KTM SX-E 5 2021 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2021
SXE 5
Artikelnr. 3214207nl
BESTE KTM KLANT,
*3214207nl*
3214207nl
05/2020
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u en uw kind lang plezier zal schenken.
We wensen uw kind altijd een goede en veilige rit!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14) Stempel van dealer
Motornummer ( pag. 14)
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig door, wees altijd voorzichtig in de omgang met het voertuig en neem
bij twijfel contact op met een geautoriseerde KTM-garage.
Deze bedieningshandleiding is bedoeld als technische handleiding, geeft een toelichting op belangrijke veilig-
heidsaspecten en een overzicht van de belangrijkste functies. Deze bedieningshandleiding is uitsluitend bedoeld
voor particuliere klanten. Deze bedieningshandleiding geldt niet voor personen die het voertuig zakelijk gebruiken.
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2020 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
SXE 5 (F3001U6)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Aanwijzing/waarschuwingen ................ 6
2.4 Gevarenniveaus.................................. 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Vallen of ongeval................................ 8
2.8 Beschermende kleding ....................... 8
2.9 Werkzaamheden aan het voertuig, de
motor en de lithium-ion-accu .............. 8
2.10 Milieu............................................... 8
2.11 Bedieningshandleiding ....................... 9
2.12 Gevaar voor brand .............................. 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
3.7 Voedingsspanning ............................ 11
3.8 Rijden bij lage temperaturen ............. 11
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 13
5 SERIENUMMERS........................................ 14
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 14
5.2 Typeplaatje ..................................... 14
5.3 Motornummer.................................. 14
5.4 Artikelnummer voorvork .................... 14
5.5 Artikelnummer schokdemper............. 15
5.6 Accu-identificatienummer................. 15
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 16
6.1 Remhendel...................................... 16
6.2 Gashendel....................................... 16
6.3 Aan-uitknop..................................... 16
6.4 Magneetschakelaar op het stuur ........ 16
6.5 Magneetschakelaar onder het zadel ... 17
6.6 Rempedaal...................................... 17
6.7 Plug-in standaard............................. 18
6.8 Diagnosestekker............................... 18
7 MULTIFUNCTIONEEL ELEMENT.................. 19
7.1 Multifunctioneel element.................. 19
7.2 Rijmodustoets ................................. 19
7.3 Rijmodusindicatie............................ 20
7.4 Controlelampje storing...................... 20
7.5 Laadtoestandindicatie ...................... 20
7.6 Vermogensreductie........................... 21
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 22
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 22
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 24
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 24
9.2 Voertuig starten ............................... 24
9.3 Beginnen met rijden......................... 25
9.4 Afremmen ....................................... 25
9.5 Regeneratie..................................... 26
9.6 Stoppen, parkeren............................ 26
9.7 Transporteren .................................. 27
10 SERVICESCHEMA....................................... 28
10.1 Extra informatie ............................... 28
10.2 Verplichte werkzaamheden................ 28
10.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 29
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 30
11.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 30
11.2 Luchtvering XACT 5235 ................... 30
11.3 Ingaande demping schokdemper ....... 31
11.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 31
11.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 32
11.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 32
11.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 33
11.8 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 34
11.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 34
11.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 35
11.11 Dynamische veerweg instellen ....... 35
11.12 Basisinstelling voorvork controleren ... 36
11.13 Voorvorkluchtdruk instellen ............... 37
11.14 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 38
11.15 Stuurstand ...................................... 38
11.16 Stuurpositie instellen .................... 39
INHOUDSOPGAVE
3
12 ZADELHOOGTE........................................... 40
12.1 Instelmogelijkheden van de
zadelhoogte..................................... 40
12.2 Zadelhoogte op de schokdemper
instellen ...................................... 40
12.3 Zadelhoogte aan de voorvork
instellen ...................................... 41
12.4 Zadelhoogte op het frame
instellen ...................................... 42
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 45
13.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 45
13.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 45
13.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 45
13.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 46
13.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 46
13.6 Voorvorkprotector monteren............... 47
13.7 Vorkpoten demonteren .................. 47
13.8 Vorkpoten monteren ...................... 47
13.9 Onderste kroonplaat demonteren .... 48
13.10 Onderste kroonplaat monteren ....... 49
13.11 Speling balhoofdlager controleren...... 51
13.12 Speling balhoofdlager instellen ...... 52
13.13 Balhoofdlager smeren ................... 52
13.14 Startnummerbord demonteren........... 53
13.15 Startnummerbord monteren .............. 53
13.16 Spatbord voor demonteren ................ 53
13.17 Spatbord voor monteren.................... 54
13.18 Schokdemper demonteren ............. 54
13.19 Schokdemper monteren ................ 54
13.20 Zadel afnemen................................. 55
13.21 Zadel monteren................................ 55
13.22 Kettingvervuiling controleren............. 56
13.23 Ketting reinigen ............................... 56
13.24 Kettingspanning controleren ............. 57
13.25 Kettingspanning instellen ................. 57
13.26 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 58
13.27 Kettinggeleiding instellen .............. 60
13.28 Frame controleren ........................ 60
13.29 Achterbrug controleren .................. 61
13.30 Rubberen stuurcovers controleren...... 61
14 REMSYSTEEM............................................ 62
14.1 Remhendelspeling controleren .......... 62
14.2 Speling remhendel instellen.............. 62
14.3 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen .................. 62
14.4 Remschijven controleren................... 63
14.5 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 64
14.6 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 65
14.7 Remplaketten voorwielrem
controleren...................................... 66
14.8 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 66
14.9 Vrije slag rempedaal controleren........ 69
14.10 Vrije slag aan het rempedaal
instellen ...................................... 69
14.11 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 70
14.12 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 71
14.13 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 71
14.14 Remplaketten van de achterwielrem
controleren...................................... 72
14.15 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen .................................... 73
15 WIELEN, BANDEN ...................................... 76
15.1 Voorwiel demonteren .................... 76
15.2 Voorwiel monteren ........................ 76
15.3 Achterwiel demonteren ................. 77
15.4 Achterwiel monteren ..................... 78
15.5 Bandentoestand controleren.............. 79
15.6 Bandenspanning controleren............. 80
15.7 Spaakspanning controleren ............... 80
16 POWERPACK LV, ACCULADER..................... 81
16.1 Overzicht acculader.......................... 81
16.2 Acculader opstellen.......................... 81
16.3 Powerpack LV laden ......................... 82
17 RADIATEUR ............................................... 85
17.1 Radiateur ........................................ 85
18 REINIGING, ONDERHOUD........................... 86
18.1 Motorfiets reinigen ........................... 86
19 STALLING .................................................. 88
19.1 Stalling........................................... 88
19.2 Inbedrijfstelling na stalling ............... 88
20 OPSPOREN VAN FOUTEN............................ 89
21 TECHNISCHE GEGEVENS............................ 91
21.1 Motor.............................................. 91
21.2 Chassis ........................................... 91
21.3 Elektronica...................................... 92
21.4 Banden........................................... 92
21.5 Voorvork.......................................... 92
21.6 Schokdemper .................................. 93
21.7 Aanhaalmomenten chassis................ 93
22 GEBRUIKSSTOFFEN ................................... 96
23 HULPSTOFFEN........................................... 97
INHOUDSOPGAVE
4
24 NORMEN ................................................... 98
25 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ........................ 99
26 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 100
27 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 101
27.1 Gele of oranje pictogrammen........... 101
INDEX ............................................................. 102
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde
KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met
het benodigde speciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan, mits
het maximale bestuurdersgewicht wordt aangehouden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
Gebruik de lithium-ionaccu uitsluitend in het voertuig.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Aanwijzing/waarschuwingen
U moet beslist de aangegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.
Info
Op uw voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen/waarschuwingen aangebracht. Deze stickers
nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor
letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveaus
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Aan het voertuig mogen geen mechanische, elektrische of elektronische wijzigingen worden uitgevoerd, omdat
anders het veilige bedrijf niet kan worden gewaarborgd.
