HP Compaq dc7700 Ultra-slim Desktop PC Referentie gids

Type
Referentie gids
Naslaggids voor de hardware - dc7700
Series Ultra-Slim desktopcomputer
HP zakelijke personal computers
© Copyright 2006 Hewlett-Packard
Development Company, L.P. De informatie
in deze publicatie kan zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
Microsoft en Windows zijn handelsmerken
van Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten en andere landen.
De enige garanties die gelden voor HP
producten en diensten zijn de garanties die
worden beschreven in de
garantievoorwaarden behorende bij deze
producten en diensten. Geen enkel
onderdeel van dit document mag als extra
garantie worden opgevat. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten of redactionele fouten, drukfouten of
weglatingen in deze publicatie.
De informatie in dit document valt onder het
auteursrecht. Geen enkel deel van dit
document mag worden gekopieerd,
vermenigvuldigd of vertaald in een andere
taal, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van Hewlett-Packard
Company.
Naslaggids voor de hardware
dc7700 Ultra-Slim desktopcomputer
Eerste editie, augustus 2006
Artikelnummer van document: 418212-331
Over deze handleiding
Deze handleiding bevat algemene informatie voor het upgraden van dit model computer.
WAARSCHUWING Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit leiden tot persoonlijk
letsel of levensgevaar.
VOORZICHTIG Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit beschadiging van de
apparatuur of verlies van gegevens tot gevolg hebben.
Opmerking De tekst na dit kopje biedt belangrijke aanvullende informatie.
NLWW iii
iv Over deze handleiding NLWW
Inhoudsopgave
1 Voorzieningen
Voorzieningen van de standaardconfiguratie ....................................................................................... 1
Onderdelen aan de voorkant ................................................................................................................ 2
Onderdelen aan de achterkant ............................................................................................................. 3
Toetsenbord ......................................................................................................................................... 4
Windows-logotoets gebruiken .............................................................................................. 5
Locatie van het serienummer ............................................................................................................... 6
Desktopconfiguratie omzetten in towerconfiguratie .............................................................................. 6
2 Hardware-upgrades
Voorzieningen voor onderhoud ............................................................................................................ 9
Waarschuwingen en instructies ............................................................................................................ 9
Toegangspaneel van de computer verwijderen ................................................................................. 10
Voorpaneel verwijderen ...................................................................................................................... 11
Voedingseenheid kantelen ................................................................................................................. 15
Extra geheugen installeren ................................................................................................................. 16
DIMM's ............................................................................................................................... 16
DDR2-SDRAM DIMM's ...................................................................................................... 16
DIMM-voetjes van geheugen voorzien .............................................................................. 17
DIMM's installeren ............................................................................................................. 18
Beugel voor uitbreidingskaarten vervangen ....................................................................................... 20
Vaste schijf vervangen ....................................................................................................................... 22
Optische-schijfeenheid vervangen ..................................................................................................... 26
Bestaande optische-schijfeenheid verwijderen .................................................................. 26
Nieuwe optische-schijfeenheid voorbereiden .................................................................... 28
Nieuwe optische-schijfeenheid installeren ......................................................................... 29
Bijlage A Specificaties
Bijlage B Batterij vervangen
Bijlage C Beveiligingssloten
Beveiligingssloten bevestigen ............................................................................................................ 37
Kabelslot ............................................................................................................................ 37
Hangslot ............................................................................................................................. 38
Bijlage D Elektrostatische ontlading
Schade door elektrostatische ontlading voorkomen ........................................................................... 39
NLWW v
Aardingsmethoden ............................................................................................................................. 39
Bijlage E Richtlijnen voor gebruik, regelmatig onderhoud en voorbereiding voor transport
Richtlijnen voor gebruik en regelmatigonderhoud .............................................................................. 41
Voorzorgsmaatregelen voor optische-schijfeenheden ....................................................................... 42
Gebruik .............................................................................................................................. 42
Schoonhouden ................................................................................................................... 42
Veiligheid ........................................................................................................................... 42
Computer voorbereiden op transport ................................................................................................. 42
Index ................................................................................................................................................................... 45
vi NLWW
1 Voorzieningen
Voorzieningen van de standaardconfiguratie
De voorzieningen van HP Compaq Ultra-Slim desktopcomputers kunnen per model verschillen. Voer
het diagnostische hulpprogramma (alleen bij bepaalde computermodellen inbegrepen) uit voor een
compleet overzicht van de geïnstalleerde hardware en software in de computer. Raadpleeg voor
gebruiksinstructies voor dit hulpprogramma de handleiding Problemen oplossen op de documentatie-
en diagnose-cd Documentation and Diagnostics.
Afbeelding 1-1 Ultra-Slim desktopcomputer
NLWW Voorzieningen van de standaardconfiguratie 1
Onderdelen aan de voorkant
De configuratie van de schijfeenheden kan per model verschillen.
Tabel 1-1 Onderdelen aan de voorkant
1 Optische-schijfeenheid 5 Aan/uit-lampje
2 Microfoonconnector 6 Lampje van de vaste schijf
3 Hoofdtelefoonconnector 7 Dual-State Power Button (Aan/uit-knop met twee
standen)
4 USB-poorten
Opmerking Een optische-schijfeenheid is een cd-rom-, cd-r/rw-, dvd-rom- of dvd+r/rw-drive of een cd-rw/dvd-
combodrive.
2 Hoofdstuk 1 Voorzieningen NLWW
Onderdelen aan de achterkant
Tabel 1-2 Onderdelen aan de achterkant
1 Netsnoerconnector 7 Parallelle poort
2 PS/2-muisconnector (groen) 8 Monitorconnector (blauw)
3 PS/2-toetsenbordconnector (paars) 9 Uitgang voor audioapparaten met netvoeding
(groen)
4 USB (Universal Serial Bus) (6) 10 Audio-ingang (blauw)
5 Seriële poort 11 DVI-D-monitorconnector (Digital Video
Interface) (optioneel)
6 RJ-45-netwerkconnector
Opmerking Aantal en indeling van de connectoren kunnen per model verschillen.
Als een PCI Express-videokaart in de computer is geïnstalleerd, is de monitorconnector op de systeemkaart
uitgeschakeld.
Als een PCI-videokaart is geïnstalleerd, kunnen de monitorconnector op de grafische kaart en de monitorconnector
op de systeemkaart tegelijkertijd worden gebruikt. Als u beide connectoren wilt gebruiken, kan het noodzakelijk zijn
eerst bepaalde instellingen in het hulpprogramma Computer Setup (Computerinstellingen) te wijzigen. Raadpleeg voor
meer informatie over de opstartvolgorde de handleiding Computerinstellingen op de documentatie- en diagnose-cd
Documentation and Diagnostics.
De optionele DVI–D connector werkt alleen met DVI-beeldschermen. Deze kan niet worden aangepast om
beeldschermen met een analoge ingang te ondersteunen.
NLWW Onderdelen aan de achterkant 3
Toetsenbord
Tabel 1-3 Onderdelen van het toetsenbord
1 Functietoetsen Met de functietoetsen kunt u speciale functies uitvoeren, afhankelijk van de
gebruikte applicatie.
2 Bewerkingstoetsen Hieronder vallen de volgende toetsen: Insert, Home, Page Up, Delete, End
en Page Down.
3 Statuslampjes Deze lampjes geven informatie over de status van de computer en de
toetsenbordinstellingen (Num Lock, Caps Lock en Scroll Lock).
4 Numerieke toetsen Deze toetsen gebruikt u net als de toetsen op een rekenmachine.
5 Pijltoetsen De pijltoetsen worden gebruikt om te navigeren binnen documenten of
websites. Met deze toetsen kunt u de aanwijzer op het scherm naar links,
rechts, boven of beneden bewegen zonder dat u de muis hoeft te gebruiken.
6 Ctrl-toetsen Deze toetsen worden in combinatie met een andere toets gebruikt. De functie
is afhankelijk van de gebruikte applicatie.
