Mountfield M44, M60, M61, M64 de handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Mountfield M44 de handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
NEDERLANDS
NL NL
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1) Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door. Zorg
dat u vertrouwd raakt met de bedieningsknoppen en u in
staat bent de grasmaaier op de juiste wijze te gebruiken.
Leer hoe u de motor snel kunt uitschakelen.
2) Gebruik de grasmaaier uitsluitend voor het doel
waarvoor hij is bestemd, dat wil zeggen voor het
maaien en het opvangen van gras. Ieder doel waarvoor
de grasmaaier wordt gebruikt dat niet uitdrukkelijk in de
gebruiksaanwijzing wordt vermeld kan gevaarlijk zijn en
zou de machine kunnen beschadigen.
3) Laat kinderen of personen die deze gebruiksaanwij-
zing niet gelezen hebben de grasmaaier niet gebruiken.
De leeftijd van de gebruiker kan landelijk gereglemen-
teerd zijn.
4) Gebruik de grasmaaier in geen geval:
– als er personen, met name kinderen of dieren in de
buurt zijn;
– als u onder invloed van medicijnen of alcohol e.d. bent
omdat deze uw reactievermogen kunnen verminderen.
5) Denk eraan dat de gebruiker van de grasmaaier aan-
sprakelijk is voor ongevallen en onvoorziene gebeurte-
nissen die personen of hun eigendommen kunnen over-
komen.
1) Tijdens het maaien dient u altijd stevige schoenen
en een lange broek te dragen. Gebruik de grasmaai-
er niet met blote voeten of met open sandalen.
2) Controleer het gehele terrein dat u wilt maaien grondig
en verwijder alles wat door de machine kan worden uit-
gestoten of de snijgroep en de motor zou kunnen
beschadigen (zoals stenen, takken, ijzerdraad, botten
e.d.).
3) LET OP: GEVAAR! De benzine is bijzonder brand-
baar:
– bewaar de brandstof in speciale tanks;
giet de brandstof, met behulp van een trechter en
alleen in de open lucht, in de tank. Tijdens deze han-
deling en bij het hanteren van de brandstof is het ver-
boden te roken.
– giet de brandstof in de tank vóórdat u de motor aan-
zet: als de motor aanstaat of warm is mag u geen benzi-
ne toevoegen of de dop van de benzinetank afdraaien;
– als u benzine gemorst hebt mag u de motor niet star-
ten maar dient u de grasmaaier uit de buurt van de plek
waar u de benzine gemorst hebt te brengen en voorko-
men dat er brand ontstaat. U dient te wachten totdat de
brandstof verdampt is en de benzinedampen opgelost
zijn;
– draai de dop altijd weer goed op de benzinetank op de
grasmaaier en het benzineblik.
4) Vervang de geluiddempers als deze defect zijn.
5) Vóór het gebruik dient u een algemene controle te
verrichten en dient u met name de toestand van de
messen te controleren en dient u te kontroleren of de
bouten en de messen niet versleten of beschadigd
zijn. Vervang het beschadigde of versleten mes en/of
B) VOOR HET GEBRUIK
A) VOORBEREIDING
bouten altijd samen, om ervoor te zorgen dat het maai-
dek in balans blijft.
6) Vóórdat u met het maaien begint, dient u de bescher-
mingen te monteren (opvangzag en afschermkap).
1) Start de motor niet in gesloten ruimten, waar zich
gevaarlijke koolstofmonoxyde kan ontwikkelen.
2) Werk alleen bij daglicht of bij goed kunstlicht.
3) Indien mogelijk, maai niet als het gazon nat is.
4) Kontroleer op een glooiend terrein altijd of u voldoen-
de steunpunten heeft.
5) Ren in geen geval, maar loop gewoon; laat u niet
voorttrekken door de grasmaaier;
6) Maai een helling altijd in de dwarsrichting en nooit van
boven naar beneden.
