel verkrijgbaar tandwielvet.
PROBLEEMBEHANDELING
TRANSPORT, GEBRUIK
• Bij transport en elke andere manier van omgaan
met het apparaat, moet de mesbeschermer zijn
aangebracht.
MESBESCHERMER AANBRENGEN
MESBESCHERMER
MES
Mesbeschermer uiteentrekken en op het mes zetten.
Daarna de mesbeschermer weer in elkaar zetten (stiften in de daarvoor bestemde gaten steken).
• De motor moet worden afgezet, wanneer het apparaat van de ene naar de andere werkplek wordt
gebracht.
• Nadat de motor is afgezet, is de uitlaatdemper nog
steeds heet. Raak nooit verhitte onderdelen aan,
zoals de uitlaatdemper.
• Controleer of er geen brandstof uit de tank is gelopen.
DEFECTEN zoals problemen bij het starten van de
motor, onregelmatigheden tijdens het gebruik en verlies van vermogen, kunnen in de regel voorkomen
worden, als de gebruiksaanwijzing in acht wordt genomen en alle onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd. Mocht de motor niet goed functioneren,
controleer dan of:
• het brandstofsysteem goed funtioneert en de motor
brandstof krijgt.
• of de ontsteking goed functioneert en de bougie
goed vonkt..
• de compressie van de motor in orde is.
MOTOR START NIET
• Voer de in de tank aanwezige brandstof af.
• Vul de tank met verse, schone brandstof.
• Controleer of het brandstoffilter goed schoon is (filter eventueel vervangen).
• Zorg ervoor dat de elementen van het luchtfilter
schoon zijn.
• Zet er een nieuwe bougie met de juiste elektrodenafstand in.
• Mocht u ernstige problemen met het apparaat hebben, probeer dan niet om het zelf te repareren maar
bied uw apparaat ter reparatie aan bij de vakman.
Afvalverwerking en milieubeheer
Restanten van kettingolie resp. van een 2-taktmengsel
nooit in de afvoer resp. in de riolering of in de grond
laten weglopen, maar volgens de milieuvoorschriften
bij het afval aanbieden, bijvoorbeeld bij een afvalverwerkingsstation.
Wanneer uw apparaat op zeker moment niet meer
te gebruiken is of wanneer u het niet meer nodig
heeft, gooi het apparaat dan nooit weg bij het
gewone huis-, tuin- en keukenafval, maar verwijder
het overeenkomstig de milieuvoorschriften. Leeg de
olietank en de benzinetank goed en bied het restant
aan bij een afvalverzameldepot. Bied het apparaat
eveneens bij een recyclingbedrijf aan. Kunststof
onderdelen en metalen onderdelen kunnen hier
worden gescheiden en voor hergebruik geschikt
worden gemaakt. Informatie hierover kunt u ook
krijgen bij uw gemeente.
LANGERE OPSLAG
• Controleer, reinig en repareer het apparaat, indien
nodig.
• Leeg de tank.
• Start de motor – zo wordt de in de brandstofleiding
en in de carburateur aanwezige brandstof verbruikt.
• Schroef de bougie eruit en doe een theelepel schone motorolie door de bougieboring in de cilinder; zet
de bougie er weer in.
• Bewaar het apparaat op een schone, droge en stofvrije plaats.