Voorbeelden voor niet-toegestane manipulaties en wijzigingen:
1 Openen van de lithium-ion-accu (Powerpack LV) of de motor.
2 Gebruik van het voertuig of de lithium-ion-accu in een niet correct onderhouden staat.
3 Gebruik van het voertuig of de lithium-ion-accu buiten de gebruiksdefinitie.
4 Gebruik van een beschadigde lithium-ionaccu.
2.6 Veilig gebruik
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot
risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toe-
zichthoudende persoon opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Zorg ervoor dat de rijmodus aan het rijvermogen van uw kind en aan de verhoudingen is aangepast.
Blokkeer eventueel de rijmodus door de magneetschakelaar onder het zadel te verwijderen.
Vraag niet teveel van uw kind.
Doe pas mee aan wedstrijden, als conditie, rijtechniek en motivatie voldoende zijn.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat
is een voertuig te rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals motor, lithium-ion-accu, schokdemper en remsysteem pas aan, nadat deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Dit voertuig is een elektrische laagspanningsmotorfiets. Daarom dient u zich te houden aan enkele veiligheids- en
onderhoudsaanwijzingen die voortvloeien uit het gebruik van een elektrische motor.
Als de gashendel wordt gesloten en geen regeneratie ( pag. 26) is geactiveerd, rolt het voertuig zonder grote
vertraging door. De snelheid verlaagt afhankelijk van de rolweerstand en de luchtweerstand.
Omdat dit voertuig geen versnellingsbak heeft, is er ook geen koppeling.
Net als bij een conventionele aandrijving met verbrandingsmotor stijgt de temperatuur tijdens het rijden afhanke-
lijk van het gebruik, de omgevingstemperatuur en de mate waarin de koelvlakken vervuild zijn. Als de temperatuur
van de motor, de lithium-ion-accu of de elektronica de toegestane rijtemperatuur overschrijdt, wordt het vermo-
gen duidelijk gereduceerd. Het systeem beschermt zich zo tegen beschadiging door oververhitting. Net voordat de
vermogensreductie intreedt, knippert de actieve rijmodusindicatie. Als de vermogensreductie actief is, branden
alle drie de rijmodusindicaties. Als alle componenten weer de normale rijtemperatuur hebben bereikt, is na een
nieuwe start het volledige systeemvermogen weer beschikbaar.
Gebruik het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de beoogde wijze, en veiligheids- en milieubewust.
Laat storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage verhelpen.
Let op de op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Vallen of ongeval
Als het voertuig op zijn kant ligt, schakelt het voertuig na vijf seconden van de toestand rijklaar naar de toestand
startklaar. Om het voertuig in de toestand rijklaar te schakelen, het voertuig rechtop zetten en de gashendel over
de uitgangspositie heen sluiten.
Als u met het voertuig bent gevallen of een ongeval heeft gehad moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals
altijd voordat u gaat rijden.
2.8 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
2.9 Werkzaamheden aan het voertuig, de motor en de lithium-ion-accu
Waarschuwing
Gevaar voor letselBij werkzaamheden aan onder spanning staande delen bestaat gevaar voor een elektri-
sche schok.
Werkzaamheden aan onder spanning staande delen vereisen bijzondere scholingen, kwalificaties en
gereedschappen.
Laat alle werkzaamheden die niet beschreven en uitgelegd zijn, uitsluitend door KTM-specialisten
uitvoeren.
Open noch de elektrische motor, noch de lithium-ion-accu (Powerpack LV).
Waarschuwing
Gevaar voor letselHet voertuig is ook in de rijklare toestand zeer geruisarm.
Het voertuig zet zich ongecontroleerd in beweging als tijdens werkzaamheden aan het voertuig per onge-
luk de gashendel wordt aangeraakt.
Zorg ervoor dat het voertuig met de aan-uitknop is uitgeschakeld en uitgeschakeld blijft voordat met
de werkzaamheden aan het voertuig wordt begonnen.
Verwijder de magneetschakelaar uit de opname alvorens met de werkzaamheden aan het voertuig te
beginnen.
Beveilig het voertuig tegen manipulatie door onbevoegde personen terwijl u aan het voertuig werkt.
2.10 Milieu
Als u de rechten van anderen respecteert en het voertuig verantwoordelijk en legaal gebruikt, stelt u de toekomst
van de motorsport veilig en voorkomt u de meeste conflicten en problemen.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in uw land.
Houdt u zich bij het afvoeren van de lithium-ion-accu (Powerpack LV) aan de geldende wet- en regelgeving in uw
land.
U kunt de Powerpack LV gratis en milieuvriendelijk door een geautoriseerde KTM-dealer laten afvoeren.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
Elektrische apparaten zoals laders mogen niet bij het huisvuil worden gegooid. Elektrische apparaten moeten naar
de daarvoor bestemde verzamelpunten worden gebracht. Wendt u zich tot uw gemeente of tot uw geautoriseerde
KTM-dealer.
2.11 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat uw kind voor het eerst gaat rijden. In de
bedieningshandleiding vinden u en uw kind veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudi-
ger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstemt op uw kind en hoe u en uw kind zich
kunnen beschermen tegen letsel.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
2.12 Gevaar voor brand
Waarschuwing
Gevaar voor brandBeschadigde lithium-ionaccu's vormen een brandgevaar.
Door een ernstige mechanische beschadiging kan er een celinterne kortsluiting en daarmee zelfontbran-
ding ontstaan.
Neem meteen contact op met de KTM-klantenservice als de lithium-ion-accu ernstig beschadigd is.
Als de lithium-ion-accu (Powerpack LV) intact is, bestaat voor dit voertuig geen bijzonder brandrisico.
Als het voertuig toch brandt, de brandweer inlichten, dat een elektrisch voertuig met lithium-ion-accu brandt.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Gebruik de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld olie en smeerstof-
fen).
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor de veiligheid van uw kind alleen reserveonderdelen en toebehoren dat door KTM is vrijgegeven en/of
aanbevolen en laat dit alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor
veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
De voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in
de bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden. Door een onjuist afgesteld
chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller ver-
slijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te contro-
leren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven service-intervallen. De inachtneming daarvan
draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
3.7 Voedingsspanning
M01613-10
In het voertuig is een lithium-ion-accu
1
(Powerpack LV) ingebouwd.
De Powerpack LV voorziet de elektromotor
2
en het multifunctionele element
3
van stroom.
De Powerpack LV is vast aan het frame en de motor vastgeschroefd.
3.8 Rijden bij lage temperaturen
Om de Powerpack LV te ontzien, reduceert de motorbesturing bij lage temperaturen van de componenten het ver-
mogen.
Als de temperatuur van de Powerpack LV te laag is, knippert de actieve rijmodsuweergave. Het voertuig kan zon-
der problemen worden gereden. De Powerpack LV wordt door de vermogensreductie niet beschadigd.
De Powerpack LV wordt tijdens het rijden met het voertuig warm. Als de temperatuur van de Powerpack LV een
drempelwaarde heeft overschreden, is na een herstart van het voertuig weer het volledige vermogen beschikbaar.
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
M01690-10
1
Magneetschakelaar op het stuur ( pag. 16)
2
Snelsluiting zadel
3
Opname voor pluginstandaard
4
Laadbus
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
M01691-10
1
Snelsluiting zadel
2
Multifunctioneel element ( pag. 19)
3
Magneetschakelaar op het stuur ( pag. 16)
4
Gashendel ( pag. 16)
5
Remhendel ( pag. 16)
6
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14)
7
Aan-uitknop ( pag. 16)
8
Rempedaal ( pag. 17)
9
Kijkglas remvloeistof achter
5 SERIENUMMERS
14
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
402154-10
Het typeplaatje
1
is vooraan op de framebuis aangebracht.
5.3 Motornummer
H03863-10
Het motornummer
1
bevindt zich aan de rechter motorzijde
onder de Powerpack LV.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de buitenkant van
de asopname gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
15
5.5 Artikelnummer schokdemper
H01186-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de onderkant
van de schokdemper naar de rechterkant toe gegraveerd.
