KTM SX-E 3 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
SXE 3
SXE 5
Artikelnr. 3214831nl
BESTE KTM KLANT,
*3214831nl*
3214831nl
01.03.2023
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u en uw kind lang plezier zal schenken.
We wensen uw kind altijd een goede en veilige rit!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14) Stempel van dealer
Motornummer ( pag. 14)
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig door, wees altijd voorzichtig in de omgang met het voertuig en neem
bij twijfel contact op met een geautoriseerde KTM-garage.
Deze bedieningshandleiding is bedoeld als technische handleiding, geeft een toelichting op belangrijke veilig-
heidsaspecten en een overzicht van de belangrijkste functies. Deze bedieningshandleiding is uitsluitend bedoeld
voor particuliere klanten. Deze bedieningshandleiding geldt niet voor personen die het voertuig zakelijk gebruiken.
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2023 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
SXE 3 (F3001X5)
SXE 5 (F3001X6)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Aanwijzing/waarschuwingen ................ 6
2.4 Gevarenniveaus.................................. 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Vallen of ongeval................................ 8
2.8 Beschermende kleding ....................... 8
2.9 Werkzaamheden aan het voertuig, de
motor en de lithium-ion-accu .............. 8
2.10 Milieu............................................... 8
2.11 Bedieningshandleiding ....................... 9
2.12 Gevaar voor brand .............................. 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
3.7 Voedingsspanning ............................ 11
3.8 Rijden bij lage temperaturen............. 11
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 13
5 SERIENUMMERS........................................ 14
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 14
5.2 Typeplaatje ..................................... 14
5.3 Motornummer.................................. 14
5.4 Artikelnummer voorvork .................... 14
5.5 Artikelnummer schokdemper............. 15
5.6 Accu-identificatienummer................. 15
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 16
6.1 Hendel voorwielrem.......................... 16
6.2 Gashendel....................................... 16
6.3 Aan-uitknop..................................... 16
6.4 Magneetschakelaar op het stuur ........ 16
6.5 Magneetschakelaar onder het zadel ... 17
6.6 Hendel achterwielrem (SXE 3) ......... 17
6.7 Rempedaal (SXE 5)......................... 18
6.8 Plug-in standaard............................. 18
6.9 Diagnosestekker............................... 18
7 MULTIFUNCTIONEEL ELEMENT.................. 19
7.1 Multifunctioneel element.................. 19
7.2 Rijmodustoets ................................. 19
7.3 Rijmodusindicatie ............................ 20
7.4 Controlelampje storing...................... 20
7.5 Laadtoestandindicatie ...................... 20
7.6 Vermogensreductie........................... 21
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 22
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 22
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 24
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 24
9.2 Voertuig starten ............................... 24
9.3 Beginnen met rijden......................... 25
9.4 Afremmen ....................................... 25
9.5 Regeneratie (SXE 5)........................ 26
9.6 Stoppen, parkeren............................ 26
9.7 Transporteren .................................. 27
10 SERVICESCHEMA ....................................... 28
10.1 Extra informatie ............................... 28
10.2 Serviceschema................................. 28
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 30
11.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 30
11.2 Luchtvering (SXE 5) ........................ 30
11.3 Ingaande demping schokdemper
(SXE 5).......................................... 31
11.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen (SXE 5)......... 31
11.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen (SXE 5)......... 32
11.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen (SXE 5)......... 32
11.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen (SXE 5) ............................. 33
11.8 Statische veerweg schokdemper
controleren (SXE 5)......................... 34
11.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren (SXE 5)......................... 34
11.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 35
11.11 Dynamische veerweg instellen ....... 36
11.12 Basisinstelling voorvork controleren
(SXE 5).......................................... 37
11.13 Voorvorkluchtdruk instellen
(SXE 5).......................................... 37
11.14 Uitgaande demping voorvork
instellen (SXE 5)............................. 39
11.15 Stuurstand ...................................... 39
11.16 Stuurpositie instellen .................... 39
INHOUDSOPGAVE
3
12 ZADELHOOGTE........................................... 41
12.1 Instelmogelijkheden van de
zadelhoogte..................................... 41
12.2 Zadelhoogte op de schokdemper
instellen ...................................... 41
12.3 Zadelhoogte aan de voorvork
instellen ...................................... 42
12.4 Zadelhoogte op het frame
instellen ...................................... 43
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 46
13.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 46
13.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 46
13.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 46
13.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 47
13.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 48
13.6 Voorvorkprotector monteren............... 48
13.7 Vorkpoten demonteren .................. 48
13.8 Vorkpoten monteren ...................... 49
13.9 Onderste kroonplaat demonteren .... 50
13.10 Onderste kroonplaat monteren ....... 51
13.11 Speling balhoofdlager controleren...... 53
13.12 Speling balhoofdlager instellen ...... 54
13.13 Balhoofdlager smeren ................... 55
13.14 Startnummerbord demonteren........... 55
13.15 Startnummerbord monteren .............. 55
13.16 Spatbord voor demonteren ................ 56
13.17 Spatbord voor monteren.................... 56
13.18 Schokdemper demonteren ............. 57
13.19 Schokdemper monteren ................ 57
13.20 Rubberen buffer en lagerpunten van
schokdemper controleren (SXE 3)..... 58
13.21 Zadel afnemen................................. 58
13.22 Zadel monteren................................ 59
13.23 Kettingvervuiling controleren............. 59
13.24 Ketting reinigen ............................... 59
13.25 Kettingspanning controleren ............. 60
13.26 Kettingspanning instellen ................. 61
13.27 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 61
13.28 Kettinggeleiding instellen .............. 64
13.29 Frame controleren ........................ 64
13.30 Achterbrug controleren .................. 64
13.31 Rubberen stuurcovers controleren...... 64
14 REMSYSTEEM............................................ 66
14.1 Speling van de hendel voorwielrem
controleren...................................... 66
14.2 Uitgangspositie hendel voorwielrem
instellen.......................................... 66
14.3 Remschijven controleren................... 66
14.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 67
14.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 68
14.6 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ......... 69
14.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 70
14.8 Vrije slag hendel achterwielrem
controleren...................................... 72
14.9 Vrije slag aan het rempedaal
instellen (SXE 5)......................... 73
14.10 Uitgangspositie hendel
achterwielrem instellen ................. 73
14.11 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 74
14.12 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 75
14.13 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ...... 77
14.14 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen .................................... 78
15 WIELEN, BANDEN ...................................... 82
15.1 Voorwiel demonteren .................... 82
15.2 Voorwiel monteren ........................ 82
15.3 Achterwiel demonteren ................. 83
15.4 Achterwiel monteren ..................... 84
15.5 Bandentoestand controleren.............. 85
15.6 Bandenspanning controleren ............. 86
15.7 Spaakspanning controleren ............... 86
16 LV-TRACTIEACCU, ACCULADER................... 87
16.1 Overzicht acculader.......................... 87
16.2 Acculader opstellen.......................... 87
16.3 LV-tractieaccu laden ........................ 88
17 RADIATEUR ............................................... 91
17.1 Radiateur ........................................ 91
18 REINIGING, ONDERHOUD........................... 92
18.1 Motorfiets reinigen ........................... 92
19 STALLING .................................................. 94
19.1 Stalling........................................... 94
19.2 Inbedrijfstelling na stalling ............... 94
20 OPSPOREN VAN FOUTEN............................ 95
21 TECHNISCHE GEGEVENS............................ 97
21.1 Motor.............................................. 97
21.2 Chassis ........................................... 98
21.3 Elektronica...................................... 99
21.4 Banden........................................... 99
21.5 Voorvork.......................................... 99
21.5.1 SXE 3........................................ 99
21.5.2 SXE 5........................................ 99
INHOUDSOPGAVE
4
21.6 Schokdemper ................................ 100
21.6.1 SXE 3...................................... 100
21.6.2 SXE 5...................................... 100
21.7 Aanhaalmomenten chassis.............. 101
22 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 103
23 HULPSTOFFEN......................................... 104
24 NORMEN ................................................. 105
25 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 106
26 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 107
27 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 108
27.1 Gele of oranje pictogrammen........... 108
INDEX ............................................................. 110
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat de
werkzaamheden voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage.
Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde
speciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan, mits
het maximale bestuurdersgewicht wordt aangehouden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
Gebruik de lithium-ionaccu uitsluitend in het voertuig.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Aanwijzing/waarschuwingen
U moet beslist de aangegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.
Info
Op uw voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen/waarschuwingen aangebracht. Deze stickers
nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor
letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveaus
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Aan het voertuig mogen geen mechanische, elektrische of elektronische wijzigingen worden uitgevoerd, omdat
anders het veilige bedrijf niet kan worden gewaarborgd.
Voorbeelden voor niet-toegestane manipulaties en wijzigingen:
1 Openen van de lithium-ionaccu (LV-tractieaccu) of de motor.
2 Gebruik van het voertuig of de lithium-ion-accu in een niet correct onderhouden staat.
3 Gebruik van het voertuig of de lithium-ion-accu buiten de gebruiksdefinitie.
4 Gebruik van een beschadigde lithium-ionaccu.
2.6 Veilig gebruik
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot
risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toe-
zichthoudende persoon opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Zorg ervoor dat de rijmodus aan het rijvermogen van uw kind en aan de verhoudingen is aangepast.
Blokkeer eventueel de rijmodus door de magneetschakelaar onder het zadel te verwijderen.
Vraag niet teveel van uw kind.
Doe pas mee aan wedstrijden, als conditie, rijtechniek en motivatie voldoende zijn.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat
is een voertuig te rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals motor, lithium-ion-accu, schokdemper en remsysteem pas aan, nadat deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Dit voertuig is een elektrische laagspanningsmotorfiets. Daarom dient u zich te houden aan enkele veiligheids- en
onderhoudsaanwijzingen die voortvloeien uit het gebruik van een elektrische motor.