NL-12
PROBLEEMBEHANDELING – OVERZICHTSTABEL
Klacht
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Brandstofsysteem niet in orde
- Geen brandstof in de tank
- Brandstoffilter verstopt
- Tank vullen
- Brandstoffilter reinigen
Brandstof niet in orde
- Brandstof vervuild
- Water in brandstof
- Teveel brandstof in de cilinder
- Verkeerd mengsel
- Brandstof vervangen
- Brandstof vervangen
- Bougie eruit halen en reinigen/ drogen
- Mengsel vervangen
Bougie
- Bougie door olieaanslag
vervuild
- Isolatie beschadigd
- Elektrodenafstand niet juist
- Bougie reinigen
Hoogspanningsdraad niet in orde
- Hoogspanningsdraad gebroken of los
- Spoel los
- Vervangen of vastmaken
- Vastmaken
Compressie is te laag
- Zuigerring versleten
- Zuigerring gebroken
- Aanslag aan de zuigerring
- Bougie zit los
- Stootplek tussen cilinder en
motorcarter lek
- Vervangen
- Vervangen
- Verwijderen
- Vastmaken
- Verwijderen
Compressie niet in orde
- Contact tussen hoogspannings-
draad en bougie niet in orde
- Stop-schakelaar defect of
kortsluiting aan de schakelaar
- Bougiestekker stevig vastzetten
1 . MOTOR START NIET
- Bougie vervangen
- Elektrodenafstand afstellen (0,6-0,7 mm)
- Repareren of vervangen
2. VERLIES VAN PRESTATIEVERMOGEN
Weigering bij versnelling
Doorzichtige verbrandingsgassen,
carburateur sproeit naar achteren
- Brandstoffilter verstopt,
gebrek aan brandstof
- Uitlaatdemper met olieaanslag
vervuild
- Brandstoffilter en brandstofleiding reinigen;
Carburateur afstellen
- Olieaanslag verwijderen
Compressie te laag
- Zuiger, zuigerring, cilinder versleten
- Zuiger, zuigerring vervangen
Motor lekkend
- Stootplek tussen cilinder en
carter lekkend
- Repareren
Lekkend aan de uiteinden
- Pakking defect
van de krukas
- Pakking vervangen
- Motor oververhit
- Verbrandingskamer door olieaanslag
- Apparaat niet te lang, bij een te hoog toerental
en onder te hoge belasting gebruiken
- Verbrandingskamer reinigen
vervuild
3. MOTOR DRAAIT NIET MOOI ROND
Klopgeluiden in de motor
- Zuiger, zuigerring, cilinder versleten
- Zuigerpen, zuiger versleten
- Krukaslager versleten
- Zuiger, zuigerring vervangen
- Zuigerpen, zuiger vervangen
- Lager vervangen
Metaalachtige klopgeluiden
- Motor oververhit
- Verbrandingskamer door olieaanslag
vervuild
- Ongeschikte benzine
- Apparaat niet te lang, niet bij een hoog toerental
en niet onder te hoge belasting gebruiken
- Verbrandingskamer reinigen
Motor weigert
- Brandstof vervangen
- Elektrodenafstand afstellen (0,6-0,7 mm)
- Contactafstand afstellen (0,3-0,4 mm)
- Water in de brandstof
- Verkeerde elektrodenafstand
- Verkeerde contactafstand
- Benzine met een juist octaangehalte gebruiken
4. MOTOR STOPT PLOTSELING
- Tank is leeg
- Bougie met olieaanslag
vervuild / kortsluiting
- Brandstof tanken
- Bougie schoonmaken
- Bougiestekker heeft losgelaten
- insteken
NL-13
NL
EG-Conformiteitsverklaring
Wij, ikra GmbH, Schlesier Straße 36, D-64839 Münster, verklaren, onder geheel eigen verantwoordelijkheid,
dat het product BT 4344, waarop deze verklaring betrekking heeft, voldoet aan de van toepassing zijnde veiligheids- en gezondheidseisen van de EG-richtlijnen 2006/42/EG (machinerichtlijn), 2004/108/EG (EMV-richtlijn),
97/68/EC+2002/88/EG (richtlijn inzake verontreinigende gassen en deeltjes) en 2000/14/EG (geluidsrichtlijn). Voor
een vakkundige toepassing van de in de EG-richtlijnen genoemde veiligheids- en gezondheidseisen werd van de
volgende normen en/of technische specificaties gebruik gemaakt: EN ISO 11806 : 2008, 2006/42/EG, EN ISO
14982:2009.
gemeten geluidsniveau [dB(A)]
gegarandeerd geluidsniveau [dB(A)]
110,5
113,0
Conformiteitbeoordelingsprocedure volgens bijlage V / richtlijn 2000/14/EG
Het bouwjaar is op het type schildje gedrukt maar ook te herkennen aan de hand van het serienummer.