7 Applicatietoets
1
Wordt in Microsoft Office-applicaties gebruikt om popupmenu's te openen (net
als de rechtermuisknop). Heeft in andere applicaties mogelijk andere functies.
8 Windows-logotoetsen
1
Met deze toetsen opent u het menu Start in Microsoft Windows. Wordt in
combinatie met andere toetsen gebruikt voor andere functies.
9 Alt-toetsen Deze toetsen worden in combinatie met een andere toets gebruikt. De functie
is afhankelijk van de gebruikte applicatie.
1
Deze toetsen zijn alleen beschikbaar in bepaalde landen.
4 Hoofdstuk 1 Voorzieningen NLWW
Windows-logotoets gebruiken
U gebruikt de Windows-logotoets in combinatie met andere toetsen om bepaalde functies in Windows
uit te voeren. Zie het gedeelte
Toetsenbord voor meer informatie over de Windows-logotoetsen.
Windows-logotoets Met deze toets opent of verbergt u het menu Start
Windows-logotoets + d Met deze toetsencombinatie toont u het bureaublad
Windows-logotoets + m Met deze toetsencombinatie minimaliseert u alle geopende applicaties.
Shift + Windows-logotoets + m Met deze toetsencombinatie maakt u het minimaliseren van alle vensters ongedaan.
Windows-logotoets + e Met deze toetsencombinatie start u Deze computer
Windows-logotoets + f Met deze toetsencombinatie start u Document zoeken.
Windows-logotoets + Ctrl+F Met deze toetsencombinatie start u Computer zoeken.
Windows-logotoets + F1 Met deze toetsencombinatie start u Windows Help
Windows-logotoets + l Hiermee vergrendelt u de computer als u verbinding heeft met een netwerkdomein. Als er
geen verbinding met een netwerkdomein is, kunt u hiermee op een andere gebruiker
overschakelen.
Windows-logotoets + r Met deze toetsencombinatie opent u het dialoogvenster Uitvoeren
Windows-logotoets + u Met deze toetsencombinatie start u Hulpprogrammabeheer
Windows-logotoets + Tab Met deze toetsencombinatie activeert u de volgende knop op de taakbalk.
NLWW Toetsenbord 5
Locatie van het serienummer
Elke computer heeft een uniek serienummer en een productidentificatienummer. Bij towermodellen
bevinden deze nummers zich aan de bovenkant. Houd deze nummers bij de hand wanneer u contact
opneemt met de klantenondersteuning.
Afbeelding 1-2 Locatie van serienummer en productidentificatienummer
Desktopconfiguratie omzetten in towerconfiguratie
1. Als de Smart Cover Sensor is ingeschakeld, start u de computer opnieuw op en opent u Computer
Setup (Computerinstellingen) om de Smart Cover Sensor uit te schakelen.
2. Verwijder alle verwisselbare media (zoals optische schijven).
3. Sluit de computer via het besturingssysteem af en zet alle externe apparatuur uit. Neem de stekker
uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
6 Hoofdstuk 1 Voorzieningen NLWW
4. Kantel de computer in de towerstand met de ventilator omlaag en het uitbreidingsslot aan de
bovenkant.
5. Laat de computer in de standaard zakken zodat de haakjes aan de voorkant van de towerstandaard
in de uitsparingen aan de onderkant van de computer passen. Schuif de computer vervolgens naar
achteren tot de haakjes vastklikken (1).
6. Draai de schroef (2) vast om de computer vast te zetten aan de standaard. Dit zorgt voor extra
stabiliteit en een goede ventilatie naar de interne onderdelen.
7. Sluit de externe apparaten weer aan, sluit het netsnoer aan op een stopcontact en schakel de
computer in.
8. Schakel desgewenst de Smart Cover Sensor in via Computer Setup (Computerinstellingen).
Wanneer u de towerconfiguratie weer wilt omzetten in een desktopconfiguratie, voert u de stappen
hierboven in omgekeerde volgorde uit.
NLWW Desktopconfiguratie omzetten in towerconfiguratie 7
8 Hoofdstuk 1 Voorzieningen NLWW
2 Hardware-upgrades
Voorzieningen voor onderhoud
De computer beschikt over speciale voorzieningen die het uitvoeren van upgrades en onderhoud aan
de computer vergemakkelijken. Voor de meeste installatieprocedures die in dit hoofdstuk worden
beschreven, heeft u geen gereedschap nodig.
Waarschuwingen en instructies
Lees zorgvuldig alle instructies en waarschuwingen in deze handleiding voordat u een upgrade uitvoert.
WAARSCHUWING U beperkt als volgt het risico van persoonlijk letsel door elektrische
schokken, warme oppervlakken of brand:
Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en laat de interne systeemonderdelen
afkoelen voordat u ze aanraakt.
Sluit geen telecommunicatie- of telefoonconnectoren aan op de aansluitingen van de
netwerkadapter (NIC).
Gebruik altijd een geaarde netsnoerstekker. De geaarde stekker is een belangrijke
veiligheidsvoorziening.
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat altijd gemakkelijk bereikbaar is.
Lees de handleiding voor veiligheid en comfort voor informatie over het beperken van het risico
van ernstig letsel. Deze handleiding bevat informatie over de juiste plaatsing van de computer,
een goede zithouding, gezondheidsaspecten en gewoonten met betrekking tot het werken met
de computer, alsmede belangrijke instructies met betrekking tot elektrische en mechanische
veiligheid. U vindt deze handleiding op
http://www.hp.com/ergo en op de documentatie- en
diagnose-cd Documentation and Diagnostics.
VOORZICHTIG Een ontlading van statische elektriciteit kan de elektronische onderdelen van
de computer of optionele apparatuur beschadigen. Zorg dat u niet statisch geladen bent. Raak
een geaard metalen voorwerp aan voordat u deze handelingen uitvoert. Raadpleeg voor meer
informatie bijlage D,
Elektrostatische ontlading.
Wanneer de computer is aangesloten op een stopcontact, wordt de systeemkaart altijd van
stroom voorzien. Haal de stekker uit het stopcontact voordat u de computer opent om schade
aan interne onderdelen te voorkomen.
NLWW Voorzieningen voor onderhoud 9
Toegangspaneel van de computer verwijderen
U verwijdert als volgt het toegangspaneel om toegang te krijgen tot het systeemgeheugen, de
uitbreidingsslots of andere interne onderdelen:
1. Zorg dat alle beveiligingsapparaten die het openen van de computer verhinderen, zijn verwijderd
of ontkoppeld.
2. Verwijder alle verwisselbare media, zoals diskettes of cd's, uit de computer.
3. Sluit de computer via het besturingssysteem af en zet vervolgens alle externe apparatuur uit.
4. Neem de stekker uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
VOORZICHTIG Er staat altijd spanning op de systeemkaart wanneer het systeem is
aangesloten op een actief stopcontact, ongeacht of het systeem is in- of uitgeschakeld. Haal
de stekker van het netsnoer uit het stopcontact om schade aan de interne onderdelen van
de computer te voorkomen.
5. Als de computer op een standaard is geplaatst, verwijdert u de computer van deze standaard en
legt u de computer neer.
6. Maak de duimschroef aan de achterkant van de computer (1) los, schuif het toegangspaneel naar
achteren en til het toegangspaneel van de computer af (2).
Afbeelding 2-1 Toegangspaneel van de computer verwijderen
VOORZICHTIG Controleer na het openen van de computerkap het lampje op de
systeemkaart tussen de DIMM-voetjes. Als het lampje brandt, staat er nog spanning op het
systeem. Schakel de computer uit en ontkoppel het netsnoer voordat u verdergaat.
Plaats het toegangspaneel terug door dit uit te lijnen met het chassis en het vervolgens op het chassis
naar voren te schuiven. Zet het toegangspaneel vast door de duimschroef aan te draaien.
10 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
Voorpaneel verwijderen
Om toegang te krijgen tot de interne vaste schijf, moet het voorpaneel worden verwijderd.
