16
• Diepte-, hoogte en geluidssterkteregelaar voor microfoon
• 12 V-lampenaansluiting (lampen niet meegeleverd)
• Gemakkelijk omwisselbare signaalmenger/crossfader
• Regelbare koptelefoonmonitor
• Regelbaar uitgangsniveau van de versterker.
Voorzorgsmaatregelen
1. Open het toestel niet, om het risico van een elektrische schok te vermijden. Het omvat overigens geen onderdelen
die door de gebruiker kunnen worden vervangen. Het onderhoud mag enkel door bekwame onderhoudstechnici
worden uitgevoerd.
2. Hou het toestel verwijderd van het directe zonnelicht of van een warmtebron zoals verwarmingselementen of
een oven.
3. Dit toestel mag enkel maar worden schoongemaakt met een vochtige doek. Gebruik geen oplossings- of
schoonmaakmiddelen.
4. Stel dit toestel niet bloot aan regen of vochtigheid.
Aansluitingen
1. Vergewis er u van dat de spanningsschakelaar Power (1) in de UIT-positie staat vooraleer u de stroomkabel in
het stopcontact (230 V / 50Hz) aansluit. De POWER LED (2) zal uitgeschakeld zijn.
2. De MX 660 beschikt over 3 paren uitgangsbussen. De bussen AMP. (20) dienen voor de aansluiting aan de
hoofdversterker. De bus REC (22) kan ervoor worden gebruikt om het mengpaneel aan de opname-ingang van
het opneemtoestel aan te sluiten, om de toonmenging te kunnen opnemen. De bussen BOOTH (21) maken de
aansluiting aan een bijkomende versterker mogelijk.
3. De ingang D.J. MIC (3) (aan de bovenkant) dient voor de aansluiting van een microfoon met de XLR-aansluit-
ing. Aan de voorkant bevindt er zich een verdere microfooningang MIC 2 (4) voor de aansluiting van een micro-
foon met een klinkenstekker van 6,35 mm.
4. Aan de achterkant zijn er telkens twee PH/LN-, respectievelijk phono/line (23)-stereo-ingangen en 3 LN (24, 25,
26)-stereo-ingangen. De schakelaar PH/LN, respectievelijk Phono/Line (27) maakt het u mogelijk aan de ingan-
gen (23) een phono- of lijntoestel aan te sluiten. De phono-ingang is louter geschikt voor platendraaiers met een
magnetische geluidstaster. Er werd een aardingsschroef GND (28) voor de aarding van de platendraaier aan de
achterwand aangebracht. De stereo-ingangen LN/Line (23 - 26) zijn geschikt voor toestellen zoals CD-, MD- en
cassettespelers en/of video.
5. Koptelefoons kunnen aan. de aan de bovenplaat gemonteerde koptelefoonbus (6,35 mm) PHONES (5) worden
aangesloten.
Bediening
1. Stroom aan: nadat u het toestel aan het stopcontact hebt aangesloten, drukt u op de toets POWER (1). De stroom
wordt ingeschakeld en de POWER LED (2) licht ROOD op.
2. Kanaal 1: de regelelementen GAIN (6), TREBLE (7), MID (8) en BASS (9) maken een volledige afstelling van
de gekozen geluidsbronnen mogelijk. De schakelaar (10) maakt het mogelijk de ingang van PH1/LN1 (23) of
Line 2 (24) te kiezen. De schuifregelaar CH1 (11) regelt het uitgangsgeluidssignaal van dit kanaal.
3. Kanaal 2: de regelelementen GAIN (12), TREBLE (13), MID (14) en BASS (15) maken een volledige afstelling
van de gekozen geluidsbronnen mogelijk. De schakelaar (16) maakt het mogelijk de ingang van LN3 (25) of LN4
(26) te kiezen. De schuifregelaar CH2 (17) regelt het uitgangsgeluidssignaal van dit kanaal.
4. Signaalmenger: de signaalmenger CROSSFADER (18) maakt het mengen van geluidsbronnen mogelijk. Links
van de CROSSFADER (18) bevindt het kanaal 1 zich in de volledig rechtse positie van kanaal 2. De crossfader
(18) van uw toestel kan worden verwijderd en wanneer nodig, kan hij gemakkelijk worden vervangen. Volg daarbij
a.u.b. precies de volgende richtlijnen:
a) Schroef de buitenste schroeven van de signaalmengingsplaat (A) los. Schroef de binnenste schroeven (B)
niet los.
b) Hef de signaalmenger (18) voorzichtig op en trek de kabel uit.
c) Sluit de nieuwe signaalmenger aan op de kabel en plaats hem terug in het mengpaneel.
d) Zet de nieuwe signaalmenger vast met de schroeven aan het mengpaneel.