Genius BRAIN 09 Handleiding

Type
Handleiding
51
NEDERLANDS
CE-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Opmerkingen voor het lezen van de instructies
Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product.
Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische
systeem in goede staat te houden.
Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product.
Fabrikant: GENIUS S.p.A.
Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE
Verklaart dat: De elektronische apparatuur mod. BRAIN 09 met voeding 230 Vac
• in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen:
2006/95/EG Laagspanningsrichtijn.
2004/108/EG richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit.
Aanvullende opmerking:
Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten).
Grassobbio, 20-12-2007
De Algemeen Directeur
D. Gianantoni
INHOUDSOPGAVE
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.52
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.52
3. LAY-OUT KAART pag.52
4. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.53
5. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.53
5.1. KLEMMENBORD CN1 VOEDING pag.53
5.2. KLEMMENBORD CN2 pag.53
5.3. KLEMMENBORD CN3 pag.53
5.4. KLEMMENBORD CN4 pag.54
5.5. BATTERIJEN-KIT pag.54
6. PLAATSEN ONTVANGSTMODULES pag.54
7. AFSTELLEN VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS pag.55
8. WERKING ENCODER pag.55
9. AFSTELLEN KRACHT MOTOR pag.55
10. LAATSTE DUW BIJ HET SLUITEN pag.55
11. AANSLUITSCHEMA pag.56
12. PROGRAMMERING pag.56
13. CONTROLELEDS pag.56
14. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING pag.57
14.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen 868 MHz pag.57
14.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen 433 MHz pag.57
14.3. Wissen van de radiocodes pag.58
15. ZEKERINGEN pag.58
16. BEDRIJFSLOGICA’S pag.59
52
NEDERLANDS
BRAIN 09 BESTURINGSEENHEID VOOR VLEUGELPOORTEN
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN
De besturingseenheid BRAIN 09 is ontworpen om aandrijvingen van vleugelpoorten met een maximaal vermogen van 60
W te bedienen.
Dankzij de actieve en passieve veiligheidsvoorzieningen garandeert de eenheid, als zij correct wordt geïnstalleerd, een
installatie conform de geldende veiligheidsregels. Door het beheer van een encoder kan het veiligheidsniveau nog verder
worden verhoogd.
Doordat de voornaamste functies op zeer eenvoudige wijze kunnen worden geprogrammeerd, kan de installatie sneller
worden uitgevoerd.
Dankzij zes ingebouwde leds kan de eenheid op ieder moment de status van de veiligheidsvoorzieningen, het STOP-commando
en de radio-ingangen van de commando’s OPEN A en OPEN B aangeven.
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Voedingsspanning 230 Vac (+6%-10%) 50 Hz / 115 Vac (+6%-10%) 60 Hz
Opgenomen vermogen 3 W
Max. belasting motor 60 W
Max. belasting accessoires 500 mA
Omgevingstemperatuur -20°C / +55°C
Beveiligingszekeringen 2
Bedrijfslogica’s
Automatisch / Automatisch stap voor stap
Halfautomatisch /Halfautomatisch stap voor stap
Openings-/sluitingstijd 120 seconden
Pauzetijd Zelflerend tijdens de programmeerfase
Kracht motor Instelbaar op vier niveaus door middel van dipschakelaars
Ingangen op klemmenbord Voeding 230/115 Vac / Encoder / Stop / Fotocellen / Open A / Open B
Uitgangen op klemmenbord Voeding motor / Voeding accessoires / Waarschuwingslamp / Elektroslot
Snelconnector Connector voor ontvangstmodule / Batterijenlader
Programmeerbare functies
Automatisch weer sluiten / Ingang OPEN A / Logica fotocellen /
Laatste duw
Afmetingen 174 x 134 mm
3. LAY-OUT KAART
Fig. 1Fig. 1
Pos. Beschrijving
CN1 Klemmenbord voeding
CN2
Klemmenbord uitgangen motoren
en accessoires
CN3 Klemmenbord ingangen
CN4 Klemmenbord encoder
F1 Zekering voeding
F2 Zekering accessoires en motor
FSW
Signaleringsled ingang veiligheidsinrichtingen
STOP Signaleringsled ingang STOP
JP3 Connector batterijoplader
JP2 Connector radiomodule
DP1 Dipschakelaar afstellen parameters
PROG Programmeerknop
P1
Drukknop opslag in geheugen kanaal
OPEN A
P2
Drukknop opslag in geheugen kanaal
OPEN B
OPA Led radio-ingang OPEN A
OPB Led radio-ingang OPEN B
JP1 Reset-jump
Pos. Beschrijving
CN1 Klemmenbord voeding
CN2
Klemmenbord uitgangen motoren
en accessoires
CN3 Klemmenbord ingangen
CN4 Klemmenbord encoder
F1 Zekering voeding
F2 Zekering accessoires en motor
FSW
Signaleringsled ingang veiligheidsinrichtingen
STOP Signaleringsled ingang STOP
JP3 Connector batterijoplader
JP2 Connector radiomodule
DP1 Dipschakelaar afstellen parameters
PROG Programmeerknop
P1
Drukknop opslag in geheugen kanaal
OPEN A
P2
Drukknop opslag in geheugen kanaal
OPEN B
OPA Led radio-ingang OPEN A
OPB Led radio-ingang OPEN B
JP1 Reset-jump
53
NEDERLANDS
4. AANSLUITMOGELIJKHEDEN
Het is belangrijk, met het oog op de veiligheid van personen, dat alle waarschuwingen en aanwijzingen in dit
boekje nauwgezet in acht worden genomen. Als het product verkeerd wordt geïnstalleerd of gebruikt, kan
dit ernstig persoonlijk letsel veroorzaken.
Controleer of er stroomopwaarts van de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals
voorgeschreven door de geldende regelgeving, en zorg voor een alpolige magneetthermische schakelaar op de
voedingslijn.
Controleer of er een geschikte aardingsinstallatie is.
Gebruik geschikte harde en/of flexibele buizen bij het aanleggen van de elektriciteitskabels.
Houd de voedingskabels van 230/115 Vac altijd gescheiden van die van de laagspanningskabels. Het wordt
aangeraden verschillende beschermingsmantels te gebruiken om iedere interferentie te vermijden.
5. AANSLUITINGEN EN WERKING
5.1. KLEMMENBORD CN1 VOEDING
Sluit de kabel van de netvoeding met een spanning van 230/115 Vac aan. De aardleiding moet worden aangesloten
op de centrale klem.
De aardaansluiting is absoluut noodzakelijk voor een correcte werking van de besturingseenheid.
5.2. KLEMMENBORD CN2
5.2.1. MOTOR M1
Klemmen “4 & 5”. Sluit op deze klemmen de verbindingskabels van de motor aan. Bij constructies met twee motoren
moeten de voedingskabels van de motor die het eerst moet opengaan op deze klemmen worden aangesloten. De
maximale belasting voor deze klemmen is 300W.
5.2.2. MOTOR M2
Klemmen “6 & 7”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels aan van de motor die zich als tweede moet bewegen.
De maximale belasting voor deze klemmen is 300W.
Bij installaties met één vleugel worden deze klemmen niet gebruikt en moeten ze NIET worden overbrugd.
5.2.3. ELEKTRISCHE VERGRENDELING
Klemmen “8 & 9”. Sluit op deze klemmen het eventuele elektroslot met voeding 12/24 V ac/dc aan. Dit contact is vòòr
de openingsmanoeuvre gedurende 1,5 seconde actief.
Bij installaties met twee motoren moet het elektroslot op vleugel van de motor M1 worden gemonteerd, (de
motor die als eerste beweegt).
5.2.4. WAARSCHUWINGSLAMP
Klemmen “9 & 10”. Sluit op deze klemmen de waarschuwingslamp met voeding 24V dc maximaal 15W aan. Vòòr
iedere manoeuvre knippert de waarschuwingslamp 0,5 seconde
Gebruik een waarschuwingslamp waarvan de lamp blijft branden, het knipperen wordt beheerd door de
besturingseenheid.
5.3. KLEMMENBORD CN3
5.3.1. OPEN B
Klemmen “15 & 19”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv. drukknop,
sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor gedeeltelijke opening van
de poort.
De gedeeltelijke opening van de poort komt overeen, bij toepassingen met één vleugel, met ongeveer 50% van de
hele opgeslagen openingswijdte.
