Nederlands
Geleverde onderdelen
•
CCD-camera
• C/CS-adapter
•
CD met software voor afstandsbediening en
uitgebreide gebruikershandleiding
•
Beknopte handleiding
Belangrijk
Deze beknopte handleiding is alleen bedoeld voor
installateurs met een grondige praktijkkennis van
videosystemen!
Deze handleiding geeft alleen in het kort de
belangrijkste informatie over de camera. Het is echter
van vitaal belang dat u ook de uitgebreide
gebruikershandleiding op de CD raadpleegt.
Onderdelen van de camera
Zie afbeeldingen B, C, D en E
1. Back-focus-ring
2. Borgschroef voor back-focus
3. Statiefbevestiging
4. IRIS-connector
5. Voedingsindicator
6. BNC-connector voor composiet videosignaal
7. Voedingskabel (of aansluiting)
8. Aansluitingen voor externe bediening
9. Mini-DIN-connector voor video-uitgang (Y/C)
10. Lensschakelaar
11. Bedieningstoetsen OSD-menu
12. PC-connector (alleen voor fabriekstest)
Camera installeren
Stap 1: Camera monteren
1. Bevestig de camera aan een wandsteun,
plafondsteun, pan/tilt-adapter of ander geschikt
montagepunt. Gebruik een draadbus van ¼ inch
voor het driepootstatief (3) zodat de camera niet
kan draaien.
2. Bevestig de kabelgeleider aan de camera, zodat
de bekabeling veilig op zijn plaats blijft (zie
afbeelding A).
Stap 2: Lens aan de camera schroeven
Kies een van de volgende opties:
Voor een C-mount lens: Bevestig een
CS-C-adapter aan de camera en schroef daarna
de lens op de camera.
Voor een CS-mount lens: Schroef de lens
rechtstreeks op de camera (geen adapterring
nodig).
Stap 3: Lens aansluiten
Voor deze camera kunnen twee lenstypen (DC of
videogestuurd) worden gebruikt. Kies DC of VIDEO
met schakelaar (10) voordat u de lens aansluit en
zorg dat de bekabeling voor elk type lens
overeenkomt met onderstaande informatie.
Sluit daarna de besturingskabel aan op de
IRIS-connector (4, voorzijde of zijkant) van de
camera.
Stap 4: Videosignaal aansluiten
Kies een van de volgende opties:
Voor composiet video: Sluit een coaxkabel aan
tussen de BNC-connector VIDEO OUT (6) en de
monitor.
Voor Y/C-signaal: Verbind de
mini-DIN-connector Y/C (9) met de monitor.
Stap 5: Synchronisatie
Voor deze camera zijn de modi LL en INT beschikbaar.
De standaardinstelling is Line Lock bij wisselspanning.
U kunt de instelling indien gewenst veranderen in INT.
Stap 6: Besturingssignaal aansluiten
Sluit het besturingssignaal aan op de klemmen GND
en AL IN (8).
Stap 7: RS485 data-interface aansluiten
Voor het werken met configuratiesoftware sluit u de
interfacekabel aan op de RS485-klemmen (8).
Stap 8: Voedingsspanning aansluiten
Sluit de kabel van de voedingseenheid aan op de
voedingsconnectors (7) (zie afbeelding E):
Let op
Gebruikt u een gelijkspanningsvoeding (DC), let
dan op de juiste polariteit. Bij een omgewisselde
polariteit kan de camera beschadigd raken en/of
niet goed werken.
Kies een van de volgende opties:
Voor 12 V DC:
Sluit de aardmantel aan op de klem GND (13).
Sluit 12 V (-) aan op de klem =DC12V- (14).
Sluit 12 V (+) aan op de klem =DC12V+ (15).
Voor 24 V AC:
Sluit de wisselspanning van 24 V (~) aan op
de klemmen ~AC24V (14 en 15).
Sluit de aardmantel aan op de klem GND (13).
Camera instellen
Back-focus instellen
Let op
De camera kan beschadigd raken! Controleer of de
borgschroef is losgedraaid voordat u de
back-focus-stelschroef verdraait. Forceer de
stelschroef niet.
Lens met vaste focus
1. Draai de borgschroef (2) linksom om de borging
op te heffen.
2. Open het diafragma volledig (handmatig of via het
OSD-menu). Bij overbelichte beelden of bij lenzen
met automatische brandpuntsinstelling: verlaag
de hoeveelheid omgevingslicht of houd een
neutraal grijsfilter voor de lens.
3. Stel de scherpte in op
∞
.
4. Richt de camera op een object (op een afstand
van minimaal 2000 keer de brandpuntsafstand
van de lens).
5. Stel de brandpuntsafstand met de back-focus-ring
(1) in op een beeld met optimale scherpte.
6. Draai de borgschroef (2) weer vast.
Varifocuslens
1. Draai de borgschroef (2) linksom om de borging
op te heffen.
2. Open het diafragma volledig (handmatig of via het
OSD-menu). Bij overbelichte beelden of bij lenzen
met automatische brandpuntsinstelling: verlaag
de hoeveelheid omgevingslicht of houd een
neutraal grijsfilter voor de lens.
3. Stel de scherpte in op ∞.
4. Kies de groothoekinstelling (minimale
brandpuntsafstand).
5. Richt de camera op een object (op een afstand
van minimaal 2000 keer de brandpuntsafstand
van de lens).
6. Stel de brandpuntsafstand met de back-focus-ring
(1) in op een beeld met optimale scherpte.
7. Kies de tele-instelling (maximale
brandpuntsafstand) en stel de lensfocus af op een
scherp beeld.
8. Stel nu weer de minimale brandpuntsafstand
(groothoek) in en gebruik de stelschroef (1) voor
de fijnafregeling van de beeldscherpte.
9. Draai de borgschroef (2) weer vast.
Cameraparameters instellen
U kunt de camera-instellingen ook in het schermmenu
(OSD) aanpassen. De bedieningstoetsen voor dit
menu bevinden zich in de linkerzijkant van de camera
achter een schuifje. Het schermmenu is Engelstalig.
Bedieningstoetsen en functies
Druk op ENTER om het menu te openen.
Gebruik de navigatietoetsen (OMHOOG,
OMLAAG, RECHTS, LINKS) om door het menu te
bladeren.
Verplaats de cursor naar EXIT en druk op ENTER
om de instellingen op te slaan en het menu te
verlaten.
Verplaats de cursor naar CANCEL en druk op
ENTER om het menu te verlaten zonder de
instellingen op te slaan.
Selecteer DEFAULT om terug te gaan naar de
fabrieksinstellingen.
Schermmenu
Dit overzicht behandelt alleen de hoogste
menuniveaus. Voor de submenu's verwijzen we u naar
de uitgebreide gebruikershandleiding op de CD.
Dag/nacht-modus
Omsch.niv. dag/nacht-modus
Vertraging dag/nacht-modus
Belichtingsmodus
Sluitersnelheid
Maximale versterking
Externe synchronisatie
Tegenlichtmodus
Witbalans
Gammawaarde
Beeldscherpte
Spiegelfunctie
Blokkering privacy-zone
Optioneel menu
Afstandsbediening
Schermmenu verlaten
Bediening en opslag
Gebruik of bewaar de camera nooit onder de
volgende omstandigheden:
•
Plaatsen met extreem hoge of lage temperaturen.
• Dicht bij sterke magnetische bronnen.
•
Dicht bij bronnen die sterke elektromagnetische
straling afgeven, b.v. zendapparatuur.
•
In vochtige of extreem stoffige ruimten.
• Plaatsen waar sterke mechanische trillingen
kunnen optreden.
• Dicht bij TL-verlichting of reflecterende
oppervlakken.
• Onder instabiele of flikkerende lichtbronnen.
Onderhoud
De camera is onderhoudsvrij.
Lichte vervuiling op de camerabehuizing kan met een
zachte, schone doek worden verwijderd. Treedt er
zware vervuiling op, dan moet de camera in een
beschermende behuizing worden gemonteerd.
Specificaties
Actieve pixels: 752 (H) x 582 (V)
Scanningsysteem: 2:1 interlaced PAL
Hor. resolutie: 520 TVL
Min. belichting: 0,4 lux bij F1.4
S/R-afstand: >50 dB
Synchronisatie: Intern of Line Lock
Videosignaal: Composiet of Y/C
Voeding: 12 V DC / 24 V AC
±
10% of
100-240 V AC ±10%, 50 Hz
Verbruik: 8 VA (max.)
Gewicht: 550 g (max.)
Bedrijfstemperatuur: -10 ~ +50
℃
Videolens DC-lens
1. +12 V 1. Demping -
2. Niet gebruikt
2. Demping +
3. VIDEO 3. Motor +
4. GND 4. Motor -
D/N MODE
D/N LEVEL
D/N DELAY
EXPOSURE
SHUTTER
GAIN
SYNC
BLC
WHITE BAL
GAMMA
APERTURE
MIRROR
PRIVACY ZONE
OPTION
REMOTE
EXIT
Alle wijzigingen voorbehouden
© 2005 Siemens Building Technologies:
Fire and Security Products