7) Pas goed op als u op een helling van richting veran-
dert;
8) Maai geen gazons die een helling van meer dan 20°
hebben.
9) Pas goed op als u de grasmaaier naar u toe haalt;
10) Als de grasmaaier om vervoersredenen schuin
gehouden moet worden, of als u de grasmaaier over een
terrein verplaatst waar geen gras ligt, of als de gras-
maaier van of naar het te maaien terrein verplaatst dient
u het mes vast te zetten.
11) Gebruik de grasmaaier nooit om gras te maaien als
de beveiligingen beschadigd zijn, of zonder de grasop-
vangzak of zonder de deflector.
12) Wijzig de afstelling van de motor niet en laat het toe-
rental van de motor niet buitengewoon hoog oplopen.
13) Bij de modellen met voorttrekking, dient u vóórdat u
de motor start de wielaandrijving uit te schakelen.
14) Start de motor voorzichtig volgens de aanwijzingen
en houd uw voeten uit de buurt van het mes.
15) Houd de grasmaaier niet schuin bij het inschakelen.
Schakel de grasmaaier op een vlakke ondergrond in
waar geen obstakels zijn of hoog gras.
16) Kom niet met uw handen of voeten in de buurt van
of onder de roterende gedeelten. Blijf altijd uit de buurt
van de uitwerpopening.
17) Til de grasmaaier niet op of vervoer de grasmaaier
niet terwijl de motor draait.
18) Schakel de motor uit en koppel de bougiekabel
los:
– vóórdat u enige werkzaamheden onder het maaidek
uitvoert of vóórdat u het uitwerpkanaal leegt;
– vóórdat u de grasmaaier kontroleert, schoonmaakt of
ermee werkt;
– nadat u op een vreemd voorwerp gestoten bent, con-
troleer of de grasmaaier beschadigd is en voer de nodi-
ge reparaties uit vóórdat u de maaier opnieuw gebruikt;
– als de grasmaaier op ongebruikelijke manier begint te
trillen (probeert u onmiddellijk de oorzaak van het trillen
te achterhalen en te verhelpen).
19) Schakel de motor uit:
– iedere keer als u de grasmaaier onbeheerd achterlaat.
Haal bij de modellen die elektrisch bestuurd worden ook
de sleutel eruit;
– vóórdat u benzine bijtankt;
– iedere keer als u de grasopvangzag verwijdert of
opnieuw aanbrengt;
– vóórdat u de maaihoogte afstelt.
C) TIJDENS HET GEBRUIK
43
NEDERLANDS
NL NL
20) Neem gas terug vóórdat u de motor uitschakelt.
Draai na het maaien de benzinetoevoer dicht, waarbij u
de aanwijzingen in het motorinstructieboekje nauwkeurig
dient op te volgen.
21) Tijdens het maaien dient u altijd een veiligheidsaf-
stand van het roterende mes in acht te nemen, afhanke-
lijk van de lengte van de handgreep.
1) Laat de bouten en de schroeven vastgedraaid zitten
om er zeker van te zijn dat de machine altijd op een vei-
lige manier gebruiksklaar is. Als u regelmatig onderhoud
aan de grasmaaier pleegt zal de werking van de maaier
veilig blijven en zal het prestatieniveau gelijk blijven.
2) Zet de grasmaaier niet met benzine in de tank in een
ruimte waar de benzinedampen met vlammen, vonken of
een warmtebron in aanraking zouden kunnen komen.
3) Laat de motor afkoelen vóórdat u de grasmaaier
opbergt.
4) Om het brandgevaar zoveel mogelijk te beperken
dient u de motor, de geluiddemper van het uitwerp-
mechanisme, de accubak en de benzinetank vrij te
houden van gras, bladeren of teveel vet. Laat geen
zakken of bakken met gemaaid gras in de opslagruimte
achter.
5) Controleer de deflector en de opvangzag regelmatig
zodat u kunt controleren of deze onderdelen versleten of
beschadigd zijn.
