NL
15
De lucht mag eveneens vanuit een aangrenzende
ruimte worden toegevoerd, op voorwaarde dat het
hier geen slaapkamer of een ruimte waar
brandgevaar bestaat betreft, zoals bijv. garages,
magazijnen met brandbaar materiaal enz., en hij
moet geventileerd zijn volgens de norm. De
luchttoevoer vanuit het aangrenzende vertrek naar
het te ventileren vertrek moet vrijelijk kunnen vloeien
door middel van permanente openingen met een
doorsnee die niet kleiner is dan hierboven
aangegeven. Deze openingen kunnen ook worden
verkregen door de vrije ruimte tussen de deur en de
vloer te vergroten (fig. 11B). Als voor de afvoer van
de verbrandingsproducten een elektroventilator
wordt gebruikt, zal de ventilatieopening moeten
worden aangepast aan de maximale capaciteit van
de luchtverplaatsing ervan. De capaciteit van de
elektroventilator dient voldoende te zijn om per uur
een luchtverversing van 3÷5 maal het volume van
de ruimte te garanderen. Bij een intensief en
langdurig gebruik van het apparaat kan extra
ventilatie noodzakelijk blijken, die kan worden
verkregen door bijvoorbeeld het openen van een
raam of verbetering van de afzuigcapaciteit van de
elektroventilator, indien aanwezig. Vloeibaar
petroleumgas (LPG) is zwaarder dan lucht en blijft
laag hangen. De ruimtes waarin gasflessen met LPG
staan moeten dan ook openingen naar buiten
hebben ter hoogte van de vloer, zodat eventueel
gaslekken van onderen afgevoerd kunnen worden.
Zet geen LPG gasflessen (ook als deze leeg zijn) in
ondergrondse ruimtes. Het is beter in het vertrek
alleen de gasfles te laten staan die op dat moment
in gebruik is, De fles moet uit de buurt staan van
warmtebronnen die hem op een temperatuur van
meer dan 50°C zouden kunnen brengen.
Gastoevoer
De aansluiting van het apparaat op de gasleiding
of -fles moet worden uitgevoerd in
overeenstemming met voorschriften van de van
toepassing zijnde normen en uitsluitend na te
hebben gecontroleerd of het apparaat is afgesteld
op het soort gas waarmee het zal worden gevoed.
Dit apparaat is vooraf ingesteld om te
functioneren met het soort gas dat staat vermeld
op het plaatje op de kookplaat. Indien de
beschikbare gassoort niet overeenstemt met de
gassoort waar het apparaat op is ingesteld, moet
u de betreffende bijgeleverde sproeiers
verwisselen, na het doornemen van de paragraaf
Aanpassen aan de verschillende soorten gas.
Om zeker te zijn van de goede werking van het
apparaat, om de energie op adequate wijze te
kunnen benutten en om de levensduur van het
apparaat te verlengen moet u zich ervan
verzekeren dat de voedingsdruk overeenstemt
met de waarden die in de tabel 1 Kenmerken van
de branders en sproeiers staan. Als dit niet zo is
installeert u op de toevoerbuis een speciale
drukregelaar, volgens de norm.
Voer de aansluiting zo uit dat er geen enkele
belasting op het apparaat staat.
Voer de aansluiting uit d.m.v. het verbindingsstuk
met schroefdraad ½G cilindrische schroefbout F
(afb. 12) aan de achterzijde van het apparaat.
Gebruik een niet-flexibele metalen buis met
verbindingsstukken (afb. 12-D) overeenkomstig de
geldende normen, of een metalen flexibele buis met
onafgebroken wand en verbindingsstukken (afb. 12-
C), in overeenstemming met de geldende normen,
die in uitgerekte vorm niet langer dan 2000 mm mag
zijn. Controleer of de buis niet met bewegende delen
in aanraking kan komen die tot beschadigingen of
het afklemmen ervan zouden kunnen leiden. Als u
gebruik maakt van een rubberen buis moet u de
speciale slanghouder voor vloeibaar gas (afb. 12-
A) of voor aardgas (afb. 12-B) installeren. De
bijgeleverde afdichting G moet worden gebruikt
voor alle soorten aansluiting. Bevestig de twee
uiteinden van de buis met de speciale
klemschroeven E volgens. De flexibele buis moet
voldoen aan de norm en geschikt zijn voor het soort
gas dat u gebruikt.
Bovendien:
moet de buis zo kort mogelijk zijn, met een lengte
van maximaal 1,5 meter;
mag de buis geen bochten en knelpunten
vertonen;
mag de buis niet in aanraking komen met de
achterwand van het apparaat of in ieder geval niet
met delen die een temperatuur van 50°C kunnen
bereiken;
mag de buis niet door openingen of gleuven lopen
die bestemd zijn voor het afvoeren van de
verbrandingsgassen van de oven;
A
Detail A Aangrenzend
vertrek
Vertrek waar een
ventilatie nodig is
afb. 11A afb. 11B
Vergroting van de kier tussen
deur en vloer
Voorbeeld van ventilatieopeningen
voor verbrandingslucht