5.6 Accu-identificatienummer
M01631-10
Het accu-identificatienummer (BIN)
1
bevindt zich op een stic-
ker op de Powerpack LV.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.1 Remhendel
M01656-10
De remhendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur aange-
bracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.2 Gashendel
M01656-11
De gashendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Na de activering reageert het voertuig eerst niet op de gashendel
om onbedoeld accelereren te voorkomen.
De gashendel moet over de uitgangspositie heen worden gesloten
om de gasaanname te activeren.
Pas daarna schakelt het voertuig in de toestand rijklaar.
6.3 Aan-uitknop
M01673-10
De aan-uitknop
1
is op de Powerpack LV rechts aangebracht.
Mogelijke toestanden
Voertuig uitgeschakeld In deze bedrijfstoestand is het voer-
tuig gedeactiveerd.
Voertuig startklaar In deze bedrijfstoestand is het voertuig
geactiveerd.
6.4 Magneetschakelaar op het stuur
M01657-10
De opname voor de rode magneetschakelaar
1
is op het stuur
links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Magneetschakelaar op het stuur gemonteerd Als de mag-
neetschakelaar op het stuur is gemonteerd, kan het voertuig
worden geactiveerd en kan ermee worden gereden.
Magneetschakelaar van het stuur verwijderd Als de mag-
neetschakelaar van het stuur is verwijderd, kan het voertuig
niet worden geactiveerd en kan er niet mee worden gereden.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
Waarschuwing
Gevaar voor letselAls de magneetschakelaar bij een val
in de opname blijft, wordt het voertuig niet onmiddellijk
geactiveerd.
Zorg ervoor dat de lus van de magneetschakelaar veilig
aan de beschermende kleding of aan de pols is beves-
tigd zodat de magneetschakelaar bij een val van de
opname wordt gescheiden.
Als de rode magneetschakelaar op het stuur bijvoorbeeld bij een
val van de opname losraakt, wordt het voertuig gedeactiveerd.
Door verwijderen van de rode magneetschakelaar op het stuur kan
het voertuig in elke bedrijfstoestand snel worden gedeactiveerd.
De rode magneetschakelaar op het stuur kan niet door de
grijze magneetschakelaar onder het zadel ( pag. 17) worden
vervangen.
6.5 Magneetschakelaar onder het zadel
M01674-10
De opname voor de grijze magneetschakelaar
1
is onder het
zadel aangebracht.
Door verwijderen van de grijze magneetschakelaar onder het zadel
kan worden voorkomen dat de rijmodus wordt gewijzigd.
De blokkering van de rijmodus wordt aanbevolen, als voor hogere
rijmodi met meer vermogen en koppel nog niet voldoende ervaring
werd opgedaan.
Mogelijke toestanden
Magneetschakelaar onder het zadel gemonteerd Als de
magneetschakelaar onder het zadel is gemonteerd, kan de
rijmodus worden gewijzigd.
Magneetschakelaar verwijderd Als de magneetschakelaar
onder het zadel is verwijderd, kan de rijmodus niet worden
gewijzigd.
De grijze magneetschakelaar onder het zadel kan niet door de
rode magneetschakelaar op het stuur ( pag. 16) worden ver-
vangen.
6.6 Rempedaal
H03810-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.7 Plug-in standaard
402581-10
De bevestiging van de plug-in standaard
1
bevindt zich aan het
frame aan de linkerkant van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.8 Diagnosestekker
H03809-01
De diagnosestekker
1
bevindt zicht onder het zadel.
MULTIFUNCTIONEEL ELEMENT 7
19
7.1 Multifunctioneel element
Het multifunctionele element is voor het zadel aangebracht.
402132-10
Overzicht multifunctioneel element
1
Rijmodustoets ( pag. 19)
2
Rijmodusindicatie ( pag. 20)
3
Controlelampje storing ( pag. 20)
4
Laadtoestandindicatie ( pag. 20)
7.2 Rijmodustoets
402133-10
De rijmodustoets
1
legt de rijmodus ( pag. 20) vast.
De rijmodustoets is alleen actief, als de
magneetschakelaar onder het zadel ( pag. 17) is gemonteerd.
Mogelijke toestanden
Voertuig staat in de startklare toestand De rijmodustoets is
actief.
Voertuig staat in de rijklare toestand De rijmodustoets is
actief.
Alle overige toestanden van het voertuig De rijmodustoets is
niet actief.
7 MULTIFUNCTIONEEL ELEMENT
20
7.3 Rijmodusindicatie
H03603-01
Rode rijmodusindicaties met de cijfers 1, 2 en 3 geven de gekozen
rijmodusindicaties aan.
Er zijn zes verschillende rijmodi beschikbaar. Met de rijmodi wordt
vastgelegd, hoe het voertuig reageert op de bediening van de gas-
hendel.
In de rijmodus 1 is het geringste koppel beschikbaar. De hoogste
snelheid van het voertuig is begrensd. Deze rijmodus is geschikt
voor de gewenningstijd.
In de rijmodus 5 en 6 is het volledige koppel beschikbaar. De
hoogste snelheid van het voertuig kan worden gebruikt. Deze rij-
modi moeten pas worden geselecteerd, als al genoeg rijervaring is
opgedaan en veilig met het voertuig kan worden omgegaan.
De rijmodi tussen 1 en 5 vertegenwoordigen tussenniveaus met
betrekking tot het koppel en de hoogste snelheid.
In de rijmodi 3 en 6 is bovendien een regeneratiefunctie
( pag. 26) beschikbaar.
De rijmodi 1 tot 3 worden door de desbetreffende brandende
afzonderlijke cijfers weergegeven.
Bij geactiveerde rijmodus 4, 5 en 6 wordt de geactiveerde rijmodus
als som van de verlichte cijfers weergegeven.
Info
Als de magneetschakelaar onder het zadel ( pag. 17)
niet is gemonteerd, kan de rijmodus niet worden gewijzigd.
De rijmodi worden stijgend doorgeschakeld, na rijmodus 6
springt de rijmodus weer naar 1 terug.
7.4 Controlelampje storing
402136-11
Synchroon met het knipperritme van het controlelampje
storing
1
klinken akoestische waarschuwingssignalen van het
multifunctionele element.
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing knippert Actieve fout in de
voertuigelektronica.
Controlelampje storing brandt Het systeem voert een
zelftest uit of werd tijdens het rijden gedeactiveerd.
7.5 Laadtoestandindicatie
402134-10
Alle segmenten
1
branden: laadtoestand 70 % - 100 %.
Vier segmenten
2
branden: laadtoestand 50 % - 70 %.
Twee segmenten
3
branden: laadtoestand 30 % - 50 %.
MULTIFUNCTIONEEL ELEMENT 7
21
M01727-10
Het laatste segment
4
brandt geel: laadtoestand 20 % - 30 %.
Het laatste segment
4
brandt rood en de rijmodusindicatie knip-
pert rood: laadtoestand 10 % - 20 %.
Het laatste segment
4
en de rijmodusindicatie knipperen rood:
laadtoestand 0 % - 10 %.
7.6 Vermogensreductie
402136-11
Als de laadtoestand ( pag. 20) van de Powerpack LV te laag is
of de systeemtemperatuur buiten het toegestane bereik ligt, wordt
het vermogen automatisch gereduceerd.
De geselecteerde rijmodus en het controlelampje storing knippe-
ren, als het vermogen werd gereduceerd.
Info
Aan de hand van de knippercodes van het controlelampje
storing
1
kan de reden voor de vermogensreductie worden
vastgesteld (zie hoofdstuk Opsporen van fouten).
8 INBEDRIJFSTELLING
22
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot
risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toe-
zichthoudende persoon opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Zorg ervoor dat de rijmodus aan het rijvermogen van uw kind en aan de verhoudingen is aangepast.
Blokkeer eventueel de rijmodus door de magneetschakelaar onder het zadel te verwijderen.
Vraag niet teveel van uw kind.