6) Als u de tank moet legen, dient u dit in de open lucht
te doen en terwijl de motor koud is.
7) Trek werkhandschoenen aan als u het mes demonteert
en opnieuw monteert.
8) Zorg dat het maaidek opnieuw in balans wordt
gebracht nadat het mes geslepen is. Alle handelingen
aan het maaidek (demontage, slijpen, in balans brengen,
hermontage en/of vervanging) vergen een welbepaalde
vaardigheid en het gebruik van speciaal gereedschap; uit
veiligheidsoverwegingen, dienen deze handelingen bij-
gevolg uitgevoerd te worden in een gespecialiseerd serv-
icecentrum.
9) Gebruik de machine, uit veiligheidsoverwegingen,
nooit met onderdelen die versleten of beschadigd
zijn. De onderdelen moeten vernieuwd en niet gere-
pareerd worden. Altijd originele onderdelen gebrui-
ken (de messen moeten altijd gemerkt ziijn met dit
teken ). Onderdelen van andere kwaliteit kunnen
de machine beschadigen en kunnen gevaarlijk zijn
voor de gebruiker.
1) Telkens wanneer de machine verplaatst, geheven, ver-
voerd of overgeheld moet worden, is het noodzakelijk:
– stevige werkhandschoenen te dragen;
– neem de machine vast op punten waar u een stevige
grip hebt, rekening houdend met het gewicht en de
spreiding van het gewicht;
– doe een beroep op een toereikend aantal personen die
het gewicht van de machine kunnen heffen, volgens de
kenmerken van het transportmiddel of de plaats waar de
machine opgenomen of opgesteld moet worden.
E) TRANSPORT EN VERPLAATSING
D) ONDERHOUD EN OPSLAG
HET MILIEU
Omwille van het milieu willen wij de volgende punten graag
speciaal onder uw aandacht brengen:
Gebruikte altijd acrylaatbenzine (zgn. milieubenzine).
• Gebruikte altijd een trechter en/of een benzinejerrycan
met een beveiliging tegen overlopen teneinde morsen bij
het vullen van de benzinetank te vermijden.
Vul de benzinetank niet helemaal tot aan de rand.
Vul niet teveel motor- en/of transmissieolie bij.
Vang bij verversen alle gebruikte olie op. Niet morsen.
Lever de olie in bij een recyclingsstation.
Gooi gebruikte oliefilters niet een afvalbak. Lever deze in
bij een recyclingsstation.
Gooi gebruikte loodaccu’s niet een afvalbak. Lever deze
in bij een accuverzameldepot voor recycling (dit betreft
door accu’s aangedreven machines en machines met
accustart).
Vervang de geluiddemper als deze kapot is. Gebruik bij
reparatie altijd originel reserveonderdelen.
Als de machine oorsprnkelijk is uitgerust met een kataly-
sator en deze is kapot, monteer dan bij het vervangen een
nieuwe katalysator.
Laat de carburateur indien nodig altijd door een vakman
afstellen.
Reining hat luchtfilter ivereenkomstig de gegeven instruc-
ties.
Wanneer de machine na een groot aantal jaren trouwe
dienst moet worden vervangen of niet langer nodig is,
raden wij u aan de machine voor recycling in te leveren bij
uw dealer.
PRODUCTIDENTITEIT
De identiteit van het product wordt bepaald door het onder-
deel-en serienummer van de machine.
Zijn terug te vinden op deze sticker die op het chassis van
de machine zit geplakt:
Gebruik deze twee identiteitsaanduidingen bij al uw contac-
ten met de servicewerkplaatsen en wanneer u reserve-
onderdelen koopt.
Na het uitpakken van de machine moet u deze nummers zo
snel mogelijk op de laatste bladzijde van dit boekje schrij-
ven.
De fabrikant behoudt zich het recht voor om de producten
te wijzigen zonder aankondiging vooraf.
44
ART. NR
SERIE NR.
