50 51
GAIA – Radiografisch weerstation
• Het toestel beschikt over 5 schermsegmenten: Tijd en datum,
binnenbereik, buitenbereik, weersvoorspelling en luchtdruk-
tendens.
7.1 Instelmodus
• Is de normaalmodus actief, houd dan de “SET“ toets 3 seconden
ingedrukt om de normale instelmodus op te roepen.
• Gebruik de “+“ of “MIN/MAX“ toets om de waarden te veran-
deren. Houd in de instelmodus de toetsen ingedrukt om de ver-
snelde weergavemodus te activeren.
• Het toestel verlaat automatisch de instelmodus als u langer dan
10 seconden geen toets indrukt of druk daarvoor op de “SNOOZE/
LIGHT“ toets.
• Druk op de “SET“ toets om de volgende instellingen te kiezen:
1. Tijdzone +-12 uur: De instelling van de tijdzone is vereist als
het DCF-signaal kan worden ontvangen, maar de tijdzone van
de DCF-tijd afwijkt (bijv. +1 = één uur later).
2. 12/24 uren tijdformaat
3. Handmatige tijdinstelling (uren/minuten)
4.
Kalenderinstelling (jaar/maand/dag, weekdag wordt berekend)
5. Temperatuuraanduiding in °C of °F
6. Correctie van de binnenluchtvochtigheid
7. Correctie van de buitenluchtvochtigheid
Houd er rekening mee dat het weerstation en de zender al in
de fabriek zijn geijkt. Een correctie van de vochtigheidswaarden
is alleen nodig en aan te raden als u een geschikt referentie-
instrument heeft en u de luchtvochtigheidswaarden wilt aan-
passen. De correctie van de vochtigheid wordt niet opgeschla-
gen wanneer u de batterij vervangt.
8. Luchtdrukaanduiding in hPa of inHg
Instelling relatieve luchtdruk van 919 hPa – 1080 hPa (stan-
daard 1013,2 hPa). De relatieve luchtdruk geldt voor zeeniveau
en moet voor de specifieke hoogte van uw woonplaats worden
ingesteld. Informeer u over de actuele luchtdruk in uw om-
geving (meteorologisch instituut, internet, opticien, geijkte
weerstations aan openbare gebouwen, luchthaven).
9. Drempelwaarde voor luchtdruk (standaard 2 hPa)
10. Drempelwaarde voor stormwaarschuwing (standaard 4 hPa)
Opmerking: Stel de gewenste meeteenheden in voordat u met de
metingen begint. Verandert u van meeteenheid, rekent het interne
berekeningsalgoritme de opgeslagen waarden terugwerkend in de
nieuwe eenheid om, wat omrekeningsverschillen kan opleveren.
7.2 Snelweergavemodus
• In de snelweergavemodus kunt u individuele weergegevens oproe-
pen en zich snel informeren. Is de normaalmodus actief, druk dan
op de “SET” toets om het gewenste weergavescherm op te roepen
en op “+” of “MIN/MAX” om de gewenste waarde te kiezen.
1. Buitentemperatuur / dauwpunt
2. Absolute luchtdruk / relatieve luchtdruk
GAIA – Radiografisch weerstation
• De zender stuurt eerst de temperatuur en luchtvochtigheid, daarna
wordt de ontvangst van de zendergestuurde tijd (DCF) geactiveerd.
Terwijl de zendergestuurde tijd wordt ontvangen (max 10 minuten)
worden geen buitenwaarden gezonden.
• Belangrijk: Tijdens de eerste 10 minuten, wanneer het station zich
in leermodus bevindt, mag u geen toetsen indrukken. U kunt de
buitenzender buitenshuis aanbrengen zodra de buitenwaarden en
de zendergestuurde tijd op het scherm verschijnen. Ontvangt u de
zendergestuurde tijd niet, kunt u de tijd ook handmatig instellen.
Verschijnen de buitenwaarden niet of hebt u een toets ingedrukt
voordat de buitenwaarden ontvangen werden, moet u de
ingebruiknameprocedure nog eens overdoen. Dit is ook het geval
wanneer u de batterijen vervangt. Wacht 10 s vooraleer de batte-
rijen weer in te zetten.
Radiografisch tijdsignaal DCF:
• De tijdbasis voor de zendergestuurde tijd is een cesium-atoomklok
van het Physikalisch Technische Bundesanstalt Braunschweig met
een afwijking van minder dan 1 seconde in een miljoen jaar. De tijd
wordt gecodeerd uitgezonden vanuit Mainflingen bij Frankfurt via
het frequentiesignaal DCF-77 (77.5 kHz ) en heeft een zendbereik
van ongeveer 1500 km. Uw zendergestuurde klok ontvangt dit sig-
naal en zet het om in de precieze zomer of wintertijd. De kwaliteit
van de ontvangst hangt in belangrijke mate af van de geografische
ligging. Normaliter zouden er binnen een straal van 1.500 km rond-
om Frankfurt geen ontvangstproblemen mogen zijn.
Let op het volgende:
• Het is raadzaam ten minste 1,5-2 meter afstand tot mogelijke
storingsbronnen zoals computerschermen of televisietoestellen te
houden.
• In ruimten met gewapend beton (kelders, torenflats) is het ont-
vangen signaal van nature zwakker. In extreme gevallen is het
raadzaam het toestel dichter bij het raam te zetten en/of te
draaien om het radiosignaal beter te ontvangen.
• 's Nachts zijn atmosferische storingen meestal zwakker en is ont-
vangst in de meeste gevallen wel mogelijk. Een enkele ontvangst
per dag is voldoende om de nauwkeurigheid te waarborgen en
afwijkingen onder 1 seconde te houden.
• Slaagt de ontvangst niet, verdwijnt het ontvangstsymbool van het
scherm, maar het toestel poogt nog verder de ontvangst op te
bouwen. Is de ontvangst mogelijk, wordt de handmatig inge-
stelde tijd overschreven.
7. Bediening
• Het toestel beschikt over 5 toetsen: “SET“, “ALM“, “MIN/MAX“,
“+“ en “SNOOZE/LIGHT“ toets.
• Bovendien beschikt het toestel over vier programmamodi: Instel-
modus, snelweergavemodus, min-max-modus en alarmmodus.