Doe pas mee aan wedstrijden, als conditie, rijtechniek en motivatie voldoende zijn.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat
is een voertuig te rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Vertel uw kind dat het geen bijrijder mag meenemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe rijwerkcomponenten worden door overbelasting beschadigd of onbruikbaar.
Overschrijd het hoogst toegelaten bestuurdersgewicht niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit onbeheerd.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
INBEDRIJFSTELLING 8
23
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voor de eerste rit samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig doorlezen.
Info
Daarbij vooral ingaan op de veiligheidsaanwijzingen en het risico op letsel.
Uw kind uitleg geven over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op
het rijgedrag.
Ervoor zorgen dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 62)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 70)
Voor de eerste inbedrijfstelling controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor het gewicht
van uw kind.
Laat uw kind op een geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets, bij voorkeur op een groot
open veld.
Info
Om uw kind een gevoel te geven voor de bediening van het remsysteem kunt u uw kind het beste eerst
duwen. Pas als uw kind de voorrem kan doseren, mag het voertuig worden gestart.
Uw kind kan het beste eerst naar een andere persoon rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en
draaien.
Obstakels neerzetten waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan het rijgedrag van het
voertuig.
Uw kind moet ook proberen om zo langzaam mogelijk en staand te rijden om een beter gevoel voor de motor-
fiets te krijgen.
Uw kind mag niet over een terrein rijden dat te veel vergt van de capaciteiten en de ervaring van uw kind.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten
rusten.
Ervoor zorgen dat het hoogst toelaatbare bestuurdersgewicht niet wordt overschreden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 45 kg
Maximale grootte van de bestuurder < 130 cm
Spaakspanning controleren. ( pag. 80)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
9 RIJ-INSTRUCTIES
24
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H03808-01
Gashendel, beide magneetschakelaars, Powerpack LV, multi-
functioneel element en elektromotor op externe beschadiging
controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 64)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 71)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 72)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 56)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 58)
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
Bandentoestand controleren. ( pag. 79)
Bandenspanning controleren. ( pag. 80)
Spaakspanning controleren. ( pag. 80)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 46)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 45)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante
schroeven en moeren goed vastzitten.
Laadtoestand van de Powerpack LV controleren.
9.2 Voertuig starten
402581-10
Plug-in-standaard
1
verwijderen.
Aan-uit-knop ingedrukt houden tot het multifunctionele ele-
ment gaat branden.
Het voertuig is startklaar.
RIJ-INSTRUCTIES 9
25
M01658-10
Optioneel:
Rijmodustoets
2
indrukken om van rijmodus te wisselen.
H03603-01
Een van de rijmodi ( pag. 20) kiezen.
Gashendel over de uitgangspositie heen sluiten.
Het voertuig geeft een signaaltoon, is rijklaar en reageert
op de gashendel.
9.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Voorzichtig gas geven.
9.4 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Vertel uw kind dat het de manier van remmen moet aanpassen aan de rijsituatie en de toestand van
de weg.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en laat het kind pas verder rijden, als het probleem is opgelost. (De geau-
toriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
9 RIJ-INSTRUCTIES
26
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de remplaketten en remschijven te dro-
gen en vuil te verwijderen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond.
9.5 Regeneratie
H02598-01
In de rijmodus 3 en 6 ( pag. 20) wordt bij over de uitgangsposi-
tie heen gesloten gashendel in de schuifmodus de Powerpack LV
door de elektromotor geladen.
Door regeneratiefunctie neemt het remeffect van de motor toe.
De regeneratiefunctie is in de rijmodus 6 sterker dan in de rijmo-
dus 3.
Info
In de overige rijmodi is de regeneratiefunctie niet beschik-
baar.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit onbeheerd.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals motor, lithium-ion-accu, schokdemper en remsysteem pas aan, nadat deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Aan-uit-knop ingedrukt houden tot het multifunctionele element uitgaat.
Magneetschakelaar uit de opname op het stuur verwijderen.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
RIJ-INSTRUCTIES 9
27
9.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Aan-uit-knop ingedrukt houden tot het multifunctionele ele-
ment uitgaat.
Magneetschakelaar uit de opname op het stuur verwijderen.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
10 SERVICESCHEMA
28
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
Voor onderhoud altijd de acculader meenemen.
Het gebruik van een bedrijfsurenteller wordt aanbevolen om de kilometerstand steeds te kunnen controleren.
Bedrijfsurenteller (45412920000)
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de 80 bedrijfsuren
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
Stekker van de acculader op beschadiging en vervuiling controleren.
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Powerpack LV controleren en laden.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 72)
Remschijven controleren. ( pag. 63)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Afdichtmanchet voetremcilinder vervangen.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 71)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 69)
Frame controleren. ( pag. 60)
Achterbrug controleren. ( pag. 61)
Achterbruglager op speling controleren.
Zwenklager op speling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 79)
Bandenspanning controleren. ( pag. 80)
Wiellager op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 80)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 58)
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soepel
bewegen.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 64)
Speling van remhendel controleren. ( pag. 62)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Kabels en leidingen controleren op beschadiging en knikken.
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
SERVICESCHEMA 10
29
om de 80 bedrijfsuren
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed vast-
zitten.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Service in het KTM Dealer.net noteren.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 40 bedrijfsuren
na 20 bedrijfsuren / om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
om de 12 maanden
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Balhoofdlager smeren. ( pag. 52)
Tandwielaslager, keerringen en lagerafdichtingen controleren.
Tandwielaslager, keerringen en lagerafdichtingen vervangen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN
30
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
Dit voertuig is in de leveringstoestand ingesteld op het
standaardgewicht van een bestuurder (met complete
beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht
25 35 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleinere afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning van de schokdemperluchtdruk worden
gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moeten aangepaste
veren worden gemonteerd.
11.2 Luchtvering XACT 5235
In de voorvork WP Suspension XACT 5235 wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de rechter voorvorkpoot.
Er wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele voorvorken. Ook het reageren op
kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als eindslag bevindt zich een sta-
len veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden verhoogd om beschadiging
van de voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel worden aangepast aan het bestuurdersgewicht, de
omstandigheden van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft niet te worden gedemonteerd.
De ingewikkelde montage van hardere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch
niet door. De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behouden. De dem-
ping wordt harder en het rijcomfort neemt af.
De demping kan in de uitgaande demping worden ingesteld.
De instelling uitgaande demping bevindt zich aan de bovenzijde van de rechter vorkpoot.
CHASSIS AFSTELLEN 11
31
11.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het ach-
terwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
11.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot
normaal inveert.
F02184-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
11 CHASSIS AFSTELLEN
32
11.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F02184-11
Spatbescherming opzij drukken.
Stelschroef
1
met een steeksleutel tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
Spatbescherming positioneren.
11.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 11
33
F02185-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk verticale afstand tussen de achterwielas
en een vast punt meten - bijv. een markering op de zijbekle-
ding.
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11 CHASSIS AFSTELLEN
34
11.8 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 33)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achterwielas en het vaste
punt.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 12 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 35)
11.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 33)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de
achterwielas en het vaste punt.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 80 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 35)
CHASSIS AFSTELLEN 11
35
11.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Schokdemper demonteren. ( pag. 54)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
F02186-10
Hoofdwerk
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde
noteren.
Contraring
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T304)
Haaksleutel (T1533)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de voorgeschreven
maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 3 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspan-
nen veerlengte en de gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Contraring
1
vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 54)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Schokdemper demonteren. ( pag. 54)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
11 CHASSIS AFSTELLEN
36
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 15
25 kg
25 N/mm
Gewicht bestuurder
(standaard): 25 35 kg
30 N/mm
Gewicht bestuurder: 35
45 kg
35 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecom-
penseerd door het wijzigen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 54)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 34)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 34)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 32)
11.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen wor-
den gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften
worden verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
CHASSIS AFSTELLEN 11
37
11.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren
en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
Luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het einde van de rit en onder dezelfde voorwaarden controleren of
instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
F02188-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
Vorkpomp
2
helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingescha-
keld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 2 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 1,4 bar
Maximale luchtdruk 4 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
11 CHASSIS AFSTELLEN
38
Bij het loskoppelen ontsnapt druk uit de slang, niet uit de
vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden
automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
Beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.14 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
F02189-10
Stelelement
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.15 Stuurstand
M01659-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boringen
A
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
B
van het
midden geplaatst.