1. Zorg dat alle beveiligingsapparaten die het openen van de computer verhinderen, zijn verwijderd
of ontkoppeld.
2. Verwijder alle verwisselbare media, zoals diskettes of cd's, uit de computer.
3. Sluit de computer via het besturingssysteem af en zet vervolgens alle externe apparatuur uit.
4. Neem de stekker uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
VOORZICHTIG Er staat altijd spanning op de systeemkaart wanneer het systeem is
aangesloten op een actief stopcontact, ongeacht of het systeem is in- of uitgeschakeld. Haal
de stekker van het netsnoer uit het stopcontact om schade aan de interne onderdelen van
de computer te voorkomen.
5. Als de computer op een standaard is geplaatst, verwijdert u de computer van deze standaard en
legt u de computer neer.
6. Verwijder het toegangspaneel van de computer.
VOORZICHTIG Controleer na het openen van de computerkap het lampje op de
systeemkaart tussen de DIMM-voetjes. Als het lampje brandt, staat er nog spanning op het
systeem. Schakel de computer uit en ontkoppel het netsnoer voordat u verdergaat.
7. Til de twee ontgrendelingslipjes aan de linker- en rechterzijde van het chassis omhoog.
Hierdoor wordt het voorpaneel ontgrendeld en ongeveer 1,3 cm van het chassis vandaan gedrukt.
Afbeelding 2-2 Voorpaneel ontgrendelen
NLWW Voorpaneel verwijderen 11
8. Ontkoppel de kabel van de optische-schijfeenheid van de achterkant van de optische-
schijfeenheid.
Opmerking Trek bij het verwijderen van de signaalkabel aan de connector en niet aan de
kabel zelf. Zo voorkomt u beschadiging van de kabel.
Afbeelding 2-3 Kabel van de optische-schijfeenheid loskoppelen
9. Koppel de kabels van de ventilator en de luidsprekers los van de systeemkaart.
Afbeelding 2-4 Kabels van de ventilator en de luidsprekers loskoppelen van het voorpaneel
12 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
10. Til de twee ontgrendelingslipjes nogmaals omhoog (1) en trek het voorpaneel uit het chassis (2).
Afbeelding 2-5 Voorpaneel verwijderen
U plaatst het voorpaneel als volgt terug:
1. Lijn het voorpaneel uit met de voorzijde van het chassis en schuif het paneel erin tot het ongeveer
1,3 cm van het chassis vandaan is.
Afbeelding 2-6 Voorpaneel uitlijnen
NLWW Voorpaneel verwijderen 13
2. Sluit de kabels van de ventilator en de luidsprekers aan op de systeemkaart.
Afbeelding 2-7 Ventilator- en luidsprekerkabels aansluiten
3. Sluit de kabel van de optische-schijfeenheid aan op de achterkant van de optische-schijfeenheid.
Afbeelding 2-8 Kabel van de optische-schijfeenheid aansluiten
4. Schuif het voorpaneel helemaal in het chassis tot het niet verder meer kan.
5. Plaats het toegangspaneel van de computer terug.
6. Zet de computer weer in elkaar
14 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
Voedingseenheid kantelen
De voedingseenheid moet naar boven worden gekanteld om toegang te krijgen tot de systeembatterij
en verschillende connectoren op de systeemkaart.
1. Zorg dat alle beveiligingsapparaten die het openen van de computer verhinderen, zijn verwijderd
of ontkoppeld.
2. Verwijder alle verwisselbare media, zoals diskettes of cd's, uit de computer.
3. Sluit de computer via het besturingssysteem af en zet vervolgens alle externe apparatuur uit.
4. Neem de stekker uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
VOORZICHTIG Er staat altijd spanning op de systeemkaart wanneer het systeem is
aangesloten op een actief stopcontact, ongeacht of het systeem is in- of uitgeschakeld. Haal
de stekker van het netsnoer uit het stopcontact om schade aan de interne onderdelen van
de computer te voorkomen.
5. Als de computer op een standaard is geplaatst, verwijdert u de computer van deze standaard en
legt u de computer neer.
6. Verwijder het toegangspaneel van de computer.
VOORZICHTIG Controleer na het openen van de computerkap het lampje op de
systeemkaart tussen de DIMM-voetjes. Als het lampje brandt, staat er nog spanning op het
systeem. Schakel de computer uit en ontkoppel het netsnoer voordat u verdergaat.
7. Schuif de voedingseenheid naar de voorkant van het chassis tot deze niet meer verder kan (1), til
de voeldingseenheid iets omhoog (2) en kantel de eenheid naar buiten (3).
Afbeelding 2-9 Voedingseenheid kantelen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de voedingseenheid weer terug te
plaatsen.
NLWW Voedingseenheid kantelen 15
Extra geheugen installeren
De computer wordt geleverd met DDR2-SDRAM (Double Data Rate 2 Synchronous Dynamic Random
Access Memory) DIMM's (Dual-Inline Memory Modules).
DIMM's
De systeemkaart bevat geheugenmodulevoetjes voor maximaal drie industriestandaard DIMM's. In
deze voetjes bevindt zich ten minste één vooraf geïnstalleerde DIMM. Voor een optimale
geheugencapaciteit kunt u maximaal 3 GB geheugen op de systeemkaart installeren en configureren
voor de snelle tweekanaalmodus.
DDR2-SDRAM DIMM's
Voor een correcte werking van het systeem moeten de DIMM's aan de volgende eisen voldoen:
industriestandaard 240-pins modules;
ongebufferd, compatibel met PC2--5300 667 MHz of PC2-6400 800 MHz;
1,8 Volt DDR2-SDRAM DIMM's.
De DDR2-SDRAM DIMM's moeten bovendien:
CAS-latency 4 (CL = 4) ondersteunen voor DDR2/667 MHz of CAS-latency 5 (CL = 5)
ondersteunen voor DDR2/800 MHz;
de verplichte DDR2 DIMM-specificatie van de JEDEC (Joint Electronic Device Engineering
Council) bevatten.
Daarnaast ondersteunt de computer:
256 Mbit, 512 Mbit en 1 Gbit niet-ECC geheugen;
enkelzijdige en dubbelzijdige DIMM's;
DIMM's met x8 en x16 DDR-elementen. DIMM's met x4 SDRAM worden daarentegen niet
ondersteund.
Opmerking Het systeem kan niet worden opgestart wanneer er niet-ondersteunde DIMM's zijn
geïnstalleerd.
Raadpleeg voor informatie over het bepalen van de processorbusfrequentie van een specifieke
computer de handleiding Computerinstellingen op de documentatie- en diagnose-cd Documentation
and Diagnostics.
16 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
DIMM-voetjes van geheugen voorzien
De systeemkaart bevat drie DIMM-voetjes, waarvan er twee in geheugenkanaal A zijn geplaatst en één
in geheugenkanaal B. De voetjes worden aangeduid met XMM1, XMM2 en XMM3. De voetjes XMM1
en XMM2 werken in geheugenkanaal A. Voetje XMM3 werkt in geheugenkanaal B.
Afbeelding 2-10 Locatie van DIMM-voetjes
Item Beschrijving Kleur van voetje
1 DIMM-voetje XMM1, kanaal A Zwart
2 DIMM-voetje XMM2, kanaal A Wit
3 DIMM-voetje XMM3, kanaal B Wit
Het systeem selecteert automatisch de enkelkanaalmodus, de tweekanaalmodus of de flexmodus,
afhankelijk van de manier waarop de DIMM's zijn geplaatst.
Het systeem werkt in de enkelkanaalmodus wanneer alleen in de DIMM-voetjes van één kanaal
DIMM's zijn geïnstalleerd.
Het systeem werkt in de snellere tweekanaalmodus als de totale geheugencapaciteit van de
DIMM's in kanaal A gelijk is aan de totale geheugencapaciteit van de DIMM's in kanaal B. De
gebruikte technologie en de breedte van de DIMM's hoeft niet voor beide kanalen hetzelfde te zijn.