Als de gashendel wordt gesloten en geen regeneratie ( pag. 26) is geactiveerd, rolt het voertuig zonder grote
vertraging door. De snelheid verlaagt afhankelijk van de rolweerstand en de luchtweerstand.
Omdat dit voertuig geen versnellingsbak heeft, is er ook geen koppeling.
Net als bij een conventionele aandrijving met verbrandingsmotor stijgt de temperatuur tijdens het rijden afhanke-
lijk van het gebruik, de omgevingstemperatuur en de mate waarin de koelvlakken vervuild zijn. Als de temperatuur
van de motor, de lithium-ion-accu of de elektronica de toegestane rijtemperatuur overschrijdt, wordt het vermo-
gen duidelijk gereduceerd. Het systeem beschermt zich zo tegen beschadiging door oververhitting. Net voordat de
vermogensreductie intreedt, knippert de actieve rijmodusindicatie. Als de vermogensreductie actief is, branden
alle drie de rijmodusindicaties. Als alle componenten weer de normale rijtemperatuur hebben bereikt, is na een
nieuwe start het volledige systeemvermogen weer beschikbaar.
Gebruik het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de beoogde wijze, en veiligheids- en milieubewust.
Laat storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage verhelpen.
Let op de op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Vallen of ongeval
Als het voertuig op zijn kant ligt, schakelt het voertuig na vijf seconden van de toestand rijklaar naar de toestand
startklaar. Om het voertuig in de toestand rijklaar te schakelen, het voertuig rechtop zetten en de gashendel over
de uitgangspositie heen sluiten.
Als u met het voertuig bent gevallen of een ongeval heeft gehad moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals
altijd voordat u gaat rijden.
2.8 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
2.9 Werkzaamheden aan het voertuig, de motor en de lithium-ion-accu
Waarschuwing
Gevaar voor letselBij werkzaamheden aan onder spanning staande delen bestaat gevaar voor een elektri-
sche schok.
Werkzaamheden aan onder spanning staande delen vereisen bijzondere scholingen, kwalificaties en
gereedschappen.
Laat alle werkzaamheden die niet beschreven en uitgelegd zijn, uitsluitend door KTM-specialisten
uitvoeren.
Open noch de elektrische motor, noch de lithium-ionaccu (LV-tractieaccu).
Waarschuwing
Gevaar voor letselHet voertuig is ook in de rijklare toestand geruisarm.
Het voertuig zet zich ongecontroleerd in beweging als tijdens werkzaamheden aan het voertuig per onge-
luk de gashendel wordt aangeraakt.
Zorg ervoor dat het voertuig met de aan-uitknop is uitgeschakeld en uitgeschakeld blijft voordat met
de werkzaamheden aan het voertuig wordt begonnen.
Verwijder de magneetschakelaar uit de opname alvorens met de werkzaamheden aan het voertuig te
beginnen.
Beveilig het voertuig tegen manipulatie door onbevoegde personen terwijl u aan het voertuig werkt.
2.10 Milieu
Als u de rechten van anderen respecteert en het voertuig verantwoordelijk en legaal gebruikt, stelt u de toekomst
van de motorsport veilig en voorkomt u de meeste conflicten en problemen.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in uw land.
Houdt u zich bij het afvoeren van de lithium-ion-accu (LV-tractieaccu) aan de geldende wet- en regelgeving in uw
land.
U kunt de LV-tractieaccu gratis en milieuvriendelijk door een geautoriseerde KTM-dealer laten afvoeren.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen, bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
Elektrische apparaten zoals laders mogen niet bij het huisvuil worden gegooid. Elektrische apparaten moeten naar
de daarvoor bestemde verzamelpunten worden gebracht. Wendt u zich tot uw gemeente of tot uw geautoriseerde
KTM-dealer.
2.11 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat uw kind voor het eerst gaat rijden. In de
bedieningshandleiding vinden u en uw kind veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudi-
ger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstemt op uw kind en hoe u en uw kind zich
kunnen beschermen tegen letsel.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
2.12 Gevaar voor brand
Waarschuwing
Gevaar voor brandBeschadigde lithium-ionaccu's vormen een brandgevaar.
Door een ernstige mechanische beschadiging kan er een celinterne kortsluiting en daardoor zelfontbran-
ding ontstaan.
Neem meteen contact op met de KTM-klantenservice als de lithium-ion-accu ernstig beschadigd is.
Als de lithium-ionaccu (LV-tractieaccu) intact, is bestaat voor dit voertuig geen bijzonder brandrisico.
Als het voertuig toch brandt, de brandweer inlichten dat een elektrisch voertuig met lithium-ion-accu brandt.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Gebruik de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld olie en smeerstof-
fen).
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor de veiligheid van uw kind alleen reserveonderdelen en toebehoren dat door KTM is vrijgegeven en/of
aanbevolen en laat dit alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor
veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
De voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in
de bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden. Door een onjuist afgesteld
chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of modde-
rig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te con-
troleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven service-intervallen. De inachtneming daarvan
draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
3.7 Voedingsspanning
M02015-10
In het voertuig is een lithium-ion-accu 1(LV-tractieaccu) ingebouwd.
De LV-tractieaccu voorziet de elektromotor 2en het multifunctionele element 3van stroom.
De LV-tractieaccu is vast aan het frame en de motor vastgeschroefd.
3.8 Rijden bij lage temperaturen
Om de LV-tractieaccu te ontzien, reduceert de motorbesturing bij lage temperaturen van de componenten het ver-
mogen.
Als de temperatuur van de LV-tractieaccu te laag is, knippert de actieve rijmodsuweergave. Het voertuig kan zon-
der problemen worden gereden. De LV-tractieaccu loopt geen schade op door de vermogensreductie.
De LV-tractieaccu wordt tijdens het rijden van het voertuig warm. Als de temperatuur van de LV-tractieaccu een
drempelwaarde heeft overschreden, is na een herstart van het voertuig weer het volledige vermogen beschikbaar.
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
M02018-10
1Hendel voorwielrem ( pag. 16)
2Magneetschakelaar op het stuur ( pag. 16)
3Magneetschakelaar onder het zadel ( pag. 17)
4Opname voor pluginstandaard
5Laadbus
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
M02017-10
1Snelsluiting zadel
2Schokdemperinstelling uitgaande demping
3Multifunctioneel element ( pag. 19)
4Voorvork luchtdrukinstelling
5Voorvorkinstelling uitgaande demping
6Gashendel ( pag. 16)
7Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14)
8Aan-uitknop ( pag. 16)
9Rempedaal ( pag. 18) (SXE 5)
5 SERIENUMMERS
14
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
402154-10
Het typeplaatje 1is vooraan op de framebuis aangebracht.
5.3 Motornummer
H03863-10
Het motornummer 1bevindt zich aan de rechter motorzijde
onder de LV-tractieaccu.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de buitenkant van
de asopname gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
15
5.5 Artikelnummer schokdemper
M02019-10
(SXE 3)
Het artikelnummer van de schokdemper 1is onder aan de
schokdemper aangebracht.
H01186-10
(SXE 5)
Het artikelnummer van de schokdemper 1is aan de onder-
kant van de schokdemper naar de rechterkant toe gegraveerd.
5.6 Accu-identificatienummer
M01631-10
Het accu-identificatienummer (BIN)1bevindt zich op een stic-
ker op de LV-tractieaccu.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.1 Hendel voorwielrem
M02048-10
De hendel voor de voorwielrem 1is aan de rechterkant van het
stuur aangebracht.
Met de hendel voorwielrem wordt de voorwielrem bediend.
6.2 Gashendel
M01656-11
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Na de activering reageert het voertuig eerst niet op de gashendel
om onbedoeld accelereren te voorkomen.
De gashendel moet over de uitgangspositie heen worden gesloten
om de gasaanname te activeren.
Pas daarna schakelt het voertuig in de toestand rijklaar.
6.3 Aan-uitknop
M01673-10
De aan-uitknop 1is op de LV-tractieaccu rechts aangebracht.
Mogelijke toestanden
Voertuig uitgeschakeld In deze bedrijfstoestand is het voer-
tuig gedeactiveerd.
Voertuig startklaar In deze bedrijfstoestand is het voertuig
geactiveerd.
6.4 Magneetschakelaar op het stuur
M01657-10
De opname voor de rode magneetschakelaar 1is op het stuur
links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Magneetschakelaar op het stuur gemonteerd Als de mag-
neetschakelaar op het stuur is gemonteerd, kan het voertuig
worden geactiveerd en kan ermee worden gereden.
Magneetschakelaar van het stuur verwijderd Als de mag-
neetschakelaar van het stuur is verwijderd, kan het voertuig
niet worden geactiveerd en kan er niet mee worden gereden.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
Waarschuwing
Gevaar voor letselAls de magneetschakelaar bij een val
in de opname blijft, wordt het voertuig niet onmiddellijk
geactiveerd.
Zorg ervoor dat de lus van de magneetschakelaar veilig
aan de beschermende kleding of aan de pols is beves-
tigd zodat de magneetschakelaar bij een val van de
opname wordt gescheiden.
Als de rode magneetschakelaar op het stuur bijvoorbeeld bij een
val van de opname losraakt, wordt het voertuig gedeactiveerd.
Door verwijderen van de rode magneetschakelaar op het stuur kan
het voertuig in elke bedrijfstoestand snel worden gedeactiveerd.
De rode magneetschakelaar op het stuur kan niet door de
grijze magneetschakelaar onder het zadel ( pag. 17) worden
vervangen.
6.5 Magneetschakelaar onder het zadel
M02021-10
De opname voor de grijze magneetschakelaar 1is onder het
zadel aangebracht.
Door verwijderen van de grijze magneetschakelaar onder het zadel
kan worden voorkomen dat de rijmodus wordt gewijzigd.
De blokkering van de rijmodus wordt aanbevolen, als voor hogere
rijmodi met meer vermogen en koppel nog niet voldoende ervaring
werd opgedaan.
Mogelijke toestanden
Magneetschakelaar onder het zadel gemonteerd Als de
magneetschakelaar onder het zadel is gemonteerd, kan de
rijmodus worden gewijzigd.