Afstand boringen
B
3,5 mm
De stuuradapter kan in 4 verschillende standen worden gemon-
teerd. Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste
positie voor de bestuurder te zetten.
CHASSIS AFSTELLEN 11
39
11.16 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
M01659-11
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur
verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Stuuradapters links en rechts in dezelfde positie monteren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
12 ZADELHOOGTE
40
12.1 Instelmogelijkheden van de zadelhoogte
H03605-01
Dit voertuig biedt meerdere mogelijkheden om de zadelhoogte aan
de bestuurdergrootte aan te passen.
De zadelhoogte kan met de montagepositie van de voorvork, de
schokdemper en het frame worden gewijzigd.
Info
Als de zadelhoogte aan voorvork en schokdemper wordt
ingesteld, moet erop worden gelet dat het voertuig na
afsluiten van de werkzaamheden zo recht mogelijk staat.
Bij laag ingestelde zadelhoogte aan de schokdemper moet
de voorvork overeenkomstig worden doorgestoken en omge-
keerd.
12.2 Zadelhoogte op de schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
Als de zadelhoogte op de schokdemper wordt ingesteld, moet ook de zadelhoogte op de schokdemper wor-
den ingesteld.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
M01660-10
Hoofdwerk
Achterwiel met achterbrug vasthouden en schroef
1
verwijde-
ren.
Schokdemper afhankelijk van de gewenste zadelhoogte positio-
neren.
Voorgeschreven waarde
Hoge zadelpositie
A
Lage zadelpositie
B
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
ZADELHOOGTE 12
41
12.3 Zadelhoogte aan de voorvork instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De zadelhoogte kan door doorsteken van de vorkpoten traploos worden gewijzigd.
Als de zadelhoogte aan de voorvork wordt ingesteld, moet ook de zadelhoogte aan de schokdemper worden
ingesteld.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voorwiel demonteren. ( pag. 76)
M01811-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Schroef
2
losdraaien.
Vorkpoot afhankelijk van de gewenste zadelhoogte positione-
ren.
Voorgeschreven waarde
Voorwaarden
Zitpositie zo laag mogelijk, voorvork helemaal doorgestoken
Minimumafstand
A
tus-
sen voorvork en stuur
3 mm
Voorwaarden
Zadelpositie zo hoog mogelijk, voorvork helemaal uitgetrok-
ken
Onderzijde schroefdeksel
B
is vlak uitgelijnd met
bovenzijde kroonplaat
Vorkpoot alleen binnen het beschreven bereik positioneren.
Schroef
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Handeling aan de andere vorkpoot herhalen.
Voorgeschreven waarde
Beide vorkpoten gelijk positioneren.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 76)
12 ZADELHOOGTE
42
12.4 Zadelhoogte op het frame instellen
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 55)
M01675-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en voorste bekleding verwijderen.
M01676-10
Schroeven
2
met bussen verwijderen en
spatbescherming
3
verwijderen.
Schroeven
4
met bussen verwijderen en achterbekleding
5
verwijderen.
M01677-10
Schroeven
6
verwijderen en console
7
op gewenste zadel-
hoogte aan de boringen positioneren.
Voorgeschreven waarde
Op de kabelstreng letten.
Hoge zadelpositie
Boringen
A
Lage zadelpositie
Boringen
B
Schroeven
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef console M8 30 Nm
Loctite
®
243™
M01676-10
Achterbekleding
5
positioneren, schroeven
4
met bussen
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef achterbekle-
ding
M6 8 Nm
Spatbescherming
3
positioneren, schroeven
2
met bussen
monteren en vastdraaien.
ZADELHOOGTE 12
43
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbescher-
ming
M6 8 Nm
M01678-10
Voorwaarde
Hoge zadelpositie
Ervoor zorgen dat de draadadapter
8
is gemonteerd en
vastgesdraaid.
Voorgeschreven waarde
Draadadapter voor
voorste bekleding
M6 8 Nm
M01679-01
Voorwaarde
Lage zadelpositie
Ervoor zorgen dat de draadadapter is verwijderd.
Info
Draadadapter voor latere montage bewaren.
M01680-10
Voorste bekleding op de opnames
C
positioneren.
De uitsteeksels van de voorste bekleding grijpen aan beide
zijden in de uitsparingen van de achterbekleding.
M01675-10
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12 ZADELHOOGTE
44
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 55)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
45
13.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
13.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402581-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard
1
in de adapter voor de plug-in standaard aan de linkerzijde van
het voertuig plaatsen.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
13.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
F02179-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
13.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 46)
M01662-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als dit vuil niet wordt ver-
wijderd, kunnen de daarachter liggende afdichtringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 97)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 47)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13.5 Voorvorkprotector demonteren
M01663-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
van de linker en rechter vorkpoot verwijderen.
Voorvorkprotector verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
47
13.6 Voorvorkprotector monteren
M01663-11
Voorvork-protector aan de vorkpoot links en rechts positione-
ren. Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
2
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem aan voorvork-
protector
EJOT PT
®
K60x20AL
2 Nm
13.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voorwiel demonteren. ( pag. 76)
M01664-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remkabel niet knikken.
M01812-10
Inbouwpositie van de vorkpoten noteren.
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
13.8 Vorkpoten monteren
F02179-10
Voorwaarde
Individuele inbouwpositie
Vorkpoten positioneren.
Voorgeschreven waarde
Bij demonteren vastgestelde positie in acht nemen.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar achteren gepo-
sitioneerd.
Voorwaarde
Standaard-inbouwpositie
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar achteren gepo-
sitioneerd.
De tweede ingefreesde groef (van boven) sluit met de
bovenzijde van de bovenste kroonplaat af.
M01812-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
M01665-10
Remzadel positioneren, schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x60 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x40 20 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
6
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem aan voorvork-
protector
EJOT PT
®
K60x20AL
2 Nm
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 76)
13.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voorwiel demonteren. ( pag. 76)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 47)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 53)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 53)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
49
M01667-10
Hoofdwerk
Moer
1
verwijderen.
Kabelbinder van de magneetschakelaar-kabel van het stuur
verwijderen.
Schroef
2
losdraaien, bovenste kroonplaat met stuur verwij-
deren en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
M01668-10
Beschermring
3
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
13.10 Onderste kroonplaat monteren
F02885-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 97)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager
1
monteren.
Controleren of de O-ring boven
2
correct is gepositioneerd.
Beschermring
3
erop schuiven.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
M01667-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
F02179-11
Voorwaarde
Individuele inbouwpositie
Vorkpoten positioneren.
Voorgeschreven waarde
Bij demonteren vastgestelde positie in acht nemen.
De ontluchtingsschroeven
5
zijn naar achteren gepo-
sitioneerd.
Voorwaarde
Standaard-inbouwpositie
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
5
zijn naar achteren gepo-
sitioneerd.
De tweede ingefreesde groef (van boven) sluit met de
bovenzijde van de bovenste kroonplaat af.
M01813-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
M01670-10
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Schroef
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
De magneetschakelaar-kabel met nieuwe kabelbinder op het
stuur vastmaken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
51
M01665-11
Remzadel positioneren, schroef
9
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x60 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
bk
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x40 20 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
bl
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem aan voorvork-
protector
EJOT PT
®
K60x20AL
2 Nm
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 54)
Startnummerbord monteren. ( pag. 53)
Controleren of kabel en remkabel correct gelegd zijn.
Voorwiel monteren. ( pag. 76)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 52)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 52)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
M01718-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
losdraaien.
Schroef
2
losdraaien.