NEDERLANDS
NL NL
BELANGRIJK
Voor de aanwijzingen met betrekking tot de motor en
de accu, raadpleeg de specifieke handleidingen.
Onderdelen met sterretje (*) zijn standaard voor sommige
modellen en landen.
Sommige modellen hebben geen gashendel. Het toerental
van de motor is zodanig ingesteld dat de motor optimaal
draait en de uitstoot van uitlaatgassen minimaal is.
SYMBOLEN
Op de machine ziet u de volgende symbolen om u eraan te
herinneren dat voorzichtigheid en oplettendheid bij gebruik
geboden is.
Betekenis van de symbolen:
Waarschuwing: Lees de gebruikaanwijzing vóórdat
u deze maaier gebruikt.
Waarschuwing! Houd omstanders op afstand. Kijk
uit voor uit de machine weggeslingerde voorwer-
pen.
Waarschuwing! Zorg dat uw handen en voeten niet
onder het maaidek kunnen komen als de machine
loopt.
Waarschuwing! Vóór het verrichten van reparaties
eerst de bougiekabel losmaken van de bougie.
Waarschuwing! Kantel de maaier altijd
achterover als u de onderkant wilt schoon-
maken. Kantelt u de machine in een ande-
re richting, dan kan er olie of benzine uit lekken.
INLEIDING
Type I
Type II
Type III
G Start/stop-beugel
H Gashendel (*)
J Koppelingsbeugel (*)
K Elektrische starter (*)
L Toerenregelaar (*)
MONTAGE
LOSSE ONDERDELEN IN DE DOOS
2 houders voor de grasopvangbak
4 schroeven voor de houders
1 contactsleutel (*)
1 acculader (*)
1 inbussleutel
1 dopsleutel
+ Gebruikershandleidingen
DUWBOOM (Type I-II)
1. Klap het onderste gedeelte van de duwboom omhoog.
2. Zet het bovenste gedeelte van de duwboom vast met
behulp van de afstandsringen en afsluitknoppen. Aan de
rechterzijde bevindt zich een oog voor de gashendel
(afb. 1).
3. Draai daarna de afsluitknoppen op het onderste gedeel-
te van de duwboom vast. Als deze zijn vastgedraaid, kan
de hoogte van de duwboom worden aangepast door de
schroeven A met de bijgeleverde sleutel aan te draaien.
(afb. 2)
DUWBOOM (Type III)
1. Draai de afsluitknoppen los van het chassis en zet het
onderste gedeelte van de duwboom vast op de schroe-
ven B (afb. 3).
45
G
K*
J*
H*
STOP
G
L*
K*
J*
H*
G
J*
H*
G
J*
NEDERLANDS
NL NL
2. Zet het bovenste gedeelte van de duwboom vast met
behulp van de afstandsringen en afsluitknoppen. Aan de
rechterzijde bevindt zich een oog voor de gashendel (afb.
1).
3. Draai daarna de afsluitknoppen op het onderste gedeel-
te van de duwboom vast. Als deze zijn vastgedraaid, kan
de hoogte van de duwboom worden aangepast.
KABELGELEIDER
Zet de kabels vast in de kabelgeleiders (afb. 4):
D: Start/stop-kabel + koppelingskabel (*)
E: Gaskabel (*) + koppelingskabel (*)
F: Stroomkabel (*) + kabel toerenregelaar (*)
TOERENREGELAAR (*)
Bij aflevering is de kabel van de toerenregelaar zo ingesteld
dat de transmissie niet beschadigd kan raken. De kabel
moet misschien worden bijgesteld. Kijk hiervoor bij "KABEL
TOERENREGELAAR AFSTELLEN" in het gedeelte "ONDER-
HOUD".
GRASOPVANGBAK
Til de flap op en bevestig de twee houders met de bijgele-
verde schroeven aan de grasopvangbak. De houders zijn
voorzien van de letters «L» en «R» en moeten op de corres-
ponderende markering op de achterzijde van de grasmaaier
gemonteerd worden (afb. 5).
Grasopvangbak van stof (*): Plaats de stoffen zak over het
stalen frame en klik de zak dan vast op de plastic klep (afb.
6).
Plastic grasopvangbak (*): Klik beide helften aan elkaar en
klik daarna het bovenste gedeelte erop vast (afb. 7).
Open de flap op de machine en bevestig de grasopvangbak
op de houders.
LET OP! U kunt de grasmaaier zonder grasopvangbak
gebruiken. Het gras komt dan in een lijn achter uit de machi-
ne.
ACCU (*)
De accuvloeistof is giftig en bijtend en kan
zware brandwonden veroorzaken. Vermijd con-
tact met huid, ogen en kleding.
Laad de accu voordat u deze voor het eerst gaat gebruiken
24 uur op. Meer informatie vindt u onder ONDERHOUD,
ACCU.
Steek de contactsleutel (*) in het slot.
GEBRUIK VAN DE GRASMAAIER
COMBI (*)
Uw nieuwe grasmaaier combineert twee functies in één
machine:
1. "MULCHING"
De machine wordt geleverd met een plug (P), die is gemon-
teerd in de grasuitworp (afb. 8). De grasmaaier kan worden
gebruikt voor ‘Mulching’. Dit betekent dat het gras tijdens
het maaien extra wordt fijngeknipt. Het gras valt dan op het
gazon zodat het kan composteren. Het gazon wordt zo
gevoed.
Druk de vergrendeling (R - afb. 8a) in om de plug te verwij-
deren. Als u de plug weer opnieuw wilt installeren moet u
beide pinnen stevig in de gaten duwen zodat de plug op zijn
plaats klikt.
43 cm Combi:
Draai de vleugelmoer los om de plug te verwijderen (afb. 8b).
2. GRASOPVANG
Monteer de bijgeleverde grasopvangbak (afb. 6, 7). Open de
flap, verwijder de plug en haak in plaats daarvan de grasop-
vangbak aan de achterzijde van de machine.
Tijdens het maaien wordt het gras in de bak opgevangen.
Leeg de bak op de composthoop of verspreid het gras over
de borders als voeding.
3. UITWERPEN AAN ACHTERKANT
Gebruik de maaier zonder de plug of de grasopvangbak
(klep gesloten). Het gras wordt onversnipperd aan de
achterkant uitgeworpen.
STARTEN VAN DE MOTOR
1. Zet de grasmaaier op een vlakke en vaste ondergrond.
Start niet in lang gras.
2. Zorg ervoor dat de bougiekabel aangesloten is op de
bougie.
3. Knijp de start/stop-beugel G tegen de duwboom. LET
OP! De start/stop-beugel G ingedrukt houden om de
motor niet te laten stoppen (afb. 9).
4a Handmatige start: Pak de starthendel vast en start de
motor door een snelle ruk aan het startsnoer.
4b Elektrische start (K*): Start de motor door de contact-
sleutel rechtsom te draaien. Laat de sleutel los wanneer
de motor start. Houd de startpogingen altijd kort, om de
accu niet uit te putten.
5. Voor de beste maairesultaten de motor altijd op volgas
gebruiken.
46
NEDERLANDS
NL NL
MOTOR STOPPEN
Direct na gebruik kan de motor bijzonder heet
zijn. Raak de demper, de cilinder of de koelrib-
ben niet aan. Dit kan ernstige brandwonden
veroorzaken.
Laat de start/stop-beugel G los (afb. 9) om de motor te laten
stoppen.
Wanneer de start/stopbeugel niet meer werkt,
stop dan de motor door de bougiekabel los te
maken van de bougie. Breng de grasmaaier
onmiddellijk naar een erkende werkplaats voor
reparatie.
ACHTERWIELAANDRIJVING (*)
Schakel de overbrenging in door de koppelingsbeugel J
tegen de duwboom te drukken. Ontkoppel de overbrenging
door de koppelingsbeugel J los te laten (afb. 9).
SNELHEID (*)
De toerenregelaar niet aanraken als de motor
loopt. Dit kan de werking van de toerenregelaar
aantasten.
Op een geschikte snelheid zetten door de toerenregelaar in
een van de 4 standen te plaatsen (afb. 10).
De verschillende standen corresponderen met de volgende
snelheid:
Stand : ong. 2,8 km/u
Stand 2: ong. 3,1 km/u
Stand 3: ong. 3,6 km/u
Stand : ong. 4,5 km/u
MAAIHOOGTE
Stel de maaihoogte niet zo laag in dat het mes
(de messen) in contact komt(en) met oneffenhe-
den op de grond.
De grasmaaier heeft een hendel voor het instellen van de
maaihoogte. Trek de hendel naar buiten en stel de maai-
hoogte in op een van de negen standen die het best
geschikt is voor uw gazon (afb. 11).
ONDERHOUD
BELANGRIJK – Een regelmatig en zorgvuldig onder-
houd is van wezenlijk belang om de veiligheid en oor-
spronkelijke prestaties van de machine in stand te
houden.
Draag sterke werkhandschoenen vóór elke reiniging,
onderhoudsbeurt of afstelling van de machine.
Indien het nodig is toegang te hebben tot de onderkant
van de machine, wordt de machine uitsluitend overge-
held langs de zijde aangeduid op de handleiding van de
motor, volgens de aangegeven instructies.
SCHOONMAKEN
Was de machine zorgvuldig na elk gebruik; verwijder
gras en modder die zich opgehoopt hebben aan de
binnenkant van het chassis, om te voorkomen dat deze
ter plaatse drogen en de machine de daaropvolgende
keer moeilijk gestart wordt.
De laklaag aan de binnenkant van het chassis kan met-
tertijd loskomen door de schurende werking van het
gemalen gras; mocht dit voorvallen, werk de laklaag dan
tijdig bij met een roestvrije verf, om te voorkomen dat
roest ontstaat dat het metaal aantast.
Verwijder de kap van de transmissie door de schroeven S
(afb. 12) te verwijderen en maak het gebied rond de trans-
missie (*) en de aandrijfriemen (*) een of twee keer per jaar
schoon met een borstel of perslucht.
Ieder seizoen moeten de aandrijfwielen (*) aan de binnenzij-
de schoongemaakt worden. Verwijder beide wielen.
Verwijder met een borstel of perslucht gras en vuil van het
tandwiel en de velg (afb. 13).
AANDRIJFAS (*) SMEREN
Eens per seizoen de spie van de aandrijfas smeren.
Verwijder het wiel (wielkap, schroef en afstandsring).
Verwijder dan de borgveer en de afstandsring zodat het
tandwiel van de aandrijfas gehaald kan worden. Smeer de
spie met universeel vet.
Monteer de spie opnieuw (de spie moet links en rechts op
een verschillende manier gemonteerd worden, afb. 14-15).
Monteer het tandwiel zo dat «L» zichtbaar is aan de linker-
zijde en «R» aan de rechterzijde (grasmaaier van de achter-
zijde bekeken).
ACCU (*)
Bij normaal gebruik in het maaiseizoen wordt de accu opge-
laden door de motor. Als de motor niet gestart kan worden
met de startsleutel, kan de oorzaak een lege accu zijn.
Verwijder de accu door het accudeksel te openen, de con-
tactpunten met de motor los te maken en de accu uit te
nemen (afb. 16). Sluit de accu aan op de acculader (bijgele-
verd), sluit de acculader daarna aan op een stopcontact.
Laat de accu 24 uur opladen (afb. 17).
Na opladen de accu weer plaatsen en aansluiten op de
motor (afb. 18).
De acculader mag niet direct op het aansluitcontact van de
47
NEDERLANDS
NL NL
motor worden aangesloten. Het is niet mogelijk de motor te
starten met de acculader. De motor en acculader kunnen
beschadigd raken.