Magneetschakelaar verwijderd Als de magneetschakelaar
onder het zadel is verwijderd, kan de rijmodus niet worden
gewijzigd.
De grijze magneetschakelaar onder het zadel kan niet door de
rode magneetschakelaar op het stuur ( pag. 16) worden ver-
vangen.
6.6 Hendel achterwielrem (SXE 3)
M02055-10
De hendel voor de achterwielrem 1is aan de linkerkant van het
stuur aangebracht.
Met de hendel achterwielrem wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.7 Rempedaal (SXE 5)
H03810-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.8 Plug-in standaard
402581-10
De bevestiging van de plug-in standaard 1bevindt zich aan het
frame aan de linkerkant van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.9 Diagnosestekker
M02020-10
De diagnosestekker 1bevindt zicht onder het zadel.
MULTIFUNCTIONEEL ELEMENT 7
19
7.1 Multifunctioneel element
Het multifunctionele element is voor het zadel aangebracht.
402132-10
Overzicht multifunctioneel element
1Rijmodustoets ( pag. 19)
2Rijmodusindicatie ( pag. 20)
3Controlelampje storing ( pag. 20)
4Laadtoestandindicatie ( pag. 20)
7.2 Rijmodustoets
402133-10
De rijmodustoets 1legt de rijmodus ( pag. 20) vast.
De rijmodustoets is alleen actief, als de
magneetschakelaar onder het zadel ( pag. 17) is gemonteerd.
Mogelijke toestanden
Voertuig staat in de startklare toestand De rijmodustoets is
actief.
Voertuig staat in de rijklare toestand De rijmodustoets is
actief.
Alle overige toestanden van het voertuig De rijmodustoets is
niet actief.
7 MULTIFUNCTIONEEL ELEMENT
20
7.3 Rijmodusindicatie
H03603-01
Rode rijmodusindicaties met de cijfers 1,2en 3geven de gekozen
rijmodusindicaties aan.
Er zijn zes verschillende rijmodi beschikbaar. Met de rijmodi wordt
vastgelegd, hoe het voertuig reageert op de bediening van de gas-
hendel.
In de rijmodus 1is het geringste koppel beschikbaar. De hoogste
snelheid van het voertuig is begrensd. Deze rijmodus is geschikt
voor de gewenningstijd.
In de rijmodus 5en 6is het volledige koppel beschikbaar. De
hoogste snelheid van het voertuig kan worden gebruikt. Deze rij-
modi moeten pas worden geselecteerd, als al genoeg rijervaring is
opgedaan en veilig met het voertuig kan worden omgegaan.
De rijmodi tussen 1en 5vertegenwoordigen tussenniveaus met
betrekking tot het koppel en de hoogste snelheid.
In de rijmodi 3en 6is bovendien een regeneratiefunctie
( pag. 26) beschikbaar.
De rijmodi 1tot 3worden door de desbetreffende brandende
afzonderlijke cijfers weergegeven.
Bij geactiveerde rijmodus 4,5en 6wordt de geactiveerde rijmodus
als som van de verlichte cijfers weergegeven.
Info
Als de magneetschakelaar onder het zadel ( pag. 17)
niet is gemonteerd, kan de rijmodus niet worden gewijzigd.
De rijmodi worden stijgend doorgeschakeld, na rijmodus 6
springt de rijmodus weer naar 1terug.
7.4 Controlelampje storing
402136-11
Synchroon met het knipperritme van het controlelampje
storing 1klinken akoestische waarschuwingssignalen van het
multifunctionele element.
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing knippert Fout in de voertui-
gelektronica.
Controlelampje storing brandt Het systeem voert een
zelftest uit of werd tijdens het rijden gedeactiveerd.
7.5 Laadtoestandindicatie
402134-10
Alle segmenten 1branden: laadtoestand 70 % - 100 %.
Vier segmenten 2branden: laadtoestand 50 % - 70 %.
Twee segmenten 3branden: laadtoestand 30 % - 50 %.
MULTIFUNCTIONEEL ELEMENT 7
21
M01727-10
Het laatste segment 4brandt geel: laadtoestand 20 % - 30 %.
Het laatste segment 4brandt rood en de rijmodusindicatie knip-
pert rood: laadtoestand 10 % - 20 %.
Het laatste segment 4en de rijmodusindicatie knipperen rood:
laadtoestand 0 % - 10 %.
7.6 Vermogensreductie
402136-11
Als de laadtoestand ( pag. 20) van de LV-tractieaccu te laag is
of de systeemtemperatuur buiten het toegestane bereik ligt, wordt
het vermogen automatisch gereduceerd.
De geselecteerde rijmodus en het controlelampje storing knippe-
ren, als het vermogen werd gereduceerd.
Info
Aan de hand van de knippercodes van het controlelampje
storing 1kan de reden voor de vermogensreductie worden
vastgesteld (zie hoofdstuk Opsporen van fouten).
8 INBEDRIJFSTELLING
22
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot
risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toe-
zichthoudende persoon opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Zorg ervoor dat de rijmodus aan het rijvermogen van uw kind en aan de verhoudingen is aangepast.
Blokkeer eventueel de rijmodus door de magneetschakelaar onder het zadel te verwijderen.
Vraag niet teveel van uw kind.
Doe pas mee aan wedstrijden, als conditie, rijtechniek en motivatie voldoende zijn.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat
is een voertuig te rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Vertel uw kind dat het geen bijrijder mag meenemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe rijwerkcomponenten worden door overbelasting beschadigd of onbruikbaar.
Overschrijd het hoogst toegelaten bestuurdersgewicht niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit onbeheerd.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
INBEDRIJFSTELLING 8
23
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
Het leveringsdocument wordt bij de overdracht van het voertuig overhandigd.
Voor de eerste rit samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig doorlezen.
Info
Daarbij vooral ingaan op de veiligheidsaanwijzingen en het risico op letsel.
Uw kind uitleg geven over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op
het rijgedrag.
Ervoor zorgen dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie hendel voorwielrem instellen. ( pag. 66)
Uitgangspositie hendel achterwielrem instellen. ( pag. 73)
Voor de eerste inbedrijfstelling controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor het gewicht
van uw kind.
Laat uw kind op een geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets, bij voorkeur op een groot
open veld.
Info
Om uw kind een gevoel te geven voor de bediening van het remsysteem kunt u uw kind het beste eerst
duwen. Pas als uw kind de voorrem kan doseren, mag het voertuig worden gestart.
Uw kind kan het beste eerst naar een andere persoon rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en
draaien.
Obstakels neerzetten waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan het rijgedrag van het
voertuig.
Uw kind moet ook proberen om zo langzaam mogelijk en staand te rijden om een beter gevoel voor de motor-
fiets te krijgen.
Uw kind mag niet over een terrein rijden dat te veel vergt van de capaciteiten en de ervaring van uw kind.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten
rusten.
Ervoor zorgen dat het hoogst toelaatbare bestuurdersgewicht niet wordt overschreden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 45 kg
Maximale grootte van de bestuurder < 130 cm
Spaakspanning controleren. ( pag. 86)
Voorgeschreven waarde
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
9 RIJ-INSTRUCTIES
24
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H03808-01
Gashendel, beide magneetschakelaars, LV-tractieaccu, multi-
functioneel element en elektromotor op externe beschadiging
controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 67)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 74)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 69)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 77)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 59)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 61)
Kettingspanning controleren. ( pag. 60)
Bandentoestand controleren. ( pag. 85)
Bandenspanning controleren. ( pag. 86)
Spaakspanning controleren. ( pag. 86)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 47)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 46)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante
schroeven en moeren goed vastzitten.
Laadtoestand van de LV-tractieaccu controleren.
9.2 Voertuig starten
402581-10
Plug-in-standaard 1verwijderen.
De magneetschakelaar aan de opname van het stuur monte-
ren.
Voorgeschreven waarde
Om een onbedoeld activeren te voorkomen, de magneet-
schakelaar pas direct voor het rijden monteren.
Aan-uit-knop ingedrukt houden tot het multifunctionele ele-
ment gaat branden.
Het voertuig is startklaar.
RIJ-INSTRUCTIES 9
25
M01658-10
Optioneel:
Rijmodustoets 2indrukken om van rijmodus te wisselen.
H03603-01
Een van de rijmodi ( pag. 20) kiezen.
Gashendel over de uitgangspositie heen sluiten.
Het voertuig geeft een signaaltoon, is rijklaar en reageert
op de gashendel.
9.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Voorzichtig gas geven.
9.4 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Vertel uw kind dat het de manier van remmen moet aanpassen aan de rijsituatie en de toestand van
de weg.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en laat het kind pas verder rijden, als het probleem is opgelost. (De geau-
toriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
9 RIJ-INSTRUCTIES
26
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de remplaketten en remschijven te dro-
gen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, regennatte of gladde ondergrond zoveel mogelijk de achterwielrem gebruiken.
Indien mogelijk ophouden met remmen voordat u een bocht inrijdt.
9.5 Regeneratie (SXE 5)
H02598-01
In de rijmodus 3en 6( pag. 20) wordt bij over de uitgangsposi-
tie heen gesloten gashendel in de schuifmodus de LV-tractieaccu
door de elektromotor geladen.
Door regeneratiefunctie neemt het remeffect van de motor toe.
De regeneratiefunctie is in de rijmodus 6sterker dan in de rijmo-
dus 3.
Info
In de overige rijmodi is de regeneratiefunctie niet beschik-
baar.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit onbeheerd.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals motor, lithium-ion-accu, schokdemper en remsysteem pas aan, nadat deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Aan-uit-knop ingedrukt houden tot het multifunctionele element uitgaat.
De magneetschakelaar uit de opname van het stuur verwijderen.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
RIJ-INSTRUCTIES 9
27
9.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Aan-uit-knop ingedrukt houden tot het multifunctionele ele-
ment uitgaat.