Bij constructies met twee vleugels komt de gedeeltelijke opening overeen met de volledige opening van alleen de
vleugel waarop de motor M1 is geïnstalleerd.
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
Het commando voor totale opening, OPEN A, heeft altijd voorrang boven het commando voor gedeeltelijke
opening, OPEN B.
5.3.2. OPEN A
Klemmen “16 & 19”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv. drukknop,
sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor volledige opening van de
poort. De werking van deze ingang wordt bepaald door dipschakelaar 1 (zie paragraaf 7).
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
54
NEDERLANDS
5.3.3. FSW-FOTOCELLEN.
Klemmen “17 & 19”. Normaal gesloten contact. Op deze klemmen moeten eventuele fotocellen worden aangesloten.
Deze kunnen actief zijn tijdens de sluitingsmanoeuvre of tijdens de sluitings- en openingsmanoeuvre, afhankelijk van
hoe de dipschakelaar 5 is ingesteld, zie paragraaf 7. Het gedrag van de fotocellen is beschreven in de tabellen met
de bedrijfslogica’s, zie paragraaf 15. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “FSW“.
• Als u geen fotocellen wilt gebruiken, moet de ingang worden overbrugd.
• Meerdere paren fotocellen moeten in serie worden aangesloten.
5.3.4. STOP
Klemmen “18 & 19”. Normaal gesloten contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsinstallatie aan
(drukknop, sleutelschakelaar, etc..) die de beweging van de poort onmiddellijk moet stoppen, en daarbij iedere
automatische functie deactiveert.
Alleen met een volgend impuls voor volledige opening hervat de poort de opgeslagen cyclus. De status van deze
ingang wordt gesignaleerd door de led “STOP”.
• Om meerdere impulsgevers aan te sluiten moeten de voorzieningen in serie worden aangesloten.
• Als er geen STOP-voorzieningen worden gebruikt, moet deze ingang worden overbrugd.
5.3.5. VOEDING ACCESSOIRES
Klemmen “19 & 20”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de accessoires met voeding 24 Vdc aan.
Gebruik klem 19 voor het negatieve contact.
• De maximale lading van de accessoires mag niet hoger zijn dan 500 mA.
De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij de voeding van de accessoires de polen in acht.
5.4. KLEMMENBORD CN4
5.4.1. VOEDING ENCODER
Klemmen “11 & 12”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de encoder aan. Bij installaties met twee motoren
moet de voeding van de encoders parallel worden aangesloten.
De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij het aansluiten de polen in acht.
5.4.2. ENCODER MOTOR 1
Klem “13”. Sluit op deze klemmen de kabel van het signaal afkomstig van de encoder van motor 1 aan.
Het is ABSOLUUT noodzakelijk voor de werking van de besturingseenheid dat de encoder is aangesloten.
5.4.3. ENCODER MOTOR 2
Klem “14”. Sluit op deze klemmen de kabel van het signaal afkomstig van de encoder van motor 2 aan.
Het is ABSOLUUT noodzakelijk voor de werking van de besturingseenheid dat de encoder is aangesloten.
5.5. BATTERIJEN-KIT
De kaart kan op een batterijen-kit (optioneel) worden aangesloten, zodat er in geval van eventuele black-outs toch
stroomvoorziening is. De batterijen-kit moet worden aangesloten op de speciale connector JP3.
Tijdens de normale werking zorgt de kaart ervoor dat de batterijen opgeladen blijven. Als de elektrische voeding wegvalt,
voeden de batterijen het systeem, zodat de poort kan worden ingeschakeld zonder de ontgrendelingsvoorziening
te gebruiken.
Het aantal cycli dat met de batterijen kan worden uitgevoerd wordt beïnvloed door de staat van de
batterijen, de structuur van de poort, de tijd die is verstreken vanaf het uitvallen van de elektriciteit, de op de
besturingseenheid aangesloten accessoires, etc..
De voeding van het systeem door middel van batterijen moet als een noodsituatie worden beschouwd.
6. PLAATSEN ONTVANGSTMODULES
De centrale is uitgerust om er een radio-ontvangstmodule in te zetten (zie prijslijst), die moet worden aangesloten op
de speciale connector JP2 (Fig. 2).
• De ontvangstmodule kan op slechts een plaats worden aangesloten, forceer
hem niet.
• Om de ontvangstmodule niet onherstelbaar te beschadigen, mag hij alleen
worden geplaatst en eventueel verwijderd na de spanning naar de installatie
te hebben uitgeschakeld.
• Om de ontvangstmodule eruit te trekken zonder de houder te beschadigen,
moet een lichte druk worden uitgeoefend op de zijkanten van de houder, op de
aangegeven punten, terwijl tegelijkertijd de module eruit worden getrokken.
Fig. 2
55
NEDERLANDS
7. AFSTELLEN VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS
Alle programmeerbare functies van de kaart worden gedefinieerd door de dipschakelaars DP1 in te stellen (zie Fig.1).
De tabel hieronder bevat de verschillende mogelijkheden:
Stel de dipschakelaars pas in na de spanning te hebben uitgeschakeld. Als dat niet is gedaan, kan dit ten koste
gaan van de goede werking van het besturingssysteem.
8. WERKING ENCODER
Deze besturingseenheid garandeert, dankzij het beheer van de encoder, een installatie conform de geldende
veiligheidsvoorschriften.
De encoder is zowel tijdens het openen als tijdens het sluiten van de poort actief.
Tijdens de openingsmanoeuvre zorgt het ingrijpen van de encoder ervoor dat de bewegingsrichting ongeveer twee
seconden wordt omgedraaid, waarbij de besturingseenheid op STOP gaat en de eventuele automatische sluiting
wordt gedeactiveerd. Er moet een OPEN A-impuls worden gegeven om de normale werking te hervatten.
Tijdens de sluitingsmanoeuvre zorgt het ingrijpen van de encoder ervoor dat de beweging wordt omgedraaid tot
de poort helemaal open staat, zonder dat de eventuele automatische sluiting wordt gedeactiveerd. Als hij drie keer
achter elkaar ingrijpt, gaat de besturingseenheid aan het einde van de openingsbeweging op STOP, waarbij de
eventuele automatische sluiting wordt gedeactiveerd, omdat als de encoder meerdere keren ingrijpt, dit betekent
dat er een obstakel blijft, en eventuele automatismen een bron van gevaar kunnen vormen. Zodra het obstakel
verwijderd is, moet een OPEN A-impuls worden gegeven om de in het geheugen opgeslagen werking van de poort
te hervatten.
De eerste manoeuvre die de poort uitvoert na een OPEN A-impuls, wordt vertraagd uitgevoerd.
9. AFSTELLEN KRACHT MOTOR
Door de dipschakelaars 1 & 2 om te zetten kan de kracht van de motor worden ingesteld op vier vooringestelde
niveaus. Het variëren van de kracht van de motor beïnvloedt ook de gevoeligheid voor obstakeldetectie van de
encoder. Om precies te zijn, als de kracht van de motor toeneemt, neemt de gevoeligheid voor obstakeldetectie af,
en andersom, als de kracht van de motor afneemt, neemt de detectiegevoeligheid toe.
De kracht van de motor moet worden ingesteld op grond van de afmetingen en het gewicht van de poort, en
de wrijving die hij ondervindt tijdens de beweging.
10. LAATSTE DUW BIJ HET SLUITEN
Als deze functie wordt geactiveerd, geeft de motor, na afloop van de sluitingsfase, 0,5 seconde met volle kracht
een laatste duw. Hierdoor kan de motorreductor de weerstand tegen eventuele pogingen tot braak nog verder
verhogen.
ELEKTR
O
NI
SC
HE K
O
PPELIN
G
ELEKTRONISCHE KOPPELING
G
evoeli
g
hei
dGevoeligheid
Dip
sc
h
a
k
e
l
aar
Dipschakelaar
1
1
Dip
sc
h
a
k
e
l
aar
Dipschakelaar
2
2
Mi
n
i
ma
l
e
k
rac
ht
/
max
i
ma
l
e
g
evoe
ligh
e
idMinimale kracht / maximale gevoeligheid
O
FF
OFF
O
FF
OFF
K
racht motor
g
emiddeld-laa
g
/
g
evoeli
g
heid
g
emiddeld-hoo
g
Kracht motor gemiddeld-laag / gevoeligheid gemiddeld-hoog
ON
ON
O
FF
OFF
K
rac
ht
gem
idd
e
ld
-
h
oog
/
gevoe
li
g
h
e
id
gem
idd
e
ld
-
l
aag
Kracht gemiddeld-hoog / gevoeligheid gemiddeld-laag
O
FF
OFF
ON
ON
M
ax
i
ma
l
e
k
rac
ht
/
m
i
n
i
ma
l
e
g
evoe
ligh
e
idMaximale kracht / minimale gevoeligheid
ON
ON
ON
ON
W
ERKIN
G
KN
O
P
O
PEN A
WERKING KNOP OPEN A
O
F
F
OFF
Opent/Sluit/Opent...
Opent/Sluit/Opent...
O
N
ON
O
pent/Stop/Sluit/Stop/Opent..
.
Opent/Stop/Sluit/Stop/Opent...
V
ERTRA
G
IN
G
VLEU
G
EL
VERTRAGING VLEUGEL
O
FF
OFF
V
er
t
ra
gi
n
g
v
l
eu
g
e
l
1
,
5
secon
d
e
Vertraging vleugel 1,5 seconde
ON
ON
Vertra
g
in
g
vleu
g
el
3
seconden
Vertraging vleugel 3 seconden
IN
S
TALLATI
E
INSTALLATIE
O
FF
OFF
Installatie met één vleu
g
el
Installatie met één vleugel
ON
ON
I
ns
t
a
ll
a
ti
e me
t
t
wee v
l
eu
g
e
l
s
Installatie met twee vleugels
A
UTOMATISCHE SLUITIN
G
AUTOMATISCHE SLUITING
O
FF
OFF
Automatische sluitin
g
g
edeactiveer
d
Automatische sluiting gedeactiveerd
ON
ON
A
utomatische sluitin
g
g
eactiveerd
Automatische sluiting geactiveerd
LAATSTE DUW BIJ HET SLUITEN
LAATSTE DUW BIJ HET SLUITEN
OF
F
OFF
Laatste duw bij het sluiten gedeactiveerd
Laatste duw bij het sluiten gedeactiveerd
O
N
ON
L
aatste duw bij het sluiten geactiveerd
Laatste duw bij het sluiten geactiveerd
WERKING INGANG FSW
WERKING INGANG FSW
O
FF
OFF
Alleen actie
f
bij sluiting
Alleen actief bij sluiting
O
N
ON
A
ctie
f
zowel bij sluiting als bij opening
Actief zowel bij sluiting als bij opening
56
NEDERLANDS
11. AANSLUITSCHEMA
12. PROGRAMMERING
Voer, als eenmaal alle noodzakelijk aansluitingen op de kaart zijn uitgevoerd, een programmeerprocedure uit door
de volgende instructies te volgen:
Schakel de spanning naar de installatie uit door de differentieelschakelaar om te zetten.
Zet de aandrijving op handbediening, zie de instructies van de aandrijving, en zet de poort ongeveer halverwege
de hele openingswijdte.
Vergrendel de motorreductor weer, en controleer of hij niet met de hand kan worden bewogen.
Schakel de voeding naar het systeem in.
Druk op de programmeertoets, PROG, en houd hem ongeveer 1 seconde ingedrukt, de waarschuwingslamp
gaat aan en blijft branden.
Geeft een commando voor totale opening, OPEN A.
De eerste manoeuvre die de poort uitvoert moet een sluitingsbeweging zijn
.
Als dat niet gebeurt, moet de werking van de centrale worden
gestopt door een “RESET” uit te voeren met behulp van de
speciale PIN, zoals aangegeven in Fig. 3. Draai de draden om
van de motor(en) die de manoeuvre niet correct heeft (hebben)
uitgevoerd, en herhaal de procedure vanaf punt 1.
Zodra de mechanische eindaanslag voor de sluiting is bereikt, blijft
(blijven) de vleugel(s) ongeveer 2 seconden in de pauzestand, en
daarna begint de openingsmanoeuvre. Bij installaties met twee
motoren beweegt eerst de vleugel met de motor M1.
Zodra de mechanische aanslag voor de opening is bereikt, begint de
pauzetijd te lopen.
Geef, als de gewenste tijd is verstreken, een OPEN A-impuls.
De poort begint met de sluitingsmanoeuvre en het waarschuwingslicht begint te knipperen, waarmee wordt
aangegeven dat de programmeerfase is afgesloten.
Gedurende de programmeerfase wordt de beweging van de poort vertraagd uitgevoerd.
13. CONTROLELEDS
Op de besturingseenheid zitten 6 controleleds. In de volgende tabel is de betekenis van de verschillende leds weergegeven
:
LED AAN UIT
OPA Radio-ingang OPEN A actief Radio-ingang OPEN A niet actief
OPB Radio-ingang OPEN B actief Radio-ingang OPEN B niet actief
STOP Ingang stop niet actief Ingang stop actief
FSW Fotocellen vrij Fotocellen bezet
De status van de leds met de besturingseenheid gevoed en de poort in de ruststand is vetgedrukt weergegeven
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Fig. 3Fig. 3
57
NEDERLANDS
14. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING
De bedieningseenheid is voorzien van een geïntegreerd decoderingssysteem met twee kanalen. Met dit systeem kan,
met behulp van de ontvangstmodule, zowel het commando OPEN A als het commando OPEN B in het geheugen
worden opgeslagen.
Met het decoderingssysteem kunnen zowel radioafstandsbedieningen met de frequentie 868 MHz als die met de
frequentie 433 MHz GENIUS worden opgeslagen.
• Er kan slechts één radiocodering per keer worden gebruikt. Om van de ene codering naar de andere over te
gaan, moet de bestaande radiocodering worden gewist (zie paragraaf 13.3), de ontvangstmodule worden
vervangen, en moeten de programmeerfasen worden herhaald.
• De ontvangstmodule mag er uitsluitend in worden geplaatst en eventueel worden verwijderd na de spanning
naar de kaart te hebben uitgeschakeld.
• De ontvangstmodule kan op slechts één plaats erin worden gezet. Oriënteer de module correct, zonder hem
te forceren.
14.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen 868 MHz
Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN A en OPEN B.
Druk op de radioafstandsbediening tegelijkertijd de knoppen P1 en P2 in en houd ze ingedrukt (zie instructies
radioafstandsbediening).
Na ongeveer een seconde begint de led van de radioafstandsbediening te knipperen.
Laat beide knoppen los.
Druk op de knop P1 of P2 op de kaart en houd hem ingedrukt, om respectievelijk het kanaal OPEN A of OPEN B in
het geheugen op te slaan. De bijbehorende led begint te knipperen.
Druk tegelijkertijd op de knop van de radioafstandsbediening waarmee u het gekozen commando wilt
combineren.
Controleer of de led bij het commando dat in het geheugen wordt opgeslagen (OPA voor het kanaal OPEN A
of OPB voor het kanaal OPEN B) een paar seconden blijft branden, ter bevestiging dat het commando correct
is opgeslagen.
Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening
twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt.
Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen
de actieradius bevinden.
Om het andere kanaal in het geheugen op te slaan, moet de hele procedure vanaf punt 1 worden herhaald.
Om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen, moet de code van de knop van de in het geheugen opgeslagen
radioafstandsbediening worden overgezet op de toe te voegen radioafstandsbedieningen, door de opslagprocedure
te herhalen of door de volgende procedure te volgen:
Druk op de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening de knoppen P1 en P2 tegelijkertijd in (zie instructies
radioafstandsbediening) en houd ze ingedrukt.
De led van de afstandsbediening begint te knipperen.
Laat beide knoppen los.
Houd de twee radioafstandsbedieningen aan de voorkant tegen elkaar.
Druk op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die bij het kanaal hoort dat u wilt
overzetten, en houd hem ingedrukt; de led van de radioafstandsbediening blijft branden.
Druk op de in het geheugen op te slaan radioafstandsbediening op de gewenste knop, en laat hem los als de
afstandsbediening twee keer heeft geknipperd.
Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee
keer kort achter elkaar worden ingedrukt.
Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen
de actieradius bevinden.
14.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen 433 MHz
Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN A en OPEN B.
Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u wenst op te slaan, P1 voor het kanaal OPEN A of
P2 voor het kanaal OPEN B.
De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen, laat de knop los.
Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het gekozen kanaal wilt combineren.
De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang, waarmee wordt aangegeven dat de
radioafstandsbediening is opgeslagen, om vervolgens weer te gaan knipperen.
In deze fase kunnen verdere radioafstandsbedieningen worden opgeslagen.
Na ongeveer 10 seconden verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende fase.
Herhaal de handelingen vanaf punt 1 om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen of het tweede kanaal op te slaan
14.2.1. OP AFSTAND OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 433 MHZ
Alleen bij radioafstandsbedieningen 433 is het mogelijk verdere afstandsbedieningen op afstand in het geheugen
op te slaan, d.w.z. zonder op de knoppen van de besturingseenheid te drukken, maar door een eerder opgeslagen
radioafstandsbediening te gebruiken.
Neem een radioafstandsbediening die al op een van de 2 kanalen is opgeslagen.
Ga vlakbij het automatisch systeem staan.
Druk op de knoppen P1 en P2 in en houd ze ongeveer 5 seconden tegelijkertijd ingedrukt (zie instructies
radioafstandsbediening).
Druk binnen 5 seconden op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die u op de
nieuwe radioafstandsbediening wilt overzetten. Hierdoor wordt op de besturingseenheid de zelflerende fase op
het geselecteerde kanaal geactiveerd.
Druk binnen 5 seconden op de nieuwe radioafstandsbediening op de knop die u met het gekozen kanaal wilt
combineren.
Na de nieuwe radioafstandsbediening te hebben opgeslagen, houdt de besturingseenheid de zelflerende modus
op het gekozen kanaal ongeveer 5 seconden actief.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
58
NEDERLANDS
Tijdens deze 5 seconden kunnen verdere radioafstandsbedieningen op de besturingseenheid worden opgeslagen,
eveneens in combinatie met het geactiveerde kanaal.
Als 5 seconden zijn verlopen na het opslaan van de laatste radioafstandsbediening, verlaat de besturingseenheid
automatisch de zelflerende procedure.
Om te controleren of de radioafstandsbediening correct in het geheugen is opgeslagen, moet na het invoeren
van de code 5 seconden worden gewacht.
14.3. Wissen van de radiocodes
Om alle codes van de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening te wissen, moet de volgende procedure
worden gevolgd:
Druk een van de knoppen P1 of P2 in, en houd hem ingedrukt.
De bijbehorende led begint te knipperen.
Na vijf seconden begint de led snel te knipperen.
Na nog eens vijf seconden blijven de beide leds, OPA en OPB, branden.
Laat de knop los.
Deze handeling kan niet ongedaan worden gemaakt, alle radioafstandsbedieningen die met zowel het
commando OPEN als met het commando OPEN B zijn gecombineerd, worden gewist.
15. ZEKERINGEN
Op de besturingseenheid zitten twee zekeringen. In de tabel hieronder staan de waarden en de afmetingen van de
zekeringen:
ZEKERING BEVEILIGING ZEKERING BEVEILIGING
F1=T3.15A 250V - 5x20 Voeding 230/115 Vac F2=630mA 250V - 5x20
Voeding accessoires en
motoren
7.
8.
9.
1.
2.
3.
4.
5.
59
NEDERLANDS
16. BEDRIJFSLOGICA’S
AUTOMATISCHE LOGICA DIPSCHAKELAAR 3=OFF / DIPSCHAKELAAR 6=ON
STATUS POORT
EINGANGEN
OPEN A OPEN B STOP
FOTOCELLEN
DIP-SWITCH 7=OFF DIP-SWITCH 7=ON
GESLOTEN
Opent de poort en sluit weer
na een pauzetijd
Opent de poort gedeeltelijk
en sluit weer na de pauzetijd
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND IN PAUZE Gaat onmiddellijk weer dicht Gaat onmiddellijk weer dicht Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en als
hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 5
seconden weer
Blokkeert de werking en als
hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 5
seconden weer
GAAT OPEN
Keert de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van de
poort om
Blokkeert de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrij komt
GAAT DICHT Geen effect Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en gaat
verder zodra hij vrij komt
AUTOMATISCHE LOGICA STAP VOOR STAP DIPSCHAKELAAR 3=ON / DIPSCHAKELAAR 6=ON
STATUS POORT
EINGANGEN
OPEN A OPEN B STOP
FOTOCELLEN
DIP-SWITCH 7=OFF DIP-SWITCH 7=ON
GESLOTEN
Opent de poort en sluit weer
na een pauzetijd
Opent de poort gedeeltelijk
en sluit weer na de pauzetijd
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND IN PAUZE Gaat onmiddellijk weer dicht Gaat onmiddellijk weer dicht Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en als
hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 5
seconden weer
Blokkeert de werking en als
hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 5
seconden weer
GAAT OPEN
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls open
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van de
poort om
Blokkeert de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrij komt
GAAT DICHT
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls dicht
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en gaat
verder zodra hij vrij komt
60
NEDERLANDS
HANDBEDIENDE LOGICA DIPSCHAKELAAR 3=ON / DIPSCHAKELAAR 6=OFF
STATUS POORT
EINGANGEN
OPEN A OPEN B STOP
FOTOCELLEN
DIP-SWITCH 7=OFF DIP-SWITCH 7=ON
GESLOTEN Opent de poort
Gedeeltelijke opening van
de poort
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND Sluit de poort Sluit de poort
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GAAT OPEN
Keert de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van de
poort om
Blokkeert de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrij komt
GAAT DICHT
Keert de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en gaat
verder zodra hij vrij komt
HANDBEDIENDE LOGICA STAP VOOR STAP (DIPSCHAKELAAR 3=ON / DIPSCHAKELAAR 6=ON
STATUS POORT
EINGANGEN
OPEN A OPEN B STOP
FOTOCELLEN
DIP-SWITCH 7=OFF DIP-SWITCH 7=ON
GESLOTEN Opent de poort
Gedeeltelijke opening van
de poort
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND Sluit de poort Sluit de poort
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GAAT OPEN
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls open
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van de
poort om
Blokkeert de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrij komt
GAAT DICHT
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls dicht
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en gaat
verder zodra hij vrij komt
indicada en el presente manual. Cualquier uso diverso del previsto podría perjudicar
el funcionamiento del producto y/o representar fuente de peligro.
GENIUS declina cualquier responsabilidad derivada de un uso impropio o diverso
del previsto.
No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos
inflamables constituye un grave peligro para la seguridad.
Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido
en las Normas EN 12604 y EN 12605.
Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas
nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las
Normas arriba indicadas.
GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación
de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran
intervenir en la utilización.
La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN
12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D.
Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar
cualquier intervención en la instalación.
Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar con
distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja usar un
magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar.
Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial
con umbral de 0,03 A.
Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las
partes metálicas del cierre.
La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido
por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de intervención
según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10.
Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas
de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento,
arrastre, corte.
Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así
como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor,
además de los dispositivos indicados en el “16”.
GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen
funcionamiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que
no sean de producción GENIUS.
Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS
No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del
sistema de automación.
El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento
del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de
advertencias que se adjunta al producto.
No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto
durante su funcionamiento.
La aplicación no puede ser utilizada por niños, personas con reducida capacidad
física, mental, sensorial o personas sin experiencia o la necesaria formación.
Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor de
impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involuntariamente.
Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta.
El usuario debe abstenerse de intentar reparar o de intervenir directamente, y
debe dirigirse exclusivamente a personal cualificado GENIUS o a centros de
asistencia GENIUS.
Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe
entenderse como no permitido
DEUTSCH
HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER
ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN
ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten,
sollte die Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche
Installation oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können
zu schwerwiegenden Personenschäden führen.
Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen
aufmerksam gelesen werden.
Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von
Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt.
Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen
zu können.
Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen
Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich
angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder
eine Gefahrenquelle darstellen.
Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder
nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab.
Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das
Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes
Sicherheitsrisiko dar.
Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604
und EN 12605 entsprechen.
Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung
eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen
Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten.
Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten
Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie
bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen.
Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen.
Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein.
Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung
und die Batterie abzunehmen.
Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit
Öffnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber
hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer
Abschaltung empfohlen.
Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer
Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist.
Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht augeführt wurde. Die
Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden.
Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den
Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle
erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10
angegebenen Vorschriften zu überprüfen.
Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller
Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel
Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen.
Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen
sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem
Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten
Vorrichtungen einzusetzen.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien
Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden,
die nicht im Hause GENIUS hergestellt urden.
Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS
verwendet werden.
Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine
Veränderungen vorgenommen werden.
Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des
Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das
dem Produkt beigelegt ist, übergeben.
Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren
Nähe der Automation aufhalten.
Die Anwendung darf nicht von Kindern, von Personen mit verminderter körperlicher,
geistiger, sensorieller Fähigkeit oder Personen ohne Erfahrungen oder der
erforderlichen Ausbildung verwendet werden.
Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Reichweite
von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der Automation
zu vermeiden.
Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig
geöffnetem Tor erfolgen.
Der Benutzer darf direkt keine Versuche für Reparaturen oder Arbeiten vornehmen
und hat sich ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal GENIUS oder an
Kundendienstzentren GENIUS zu wenden.
Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung
vorgesehen sind, sind nicht zulässig
NEDERLANDS
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie
zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief
gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel
veroorzaken.
Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van
het product.
De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik
van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar.
Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze
documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt
vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar
kunnen vormen.
GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit
oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem
is bedoeld.
Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid
van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid.
De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de
bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken,
behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden
genomen.
GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen
zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor
vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik.
De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN
12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn.
Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding
worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld.
Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige
schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt
geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met
meerpolige onderbreking.
Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is
geplaatst met een limiet van 0,03 A.
Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen
delen van het sluitsysteem op aan.
Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklemming,
bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient echter
te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden
vermeld onder punt 10.
De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele
gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging,
zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie.
Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken
alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en
sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die
genoemd zijn onder punt “16”.
GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de
goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt
wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd.
Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen.
Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automatische
systeem.
De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het
systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product
geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen.
De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke,
geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de
benodigde training.
De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke,
geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de
benodigde training. Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in
de buurt van het product terwijl dit in werking is.
Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik
van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan
worden aangedreven.
Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is.
De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of andere directe
ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd en geautoriseerd
GENIUS-personeel of een erkend GENIUS-servicecentrum.
Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.

Documenttranscriptie

INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.52 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.52 3. LAY-OUT KAART pag.52 4. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.53 5. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.53 5.1. KLEMMENBORD CN1 VOEDING pag.53 5.2. KLEMMENBORD CN2 pag.53 5.3. KLEMMENBORD CN3 pag.53 5.4. KLEMMENBORD CN4 pag.54 5.5. BATTERIJEN-KIT pag.54 6. PLAATSEN ONTVANGSTMODULES pag.54 7. AFSTELLEN VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS pag.55 8. WERKING ENCODER pag.55 9. AFSTELLEN KRACHT MOTOR pag.55 10. LAATSTE DUW BIJ HET SLUITEN pag.55 11. AANSLUITSCHEMA pag.56 12. PROGRAMMERING pag.56 13. CONTROLELEDS pag.56 14. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING pag.57 14.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen 868 MHz pag.57 14.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen 433 MHz pag.57 14.3. Wissen van de radiocodes pag.58 15. ZEKERINGEN pag.58 16. BEDRIJFSLOGICA’S pag.59 CE-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Fabrikant: GENIUS S.p.A. Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE Verklaart dat: De elektronische apparatuur mod. BRAIN 09 met voeding 230 Vac • in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen: 2006/95/EG Laagspanningsrichtijn. 2004/108/EG richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit. Aanvullende opmerking: Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten). De Algemeen Directeur D. Gianantoni Opmerkingen voor het lezen van de instructies Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische systeem in goede staat te houden. Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product. 51 NEDERLANDS Grassobbio, 20-12-2007 BRAIN 09 BESTURINGSEENHEID VOOR VLEUGELPOORTEN 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN De besturingseenheid BRAIN 09 is ontworpen om aandrijvingen van vleugelpoorten met een maximaal vermogen van 60 W te bedienen. Dankzij de actieve en passieve veiligheidsvoorzieningen garandeert de eenheid, als zij correct wordt geïnstalleerd, een installatie conform de geldende veiligheidsregels. Door het beheer van een encoder kan het veiligheidsniveau nog verder worden verhoogd. Doordat de voornaamste functies op zeer eenvoudige wijze kunnen worden geprogrammeerd, kan de installatie sneller worden uitgevoerd. Dankzij zes ingebouwde leds kan de eenheid op ieder moment de status van de veiligheidsvoorzieningen, het STOP-commando en de radio-ingangen van de commando’s OPEN A en OPEN B aangeven. 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN 230 Vac (+6%-10%) 50 Hz / 115 Vac (+6%-10%) 60 Hz Voedingsspanning Opgenomen vermogen 3W Max. belasting motor 60 W 500 mA Max. belasting accessoires -20°C / +55°C Omgevingstemperatuur 2 Beveiligingszekeringen Automatisch / Automatisch stap voor stap Halfautomatisch /Halfautomatisch stap voor stap Bedrijfslogica’s 120 seconden Openings-/sluitingstijd Zelflerend tijdens de programmeerfase Pauzetijd Instelbaar op vier niveaus door middel van dipschakelaars Kracht motor Ingangen op klemmenbord Voeding 230/115 Vac / Encoder / Stop / Fotocellen / Open A / Open B Uitgangen op klemmenbord Voeding motor / Voeding accessoires / Waarschuwingslamp / Elektroslot Connector voor ontvangstmodule / Batterijenlader Snelconnector Automatisch weer sluiten / Ingang OPEN A / Logica fotocellen / Laatste duw Programmeerbare functies 174 x 134 mm Afmetingen 3. LAY-OUT KAART Pos. Beschrijving CN1 Klemmenbord voeding CN2 Klemmenbord uitgangen motoren en accessoires CN3 Klemmenbord ingangen CN4 Klemmenbord encoder F1 F2 FSW Zekering voeding Zekering accessoires en motor Signaleringsled ingang veiligheidsinrichtingen STOP Signaleringsled ingang STOP JP3 Connector batterijoplader JP2 Connector radiomodule DP1 Dipschakelaar afstellen parameters NEDERLANDS PROG Programmeerknop P1 Drukknop opslag in geheugen kanaal OPEN A P2 Drukknop opslag in geheugen kanaal OPEN B OPA Led radio-ingang OPEN A OPB Led radio-ingang OPEN B JP1 Reset-jump Fig. 1 52 4. AANSLUITMOGELIJKHEDEN Het is belangrijk, met het oog op de veiligheid van personen, dat alle waarschuwingen en aanwijzingen in dit boekje nauwgezet in acht worden genomen. Als het product verkeerd wordt geïnstalleerd of gebruikt, kan dit ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. • Controleer of er stroomopwaarts van de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals voorgeschreven door de geldende regelgeving, en zorg voor een alpolige magneetthermische schakelaar op de voedingslijn. • Controleer of er een geschikte aardingsinstallatie is. • Gebruik geschikte harde en/of flexibele buizen bij het aanleggen van de elektriciteitskabels. • Houd de voedingskabels van 230/115 Vac altijd gescheiden van die van de laagspanningskabels. Het wordt aangeraden verschillende beschermingsmantels te gebruiken om iedere interferentie te vermijden. 5. AANSLUITINGEN EN WERKING 5.1. KLEMMENBORD CN1 VOEDING Sluit de kabel van de netvoeding met een spanning van 230/115 Vac aan. De aardleiding moet worden aangesloten op de centrale klem. De aardaansluiting is absoluut noodzakelijk voor een correcte werking van de besturingseenheid. 5.2. KLEMMENBORD CN2 5.2.1. MOTOR M1 Klemmen “4 & 5”. Sluit op deze klemmen de verbindingskabels van de motor aan. Bij constructies met twee motoren moeten de voedingskabels van de motor die het eerst moet opengaan op deze klemmen worden aangesloten. De maximale belasting voor deze klemmen is 300W. 5.2.2. MOTOR M2 Klemmen “6 & 7”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels aan van de motor die zich als tweede moet bewegen. De maximale belasting voor deze klemmen is 300W. Bij installaties met één vleugel worden deze klemmen niet gebruikt en moeten ze NIET worden overbrugd. 5.2.3. ELEKTRISCHE VERGRENDELING Klemmen “8 & 9”. Sluit op deze klemmen het eventuele elektroslot met voeding 12/24 V ac/dc aan. Dit contact is vòòr de openingsmanoeuvre gedurende 1,5 seconde actief. Bij installaties met twee motoren moet het elektroslot op vleugel van de motor M1 worden gemonteerd, (de motor die als eerste beweegt). 5.2.4. WAARSCHUWINGSLAMP Klemmen “9 & 10”. Sluit op deze klemmen de waarschuwingslamp met voeding 24V dc maximaal 15W aan. Vòòr iedere manoeuvre knippert de waarschuwingslamp 0,5 seconde Gebruik een waarschuwingslamp waarvan de lamp blijft branden, het knipperen wordt beheerd door de besturingseenheid. 5.3. KLEMMENBORD CN3 5.3.1. OPEN B Klemmen “15 & 19”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor gedeeltelijke opening van de poort. De gedeeltelijke opening van de poort komt overeen, bij toepassingen met één vleugel, met ongeveer 50% van de hele opgeslagen openingswijdte. Bij constructies met twee vleugels komt de gedeeltelijke opening overeen met de volledige opening van alleen de vleugel waarop de motor M1 is geïnstalleerd. Het commando voor totale opening, OPEN A, heeft altijd voorrang boven het commando voor gedeeltelijke opening, OPEN B. 5.3.2. OPEN A Klemmen “16 & 19”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor volledige opening van de poort. De werking van deze ingang wordt bepaald door dipschakelaar 1 (zie paragraaf 7). Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten. 53 NEDERLANDS Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten. 5.3.3. FSW-FOTOCELLEN. Klemmen “17 & 19”. Normaal gesloten contact. Op deze klemmen moeten eventuele fotocellen worden aangesloten. Deze kunnen actief zijn tijdens de sluitingsmanoeuvre of tijdens de sluitings- en openingsmanoeuvre, afhankelijk van hoe de dipschakelaar 5 is ingesteld, zie paragraaf 7. Het gedrag van de fotocellen is beschreven in de tabellen met de bedrijfslogica’s, zie paragraaf 15. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “FSW“. • Als u geen fotocellen wilt gebruiken, moet de ingang worden overbrugd. • Meerdere paren fotocellen moeten in serie worden aangesloten. 5.3.4. STOP Klemmen “18 & 19”. Normaal gesloten contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsinstallatie aan (drukknop, sleutelschakelaar, etc..) die de beweging van de poort onmiddellijk moet stoppen, en daarbij iedere automatische functie deactiveert. Alleen met een volgend impuls voor volledige opening hervat de poort de opgeslagen cyclus. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “STOP”. • Om meerdere impulsgevers aan te sluiten moeten de voorzieningen in serie worden aangesloten. • Als er geen STOP-voorzieningen worden gebruikt, moet deze ingang worden overbrugd. 5.3.5. VOEDING ACCESSOIRES Klemmen “19 & 20”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de accessoires met voeding 24 Vdc aan. Gebruik klem 19 voor het negatieve contact. • De maximale lading van de accessoires mag niet hoger zijn dan 500 mA. • De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij de voeding van de accessoires de polen in acht. 5.4. KLEMMENBORD CN4 5.4.1. VOEDING ENCODER Klemmen “11 & 12”. Sluit op deze klemmen de voedingskabels van de encoder aan. Bij installaties met twee motoren moet de voeding van de encoders parallel worden aangesloten. De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij het aansluiten de polen in acht. 5.4.2. ENCODER MOTOR 1 Klem “13”. Sluit op deze klemmen de kabel van het signaal afkomstig van de encoder van motor 1 aan. Het is ABSOLUUT noodzakelijk voor de werking van de besturingseenheid dat de encoder is aangesloten. 5.4.3. ENCODER MOTOR 2 Klem “14”. Sluit op deze klemmen de kabel van het signaal afkomstig van de encoder van motor 2 aan. Het is ABSOLUUT noodzakelijk voor de werking van de besturingseenheid dat de encoder is aangesloten. 5.5. BATTERIJEN-KIT De kaart kan op een batterijen-kit (optioneel) worden aangesloten, zodat er in geval van eventuele black-outs toch stroomvoorziening is. De batterijen-kit moet worden aangesloten op de speciale connector JP3. Tijdens de normale werking zorgt de kaart ervoor dat de batterijen opgeladen blijven. Als de elektrische voeding wegvalt, voeden de batterijen het systeem, zodat de poort kan worden ingeschakeld zonder de ontgrendelingsvoorziening te gebruiken. Het aantal cycli dat met de batterijen kan worden uitgevoerd wordt beïnvloed door de staat van de batterijen, de structuur van de poort, de tijd die is verstreken vanaf het uitvallen van de elektriciteit, de op de besturingseenheid aangesloten accessoires, etc.. De voeding van het systeem door middel van batterijen moet als een noodsituatie worden beschouwd. NEDERLANDS 6. PLAATSEN ONTVANGSTMODULES De centrale is uitgerust om er een radio-ontvangstmodule in te zetten (zie prijslijst), die moet worden aangesloten op de speciale connector JP2 (Fig. 2). • De ontvangstmodule kan op slechts een plaats worden aangesloten, forceer hem niet. • Om de ontvangstmodule niet onherstelbaar te beschadigen, mag hij alleen worden geplaatst en eventueel verwijderd na de spanning naar de installatie te hebben uitgeschakeld. • Om de ontvangstmodule eruit te trekken zonder de houder te beschadigen, moet een lichte druk worden uitgeoefend op de zijkanten van de houder, op de aangegeven punten, terwijl tegelijkertijd de module eruit worden getrokken. Fig. 2 54 7. AFSTELLEN VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS Alle programmeerbare functies van de kaart worden gedefinieerd door de dipschakelaars DP1 in te stellen (zie Fig.1). De tabel hieronder bevat de verschillende mogelijkheden: ELEKTRONISCHE KOPPELING WERKING KNOP OPEN A Gevoeligheid Minimale kracht / maximale gevoeligheid Dipschakelaar 1 Dipschakelaar 2 OFF OFF Kracht motor gemiddeld-laag / gevoeligheid gemiddeld-hoog ON OFF Kracht gemiddeld-hoog / gevoeligheid gemiddeld-laag OFF ON Maximale kracht / minimale gevoeligheid ON ON OFF ON Opent/Sluit/Opent... Opent/Stop/Sluit/Stop/Opent... VERTRAGING VLEUGEL OFF Vertraging vleugel 1,5 seconde ON Vertraging vleugel 3 seconden OFF ON INSTALLATIE Installatie met één vleugel Installatie met twee vleugels LAATSTE DUW BIJ HET SLUITEN OFF ON OFF ON Laatste duw bij het sluiten gedeactiveerd Laatste duw bij het sluiten geactiveerd WERKING INGANG FSW AUTOMATISCHE SLUITING Automatische sluiting gedeactiveerd Automatische sluiting geactiveerd OFF ON Alleen actief bij sluiting Actief zowel bij sluiting als bij opening Stel de dipschakelaars pas in na de spanning te hebben uitgeschakeld. Als dat niet is gedaan, kan dit ten koste gaan van de goede werking van het besturingssysteem. 8. WERKING ENCODER Deze besturingseenheid garandeert, dankzij het beheer van de encoder, een installatie conform de geldende veiligheidsvoorschriften. De encoder is zowel tijdens het openen als tijdens het sluiten van de poort actief. • Tijdens de openingsmanoeuvre zorgt het ingrijpen van de encoder ervoor dat de bewegingsrichting ongeveer twee seconden wordt omgedraaid, waarbij de besturingseenheid op STOP gaat en de eventuele automatische sluiting wordt gedeactiveerd. Er moet een OPEN A-impuls worden gegeven om de normale werking te hervatten. • Tijdens de sluitingsmanoeuvre zorgt het ingrijpen van de encoder ervoor dat de beweging wordt omgedraaid tot de poort helemaal open staat, zonder dat de eventuele automatische sluiting wordt gedeactiveerd. Als hij drie keer achter elkaar ingrijpt, gaat de besturingseenheid aan het einde van de openingsbeweging op STOP, waarbij de eventuele automatische sluiting wordt gedeactiveerd, omdat als de encoder meerdere keren ingrijpt, dit betekent dat er een obstakel blijft, en eventuele automatismen een bron van gevaar kunnen vormen. Zodra het obstakel verwijderd is, moet een OPEN A-impuls worden gegeven om de in het geheugen opgeslagen werking van de poort te hervatten. De eerste manoeuvre die de poort uitvoert na een OPEN A-impuls, wordt vertraagd uitgevoerd. 9. AFSTELLEN KRACHT MOTOR Door de dipschakelaars 1 & 2 om te zetten kan de kracht van de motor worden ingesteld op vier vooringestelde niveaus. Het variëren van de kracht van de motor beïnvloedt ook de gevoeligheid voor obstakeldetectie van de encoder. Om precies te zijn, als de kracht van de motor toeneemt, neemt de gevoeligheid voor obstakeldetectie af, en andersom, als de kracht van de motor afneemt, neemt de detectiegevoeligheid toe. De kracht van de motor moet worden ingesteld op grond van de afmetingen en het gewicht van de poort, en de wrijving die hij ondervindt tijdens de beweging. 