Moeren
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroef
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 48)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 49)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van
de onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
53
13.14 Startnummerbord demonteren
M01681-10
Schroef
1
verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
13.15 Startnummerbord monteren
M01682-10
Startnummerbord op de remleiding aanbrengen.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels
1
grijpen in het spatbord.
M01683-10
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startnum-
merbord
M6 4 Nm
13.16 Spatbord voor demonteren
H01428-10
Schroeven
1
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
13.17 Spatbord voor monteren
M01671-10
Spatbord met de boringen
1
op de uitsteeksels op het start-
nummerbord positioneren.
H01428-11
Spatbord voor positioneren. Schroeven
2
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M6 6 Nm
13.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
M01672-10
Hoofdwerk
Inbouwpositie van de schokdemper noteren.
Remleiding
1
uit de houder trekken.
Schroef
2
verwijderen en de achterbrug voorzichtig neerla-
ten.
Schroef
3
verwijderen, spatbescherming
4
opzij duwen en
schokdemper verwijderen.
13.19 Schokdemper monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
55
M01672-11
Hoofdwerk
Spatbescherming
1
opzij drukken.
Schokdemper met schroef
2
monteren.
Voorgeschreven waarde
Eventueel bij demontage genoteerde inbouwpositie in acht
nemen.
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Achterbrug optillen, schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel
4
in houder hangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13.20 Zadel afnemen
H00066-10
Snelsluiting
1
openen en zadel achter optillen.
Zadel terugtrekken en afnemen.
13.21 Zadel monteren
M01684-10
Het zadel aan het uitsteeksel
1
vasthaken, achter neerlaten
en naar voren schuiven.
Het uitsteeksel
2
haakt vast aan de voorste bekleding.
H00066-11
Snelsluiting
3
sluiten.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
13.22 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 56)
13.23 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 97)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 97)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
57
13.24 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Q00400-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven
duwen en de kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
1
moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 5 8 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 57)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13.25 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
Q00401-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 8 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner
4
in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13.26 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400227-01
Hoofdwerk
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
Bij het monteren van de sluitschakel moet de
gesloten zijde van de borging altijd naar de
looprichting wijzen.
Ketting controleren op slijtage.
» Als de ketting versleten is:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
59
Q00402-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Wanneer het tussenstuk tot op de hoogte van basisstuk
versleten is:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M6 3 Nm
M01692-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
M01693-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13.27 Kettinggeleiding instellen
Info
De grootte van het kettingwiel verschilt afhankelijk van het aantal tanden. Bij een kleiner kettingwiel kan
de kettinggeleiding worden aangepast.
M01693-10
Schroef
1
verwijderen.
Kettinggeleiding positioneren.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
13.28 Frame controleren
M01652-01
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking
scheuren of vervormingen heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtin-
werking is beschadigd, altijd vervangen. KTM
staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
61
13.29 Achterbrug controleren
F02202-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen.
Reparatie van de achterbrug staat KTM niet toe.
13.30 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of
loszit:
Rubberen stuurcover vervangen.
M01695-10
Schroef
1
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite
®
243™
De ruit
A
moet naar boven zijn gepositioneerd.
14 REMSYSTEEM
62
14.1 Remhendelspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
Q00409-10
Remhendel naar voren duwen en speling
A
controleren.
Speling aan de remhendel 3 5 mm
» Als de speling niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Speling van de remhendel instellen. ( pag. 62)
14.2 Speling remhendel instellen
Q00410-10
Speling van remhendel controleren. ( pag. 62)
Speling van de handremhendel met de stelschroef
1
instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Speling aan de remhendel 3 5 mm
14.3 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
Q00413-10
Schroef
1
verwijderen. Afdekking
2
verwijderen.
Q00412-10
Speling van remhendel controleren. ( pag. 62)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
3
aan
de grootte van de hand van de bestuurder aanpassen.
REMSYSTEEM 14
63
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Q00413-10
Afdekking
2
positioneren. Schroef
1
monteren en vast-
draaien.
14.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,2 mm
achter 2,2 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14 REMSYSTEEM
64
14.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Q00414-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
5 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 65)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
REMSYSTEEM 14
65
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.6 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
14 REMSYSTEEM
66
Q00414-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 96)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.7 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
M01729-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 66)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 66)
14.8 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
67
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Q00414-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
14 REMSYSTEEM
68
E00748-10
Schroef
4
en
5
verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig naar
achteren van de remschijf trekken.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
E00750-10
Borgring
6
verwijderen.
Schroef
7
verwijderen.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten M5 8 Nm
Borgring
6
monteren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Remschijven controleren. ( pag. 63)
E00748-10
Remzadel positioneren, schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x60 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x40 20 Nm
Loctite
®
243™
REMSYSTEEM 14
69
Q00414-10
Remvloeistofpeil controleren, eventueel corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 96)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
14.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
M01694-10
Veer
1
uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde over-
eenkomt:
Vrije slag aan het rempedaal instellen. ( pag. 69)
Veer
1
inhangen.
14.10 Vrije slag aan het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
14 REMSYSTEEM
70
M01694-11
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer
1
losdraaien.
Drukstang
2
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
Drukstang
2
tegenhouden en moer
1
vastdraaien.
Veer van het rempedaal vastmaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt
is voor de bestuurder.
» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden
aangepast:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 70)
14.11 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
M01694-12
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer
1
losdraaien.
Drukstang
2
terugdraaien totdat de maximale vrije slag is
ingesteld.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van
het rempedaal de schroef
3
losdraaien en de excentrische
pedaalaanslag
4
overeenkomstig draaien.
Schroef
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Drukstang
2
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
Drukstang
2
tegenhouden en moer
1
vastdraaien.
Veer van het rempedaal vastmaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt
is voor de bestuurder.
REMSYSTEEM 14
71
14.12 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
H01654-11
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
» Wanneer het remvloeistofpeil onder de MINmarkering is
gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 71)
14.13 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
72
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 72)
M01696-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met ring
3
en membraan
4
verwijderen.
H01654-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 96)
Deksel met ring en membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
14.14 Remplaketten van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
73
F02204-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale voeringdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 73)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 73)
14.15 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
14 REMSYSTEEM
74
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
F02205-10
Hoofdwerk
Borgring
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
en schroef
4
verwijderen.
F02207-10
Remzadel verwijderen.
Info
Remkabel niet knikken of beschadigen.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Remschijven controleren. ( pag. 63)
M01696-11
Schroeven
5
verwijderen.
Deksel
6
met ring
7
en membraan
8
verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
F02207-11
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
Remzadel op de remschijf positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
REMSYSTEEM 14
75
F02206-10
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del achter
M6x16 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del achter
M6x40 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten M5 8 Nm
Borgring
1
monteren.
H01654-10
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 96)
Deksel met ring en membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
15 WIELEN, BANDEN
76
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
M01697-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Schroeven
2
losdraaien.
M01698-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 15
77
H01198-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Loopvlakken
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 97)
Afstandsbussen erin zetten.
M01698-11
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 97)
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
M01697-10
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
F02209-10
Hoofdwerk
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
78
Q00406-10
Steekas
3
slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
F02175-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F02176-11
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Loopvlakken
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 97)
Afstandsbussen erin zetten.
Info
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
WIELEN, BANDEN 15
79
Q00407-10
Steekas
1
reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 97)
Achterwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
Kettingspanner
2
aan beide zijden positioneren en steekas
helemaal inschuiven.
Q00408-10
Moer
3
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven lig-
gen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 57)
Moer
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
15.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
15 WIELEN, BANDEN
80
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
15.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
POWERPACK LV, ACCULADER 16
81
16.1 Overzicht acculader
M01630-10
1
Acculader
2
Draaggreep
3
Netkabel
4
Laadkabel
16.2 Acculader opstellen
Waarschuwing
Gevaar voor letselBij onjuiste toepassing van de acculader is de intrinsieke veiligheid niet gegarandeerd.
De acculader is uitsluitend geschikt voor gebruik met een Powerpack HV.
Gebruik de acculader uitsluitend met een Powerpack HV.
Gebruik de acculader uitsluitend met stopcontacten met randaarde.