De magneetschakelaar uit de opname van het stuur verwij-
deren.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
10 SERVICESCHEMA
28
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht
worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
Voor onderhoud altijd de acculader meenemen.
Het gebruik van een bedrijfsurenteller wordt aanbevolen om de kilometerstand steeds te kunnen controleren.
Bedrijfsurenteller (45412920000)
10.2 Serviceschema
om de 12 maanden
om de 80 bedrijfsuren
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
Stekker van de acculader op beschadiging en vervuiling controleren. ○●●●
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●
LV-tractieaccu controleren en laden. ○●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 69) ○●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 77) ○●●●
Remschijven controleren. ( pag. 66) ○●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 67) ○●●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 74) ○●●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Afdichtmanchet van de achterste remcilinder vervangen. (SXE 5) ●●●
Speling van de hendel voorwielrem controleren. ( pag. 66) ○●●●
Vrije slag hendel achterwielrem controleren. ( pag. 72) ○●●●
Kabels en leidingen controleren op beschadiging en knikken. ○●●●
Frame controleren. ( pag. 64) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 64) ●●●
Achterbruglager op speling controleren. ●●●
Zwenklager op speling controleren. ●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 85) ○●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 86) ○●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●
Wielnaven controleren. ●●●
Velgslag controleren. ○●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 86) ○●●●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 61) ○●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 60) ○●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soe-
pel bewegen.
○●●●
SERVICESCHEMA 10
29
om de 12 maanden
om de 80 bedrijfsuren
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
Voorvorkservice uitvoeren. ● ●
Rubberen buffer en lagerpunten van schokdemper controleren. (SXE 3) ( pag. 58) ●●●
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed
vastzitten.
○●●●
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 53) ○●●●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 55)
Tandwielaslager, keerringen en lagerafdichtingen controleren.
Tandwielaslager, keerringen en lagerafdichtingen vervangen. ● ●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN
30
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
Dit voertuig is in de leveringstoestand ingesteld op het
standaardgewicht van een bestuurder (met complete
beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht (SXE 3)
15 … 35 kg
Standaard bestuurdersge-
wicht (SXE 5)
25 … 35 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleinere afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning van de schokdemperluchtdruk worden
gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moeten aangepaste
veren worden gemonteerd.
11.2 Luchtvering (SXE 5)
In deze voorvork wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de rechter voorvorkpoot.
Er wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele voorvorken. Ook het reageren op
kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als eindslag bevindt zich een sta-
len veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden verhoogd om beschadiging
van de voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel worden aangepast aan het bestuurdersgewicht, de
omstandigheden van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft niet te worden gedemonteerd.
De ingewikkelde montage van hardere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch
niet door. De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behouden. De dem-
ping wordt harder en het rijcomfort neemt af.
De demping kan in de uitgaande demping worden ingesteld.
De instelling uitgaande demping bevindt zich aan de bovenzijde van de rechter vorkpoot.
CHASSIS AFSTELLEN 11
31
11.3 Ingaande demping schokdemper (SXE 5)
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het ach-
terwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
11.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen (SXE 5)
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot
normaal inveert.
F02184-10
Stelschroef 1met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef 2niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
11 CHASSIS AFSTELLEN
32
11.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen (SXE 5)
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F02184-11
Spatbescherming opzij drukken.
Stelschroef 1met een steeksleutel tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Schroef 2niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
Spatbescherming positioneren.
11.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen (SXE 5)
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 11
33
F02185-10
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen (SXE 5)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk verticale afstand tussen de achterwielas
en een vast punt meten - bijv. een markering op de zijbekle-
ding.
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
11 CHASSIS AFSTELLEN
34
11.8 Statische veerweg schokdemper controleren (SXE 5)
400989-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 33)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achterwielas en het vaste
punt.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A
en B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 12 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 35)
11.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren (SXE 5)
400990-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 33)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de
achterwielas en het vaste punt.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 80 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 36)
CHASSIS AFSTELLEN 11
35
11.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
(SXE 5)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
Schokdemper demonteren. ( pag. 57)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
M02026-10
Hoofdwerk
(SXE 3)
Door aan de stelring 1te draaien de veervoorspanning
instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
F02186-10
(SXE 5)
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de
waarde noteren.
Contraring 1losdraaien.
Stelring 2draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T304)
Haaksleutel (T1533)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet
de veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige
meting van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2op de voorge-
schreven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 3 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ont-
spannen veerlengte en de gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig
zijn.
Contraring 1vastdraaien.
11 CHASSIS AFSTELLEN
36
Nawerk
(SXE 5)
Schokdemper monteren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
11.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
Schokdemper demonteren. ( pag. 57)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
(SXE 3)
Een passende schokdemper kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Variant "Comfort" 30 N/mm
Variant "Standaard" 35 N/mm
Variant "Sport" 40 N/mm
Info
De veerconstante
kan alleen door
vervanging van de
schokdemper wor-
den gewijzigd.
Info
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden
gecompenseerd door het wijzigen van de
veervoorspanning.
(SXE 5)
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder:
15 … 25 kg
25 N/mm
Gewicht bestuurder
(standaard): 25 …
35 kg
30 N/mm
Gewicht bestuurder:
35 … 45 kg
35 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant
van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden
gecompenseerd door het wijzigen van de
veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
CHASSIS AFSTELLEN 11
37
(SXE 5)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 34)
(SXE 5)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 34)
(SXE 5)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 32)
11.12 Basisinstelling voorvork controleren (SXE 5)
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen wor-
den gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften
worden verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
11.13 Voorvorkluchtdruk instellen (SXE 5)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Niet op elkaar afgestemde wijzigingen van de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aan-
zienlijk verslechteren en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
Luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het einde van de rit en onder dezelfde voorwaarden controleren of
instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
11 CHASSIS AFSTELLEN
38
F02188-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Vorkpomp 2helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingescha-
keld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde handleiding in acht nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 1 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 1,4 bar
Maximale luchtdruk 4 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt druk uit de slang, niet uit de
vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden
automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
Beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
CHASSIS AFSTELLEN 11
39
11.14 Uitgaande demping voorvork instellen (SXE 5)
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
F02189-10
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.15 Stuurstand
M01659-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand Avan elkaar.
Afstand boringen A15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand Bvan het
midden geplaatst.
Afstand boringen B3,5 mm
De stuuradapter kan in 4 verschillende standen worden gemon-
teerd. Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste
positie voor de bestuurder te zetten.
11.16 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
11 CHASSIS AFSTELLEN
40
M01659-11
Schroeven 1verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur
verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 2verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven 2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Stuuradapters links en rechts in dezelfde positie monteren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven 1monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
ZADELHOOGTE 12
41
12.1 Instelmogelijkheden van de zadelhoogte
H03605-01
Dit voertuig biedt meerdere mogelijkheden om de zadelhoogte aan
de bestuurdergrootte aan te passen.
De zadelhoogte kan met de montagepositie van de voorvork, de
schokdemper en het frame worden gewijzigd.
Info
Als de zadelhoogte aan voorvork en schokdemper wordt
ingesteld, moet erop worden gelet dat het voertuig na
afsluiten van de werkzaamheden zo recht mogelijk staat.
Bij laag ingestelde zadelhoogte aan de schokdemper moet
de voorvork overeenkomstig worden doorgestoken en omge-
keerd.
12.2 Zadelhoogte op de schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
Als de zadelhoogte op de schokdemper wordt ingesteld, moet ook de zadelhoogte op de schokdemper wor-
den ingesteld.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
M01835-10
Hoofdwerk
Achterwiel met achterbrug vasthouden en schroef 1verwijde-
ren.
Schokdemper afhankelijk van de gewenste zadelhoogte positio-
neren.
Voorgeschreven waarde
Hoge zadelpositie A
Lage zadelpositie B
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10x42 45 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
12 ZADELHOOGTE
42
12.3 Zadelhoogte aan de voorvork instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De zadelhoogte kan door doorsteken van de vorkpoten traploos worden gewijzigd.
Als de zadelhoogte aan de voorvork wordt ingesteld, moet ook de zadelhoogte aan de schokdemper worden
ingesteld.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
Voorwiel demonteren. ( pag. 82)
M02036-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Schroef 2losdraaien.
Vorkpoot afhankelijk van de gewenste zadelhoogte positione-
ren.
Voorgeschreven waarde
Voorwaarden
Zitpositie zo laag mogelijk, voorvork helemaal doorgestoken
Maximale afstand Atus-
sen onderkant schroefdop
en bovenkant kroonplaat
18 mm
Voorwaarden
Zadelpositie zo hoog mogelijk, voorvork helemaal uitgetrok-
ken
Onderzijde schroefdeksel Bis vlak uitgelijnd met
bovenzijde kroonplaat
Vorkpoot alleen binnen het beschreven bereik positioneren.
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Handeling aan de andere vorkpoot herhalen.
Voorgeschreven waarde
Beide vorkpoten gelijk positioneren.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 82)
ZADELHOOGTE 12
43
12.4 Zadelhoogte op het frame instellen
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 58)
M01675-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen en voorste bekleding verwijderen.
M01676-10
Schroeven 2met bussen verwijderen en
spatbescherming 3verwijderen.
Schroeven 4met bussen verwijderen en achterbekleding 5
verwijderen.
M01677-10
Schroeven 6verwijderen en console 7op gewenste zadel-
hoogte aan de boringen positioneren.
Voorgeschreven waarde
Op de kabelstreng letten.
Hoge zadelpositie Boringen A
Lage zadelpositie Boringen B
Schroeven 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef console M8 30 Nm
Loctite®243™
M01676-10
Achterbekleding 5positioneren, schroeven 4met bussen
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef achterbekle-
ding
M6 8 Nm
Spatbescherming 3positioneren, schroeven 2met bussen
monteren en vastdraaien.
12 ZADELHOOGTE
44
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbescher-
ming
M6 7 Nm
M01678-10
Voorwaarde
Hoge zadelpositie
Ervoor zorgen dat de draadadapter 8is gemonteerd en
vastgesdraaid.