Wanneer kanaal A bijvoorbeeld twee 256 MB DIMM's bevat en er in kanaal B één 512 MB DIMM
is geplaatst, zal het systeem in tweekanaalmodus werken.
Het systeem werkt in flexmodus als de totale geheugencapaciteit van de DIMM's in kanaal A niet
gelijk is aan de totale geheugencapaciteit van de DIMM's in kanaal B. In de flexmodus bepaalt het
kanaal met de kleinste hoeveelheid geheugen hoeveel geheugen wordt toegewezen aan de
tweekanaalmodus. De rest wordt toegewezen aan de enkelkanaalmodus. Voor een optimale
snelheid moeten de kanalen zodanig worden uitgebalanceerd dat de grootste hoeveelheid
geheugen evenredig wordt verdeeld over de twee kanalen. Als u bijvoorbeeld twee 1 GB DIMM's
en een 512 MB DIMM in de voetjes plaatst, moet in kanaal A een 1 GB DIMM en een 512 MB
NLWW Extra geheugen installeren 17
DIMM worden geplaatst en in kanaal B de overgebleven 1 GB DIMM. In deze configuratie wordt
2 GB gebruikt in tweekanaalmodus en 512 MB in enkelkanaalmodus.
In elke modus wordt de maximale snelheid bepaald door de traagste DIMM in het systeem.
DIMM's installeren
VOORZICHTIG Koppel het netsnoer los voordat u geheugenmodules toevoegt of verwijdert.
Er staat altijd spanning op de geheugenmodules zolang de computer is aangesloten op een actief
stopcontact, ongeacht of het systeem is in- of uitgeschakeld. Het toevoegen of verwijderen van
geheugenmodules terwijl er spanning op het systeem staat, kan leiden tot onherstelbare
beschadiging van de geheugenmodules of de systeemkaart.
De voetjes voor geheugenmodules hebben vergulde contactpunten. Als u het geheugen uitbreidt,
is het belangrijk dat u geheugenmodules met vergulde contactpunten gebruikt om corrosie en/
of oxidatie ten gevolge van contact tussen onverenigbare metalen te voorkomen.
Een ontlading van statische elektriciteit kan leiden tot beschadiging van uitbreidingskaarten of
andere elektronische onderdelen van de computer. Zorg dat u niet statisch geladen bent. Raak
een geaard metalen voorwerp aan voordat u deze handelingen uitvoert. Raadpleeg voor meer
informatie bijlage D,
Elektrostatische ontlading.
Voorkom dat u de contactpunten van een geheugenmodule aanraakt. Als de contactpunten
worden aangeraakt, kan de module beschadigd raken.
1. Zorg dat alle beveiligingsapparaten die het openen van de computer verhinderen, zijn verwijderd
of ontkoppeld.
2. Verwijder alle verwisselbare media, zoals diskettes of cd's, uit de computer.
3. Sluit de computer via het besturingssysteem af en zet vervolgens alle externe apparatuur uit.
4. Neem de stekker uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
VOORZICHTIG Er staat altijd spanning op de systeemkaart wanneer het systeem is
aangesloten op een actief stopcontact, ongeacht of het systeem is in- of uitgeschakeld. Haal
de stekker van het netsnoer uit het stopcontact om schade aan de interne onderdelen van
de computer te voorkomen.
5. Als de computer op een standaard is geplaatst, verwijdert u de computer van deze standaard en
legt u de computer neer.
6. Verwijder het toegangspaneel van de computer.
VOORZICHTIG Controleer na het openen van de computerkap het lampje op de
systeemkaart tussen de DIMM-voetjes. Als het lampje brandt, staat er nog spanning op het
systeem. Schakel de computer uit en ontkoppel het netsnoer voordat u verdergaat.
7. Bepaal de plaats van de DIMM-voetjes op de systeemkaart.
WAARSCHUWING Laat de interne systeemonderdelen afkoelen voordat u ze aanraakt,
omdat u anders het risico van brandwonden loopt.
18 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
8. Open beide vergrendelingen van het geheugenvoetje (1) en plaats de geheugenmodule in het
voetje (2).
Afbeelding 2-11 DIMM installeren
Opmerking Een geheugenmodule kan slechts in één stand worden geïnstalleerd. Houd
de module zodanig vast dat de uitsparing in de module zich boven het lipje op het
geheugenvoetje bevindt.
In het XMM1-voetje moet een DIMM zijn geplaatst.
Voorzie de voetjes op een dusdanige manier van geheugen dat de geheugencapaciteit van
kanaal A gelijk is aan de totale geheugencapaciteit van kanaal B. Raadpleeg "DIMM-voetjes
van geheugen voorzien" voor meer informatie.
9. Duw de module in het voetje en zorg dat de module goed op zijn plaats zit. Zorg ervoor dat de
vergrendelingen gesloten zijn (3).
10. Herhaal de stappen 8 en 9 als u nog meer modules wilt installeren.
11. Plaats het toegangspaneel van de computer terug.
12. Monteer de standaard, als de computer op een standaard was geplaatst.
13. Sluit het netsnoer weer aan en zet de computer aan.
14. Vergrendel eventuele beveiligingsapparaten die u heeft ontgrendeld bij het verwijderen van de
computerkap of het toegangspaneel.
Het extra geheugen wordt automatisch herkend wanneer u de computer inschakelt.
NLWW Extra geheugen installeren 19
Beugel voor uitbreidingskaarten vervangen
De computer ondersteunt een hoog en halflang PCI-uitbreidingsslot of een halfhoog en halflang PCI
Express x16-uitbreidingsslot. De computer wordt geleverd met een PCI Express-beugel. Een optionele
uitbreidingskaarteenheid met riserkaart voor PCI Express-uitbreidingskaarten of voor PCI-
uitbreidingskaarten is verkrijgbaar bij HP of een HP Business Partner.
Er zijn diverse optionele PCI-kaarten leverbaar, waaronder de volgende:
Draadloze netwerkkaart
FireWire-kaart
Modemkaart
Netwerkkaart
Grafische kaart
Opmerking Wanneer u een grafische kaart toevoegt, worden de geïntegreerde grafische
voorzieningen op de systeemkaart standaard uitgeschakeld. U kunt de geïntegreerde grafische
voorzieningen weer inschakelen door de BIOS-instellingen te wijzigen in Computer Setup
(Computerinstellingen).
Een optioneel beschikbare USDT-seriële/parallelle I/O-eenheid vervangt het afdekplaatje van de
uitbreidingsslot en wordt rechtstreeks aangesloten op de systeemkaart.
U verwijdert als volgt de bij de computer geleverde beugel voor uitbreidingskaarten:
1. Zorg dat alle beveiligingsapparaten die het openen van de computer verhinderen, zijn verwijderd
of ontkoppeld.
2. Verwijder alle verwisselbare media, zoals diskettes of cd's, uit de computer.
3. Sluit de computer via het besturingssysteem af en zet vervolgens alle externe apparatuur uit.
4. Neem de stekker uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
VOORZICHTIG Er staat altijd spanning op de systeemkaart wanneer het systeem is
aangesloten op een actief stopcontact, ongeacht of het systeem is in- of uitgeschakeld. Haal
de stekker van het netsnoer uit het stopcontact om schade aan de interne onderdelen van
de computer te voorkomen.
5. Als de computer op een standaard is geplaatst, verwijdert u de computer van deze standaard en
legt u de computer neer.
6. Verwijder het toegangspaneel van de computer.
VOORZICHTIG Controleer na het openen van de computerkap het lampje op de
systeemkaart tussen de DIMM-voetjes. Als het lampje brandt, staat er nog spanning op het
systeem. Schakel de computer uit en ontkoppel het netsnoer voordat u verdergaat.
20 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
7. Open het handvat (1) van de uitbreidingskaarteenheid en til de eenheid recht omhoog uit de
computer (2).
Afbeelding 2-12 Beugel voor PCI Express-uitbreidingskaart verwijderen
8. Installeer de nieuwe uitbreidingskaart in de optionele beugeleenheid met riserkaart. Volg hierbij de
instructies die bij de eenheid werden geleverd.
9. Lijn de lipjes op de eenheid uit met de slots op het computerchassis en druk de eenheid stevig
omlaag tot deze vastzit.
10. Sluit externe kabels aan op de geïnstalleerde kaart, indien van toepassing. Sluit interne kabels aan
op de systeemkaart, indien van toepassing.
11. Plaats het toegangspaneel van de computer terug.
12. Monteer de eventuele standaard.
13. Sluit het netsnoer weer aan en zet de computer aan.
14. Vergrendel eventuele beveiligingsapparaten die u heeft ontgrendeld bij het verwijderen van de
computerkap of het toegangspaneel.
15. Configureer de computer opnieuw als dat nodig is. Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding Computerinstellingen op de documentatie-en diagnose-cd Documentation and
Diagnostics.
VOORZICHTIG Nadat u een uitbreidingskaart heeft verwijderd, moet u deze vervangen
door een nieuwe kaart of door de beugel voor uitbreidingskaarten die bij de computer werd
geleverd, het open slot afdekken (bijvoorbeeld met een metalen afdekplaatje), of de gehele
eenheid vervangen door de meegeleverde beugel, zodat een goede koeling van de interne
onderdelen mogelijk blijft.
NLWW Beugel voor uitbreidingskaarten vervangen 21
Vaste schijf vervangen
Opmerking De Ultra-Slim desktopcomputer ondersteunt alleen interne vaste schijven van het
type Serial ATA (SATA). Interne vaste schijven van het type Parallel ATA (PATA) worden niet
ondersteund.
Zorg ervoor dat u van tevoren een backup maakt van de gegevens op de oude vaste schijf, zodat
u deze gegevens later op de nieuwe vaste schijf kunt terugplaatsen. Zorg er ook voor dat u de
cd-set Restore Plus! heeft, die bij de eerste installatie van de computer is gemaakt om het
besturingssysteem, de stuurprogramma's en de andere applicaties te herstellen die in de fabriek
op de computer zijn geïnstalleerd. Maak deze cd-set nu als u dat nog niet eerder heeft gedaan.
Raadpleeg de HP Backup and Recovery Manager User Guide (Gebruikershandleiding HP
Backup and Recovery) in het Windows-menu Start voor meer informatie. U kunt deze handleiding
ook afdrukken, zodat u alle informatie bij de hand heeft.
De 3,5-inch schijfeenheid bevindt zich aan de linkerkant van de computer onder de optische-
schijfeenheid.
1. Zorg dat alle beveiligingsapparaten die het openen van de computer verhinderen, zijn verwijderd
of ontkoppeld.
2. Verwijder alle verwisselbare media, zoals diskettes of cd's, uit de computer.
3. Sluit de computer via het besturingssysteem af en zet vervolgens alle externe apparatuur uit.
4. Neem de stekker uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
VOORZICHTIG Er staat altijd spanning op de systeemkaart wanneer het systeem is
aangesloten op een actief stopcontact, ongeacht of het systeem is in- of uitgeschakeld. Haal
de stekker van het netsnoer uit het stopcontact om schade aan de interne onderdelen van
de computer te voorkomen.
5. Als de computer op een standaard is geplaatst, verwijdert u de computer van deze standaard en
legt u de computer neer.
6. Verwijder het toegangspaneel van de computer.
VOORZICHTIG Controleer na het openen van de computerkap het lampje op de
systeemkaart tussen de DIMM-voetjes. Als het lampje brandt, staat er nog spanning op het
systeem. Schakel de computer uit en ontkoppel het netsnoer voordat u verdergaat.
7. Verwijder het voorpaneel. Zie Voorpaneel verwijderen voor meer informatie.
8. Trek de ontgrendelingshendel van de vaste schijf (1) naar de voorkant van de computer.
22 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
9. Kantel de rechterkant van de vaste schijf omhoog (2) en trek de eenheid aan de rechterkant naar
buiten (3).
Afbeelding 2-13 Interne vaste schijf verwijderen
Opmerking Trek bij het verwijderen van de kabels aan de connector en niet aan de kabel
zelf. Zo voorkomt u beschadiging van de kabel.
10. Koppel de gegevenskabel (1) los van de vaste schijf door de connector uit de aansluiting op de
vaste schijf te trekken.
11. Koppel de voedingskabel (2) los van de vaste schijf door de connector uit de aansluiting op de
vaste schijf te trekken.
Afbeelding 2-14 Gegevenskabel en voedingskabel loskoppelen van de vaste schijf
NLWW Vaste schijf vervangen 23
12. Zet de vier schroeven aan de zijkanten van de oude schijfeenheid over op de nieuwe schijfeenheid.
De schroeven dienen als geleiderails.
Opmerking Met vier zilverkleurige US 6-32-schroeven (twee aan elke kant van de vaste
schijf) wordt de schijf in de juiste positie geleid.
Let goed op de positie van de vier geleideschroeven op de oude schijfeenheid voordat u
deze overzet op de nieuwe schijfeenheid. De schroeven moeten in dezelfde positie op de
nieuwe schijfeenheid worden gezet.
Afbeelding 2-15 Geleideschroeven overzetten op de nieuwe vaste schijf
13. Sluit de gegevenskabel en de voedingskabel aan op de nieuwe vaste schijf.
14. Lijn de schroeven aan de linkerkant van de vaste schijf uit met de bijbehorende uitsparingen in het
chassis. Laat de linkerkant van de vaste schijf voorzichtig omlaag en naar links zakken en kantel
de rechterkant van de schijfeenheid omlaag tot deze vastklikt.
15. Plaats het voorpaneel terug. Zie
Voorpaneel verwijderen voor meer informatie.
16. Plaats het toegangspaneel terug.
17. Monteer de eventuele standaard.
18. Sluit het netsnoer weer aan en zet de computer aan.
19. Vergrendel eventuele beveiligingsapparaten die u heeft ontgrendeld bij het verwijderen van de
computerkap of het toegangspaneel.
24 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
Opmerking De vaste schijf van het type SATA hoeft niet te worden geconfigureerd.
Wanneer u de computer weer aanzet wordt deze automatisch herkend.
Nadat u de vaste schijf heeft vervangen, gebruikt u de cd-set Restore Plus! die bij de eerste
installatie van de computer is gemaakt om het besturingssysteem, de stuurprogramma's en
de andere applicaties te herstellen die in de fabriek op de computer zijn geïnstalleerd.
Wanneer het herstelproces is voltooid, zet u alle persoonlijke bestanden terug waarvan u
een backup heeft gemaakt voordat u de vaste schijf verving.
NLWW Vaste schijf vervangen 25
Optische-schijfeenheid vervangen
Een optische-schijfeenheid is een cd-rom-, cd-r/rw-, dvd-rom- of dvd+r/rw-drive of een cd-rw/dvd-
combodrive.
Bestaande optische-schijfeenheid verwijderen
1. Zorg dat alle beveiligingsapparaten die het openen van de computer verhinderen, zijn verwijderd
of ontkoppeld.
2. Verwijder alle verwisselbare media, zoals diskettes of cd's, uit de computer.
3. Sluit de computer via het besturingssysteem af en zet vervolgens alle externe apparatuur uit.
4. Neem de stekker uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
VOORZICHTIG Er staat altijd spanning op de systeemkaart wanneer het systeem is
aangesloten op een actief stopcontact, ongeacht of het systeem is in- of uitgeschakeld. Haal
de stekker van het netsnoer uit het stopcontact om schade aan de interne onderdelen van
de computer te voorkomen.
5. Als de computer op een standaard is geplaatst, verwijdert u de computer van deze standaard en
legt u de computer neer.
6. Verwijder het toegangspaneel van de computer.
VOORZICHTIG Controleer na het openen van de computerkap het lampje op de
systeemkaart tussen de DIMM-voetjes. Als het lampje brandt, staat er nog spanning op het
systeem. Schakel de computer uit en ontkoppel het netsnoer voordat u verdergaat.
7. Ontkoppel de kabel van de achterkant van de optische-schijfeenheid.
Afbeelding 2-16 Kabel van de optische-schijfeenheid loskoppelen
26 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
8. Duw de ontgrendeling aan de zijkant van de optische-schijfeenheid naar buiten (1) en schuif de
eenheid via het voorpaneel uit de computer (2).
Afbeelding 2-17 Optische-schijfeenheid verwijderen
Opmerking Als u de optische-schijfeenheid niet direct vervangt, koppelt u de kabel ervan los
van de systeemkaart. Bewaar deze zorgvuldig tot u deze weer nodig heeft.
NLWW Optische-schijfeenheid vervangen 27
Nieuwe optische-schijfeenheid voorbereiden
Voordat u de nieuwe optische-schijfeenheid kunt gebruiken, moet de ontgrendeling worden bevestigd.
1. Verwijder het beschermfolie van de kleefzijde van de ontgrendeling.
2. Lijn de uitsparingen in de ontgrendeling uit met de pinnen aan de zijkant van de optische-
schijfeenheid. Let daarbij goed op dat u de schijfeenheid niet aanraakt met de ontgrendeling.
Controleer of de ontgrendeling in de juiste richting is geplaatst.
3. Plaats de pin aan de voorkant van de optische-schijfeenheid in de uitsparing aan het uiteinde van
de ontgrendeling (1) en druk deze stevig aan.
Afbeelding 2-18 Ontgrendeling uitlijnen
4. Plaats de tweede pin (2) en druk de gehele ontgrendeling stevig aan tot deze stevig is bevesigd
aan de optische-schijfeenheid.
28 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
Nieuwe optische-schijfeenheid installeren
1. Lijn de optische-schijfeenheid uit met de opening in het voorpaneel. Zorg dat u de achterkant van
de optische-schijfeenheid als eerste plaatst en dat de ontgrendeling zich aan de binnenzijde van
de schijfeenheid bevindt.
Afbeelding 2-19 Optische-schijfeenheid uitlijnen
2. Duw de schijfeenheid vervolgens naar binnen totdat deze vastklikt.
3. Sluit de kabel van de optische-schijfeenheid aan op de achterkant van de schijfeenheid.
4. Plaats het toegangspaneel van de computer terug.
5. Monteer de eventuele standaard.
6. Sluit het netsnoer weer aan en zet de computer aan.
7. Vergrendel eventuele beveiligingsapparaten die u heeft ontgrendeld bij het verwijderen van de
computerkap of het toegangspaneel.
NLWW Optische-schijfeenheid vervangen 29
30 Hoofdstuk 2 Hardware-upgrades NLWW
A Specificaties
Afmetingen van de desktopcomputer (in de towerpositie)
Hoogte
Breedte
Diepte
(de diepte neemt toe wanneer de computer is voorzien van een beveiligingsbeugel
voor de poorten)
31,5 cm
7,0 cm
33,5 cm
12,4 inch
2,75 inch
13,18 inch
Gewicht bij benadering 6,3 kg 13,9 lb
Ondersteund gewicht (maximaal verdeelde belasting in desktoppositie) 35 kg 77 lb
Temperatuurbereik (waarden afhankelijk van hoogte boven zeespiegel)
In bedrijf
Niet in bedrijf
10 tot 35 °C
–30 tot 60 °C
50° tot 95 °F
–22 tot 140 °F
Opmerking Tot 3.000 m boven zeeniveau geldt dat de maximale bedrijfstemperatuur afneemt met 1,0 °C per 300
m (zonder blootstelling aan direct zonlicht). De maximaal toegestane temperatuursverandering is 10 °C/uur. Deze
limiet is mogelijk lager, afhankelijk van type en aantal van de geïnstalleerde opties.
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf (maximale natteboltemperatuur: 28 °C)
Niet in bedrijf (maximale natteboltemperatuur: 38,7 °C)
10-90%
5-95%
Maximale hoogte (buiten drukcabine)
In bedrijf
Niet in bedrijf
3.048 m
9.144 m
10.000 ft
30.000 ft
Mechanische schokken (11 ms 1/2 sinusschokgolf)
In bedrijf
Niet in bedrijf
5 G
20 G
Trillingen (willekeurig, G nominaal)
In bedrijf (10 tot 300 Hz)
Niet in bedrijf (10 tot 500 Hz)
0,25
0,50
Voeding
Bedrijfsspanning
1
90-264 V wisselspanning
NLWW 31
Nominale netspanning
1
Nominale lijnfrequentie
100-240 V wisselspanning
50 tot 60 Hz
Uitgangsvermogen 200 W
Nominale ingangsstroom (maximum)
1
4 A (bij 100 V
wisselspanning)
2 A (bij 200 V
wisselspanning)
Warmteafgifte
Maximaal
Normaal (niet actief)
265 kg-cal/uur
86 kg-cal/uur
1.050 BTU/uur
341 BTU/uur
1
Dit systeem is voorzien van een voedingseenheid met actieve nominale correctie om schommelingen in de harmonische
ingangsstroom te beperken. Hiermee voldoet het systeem aan de vereisten voor het CE-keurmerk voor de landen in de
Europese Unie. Deze voedingseenheid heeft als extra voordeel dat er geen schakelaar voor de ingangsspanning vereist is.
32 Bijlage A Specificaties NLWW
B Batterij vervangen
De bij de computer geleverde batterij voorziet de real-timeklok van elektriciteit. Gebruik bij vervanging
een batterij die gelijkwaardig is aan de oorspronkelijke batterij. De computer wordt geleverd met een 3-
volt lithium-knoopcelbatterij.
WAARSCHUWING De computer bevat een lithium-mangaandioxidebatterij. Als u niet op de
juiste manier omgaat met de batterij, kan er brand ontstaan en kunt u brandwonden oplopen. U
kunt het risico van lichamelijk letsel als volgt beperken:
Probeer nooit de batterij op te laden.
Stel de batterij niet bloot aan temperaturen boven 60 °C.
Probeer niet de batterij uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren. Zorg dat u geen kortsluiting
veroorzaakt tussen de externe contactpunten en laat de batterij niet in aanraking komen met
water of vuur.
Vervang de batterij uitsluitend door een HP batterij die voor dit product wordt aanbevolen.
VOORZICHTIG Het is belangrijk dat u vóór het vervangen van de batterij een backup maakt
van de CMOS-instellingen van de computer. Wanneer u de batterij verwijdert of vervangt, worden
de CMOS-instellingen gewist. Raadpleeg voor meer informatie over de manier waarop u een
backup maakt van de CMOS-instellingen de handleiding Computerinstellingen op de
documentatie- en diagnose-cd Documentation and Diagnostics.
Een ontlading van statische elektriciteit kan elektronische onderdelen of uitbreidingskaarten in
de computer beschadigen. Zorg dat u niet statisch geladen bent. Raak een geaard metalen
voorwerp aan voordat u deze handelingen uitvoert.
Opmerking U verlengt de levensduur van de lithiumbatterij door de computer aan te sluiten op
een stopcontact. De lithiumbatterij wordt alleen gebruikt wanneer de computer NIET is
aangesloten op een stopcontact.
HP adviseert klanten gebruikte elektronische apparatuur, originele HP printcartridges en
oplaadbare batterijen te recyclen. Ga voor meer informatie over recyclingprogramma's naar
http://www.hp.com/recycle.
1. Zorg dat alle beveiligingsapparaten die het openen van de computer verhinderen, zijn verwijderd
of ontkoppeld.
2. Verwijder alle verwisselbare media, zoals diskettes of cd's, uit de computer.
3. Sluit de computer via het besturingssysteem af en zet vervolgens alle externe apparatuur uit.
4. Neem de stekker uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
NLWW 33
VOORZICHTIG Er staat altijd spanning op de systeemkaart wanneer het systeem is
aangesloten op een actief stopcontact, ongeacht of het systeem is in- of uitgeschakeld. Haal
de stekker van het netsnoer uit het stopcontact om schade aan de interne onderdelen van
de computer te voorkomen.
5. Als de computer op een standaard is geplaatst, verwijdert u de computer van deze standaard en
legt u de computer neer.
6. Verwijder de kap of het toegangspaneel van de computer.
VOORZICHTIG Controleer na het openen van de computerkap het lampje op de
systeemkaart tussen de DIMM-voetjes. Als het lampje brandt, staat er nog spanning op het
systeem. Schakel de computer uit en ontkoppel het netsnoer voordat u verdergaat.
7. Bepaal de plaats van de batterij en de batterijhouder op de systeemkaart.
Opmerking Bij bepaalde modellen kan het noodzakelijk zijn een intern onderdeel te
verwijderen om toegang tot de batterij te krijgen.
8. Het type batterijhouder op de systeemkaart bepaalt welke van de volgende sets instructies van
toepassing is voor het vervangen van de batterij.
Type 1
a. Neem de batterij uit de houder.
Afbeelding B-1 Knoopcelbatterij vervangen (type 1)
b. Schuif de nieuwe batterij in de juiste positie met de pluspool naar boven. De batterij wordt
automatisch in de juiste positie vergrendeld.
Type 2
a. Knijp de metalen klem boven de batterij enigszins samen om de batterij te ontgrendelen.
Verwijder de batterij wanneer deze omhoog komt (1).
34 Bijlage B Batterij vervangen NLWW
b. Schuif één kant van de nieuwe batterij onder het palletje van de houder, met de pluspool naar
boven. Duw de andere kant van de batterij omlaag totdat de klem vastklikt (2).
Afbeelding B-2 Knoopcelbatterij vervangen (type 2)
Type 3
a. Trek de batterijklem naar achteren (1) en verwijder de batterij (2).
b. Plaats de nieuwe batterij en breng de klem weer in de oorspronkelijke stand.
Afbeelding B-3 Knoopcelbatterij vervangen (type 3)
Opmerking Voer na vervanging van de batterij de volgende stappen uit om de procedure
te voltooien.
9. Plaats het toegangspaneel van de computer terug.
10. Monteer de eventuele standaard.
11. Sluit het netsnoer weer aan en zet de computer aan.
12. Stel de datum en tijd, uw wachtwoorden en eventuele andere speciale systeeminstellingen
opnieuw in met behulp van Computer Setup (Computerinstellingen). Raadpleeg voor meer
NLWW 35
informatie de handleiding Computerinstellingen op de documentatie- en diagnose-cd
Documentation and Diagnostics.
13. Vergrendel eventuele beveiligingsapparaten die u heeft ontgrendeld bij het verwijderen van de
computerkap of het toegangspaneel.
36 Bijlage B Batterij vervangen NLWW
C Beveiligingssloten
Opmerking Raadpleeg voor meer informatie over beveiligingsvoorzieningen de handleiding
Computerinstellingen en de handleiding Desktop Management op de documentatie- en
diagnose-cd Documentation and Diagnostics en de HP ProtectTools Security Manager Guide
(Handleiding ProtectTools Security Manager, alleen op bepaalde modellen) op
http://www.hp.com.
De beveiligingssloten hieronder en op de volgende pagina's kunnen worden gebruikt om de computer
te beveiligen.
Beveiligingssloten bevestigen
Kabelslot
Afbeelding C-1 Kabelslot aanbrengen
NLWW Beveiligingssloten bevestigen 37
Hangslot
Afbeelding C-2 Hangslot aanbrengen
38 Bijlage C Beveiligingssloten NLWW
D Elektrostatische ontlading
Een ontlading van statische elektriciteit via vingers of andere geleiders kan leiden tot beschadiging van
de systeemkaart, uitbreidingskaarten of andere onderdelen die gevoelig zijn voor statische elektriciteit.
Dit soort schade kan de levensduur van het apparaat bekorten.
Schade door elektrostatische ontlading voorkomen
Houd u aan de volgende richtlijnen om schade door ontlading van statische elektriciteit te voorkomen:
Zorg dat u de onderdelen zo weinig mogelijk met de hand aanraakt door ze in een antistatische
verpakking te vervoeren en te bewaren.
Bewaar onderdelen die gevoelig zijn voor elektrostatische ontlading in de verpakking totdat u de
onderdelen installeert.
Leg onderdelen op een geaard oppervlak wanneer u ze uit de verpakking haalt.
Raak nooit pinnen, voedingsdraden of circuits aan.
Zorg dat u altijd goed bent geaard wanneer u een onderdeel aanraakt.
Aardingsmethoden
U kunt op verschillende manieren voor een juiste aarding zorgen. Pas één of meer van de volgende
maatregelen toe wanneer u onderdelen hanteert of installeert die gevoelig zijn voor elektrostatische
elektriciteit:
Gebruik een polsbandje dat via een aardedraad is verbonden met een geaard werkstation of
computerchassis. Polsbanden zijn flexibele bandjes met een minimumweerstand van 1 MOhm +/-
10 procent in de aardedraden. Draag het bandje dicht op de huid voor een optimale aarding.
Gebruik hiel-, teen- of schoenbandjes wanneer u staande werkt. Draag de bandjes om beide
voeten wanneer u op geleidende vloeren of dissiperende vloermatten staat.
Gebruik geleidend gereedschap.
Gebruik een draagbare gereedschapskist met een opvouwbare dissiperende werkmat.
Als u niet beschikt over de genoemde hulpmiddelen voor een juiste aarding, neemt u contact op met
een geautoriseerde HP Business Partner.
Opmerking Raadpleeg een HP Business Partner voor meer informatie over het omgaan met
statische elektriciteit.
NLWW Schade door elektrostatische ontlading voorkomen 39
40 Bijlage D Elektrostatische ontlading NLWW
E Richtlijnen voor gebruik, regelmatig
onderhoud en voorbereiding voor
transport
Richtlijnen voor gebruik en regelmatigonderhoud
Volg deze richtlijnen om de computer en de monitor op de juiste manier te installeren en te onderhouden:
Plaats de computer niet in zeer vochtige ruimtes en stel de computer niet bloot aan direct zonlicht
of extreem hoge of lage temperaturen.
Plaats de computer op een stevige, vlakke ondergrond. Laat voor de benodigde ventilatie aan alle
geventileerde zijden van de computer en boven de monitor ruim 10 cm ruimte vrij.
Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen en de luchtgaten nooit geblokkeerd worden, om te
voorkomen dat de luchtstroom in de computer wordt belemmerd. Plaats het toetsenbord niet met
de voetjes naar beneden direct tegen de voorkant van de computer, aangezien dit de luchtstroom
belemmert.
Gebruik de computer niet terwijl de kap of het toegangspaneel is verwijderd.
Plaats nooit twee computers boven op elkaar. Plaats computers niet zo dicht opeen dat de warme
uitgaande luchtstroom van de ene computer door het ventilatiesysteem van de andere computer
wordt aangezogen.
Als de computer binnen een afzonderlijke behuizing wordt gebruikt, moet deze behuizing
beschikken over adequate voorzieningen voor luchtaanvoer en -afvoer. Bovendien zijn de
bovenvermelde richtlijnen voor het gebruik onverminderd van toepassing.
Zorg dat de computer en het toetsenbord niet in aanraking komen met vloeistoffen.
Dek de ventilatieopeningen van de monitor nooit af (met wat dan ook).
Installeer of gebruik de functies voor energiebeheer van het besturingssysteem of andere software,
inclusief de voorzieningen voor slaap- en standbystanden.
Schakel de computer uit voordat u het volgende doet:
De buitenkant van de computer afnemen met een zachte, vochtige doek.
Schoonmaakmiddelen kunnen de afwerking doen verkleuren of beschadigen.
Af en toe alle ventilatieopeningen van de computer reinigen. Stof, vuil en andere materialen
kunnen de ventilatieopeningen blokkeren en de ventilatie belemmeren.