Gebruik geen extra adapters of verlengingen.
Houdt u zich aan de geldende veiligheidsaanwijzingen van de netaansluiting.
Waarschuwing
Gevaar voor letselBij manipulaties of beschadigingen aan de acculader of aan de kabel bestaat gevaar
voor een elektrische schok.
De acculader bevat geen onderdelen die kunnen worden onderhouden.
Breng geen wijzigingen aan de acculader of aan de kabels aan.
Gebruik alleen originele kabels.
Open in geen geval de behuizing van de acculader.
Steek geen voorwerpen van buiten in de behuizing van de acculader.
Gebruik de acculader niet als kabels, stekkers of onderdelen van de acculader beschadigd of vuil zijn.
Info
De acculader bevat gevoelige elektronica en moet daarom voorzichtig worden behandeld.
Door vallen, stoten en andere mechanische overbelasting kan de acculader beschadigd raken of vernietigd
worden.
Bij het transport van de lader op een geschikte ladingsbevestiging letten.
Schade als gevolg van verkeerde behandeling of verkeerd transport zijn uitgesloten van garantie.
De acculader komt alleen bij gebruik van de originele netkabel overeen met IP66.
M01630-01
Acculader op een stevig, vlak en recht oppervlak neerzetten.
Info
De acculader moet ondanks IP66 alleen in droge omge-
ving worden gebruikt, omdat bij het verbinden en los-
koppelen van de aansluitingen vocht kan binnendrin-
gen.
Acculader en netkabel van buiten op zichtbare beschadigingen
controleren.
Voor voldoende ventilatie van de acculader zorgen.
16 POWERPACK LV, ACCULADER
82
Acculader in het toegestane temperatuurbereik gebruiken.
Voorgeschreven waarde
Omgevingstemperatuur 20 50 °C
Temperatuurbereik van de
Powerpack LV
0 50 °C
De acculader niet direct in warme omgeving in gebruik
nemen, als deze eerder in een koude omgeving werd
opgeslagen.
Info
Door de temperatuurwijziging kan vocht op de accula-
der condenseren.
Ervoor zorgen dat de netstekker van de acculader altijd vrij
toegankelijk is.
16.3 Powerpack LV laden
Voorzichtig
Gevaar voor brandwondenDe metalen behuizing van de acculader wordt tijdens bedrijf heet.
Raak de acculader alleen aan de draaggreep aan.
Laat de acculader na het laden afkoelen alvorens de acculader op te bergen.
Aanwijzing
Materiële schadeDe stroomvoorziening raakt beschadigt bij overbelasting.
Controleer of de netaansluitdoos de benodigde continue stroom kan leveren en met een geschikte zekering
afgezekerd is.
Beveiliging bij netspanning 100 V minstens 15 A
Beveiliging bij netspanning 120 V minstens 13 A
Beveiliging bij netspanning 230 V minstens 10 A
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van een lithium-ion-accu (Powerpack HV) belasten
het milieu.
Gooi de Powerpack HV in geen geval bij het huisvuil.
Voer de Powerpack HV op de correcte en voorgeschreven wijze af. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als de acculader met de Powerpack LV is verbonden, het voertuig niet activeren.
Als tijdens het laden het voertuig wordt geactiveerd, schakelt het voertuig naar de storingstoestand.
Info
Als de temperatuur van de Powerpack LV bij het laden hoger wordt dan de toegestane waarde, onderbreekt
de acculader de laadcyclus. Op het multifunctionele element wordt de fout weergegeven.
Op het moment dat de temperatuur van de Powerpack LV weer in het toegestane bereik ligt, wordt de
laadcyclus automatisch voortgezet.
Voorwerk
Acculader opstellen. ( pag. 81)
POWERPACK LV, ACCULADER 16
83
Aan-uit-knop ingedrukt houden tot het multifunctionele ele-
ment uitgaat.
Magneetschakelaar uit de opname op het stuur verwijderen.
M01685-10
Hoofdwerk
Laadbus-beschermkap
1
verwijderen.
M01686-10
Laadstekker-beschermkap
2
verwijderen.
M01687-10
Ervoor zorgen dat alle stekkers, bussen en kabels droog zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDe intrinsieke veiligheid van de
Powerpack HV is alleen gegarandeerd als de originele
acculader wordt gebruikt.
De Powerpack HV kan alleen met de originele accula-
der worden opgeladen.
Gebruik uitsluitend de originele acculader om de
Powerpack HV op te laden.
Acculader met de Powerpack LV verbinden.
Voorgeschreven waarde
Op stekkermarkering
A
letten.
De stekker recht plaatsen zodat de contacten niet worden
verbogen.
M01728-02
De netstekker van de acculader met de netaansluitdoos verbin-
den.
De laadcyclus start automatisch.
Het multifunctionele element toont de laadtoestand.
De laadtoestand van de Powerpack LV op het
multifunctionele element ( pag. 20) bewaken.
16 POWERPACK LV, ACCULADER
84
Info
Aanbevolen wordt om het voertuig tijdens laden niet
langdurig zonder toezicht achter te laten.
Als het laden is afgesloten, klinken er drie signaaltonen
en branden alle segmenten van de laadtoestandweer-
gave continu.
Aan-uit-knop ingedrukt houden tot het multifunctionele ele-
ment uitgaat.
M01728-01
Ervoor zorgen dat alle stekkers, bussen en kabels droog zijn.
De netstekker van de acculader van de netaansluiting loskop-
pelen.
M01688-10
Laadstekkerbeveiliging tegen de klok in ontgrendelen en de
laadkabel van de Powerpack LV loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
De stekker lostrekken aan het ruwe gedeelte van de stekker.
Niet aan de kabel trekken.
M01686-10
Laadstekker-beschermkap
2
monteren.
M01685-10
Laadbus-beschermkap
1
controleren.
» Als de laadbus-beschermkap vuil is:
Laadbus-beschermkap zonder water of perslucht reini-
gen.
» Als de laadbus-beschermkap beschadigd of versleten is:
Laadbus-beschermkap vervangen.
Beschermkap van laadcontact monteren.
RADIATEUR 17
85
17.1 Radiateur
M01689-10
De Powerpack LV
1
en de elektromotor
2
zijn luchtgekoeld.
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
18 REINIGING, ONDERHOUD
86
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 97)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op de droge motorfiets aanbren-
gen. De motorfiets eerst altijd met water schoonspoe-
len.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te
remmen, om de remplaketten en remschijven te
drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging moet uw kind een korte rit maken, tot het rem-
systeem door voorzichtig remmen is gedroogd.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet-
toegankelijke plaatsen van het voertuig.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 56)
REINIGING, ONDERHOUD 18
87
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 97)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 97)
19 STALLING
88
19.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 86)
Bandenspanning controleren. ( pag. 80)
Powerpack LV laden. ( pag. 82)
Voorgeschreven waarde
Laden bij 30 % beëindigen.
Het laatste segment brandt geel.
Tip
Eventueel de Powerpack LV voldoende leegrijden.
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Voorgeschreven waarde
Ideale opslagtemperatuur 10 20 °C
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
19.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Powerpack LV laden. ( pag. 82)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 24)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 20
89
402136-10
De storingen worden met het controlelampje storing
1
en syn-
chroon met geluidssignalen aangegeven.
Tip
De eerste maatregel die bij alle storingen moet worden
genomen is het voertuig met de in-uit-schakelaar uitscha-
kelen, 1 minuut wachten en opnieuw inschakelen.
Als een storing met deze maatregelen niet is verholpen, of
de knippercode niet te vinden is, helpt een geautoriseerde
KTM-garage u graag verder.
Info
De pauze tussen de signalen van het eerste cijfer bedraagt
0,25 seconden.
De pauze tussen het eerste en tweede cijfer bedraagt
1 seconde.
De pauze tussen de signalen van het tweede cijfer bedraagt
0,25 seconden.
De pauze totdat de knippercode wordt herhaald bedraagt
3 seconden.
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Knippercode 11 Fout in gashendel Gashendel op beschadiging controle-
ren.