Voorgeschreven waarde
Draadadapter voor
voorste bekleding
M6 8 Nm
M01679-01
Voorwaarde
Lage zadelpositie
Ervoor zorgen dat de draadadapter is verwijderd.
Info
Draadadapter voor latere montage bewaren.
M01680-10
Voorste bekleding op de opnames Cpositioneren.
De uitsteeksels van de voorste bekleding grijpen aan beide
zijden in de uitsparingen van de achterbekleding.
M01675-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
ZADELHOOGTE 12
45
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 59)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
13.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
13.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402581-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard 1
in de adapter voor de plug-in standaard aan de linkerzijde van
het voertuig plaatsen.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
13.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
M02044-10
Hoofdwerk
(SXE 3)
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige
druk uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
47
F02179-10
(SXE 5)
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige
druk uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
13.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 48)
M01662-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als dit vuil niet wordt ver-
wijderd, kunnen de daarachter liggende afdichtringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 104)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 48)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
13.5 Voorvorkprotector demonteren
M01663-10
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2van de linker en rechter vorkpoot verwijderen.
Voorvorkprotector verwijderen.
13.6 Voorvorkprotector monteren
M01663-11
Voorvork-protector aan de vorkpoot links en rechts positione-
ren. Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 2monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem aan voorvork-
protector
EJOT PT®
K60x20AL
2 Nm
13.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
Voorwiel demonteren. ( pag. 82)
M02065-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remleiding niet knikken.
M01812-10
Inbouwpositie van de vorkpoten noteren.
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
49
13.8 Vorkpoten monteren
M02044-10
Voorwaarde
Individuele inbouwpositie
(SXE 3)
Vorkpoten positioneren.
Voorgeschreven waarde
Bij demonteren vastgestelde positie in acht nemen.
De ontluchtingsschroeven 1zijn naar achteren
gepositioneerd.
F02179-10
(SXE 5)
Vorkpoten positioneren.
Voorgeschreven waarde
Bij demonteren vastgestelde positie in acht nemen.
De ontluchtingsschroeven 1zijn naar achteren
gepositioneerd.
M02044-10
Voorwaarde
Standaard-inbouwpositie
(SXE 3)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 1zijn naar achteren
gepositioneerd.
De tweede ingefreesde groef (van boven) sluit met
de bovenzijde van de bovenste kroonplaat af.
F02179-10
(SXE 5)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 1zijn naar achteren
gepositioneerd.
De tweede ingefreesde groef (van boven) sluit met
de bovenzijde van de bovenste kroonplaat af.
M01812-11
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
M02066-10
Remzadel positioneren, schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 6monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem aan voorvork-
protector
EJOT PT®
K60x20AL
2 Nm
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 82)
13.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
Voorwiel demonteren. ( pag. 82)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 48)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 55)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 56)
M01667-10
Hoofdwerk
Moer 1verwijderen.
Kabelbinder van de magneetschakelaar-kabel van het stuur
verwijderen.
Schroef 2losdraaien, bovenste kroonplaat met stuur verwij-
deren en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
M01668-10
Beschermring 3verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
51
13.10 Onderste kroonplaat monteren
F02885-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 104)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager 1monteren.
Controleren of de O-ring boven 2correct is gepositioneerd.
Beschermring 3erop schuiven.
M01667-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
M02044-11
Voorwaarde
Individuele inbouwpositie
(SXE 3)
Vorkpoten positioneren.
Voorgeschreven waarde
Bij demonteren vastgestelde positie in acht nemen.
De ontluchtingsschroeven 5zijn naar achteren
gepositioneerd.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
F02179-11
(SXE 5)
Vorkpoten positioneren.
Voorgeschreven waarde
Bij demonteren vastgestelde positie in acht nemen.
De ontluchtingsschroeven 5zijn naar achteren
gepositioneerd.
M02044-11
Voorwaarde
Standaard-inbouwpositie
(SXE 3)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 5zijn naar achteren
gepositioneerd.
De tweede ingefreesde groef (van boven) sluit met
de bovenzijde van de bovenste kroonplaat af.
F02179-11
(SXE 5)
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 5zijn naar achteren
gepositioneerd.
De tweede ingefreesde groef (van boven) sluit met
de bovenzijde van de bovenste kroonplaat af.
M01813-10
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
M01670-10
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Schroef 7vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven 8vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
53
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
De magneetschakelaar-kabel met nieuwe kabelbinder op het
stuur vastmaken.
M02066-11
Remzadel positioneren, schroef 9monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Schroef bk monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven bl monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem aan voorvork-
protector
EJOT PT®
K60x20AL
2 Nm
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 56)
Startnummerbord monteren. ( pag. 55)
Controleren of kabel en remkabel correct gelegd zijn.
Voorwiel monteren. ( pag. 82)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 53)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
13.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 54)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 54)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
13.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
M02053-10
Hoofdwerk
(SXE 3)
Schroeven 1losdraaien.
Schroef 2losdraaien.
Moeren 3losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
M01718-10
(SXE 5)
Schroeven 1losdraaien.
Schroef 2losdraaien.
Moeren 3losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroef 2vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
55
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 53)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
13.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 50)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 51)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van
de onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
13.14 Startnummerbord demonteren
M01681-10
Schroef 1verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
13.15 Startnummerbord monteren
M01682-10
Startnummerbord op de remleiding aanbrengen.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels 1grijpen in het spatbord.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
M01683-10
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startnum-
merbord
M6 4 Nm
13.16 Spatbord voor demonteren
H01428-10
Schroeven 1verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
13.17 Spatbord voor monteren
M01671-10
Spatbord met de boringen 1op de uitsteeksels op het start-
nummerbord positioneren.
H01428-11
Spatbord voor positioneren. Schroeven 2monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M6 6 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
57
13.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
M02070-10
Hoofdwerk
(SXE 3)
Inbouwpositie van de schokdemper noteren.
Remleiding 1uit de houder trekken.
Schroef 2verwijderen en de achterbrug voorzichtig neer-
laten.
Schroef 3verwijderen, spatbescherming 4opzij duwen
en schokdemper verwijderen.
M02022-10
(SXE 5)
Inbouwpositie van de schokdemper noteren.
Remleiding 1uit de houder trekken.
Schroef 2verwijderen en de achterbrug voorzichtig neer-
laten.
Schroef 3verwijderen, spatbescherming 4opzij duwen
en schokdemper verwijderen.
13.19 Schokdemper monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
M02070-11
Hoofdwerk
(SXE 3)
Spatbescherming 1opzij drukken.
Schokdemper met schroef 2monteren.
Voorgeschreven waarde
Eventueel bij demontage genoteerde inbouwpositie in
acht nemen.
Schroef schok-
demper boven
M10x42 45 Nm
Loctite®243™
Achterbrug optillen, schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10x52 45 Nm
Loctite®243™
Remkabel 4in houder hangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
M02022-11
(SXE 5)
Spatbescherming 1opzij drukken.
Schokdemper met schroef 2monteren.
Voorgeschreven waarde
Eventueel bij demontage genoteerde inbouwpositie in
acht nemen.
Schroef schok-
demper boven
M10x42 45 Nm
Loctite®243™
Achterbrug optillen, schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10x52 45 Nm
Loctite®243™
Remkabel 4in houder hangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
13.20 Rubberen buffer en lagerpunten van schokdemper controleren (SXE 3)
Voorwaarden
Schokdemper is gedemonteerd.
M02071-10
De rubberen buffer 1en de lagerpunten 2van de schok-
demper controleren op beschadiging en slijtage.
» Bij beschadiging of slijtage:
Schokdemper vervangen.
13.21 Zadel afnemen
H00066-10
Snelsluiting 1openen en zadel achter optillen.
Zadel terugtrekken en afnemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
59
13.22 Zadel monteren
M01684-10
Het zadel aan het uitsteeksel 1vasthaken, achter neerlaten
en naar voren schuiven.
Het uitsteeksel 2haakt vast aan de voorste bekleding.
H00066-11
Snelsluiting 3sluiten.
13.23 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 59)
13.24 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Voorgeschreven waarde
Lagerbrug van het ketting-aandrijfwiel niet verwijderen.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 104)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 104)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
13.25 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
Q00400-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven
duwen en de kettingspanning Abepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting 1moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 5 … 8 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 61)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
61
13.26 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
Kettingspanning controleren. ( pag. 60)
Q00401-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 … 8 mm
Stelschroeven 3links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner 4in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
13.27 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
400227-01
Hoofdwerk
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
Bij het monteren van de sluitschakel moet de
gesloten zijde van de borging altijd naar de
looprichting wijzen.
Ketting controleren op slijtage.
» Als de ketting versleten is:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
Q00402-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Wanneer het tussenstuk tot op de hoogte van basisstuk
versleten is:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M6 3 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
63
M01692-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
M01693-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
13.28 Kettinggeleiding instellen
Info
De grootte van het kettingwiel verschilt afhankelijk van het aantal tanden. Bij een kleiner kettingwiel kan
de kettinggeleiding worden aangepast.
M01693-10
Schroef 1verwijderen.
Kettinggeleiding positioneren.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
13.29 Frame controleren
M01652-01
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controle-
ren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
13.30 Achterbrug controleren
F02203-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties van de achterbrug zijn niet toegestaan.
13.31 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
65
M01695-10
Schroef 1op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit Amoet naar boven zijn gepositioneerd.
14 REMSYSTEEM
66
14.1 Speling van de hendel voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan de hendel voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor de voorwielrem op de voorgeschreven wijze in.
M02050-10
Hendel voorwielrem naar voor duwen en speling Acontrole-
ren.
Speling hendel voorwielrem 3 … 5 mm
» Als de speling niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Remsysteem op beschadiging en vervuiling controleren.