Münster, 14.10.2011
Gerhard Knorr, Technisch management Ikra GmbH
Gevolmachtigde CE-conformiteit Mogatec GmbH
Technische documentatie gedeponeerd bij: Gerhard Knorr, Kärcherstraße 57, DE-64839 Münster
Serial-No. 30386xxxxxxxx - 30386xxxxxxxx
PL
Unia Europejska Deklaracja Zgodnoœci
My, ikra GmbH, Schlesier Straße 36, D-64839 Münster, oœwiadczamy niniejszym na nasz¹ wy³¹czn¹
odpowiedzialnoœæ, ¿e produkty BT 4344, do których odnosi siê niniejsza deklaracja, odpowiadaj¹ odpowiednim
podstawowym wymaganiom dotycz¹cym bezpieczeñstwa i zdrowia nastêpuj¹cych Dyrektyw: 2006/42/WE (Dyrektywa
dot. maszyn), 2004/108/WE (Wytyczna dot. EMV), 97/68/WE as amended by 2002/88/WE (wytyczna dot.
gazów odlotowych, Anex IV) oraz 2000/14/WE (Wytyczna dot. ha³asu). Nastêpuj¹ce normy i/lub specyfickacje
techniczne zosta³y uwzglêdnione w celu odpowiedniego wdro¿enia wymagañ dotycz¹cych bezpieczeñstwa i zdrowia
wymienionych w Dyrektywach: EN ISO 11806 : 2008, 2006/42/EG, EN ISO 14982:2009.
ustalony przez pomiar poziom ciœnienia akustycznego [dB(A)]
110,5
gwarantowany poziom ciœnienia akustycznego [dB(A)]
113,0
Postêpowanie oceny zgodnoœci wed³ug za³¹cznika V / wytyczna 2000/14/WE
Rok produkcji został nadrukowany na tabliczce identyfikacyjnej i można go także dodatkowo ustalić na podstawie bieżącego eru seryjnego.num
Münster, 14.10.2011
Gerhard Knorr, Kierownictwo techniczne Ikra GmbH
Pełnomocnik do spraw zgodności z przepisami CE Mogatec GmbH
Przechowywanie dokumentacji technicznej: Gerhard Knorr, Kärcherstraße 57, DE-64839 Münster
Serial-No. 30386xxxxxxxx - 30386xxxxxxxx
HU
EC egyezési
Mi, az ikra GmbH, Schlesier Straße 36, D-64839 Münster, kizárólagos felelõsséggel kinyilatkoztatjuk, hogy
benzines szegélynyíró BT 4344, termékeink, amelyekre ezen nyilatkozat vonatkozik, megfelelnek az 2006/42/
EK (Gépirányelv), 2004/108/EK (EMV iréanyelv), 97/68/EK as amended by 2002/88/EK (károsgáz-kibocsátási
irányelv, Anex IV) és 2000/14/EK (Zajról szóló irányvonal), idevonatkozó biztonsági és egészségvédelmi követelményeinek. Az EG-irányelvekben megjelölt biztonsági és egészségvédelmi követelmények szakszerû megvalósításához a következõ szabványokat és / vagy mûszaki specifikáció(k) kerültek felhasználásra: EN ISO 11806 : 2008,
2006/42/EG, EN ISO 14982:2009.
mért hangteljesítményszint [dB(A)]
garantált hangteljesítményszint [dB(A)]
110,5
113,0
Egyezõségi értékelési eljárás a 2000/14/EK irányelv V. melléklete szerint
A gyártási éve a típustáblán található, ezen kívül megállapítható a folyamatos gyári szám alapján is.
Münster, 14.10.2011
Gerhard Knorr, Műszaki vezetés Ikra GmbH
A CE megfelelőségi nyilatkozat meghatalmazottja a Mogatec GmbH
A mûszaki dokumentáció megõrzése: Gerhard Knorr, Kärcherstraße 57, DE-64839 Münster
Serial-No. 30386xxxxxxxx - 30386xxxxxxxx
DE
Garantiebedingungen
Für dieses Benzinwerkzeug leisten wir unabhängig von den Verpflichtungen des Händlers aus dem Kaufvertrag gegenüber dem Endabnehmer wie folgt Garantie:
Die Garantiezeit beträgt 24 Monate und beginnt mit der Übergabe die durch Originalkaufbeleg nachzuweisen ist. Bei kommerziellem Einsatz sowie Verleih reduziert sich die Garantiezeit auf 12 Monate.