WINTERSEIZOEN
Verwijder de accu en bewaar deze volledig opgeladen (zie
boven) op een droge en koele plaats (tussen de 0°C en
+15°C). De accu moet minimaal één keer per winterseizoen
worden opgeladen.
Vóór het begin van het seizoen de accu nogmaals 24 uur
opladen.
KOPPELINGSKABEL AFSTELLEN (*)
Wanneer de overbrenging niet is ingekoppeld wanneer de
koppelingsbeugel tegen het stuur wordt geknepen, of wan-
neer de maaier als traag of langzaam wordt ervaren, kan de
oorzaak zijn dat de koppeling in de transmissie slipt. Om dit
te herstellen, stelt u de koppelingskabel als volgt af (bij stil-
staande motor):
1. Wanneer de koppelingsbeugel is losgelaten moet de
machine zonder weerstand naar achteren geduwd kun-
nen worden. Als dat niet het geval is, schroef dan stel-
nippel T in totdat de machine kan rollen (afb. 19).
2. Als de koppelingsbeugel ong. 2 cm (stand 1) wordt inge-
drukt, moet er weerstand zijn als de grasmaaier vooruit
wordt geduwd. Met de beugel geheel ingedrukt (stand 2)
zou rollen niet moeten gaan. Schroef de stelnippel T
helemaal uit tot deze stand is bereikt.
KABEL TOERENREGELAAR AFSTELLEN (*)
Als het verschil tussen de instellingen in de toerenregelaar
met de hoogste snelheid (stand 3 en ) niet groot is of
als er geen verschil is, moet de toerenregelaar misschien
strakker worden afgesteld (afb. 10).
1. Laat de grasmaaier enkele minuten in stand lopen .
2. Als de toerenregelaarkabel speling laat zien in nippel Y
moet deze strakker gezet worden. Draai de moer X los en
zet de kabel strakker door de nippel Y los te draaien tot-
dat de kabel geen speling meer heeft.
3. Draai moer X weer aan.
N.B.! Zet de kabel niet strakker voorbij het punt waar de nip-
pel Y geen speling meer heeft. Als de kabel te strak wordt
afgesteld kan de aandrijfriem knappen of kunnen andere
onderdelen van de transmissie beschadigd raken. Bij afstel-
len na bijv. verwisseling van de riem, altijd starten met nip-
pel Y volledig aangedraaid.
SCHOKDEMPER
Controleer de schokdemper en isolatiekousen (afb. 20) twee
keer per seizoen. Vervang deze onderdelen bij gevaar of slij-
tage.
VERWISSELEN VAN DE MESSEN
Maak de schroef los om het mes te vervangen (afb. 21, 22).
Monteer het nieuwe mes zo dat het gestanste STIGA-logo
naar boven naar de mesbevestiging gericht is (niet naar het
gras). Monteer opnieuw zoals aangeven op de afbeelding.
Draai de schroef stevig vast. Aanhaalmoment 40 Nm.
Bij het vervangen van een mes moet ook de mesbout wor-
den vervangen.
MESSEN SLIJPEN
Eventuele slijpwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd
op een wet- of slijpsteen (nat slijpen).
Uit veiligheidsoverwegingen mag het mes niet worden
geslepen op een amarilschijf. Een te hoge temperatuur kan
het mes broos maken.
OPBERGEN
Dezelfde benzine mag niet meer dan één maand in de tank
blijven.
Maak de grasmaaier goed schoon en zet hem binnen op een
droge plaats.
ONDERHOUD
Originele reserveonderdelen worden geleverd door service-
werkplaatsen en een groot aantal dealers.
We raden u aan de machine één keer per jaar naar een
erkende servicewerkplaats te brengen voor service, onder-
houd en controle van de veiligheidsvoorzieningen.
Voor service en reserveonderdelen moet u zich wenden tot
de winkel waar u de machine gekocht heeft.
48
/