14.2 Uitgangspositie hendel voorwielrem instellen
M02048-11
Uitgangspositie van de hendel voorwielrem met de
stelschroef 1aan de grootte van de hand van de bestuurder
aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de hendel voor de voorwielrem verder van het
stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de hendel voor de voorwielrem dichter bij het
stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
14.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,2 mm
REMSYSTEEM 14
67
achter 2,2 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
14 REMSYSTEEM
68
M02049-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
4 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 68)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
REMSYSTEEM 14
69
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 69)
M02049-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.6 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
M02047-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 70)
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 70)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
14 REMSYSTEEM
70
14.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
REMSYSTEEM 14
71
M02049-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
M02067-10
Schroef 4en 5verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig naar
achteren van de remschijf trekken.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
M02059-10
Borgring 6verwijderen.
Schroef 7verwijderen.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten M5 8 Nm
Borgring 6monteren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Remschijven controleren. ( pag. 66)
14 REMSYSTEEM
72
M02067-10
Remzadel positioneren, schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
M02049-10
Remvloeistofpeil controleren, eventueel corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
14.8 Vrije slag hendel achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan de hendel voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor de achterwielrem op de voorgeschreven wijze in.
M02056-10
(SXE 3)
Hendel achterwielrem naar voor duwen en speling Acon-
troleren.
Speling hendel achterwiel-
rem
3 … 5 mm
» Als de speling niet met de voorgeschreven waarde over-
eenkomt:
Remsysteem op beschadiging en vervuiling contro-
leren.
REMSYSTEEM 14
73
M02024-10
(SXE 5)
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en installatie tot de ach-
terste remcilinderzuiger heen en weer bewegen en vrije
slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vrije slag aan het rempedaal instellen.
( pag. 73)
Veer 1vasthaken.
14.9 Vrije slag aan het rempedaal instellen (SXE 5)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
M02024-11
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer 1losdraaien.
Drukstang 2zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang 2tegenhouden en moer 1vastdraaien.
Veer van het rempedaal vastmaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt
is voor de bestuurder.
» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden
aangepast:
Uitgangspositie hendel achterwielrem instellen.
( pag. 73)
14.10 Uitgangspositie hendel achterwielrem instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan de hendel voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor de achterwielrem op de voorgeschreven wijze in.
14 REMSYSTEEM
74
M02055-11
(SXE 3)
Uitgangspositie van de hendel achterwielrem met de stel-
schroef 1aan de grootte van de hand van de bestuurder
aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de hendel voor de achterwielrem verder van
het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de hendel voor de achterwielrem dichter bij
het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
M02024-12
(SXE 5)
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer 1losdraaien.
Drukstang 2terugdraaien totdat de maximale vrije slag is
ingesteld.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van
het rempedaal de schroef 3losdraaien en de excentri-
sche pedaalaanslag 4overeenkomstig draaien.
Schroef 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Drukstang 2zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt
is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang 2tegenhouden en moer 1vastdraaien.
Veer van het rempedaal vastmaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal
geschikt is voor de bestuurder.
14.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
75
M02057-10
(SXE 3)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir hori-
zontaal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
4 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven
waarde overeenkomt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 75)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren
en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
H01654-11
(SXE 5)
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Wanneer het remvloeistofpeil onder de MINmarkering
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 75)
14.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
14 REMSYSTEEM
76
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 77)
M02057-10
Hoofdwerk
(SXE 3)
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
M02025-13
(SXE 5)
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
REMSYSTEEM 14
77
H01654-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
14.13 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
M02047-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de voeringdikte dunner is dan de minimale voering-
dikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 78)
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 78)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
14 REMSYSTEEM
78
14.14 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
REMSYSTEEM 14
79
M02060-10
Hoofdwerk
(SXE 3)
Borgring 1verwijderen.
Schroef 2verwijderen.
M02061-01
Remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
M02057-11
Schroeven 3verwijderen.
Deksel 4en membraan 5verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zor-
gen dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir
stroomt, indien nodig afzuigen.
M02061-01
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
M02060-10
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaket-
ten
M5 8 Nm
Borgring 1monteren.
14 REMSYSTEEM
80
M02057-11
Hendel voor de achterwielrem meerdere keren indrukken
tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en een druk-
punt aanwezig is.
Remvloeistofpeil controleren, eventueel corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel 4met membraan 5positioneren.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
M02060-10
(SXE 5)
Borgring 1verwijderen.
Schroef 2verwijderen.
M02061-01
Remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
M02025-14
Schroeven 3verwijderen.
Deksel 4met membraan 5verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zor-
gen dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir
stroomt, indien nodig afzuigen.
REMSYSTEEM 14
81
M02061-01
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
H01654-10
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
15 WIELEN, BANDEN
82
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
M01697-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroeven 2losdraaien.
M01698-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen 3verwijderen.
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 15
83
H01198-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Loopvlakken Avan de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 104)
Afstandsbussen erin zetten.
M01698-11
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 104)
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
M01697-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M10 40 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
F02209-10
Hoofdwerk
Moer 1verwijderen.
Kettingspanner 2verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
84
Q00406-10
Steekas 3slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
F02175-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F02176-11
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Loopvlakken Avan de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 104)
Afstandsbussen erin zetten.
Info
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
WIELEN, BANDEN 15
85
Q00407-10
Steekas 1reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 104)
Achterwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
Kettingspanner 2aan beide zijden positioneren en steekas
helemaal inschuiven.
Q00408-10
Moer 3monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven lig-
gen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 60)
Moer 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
15.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
15 WIELEN, BANDEN
86
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
15.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar zijn
bij spaken met gelijke lengte en dikte, duidt dat op ver-
schillende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
LV-TRACTIEACCU, ACCULADER 16
87
16.1 Overzicht acculader
M01630-10
1Acculader
2Draaggreep
3Netkabel
4Laadkabel
16.2 Acculader opstellen
Waarschuwing
Gevaar voor letselBij onjuiste toepassing van de acculader is de intrinsieke veiligheid niet gegarandeerd.
De acculader is uitsluitend geschikt voor gebruik met een tractieaccu.
Gebruik de acculader uitsluitend met een tractieaccu.
Gebruik de acculader uitsluitend met stopcontacten met randaarde.
Gebruik geen extra adapters of verlengingen.
Houdt u zich aan de geldende veiligheidsaanwijzingen van de netaansluiting.
Waarschuwing
Gevaar voor letselBij manipulaties of beschadigingen aan de acculader of aan de kabel bestaat gevaar
voor een elektrische schok.
De acculader bevat geen onderdelen die kunnen worden onderhouden.
Breng geen wijzigingen aan de acculader of aan de kabels aan.
Gebruik alleen originele kabels.
Open in geen geval de behuizing van de acculader.
Steek geen voorwerpen van buiten in de behuizing van de acculader.
Gebruik de acculader niet als kabels, stekkers of onderdelen van de acculader beschadigd of vuil zijn.
Info
De acculader bevat gevoelige elektronica en moet daarom voorzichtig worden behandeld.
Door vallen, stoten en andere mechanische overbelasting kan de acculader beschadigd raken of vernietigd
worden.
Bij het transport van de lader op een geschikte ladingsbevestiging letten.
Schade als gevolg van verkeerde behandeling of verkeerd transport zijn uitgesloten van garantie.
De acculader komt alleen bij gebruik van de originele netkabel overeen met IP66.
M01630-01
Acculader op een stevig, vlak en recht oppervlak neerzetten.
Info
De acculader moet ondanks IP66 alleen in droge omge-
ving worden gebruikt, omdat bij het verbinden en los-
koppelen van de aansluitingen vocht kan binnendrin-
gen.
Acculader en netkabel van buiten op zichtbare beschadigingen
controleren.
Voor voldoende ventilatie van de acculader zorgen.
16 LV-TRACTIEACCU, ACCULADER
88
Acculader in het toegestane temperatuurbereik gebruiken.
Voorgeschreven waarde
Omgevingstemperatuur 20 … 50 °C
Temperatuurbereik van de
LV-tractieaccu
0 … 50 °C
De acculader niet direct in warme omgeving in gebruik
nemen, als deze eerder in een koude omgeving werd
opgeslagen.
Info
Door de temperatuurwijziging kan vocht op de accula-
der condenseren.
Ervoor zorgen dat de netstekker van de acculader altijd vrij
toegankelijk is.
16.3 LV-tractieaccu laden
Voorzichtig
Gevaar voor brandwondenDe metalen behuizing van de acculader wordt tijdens bedrijf heet.
Raak de acculader alleen aan de draaggreep aan.
Laat de acculader na het laden afkoelen alvorens de acculader op te bergen.
Aanwijzing
Materiële schadeDe stroomvoorziening raakt beschadigt bij overbelasting.
Controleer of de netaansluitdoos de benodigde continue stroom kan leveren en met een geschikte zekering
afgezekerd is.
Beveiliging bij netspanning 100 V minstens 15 A
Beveiliging bij netspanning 120 V minstens 13 A
Beveiliging bij netspanning 230 V minstens 10 A
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van een lithium-ion-accu (LV-tractieaccu) belasten
het milieu.
Gooi de LV-tractieaccu in geen geval bij het huisvuil.
Voer de LV-tractieaccu op de correcte en voorgeschreven wijze af. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als de acculader met de LV-tractieaccu is verbonden, het voertuig niet activeren.
Als het voertuig tijdens het laden wordt geactiveerd, schakelt het voertuig naar de fouttoestand.
Info
Als de temperatuur van de LV-tractieaccu bij het laden hoger wordt dan de toegestane waarde, onder-
breekt de acculader de laadcyclus. Op het multifunctionele element wordt de fout weergegeven.
Op het moment dat de temperatuur van de LV-tractieaccu weer in het toegestane bereik ligt, wordt de
laadcyclus automatisch voortgezet.
Voorwerk
Acculader opstellen. ( pag. 87)
Aan-uit-knop ingedrukt houden tot het multifunctionele ele-
ment uitgaat.