10. LAATSTE DUW BIJ HET SLUITEN NEDERLANDS Als deze functie wordt geactiveerd, geeft de motor, na afloop van de sluitingsfase, 0,5 seconde met volle kracht een laatste duw. Hierdoor kan de motorreductor de weerstand tegen eventuele pogingen tot braak nog verder verhogen. 55 11. AANSLUITSCHEMA 12. PROGRAMMERING Voer, als eenmaal alle noodzakelijk aansluitingen op de kaart zijn uitgevoerd, een programmeerprocedure uit door de volgende instructies te volgen: 1. Schakel de spanning naar de installatie uit door de differentieelschakelaar om te zetten. 2. Zet de aandrijving op handbediening, zie de instructies van de aandrijving, en zet de poort ongeveer halverwege de hele openingswijdte. 3. Vergrendel de motorreductor weer, en controleer of hij niet met de hand kan worden bewogen. 4. Schakel de voeding naar het systeem in. 5. Druk op de programmeertoets, PROG, en houd hem ongeveer 1 seconde ingedrukt, de waarschuwingslamp gaat aan en blijft branden. 6. Geeft een commando voor totale opening, OPEN A. De eerste manoeuvre die de poort uitvoert moet een sluitingsbeweging zijn. Als dat niet gebeurt, moet de werking van de centrale worden gestopt door een “RESET” uit te voeren met behulp van de speciale PIN, zoals aangegeven in Fig. 3. Draai de draden om van de motor(en) die de manoeuvre niet correct heeft (hebben) uitgevoerd, en herhaal de procedure vanaf punt 1. 7. Zodra de mechanische eindaanslag voor de sluiting is bereikt, blijft (blijven) de vleugel(s) ongeveer 2 seconden in de pauzestand, en daarna begint de openingsmanoeuvre. Bij installaties met twee motoren beweegt eerst de vleugel met de motor M1. 8. Zodra de mechanische aanslag voor de opening is bereikt, begint de Fig. 3 pauzetijd te lopen. 9. Geef, als de gewenste tijd is verstreken, een OPEN A-impuls. 10. De poort begint met de sluitingsmanoeuvre en het waarschuwingslicht begint te knipperen, waarmee wordt aangegeven dat de programmeerfase is afgesloten. NEDERLANDS Gedurende de programmeerfase wordt de beweging van de poort vertraagd uitgevoerd. 13. CONTROLELEDS Op de besturingseenheid zitten 6 controleleds. In de volgende tabel is de betekenis van de verschillende leds weergegeven: LED AAN UIT OPA Radio-ingang OPEN A actief Radio-ingang OPEN A niet actief OPB Radio-ingang OPEN B actief Radio-ingang OPEN B niet actief STOP Ingang stop niet actief Ingang stop actief FSW Fotocellen vrij Fotocellen bezet De status van de leds met de besturingseenheid gevoed en de poort in de ruststand is vetgedrukt weergegeven 56 14. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING De bedieningseenheid is voorzien van een geïntegreerd decoderingssysteem met twee kanalen. Met dit systeem kan, met behulp van de ontvangstmodule, zowel het commando OPEN A als het commando OPEN B in het geheugen worden opgeslagen. Met het decoderingssysteem kunnen zowel radioafstandsbedieningen met de frequentie 868 MHz als die met de frequentie 433 MHz GENIUS worden opgeslagen. • Er kan slechts één radiocodering per keer worden gebruikt. Om van de ene codering naar de andere over te gaan, moet de bestaande radiocodering worden gewist (zie paragraaf 13.3), de ontvangstmodule worden vervangen, en moeten de programmeerfasen worden herhaald. • De ontvangstmodule mag er uitsluitend in worden geplaatst en eventueel worden verwijderd na de spanning naar de kaart te hebben uitgeschakeld. • De ontvangstmodule kan op slechts één plaats erin worden gezet. Oriënteer de module correct, zonder hem te forceren. 14.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen 868 MHz Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN A en OPEN B. 1. Druk op de radioafstandsbediening tegelijkertijd de knoppen P1 en P2 in en houd ze ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening). 2. Na ongeveer een seconde begint de led van de radioafstandsbediening te knipperen. 3. Laat beide knoppen los. 4. Druk op de knop P1 of P2 op de kaart en houd hem ingedrukt, om respectievelijk het kanaal OPEN A of OPEN B in het geheugen op te slaan. De bijbehorende led begint te knipperen. 5. Druk tegelijkertijd op de knop van de radioafstandsbediening waarmee u het gekozen commando wilt combineren. 6. Controleer of de led bij het commando dat in het geheugen wordt opgeslagen (OPA voor het kanaal OPEN A of OPB voor het kanaal OPEN B) een paar seconden blijft branden, ter bevestiging dat het commando correct is opgeslagen. 7. Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt. Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius bevinden. 8. Om het andere kanaal in het geheugen op te slaan, moet de hele procedure vanaf punt 1 worden herhaald. Om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen, moet de code van de knop van de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening worden overgezet op de toe te voegen radioafstandsbedieningen, door de opslagprocedure te herhalen of door de volgende procedure te volgen: • Druk op de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening de knoppen P1 en P2 tegelijkertijd in (zie instructies radioafstandsbediening) en houd ze ingedrukt. • De led van de afstandsbediening begint te knipperen. • Laat beide knoppen los. • Houd de twee radioafstandsbedieningen aan de voorkant tegen elkaar. • Druk op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die bij het kanaal hoort dat u wilt overzetten, en houd hem ingedrukt; de led van de radioafstandsbediening blijft branden. • Druk op de in het geheugen op te slaan radioafstandsbediening op de gewenste knop, en laat hem los als de afstandsbediening twee keer heeft geknipperd. • Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt. Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius bevinden. 14.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen 433 MHz Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN A en OPEN B. 1. Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u wenst op te slaan, P1 voor het kanaal OPEN A of P2 voor het kanaal OPEN B. 2. De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen, laat de knop los. 3. Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het gekozen kanaal wilt combineren. 4. De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang, waarmee wordt aangegeven dat de radioafstandsbediening is opgeslagen, om vervolgens weer te gaan knipperen. 5. In deze fase kunnen verdere radioafstandsbedieningen worden opgeslagen. 6. Na ongeveer 10 seconden verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende fase. 7. Herhaal de handelingen vanaf punt 1 om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen of het tweede kanaal op te slaan 57 NEDERLANDS 14.2.1. OP AFSTAND OPSLAAN VAN RADIOAFSTANDSBEDIENINGEN 433 MHZ Alleen bij radioafstandsbedieningen 433 is het mogelijk verdere afstandsbedieningen op afstand in het geheugen op te slaan, d.w.z. zonder op de knoppen van de besturingseenheid te drukken, maar door een eerder opgeslagen radioafstandsbediening te gebruiken. 1. Neem een radioafstandsbediening die al op een van de 2 kanalen is opgeslagen. 2. Ga vlakbij het automatisch systeem staan. 3. Druk op de knoppen P1 en P2 in en houd ze ongeveer 5 seconden tegelijkertijd ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening). 4. Druk binnen 5 seconden op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die u op de nieuwe radioafstandsbediening wilt overzetten. Hierdoor wordt op de besturingseenheid de zelflerende fase op het geselecteerde kanaal geactiveerd. 5. Druk binnen 5 seconden op de nieuwe radioafstandsbediening op de knop die u met het gekozen kanaal wilt combineren. 6. Na de nieuwe radioafstandsbediening te hebben opgeslagen, houdt de besturingseenheid de zelflerende modus op het gekozen kanaal ongeveer 5 seconden actief. 7. Tijdens deze 5 seconden kunnen verdere radioafstandsbedieningen op de besturingseenheid worden opgeslagen, eveneens in combinatie met het geactiveerde kanaal. 8. Als 5 seconden zijn verlopen na het opslaan van de laatste radioafstandsbediening, verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende procedure. 9. Om te controleren of de radioafstandsbediening correct in het geheugen is opgeslagen, moet na het invoeren van de code 5 seconden worden gewacht. 14.3. Wissen van de radiocodes Om alle codes van de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening te wissen, moet de volgende procedure worden gevolgd: 1. Druk een van de knoppen P1 of P2 in, en houd hem ingedrukt. 2. De bijbehorende led begint te knipperen. 3. Na vijf seconden begint de led snel te knipperen. 4. Na nog eens vijf seconden blijven de beide leds, OPA en OPB, branden. 5. Laat de knop los. Deze handeling kan niet ongedaan worden gemaakt, alle radioafstandsbedieningen die met zowel het commando OPEN als met het commando OPEN B zijn gecombineerd, worden gewist. 