Knippercode 12 Fout in gashendel Gashendel op beschadiging controle-
ren.
Knippercode 14 Gashendel tijdens de activering
bediend
Gashendel tijdens de activering niet
bedienen.
Knippercode 24 Systeemtemperatuur te hoog Voertuig laten afkoelen, koelvlakken
reinigen.
Knippercode 31 Fout tijdens het laden Lader van voertuig en netaansluiting
loskoppelen, 1 minuut wachten, laden
opnieuw starten.
Knippercode 33 Systeemtemperatuur te hoog Voertuig laten afkoelen, koelvlakken
reinigen.
Knippercode 34 Systeemtemperatuur te laag Voertuig in warmere omgeving parke-
ren.
Knippercode 41 Voertuig tijdens de activering
bewogen
Voertuig tijdens de activering niet
bewegen.
Knippercode 42 Motortoerental buiten het toe-
gestane bereik
Niet met het voertuig achteruit rollen.
Knippercode 43 Systeemtemperatuur te hoog Voertuig laten afkoelen, koelvlakken
reinigen.
Knippercode 71 Fout tijdens het laden Lader van voertuig en netaansluiting
loskoppelen, 1 minuut wachten, laden
opnieuw starten.
Laadkabel vervangen.
Knippercode 73 Fout tijdens het laden Lader van voertuig en netaansluiting
loskoppelen, 1 minuut wachten, laden
opnieuw starten.
Laadkabel vervangen.
Knippercode 83 Transportmiddel geactiveerd Transportmodus deactiveren.
20 OPSPOREN VAN FOUTEN
90
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Knippercode 85 Fout tijdens het laden Lader van voertuig en netaansluiting
loskoppelen, 1 minuut wachten, laden
opnieuw starten.
Laadkabel vervangen.
Knippercode 88 Fout in de aan-uitknop Voertuig deactiveren, 4 minuten wach-
ten, voertuig opnieuw activeren.
Aan-uit-toets op beschadigingen con-
troleren.
TECHNISCHE GEGEVENS 21
91
21.1 Motor
Bouwwijze Borstelloze gelijkstroommotor
Nominaal vermogen 2 kW (3 PS)
Maximaal vermogen elektrisch 5 kW (7 PS)
Regeneratie Beschikbaar in rijmodus 3 en 6
Maximaal koppel rijmodusafhankelijk ca.
Rijmodus 1 6 Nm
Rijmodus 2 9 Nm
Rijmodus 3 10,5 Nm
Rijmodus 4 12 Nm
Rijmodus 5 13,8 Nm
Rijmodus 6 13,8 Nm
Theoretische hoogste snelheid (onbelast)
Rijmodus 1 12 km/h
Rijmodus 2 21 km/h
Rijmodus 3 50 km/h
Rijmodus 4 71 km/h
Rijmodus 5 73 km/h
Rijmodus 6 73 km/h
Maximaal motortoerental 6.000 1/min
Radiateur Luchtkoeling
21.2 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen bui-
zen, geëloxeerd
Voorvork WP XACT 5235
Schokdemper WP XACT 5735
Veerweg
voor 205 mm
achter 185 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 4 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met 2 zuigers
Remschijven - diameter
voor 160 mm
achter 160 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,2 mm
achter 2,2 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 08:46
21 TECHNISCHE GEGEVENS
92
Ketting 1/2 x 3/16”
Leverbare kettingwielen 45, 46, 47
Balhoofdhoek 66°
Wielstand 1.032 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast 615 665 mm
Los van de vloer, onbelast 207 252 mm
Gewicht rijklaar ca. 40,5 kg
21.3 Elektronica
Luchtgekoelde lithium-ion-accu
(PowerPack LV)
45445053200 Spanning (nominaal): 43,2 V
Capaciteit: 907 Wh
Ca. laadduur, 0 % tot 80 %:
45 min
Ca. laadduur, 0 % tot 100 %:
70 min
onderhoudsvrij
Acculader voor Powerpack LV 45429074000 Netspanning: 100 240 V
Netfrequentie: 50 60 Hz
Vermogen: 900 W
21.4 Banden
Band voor Band achter
60/100 - 12 36M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
2,75 - 10 38J TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
21.5 Voorvork
Artikelnummer voorvork 07.18.6U.02
Voorvork WP XACT 5235
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Luchtdruk 2 bar
Vorklengte 685 mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 337,5 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 25 ± 5 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 96)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 225 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 96)
Vethoeveelheid cartridge links 6 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 97)
TECHNISCHE GEGEVENS 21
93
21.6 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 03.18.7U.02
Schokdemper WP XACT 5735
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 3 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 15 25 kg 25 N/mm
Gewicht bestuurder (standaard): 25 35 kg 30 N/mm
Gewicht bestuurder: 35 45 kg 35 N/mm
Veerlengte 130 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 12 mm
Dynamische veerweg 80 mm
Inbouwlengte 275 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 96)
21.7 Aanhaalmomenten chassis
Schroef remleidingsklem aan ach-
terbrug
EJOT SF
®
M5x10K 2 Nm
Schroef remleidingsklem aan
voorvork-protector
EJOT PT
®
K60x20AL 2 Nm
Schroef magneetschakelaar aan
stuur
M3 0,8 Nm
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Schroef gashendel M4 3 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite
®
243™
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef remplaketten M5 8 Nm
Draadadapter voor voorste bekle-
ding
M6 8 Nm
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
21 TECHNISCHE GEGEVENS
94
Moer kogelscharnier drukstang op
rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef achterbekleding M6 8 Nm
Schroef asopname M6 10 Nm
Schroef consoleverbinding M6 10 Nm
Schroef glijblok M6 3 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remzadel achter M6x16 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remzadel achter M6x40 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spatbescherming M6 8 Nm
Schroef spatbord M6 6 Nm
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Moer rempedaal M8 22 Nm
Motordraagschroef M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef console M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kettingwiel M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef Powerpack LV achter M8x50 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef Powerpack LV voorzijde M8x25 20 Nm
Schroef remzadel voor M8x60 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remzadel voor M8x40 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M10 40 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 21
95
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer achterbrugbout M12x1 45 Nm
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
22 GEBRUIKSSTOFFEN
96
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 98) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 98) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 23
97
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication
®
KLÜBERFOOD NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
24 NORMEN
98
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 25
99
BIN Accu-identificatienummer Serienummer van de Powerpack HV die aan het voer-
tuigidentificatienummer gekoppeld is
26 LIJST MET AFKORTINGEN
100
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 27
101
27.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing knippert Actieve fout in de voertuigelektronica.
INDEX
102
INDEX
A
Aan-uitknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Acculader
opstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 30
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
C
Controlelampje storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
D
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
F
Fabrieksgarantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Gevaar voor brand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 22
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 32
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 31
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
L
Laadtoestandindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Lithium-ionaccu
werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Lithium-ion-accu
accu-identificatienummer (BIN) . . . . . . . . . . 15
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Luchtvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
M
Magneetschakelaar
onder het zadel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
op het stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Motor
werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
INDEX
103
Multifunctioneel element . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
O
Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86-87
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Ongeval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Opsporen van fouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89-90
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Powerpack LV
accu-identificatienummer (BIN) . . . . . . . . . . 15
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
R
Radiateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Regeneratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86-87
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
speling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
speling instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 62
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 70
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 72
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . 73
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 66
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 66
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 71
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 65
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 71
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 64
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Rijden
bij lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Rijmodusindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Rijmodustoets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 34
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 34
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 35
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28-29
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Stuurpositie
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
T
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . 93
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 38
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 32
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Vermogensreductie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Voedingsspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
INDEX
104
Voertuig
werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 14
Voorvork-protector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 36
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Vuilschrapers
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
W
Wielvlucht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Zadelhoogte
aan de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 41
Instelmogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
op de schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . 40
op het frame instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
*3214207nl*
3214207nl
05/2020
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107

KTM SX-E 5 2021 de handleiding

Type
de handleiding