LV-TRACTIEACCU, ACCULADER 16
89
De magneetschakelaar uit de opname van het stuur verwij-
deren.
M01685-10
Hoofdwerk
Laadbus-beschermkap 1verwijderen.
M01686-10
Laadstekker-beschermkap 2verwijderen.
M01687-10
Ervoor zorgen dat alle stekkers, bussen en kabels droog zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDe intrinsieke veiligheid van de
LV-tractieaccu is alleen gegarandeerd, als de originele
acculader wordt gebruikt.
De LV-tractieaccu kan met alleen met de originele
acculader worden opgeladen.
Gebruik uitsluitend de originele acculader om de
LV-tractieaccu op te laden.
Acculader met de LV-tractieaccu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Op stekkermarkering Aletten.
De stekker recht plaatsen zodat de contacten niet worden
verbogen.
M01728-02
De netstekker van de acculader met de netaansluitdoos verbin-
den.
De laadcyclus start automatisch.
Het multifunctionele element toont de laadtoestand.
De laadtoestand van de LV-tractieaccu op het
multifunctionele element ( pag. 20) bewaken.
Info
Aanbevolen wordt om het voertuig tijdens laden niet
langdurig zonder toezicht achter te laten.
Als het laden is afgesloten, klinken er drie signaaltonen
en branden alle segmenten van de laadtoestandweer-
gave continu.
16 LV-TRACTIEACCU, ACCULADER
90
Aan-uit-knop ingedrukt houden tot het multifunctionele ele-
ment uitgaat.
M01728-01
Ervoor zorgen dat alle stekkers, bussen en kabels droog zijn.
De netstekker van de acculader van de netaansluiting loskop-
pelen.
M01688-10
Laadstekkerbeveiliging tegen de klok in ontgrendelen en de
laadkabel van de LV-tractieaccu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
De stekker lostrekken aan het ruwe gedeelte van de stekker.
Niet aan de kabel trekken.
M01686-10
Laadstekker-beschermkap 2monteren.
M01685-10
Laadbus-beschermkap 1controleren.
» Als de laadbus-beschermkap vuil is:
Laadbus-beschermkap zonder water of perslucht reini-
gen.
» Als de laadbus-beschermkap beschadigd of versleten is:
Laadbus-beschermkap vervangen.
Beschermkap van laadcontact monteren.
Nawerk
De magneetschakelaar aan de opname van het stuur monte-
ren.
RADIATEUR 17
91
17.1 Radiateur
M02016-10
De LV-tractieaccu 1en de elektromotor 2zijn luchtgekoeld.
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
18 REINIGING, ONDERHOUD
92
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en toestand gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Lagerbrug van het ketting-aandrijfwiel gedurende de werk-
zaamheden niet verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 104)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op de droge motorfiets aanbren-
gen. De motorfiets eerst altijd met water schoonspoe-
len.
De motorfiets grondig met een zachte waterstraal schoonspoe-
len, daarna laten drogen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te
remmen, om de remplaketten en remschijven te
drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging moet uw kind een korte rit maken, tot het rem-
systeem door voorzichtig remmen is gedroogd.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet-
toegankelijke plaatsen van het voertuig.
REINIGING, ONDERHOUD 18
93
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 59)
Blank metalen onderdelen met antiroestmiddel behandelen.
Voorgeschreven waarde
Geen antiroestmiddel op de remschijven terecht laten
komen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 104)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 104)
19 STALLING
94
19.1 Stalling
Info
Als de motorfiets langere tijd niet wordt gebruikt, worden extra maatregelen aanbevolen.
Alvorens de motorfiets te stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze zijn versleten. Als
er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de over-
wintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden aan het begin van het vol-
gende seizoen.
401058-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 92)
Bandenspanning controleren. ( pag. 86)
LV-tractieaccu laden. ( pag. 88)
Voorgeschreven waarde
Laden bij 30 % beëindigen.
Het laatste segment brandt geel.
Tip
Eventueel de LV-tractieaccu voldoende legen.
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Voorgeschreven waarde
Ideale opslagtemperatuur 10 … 20 °C
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 46)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Voorgeschreven waarde
Geen luchtdichte materialen gebruiken, omdat daardoor het
vocht niet kan ontsnappen en er roest ontstaat.
19.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 46)
LV-tractieaccu laden. ( pag. 88)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 24)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 20
95
402136-10
Fouten worden met het controlelampje storing 1en synchroon
met geluidssignalen aangegeven.
Tip
De eerste maatregel die bij alle fouten moet worden geno-
men is het voertuig met de aan-uit-knop uitschakelen,
1 minuut wachten en opnieuw inschakelen.
Als een fout met deze maatregelen niet is verholpen, of
de knippercode niet te vinden is, helpt een geautoriseerde
KTM-garage u graag verder.
Info
De pauze tussen de signalen van het eerste cijfer bedraagt
0,25 seconden.
De pauze tussen het eerste en tweede cijfer bedraagt
1 seconde.
De pauze tussen de signalen van het tweede cijfer bedraagt
0,25 seconden.
De pauze totdat de knippercode wordt herhaald bedraagt
3 seconden.
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Knippercode 11 Fout in de gashendel Gashendel op beschadiging controle-
ren.
Knippercode 12 Fout in de gashendel Gashendel op beschadiging controle-
ren.
Knippercode 14 Gashendel tijdens de activering
bediend
Gashendel tijdens de activering niet
bedienen.
Knippercode 24 Systeemtemperatuur te hoog Voertuig laten afkoelen, koelvlakken
reinigen.
Knippercode 31 Fout tijdens het laden Lader van voertuig en netaansluiting
loskoppelen, 1 minuut wachten, laden
opnieuw starten.
Knippercode 33 Systeemtemperatuur te hoog Voertuig laten afkoelen, koelvlakken
reinigen.
Knippercode 34 Systeemtemperatuur te laag Voertuig in warmere omgeving parke-
ren.
Knippercode 41 Voertuig tijdens de activering
bewogen
Voertuig tijdens de activering niet
bewegen.
Knippercode 42 Motortoerental buiten het toe-
gestane bereik
Niet met het voertuig achteruit rollen.
Knippercode 43 Systeemtemperatuur te hoog Voertuig laten afkoelen, koelvlakken
reinigen.
Knippercode 71 Fout tijdens het laden Lader van voertuig en netaansluiting
loskoppelen, 1 minuut wachten, laden
opnieuw starten.
Laadkabel vervangen.
Knippercode 72 Fout tijdens het laden Lader van voertuig en netaansluiting
loskoppelen, 1 minuut wachten, laden
opnieuw starten.
Laadkabel vervangen.
Knippercode 73 Fout tijdens het laden Lader van voertuig en netaansluiting
loskoppelen, 1 minuut wachten, laden
opnieuw starten.
Laadkabel vervangen.
20 OPSPOREN VAN FOUTEN
96
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Knippercode 83 Transportmiddel geactiveerd Transportmodus deactiveren.
Knippercode 85 Fout tijdens het laden Lader van voertuig en netaansluiting
loskoppelen, 1 minuut wachten, laden
opnieuw starten.
Laadkabel vervangen.
Knippercode 88 Fout in de aan-uitknop Voertuig deactiveren, 4 minuten wach-
ten, voertuig opnieuw activeren.
Aan-uit-toets op beschadigingen con-
troleren.
TECHNISCHE GEGEVENS 21
97
21.1 Motor
Bouwwijze Borstelloze gelijkstroommotor
Nominaal vermogen 2 kW (3 PS)
Maximaal vermogen elektrisch 5 kW (7 PS)
Regeneratie (SXE 5) Beschikbaar in rijmodus 3en 6
Maximaal koppel rijmodusafhankelijk ca. (SXE 3)
Rijmodus 16 Nm
Rijmodus 29 Nm
Rijmodus 39,7 Nm
Rijmodus 410,5 Nm
Rijmodus 511,2 Nm
Rijmodus 612 Nm
Maximaal koppel rijmodusafhankelijk ca. (SXE 5)
Rijmodus 16 Nm
Rijmodus 29 Nm
Rijmodus 310,5 Nm
Rijmodus 412 Nm
Rijmodus 513,8 Nm
Rijmodus 613,8 Nm
Theoretische hoogste snelheid (onbelast) (SXE 3)
Rijmodus 111 km/h
Rijmodus 219 km/h
Rijmodus 331 km/h
Rijmodus 446 km/h
Rijmodus 558 km/h
Rijmodus 665 km/h
Theoretische hoogste snelheid (onbelast) (SXE 5)
Rijmodus 111 km/h
Rijmodus 219 km/h
Rijmodus 346 km/h
Rijmodus 465 km/h
Rijmodus 577 km/h
Rijmodus 677 km/h
Maximaal motortoerental (SXE 3) 5.100 1/min
Maximaal motortoerental (SXE 5) 6.000 1/min
Radiateur Luchtkoeling
21 TECHNISCHE GEGEVENS
98
21.2 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen bui-
zen, geëloxeerd
Voorvork (SXE 3) WP XACT
Voorvork (SXE 5) WP XACT
Schokdemper (SXE 3) WP Suspension
Schokdemper (SXE 5) WP XACT 5735
Standaard bestuurdersgewicht (SXE 3) 15 … 35 kg
Standaard bestuurdersgewicht (SXE 5) 25 … 35 kg
Veerweg (SXE 3)
voor 144 mm
achter 133 mm
Veerweg (SXE 5)
voor 205 mm
achter 185 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 2 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met 2 zuigers
Remschijven - diameter
voor 160 mm
achter 160 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,2 mm
achter 2,2 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 08:46
Ketting 1/2 x 3/16”
Leverbare kettingwielen 45, 46, 47
Balhoofdhoek (SXE 3) 63°
Balhoofdhoek (SXE 5) 66°
Wielstand (SXE 3) 1.017 mm
Wielstand (SXE 5) 1.032 mm
Zadelhoogte onbelast (SXE 3) 555 … 600 mm
Zadelhoogte onbelast (SXE 5) 615 … 665 mm
Los van de vloer, onbelast (SXE 3) 152 mm
Los van de vloer, onbelast (SXE 5) 252 mm
Gewicht rijklaar ca. (SXE 3) 39,2 kg
Gewicht rijklaar ca. (SXE 5) 40,5 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht (SXE 3) 80 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht (SXE 5) 95,5 kg
TECHNISCHE GEGEVENS 21
99
21.3 Elektronica
Luchtgekoelde lithium-ion-accu
(LV-tractieaccu) (SXE 3)
A20045053000 Spanning (nominaal): 43,2 V
Capaciteit: 648 Wh
Ca. laadduur, 0 % tot 80 %:
45 min
Ca. laadduur, 0 % tot 100 %:
70 min
onderhoudsvrij
Luchtgekoelde lithium-ion-accu
(LV-tractieaccu) (SXE 5)
45445053300 Spanning (nominaal): 43,2 V
Capaciteit: 907 Wh
Ca. laadduur, 0 % tot 80 %:
45 min
Ca. laadduur, 0 % tot 100 %:
70 min
onderhoudsvrij
Acculader voor LV-tractieaccu 45429074044 Netspanning: 100 … 240 V
Netfrequentie: 50 … 60 Hz
Vermogen: 900 W
21.4 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(SXE 3) 60/100 - 10 33J TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST+
2,75 - 10 38J TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST+
(SXE 5) 60/100 - 12 36J TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST+
2,75 - 10 38J TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST+
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
21.5 Voorvork
21.5.1 SXE 3
Artikelnummer voorvork A200C101W109000
Voorvork WP XACT
Lengte voorvork 624 mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 337,5 mm
Oliehoeveelheid buitenwerk 10 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 103)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 230 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 103)
Oliehoeveelheid cartridge links 200 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 103)
21.5.2 SXE 5
Artikelnummer voorvork A400C102X106000
Voorvork WP XACT
21 TECHNISCHE GEGEVENS
100
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Luchtdruk 1 bar
Vorklengte 685 mm
Veerconstante 2 N/mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 337,5 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 25 ± 5 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 103)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 225 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 103)
Vethoeveelheid cartridge links 6 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 104)
21.6 Schokdemper
21.6.1 SXE 3
Artikelnummer schokdemper A200C443W915102
Schokdemper WP Suspension
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Veerconstante
Variant "Comfort" 30 N/mm
Variant "Standaard" 35 N/mm
Variant "Sport" 40 N/mm
Info
De veerconstante kan alleen door vervanging
van de schokdemper worden gewijzigd.
