3. Laden van de batterij
Conform de instructie van de fabrikant van het
motorrijtuig dient de batterij voor het laden van het
boordnet te worden gescheiden. Wij wijzen op het feit
dat de voertuigen in standaarduitrusting reeds talrijke
elektronische componenten (zoals b.v. ABS, ASR,
injectiepomp, boordcomputer en autotelefoon)
bevatten. Eventueel zich voordoende spanningspieken
kunnen tot defecten bij de elektronische componenten
leiden. Daarom is het aan te raden de batterij voor het
laden van het boordnet te scheiden.
Neem de instructies in de gebruiksaanwijzingen voor
auto, radio, autotelefoon enz. in acht.
Het laadtoestel is een automatisch laadtoestel, d.w.z. het is
bijzonder geschikt voor het laden van onderhoudsvrije
batterijen alsook voor het langdurig laden en voor het
onderhouden van de lading van batterijen die niet
voortdurend worden gebruikt, b.v. voor boten, grasmaaiers
en dgl. Gasvorming in de batterij wordt voorkomen doordat
de laadspanning beperkt is tot 14.1 Volt (2,35 V/cel).
Toezicht op het laden is niet noodzakelijk.
Voor het laden van de batterij gaat u als volgt te werk :
Fig. 1 Draai de batterijstoppen los of verwijder deze
van de batterij.
Fig. 2 Controleer het zuurpeil van uw batterij. Indien
nodig, gedistilleerd water bijvullen.
Let op ! Batterijzuur is bijtend. Zuurspetters onmiddellijk met
veel water grondig afspoelen (15 minuten) en, indien nodig,
de dokter consulteren.
Let op ! Door het laden kan gevaarlijk knalgas vrijkomen.
Daarom tijdens de laadbeurt vonkvorming en open vuur
vermijden. Ontploffingsgevaar !
Fig. 3 Sluit eerst de rode laadkabel aan op de
pluspool van de batterij.
Fig. 4 Vervolgens wordt de zwarte laadkabel
aangesloten op de minpool van de batterij.
Fig. 5 Nadat de batterij is aangesloten op het
laadtoestel kunt u het laadtoestel aansluiten
op een stopcontact met 230 V ~ 50 Hz. Het
toestel mag niet aan een stopcontact met een
andere netspanning worden aangesloten.
Fig. 6 Berekenen van de laadtijd :
De laadtijd wordt bepaald door de
laadtoestand van de batterij. Bij een lege
batterij kan de laadtijd approximatief met de
volgende formule worden berekend :
Laadtijd/u =
capaciteit van de batterij in Ah
ampère (laadstroom aritmetisch)
Voorbeeld
= 24 Ah
= 9,6 uur maxi.
2,5 A
Bij een normaal ontladen batterij gaat een
hoge beginstroom vloeien. Met toenemende
laadtijd daalt de laadstroom. Bij oude
batterijen waarbij de laadstroom niet daalt, is
een defect voorhanden, zoals kortgesloten
cellen of schade door veroudering.
Fig. 7 De exacte laadtoestand kan enkel worden
bepaald door de zuurdichtheid met een
zuurhevel te meten.
Wenk ! Tijdens het laden komen gassen vrij (vorming van
gasbellen aan het oppervlak van de batterijvloeistof). Let
dus wel op een goede verluchting in de ruimten.
Waarden van de zuurdichtheid (kg/l bij 20° C)
1,28 Batterij laden
1,21 Batterij half geladen
1,15 Batterij ontladen
Fig. 8 Trek de netstekker uit het stopcontact.
Fig. 9 Neem eerst de zwarte laadkabel los van de
minpool van de batterij.
Fig. 10 Vervolgens neemt u de rode laadkabel los van
de pluspool van de batterij.
Fig. 11 Batterijstoppen weer opdraaien of opdrukken.
4. Beveiliging tegen overbelasting
Fig. 12 De ingebouwde platte zekering (10 A)
beschermt het toestel tegen verkeerde poling
en kortsluiting. Bij een defect van de zekering
dient deze te worden vervangen door een
zekering met dezelfde amperage. Bij het
vervangen van de platte zekering eerst de
netstekker uit het stopcontact trekken en de
laadtangen van de batterij losnemen.
In geval van thermische overbelasting
onderbreekt een zelfstandig schakelende
veiligheidsschakelaar het laadproces. Na een
afkoelpauze schakelt deze het laadproces
automatisch weer in.
5. Onderhoud en verzorgen van de
batterij en het laadtoestel
Let er altijd op dat uw batterijen in uw wagen vast
gemonteerd zijn.
Een perfecte verbinding met het stroomnet van de
elektrische installatie moet verzekerd zijn.
Batterij proper en droog houden. Aansluitklemmen
lichtjes insmeren met een zuurvrij vet (vaseline) dat
bestand is tegen zuur.
Bij niet onderhoudsvrije batterijen het zuurpeil ca. om
de 4 weken controleren en, indien nodig, enkel
gedistilleerd water bijvullen.
Het laadtoestel dient in een droge ruimte te worden
opgeborgen. De laadklemmen moeten van corrosie
worden ontdaan.
17
NL