NLWW Richtlijnen voor gebruik en regelmatigonderhoud 41
Voorzorgsmaatregelen voor optische-schijfeenheden
Neem de volgende richtlijnen in acht wanneer u een optische-schijfeenheid gebruikt of reinigt.
Gebruik
Verplaats de schijfeenheid niet terwijl deze in gebruik is. Beweging kan leiden tot een storing tijdens
het lezen.
Stel de schijfeenheid niet bloot aan plotselinge temperatuurverschillen, aangezien hierdoor
condensatie kan optreden. Als de temperatuur plotseling verandert terwijl de schijfeenheid in bedrijf
is, wacht u ten minste één uur voordat u de computer uitschakelt. Als u de schijfeenheid te snel
weer in gebruik neemt, kan er tijdens het lezen een storing optreden.
Plaats de schijfeenheid niet in een omgeving met hoge luchtvochtigheid, extreme temperaturen,
mechanische trillingen of direct zonlicht.
Schoonhouden
Reinig het paneel en de knoppen met een zachte, droge doek of met een zachte doek die is
bevochtigd met een verdunde oplossing van een mild schoonmaakmiddel. Spuit nooit
schoonmaakmiddelen direct op de eenheid.
Gebruik geen oplosmiddelen zoals alcohol of benzeen, omdat de afwerkingslaag hierdoor kan
beschadigen.
Veiligheid
Als er een voorwerp of vloeistof in de opening van de schijfeenheid terechtkomt, neemt u onmiddellijk
de stekker van de computer uit het stopcontact en laat u de computer nakijken door een geautoriseerde
HP Business Partner.
Computer voorbereiden op transport
Ga als volgt te werk wanneer u de computer wilt voorbereiden op transport:
1. Maak een backup van de bestanden op de vaste schijf. Gebruik hiervoor PD-diskettes,
tapecartridges, cd's of diskettes. Zorg ervoor dat de backupmedia tijdens opslag of transport niet
worden blootgesteld aan elektrische of magnetische impulsen.
Opmerking De vaste schijf wordt automatisch vergrendeld wanneer het systeem wordt
uitgezet.
2. Verwijder alle verwisselbare media en sla deze op.
3. Plaats een lege diskette in de diskettedrive om de drive tijdens het vervoer te beschermen. Gebruik
hiervoor geen diskette waarop u gegevens heeft opgeslagen of waarop u nog gegevens wilt
opslaan.
4. Zet de computer en de externe apparatuur uit.
5. Neem het netsnoer uit het stopcontact en ontkoppel het snoer van de computer.
6. Koppel de systeemonderdelen en de externe apparaten los van hun voedingsbron en vervolgens
van de computer.
42 Bijlage E Richtlijnen voor gebruik, regelmatig onderhoud en voorbereiding voor
transport
NLWW
Opmerking Zorg ervoor dat alle uitbreidingskaarten stevig vastzitten in de
uitbreidingsslots.
7. Verpak de systeemonderdelen en de externe apparatuur in de originele of een soortgelijke
verpakking en gebruik voldoende opvulmateriaal om de apparatuur te beschermen.
NLWW Computer voorbereiden op transport 43
44 Bijlage E Richtlijnen voor gebruik, regelmatig onderhoud en voorbereiding voor
transport
NLWW
Index
A
Aan/uit-lampje 2
Achterkant, onderdelen 3
Afdekplaatje voor uitbreidingsslot,
vervangen 21
Applicatietoets 4
Audioconnectoren 2, 3
B
Batterij vervangen 33
Beugel, uitbreidingskaart,
vervangen 20
Beveiliging
hangslot 38
kabelslot 37
C
Cd-rom-drive
optische-schijfeenheid 2
Computer
beveiligingsslot 37
desktopmodel ombouwen naar
een tower 6
richtlijnen voor gebruik 41
specificaties 31
transport voorbereiden 42
voorzieningen 1
Computerconfiguratie wijzigen 6
Connector
audio 3
audio-uitgang 3
DVI-D-monitor 3
hoofdtelefoon 2
microfoon 2
monitor 3
netsnoer 3
parallelle poort 3
PS/2-muis 3
PS/2-toetsenbord 3
RJ-45 3
serienummer 3
D
DIMM's
capaciteit 16
geheugenmodule 16
installatie-instructies 18
installeren 16
specificaties 16
voetjes 17
Dvd-rom-drive
optische-schijfeenheid 2
DVI-D-monitorconnector 3
E
Elektrostatische ontlading
voorkomen 39
G
Gegevenskabel, van de vaste schijf
loskoppelen 23
Geheugenmodule
asymmetrische modus 17
capaciteit 16
enkelkanaalmodus 17
installatie-instructies 18
installeren 16
interleaved modus 17
locatie van voetjes 17
specificaties 16
voetjes 17
H
Hangslot 38
Hoofdtelefoon/audio-uitgang 3
Hoofdtelefoonconnector 2
I
Installatierichtlijnen 9
Installeren
batterij 33
beveiligingsslot 37
DIMM's 16, 18
geheugenmodule 16, 18
optische-schijfeenheid 29
uitbreidingskaart 20
Interne onderdelen van de
computer, toegang tot 10
K
Kabel
luidspreker 12
optische-schijfeenheid 12, 26
slot 37
vaste schijf, gegevens 23
vaste schijf, voedings 23
ventilator 12
L
Lampje, aan/uit 2
Luidsprekerkabel,
loskoppelen 12
M
Microfoonconnector 2
Monitor, DVI-D-connector 3
Monitorconnector 3
Muisconnector 3
N
Netsnoerconnector
kabel van de vaste schijf,
loskoppelen 23
locatie 2, 3
O
Onderdelen
achterkant 3
NLWW Index 45
toetsenbord 4
voorkant 2
Onderdelen aan de voorkant 2
Ontgrendelen,
toegangspaneel 37
Ontgrendeling
optische-schijfeenheid
bevestigen 28
Optische-schijfeenheid
installeren 29
kabel, loskoppelen 12, 26
locatie 2
ontgrendeling bevestigen 28
reinigen 42
richtlijnen 42
verwijderen 26
voorzorgsmaatregelen 42
P
Paneel, voorpaneel
verwijderen 11
Parallelle poort 3
PCI Express-kaart,
uitbreidingskaart 20
PCI-kaart, uitbreidingskaart 20
Poorten
USB, achterkant 3
USB, voorkant 2
Productidentificatie, locatie 6
R
Richtlijnen, computergebruik 41
RJ-45 connector 3
S
Schijfeenheid
geleideschroeven van de vaste
schijf overzetten 24
optische-schijfeenheid
installeren 29
optische-schijfeenheid
verwijderen 26
vaste schijf uitbreiden 22
vaste schijf verwijderen 23
Schroeven
overzetten op de vaste
schijf 24
Seriële poort 3
Serienummer, locatie 6
Sloten
hangslot 38
kabelslot 37
Specificaties
computer 31
DIMM's 16
geheugenmodule 16
Statuslampjes 4
T
Toegangspaneel
vergrendelen en
ontgrendelen 37
verwijderen 10
Toetsenbord
connector 3
onderdelen 4
Towerconfiguratie 6
Transport voorbereiden 42
U
Uitbreidingskaart
beugel 20
PCI Express-kaart 20
PCI-kaart 20
vervangen 20
USB-poorten
achterkant 3
voorkant 2
V
Vaste schijf
lampje 2
uitbreiden 22
verwijderen 23
Ventilatie 41
Ventilatorkabel, loskoppelen 12
Verwijderen
batterij 33
optische-schijfeenheid 26
toegangspaneel 10
uitbreidingskaart 20
vaste schijf 23
voorpaneel 11
Voedingseenheid
bedrijfsspanning 31
kantelen 15
Voedingseenheid kantelen 15
Voorpaneel verwijderen 11
W
Windows-logotoetsen
functie 5
locaties 4
46 Index NLWW
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52

HP Compaq dc7700 Ultra-slim Desktop PC Referentie gids

Type
Referentie gids