Ausgenommen von der Garantie sind Verschleißteile und Schäden die durch Verwendung falscher Zubehörteile, Reparaturen mit Nichtoriginalteilen, Gewaltanwendungen, Schlag und Bruch sowie mutwillige
Motorüberlastung entstanden sind. Garantieaustausch erstreckt sich nur auf defekte Teile, nicht auf komplette Geräte. Garantiereparaturen dürfen nur von autorisierten Werkstätten oder vom Werkskundendienst
durchgeführt werden. Bei Fremdeingriff erlischt die Garantie.
Porto, Versand- und Nachfolgekosten gehen zu Lasten des Käufers.
GB
Warranty
For this petrol tool, the company provides the end user - independently from the retailer‘s obligations
resulting from the purchasing contract - with the following warranties:
The warranty period is 24 months beginning from the hand-over of the device which has to be proved by
the original purchasing document. For commercial use and use for rent, the warranty period is reduced to
12 months. Wearing parts and defects caused by the use of not fitting accessories, repair with parts that are
no original parts of the manufacturer, use of force, strokes and breaking as well as mischievous overloading of the motor are excluded from this warranty. Warranty replacement does only include defective parts,
not complete devices. Warranty repair shall exclusively be carried out by authorized service partners or by
the company‘s customer service. In the case of any intervention of not authorized personnel, the warranty
will be held void.
All postage or delivery costs as well as any other subsequent expenses will be borne by the customer.
FR
Conditions de garantie
Indépendamment des obligations ressortant du contrat de vente conclu par le fournisseur avec le consommateur final, nous accordons pour cet appareil l’essence la garantie suivante :
La période de garantie est de 24 mois et entre en vigueur à la remise de l‘outil qui sera justifiée par présentation du bon d‘achat original. En cas d‘utilisation commerciale ou de location, la période de garantie se
limite à 12 mois. Les pièces d‘usure et les dommages dus à l‘utilisation de pièces non conformes, à des
réparations effectuées avec des pièces non originales, à l‘exercice de la force, à des coups, une destruction ou une surcharge intentionnelle du moteur sont exclus de la garantie. Les échanges sous garantie ne
concernent que les pièces défectueuses et non les appareils complets. Les réparations sous garantie ne
peuvent être effectuées que par des ateliers autorisés ou par le service après-vente de l‘usine. La garantie
s‘éteint en cas d‘intervention étrangère au fournisseur agréé.
Les frais de port, d‘expédition et autres frais annexes sont à la charge du client.
NL
Garantievoorwaarden
Voor dit benzine apparaat geven wij onafhankelijk van de verplichtingen die de handelaar volgens de koopovereenkomst ten opzichte van de eindafnemer heeft, als volgt garantie:
De garantieperiode bedraagt 24 maanden en begint bij de overdracht, welke door een originele koopbon
bewezen moet kunnen worden. Bij commerciële toepassing alsook bij verhuur is de garantie beperkt tot 12
maanden. Uitgezonderd van de garantie zijn de slijtbare onderdelen en de schades die ontstaan zijn door
het gebruik van verkeerde accessoires, door reparaties met onderdelen die niet origineel bij dit apparaat
horen, door gebruik van geweld, door slag en breuk, alsook door opzettelijke overbelasting van de motor.
Inruil op basis van de garantie heeft enkel betrekking op de defecte onderdelen, niet op complete apparaten. Reparaties die met de garantie samenhangen, mogen alleen worden verricht door goedgekeurde
werkplaatsen of door de klantenservice van de fabriek. Bij reparaties door anderen vervalt de garantie.
Portokosten, verzendkosten en bijkomende kosten komen ten laste van de koper.