15. ZEKERINGEN Op de besturingseenheid zitten twee zekeringen. In de tabel hieronder staan de waarden en de afmetingen van de zekeringen: BEVEILIGING ZEKERING BEVEILIGING Voeding 230/115 Vac F2=630mA 250V - 5x20 Voeding accessoires en motoren NEDERLANDS ZEKERING F1=T3.15A 250V - 5x20 58 59 Blokkeert de werking Blokkeert de werking Gaat onmiddellijk weer dicht Gaat onmiddellijk weer dicht Geen effect Geen effect Keert de beweging van de poort om Geen effect GAAT OPEN GAAT DICHT Blokkeert de werking Blokkeert de werking Gaat onmiddellijk weer dicht Gaat onmiddellijk weer dicht Geen effect Geen effect Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls open Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls dicht GAAT OPEN GAAT DICHT NEDERLANDS GEOPEND IN PAUZE Blokkeert de werking Onderdrukt de OPEN-commando’s Opent de poort gedeeltelijk en sluit weer na de pauzetijd Opent de poort en sluit weer na een pauzetijd STOP EINGANGEN OPEN B GESLOTEN Geen effect Geen effect Blokkeert de werking en gaat verder zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 5 seconden weer Blokkeert de werking en als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 5 seconden weer Keert de beweging van de poort om Onderdrukt de OPEN-commando’s DIP-SWITCH 7=ON Onderdrukt de OPEN-commando’s DIP-SWITCH 7=OFF Blokkeert de werking en gaat verder zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt FOTOCELLEN Keert de beweging van de poort om Blokkeert de werking en als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 5 seconden weer Blokkeert de werking en als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 5 seconden weer DIP-SWITCH 7=ON Onderdrukt de OPEN-commando’s FOTOCELLEN Onderdrukt de OPEN-commando’s DIP-SWITCH 7=OFF AUTOMATISCHE LOGICA STAP VOOR STAP DIPSCHAKELAAR 3=ON / DIPSCHAKELAAR 6=ON OPEN A STATUS POORT GEOPEND IN PAUZE Blokkeert de werking Onderdrukt de OPEN-commando’s Opent de poort gedeeltelijk en sluit weer na de pauzetijd Opent de poort en sluit weer na een pauzetijd GESLOTEN OPEN B STOP EINGANGEN OPEN A STATUS POORT AUTOMATISCHE LOGICA DIPSCHAKELAAR 3=OFF / DIPSCHAKELAAR 6=ON 16. BEDRIJFSLOGICA’S 60 Geen effect Keert de beweging van de poort om Keert de beweging van de poort om GAAT OPEN GAAT DICHT Geen effect Geen effect Geen effect Sluit de poort Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls open Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls dicht GEOPEND GAAT OPEN GAAT DICHT Blokkeert de werking Geen effect Keert de beweging van de poort om Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s Sluit de poort Opent de poort GESLOTEN Blokkeert de werking Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s DIP-SWITCH 7=ON Blokkeert de werking en gaat verder zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s DIP-SWITCH 7=ON Blokkeert de werking en gaat verder zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s FOTOCELLEN Gedeeltelijke opening van de poort DIP-SWITCH 7=OFF STOP OPEN B EINGANGEN HANDBEDIENDE LOGICA STAP VOOR STAP (DIPSCHAKELAAR 3=ON / DIPSCHAKELAAR 6=ON Blokkeert de werking OPEN A STATUS POORT Geen effect Sluit de poort GEOPEND Keert de beweging van de poort om Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s Sluit de poort Opent de poort GESLOTEN Blokkeert de werking Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s FOTOCELLEN Gedeeltelijke opening van de poort DIP-SWITCH 7=OFF STOP OPEN B EINGANGEN HANDBEDIENDE LOGICA DIPSCHAKELAAR 3=ON / DIPSCHAKELAAR 6=OFF OPEN A STATUS POORT NEDERLANDS 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. indicada en el presente manual. Cualquier uso diverso del previsto podría perjudicar el funcionamiento del producto y/o representar fuente de peligro. GENIUS declina cualquier responsabilidad derivada de un uso impropio o diverso del previsto. No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos inflamables constituye un grave peligro para la seguridad. Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido en las Normas EN 12604 y EN 12605. Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las Normas arriba indicadas. GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran intervenir en la utilización. La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN 12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D. Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar cualquier intervención en la instalación. Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar. Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial con umbral de 0,03 A. Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las partes metálicas del cierre. La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10. Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento, arrastre, corte. Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”. GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcionamiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no sean de producción GENIUS. Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del sistema de automación. El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de advertencias que se adjunta al producto. No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto durante su funcionamiento. La aplicación no puede ser utilizada por niños, personas con reducida capacidad física, mental, sensorial o personas sin experiencia o la necesaria formación. Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor de impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involuntariamente. Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta. El usuario debe abstenerse de intentar reparar o de intervenir directamente, y debe dirigirse exclusivamente a personal cualificado GENIUS o a centros de asistencia GENIUS. Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe entenderse como no permitido DEUTSCH HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen aufmerksam gelesen werden. Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt. Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen zu können. Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder eine Gefahrenquelle darstellen. Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab. Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes Sicherheitsrisiko dar. Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604 und EN 12605 entsprechen. Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten. Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen. Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein. Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung und die Batterie abzunehmen. Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öffnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer Abschaltung empfohlen. Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist. Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht augeführt wurde. Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden. Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10 angegebenen Vorschriften zu überprüfen. Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen. Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten Vorrichtungen einzusetzen. 18. Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden, die nicht im Hause GENIUS hergestellt urden. 19. Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS verwendet werden. 20. Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine Veränderungen vorgenommen werden. 21. Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das dem Produkt beigelegt ist, übergeben. 22. Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren Nähe der Automation aufhalten. 23. Die Anwendung darf nicht von Kindern, von Personen mit verminderter körperlicher, geistiger, sensorieller Fähigkeit oder Personen ohne Erfahrungen oder der erforderlichen Ausbildung verwendet werden. 24. Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der Automation zu vermeiden. 25. Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig geöffnetem Tor erfolgen. 26. Der Benutzer darf direkt keine Versuche für Reparaturen oder Arbeiten vornehmen und hat sich ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal GENIUS oder an Kundendienstzentren GENIUS zu wenden. 27. Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung vorgesehen sind, sind nicht zulässig NEDERLANDS WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar. Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst. Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar kunnen vormen. GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem is bedoeld. Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid. De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605. Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken, behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden genomen. GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik. De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn. Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld. Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met meerpolige onderbreking. Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is geplaatst met een limiet van 0,03 A. Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen delen van het sluitsysteem op aan. Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden vermeld onder punt 10. De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging, zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie. Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die genoemd zijn onder punt “16”. GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd. Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen. Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automatische systeem. De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen. De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke, geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de benodigde training. De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke, geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de benodigde training. Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van het product terwijl dit in werking is. Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan worden aangedreven. Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is. De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of andere directe ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd en geautoriseerd GENIUS-personeel of een erkend GENIUS-servicecentrum. Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64

Genius BRAIN 09 Handleiding

Type
Handleiding