Veerlengte 125 ± 2 mm
Inbouwlengte
Variant "Comfort" 252,9 ± 2 mm
Variant "Standaard" 253,1 ± 2 mm
Variant "Sport" 253,3 ± 2 mm
21.6.2 SXE 5
Artikelnummer schokdemper 03.18.7U.02
Schokdemper WP XACT 5735
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
TECHNISCHE GEGEVENS 21
101
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 3 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 15 … 25 kg 25 N/mm
Gewicht bestuurder (standaard): 25 … 35 kg 30 N/mm
Gewicht bestuurder: 35 … 45 kg 35 N/mm
Veerlengte 130 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 12 mm
Dynamische veerweg 80 mm
Inbouwlengte 275 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 103)
21.7 Aanhaalmomenten chassis
Schroef remkabelhouder aan ach-
terbrug
EJOT SF®M5x10K2 Nm
Schroef remleidingsklem aan
voorvork-protector
EJOT PT®K60x20AL 2 Nm
Schroef tegenlager
zadel-snelsluiting
- 0,65 Nm
Schroef magneetschakelaar aan
stuur
M3 0,8 Nm
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Schroef gashendel M4 3 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef handremarmatuur M5 5 Nm
Schroef remplaketten M5 8 Nm
Draadadapter voor voorste bekle-
ding
M6 8 Nm
Moer drukstang rempedaal
(SXE 5)
M6 6 Nm
Moer kogelscharnier drukstang van
achterste drukcilinder (SXE 5)
M6 10 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef achterbekleding M6 8 Nm
Schroef asopname M6 10 Nm
Schroef consoleverbinding M6 10 Nm
Schroef glijblok M6 3 Nm
21 TECHNISCHE GEGEVENS
102
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef spatbescherming M6 7 Nm
Schroef spatbord M6 6 Nm
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Moer rempedaal (SXE 5) M8 22 Nm
Motordraagschroef M8 25 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef console M8 30 Nm
Loctite®243™
Schroef kettinguitvalbescherming M8 15 Nm
Schroef kettingwiel M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef LV-tractieaccu achter M8x25 20 Nm
Schroef LV-tractieaccu achter M8x50 20 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remzadel achter M8x20 20 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel voor M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10x42 45 Nm
Loctite®243™
Schroef schokdemper onder M10x52 45 Nm
Loctite®243™
Schroef steekas voor M10 40 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Moer achterbrugbout M12x1 45 Nm
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 22
103
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 105) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 105) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
23 HULPSTOFFEN
104
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF®
LGHB 2
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication®
Klüberfood NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 24
105
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
25 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
106
BIN Accu-identificatienummer Serienummer van de tractieaccu dat aan het voertuigi-
dentificatienummer gekoppeld is
LIJST MET AFKORTINGEN 26
107
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
27 LIJST MET SYMBOLEN
108
27.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing knippert Fout in de voertuigelektronica.
INDEX
110
INDEX
A
Aan-uitknop ........................... 16
Acculader
opstellen .......................... 87
overzicht .......................... 87
Achterbrug
controleren ........................ 64
Achterwiel
demonteren ........................ 83
monteren ......................... 84
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 12
rechtsachter ....................... 13
Afbeeldingen .......................... 10
Artikelnummer
schokdemper ....................... 15
voorvork .......................... 14
Artikelnummer schokdemper ................ 15
Artikelnummer voorvork ................... 14
B
Balhoofdlager
smeren ........................... 55
Bandenspanning
controleren ........................ 86
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 30
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ........................ 10
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 8
C
Controlelampje storing .................... 20
D
Diagnosestekker ........................ 18
Dynamische veerweg
instellen .......................... 36
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
Frame
controleren ........................ 64
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 16
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gevaar voor brand ........................ 9
H
Hendel achterwielrem .................... 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 73
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Hendel voorwielrem ..................... 16
speling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 66
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 22
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 24
nadestalling ....................... 94
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 32
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 31
K
Ketting
controleren ........................ 61
reinigen .......................... 59
Ketting-aandrijfwiel
controleren ........................ 61
Kettinggeleiding
controleren ........................ 61
instellen .......................... 64
Kettingspanning
controleren ........................ 60
instellen .......................... 61
Kettingwiel
controleren ........................ 61
Klantenservice ......................... 10
L
Laadtoestandindicatie .................... 20
Laden ............................... 88
Lithium-ion-accu
accu-identificatienummer (BIN) .......... 15
laden ............................ 88
werkzaamheden ...................... 8
Luchtvering ........................... 30
LV-tractieaccu
accu-identificatienummer (BIN) .......... 15
laden ............................ 88
werkzaamheden ...................... 8
INDEX
111
M
Magneetschakelaar
onderhetzadel ..................... 17
ophetstuur ........................ 16
Milieu ............................... 8
Motor
werkzaamheden ...................... 8
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
reinigen .......................... 92
vanhefboknemen ................... 46
Motornummer .......................... 14
Multifunctioneel element .................. 19
overzicht .......................... 19
O
Onderhoud ..........................92-93
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 50
monteren ......................... 51
Ongeval .............................. 8
Onjuist gebruik .......................... 6
Opsporen van fouten ...................95-96
P
Plug-in standaard ....................... 18
R
Radiateur ............................ 91
Regeneratie ........................... 26
Reiniging ..........................92-93
Remhendel
achterwiel ......................... 17
voorwiel .......................... 16
Rempedaal ........................... 18
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Remschijven
controleren ........................ 66
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 75
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 68
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 74
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 67
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 77
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 69
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 77
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . 78
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 70
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 69
Reserveonderdelen ...................... 10
Rijden
bij lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Rijmodusindicatie ....................... 20
Rijmodustoets ......................... 19
Rubberen stuurcovers
controleren ........................ 64
S
Schokdemper
artikelnummer ...................... 15
demonteren ........................ 57
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 34
monteren ......................... 57
rubberen buffer en lagerpunten controleren . . 58
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 34
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 35
Service .............................. 10
Serviceschema .......................28-29
Spaakspanning
controleren ........................ 86
Spatbord voor
demonteren ........................ 56
monteren ......................... 56
Speling balhoofdlager
controleren ........................ 53
instellen .......................... 54
Stalling ............................. 94
Starten .............................. 24
Startnummerbord
demonteren ........................ 55
monteren ......................... 55
Stuurpositie
instellen .......................... 39
Stuurstand ............................ 39
T
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 101
banden ........................... 99
chassis ........................... 98
elektronica ........................ 99
motor ............................ 97
schokdemper ...................... 100
voorvork .......................... 99
Toebehoren ........................... 10
Toestand van de banden
controleren ........................ 85
Transporteren ......................... 27
INDEX
112
Typeplaatje ........................... 14
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 39
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 32
V
Veilig gebruik .......................... 7
Vermogensreductie ...................... 21
Voedingsspanning ....................... 11
Voertuig
werkzaamheden ...................... 8
Voertuigidentificatiennummer ............... 14
Voorvork
artikelnummer ...................... 14
Voorvork-protector
demonteren ........................ 48
monteren ......................... 48
Voorwiel
demonteren ........................ 82
monteren ......................... 82
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 37
demonteren ........................ 48
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
monteren ......................... 49
ontluchten ......................... 46
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
W
Wielvlucht ............................. 8
Z
Zadel
afnemen .......................... 58
monteren ......................... 59
Zadelhoogte
aan de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 42
Instelmogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
op de schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . 41
op het frame instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
*3214831nl*
3214831nl
01.03.2023
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115

KTM SX-E 3 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor