Documenttranscriptie
Nederlands
WAARSCHUWING
Om het gevaar van brand of elektrische
schokken te verkleinen, mag het apparaat
niet worden blootgesteld aan regen of
vocht.
Stel de batterijen niet bloot aan
overmatige hitte zoals zonlicht, vuur
en dergelijke.
het vrijwaren van natuurlijke bronnen.
Voor meer details in verband met het
recyclen van dit product, neemt u contact
op met de gemeentelijke instanties, het
bedrijf of de dienst belast met de
verwijdering van huishoudafval of de
winkel waar u het product hebt gekocht.
Verwijdering van oude batterijen (in
de Europese Unie en andere
Europese landen met afzonderlijke
inzamelingssystemen)
LET OP
U moet de batterij alleen vervangen door
een batterij van het opgegeven type. Als u
dit niet doet, kan dit brand of letsel tot
gevolg hebben.
Voor klanten in Europa
Verwijdering van oude elektrische en
elektronische apparaten
(Toepasbaar in de Europese Unie en
andere Europese landen met
gescheiden ophaalsystemen)
Het symbool op het product of op de
verpakking wijst erop dat dit product niet
als huishoudelijk afval mag worden
behandeld. Het moet echter naar een plaats
worden gebracht waar elektrische en
elektronische apparatuur wordt gerecycled.
Als u ervoor zorgt dat dit product op de
correcte manier wordt verwijderd,
voorkomt u voor mens en milieu negatieve
gevolgen die zich zouden kunnen voordoen
in geval van verkeerde afvalbehandeling.
De recycling van materialen draagt bij tot
2
NL
Dit symbool op de batterij of verpakking
wijst erop dat de meegeleverde batterij van
dit product niet als huishoudelijk afval
behandeld mag worden.
Door deze batterijen op juiste wijze af te
voeren, voorkomt u voor mens en milieu
negatieve gevolgen die zich zouden kunnen
voordoen in geval van verkeerde
afvalbehandeling. Het recycleren van
materialen draagt bij tot het vrijwaren van
natuurlijke bronnen.
In het geval dat de producten om redenen
van veiligheid, prestaties dan wel in
verband met data-integriteit een
permanente verbinding met batterij
vereisen, dient deze batterij enkel door
gekwalificeerd servicepersoneel vervangen
te worden. Om ervoor te zorgen dat de
batterij op een juiste wijze zal worden
behandeld, dient het product aan het eind
van zijn levenscyclus overhandigd te
worden aan het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van
elektrisch en elektronisch materiaal.
Voor alle andere batterijen verwijzen we u
naar het gedeelte over hoe de batterij veilig
uit het product te verwijderen. Overhandig
de batterij bij het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van
batterijen.
Voor meer details in verband met het
recyclen van dit product of batterij, neemt u
contact op met de gemeentelijke instanties,
het bedrijf of de dienst belast met de
verwijdering van huishoudafval of de
winkel waar u het product hebt gekocht.
Dit product is getest en voldoet aan de
beperkingen die zijn uiteengezet in de
EMC-richtlijn voor het gebruik van een
verbindingskabel van minder dan 3 meter.
Let op
De elektromagnetische velden bij de
specifieke frequenties kunnen het beeld en
het geluid van dit apparaat beïnvloeden.
Kennisgeving
Als de gegevensoverdracht halverwege
wordt onderbroken (mislukt) door statische
elektriciteit of elektromagnetische storing,
moet u de toepassing opnieuw starten of de
verbindingskabel (USB, enzovoort)
loskoppelen en opnieuw aansluiten.
Kennisgeving voor klanten
in de landen waar EUrichtlijnen van toepassing
zijn
De fabrikant van dit product is Sony
Corporation, 1-7-1 Konan Minato-ku
Tokyo, 108-0075 Japan. De geautoriseerde
vertegenwoordiger voor EMC en
productveiligheid is Sony Deutschland
GmbH, Hedelfinger Strasse 61, 70327
Stuttgart, Duitsland. Voor kwesties met
betrekking tot service of garantie kunt u het
adres in de afzonderlijke service- en
garantiedocumenten gebruiken.
NL
3NL
Opmerkingen over het gebruik van de camera
Geen compensatie voor de inhoud
van de opnamen
Voor mislukte opnamen door een
gebrekkige werking van uw camera, een
geheugenkaart, enz. kan geen
schadevergoeding worden geëist.
camera is opgewarmd, zal de LCDmonitor normaal werken.
• Duw niet op de LCD-monitor. De
kleuren op de LCD-monitor kunnen
veranderen waardoor zich een storing
kan voordoen.
Aanbeveling reservekopie
Waarschuwing over copyright
Om mogelijk verlies van beeldgegevens te
voorkomen, dient u altijd een (reserve)
kopie van de gegevens op een ander
medium te maken.
Opmerkingen over de LCDmonitor en lens
• De LCD-monitor is vervaardigd met
gebruikmaking van uiterst nauwkeurige
precisietechnologie zodat meer dan
99,99% van de pixels effectief kan
worden gebruikt. Het is echter mogelijk
dat enkele kleine zwarte punten en/of
oplichtende punten (wit, rood, blauw of
groen) permanent op de LCD-monitor
zichtbaar zijn. Dit is een normaal gevolg
van het productieproces en heeft geen
enkele invloed op de beelden.
Zwarte, witte,
rode, blauwe en
groene punten
• Stel de camera niet bloot aan direct
zonlicht. Als het zonlicht wordt
weerkaatst op een voorwerp in de buurt,
kan brand ontstaan. Als u de camera toch
in direct zonlicht moet plaatsen, bevestigt
u de lensdop.
• Op een koude plaats kunnen beelden een
schaduw vormen op de LCD-monitor.
Dit is normaal. Als u de camera op een
koude plaats inschakelt, kan de LCDmonitor tijdelijk donker zijn. Als de
4
NL
Televisieprogramma's, films, videobanden
en ander materiaal kunnen beschermd zijn
door auteursrechten. Het zonder
toestemming opnemen van dergelijk
materiaal, kan in strijd zijn met de wetten
op de auteursrechten.
De afbeeldingen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
De foto's die in deze gebruiksaanwijzing als
voorbeelden worden gebruikt, zijn
gereproduceerde beelden die niet
daadwerkelijk met deze camera zijn
opgenomen.
Inhoud
Opmerkingen over het gebruik van de camera .................. 4
De camera
voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren ........................... 9
De accu voorbereiden ...................................................... 10
Een lens bevestigen ......................................................... 15
Een geheugenkaart plaatsen ............................................ 17
De camera voorbereiden .................................................. 21
De bijgeleverde accessoires gebruiken ............................ 23
Controleren hoeveel beelden kunnen worden opgenomen
..................................................................................... 25
Reiniging ......................................................................... 27
Alvorens te
bedienen
Plaats van de onderdelen en schermindicators ................ 30
Voorkant ..................................................................... 30
Achterkant .................................................................. 31
Zijkanten/onderkant ................................................... 32
LCD-monitor (opname-informatie) ........................... 33
Zoeker ........................................................................ 36
Een functie/instelling selecteren ...................................... 37
De functies die met de Fn (Functies)-knop geselecteerd
kunnen worden .................................................. 39
De functies die met de
(Transporteren)-knop
geselecteerd kunnen worden
............................................................................ 39
Functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen
worden ............................................................... 39
Beelden
opnemen
Beelden zonder camerabeweging vastleggen .................. 41
Correcte houding ........................................................ 41
De Super SteadyShot-functie gebruiken .................... 42
Een statief gebruiken .................................................. 43
/
De automatische instelling gebruiken voor een
opname ........................................................................ 44
Een opname maken met een voor het onderwerp
(scènekeuzefunctie) geschikte instelling .................... 46
Portretfoto's nemen ............................................... 46
Landschapsfoto's nemen ...................................... 47
Foto's maken van een klein onderwerp ................ 48
Foto's maken van een bewegend onderwerp ........ 49
5NL
Foto's nemen van een zonsondergang ................. 50
Nachtfoto's maken ............................................... 51
Maak de afbeelding zoals u die wilt maken
(Belichtingsfunctie) .................................................... 52
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie
gebruiken ........................................................... 53
Een opname maken door de wazigheid van de
achtergrond te regelen (Diafragmavoorkeur) .... 55
Het vastleggen van een bewegend onderwerp met
verschillende uitdrukkingen (Sluitertijdvoorkeur)
............................................................................ 57
Een opname maken waarbij de belichting handmatig
is gewijzigd (Handmatige belichting) ............... 59
Een opname maken van een naijlend effect met een
lange belichtingstijd (BULB) ............................ 61
De
opnamefunctie
gebruiken
6
NL
De scherpstelfunctie selecteren ....................................... 63
Automatisch scherpstellen gebruiken ........................ 63
Een opname nemen met uw gewenste compositie
(Scherpstelvergrendeling) ................................. 65
De scherpstelmethode kiezen die geschikt is voor de
beweging van het onderwerp (Automatische
scherpstelfunctie) .............................................. 65
Het scherpstelveld (AF-gebied) kiezen. ..................... 66
De scherpstelling (Handmatige scherpstelling)
handmatig wijzigen ........................................... 67
De flitser gebruiken ......................................................... 68
De flitsfunctie selecteren ............................................ 70
Een draadloze-flitsopname maken ............................. 70
De helderheid van het beeld wijzigen (Belichting,
flitscompensatie, meting) ........................................... 72
Een opname maken met een vastgelegde helderheid
(AE-vergrendeling) ........................................... 72
Helderheidscompensatie voor het hele beeld gebruiken
(Belichtingscompensatie) .................................. 74
De hoeveelheid flitslicht (Flitscompensatie) aanpassen
............................................................................ 75
De flitsregeling selecteren om de hoeveelheid flitslicht
(Flitsregeling) in te stellen ................................ 75
De methode selecteren voor lichtmeting van het
onderwerp (Lichtmeetfunctie) ........................... 77
ISO-instelling .................................................................. 78
De kleurtinten (Witbalans) instellen ................................ 79
De witbalans aanpassen zodat deze bij een bepaalde
lichtbron past (Automatisch/vooringestelde
witbalans) .......................................................... 79
De kleurtemperatuur en een filtereffect instelling
(Kleurtemperatuur/kleurfilter) .......................... 80
De kleurtinten opslaan (Eigen witbalans) .................. 81
Beeldverwerking ............................................................. 83
De helderheid van het beeld corrigeren (Dynamischbereikoptimalisatie) ........................................... 83
De door u gewenste beeldverwerking kiezen
(Instellingen) ..................................................... 83
De transportfunctie selecteren ............................ 85
Enkele opnamen nemen ............................................. 85
Continu opnemen ....................................................... 85
De zelfontspanner gebruiken ...................................... 86
Beelden opnemen met verschoven belichting
(Belichtingsbracket) .......................................... 86
Opnemen met witbalansverschuiving
(Witbalansbracket) ............................................ 88
Beelden weergeven .......................................................... 89
De
weergavefuncties De informatie over opgenomen beelden controleren ...... 94
Beelden beveiligen (Beveiligen) ..................................... 97
gebruiken
Beelden wissen (Wissen) ................................................. 98
Beelden bekijken op een tv-scherm ............................... 100
Uw instellingen
wijzigen
De beeldgrootte en de beeldkwaliteit instellen .............. 102
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instelllen
................................................................................... 104
De instelling voor ruisonderdrukking instelllen ............ 106
De omstandigheden wijzigen waarin de sluiter kan sluiten
................................................................................... 107
7NL
De functie van de knop en keuzeknop wijzigen ............ 108
Andere instellingen wijzigen ......................................... 109
De LCD-monitor instellen ............................................. 110
Op de standaardinstellingen terugstellen ....................... 112
Beelden bekijken Beelden kopiëren naar uw computer ............................. 115
op uw computer Beelden bekijken op uw computer ................................ 119
De software gebruiken ................................................... 123
Beelden
afdrukken
DPOF opgeven .............................................................. 129
Beelden afdrukken door de camera aan te sluiten op een
printer die compatibel is met PictBridge .................. 131
Overige
Technische gegevens ..................................................... 135
Problemen oplossen ....................................................... 139
Waarschuwingsmededelingen ....................................... 148
Voorzorgsmaatregelen ................................................... 150
Index .............................................................................. 152
8
NL
De camera voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren
Het cijfer tussen haakjes geeft het aantal stuks aan.
• Oplaadbare accu NP-FM500H
(1)
• Oogschelp (1) (bevestigd op de
camera)
• Cd-rom (toepassingssoftware
voor α camera) (1)
• Beknopte handleiding (1)
• Gebruiksaanwijzing (Deze
gebruiksaanwijzing) (1)
De camera voorbereiden
• BC-VM10 Acculader (1)/
Netsnoer (1)
• USB-kabel (1)
• Videokabel (1)
• Schouderriem (1)
• Zoekerkapje (1)
• Lensvattingdop (1) (bevestigd op
de camera)
9NL
De accu voorbereiden
Zorg ervoor dat u de NP-FM500H "InfoLITHIUM" accu (bijgeleverd)
oplaadt als u de camera voor het eerst gebruikt.
De accu opladen
De "InfoLITHIUM" accu kan zelfs worden opgeladen als deze niet volledig
leeg is.
Het kan tevens worden gebruikt als hij niet volledig is opgeladen.
1 Plaats de accu in de acculader.
Duw de accu erin totdat deze vastklikt.
2 Sluit het netsnoer aan.
Lampje aan: Opladen
Lampje uit: Klaar (normale lading)
Eén uur nadat het lampje uit is gegaan:
volledig opgeladen
CHARGE-lampje
Naar een
stopcontact
Over de oplaadtijd
• De vereiste tijd voor het opladen van een volledig lege accu (bijgeleverd)
bij een temperatuur van 25°C is als volgt.
Volledige lading
Normale lading
Ong. 235 min.
Ong. 175 min.
• Afhankelijk van de resterende accucapaciteit of de
oplaadomstandigheden kan de oplaadtijd langer of korter zijn.
10
NL
• We raden u aan om de accu op te laden bij een omgevingstemperatuur
van 10 tot 30°C. Bij hogere of lagere temperatuur kan het zijn dat u de
accu niet efficiënt kunt opladen.
De camera voorbereiden
Opmerkingen
• Sluit de acculader aan op een gemakkelijk bereikbaar stopcontact in de buurt.
• Zelfs als het CHARGE-lampje niet brandt, is de acculader niet losgekoppeld van de
wisselstroombron zolang de stekker ervan in het stopcontact zit. Als zich een
probleem voordoet tijdens het gebruik van de acculader, onderbreekt u de
stroomvoorziening onmiddellijk door de stekker uit het stopcontact te trekken.
• Als het opladen klaar is, trekt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en
haalt u de accu uit de acculader. De levensduur van de accu kan korter worden als u
deze opgeladen in de acculader laat zitten.
• Laat geen andere accu dan de accu van de "InfoLITHIUM" M reeks op in de
acculader (bijgeleverd) met uw camera. Als u andere accu's dan de bijgeleverde accu
probeert op te laden, kunnen deze gaan lekken, oververhit raken of exploderen,
waardoor gevaar van letsel als gevolg van elektrocutie en brandwonden ontstaat.
• Als het CHARGE-lampje knippert, kan dit een accufout aangeven of het feit dat een
andere accu dan het opgegeven type is geplaatst. Controleer of de geplaatste accu
van het opgegeven type is. Als de accu van het opgegeven type is, verwijdert u de
accu, vervangt u deze door een nieuwe of een andere, en controleert u of de
acculader nu wel goed werkt. Als de acculader nu wel goed werkt, kan een accufout
zijn opgetreden.
• Als de acculader vuil is, is het mogelijk dat de accu niet goed wordt opgeladen.
Maak de acculader schoon met een droge doek, enz.
De camera in het buitenland gebruiken — Stroomvoorziening
U kunt de camera, de acculader en de netspanningsadapter/acculader ACVQ900AM (niet bijgeleverd) in elk land of gebied gebruiken met een
stroomvoorziening van 100 V t/m 240 V wisselstroom van 50/60 Hz.
Gebruik indien nodig een in de handel verkrijgbare stekkeradapter [a],
afhankelijk van het type stopcontact [b].
Opmerking
• Gebruik geen elektronische transformator (reistrafo), omdat hierdoor een storing kan
optreden.
11NL
De opgeladen accu in de camera plaatsen.
1 Open het accuklepje terwijl u de
hendel van het accuklepje
verschuift.
2 Verschuif de
vergrendelingshendel met de
punt van de accu en stop de accu
helemaal in de camera.
Vergrendelingshendel
3 Sluit het accuklepje.
De accu verwijderen
Schakel de camera uit, en verschuif de
vergrendelingshendel in de richting van
de pijl. Wees voorzichtig dat de accu niet
valt.
Vergrendelingshendel
12
NL
Het accuklepje verwijderen
De camera voorbereiden
Het accuklepje kan worden verwijderd
zodat een verticale handgreep (niet
bijgeleverd) kan worden bevestigd.
Duw de hendel in de richting van de pijl
en schuif deze weg zodat u het klepje
kunt verwijderen.
Plaats de verdikking in het gat, trek de
hendel naar beneden en bevestig het
klepje door het naar binnen te schuiven.
De resterende acculading controleren
Verschuif de POWER-knop naar de stand ON en controleer het niveau van
de lading op de LCD-monitor. Buiten de volgende indicators wordt het
niveau ook aangegeven door percentages.
"Accu leeg"
Accuniveau
Hoog
Laag
U kunt geen foto's
meer maken.
Wat is een "InfoLITHIUM" accu?
Een "InfoLITHIUM" accu is een lithium-ionbatterij die functies bevat voor
het uitwisselen van informatie met betrekking tot de
gebruiksomstandigheden van uw camera. Wanneer u de "InfoLITHIUM"
accu gebruikt, wordt de resterende accuduur weergegeven in percentages
op basis van de gebruiksomstandigheden van uw camera.
Opmerkingen
• Het weergegeven niveau zal in bepaalde omstandigheden mogelijk niet correct zijn.
• Laat de accu niet nat worden. De accu is niet waterdicht.
• Laat de accu niet liggen op zeer warme plaatsen, zoals in een voertuig of in direct
zonlicht.
Verkrijgbare accu's
Gebruik alleen een NP-FM500H-accu. De types NP-FM55H, NP-FM50 en
NP-FM30 kunnen niet worden gebruikt.
13NL
Doeltreffend gebruik van de accu
• Bij lage temperaturen verminderen de prestaties van de accu. Op koude
plaatsen kan de accu daarom minder lang worden gebruikt. Wij bevelen
het volgende aan om de accu langer mee te laten gaan: bewaar de accu in
een van de zakken van uw kleding om deze op te warmen, en plaats deze
in de camera vlak voordat u begint met opnemen.
• De accu zal snel leeg raken als u de flitser vaak gebruikt.
Levensduur van de accu
• De levensduur van de accu is beperkt. De capaciteit van de accu neemt
geleidelijk af naarmate u deze meer gebruikt en de tijd verstrijkt. Als de
gebruiksduur van de accu aanzienlijk korter lijkt te worden, is de meest
waarschijnlijke oorzaak dat het einde van de levensduur van de accu is
bereikt. Koop een nieuwe accu.
• De levensduur van de accu wordt bepaald door de manier waarop deze
wordt bewaard en door de omstandigheden en omgeving waarin de accu
wordt gebruikt.
Hoe u de accu moet bewaren
Om de levensduur van de accu te verlengen als de accu gedurende een
lange tijd niet gebruikt wordt, laadt u deze eenmaal per jaar volledig op en
verbruikt u de lading volledig met uw camera, voordat u de accu weer
bewaart op een droge, koele plaats.
14
NL
Een lens bevestigen
1 Haal de lensvattingdop van de
Lensvattingdop
Lensdop voor de achterkant van de lens
2 Lijn eerst de oranje
uitlijnmarkeringen op de lens en
de camera op elkaar uit.
De camera voorbereiden
camera af en haal de lensdop
voor de achterkant van de lens af.
Oranje indexmarkeringen
3 Draai vervolgens de lens
rechtsom tot deze met een klik
wordt vergrendeld.
Opmerkingen
• Bij het bevestigen van de lens, mag u de lensontgrendelingsknop niet indrukken.
• Oefen bij het bevestigen van de lens geen grote kracht uit.
Zonnekap
Wij adviseren u een zonnekap te gebruiken om te voorkomen dat onnodig
veel licht uw beelden beïnvloedt. Raadpleeg de bij de lens geleverde
gebruiksaanwijzing voor de bevestigingsinstructies van de lens.
15NL
De lens verwijderen
1 Druk de lensontgrendelingsknop
helemaal in en draai de lens
linksom tot aan de aanslag.
• Als u de lens verwisselt, doe dit dan
snel en op een stofvrije plaats om
ervoor te zorgen dat er geen stof in de
camera binnendringt.
Lensontgrendelingsknop
2 Plaats de lensdop weer op de lens
en bevestig de lensvattingsdop op
de camera.
• Verwijder stof van de dop alvorens u
deze weer plaatst.
Opmerking over verwisseling van de lens
Als bij de verwisseling van de lens stof of vuil de camera binnendringt en
op het oppervlak komt van de beeldsensor (het onderdeel dat werkt als de
film), kan dit afhankelijk van de opnameomstandigheden zichtbaar zijn in
het beeld.
De camera is uitgerust met een stofpreventiefunctie om te voorkomen dat
stof op de beeldsensor komt. Toch moet u de lens snel en op een stofvrije
plaats verwisselen als u een lens bevestigt/verwijdert.
Als er stof of vuil op de beeldsensor terechtkomt
Reinig de beeldsensor in de [Reinigen] van het menu Setup (blz. 28).
16
NL
Een geheugenkaart plaatsen
U kunt een CompactFlash-kaart (CF-kaart) of Microdrive of "Memory
Stick Duo" gebruiken als geheugenkaart.
De camera voorbereiden
1 Open het deksel van het
geheugenkaart compartiment.
2 Plaats een geheugenkaart (niet
bijgeleverd) met de
aansluitingszijde naar voren (de
aansluitingszijde heeft een aantal
kleine gaatjes) en de etiketzijde
gericht naar de LCD-monitor.
Bovenkant met een etiket
• Plaats een "Memory Stick Duo" (niet
bijgeleverd) in een Memory Stick Duoadapter voor een CompactFlash-sleuf
(niet bijgeleverd), en plaats dan de
adapter in de camera.
Bovenkant met een etiket
3 Sluit het deksel van het geheugenkaart compartiment.
17NL
De geheugenkaart verwijderen
Controleer of het toegangslampje niet is
opgelicht, en open vervolgens de klep
van het geheugenkaart compartiment,
trek de uitwerphendel voor de
geheugenkaart naar beneden. Trek de
geheugenkaart eruit als deze een klein
beetje uitgeworpen is.
Uitwerphendel voor
Toegangslampje de geheugenkaart
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
• De geheugenkaart kan als deze zopas lang is gebruikt, heet zijn. Wees
voorzichtig als u de kaart vastpakt.
• Verwijder de geheugenkaart of de accu niet als het toegangslampje aan is,
schakel in dat geval ook de camera niet uit. De gegevens kunnen
beschadigd worden.
• Er kunnen gegevens beschadigd raken als u een geheugenkaart dicht bij
magnetisch materiaal legt of als u de geheugenkaart gebruikt in een
omgeving die vatbaar is voor statische elektriciteit of elektrische ruis.
• We raden u aan om belangrijke gegevens op te slaan op bijvoorbeeld de
harde schijf van een computer.
• Wanneer u de geheugenkaart draagt of bewaart, plaatst u deze terug in het
doosje dat erbij geleverd werd.
• Stel de geheugenkaart niet bloot aan water.
• Raak de aansluitingen van de geheugenkaart niet aan met uw hand of een
metalen voorwerp.
Over de CF-kaart/Microdrive
• Zorg ervoor dat u CF-kaart/Microdriver in deze camera formatteert
wanneer u het voor het eerst gaat gebruiken.
• Verwijder het etiket van een CF-kaart/Microdrive niet of plak er geen
nieuw etiket over.
• Druk niet te hard op het etiket.
Opmerkingen over het gebruik van de Microdrive
Een Microdrive is een compacte en lichtgewicht vaste schijf die voldoet aan de
CompactFlash Type II-normen.
18
NL
Over de "Memory Stick"
• "Memory Stick": U kunt de "Memory
Stick" niet voor uw camera gebruiken.
De camera voorbereiden
• De Microdrive is een compacte en lichtgewicht vaste schijf. Omdat de Microdrive
bewegende onderdelen bevat is het, in vergelijking met een geheugenkaart, minder
bestand tegen trillingen en schokken.
Zorg er voor dat de Microdrive, tijdens weergave of opnemen, niet onderhevig is aan
trillingen en schokken.
• Merk op dat bij gebruik bij temperaturen lager dan 5°C de Microdrive minder
presteert.
Temperatuurbereik voor gebruik van de Microdrive: 5 tot 40°C
• Houd er rekening mee dat de Microdrive kan niet worden gebruikt bij een lage
luchtdruk (hoger dan 3.000 meter boven zeeniveau).
• Schrijf niet op het etiket.
• "Memory Stick Duo": U kunt de
"Memory Stick Duo" voor uw camera
gebruiken door hem in een Memory
Stick Duo-adapter voor een
CompactFlash-sleuf (niet bijgeleverd)
te plaatsen.
• "Memory Stick PRO Duo" of "Memory Stick PRO-HG Duo" met een
capaciteit tot 8 GB zijn goedgekeurd voor gebruik in deze camera.
• Wij kunnen de juiste werking van een "Memory Stick Duo" die op een
computer is geformatteerd, niet garanderen in deze camera.
• De lees-/schrijfsnelheid van de gegevens verschilt afhankelijk van de
combinatie van de "Memory Stick Duo" en de gebruikte apparatuur.
Opmerkingen over het gebruik van "Memory Stick Duo"
• Druk niet hard wanneer u in het aantekeningenvak schrijft.
• Bevestig geen etiket aan de "Memory Stick Duo".
• Zorg dat u de "Memory Stick Duo" nergens tegen aan stoot en niet verbuigt. Laat
deze ook niet vallen.
• Demonteer of wijzig de "Memory Stick Duo" niet.
• Laat de "Memory Stick Duo" niet liggen binnen het bereik van kleine kinderen. Zij
kunnen deze per ongeluk inslikken.
19NL
• Gebruik of bewaar de "Memory Stick Duo" niet in de volgende omstandigheden:
– Plaatsen met een hoge temperatuur, zoals in een hete auto die in de zon is
geparkeerd.
– Plaatsen die zijn blootgesteld aan direct zonlicht.
– Op vochtige plaatsen of plaatsen waar zich corrosieve stoffen bevinden.
20
NL
De camera voorbereiden
De datum instellen
1 Zet de POWER-schakelaar op ON
om de camera in te schakelen.
• Om de camera uit te schakelen, zet u
deze op OFF.
2 Controleer op de LCD-monitor of
De camera voorbereiden
Als u de camera voor het eerst inschakelt, wordt het scherm voor de
instelling van de datum/tijd weergegeven.
[OK] is geselecteerd en druk
vervolgens op het midden van de
controller.
3 Selecteer ieder onderdeel met
b/B, en stel de numerieke
waarde in met v/V.
21NL
4 Herhaal stap 3 om andere onderdelen in te stellen, en druk dan
op het midden van de controller.
• Selecteer eerst de [JJJJ/MM/DD] met b/B wanneer u de volgorde wijzigt
van [JJJJ/MM/DD], en wijzig het vervolgens met v/V.
5 Controleer op de LCD-monitor of [OK] is geselecteerd en druk
vervolgens op het midden van de controller.
De bewerking voor de instelling van de datum en tijd annuleren
Druk op de MENU-knop.
De scherpte van de zoeker (dioptrie-instelling) instellen
Stel de dioptrie af op uw
gezichtsvermogen door het dioptrieinstelwiel te draaien totdat de
indicators in de zoeker scherp te
zien zijn.
• Draai het instelwiel naar + als u verziend bent
en naar – als u bijziend bent.
• Als u de camera op het licht richt, kunt u de
dioptrie gemakkelijk instellen.
Wanneer u het dioptrie-instelwiel moeilijk kunt draaien
Steek uw vingers onder de oogschelp en
schuif de oogschelp omhoog.
• Verwijder de oogschelp zoals aangegeven op
de illustratie als u de FDA-M1AM
Zoekerloupe (niet bijgeleverd) of de FDAA1AM Hoekzoeker (niet bijgeleverd) aan de
camera wilt bevestigen.
22
NL
De bijgeleverde accessoires gebruiken
De schouderriem bevestigen
Bevestig beide uiteinden van de
riem aan de camera.
De camera voorbereiden
In dit deel wordt beschreven hoe u de schouderriem en het zoekerkapje
kunt gebruiken. De overige accessoires worden beschreven op de volgende
pagina's.
• Oplaadbare accu (blz. 10)
• Acculader, netsnoer (blz. 10)
• Oogschelp (blz. 22)
• USB-kabel (blz. 116, 132)
• Videokabel (blz. 100)
• Cd-rom (blz. 124)
Zoekerkapje
• U kunt ook het zoekerkapje (hieronder) aan
de riem vastmaken.
Het zoekerkapje gebruiken
U kunt voorkomen dat er licht door de zoeker binnenvalt en de belichting
verstoort. Bevestig het zoekerkapje als de sluiter wordt ontspannen zonder
gebruikmaking van de zoeker, zoals bij een zelfontspanneropname.
23NL
1 Schuif voorzichtig de oogschelp
van de camera af door de beide
onderuiteinden omhoog te
duwen.
• Steek uw vingers onder de oogschelp
en schuif de oogschelp omhoog.
2 Schuif het zoekerkapje over de
zoeker.
Opmerking
• De zoekersensors, die zich onder de zoeker bevinden, kunnen, afhankelijk van de
situatie, worden geactiveerd, en de scherptestelling kan worden aangepast of de
LCD-monitor kan blijven knipperen. Stel in zulke gevallen de [Eye-Start AF]
(blz. 65) en [Autom.uitsch.] (blz. 111) in op [Uit].
24
NL
Controleren hoeveel beelden kunnen
worden opgenomen
Opmerkingen
• Als "0" geel knippert, is de geheugenkaart vol. Vervang de geheugenkaart door een
andere of wis beelden op de huidige geheugenkaart (blz. 17, 98).
• Als "----" (het aantal opneembare beelden) geel knippert, betekent dat dat er niet een
geheugenkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart.
De camera voorbereiden
Nadat u een geheugenkaart in de camera
hebt geplaatst en de POWER-schakelaar
hebt ingesteld op ON, wordt het aantal
beelden dat kan worden opgenomen (als u
blijft opnemen met de huidige instellingen)
afgebeeld op de LCD-monitor.
Het aantal beelden dat op een geheugenkaart kan worden
opgenomen
De onderstaande tabel laat zien hoeveel beelden bij benadering kunnen
worden opgenomen op een geheugenkaart die met deze camera is
geformatteerd. De waarden kunnen variëren afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
Het aantal opneembare beelden (Eenheden: beelden)
Beeldgrootte: L 10M
Beeldverhoud.: 3:2*
Capaciteit
Formaat
Standaard
1GB
2GB
4GB
8GB
325
653
1307
2606
Fijn
241
484
969
1933
RAW & JPEG
48
98
198
397
RAW
61
124
250
500
* U kunt meer beelden opnemen dan is aangegeven in de bovenstaande tabel als u de
[Beeldverhoud.] instelt op [16:9]. Het aantal is echter hetzelfde als dat van de
beeldverhouding [3:2] bij een instelling op [RAW].
25NL
Het aantal beelden dat kan worden opgenomen bij gebruik
van een accu
Het aantal beelden dat u bij benadering kunt opnemen is 750 als u de
camera gebruikt met de accu (bijgeleverd) op volle capaciteit.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden kunnen de werkelijke
aantallen lager uitvallen dan hier aangegeven.
• Het aantal wordt berekend aan de hand van een accu op volle capaciteit
en voor de volgende omstandigheden:
– Bij een omgevingstemperatuur van 25°C.
– [Kwaliteit] is ingesteld op [Fijn].
– De scherpstellingsfunctie is ingesteld op
(Automatische AF).
– Als u iedere 30 seconden eenmaal opneemt.
– Als de flitser iedere twee keer eenmaal afgaat.
– Als de camera na elke tien opnamen eenmaal wordt uit- en
ingeschakeld.
• De meetmethode is gebaseerd op de CIPA-norm.
(CIPA: Camera & Imaging Products Association)
• Bij gebruik van een Microdrive kan het aantal beelden dat kan worden
opgenomen anders zijn.
26
NL
Reiniging
De LCD-monitor reinigen
Reiniging van de lens
• Gebruik een blazer bij het reinigen van het lensoppervlak. Als het vuil
vast zit op het oppervlak, veegt u dit eraf met een zachte doek of tissue
dat licht bevochtigd is met lensreinigingsvloeistof. Veeg met
spiraalbewegingen vanuit het midden naar de rand. Spuit de
lensreinigingsvloeistof niet rechtstreeks op het lensoppervlak.
• Raak de binnenkant van de camera, zoals de lenscontactpunten of de
spiegel, niet aan. Aangezien stof op de spiegel of in de buurt van de
spiegel het automatische-scherpstellingssysteem kan hinderen, blaast u
het stof weg met behulp van een in de handel verkrijgbaar blaasborsteltje.
Als stof op de beeldsensor belandt, kan dit zichtbaar zijn in het beeld. Zet
de camera in de reinigingsfunctie en reinig vervolgens de camera met een
(blz. 28) blaasborsteltje. Gebruik geen spuitbusluchtblazer om de
binnenkant van de camera te reinigen. Hierdoor kan een storing optreden.
• Gebruik geen reinigingsvloeistof die organische oplosmiddelen bevat,
zoals thinner of benzine.
De camera voorbereiden
Veeg het schermoppervlak schoon met een LCD-reinigingsset (niet
bijgeleverd) om vingerafdrukken, stof, enz., te verwijderen.
De buitenkant van de camera reinigen
Maak de buitenkant van de camera schoon met een zachte doek bevochtigd
met water en veeg het oppervlak daarna droog met een droge doek. Gebruik
de onderstaande middelen niet, omdat deze de afwerking of het
camerabehuizing kunnen beschadigen.
• Chemische stoffen, zoals thinner, wasbenzine, alcohol,
wegwerpreinigingsdoeken, insectenspray, zonnebrandcrème,
insecticiden, enz.
• Raak de camera niet aan als bovenstaande middelen op uw handen zit.
• Laat de camera niet langdurig in contact met rubber of vinyl.
27NL
De beeldsensor reinigen
Als stof of vuil in de camera binnendringt en op de beeldsensor (het
onderdeel dat werkt als de film) terechtkomt, kan dit afhankelijk van de
opname-omstandigheden zichtbaar zijn in het beeld. Als er stof op de
beeldsensor zit, gebruikt u een in de handel verkrijgbare blazer en reinigt u
de beeldsensor aan de hand van de onderstaande stappen. U kunt de
beeldsensor gemakkelijk reinigen met alleen een blazer en de
stofpreventiefunctie.
Opmerkingen
• Het reinigen kan alleen worden uitgevoerd wanneer het batterijniveau
(drie
resterende batterijpictogrammen) of meer is. Als de acculading te laag wordt tijdens
het reinigen, kan de sluiter beschadigd raken. Het reinigen moet snel worden voltooid.
Wij adviseren u een netspanningsadapter/acculader te gebruiken (niet bijgeleverd).
• Gebruik geen spuitbusluchtblazer omdat deze damp in het camerahuis kan verspreiden.
1 Controleer of de accu volledig is opgeladen (blz. 13).
2 Druk op de MENU-knop, selecteer
vervolgens
controller.
3 met b/B op de
MENU-knop
3 Selecteer [Reinigen] met v/V op
de controller, en druk vervolgens
op het midden van de controller.
De melding "Na het reinigen, camera
uitschakelen. Doorgaan?" verschijnt.
4 Selecteer [OK] met v op de controller, en druk op het midden
van de controller.
Nadat de beeldsensor gedurende een korte tijd heeft getrild, wordt de spiegel
die ervoor zit, opgetild.
28
NL
5 Haal de lens van de camera af (blz. 16).
6 Gebruik de blazer om het
De camera voorbereiden
oppervlak van de beeldsensor en
het omliggende gebied te
reinigen.
• Raak de beeldsensor niet aan met de
punt van de blazer. Voer het reinigen
snel uit.
• Houd de camera met de lensvatting
omlaag gericht om te voorkomen dat
stof weer neerdwarrelt binnenin het
camerahuis.
• Bij het reinigen van de beeldsensor,
mag u de punt van de blazer niet in de
ruimte achter de lensvattingopening
steken.
7 Bevestig de lens en zet de POWER-schakelaar in de stand OFF.
Opmerking
• De camera begint te piepen als de acculading laag wordt tijdens het reinigen. Stop
onmiddellijk met het reinigen en zet de POWER-schakelaar in de stand OFF.
29NL
Alvorens te bedienen
Plaats van de onderdelen en
schermindicators
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes
vermelde bladzijden.
Voorkant
A Ontspanknop (44)
B Instelwiel (54, 108)
C Zelfontspannerlampje (86)
D Lenscontactpunten*
E Spiegel*
F Lensvatting
G Ingebouwde flits* (68)
H Functiekeuzeknop (44)
I
Pop-upknop voor de flits
(68)
J Lensontgrendelingsknop (16)
30
NL
K Schakelaar
scherpstellingsfunctie (63, 67)
* Raak deze onderdelen niet
rechtstreeks aan.
Achterkant
Alvorens te bedienen
A Accessoireschoen (36)
M ISO-knop (78)
B Zoeker (22)
N
C Zoekersensors (65)
D POWER-schakelaar (21)
O Voor opname: AEL-knop (AE-
vergrendeling) (60, 72)
Voor weergave:
(Inzoomen)-knop (90)
E MENU-knop (37)
F DISP (Beeld)-knop/LCD-
helderheidknop (35, 89)
G
H
P Voor opname: Fn (Functie)-
knop (37)
Voor weergave:
-knop
(Beeld roteren) (90)
(Wissen)-knop (98)
(Weergave)-knop (89)
I LCD-monitor (33, 35)
J Dioptrie-instelwiel (22)
K Voor opname:
L
Q Toegangslampje (18)
R Controller (Invoeren)/Spot AF-
(belichting)-
knop (74)
Voor weergave:
(Uitzommen)-knop (90)/
(Index)-knop (92)
Positiemarkering
beeldsensor (64)
knop (66)
S Controller (v/V/b/B)
T
(Super SteadyShot)schakelaar (42)
(Transporteren)-knop
(85)
31NL
Zijkanten/onderkant
A VIDEO OUT/USB-aansluiting
(100, 116)
B Deksel geheugenkaart
C Insteeksleuf geheugenkaart
(17)
D Uitwerphendel voor de
geheugenkaart (18)
E Bevestigingsogen voor de
schouderriem (23)
F REMOTE-aansluiting
• Sluit de afstandsbediening RMS1AM/RM-L1AM (niet
bijgeleverd) aan op de camera
door de stekker van de
afstandsbediening in de
REMOTE-aansluiting te steken
waarbij u de stekkergeleider op
één lijn brengt met die van de
REMOTE-aansluiting.
32
NL
G DC IN-aansluiting
• Zet de camera uit bij de
aansluiting van de ACVQ900AMnetspanningsadapter/acculader
(niet bijgeleverd), en steek
vervolgens de aansluiting van
de netspanningsadapter/
acculader in de DC INaansluiting van de camera.
H Accuklepje (13)
I Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een
schroeflengte van minder dan
5,5 mm. U kunt de camera niet
stevig bevestigen op een statief
waarvan de schroef langer is
dan 5,5 mm. Bovendien kan de
camera hierdoor beschadigd
worden.
LCD-monitor (opname-informatie)
Alvorens te bedienen
• De illustratie hierboven geeft de gedetailleerde weergave weer. De vergrote
weergave wordt standaard weergegeven.
A
C
Scherm
Indicatie
P A S M Functiekeuzeknop (44)
1/125
Sluitertijd (57)
F5.6
Diafragma (55)
+2.0
Belichting (59)
AE-vergrendeling (72)
Indicatie
Transportfunctie (85)
Scherpstellingsfunctie
(65)
AF-gebied (66)
Lichtmeting (77)
B
Scherm
Scherm
Indicatie
Flitsfunctie (70)/Rodeogeneffectvermindering
(69)
Belichtingscompensatie
(74)/Gemeten-handmatig
(59)
Flitscompensatie (75)
Instellingen (83)
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
7500K Kleurtemperatuur,
G9
Kleurenfilter, Eigen) (79)
Dynamischbereikoptimalisatie (83)
EV-schaalverdeling (59,
87)
ISO AUTO
ISO-gevoeligheid (78)
33NL
D
Scherm
90%
Indicatie
Resterende accu (13)
Beeldkwaliteit (103)
Beeldgrootte (102)/
Beeldverhouding (102)
100
34
NL
Resterend aantal
opneembare beelden (25)
De opname-informatie wisselen
Druk op de DISP-knop om te schakelen
tussen de gedetailleerde en de vergrote
weergave.
Als u de camera naar de verticale positie
draait, wordt de opname-informatie
automatisch geroteerd overeenkomstig de
positie van de camera.
Alvorens te bedienen
Vergrote opnameinformatie
DISP-knop
Gedetailleerde
opname-informatie
Geen opname-informatie
Opmerking
• U kunt het scherm weergeven dat gebruikt wordt om de helderheid van de LCDmonitor aan te passen door iets langer op de DISP-knop te drukken (blz. 110).
35NL
Zoeker
A
Scherm
Indicatie
AF-gebied (66)
Spot-AF-gebied (66)
Spot-lichtmeetgebied
(77)
Opnamegebied voor
beeldverhouding 16:9
(102)
B
Scherm
Indicatie
Flitscompensatie (75)
Flitser opladen (70)
WL
Draadloze flitser (70)
Hoge
snelheidssynchronisatiestand*
Handmatige
scherpstelling (67)
z
Scherpstellen
125
Sluitertijd (57)
5.6
Diafragma (55)
EV-schaalverdeling (59,
87)
AE-vergrendeling (72)
36
NL
Scherm
Indicatie
2
Teller resterend aantal
opnamen (85)
Waarschuwing
camerabeweging (42)
Super SteadyShot schaalverdeling (42)
Beeldverhouding 16:9
(102)
* U kunt bij het gebruik van de HVLF56AM/HVL-F36AM-flitser (niet
bijgeleverd) met een
synchronisatiefunctie met hoge
snelheid bij elke sluitertijd een
flitsopname maken. Raadpleeg de bij
de flitser geleverde
gebruiksaanwijzing voor de
bevestigingsinstructies van de flitser.
Een functie/instelling selecteren
U kunt in de menulijst een functie selecteren voor opnemen of weergeven.
Druk op de Fn (Functie)-knop,
(Transporteren)-knop of op de
MENU-knop om de menulijst weer te geven.
Voorbeeld: Als de Fn-knop wordt
ingedrukt.
Alvorens te bedienen
Gebruik de controller om de cursor naar
de gewenste instelling in de menulijst te
brengen en voer de selectie uit.
: Druk op v/V/b/B op de controller
om de cursor te bewegen.
z: Druk op het midden van de controller
om de selectie uit te voeren.
In deze gebruiksaanwijzing wordt het proces van functies selecteren in de
menulijst met de controller als volgt beschreven:
Voorbeeld: Fn-knop t [Witbalans] t Selecteer de gewenste
instelling
Als u de bewerking start, wordt onderaan het scherm een bedieningsgids
van de controller weergegeven. Raadpleeg deze gids tijdens de bediening
van de camera. De stapsgewijze beschrijving van het bovenstaande voor
beeld is als volgt:
1 Druk op de Fn-knop.
37NL
2 Volg de bedieningsgids, selecteer
[Witbalans] met v/V/b/B op de
controller, en druk vervolgens op
het midden z om het uit te
voeren.
Bedieningsgids
3 Gebruik de bedieningsgids om de
gewenste functies te selecteren
en uit te voeren.
Om bijvoorbeeld [5500K] (de huidige
instelling) te wijzigen, selecteert u
[5500K] met v/V, u wijzigt de waarde
van [Kleurtemperatuur] met b/B, u drukt
vervolgens op het midden z om de
bewerking uit te voeren.
De bedieningsgidslijst
De bedieningsgids geeft eveneens andere dan controllerbewerkingen aan.
De pictogramindicaties zijn als volgt:
MENU-knop
Keer terug met de MENU-knop
-knop
-knop
-knop
-knop
38
NL
De functies die met de Fn (Functies)-knop geselecteerd
kunnen worden
Alvorens te bedienen
Flitsfunctie (blz. 70)
Autom. scherpst. (blz. 65)
Witbalans (blz. 79)
Lichtmeetfunctie (blz. 77)
AF-gebied (blz. 66)
Dyn.-bereikoptim (blz. 83)
De functies die met de
(Transporteren)-knop
geselecteerd kunnen worden
Enkelbeeldopname (blz. 85)
Continuopname (blz. 85)
Zelfontspanner (blz. 86)
Bracket: continu (blz. 86)
Bracket: enkel (blz. 86)
Witbalansbracket (blz. 88)
Functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Menu Opname
Beeldgrootte (102)
Beeldverhoud. (102)
Kwaliteit (103)
1
Instellingen (83)
Flitsregeling (75)
Flitscompens. (75)
Sluiterontspan. (107)
AF-hulplicht (69)
NR lang-belicht (106)
2
NR bij hoge-ISO (106)
Opn.f.terugst. (112)
Menu Custom
Eye-Start AF (65)
AEL-knop (108)
Instelwiel inst (108)
1
Rode-ogen-verm. (69)
Autom.weergave (110)
Autom.uitsch. (111)
39NL
Menu Weergave
Wissen (98)
Formatteren (105)
Beveiligen (97)
1
DPOF instellen (129)
• Datum afdruk. (130)
• Indexafdruk (130)
2
Beeldrotatie (89)
Diavoorstelling (93)
• Interval (93)
Menu Setup
LCD-helderheid (110)
Info.weerg.tijd (110)
Stroombesparing (109)
1
Videoformaat (101)
Taal (109)
Datum/tijd inst (109)
3
40
NL
Reinigen (28)
Terugstellen (113)
Bestandsnummer (104)
Mapnaam (104)
Map kiezen (105)
2
• Nieuwe map (105)
USB-verbinding (116, 131)
Audiosignalen (109)
Beelden opnemen
Beelden zonder camerabeweging
vastleggen
Er wordt van "camerabeweging" gesproken als de camera ongewild
beweegt nadat de ontspanknop is ingedrukt wat een wazig beeld tot gevolg
heeft.
Volg de onderstaande instructies om beweging van de camera te
verminderen.
Correcte houding
Richt 1
Houd met één hand de camera vast, en
ondersteun met de andere hand de lens.
Beelden opnemen
Stabiliseer uw bovenlichaam en ga
in een houding staan die voorkomt
dat de camera beweegt.
Richt 2
Houd uw ellebogen licht tegen uw
lichaam gedrukt.
Stabiliseer uw bovenlichaam door uw
elleboog op uw knie te zetten als u in een
knielende positie fotografeert.
Richt 3
Ga stevig staan met uw beide voeten op
schouderhoogte.
41NL
Camerabewegingswaarschuwing-indicator
De
(camerabewegingswaarschuwing)indicator knippert in de zoeker als het
mogelijk is dat de camera gaat bewegen.
In dit geval gebruikt u de Super
SteadyShot-functie, een statief of de
flitser.
(camerabewegingswaarschuwing)indicator
Opmerking
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt alleen weergegeven voor
functies waarbij de sluitertijd automatisch wordt ingesteld. Voor de functies M/S/PS
wordt de indicator niet weergegeven.
De Super SteadyShot-functie gebruiken
Deze Super SteadyShot-functie kan het effect van camerabewegingen
verminderen gelijkwaardig aan ongeveer 2,5 tot 3,5 stapjes van de
sluitertijd.
Stel de
-schakelaar in op "ON".
• De indicator voor de
(Super SteadyShotschaalverdeling) verschijnt. Wacht tot de
schaalverdeling omlaag gaat en begin dan met
opnemen.
-schakelaar
(Super SteadyShotschaalverdeling)-indicator
42
NL
Opmerking
• Het is mogelijk dat de Super SteadyShot-functie niet optimaal werkt wanneer de
camera nog maar net is ingeschakeld, wanneer het onderwerp zich nog maar net
binnen het gebied bevindt, of wanneer de ontspanknop helemaal is ingedrukt zonder
halverwege te stoppen. Wacht totdat het aangegeven niveau van de
(Super
SteadyShot-schaalverdeling)-indicator omlaag gaat en druk de ontspanknop
vervolgens langzaam in.
Een statief gebruiken
Beelden opnemen
We raden u aan om de camera in de volgende situaties op een statief te
plaatsen.
• Zonder flitser in donkere omstandigheden opnamen maken.
• Opnemen met lange sluitertijden, dit wordt doorgaans gebruikt bij
nachtopnamen.
• Een opname maken van een onderwerp dat dichtbij is, zoals een macroopname.
• Een opname maken met een telescooplens.
• Een opname maken van een bewegend onderwerp.
Opmerking
• Schakel de Super SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief.
43NL
/ De automatische instelling
gebruiken voor een opname
Met de "AUTO"-functie kunt u onder alle omstandigheden van elk
onderwerp eenvoudig een opname maken
Kies
om op te nemen op plaatsen waar u geen flitser mag gebruiken.
1 Zet de functiekeuzeknop in de
stand
of
(Flitser uit).
of
2 Houd de camera vast en kijk in de
zoeker.
Het onderwerp binnen het scherpstelveld
wordt scherpgesteld (Eye-Start AF, blz.
65).
Scherpstelveld
3 Plaats het gewenste onderwerp
binnen het scherpstelveld.
• Zet als de
(camerabewegingswaarschuwing)indicator knippert de
-schakelaar op
ON om de Super SteadyShot-functie in
te schakelen of gebruik een statief.
(camerabewegingswaarschuwing)indicator
4 Bij gebruik van een zoomlens,
draait u de zoomring en bepaalt u
het beeld.
Zoomring
44
NL
5 Druk de ontspanknop tot
halverwege in om scherp te
stellen.
De scherpstellingsindicator z of
(Scherpstellings-indicator) gaat branden
nadat de scherpstelling is bevestigd
(blz. 64).
6 Druk de ontspanknop helemaal in
om het beeld op te nemen.
Beelden opnemen
Scherpstellings-indicator
• Wacht als de
-schakelaar op ON
staat tot de schaalverdeling van de
(Super SteadyShot-schaalverdeling)indicator omlaag gaat, en begin met
opnemen.
(Super SteadyShot
schaalverdeling)-indicator
Opmerking
• Als u de camera uitschakelt of de opnamefunctie wijzigt in AUTO of de
scènekeuzefunctie, dan worden de instellingen die u instelt met de Fn-knop,
-knop, ISO-knop of MENU-knop teruggezet op de standaardinstellingen.
De functie handmatige scherpstelling wordt ook vrijgegeven.
45NL
Een opname maken met een voor het
onderwerp (scènekeuzefunctie) geschikte
instelling
U kunt met de selectie van een juiste instelling voor het onderwerp of de
opname-omstandigheden een foto maken met een geschiktere instelling
voor het onderwerp dan met de "AUTO"-functie.
Portretfoto's nemen
Deze functie is geschikt voor:
z Een opname waarvan het onderwerp
scherp is tegen een onscherpe
achtergrond.
z Een opname waarin de huidtinten
zacht zijn weergegeven.
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Portret).
Opnametechnieken
• Zet de lens in de tele-stand om de achtergrond waziger te maken.
• U kunt een levendig beeld vastleggen door scherp te stellen op het oog dat
dichter bij de lens is.
• Gebruik de zonnekap om onderwerpen in tegenlicht op te nemen.
• Gebruik de functie Rode-ogeneffectvermindering als de ogen van uw
onderwerp rood worden door de flits (blz. 69).
46
NL
Landschapsfoto's nemen
Deze functie is geschikt voor:
z Maak de hele reeks opnames van
landschappen op een scherpe
instelling met levendige kleuren.
(Landschap).
Opnametechniek
Beelden opnemen
Zet de functiekeuzeknop in de stand
• Stel de lens in op groothoek om de weidsheid van de scène te
accentueren.
47NL
Foto's maken van een klein onderwerp
Deze functie is geschikt voor:
z Maak opnames van dichtbij, zoals
bloemen, insecten, gerechten of
kleine voorwerpen. U kunt hiermee
zuiverder en beter scherpstellen.
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Macro).
Opnametechnieken
• Ga vlakbij het onderwerp staan en neem de opname op de
minimumafstand van de lens.
• U kunt met een macrolens een onderwerp van dichterbij opnemen.
• Stel de ingebouwde flitser in op (Flitser uit) als u een opname van een
onderwerp neemt binnen 1 meter.
• De Super SteadyShot-functie zal in de macrostand niet helemaal effectief
zijn. Gebruik een statief om betere resultaten te behalen (blz. 43).
48
NL
Foto's maken van een bewegend onderwerp
Deze functie is geschikt voor:
z Een opname van bewegende
onderwerpen buitenshuis of op
heldere plaatsen.
Beelden opnemen
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Sportactie).
Opnametechnieken
• De camera neemt continu beelden op zolang u de ontspanknop helemaal
ingedrukt houdt.
• Houd de sluiterknop tot het juiste moment half ingedrukt.
• Stel de ISO-gevoeligheid hoger in als u bij slecht licht opneemt (blz. 78).
49NL
Foto's nemen van een zonsondergang
Deze functie is geschikt voor:
z Een prachtige opname van het rode
licht van de zonsondergang.
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Zonsondergang).
Opnametechnieken
• In vergelijking met andere standen wordt hiermee een beeld vastgelegd
waarin de rode kleur geaccentueerd is. Dit is ook geschikt voor het
vastleggen van het prachtige rood van de zonsopkomst.
• U kunt met belichtingscompensatie de kleurdiepte instellen. Naar
beneden (–) verschuiven verdiept de kleuren, terwijl naar boven (+)
verschuiven de kleuren verzacht.
50
NL
Nachtfoto's maken
Deze functie is geschikt voor:
z Het maken van portretten in
nachtscènes.
Beelden opnemen
z Opnemen van nachtscènes op
afstand met behoud van de donkere
atmosfeer van de omgeving.
Zet de functiekeuzeknop in de stand
nachtportret).
(Nachtopname/
Stel de [Flitsfunctie] in op (Flitser uit) als u een nachtopname maakt
zonder mensen erin (blz. 70).
Opnametechnieken
• Let erop dat het onderwerp niet beweegt om te voorkomen dat het beeld
wazig wordt.
• De sluitertijd is langer, dus is het raadzaam een statief te gebruiken.
Opmerking
• Het is mogelijk dat het beeld niet goed wordt opgenomen als u een volledig donkere
nachtscène opneemt.
51NL
Maak de afbeelding zoals u die wilt
maken (Belichtingsfunctie)
Met een spiegelreflexcamera kunt u de sluitertijd (hoe lang de sluiter open
is) en het diafragma (het veld dat scherp is: velddiepte) instellen om een
verscheidenheid aan fotografische uitdrukkingen te benutten.
U kunt bijvoorbeeld een korte sluitertijd gebruiken om de vorm van een
golf, die er maar even is, vast te leggen, of het accent te leggen op een
bloem met een langere sluitertijd om alles wat zich voor en achter de bloem
bevindt onscherp te maken. Dit zijn een paar effecten die u kunt benutten
met uw camera (blz. 55, 57).
De instelling van sluitertijd en diafragma creëert niet alleen de
fotografische effecten van beweging en scherptediepte, maar het bepaalt
eveneens de helderheid van een beeld door de hoeveelheid belichting (de
hoeveelheid licht die de camera binnenkomt), de belangrijkste factor van
fotograferen, te regelen.
Met de hoeveelheid belichting de helderheid van een beeld wijzigen
Hoeveelheid
belichting
laag
hoog
De camera opent de sluiter korter bij een kortere sluitertijd. Daardoor heeft
de camera minder tijd om licht binnen te laten, en dit heeft een donkerdere
foto tot gevolg. U kunt het diafragma (het gat waardoor het licht
binnenkomt) enigszins openen om de hoeveelheid licht te wijzigen die in
één keer binnenkomt om een heldere foto te nemen.
De helderheid van de foto die is gewijzigd met de sluitertijd en het
diafragma, wordt "belichting" genoemd.
In dit deel laten we u zien hoe u de belichting kunt wijzigen en de
verschillende foto-uitdrukkingen kunt benutten door beweging,
scherptediepte en licht te gebruiken. Zo kunt u de goede manier vinden om
het beeld en onderwerp vast te leggen zoals u het wilt.
52
NL
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie
gebruiken
Deze functie is geschikt voor:
z U kunt bij het gebruik van de
automatische belichting uw eigen
instellingen behouden voor ISOgevoeligheid, instellingen,
dynamische bereikoptimalisatie, enz.
belichtingscompensatie behouden,
maar de combinatie van sluitertijd en
diafragma wijzigen afhankelijk van
uw onderwerp
(programmaverschuiving).
Beelden opnemen
z U kunt de door de camera gemeten
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand P.
2 U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste
instellingen (blz. 63 tot 88).
De instellingen worden opgeslagen tot u de instellingen terugzet.
• U kunt op de -knop drukken om de flitser te gebruiken
3 U kunt de scherptediepte wijzigen en het onderwerp
fotograferen.
53NL
De programmaverschuiving gebruiken
1 Druk de ontspanknop tot
Sluitertijd
halverwege in om de
scherpstelling te wijzigen.
Diafragmawaarde
De door de camera vastgestelde juiste
belichting (waarde van de sluitertijd en
diafragma) wordt weergegeven.
2 Draai het instelwiel om de
gewenste combinatie te kiezen
terwijl de scherptediepte wordt
ingesteld.
PS
Sluitertijd
Diafragmawaarde
De indicator voor de opnamestand wordt
overgeschakeld op
"PS"(programmaverschuiving
Sluitertijdvoorkeur), en de sluitertijd en
diafragma worden gewijzigd.
• U kunt overschakelen op "PA"
(programmaverschuiving
Diafragmavoorkeur) als u een
combinatie wilt kiezen gebaseerd op de
diafragmawaarde (blz. 108).
3 Een opname maken van het onderwerp.
Opmerkingen
• De programmaverschuiving "PS" of "PA" wordt geannuleerd en teruggezet op "P"
als u de camera uit en inschakelt of als er een bepaalde tijd verstreken is.
• Wanneer programmaverschuiving "PS" wordt geselecteerd, wordt de
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator niet weergegeven.
54
NL
Een opname maken door de wazigheid van de
achtergrond te regelen (Diafragmavoorkeur)
Deze functie is geschikt voor:
z Een opname waarin het onderwerp
scherp is en alles voor en achter het
onderwerp wazig is.
Diafragmavergroting vernauwt het
veld dat scherpgesteld is. (De
velddiepte wordt oppervlakkiger.)
Diafragmaverkleining verbreedt het
veld dat scherpgesteld is. (De
velddiepte krijgt meer diepte.)
Beelden opnemen
z De scènediepte vastleggen.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand A.
55NL
2 De diafragmawaarde (F-waarde)
kiezen met het instelwiel.
• Kleinere F-waarde: de voor- en
achtergrond van het onderwerp zijn
wazig.
Grotere F-waarde: de voor- en
achtergrond van het onderwerp zijn ook
scherp.
• U kunt de wazigheid van een beeld niet
in de zoeker controleren. Controleer het
opgenomen beeld en pas het diafragma
aan.
3 U kunt de scherptediepte wijzigen
Diafragma (F-waarde)
Sluitertijd
en het onderwerp fotograferen.
De sluitertijd wordt automatisch
aangepast om de correcte belichting te
krijgen.
• De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
diafragmawaarde. Pas in zulke
gevallen het diafragma weer aan.
Opnametechnieken
• De sluitertijd kan afhankelijk van de diafragmawaarde langer worden.
Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
• De diafragmawaarde bepaalt het flitserbereik. Controleer het bereik van
de flitser (blz. 69) als u de flitser voor een opname gebruikt.
• Gebruik een telelens die is voorzien van een kleiner diafragma
(polarisatiefilter) om de achtergrond nog waziger te maken.
56
NL
Het vastleggen van een bewegend onderwerp met
verschillende uitdrukkingen (Sluitertijdvoorkeur)
Deze functie is geschikt voor:
z Maak in een momentopname een
afbeelding van een bewegend
onderwerp. Gebruik een kortere
sluitertijd om één moment van de
beweging helder vast te leggen.
dynamiek en vloeiing ervan uit te
drukken. Gebruik een langere
sluitertijd om het na-ijlende beeld
van het bewegende onderwerp vast
te leggen.
Beelden opnemen
z De beweging te volgen om de
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand S.
57NL
2 Kies de sluitertijd met het
instelwiel.
Sluitertijd
3 Wijzig de scherptediepte en
Diafragma (F-waarde)
fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch
aangepast om de correcte belichting te
krijgen.
• De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
sluitertijd. Pas in zulke gevallende
sluitertijd weer aan.
Opnametechnieken
• Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
• Kies een hogere ISO-gevoeligheid als u een binnenopname maakt van
een sport.
Opmerkingen
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie sluitertijdvoorkeur.
• Als u de flitser gebruikt en het diafragma sluit (een hoger F-waarde instelt) door de
sluitertijd langer te maken, zal het flitslicht een onderwerp op grote afstand niet bereiken.
• Hoe hoger de ISO-gevoeligheid is des te opvallender de ruis is.
• Als de sluitertijd 1 seconde of langer is, zal de ruisvermindering (NR lang-belicht)
na het opnemen worden uitgevoerd (blz. 106). Tijdens de ruisonderdrukking kunt u
niet verdergaan met opnemen.
58
NL
Een opname maken waarbij de belichting handmatig is
gewijzigd (Handmatige belichting)
Deze functie is geschikt voor:
z Een opname met de gewenste
belichtingsinstelling door wijziging
van zowel de sluitertijd als het
diafragma.
z Gebruik hiervoor een
belichtingsmeter.
Beelden opnemen
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel om de
sluitertijd te wijzigen, en draai
het instelwiel terwijl u de -knop
ingedrukt houdt om het diafragma
te wijzigen.
• U kunt met [Instelwiel inst] (blz. 108)
een functie toewijzen aan het
instelwiel.
-knop
Sluitertijd
Diafragma
(F-waarde)
59NL
3 Neem de opname nadat de
belichting is ingesteld.
• Controleer de belichtingswaarde op de
EV-schaalverdeling.
Naar +: beelden worden helderder.
Naar –: beelden worden donkerder.
De b B-pijl verschijnt als de ingestelde
belichting buiten het bereik van de EVschaalverdeling ligt. De pijl begint te
knipperen als het verschil toeneemt.
: Metered Manual (Handmatig
gemeten)
LCD-monitor (gedetailleerde opnameinformatie)
Standaardwaarde
Zoeker
Standaardwaarde
Opmerkingen
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie voor handmatige belichtingsinstelling.
• Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op M, dan wordt de ISO-instelling
[AUTO] ingesteld op [100]. In de M-functie is de ISO-instelling [AUTO] niet
beschikbaar. Stel de ISO-gevoeligheid zo nodig in.
Handmatige verschuiving
U kunt in de handmatige functie de combinatie van de sluitertijd en
diafragmawaarde veranderen zonder de belichting te veranderen.
Draai het instelwiel terwijl u de AELknop ingedrukt houdt om de combinatie
van sluitertijd en diafragmawaarde te
kiezen.
AEL-knop
60
NL
Een opname maken van een naijlend effect met een
lange belichtingstijd (BULB)
Deze functie is geschikt voor:
z Een opname waarin u de lichtstaart
van bijvoorbeeld vuurwerk opneemt.
z Een opname waarin u de
lichtstaarten van sterren opneemt.
Beelden opnemen
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel naar links tot
[BULB] wordt afgebeeld.
BULB
3 Draai terwijl u de
-knop
ingedrukt houdt het instelwiel om
het diafragma (F-waarde) te
wijzigen.
-knop
61NL
4 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te
wijzigen.
5 Houd de ontspanknop ingedrukt gedurende de gehele opname.
Zolang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend.
Opnametechnieken
• Gebruik een statief.
• Stel om de handmatige scherptefunctie de scherptediepte in op oneindig
als u vuurwerk, enz. opneemt.
• U kunt met de afstandsbediening de sluiter openhouden als u een
afstandsbediening gebruikt die is voorzien van een vergrendelingsfunctie
voor de ontspanknop (niet bijgeleverd).
Opmerkingen
• Schakel de Super SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief.
• Hoe langer de belichtingstijd des te opvallender de ruis op het beeld is.
• Na het opnemen wordt de ruisonderdrukking (NR lang-belicht) uitgevoerd
gedurende dezelfde tijdsduur dat de sluiter geopend was. Tijdens de
ruisonderdrukking kunt u niet verdergaan met opnemen.
62
NL
De opnamefunctie gebruiken
De scherpstelfunctie selecteren
Er zijn twee methoden om de scherptediepte te wijzigen. automatisch en
handmatig scherpstellen.
Automatisch scherpstellen gebruiken
1 Stel de schakelaar van de
scherpstellingsfunctie in op "AF".
Het onderwerp binnen het scherpstelveld wordt automatisch scherpgesteld
(Eye-Start AF).
3 Druk de ontspanknop half in om
Sensor scherpstelveld
de scherpstelling te controleren
en neem de opname.
• De scherpstellingsindicator z of
(blz. 64) gaat branden nadat de
scherpstelling is bevestigd.
• De sensor die wordt gebruikt voor de
scherpstelling in het AF-gebied, wordt
kort rood (blz. 66).
De opnamefunctie gebruiken
2 Kijk in de zoeker.
Scherpstelveld
Scherpstellings-indicator
Opnametechniek
• Stel het [AF-gebied] in (blz. 66) om het gebied te kiezen dat wordt
gebruikt voor de scherpstelling.
63NL
Scherpstellings-indicator
Scherpstellingsindicator
z brandt
Status
Scherpstelling vergrendeld. Klaar om op te nemen.
brandt
Scherpstelling is bevestigd. Het scherpstelpunt beweegt doordat
het een bewegend onderwerp volgt. Klaar om op te nemen.
brandt
Nog bezig met scherpstellen. U kunt de ontspanknop niet
loslaten.
z knippert
Kan niet scherpstellen. De sluiter is vergrendeld.
Onderwerpen waarvoor speciale scherpstelling nodig kan zijn:
Bij gebruik van de automatische scherpstelling is het moeilijk scherp te
stellen op de volgende onderwerpen. In dergelijke gevallen gebruikt u de
scherpstelvergrendelingsfunctie (blz. 65) of de handmatige scherpstelling
(blz. 67).
• Een onderwerp met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een witte muur.
• Twee onderwerpen op verschillende afstanden die elkaar overlappen
binnen het AF-gebied.
• Een onderwerp dat bestaat uit zich herhalende patronen, zoals de gevel
van een kantoorgebouw.
• Een onderwerp dat zeer helder is of schittert, zoals de zon, de carrosserie
van een auto of een wateroppervlak.
De juiste afstand tot een onderwerp nauwkeurig meten
De
-markering op de bovenkant van
de camera toont de locatie van de
beeldsensor*. Wanneer u de exacte
afstand meet tussen de camera en het
onderwerp, raadpleeg dan de positie van
de horizontale lijn.
* De beeldsensor is het onderdeel van de
camera dat fungeert als de film.
Opmerking
• Als het onderwerp dichterbij is dan de minimale opnameafstand van de gebruikte
lens, kan de scherpstelling niet worden bevestigd. Zorg voor voldoende afstand
tussen het onderwerp en de lens op de camera.
64
NL
De functie Eye-Start AF deactiveren
MENU-knop t
1 t [Eye-Start AF] t [Uit]
• We raden u aan om de [Eye-Start AF] in te stellen op [Uit] wanneer u de
Zoekerloupe FDA-M1AM (niet bijgeleverd) of de Hoekzoeker FDAA1AM (niet bijgeleverd) aan de camera bevestigd, omdat daardoor de
sensors van het zoekerkapje onder de zoeker geactiveerd kunnen worden.
Een opname nemen met uw gewenste compositie
(Scherpstelvergrendeling)
1 Plaats het onderwerp binnen het
AF-gebied en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
De opnamefunctie gebruiken
2 Houd de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt en plaats
het onderwerp terug op de
oorspronkelijke plaats om het
beeld opnieuw samen te stellen.
3 Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
De scherpstelmethode kiezen die geschikt is voor de beweging
van het onderwerp (Automatische scherpstelfunctie)
Fn-knop t [Autom. scherpst.] t Kies de gewenste instelling
(Enkelvoudige
AF)
De camera voert de scherpstelling uit en de scherpstelling
wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop tot halverwege
wordt ingedrukt.
65NL
AF)
(Automatische Wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt als het
onderwerp bewegingsloos is, wordt de scherpstelling
vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, gaat de camera
verder met het scherpstellen.
(Continue AF)
De camera blijft scherpstellen zolang u de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt houdt.
• De audiosignalen worden niet weergegeven wanneer op het
onderwerp is scherpgesteld.
Opnametechnieken
• Gebruik
• Gebruik
(Enkelvoudige AF) als het onderwerp stilstaat.
(Continue AF) als het onderwerp in beweging is.
Het scherpstelveld (AF-gebied) kiezen.
Kies de gewenste AF die past bij de
opnameomstandigheden of uw voorkeur.
Het gebied dat voor de scherpstelling
wordt gebruikt, licht kort op.
AF-gebied
Gebied
Fn-knop t [AF-gebied] t Kies de gewenste instelling
(Breed)
66
NL
De camera bepaalt welk deel van de negen AF-gebieden
wordt gebruikt wanneer wordt scherpgesteld binnen het AFgebied. U kunt de scherpstelling wijzigen met het Spot-AFgebied door het midden van de controller ingedrukt te houden.
(Punt)
De camera maakt uitsluitend gebruik van het Spot-AF-gebied.
(Lokaal)
Kies tijdens de opname met de controller uit de negen
gebieden het gebied waarvoor u de scherpstelling wilt
activeren. Om het Spot-AF-gebied te kiezen, drukt u op het
midden van de controller.
Opmerking
• Het is mogelijk dat het lokale AF-gebied niet oplicht bij continu opnemen of
wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt zonder halverwege te stoppen.
De scherpstelling (Handmatige scherpstelling) handmatig
wijzigen
Als het moeilijk is om de juiste scherpte in de stand autofocus te krijgen,
kunt u de scherpte handmatig aanpassen.
1 Stel de schakelaar van de
scherpstellingsfunctie in op MF.
lens om goed scherp te stellen.
Scherpstelring
Opmerkingen
• Wanneer het gaat om een onderwerp dat kan worden scherpgesteld in de
automatische scherpstellingsfunctie, licht de z-indicator op in de zoeker nadat de
scherpstelling is bevestigd. Wanneer het lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt het
middenveld gebruikt, en wanneer het lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt het
veld dat met de controller is gekozen, gebruikt.
• De camera zet de brandpuntsafstand op
(oneindig) wanneer de POWERschakelaar is ingesteld op ON.
• Wanneer u een teleconvertor, enz. gebruikt, zal het draaien van de scherpstelring
mogelijk niet vloeiend gaan.
• Als de dioptrie niet goed wordt ingesteld, wordt het beeld niet goed scherpgesteld
(blz. 22).
• Wanneer u de camera uitzet en daarna weer aanzet of als u de opnamestand wijzigt
terwijl de functiekeuzeknop is ingesteld op "AUTO" of de Scènekeuzefunctie, wordt
AF (Automatische scherpstelling) automatisch geselecteerd ongeacht de stand van
de opnamefunctieschakelaar.
De opnamefunctie gebruiken
2 Draai de scherpstelring van de
67NL
De flitser gebruiken
Met de flitser kunt u het onderwerp op donkere plaatsen helder vastleggen,
en het voorkomt tevens camerabeweging. Wanneer u een opname tegen de
zon in maakt, kunt u de flitser gebruiken om een helder beeld van het aan
de achterzijde belichte onderwerp te krijgen.
1 Druk op de
-knop.
-knop
De flitser komt omhoog.
• Bij de functies AUTO of Scènekeuze komt de
flitser automatisch omhoog als er onvoldoende
licht is of als het onderwerp zich in tegenlicht
bevindt. De ingebouwde flitser komt niet
omhoog, zelfs niet als u op de -knop drukt.
2 Nadat de flitser geladen is, kunt u de
opname maken.
Knipperend: De flitser wordt opgeladen. Als de
indicator knippert, kunt u de sluiter niet
ontspannen.
Opgelicht: De flitser is opgeladen en klaar
voor gebruik.
• Als u de ontspanknop in de functie
Automatische instelling bij donkere verlichting
half indrukt, kan de flitser worden gebruikt om
het onderwerp eenvoudiger te kunnen
scherpstellen (AF-hulplicht).
(Flitser wordt
opgeladen)-indicator
Opnametechnieken
• De lens of de zonnekap kan het flitslicht blokkeren waardoor er een
schaduw op het beeld kan worden geworpen. Verwijder de zonnekap.
• Houd een afstand van 1 m of meer van het onderwerp dat u wilt opnemen.
Opmerkingen
• Houd de camera niet vast bij de flitserzender.
• Gebruik de camera niet zolang de flitser niet volledig omhoog is getrokken.
• Opnamecondities die nodig zijn om te voorkomen dat er schaduw voorkomt op een
beeld, variëren, afhankelijk van de lens.
68
NL
Het flitserbereik
Het bereik waarin voor de juiste belichting wordt gezorgd, is afhankelijk
van de combinatie van het flitserbereik en de ISO-gevoeligheid. Raadpleeg
de onderstaande tabel om het flitserbereik te bepalen.
Diafragma
F4.0
F5.6
ISO-instelling AUTO 1,4 – 8,6 m
F2.8
1–6m
1 – 4,3 m
100
1 – 4,3 m
1–3m
1 – 2,1 m
200
1–6m
1 – 4,3 m
1–3m
400
1,4 – 8,6 m
1–6m
1 – 4,3 m
800
2 – 12 m
1,4 – 8,6 m
1–6m
1600
2,8 – 17 m
2 – 12 m
1,4 – 8,6 m
3200
4 – 24 m
2,8 – 17 m
2 – 12 m
Het AF-hulplicht uitschakelen
MENU-knop t
De opnamefunctie gebruiken
Het AF-hulplicht
• Het AF-hulplicht werkt niet als de [Autom. scherpst.] is ingesteld op
(Continue AF) of als het onderwerp in beweging is in
(Automatische AF). (De indicator
of
licht op in de zoeker.)
• Het AF-hulplicht zal mogelijk niet werken met een brandpuntsafstand
van 300 mm of meer.
• Wanneer een externe flits wordt bevestigd, wordt het AF-hulplicht van de
externe flits gebruikt.
2 t [AF-hulplicht] t [Uit]
De rode-ogen-vermindering gebruiken
Met deze instelling kunt u het rode-ogeneffect verminderen door enkele
keren een zwak flitslicht te laten afgaan alvorens de opname met de flitser
te maken.
MENU-knop t
1 t [Rode-ogen-verm.] t [Aan]
Opmerking
• Rode-ogeneffectvermindering is alleen beschikbaar met de ingebouwde flitser.
69NL
De flitsfunctie selecteren
Fn-knop t [Flitsfunctie] t Kies de gewenste instelling
(Flitser uit)
De ingebouwde flitser gaat niet af, zelfs niet als deze omhoog
komt. Dit kan niet worden geselecteerd als de
functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S of M.
(Autom.flitsen)
De flitser gaat af wanneer het donker is of wanneer de opname
in tegenlicht wordt gemaakt. Dit kan niet worden geselecteerd
als de functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S of M.
(Invulflits)
De flitser gaat bij iedere opname af als de ingebouwde flitser
omhoog gekomen is.
(Langz.flitssync.) De flitser gaat bij iedere opname af als de ingebouwde flitser
omhoog gekomen is. U kunt met de langzameflitssynchronisatieopname zowel een helder beeld van het
onderwerp als van de achtergrond nemen door een langere
sluitertijd te gebruiken.
(Eindsynchron.)
(Draadloos)
De flitser gaat iedere keer af als deze omhoog komt vlak
voordat de opname klaar is.
Er gaat een externe flitser af (niet bijgeleverd) die niet op de
camera is aangesloten en erbij vandaan ligt (draadloos
flitsapparaat).
Opnametechnieken
• U kunt langzame-flitssynchronisatie gebruiken om in het donker een
heldere afbeelding te maken van mensen en hun achtergrond.
• U kunt de eind synchronisatie gebruiken om een natuurlijk beeld te
nemen van een bewegend onderwerp zoals een fiets of een wandelaar.
Een draadloze-flitsopname maken
U kunt met een externe, draadloze flitser (niet bijgeleverd) een opname
flitsen zonder snoer waarbij de externe flitser niet op de camera is
aangesloten. Door de plaats van de flitser te veranderen, kunt u een beeld
vastleggen dat driedimensionaal lijkt te zijn door het contrast van licht en
schaduw op het onderwerp te benadrukken.
Raadpleeg voor het maken van afbeeldingen de bedieningsinstructies van
uw flitser.
70
NL
Fn-knop t [Flitsfunctie] t
(Draadloos)
• Om vooraf een flitsertest uit te voeren, trekt u de flitser omhoog en drukt
u op de AEL-knop op de camera.
Opmerkingen
• Schakel de draadloze-flitserfunctie uit nadat u klaar bent met het maken van
draadloze-flitsopnamen. Als de ingebouwde flitser wordt gebruikt terwijl de
draadloze-flitserfunctie nog ingeschakeld is, worden de opnamen onnauwkeurig
door de flitser belicht.
• Als een andere fotograaf in de buurt een draadloos flitsapparaat gebruikt en het
flitslicht van zijn/haar ingebouwde flitser uw flitsapparaat doet afgaan, verandert u
het kanaal van uw externe flitsapparaat. Als u het kanaal van het externe
flitsapparaat wilt veranderen, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die erbij werd
geleverd.
De opnamefunctie gebruiken
De AEL-knop instellen
Bij gebruik van de draadloze-flitsopname adviseren wij u [AEL-knop]
(blz. 108) in te stellen op [AEL-vergrendel] in het
menu Custom.
71NL
De helderheid van het beeld wijzigen
(Belichting, flitscompensatie, meting)
Een opname maken met een vastgelegde helderheid (AEvergrendeling)
De belichting kan bij een opname in tegenlicht of bij een raam ongeschikt
zijn voor het onderwerp vanwege de grote lichtverschillen tussen het
onderwerp en de achtergrond. Gebruik in zulke gevallen de lichtmeter waar
genoeg licht valt op het onderwerp en vergrendel de belichting alvorens de
opname te nemen. Richt de camera vóór een plaats die lichter is dan het
onderwerp en gebruik de lichtmeter om de belichting van het hele beeld te
vergrendelen om het onderwerp minder helder te maken. Richt de camera
vóór een plaats die donkerder is dan het onderwerp en gebruik de
lichtmeter om de belichting van het hele beeld te vergrendelen om het
onderwerp meer helderheid te geven.
In dit deel wordt beschreven hoe u met de (Spot) een helderder beeld
van het onderwerp kunt vastleggen.
De plaats waar u de
belichting vergrendeld.
1 Fn-knop t [Lichtmeetfunctie] t
(Spot)
2 Pas de scherpstelling aan op het deel waarop u de belichting
wilt vergrendelen.
De belichting wordt ingesteld wanneer er scherpgesteld is.
72
NL
3 Druk op de AEL-knop om de
belichting te vergrendelen.
Het (AE-vergrendelingsteken) wordt
op de LCD-monitor afgebeeld in de
zoeker.
AEL-knop
4 Stel scherp op het onderwerp terwijl u op de AEL-knop drukt, en
neem de opname van het onderwerp.
Hoe u de belichting van het beeld kunt controleren
Houd de AEL-knop ingedrukt en plaats
de spot-lichtmeetcirkel op de plaats waar
het licht contrasteert met het onderwerp.
De lichtmeetindicator geeft de
verschillen in belichting aan waarbij nul
de vergrendelde belichting is.
Een verschuiving naar de pluszijde maakt
het beeld helderder, en een verschuiving
naar de minzijde maakt het beeld
donkerder.
b of B wordt achter de indicator
weergegeven of knippert als het beeld te
licht of te donker is om de juiste
belichting te krijgen.
Spot-lichtmeetcirkel
De opnamefunctie gebruiken
• Houd na de opname de AEL-knop ingedrukt als u met dezelfde
belichtingswaarde blijft opnemen. De instelling wordt geannuleerd wanneer
u de knop loslaat.
73NL
Helderheidscompensatie voor het hele beeld gebruiken
(Belichtingscompensatie)
De belichting wordt, behalve voor de opnamefunctie M, automatisch
verkregen. (Automatische belichting)
U kunt afhankelijk van uw voorkeur op basis van de belichting die is
verkregen door de automatische belichting, belichtingscompensatie
uitvoeren door de belichting ofwel naar de pluszijde of naar de minzijde te
verschuiven. U kunt het hele beeld lichter maken door naar de pluszijde te
schuiven. U kunt het hele beeld donkerder maken door naar de minzijde te
schuiven.
Correctie in de –
richting
Basisbelichting
1 Druk op de
-knop om het
belichtingscompensatiescherm
weer te geven.
Correctie in de +
richting
-knop
2 Pas de belichting aan met de
bedieningsknop.
Naar + (over): maakt een beeld helderder.
Naar – (onder): maakt een beeld
donkerder.
Standaardbelichting
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
74
NL
Opnametechnieken
• Pas het compensatieniveau aan door het opgenomen beeld te controleren.
• Met de bracketopnamefunctie kunt u meerdere beelden opnemen met de
belichting verschoven naar de plus- of minzijde (blz. 86).
De hoeveelheid flitslicht (Flitscompensatie) aanpassen
Als u opneemt met de flitser, kunt u alleen de hoeveelheid flitslicht
veranderen, zonder de belichtingscompensatie te veranderen. U kunt alleen
de belichting wijzigen van het hoofdonderwerp dat binnen het flitsbereik
ligt.
1 t [Flitscompens.] t Kies de gewenste
• Naar +: verhoogt het flitsniveau.
Naar –: verlaagt het flitsniveau.
Opmerkingen
• Als u het flitsniveau hebt aangepast, wordt
in de zoeker weergegeven als de
ingebouwde flitser omhoog is getrokken. Zorg ervoor dat u niet vergeet de waarde
terug te zetten als u het flitsniveau aanpast.
• Het kan zijn dat het positieve effect niet zichtbaar is aangezien de hoeveelheid
flitslicht beperkt is als het onderwerp zich op of bij het maximumbereik van de
flitser bevindt. Als het onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het mogelijk dat het
negatieve effect niet zichtbaar is.
De opnamefunctie gebruiken
MENU-knop t
instelling
Belichtingscompensatie en flitscompensatie
De belichtingscompensatie verandert de sluitertijd, het diafragma en de ISOgevoeligheid (als [AUTO] is geselecteerd) om de compensatie uit te voeren. Als de
flitser wordt gebruikt, wordt tevens de hoeveelheid flitslicht veranderd.
De flitscompensatie verandert echter uitsluitend de hoeveelheid flitslicht.
De flitsregeling selecteren om de hoeveelheid flitslicht
(Flitsregeling) in te stellen
MENU-knop t
instelling
1 t [Flitsregeling] t Kies de gewenste
75NL
ADI-flits
Met deze methode regelt u het licht van de flitser waarbij
rekening gehouden wordt met de informatie over de
brandpuntsafstand en de lichtmeetgegevens van de voorflits.
Met deze methode kunt u een nauwkeurige flitscompensatie
krijgen waarbij er nagenoeg geen effect optreedt van de
weerkaatsing van het onderwerp.
Voorflits DDL
Met deze methode regelt u de hoeveelheid flitslicht die
uitsluitend berekend wordt volgens de gegevens van de
lichtmeting van de voorflits. Deze methode is gevoelig voor
de lichtweerkaatsing van het onderwerp.
ADI: Advanced Distance Integration (Geavanceerde afstandintegratie)
TTL: Through the lens (Door de lens)
• Bij de selectie van [ADI-flits] kan het gebruik van een lens die is voorzien
van een afstandscodeerder een nauwkeuriger flitscompensatie opleveren
doordat nauwkeurigere afstandsinformatie wordt gebruikt.
Opmerkingen
• Wanneer de afstand tussen het onderwerp en het externe flitsapparaat (niet
bijgeleverd) niet kan worden vastgesteld (opnemen met een draadloos, extern
flitsapparaat (niet bijgeleverd), opnemen met een los flitsapparaat dat met een kabel
is verbonden met de camera, opnemen met een dubbelflitsapparaat of ringflitser voor
macro-opnamen, enz.), selecteert de camera automatisch de instelling Voorflits
DDL.
• Selecteer in de volgende gevallen [Voorflits DDL] omdat de camera geen
flitscompensatie kan uitvoeren met ADI-flits.
– Er is aan het flitsapparaat HVL-F36AM een breed paneel bevestigd.
– Er wordt voor flitsopnamen een diffuser gebruikt.
– Er wordt een filter met een belichtingsfactor, zoals een ND-filter, gebruikt.
– Er wordt een close-uplens gebruikt.
• ADI-flits is alleen beschikbaar in combinatie met een lens die is uitgerust met een
afstandscodeerder. Om te bepalen of uw lens is uitgerust met een afstandscodeerder,
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die bij de lens werd geleverd.
76
NL
De methode selecteren voor lichtmeting van het onderwerp
(Lichtmeetfunctie)
Fn-knop t [Lichtmeetfunctie] t Kies de gewenste instelling
(Meervelds)
Hiermee wordt het hele scherm onderverdeeld in 40 velden
om het licht te meten (lichtmeting met 40 velden in
honingraatmotief).
(Centrum gericht) Deze functie legt de nadruk op het middelste deel van het
scherm, maar meet de gemiddelde helderheid van het gehele
scherm.
(Spot)
Hiermee wordt het licht uitsluitend binnen de spotlichtmeetcirkel in het midden van het scherpstelkader
gemeten.
• Gebruik (Meervelds) voor meten voor algemene opnamen.
• Gebruik de Spot-meting om het licht te meten van uw onderwerp wanneer
u een onderwerp met een scherp contrast in het scherpstelveld met de
juiste belichting wilt opnemen, en voer vervolgens de opname uit met
AE-vergrendeling (blz. 72).
De opnamefunctie gebruiken
Opnametechnieken
77NL
ISO-instelling
De lichtgevoeligheid wordt uitgedrukt door de ISO-waarde (aanbevolen
belichtingsindex). Hoe hoger het getal, des te hoger de gevoeligheid.
1 Druk op de ISO-knop om het ISO-
ISO-knop
scherm weer te geven.
2 Selecteer op de controller met v/V de gewenste waarde.
• Hoe hoger het getal, des te hoger het ruisniveau is.
Opmerking
• Als ISO is ingesteld op [AUTO], dan wordt de ISO als volgt automatisch
ingesteld.
Opnamefunctie
ISO
AUTO, Scènekeuzefunctie
Het bereik verschilt en is afhankelijk van de functie.
P, A, S
100 – 400
• De [AUTO]-instelling is niet beschikbaar in de opnamefunctie M. Als u de
opnamefunctie M wijzigt met de [AUTO]-instelling, dan wordt deze overgeschakeld
op [100]. Stel de ISO in in overeenstemming met uw opname-omstandigheden.
78
NL
De kleurtinten (Witbalans) instellen
De kleurtint van het onderwerp verandert naarmate de aard van de lichtbron
verandert. De onderstaande tabel geeft de veranderingen in kleurtint aan
gebaseerd op diverse lichtbronnen in vergelijking met een onderwerp dat er
wit uitziet in het zonlicht.
Daglicht
Bewolkt
TL-licht
Lamplicht
Wit
Blauwachtig
Groengetint
Roodachtig
Weer/lichtbron
Eigenschappen
van het licht
Opmerking
• De camera kan geen nauwkeurige witbalans vaststellen als de enige beschikbare
lichtbron een kwik- of een natriumlamp is vanwege de kenmerken van de lichtbron.
Gebruik in zulke gevallen de flitser.
De witbalans aanpassen zodat deze bij een bepaalde
lichtbron past (Automatisch/vooringestelde witbalans)
De opnamefunctie gebruiken
Witbalans is een functie waarmee de kleurtint wordt aangepast tot ongeveer
wat u ziet. Gebruik deze functie als de kleurtint van het beeld er niet uitziet
zoals u verwachtte, of als u doelbewust de kleurtint wilt veranderen voor
een fotografische uitdrukking.
Fn-knop t [Witbalans] t Kies de gewenste instelling
• Als [AWB] niet is geselecteerd, dan kunt u de kleurtint nauwkeurig
instellen met b/B op de controller. Met een aanpassing naar + wordt het
beeld roder en met een aanpassing naar – wordt het beeld blauwer.
79NL
AWB
(Autom.witbalans)
(Daglicht)
(Schaduw)
(Bewolkt)
De camera neemt automatisch een lichtbron waar en past de
kleurtinten eropaan.
Bij de selectie van een optie die geschikt is voor een bepaalde
lichtbron, worden de kleurtinten aangepast aan de lichtbron
(vooringestelde witbalans).
(Kunstlicht)
(TL-licht)
(Flitslicht)
Opnametechnieken
• Gebruik de bracketfunctie van de witbalans als u de gewenste kleurtint
niet in de geselecteerde optie kunt krijgen (blz. 88).
• U kunt de waarde van de gewenste (onderstaande) waarde aanpassen door
[5500K] (Kleurtemperatuur) of [00] (Kleurfilter) te selecteren.
• Door
(Eigen) te selecteren, kunt u uw instelling opslaan (blz. 81).
De kleurtemperatuur en een filtereffect instelling
(Kleurtemperatuur/kleurfilter)
Fn-knop t [Witbalans] t [5500K] (Kleurtemperatuur) of [00]
(Kleurfilter)
• Selecteer de waarde met b/B om de kleurtemperatuur in te stellen.
• Selecteer de compensatierichting met b/B om de kleurfilter in te stellen.
Opmerking
• De waardes zijn anders onder tl-licht/natrium- of kwiklampen omdat kleurmeters
zijn ontworpen voor filmcamera's. We raden u aan om uw eigen witbalans te
gebruiken of een testopname te maken.
80
NL
5500K*1
(Kleurtemperatuur)
Hiermee wordt de witbalans aan de hand van de
kleurtemperatuur ingesteld. Hoe hoger het getal is, des te
roder het beeld wordt, en hoe lager het getal is, des te blauwer
het beeld wordt.
00*2 (Kleurfilter)
Hiermee komt het CC-filtereffect (Color Compensation) voor
fotografie tot stand.
De kleur kan, gebaseerd op de ingestelde kleurtemperatuur
als standaard, worden gecompenseerd naar G (Green) of M
(Magenta).
*1
*2
De waarde is de waarde van de kleurtemperatuur die op dat moment is geselecteerd.
De waarde is de waarde van de Kleurfilter die op dat moment is geselecteerd.
De kleurtinten opslaan (Eigen witbalans)
1 Fn-knop t [Witbalans] t
2 Selecteer [
SET] met b/B op de controller.
3 Houd de camera zodanig vast dat het witte deel de spotlichtmeetcirkel geheel bedekt en druk op de ontspanknop.
De opnamefunctie gebruiken
In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten
lichtbronnen, adviseren wij u een eigen witbalans te gebruiken om de witte
kleuren nauwkeurig te reproduceren.
De sluiter klikt en de geijkte waarden (Kleurtemperatuur en Kleurfilter)
worden weergegeven.
4 Druk op het midden van de controller.
De monitor keert terug naar het scherm met opname-informatie waarbij de in
het geheugen opgeslagen eigen ingestelde instelling voor witbalans blijft
behouden.
• De eigen witbalansinstelling die met deze bediening werd opgeslagen, blijft
beschikbaar totdat een nieuwe instelling wordt opgeslagen.
81NL
Opmerking
• De mededeling "Fout eigen witbalans" geeft aan dat de waarde buiten het verwachte
bereik ligt. (Als de flitser wordt gebruikt op een onderwerp dat erg dichtbij is, of als
zich een onderwerp met een felle kleur in het scherpstelkader bevindt.) Als u deze
waarde opslaat, wordt de
-indicator geel in de opname-informatie op de LCDmonitor. U kunt op dit moment wel opnemen, maar wij adviseren u de witbalans
nogmaals in te stellen om een nauwkeurigere witbalanswaarde te verkrijgen.
De eigen witbalansinstelling oproepen
Fn-knop t [Witbalans] t
(Eigen)
Opmerking
• Als de flitser afgaat wanneer op de ontspanknop wordt gedrukt, wordt een eigen
witbalansinstelling opgeslagen waarbij rekening wordt gehouden met het flitslicht.
Gebruik bij latere opnamen ook de flitser.
82
NL
Beeldverwerking
De helderheid van het beeld corrigeren (Dynamischbereikoptimalisatie)
Fn-knop t [Dyn.-bereikoptim] t Kies de gewenste instelling
(Uit)
Als het contrast van licht en schaduw tussen het onderwerp
en de achtergrond scherp is, wat gewoonlijk het geval is bij
opnemen in tegenlicht, dan verzwakt de camera het contrast
in het hele beeld om een beeld te produceren met de juiste
helderheid en contrast.
(Geavanceerd)
Door het beeld op te delen in kleine velden, analyseert de
camera het contrast van licht en schaduw tussen het
onderwerp en de achtergrond, en produceert een beeld waarin
de helderheid en gradatie optimaal is.
(Geavanceerd) van Dynamisch-bereikoptimalisatie heeft geen effect
op RAW-bestanden. Corrigeer beelden met de functie Dynamischbereikoptimalisatie van "Image Data Converter SR".
De door u gewenste beeldverwerking kiezen (Instellingen)
MENU-knop t
instelling
1 t [Instellingen] t Kies de gewenste
De opnamefunctie gebruiken
•
Geen compensatie.
(Standaard)
• Als u het (Contrast), (Verzadiging) of
(Scherpte) wilt
aanpassen, selecteert u het gewenste item met b/B, en past u vervolgens
de waarde aan met v/V.
(Standaard)
Voor het maken van verschillende opnames met een rijke
gradatie en prachtige kleuren.
(Levendig)
De verzadiging en het contrast worden verhoogd voor het
opnemen van opvallende beelden van kleurrijke scènes en
onderwerpen, zoals bloemen, lentegroen, een blauwe hemel
of vergezichten over zee.
(Portret)
Voor het vastleggen van huidkleur met een zacht tint, ideaal
geschikt voor het maken van portretten.
(Landschap)
De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd
voor het vastleggen van levendige, heldere landschappen.
Ook landschappen in de verte komen meer tot uiting.
83NL
(Nachtopname)
(Zonsondergang)
Het contrast wordt verzacht voor het vastleggen van een
nachtelijk landschap dat getrouwer is aan de werkelijke
weergave.
Voor het vastleggen van de prachtige mooie kleur van de
ondergaande zon.
(Zwart-wit)
Voor het vastleggen van zwart-witbeelden.
(AdobeRGB)
Voor het opnemen van beelden in de Adobe RGBkleurenruimte.
(Contrast), (Verzadiging) en
instellingenitem worden aangepast.
(Scherpte) kunnen voor ieder
(Contrast)
Het verschil tussen licht en schaduw in een beeld (gradatie).
Verhoog de waarde om een beeld te krijgen met scherpe
contrasten. Verlaag de waarde voor een zachtere afwerking.
(Verzadiging)
De levendigheid van kleuren. Verhoog de waarde voor een
beeld met diepe en levendige kleuren. Verlaag de waarde
voor een rustigere afwerking.
(Scherpte)
Dit is de mate waarin de contouren benadrukt worden.
Verhoog de waarde om een heldere afwerking te krijgen.
Verlaag de waarde voor een zachtere afwerking.
Over Adobe RGB-kleurruimte
Adobe RGB-kleurruimte heeft een uitgebreid assortiment kleurreproducties
in vergelijking met sRGB die de standaard kleurruimte van de digitale
camera is. Als de hoofddoelstelling is om het beeld af te drukken, met name
wanneer een groot deel van het onderwerp levendig groen of rood is, is
Adobe RGB effectiever dan andere sRGB-kleurruimtes.
• De bestandsnaam van het beeld begint met "_DSC".
Opmerkingen
• Als de Scèneselectie wordt gebruikt, kunt u de instellingen niet wijzigen.
• Wanneer
(Zwart-wit) is geselecteerd, kunt u de verzadiging niet aanpassen.
•
(AdobeRGB) is voor toepassingen of printers die kleurbeheer en
kleurruimteoptie DCF2.0 ondersteunen. Wanneer u toepassingen of printers gebruikt
die het kleurbeheer niet ondersteunen, kan dat beelden opleveren waarin kleuren niet
kleurgetrouw worden weergegeven of afgedrukt.
• Beelden worden met een lage verzadiging weergegeven als zij op de camera, of
apparaten die Adobe RGB niet ondersteunen, werden opgenomen met
(AdobeRGB).
84
NL
De transportfunctie selecteren
Deze camera heeft vijf transportfuncties, waaronder enkelvoudig transport,
continu-transport. Gebruik ze zoals u wilt.
Enkele opnamen nemen
Deze functie is voor normaal opnemen.
-knop t
(Enkelbeeldopname)
Continu opnemen
1
-knop t
(Continuopname)
2 Wijzig de scherptediepte en
fotografeer het onderwerp.
• De camera blijft opnemen als u de
ontspanknop ingedrukt houdt.
• Het aantal beelden dat opeenvolgend
kan worden genomen, is aangegeven in Het aantal beelden dat opeenvolgend
de zoeker.
kan worden opgenomen
De opnamefunctie gebruiken
De camera neemt de beelden opeenvolgend op met een maximum van 3
beelden per seconde*.
* Onze meetomstandigheden. De snelheid van continu opname is
langzamer, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Het maximale aantal opeenvolgende opnamen
Het aantal beelden dat continu opgenomen kan worden, is beperkt.
Fijn/Standaard*
Geen limiet (tot de geheugenkaart vol is)
RAW & JPEG
3 beelden
RAW
6 beelden
* Vanaf de vierde opname wordt de opnamesnelheid iets langzamer.
85NL
De zelfontspanner gebruiken
De 10-seconden zelfontspanner is handig wanneer de fotograaf zelf op de
foto moet staan en de 2-seconden zelfontspanner is handig om
camerabewegingen te verminderen.
1
-knop t
aantal seconden
• Het cijfer achter
(Zelfontspanner) t Selecteer het gewenste
is het huidige aantal geselecteerde seconden.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
• Als de zelfontspanner is geselecteerd, geven geluidsignalen en het lampje
van de zelfontspanner de status ervan aan. Vlak voor de opname knippert
het lampje van de zelfontspanner snel en klinkt het geluidsignaal.
De zelfontspanner annuleren
Om de geactiveerde zelfontspanner te annuleren, drukt u op de
-knop.
Opmerking
• Gebruik het zoekerkapje als u de ontspanknop indrukt zonder in de zoeker te kijken
(blz. 23).
Beelden opnemen met verschoven belichting
(Belichtingsbracket)
Basisbelichting
– richting
+ richting
Met bracketopnamen kunt u diverse beelden opnemen, ieder met een
andere belichtingsgraad. Deze camera is uitgerust met een automatische
bracketfunctie. Specificeer de afwijkingswaarde (stappen) van de
basisbelichting, en de camera verschuift automatisch de belichting bij het
opnemen. U kunt ook een beeld kiezen dat de door u gewenste helderheid
heeft nadat de opnamen klaar zijn.
86
NL
1
-knop t Gewenste bracket t Gewenste bracketstap
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De basisbelichting wordt ingesteld bij het eerste beeld van de bracketopname.
* (Bracket:
continu)
Hiermee worden drie opnamen gemaakt waarbij de belichting
volgens een gekozen stap verschuift.
Houd de ontspanknop ingedrukt totdat het opnemen stopt.
* (Bracket:
enkel)
Hiermee worden drie opnamen gemaakt waarbij de belichting
volgens een gekozen stap verschuift.
Druk de ontspanknop in voor elke opname.
* _ ._ EV onder
/
is de huidige, gekozen stap.
EV-schaalverdeling bij bracketopname
De opnamefunctie gebruiken
Opmerkingen
• De belichting wordt verschoven door aanpassing van de sluitertijd als het instelwiel
is ingesteld op M. Houd de AEL-knop ingedrukt als u de belichting verschuift door
de diafragmawaarde aan te passen.
• Bij aanpassing van de belichting, wordt de belichting verschoven aan de hand van de
gecompenseerde waarde.
• De bracket kan niet worden gebruikt als de opnamefunctie is ingesteld op AUTO of
de scènekeuzefunctie.
Omgeving-bracketopname
Flits-bracketopname
stappen van 0,3, drie opnamen stappen van 0,7, drie opnamen
Belichtingscompensatie 0
Flitscompensatie –1,0
LCD-monitor
Aangegeven in de bovenste
regel.
Aangegeven onder de
schaalverdeling.
Zoeker
• Bij een omgeving*-bracketopname, wordt de EV-schaalverdeling ook in
de zoeker afgebeeld, maar niet bij een flits-bracketopname.
87NL
• Nadat de bracketopname is begonnen, gaan de aanduidingen van de reeds
gemaakte opnamen één voor één uit.
• Wanneer Enkel-bracket is geselecteerd en de ontspanknop tot halverwege
wordt ingedrukt en losgelaten, wordt in geval van een omgevingbracketopname "br 1" afgebeeld in de zoeker, en in geval van een flitsbracketopname "Fbr 1". Nadat de bracketopname is begonnen, wordt
afgebeeld wat het nummer van het volgende beeld is, bijv. "br 2", "br 3".
* Omgevingslicht: elk licht, behalve het flitslicht, dat de scène belicht
gedurende een lange tijd, zoals natuurlijk licht, een gloeilamp of een tlbuis.
Opnemen met witbalansverschuiving (Witbalansbracket)
Op basis van de geselecteerde witbalans en de kleurtemperatuur/kleurfilter
worden drie opnamen gemaakt.
1
-knop t
gewenste instelling
(Witbalansbracket) t Kies de
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
*1
(Witbalansbracket)
*1
*2
De waarde onder de
is de huidige geselecteerde waarde.
Mired: een eenheid die de kleuromzettingskwaliteit aangeeft voor
kleurtemperatuurfilters.
88
NL
Hiermee worden drie beelden opgenomen waarbij de
witbalans verschuift. Als Lo wordt gekozen, dan is de
verschuiving 10*2 mored, en als Hi wordt gekozen, dan is de
verschuiving 20 mored. Eén opname maakt drie beelden.
De weergavefuncties gebruiken
Beelden weergeven
Het laatst opgenomen beeld wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
1 Druk op de
-knop.
-knop
2 Selecteer op de controller een beeld met b/B .
Terugkeren naar de opnamestand
Druk nogmaals op de -knop.
Overschakelen op het scherm voor opnamegegevens
Druk op de DISP-knop.
Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt.
De weergavefuncties gebruiken
Weergave van de volgende
of vorige beelden tot
maximaal vijf beelden.
Met opnameinformatie
Histogram
weergave
Met opnameinformatie
Zonder opnameinformatie
Opmerking
• De DISP-knop schakelt de weergave van de opnamegegevens in en uit andere
weergavefuncties, zoals op een vergroot scherm.
De beeldrichting kiezen bij de weergave van een beeld dat is opgenomen
in de portretpositie
MENU-knop t
instelling
2 t [Beeldrotatie] t Selecteer de gewenste
89NL
Opmerking
• Wanneer u het beeld weergeeft op een tv of computer, wordt het weergegeven in de
portretpositie, zelfs als [Handm.roteren] is geselecteerd.
Een beeld roteren
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Druk op het midden van de controller.
Het beeld wordt linksom geroteerd. Herhaal stap 2 als u nog een rotatie wilt
uitvoeren.
• Nadat u het beeld hebt geroteerd, wordt het weergegeven in de geroteerde
positie, zelfs wanneer u de voeding uitschakelt.
Terugkeren naar het normale weergavescherm
Druk op de -knop.
Opmerking
• Als u geroteerde beelden naar een computer kopieert, kunnen de geroteerde beelden
met het softwareprogramma "Picture Motion Browser" (bijgeleverd) correct worden
weergegeven. Het is echter mogelijk dat de beelden niet worden geroteerd,
afhankelijk van het softwareprogramma.
Beelden vergroten
Een beeld kan worden vergroot om het beter te kunnen bekijken. Dit is
handig om de scherpstelling van een opgenomen beeld te bekijken.
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
90
NL
2 U kunt in en uitzoomen op het
beeld met de
of
-knop.
• Op de controller kunt u met v/V/b/B
het deel kiezen dat u wilt vergroten.
• Draaien aan het instelwiel schakelt het
beeld over op dezelfde
weergavevergroting. Als u meerdere
beelden opneemt met dezelfde
compositie, dan kunt u hun
scherptediepte vergelijken.
• Telkens wanneer u op het midden van
de controller drukt, wisselt het scherm
tussen het in- of uitgezoomde scherm
en weergave van het beeld op een
volledig scherm.
-knop
Het beeld vergroten gecentreerd rondom een vorig gekozen punt
U kunt eerst een deel van een beeld selecteren en dan het deel vergroten.
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
De weergavefuncties gebruiken
De vergrote weergave annuleren
Druk op de -knop om het beeld te laten terugkeren naar de normale
grootte.
-knop
2 Druk op het midden van de controller.
Het rode kader wordt weergegeven.
3 Verplaats het rode kader naar het midden van het deel dat u
wilt vergroten met v/V/b/B op de controller.
91NL
4 Maak het rode kader groter of kleiner met de
of
-knop om
het deel te bepalen dat u wilt vergroten.
5 Druk op het midden van de controller.
Het gedeelte binnen het rode kader wordt vergroot.
• Druk op het midden van de controller om terug te keren naar het vorige
scherm.
• U kunt op de
-knop drukken om de vergrote weergave te annuleren.
Zoombereik
Het weergavezoombereik is als volgt.
Beeldgrootte
Zoombereik
L
Ong. ×1,1 – ×12
M
Ong. ×1,1 – ×9,1
S
Ong. ×1,1 – ×6,1
Overschakelen op de beeldlijstweergave
1 Druk op de
-knop.
-knop
Het scherm verandert in het
indexweergavescherm.
2 Druk een aantal maal op de DISPknop om het gewenste
schermformaat te kiezen.
• Achtereenvolgens worden de volgende
schermen weergegeven: 9 beelden t
25 beelden t 4 beelden
DISP-knop
Terugkeren naar het scherm met een enkel beeld
Druk op de
-knop of het midden van de controller als u het gewenste
beeld kiest.
92
NL
Een map selecteren
1 Selecteer de mappenbalk met
b/B op de controller en druk
vervolgens in het midden.
Mappenbalk
2 Selecteer de gewenste map met v/V en druk vervolgens in het
midden.
Beelden automatisch weergeven (Diavoorstelling)
MENU-knop t
2 t [Diavoorstelling]
• U kunt volgende en vorige beelden bekijken met b/B op de controller.
De diavoorstelling pauzeren
Druk op het midden van de controller. Wanneer u opnieuw drukt, wordt de
diavoorstelling hervat.
De diavoorstelling middenin beëindigen
Druk op de MENU-knop.
Het interval kiezen tussen de beelden in de diavoorstelling.
MENU-knop t
aantal seconden
De weergavefuncties gebruiken
De opgenomen beelden worden op volgorde weergegeven
(diavoorstelling). De diavoorstelling eindigt automatisch nadat alle beelden
zijn weergegeven.
2 t [Interval] t Selecteer het gewenste
93NL
De informatie over opgenomen beelden
controleren
Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt
(blz. 89).
Basisopname-informatie
Scherm
Indicatie
100-0003
Map-bestandsnummer
(120)
-
Beveiligen (97)
DPOF3
DPOF ingesteld (129)
Beeldkwaliteit (103)
Beeldgrootte (102)/
Beeldverhouding (102)
Resterende accu (13)
1/125
Sluitertijd (57)
F3.5
Diafragma (55)
ISO400
ISO-gevoeligheid (78)
2008 1 1
10:37AM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
94
NL
Histogram weergave
A
Scherm
Indicatie
100-0003
Map-bestandsnummer
(120)
-
Beveiligen (97)
DPOF3
DPOF ingesteld (129)
Beeldgrootte (102)/
Beeldverhouding (102)
Resterende accu (13)
B
Scherm
Indicatie
Histogram (96)
Indicatie
35mm
Brandpuntsafstand (137)
Instellingen (83)
AWB +1
5500K M1
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurenfilter, Eigen) (79)
Dynamischbereikoptimalisatie (83)
2008 1 1
10:37AM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
De weergavefuncties gebruiken
Beeldkwaliteit (103)
Scherm
P A S M Functiekeuzeknop (44)
1/125
Sluitertijd (57)
F3.5
Diafragma (55)
ISO100
ISO-gevoeligheid (78)
–0.3
EV-schaalverdeling (59,
87)
–0.3
Flitscompensatie (75)
Lichtmeetfunctie (77)
95NL
Hoe u het histogram kunt controleren
Aantal pixels
Een histogram is de luminantieverdeling
die aangeeft hoeveel pixels van een
bepaalde helderheid voorkomen in het
beeld.
Donker
Als het beeld een sterk belicht of zwak
belicht deel bevat, licht dat deel van het
beeld in de histogramweergave
(luminantielimietwaarschuwing) op.
Licht
Knipperend
R (rood)
Luminantie
G (groen) B (Blauw)
Door de belichtingscompensatie wordt
het histogram dienovereenkomstig
veranderd. De illustratie rechts is een
voorbeeld.
Een opname maken met de
belichtingscompensatie aan de positieve
zijde, verheldert het volledige beeld,
zodat het volledige histogram naar de
heldere zijde (rechterzijde) verschuift.
Als u opneemt met de
belichtingscompensatie toegepast aan de
negatieve kant, zal het histogram naar de
andere kant verschuiven.
Beide uiteinden van het histogram geven
sterk en zwak belichte delen weer. Het is
onmogelijk om deze gebieden later met
een computer te herstellen. Pas zo nodig
de belichting aan en neem de opname
nogmaals.
96
NL
Beelden beveiligen (Beveiligen)
U kunt afbeeldingen beschermen tegen het per ongeluk wissen.
Geselecteerde beelden beveiligen/de beveiliging van
geselecteerde beelden annuleren
1 MENU-knop t
1 t [Beveiligen] t [Gemark.beelden]
2 Selecteer de beelden die u wilt
-
beveiligen met b/B op de
controller en druk dan op het
midden van de controller.
3 Als u nog andere beelden wilt beveiligen, herhaalt u stap 2.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v op de controller, en druk vervolgens op
het midden van de controller.
De weergavefuncties gebruiken
De markering - wordt op het
geselecteerde beeld afgebeeld.
• Om de selectie ongedaan te maken,
drukt u opnieuw op het midden.
Alle beelden beveiligen/de beveiliging van alle beelden
annuleren
MENU-knop t
1 t [Beveiligen] t [Alle beelden] of [Alle
annuleren] t [OK]
97NL
Beelden wissen (Wissen)
Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. Controleer
vooraf of u het beeld al dan niet wilt wissen.
Opmerking
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Het beeld wissen dat wordt weergegeven
1 Geef het beeld weer dat u wilt
wissen en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden
van de controller.
Hiermee worden de geselecteerde beelden gewist.
1 MENU-knop t
1 t [Wissen] t [Gemark.beelden]
2 Selecteer met de controller de
beelden die u wilt wissen, en druk
dan op het midden van de
controller.
De markering
wordt op het
geselecteerde beeld afgebeeld.
Totaal aantal
3 Als u nog andere beelden wilt wissen, herhaalt u stap 2.
4 Druk op de MENU-knop.
98
NL
5 Selecteer [Wissen] met v op de controller, en druk vervolgens
op het midden van de controller.
Alle beelden in de map wissen
1 Druk op de
-knop.
2 Selecteer de mappenbalk met b
op de controller.
Mappenbalk
de map die u wilt wissen met v/V.
4 Druk op de
-knop.
5 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden
van de controller.
Het in één keer verwijderen van alle afbeeldingen
MENU-knop t
De weergavefuncties gebruiken
3 Druk op het midden van de controller, en selecteer vervolgens
1 t [Wissen] t [Alle beelden] t [Wissen]
Opmerking
• Het kan lang duren voordat veel beelden gewist zijn als deze zijn geselecteerd met
[Alle beelden]. We raden u aan beelden te wissen op een computer of met de camera
de geheugenkaart te formatteren.
99NL
Beelden bekijken op een tv-scherm
1 Schakel zowel de camera als de
1Naar de videoingangs-aansluiting
tv uit, en sluit de camera en de tv
op elkaar aan.
Videokabel
2 Naar de
VIDEO OUT
-aansluiting
2 Schakel de tv in en wijzig de ingang.
• Raadpleeg de bij de tv geleverde gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
3 Schakel de camera in en druk op
de
-knop.
De beelden die met de camera zijn
opgenomen, worden op het tv-scherm
afgebeeld.
Selecteer de gewenste beelden met b/B
op de controller.
• De LCD-monitor op de achterkant van
de camera wordt niet ingeschakeld.
Controller
-knop
• Als u de camera met behulp van de USB-kabel aansluit op een Sony tv die
compatibel is met de functie "PhotoTV HD" kunt u op de tv genieten van beelden
van een hogere kwaliteit.
100
NL
Uw camera in het buitenland gebruiken
Het kan nodig zijn dat u uw videoformaat instelt overeenkomstig het
signaal van het plaatselijke tv-systeem
MENU-knop t
1 t [Videoformaat] t Selecteer de
gewenste instelling
NTSC
Hiermee wordt het videoformaat ingesteld op de NTSCfunctie (bijv. voor de VS en Japan).
PAL
Hiermee wordt het videoformaatl ingesteld op de PALfunctie (bijv. voor Europa).
Over tv-kleursystemen
Als u beelden wilt bekijken op een televisiescherm, hebt u een televisie met
een video-ingangsaansluiting en een videokabel nodig. Het kleursysteem
van de tv moet overeenstemmen met dat van uw digitale fotocamera.
Raadpleeg de onderstaande lijsten voor het tv-kleursysteem van het land of
gebied waarin u de camera gebruikt.
PAL-systeem
Australië, België, China, Denemarken, Duitsland, Finland, Hongarije, Hongkong,
Italië, Koeweit, Maleisië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Singapore, Slowakije, Spanje, Thailand, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk,
Zweden, Zwitserland, enz.
PAL-M-systeem
Brazilië
De weergavefuncties gebruiken
NTSC-systeem
Bahama-eilanden, Bolivia, Canada, Chili, Colombia, Ecuador, Filippijnen, Jamaica,
Japan, Korea, Mexico, Midden-Amerika, Peru, Suriname, Taiwan, Venezuela,
Verenigde Staten, enz.
PAL-N-systeem
Argentinië, Paraguay, Uruguay
SECAM-systeem
Bulgarije, Frankrijk, Guyana, Irak, Iran, Monaco, Oekraïne, Rusland, enz.
101NL
Uw instellingen wijzigen
De beeldgrootte en de beeldkwaliteit
instellen
Beeldgrootte
MENU-knop t
1 t [Beeldgrootte] t Selecteer de
gewenste grootte
[Beeldverhoud.]: [3:2]
L:10M
3872 × 2592 pixels
M:5.6M
2896 × 1936 pixels
S:2.5M
1920 × 1280 pixels
[Beeldverhoud.]: [16:9]
L:8.4M
3872 × 2176 pixels
M:4.7M
2896 × 1632 pixels
S:2.1M
1920 × 1088 pixels
Opmerking
• De beeldgrootte van een RAW-bestand correspondeert met L als u een RAWbestand selecteert met [Kwaliteit]. De beeldgrootte wordt niet weergegeven op de
LCD-monitor.
Beeldverhoud.
MENU-knop t
1 t [Beeldverhoud.] t Selecteer de
gewenste verhouding.
3:2
Een normale beeldverhouding.
16:9
Een HDTV-verhouding.
102
NL
Kwaliteit
MENU-knop t
instelling
(RAW)
(RAW &
JPEG)
(Fijn)
(Standaard)
1 t [Kwaliteit] t Selecteer de gewenste
Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens)
Dit formaat wordt niet door digitale verwerking tot stand
gebracht. Selecteer dit formaat om beelden op een computer
te verwerken voor professionele doelen.
• Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het
beeldformaat wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens) + JPEG
Het RAW-beeld en het JPEG-beeld worden tegelijkertijd
gemaakt. Dit is handig wanneer u twee beeldbestanden nodig
hebt: een JPEG-bestand om weer te geven en een RAWbestand om te bewerken. De beeldkwaliteit is vastgelegd op
[Fijn] en de beeldgrootte is vastgelegd op [L].
Opmerking
• Zie bladzijde 25 voor meer informatie over het aantal beelden dat kan worden
opgenomen wanneer de beeldkwaliteit wordt veranderd.
Over RAW-bestanden
U hebt het softwareprogramma "Image Data Converter SR" nodig dat op de cd-rom
(bijgeleverd) staat om een RAW-bestand te kunnen openen dat op deze camera is
opgenomen. Met behulp van dit softwareprogramma kan een RAW-bestand worden
geopend en geconverteerd naar een veelgebruikt bestandsformaat, zoals JPEG of
TIFF, en kunnen de witbalans, de kleurverzadiging, het contrast, enz., worden
veranderd.
• Als u een beeld opneemt als een RAW-bestand, hebt u te maken met de volgende
beperking.
– Het RAW-bestand kan niet worden afgedrukt op een DPOF-aangewezen printer of
een PictBridge-compatibele printer.
• Van de effecten van Dynamisch-bereikoptimalisatie kunt u, als u een in RAWformaat opgenomen beeld weergeeft en vergroot, alleen die van
(Standaard)
controleren.
Uw instellingen wijzigen
Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij de opname gecomprimeerd in het JPEGbestandsformaat. Hoe hoger de compressieverhouding, hoe
kleiner de bestandsgrootte. Hierdoor kunnen meer bestanden
worden opgenomen op één geheugenkaart, maar de
beeldkwaliteit zal lager zijn.
103NL
De methode voor opnemen op een
geheugenkaart instelllen
De methode kiezen waarmee bestandsnummers worden
toegekend aan beelden.
MENU-knop t
2 t [Bestandsnummer] t Selecteer de
gewenste instelling
Serie
De camera zet de nummers niet op volgorde terug en kent
geen opeenvolgende nummers aan bestanden toe totdat het
nummer "9999" wordt bereikt.
Terugstellen
In de volgende gevallen worden door de camera nummers
teruggezet en vanaf "0001" aan bestanden toegekend.
–
–
–
–
Als het mapformaat is gewijzigd.
Als alle beelden in de map zijn gewist.
Als de geheugenkaart is vervangen.
Als de geheugenkaart is geformatteerd.
Het formaat van de mapnaam selecteren
De opgenomen beelden worden opgeslagen in de automatisch gemaakte
map in de DCIM-map op de geheugenkaart.
MENU-knop t
instelling
Standaardform.
Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer +
MSDCF.
Voorbeeld: 100MSDCF
Datumformaat
Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer + J
(laatste cijfer)/MM/DD.
Voorbeeld: 10080405
104
NL
2 t [Mapnaam] t Selecteer de gewenste
Een nieuwe map maken
U kunt op de geheugenkaart een map maken voor het opnemen van
afbeeldingen.
Een nieuwe map wordt aangemaakt met een nummer dat één hoger is dan
het hoogste nummer dat reeds in gebruik is, en de map wordt de huidige
opnamemap.
MENU-knop t
2 t [Nieuwe map]
De opnamemap selecteren
Als de standaardnotatie voor de mapnaam is geselecteerd en er twee of
meer mappen bestaan, kunt u de opnamemap selecteren die moet worden
gebruikt om opgenomen beelden in op te slaan.
MENU-knop t
map
2 t [Map kiezen]t Selecteer de gewenste
Opmerking
• U kunt de map niet selecteren wanneer [Datumformaat] is ingesteld.
Uw instellingen wijzigen
De geheugenkaart formatteren
Vergeet niet dat het formatteren alle gegevens op de geheugenkaart
onherstelbaar zal wissen, inclusief de beveiligde beelden.
MENU-knop t
1 t [Formatteren]t [OK]
• Tijdens het formatteren brandt het toegangslampje. Terwijl het
bedrijfslampje brandt, mag u de geheugenkaart niet verwijderen.
Opmerkingen
• Formatteer de geheugenkaart in de camera. Als u de geheugenkaart op een computer
formatteert, is het mogelijk dat het niet in deze camera gebruikt kan worden,
afhankelijk van het type formattering dat is uitgevoerd.
• Formatteren kan afhankelijk van de geheugenkaart een aantal minuten in beslag
nemen.
105NL
De instelling voor ruisonderdrukking
instelllen
Bij een opname met een lange sluitertijd de
ruisonderdrukking uitschakelen
De ruisonderdrukking wordt ingeschakeld voor de duur dat de sluiter open
is als u de sluitertijd instelt op een seconde of langer (Opname met lange
belichting).
Dit gebeurt om de korrelige ruis die typisch is voor een lange belichting, te
verminderen. Er wordt een bericht weergegeven als de ruisonderdrukking
in voortgang is, en u kunt dan geen andere foto's nemen. Selecteer [Aan]
om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven. Selecteer [Uit] om de
prioriteit voor de opnametiming aan te geven.
MENU-knop t
2 t [NR lang-belicht] t [Uit]
Opmerking
• De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continue opname of continu bracketopnamen, zelfs wanneer deze functie is ingesteld op [Aan].
De ruisonderdrukking uitschakelen bij een hoge ISOgevoeligheid
De camera verlaagt de ruis die meer opvalt als de gevoeligheid van de
camera hoger is als er opnamen worden gemaakt met de ISO-gevoeligheid
ingesteld op 1600.
Selecteer [Aan] om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven.
Selecteer [Uit] om de prioriteit voor de opnametiming aan te geven.
MENU-knop t
2 t [NR bij hoge-ISO] t [Uit]
Opmerking
• De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continue opname of continu bracketopnamen, zelfs wanneer deze functie is ingesteld op [Aan].
106
NL
De omstandigheden wijzigen waarin de
sluiter kan sluiten
Prioriteit aanbrengen in de sluiterkans
Selecteer [Geen scherpst.] om prioriteit aan te brengen in de sluiterkans
zodat u een opname kunt nemen zonder een scherpe scherpstelling.
Selecteer [Na scherpst.] om opnamen te nemen met een scherpe
scherpstelling.
MENU-knop t
2 t [Sluiterontspan.] t [Geen scherpst.]
Uw instellingen wijzigen
107NL
De functie van de knop en keuzeknop
wijzigen
De functie van de AEL-knop wijzigen
De functie van de AEL-knop kan worden geselecteerd uit de volgende twee
functies:
– Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te
drukken terwijl de knop ingedrukt wordt gehouden ([AEL-vergrendel]).
– Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te
drukken tot de knop nogmaals wordt ingedrukt ([AEL-wisselen]).
MENU-knop t
instelling
1 t [AEL-knop] t Selecteer de gewenste
Opmerkingen
• Terwijl de belichtingswaarde vergrendelt is, wordt afgebeeld op de LCD-monitor
en in de zoeker. Zorg ervoor dat u de instelling niet terugzet.
• De instellingen "AF vastzetten" en "AF/MF wisselen" beïnvloeden de handmatige
verschuiving (blz. 60) in de handmatige functie.
De functie van de functiekeuzeknop wijzigen
In de opnamefunctie M (Handmatige belichting) of P
(Programmaverschuiving) kunt u de camera zo instellen dat het aan te
passen item (de sluitertijd of het diafragma) alleen met het instelwiel kan
worden geselecteerd.
Het is handig om de veelgebruikte instelling te kiezen voor de aanpassing
van de belichting.
MENU-knop t
1 t [Instelwiel inst] t Selecteer de
gewenste instelling
108
NL
Andere instellingen wijzigen
Het geluid aan/uit zetten
U kunt het geluid selecteren dat wordt voortgebracht wanneer de sluiter
wordt vergrendeld, tijdens het aftellen van de zelfontspanner, enz.
MENU-knop t
2 t [Audiosignalen] t Selecteer de
gewenste instelling
De tijdsduur instellen waarna de camera in de spaarstand
moet worden gezet
U kunt de tijdsduur instellen waarna de camera in de spaarstand moet
worden gezet (Stroombesparing). Door de ontspanknop halverwege in te
drukken, keert de camera terug naar de opnamefunctie.
MENU-knop t
gewenste tijd
1 t [Stroombesparing] t Selecteer de
De datum instellen
MENU-knop t
in
1 t [Datum/tijd inst] t Stel de datum en tijd
Uw instellingen wijzigen
Opmerking
• Ongeacht de instelling die u hier hebt geselecteerd, gaat de camera na 30 minuten
naar de spaarstand wanneer de camera op een tv is aangesloten.
De taal selecteren
MENU-knop t
1t[
Taal] t Selecteer de taal
109NL
De LCD-monitor instellen
De helderheid van de LCD monitor instellen
MENU-knop t
1 t [LCD-helderheid] t Selecteer de
gewenste instelling
• Op het scherm met de opname-informatie of het weergavescherm kunt u
de helderheid aanpassen door de DISP-knop iets langer ingedrukt te
houden.
De weergegeven tijd van het beeld direct na de opname
ervan instellen (Automatisch weergave)
U kunt het opgenomen beeld direct na de opname ervan controleren op de
LCD-monitor. U kunt de weergaveduur veranderen.
MENU-knop t
1 t [Autom.weergave] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerking
• In de automatische weergave wordt het beeld niet weergegeven in de verticale
positie, zelfs als u de opname in een verticale positie hebt gemaakt (blz. 89).
De weergavetijd instellen van de LCD-monitor tijdens
opnemen
Tijdens het opnemen wordt de opname-informatie afgebeeld op de LCDmonitor. U kunt de weergaveduur van de monitor wijzigen.
MENU-knop t
1 t [Info.weerg.tijd] t Selecteer de
gewenste instelling
110
NL
De LCD monitor aanhouden terwijl u in de zoeker kijkt
In de standaardinstelling wordt, terwijl u in de zoeker kijkt, de LCDmonitor uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu leegloopt.
Selecteer Uit als u wilt dat de LCD-monitor aangezet wordt als u in de
zoeker kijkt.
MENU-knop t
1 t [Autom.uitsch.] t [Uit]
Opmerking
• Ongeacht de instelling van dit item, wordt de opname-informatie automatisch
uitgeschakeld na een bepaalde tijdsduur (de standaardinstelling is vijf seconden)
(blz. 33).
Uw instellingen wijzigen
111NL
Op de standaardinstellingen terugstellen
De functies terugstellen die worden gebruikt voor opnemen
met de standaardinstelling
U kunt de hoofdfuncties van de opnamefunctie opnieuw instellen wanneer
de functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S of M.
MENU-knop t
2 t [Opn.f.terugst.] t [OK]
De volgende items kunnen worden teruggezet.
Onderdelen
Terugstellen op
Belichtingscompensatie (74)
±0.0
Lichtmeetfunctie (77)
Meervelds
Autom. scherpst. (65)
AF-A
Transportfunctie (85)
Enkelbeeldopname
Witbalans (79)
AWB (automatische witbalans)
Kleurtemperatuur/Kleurfilter (80)
5500K, kleurfilter 0
Eigen witbalans (81)
5500K
ISO (78)
AUTO
Beeldgrootte (102)
L:10M
Beeldverhoud. (102)
3:2
Kwaliteit (103)
Fijn
Dyn.-bereikoptim (83)
Standaard
Instellingen (83)
Standaard
Flitsfunctie (70)
Invulflits (dit verschilt en is ervan
afhankelijk of de ingebouwde flitser open
is ja dan nee)
Flitsregeling (75)
ADI-flits
Flitscompens. (75)
±0.0
Sluiterontspan. (107)
Na scherpst.
AF-hulplicht (69)
Automatisch
NR lang-belicht (106)
Aan
NR bij hoge-ISO (106)
Aan
112
NL
De hoofdfuncties van de camera terugzetten op de
standaardinstelling
U kunt de belangrijkste instellingen van de camera terugstellen.
MENU-knop t
3 t [Terugstellen] t [OK]
De volgende items kunnen worden teruggezet.
Onderdelen
Terugstellen op
Belichtingscompensatie (74)
±0.0
Lichtmeetfunctie (77)
Meervelds
Autom. scherpst. (65)
AF-A
Opname-informatie (33)
Vergrote opname-informatie
Transportfunctie (85)
Enkelbeeldopname
AWB (automatische witbalans)
Kleurtemperatuur/Kleurfilter (80)
5500K, kleurfilter 0
Eigen witbalans (81)
5500K
ISO (78)
AUTO
Weergavescherm (89)
Enkelbeeldweergavescherm (met
opname-informatie)
Beeldgrootte (102)
L:10M
Beeldverhoud. (102)
3:2
Kwaliteit (103)
Fijn
Dyn.-bereikoptim (83)
Standaard
Instellingen (83)
Standaard
Flitsfunctie (70)
Invulflits (dit verschilt en is ervan
afhankelijk of de ingebouwde flitser open
is ja dan nee)
Flitsregeling (75)
ADI-flits
Flitscompens. (75)
±0.0
Sluiterontspan. (107)
Na scherpst.
AF-hulplicht (69)
Automatisch
NR lang-belicht (106)
Aan
NR bij hoge-ISO (106)
Aan
Uw instellingen wijzigen
Witbalans (79)
113NL
Menu Custom
Onderdelen
Terugstellen op
Eye-Start AF (65)
Aan
AEL-knop (108)
AEL-vergrendel
Instelwiel inst (108)
Sluitertijd
Rode-ogen-verm. (69)
Uit
Autom.weergave (110)
2 sec.
Autom.uitsch. (111)
Aan
Menu Weergave
Onderdelen
Terugstellen op
Datum afdruk. (130)
Uit
Beeldrotatie (89)
Autom.roteren
Diavoorstelling (93)
3 sec.
Menu Setup
Onderdelen
±0
Info.weerg.tijd (110)
5 sec.
Stroombesparing (109)
1 min.
Bestandsnummer (104)
Serie
Mapnaam (104)
Standaardform.
USB-verbinding (116, 131)
Massaopslag
Audiosignalen (109)
Aan
114
NL
Terugstellen op
LCD-helderheid (110)
Beelden bekijken op uw computer
Beelden kopiëren naar uw computer
In dit deel wordt beschreven hoe u beelden op een geheugenkaart kunt
kopiëren naar een computer die is aangesloten met een USB-kabel.
Aanbevolen computeromgeving
Een computer die op de camera wordt aangesloten dient aan de volgende
vereisten te voldoen om beelden te importeren.
x Windows
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000
Professional SP4/Windows XP* SP2/Windows Vista*
• De juiste werking kan niet worden gegarandeerd in een
computeromgeving die is opgewaardeerd tot een van de bovenstaande
besturingssystemen of in een computeromgeving met meerdere
besturingssystemen (multi-boot).
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
USB-aansluiting: Standaard geleverd
x Macintosh
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.1.3 of hoger)
USB-aansluiting: Standaard geleverd
Beelden bekijken op uw computer
Opmerkingen over het aansluiten van uw camera op een computer
• Voor alle bovenstaande aanbevolen computeromgevingen kan een behoorlijke
werking niet worden gegarandeerd.
• Als u twee of meer USB-apparaten tegelijkertijd op een computer aansluit, is het
mogelijk dat sommige apparaten, waaronder ook uw camera, niet zullen werken
afhankelijk van het type USB-station dat is aangesloten.
• Bij gebruik van een USB-hub of een verlengkabel kan er geen juiste werking worden
gegarandeerd.
• Deze camera is compatibel met Hi-Speed USB (USB 2.0), zodat wanneer u uw
camera aansluit op een computer via een USB-interface die ook compatibel is met
Hi-Speed USB (USB 2.0), u gebruik kunt maken van geavanceerde
gegevensoverdracht (snelle overdracht).
• Wanneer de computer ontwaakt uit de waak- of slaapstand, is het mogelijk dat de
communicatie tussen uw camera en uw computer zich niet op hetzelfde moment
herstelt.
115NL
Fase 1: De camera en de computer op elkaar aansluiten
1 Plaats een geheugenkaart met de opgenomen beelden in de
camera.
2 Plaats een voldoende opgeladen accu in de camera of sluit de
camera aan op een stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd).
• Als u beelden naar de computer kopieert terwijl er onvoldoende lading in de
accu zit, kan het kopiëren mislukken of kunnen de beeldgegevens vervormd
worden wanneer de accu voortijdig leeg raakt.
3 Schakel de camera en de computer in.
4 Controleer of [USB-verbinding] in het
2 menu Setup is
ingesteld op [Massaopslag].
5 Sluit de camera en de computer
op elkaar aan.
1 Naar de USB-
aansluiting
• De wizard Automatische weergave
wordt op het bureaublad weergegeven.
USB-kabel
2 Naar de
USB aansluiting
116
NL
Fase 2: Beelden kopiëren naar een computer
Voor Windows
Dit gedeelte beschrijft een voorbeeld van het kopiëren van beelden naar de
map "My Documents" (voor Windows Vista: "Documents")-map.
1 Klik op [Copy pictures to a folder
on my computer using Microsoft
Scanner and Camera Wizard] t
[OK] bij het automatisch
verschijnen van het wizardscherm
op het bureaublad.
• Klik op [My Computer] t
[Removable Disk] wanneer het
wizardscherm niet verschijnt.
2 Dubbelklik op [DCIM].
• In dat geval kunt u ook beelden importeren met "Picture Motion Browser".
3 Dubbelklik op de map waarin de
• Zie bladzijde 120 voor verdere
informatie over de opslagbestemming
van de beeldbestanden.
Beelden bekijken op uw computer
beeldbestanden die u wilt
kopiëren, zijn opgeslagen. Klik
daarna met de rechtermuisknop
op een beeldbestand om het
menu weer te geven en klik op
[Copy].
117NL
4 Dubbelklik op de map [My
Documents] (voor Windows Vista.
[Documents])-map. Klik daarna
met de rechtermuisknop op het
venster "My Documents" om het
menu weer te geven en klik op
[Paste].
De beeldbestanden worden gekopieerd
naar de map "My Documents" (Voor
Windows Vista: "Documents")-map.
• Als in de bestemmingsmap al een beeld
met dezelfde bestandsnaam zit, wordt
een bevestigingsmelding voor
overschrijven afgebeeld. Wanneer u het
bestaande beeld overschrijft met een
nieuw beeld, wordt het oorspronkelijke
bestand gewist. Als u het beeldbestand
naar de computer wilt kopiëren zonder
een bestaand, gelijknamig beeldbestand
te overschrijven, verandert u eerst de
bestandsnaam in een andere naam en
kopieert u daarna het beeldbestand. Als
u de bestandsnaam echter verandert,
(blz. 121).
Voor Macintosh
1 Dubbelklik op het nieuw herkende pictogram t [DCIM] t de
map waarin de beelden die u wilt kopiëren, zijn opgeslagen.
2 Sleep de beeldbestanden naar het pictogram van de vaste
schijf.
De beeldbestanden worden naar de vaste schijf gekopieerd.
118
NL
Beelden bekijken op uw computer
Voor Windows
Dit gedeelte beschrijft de procedure voor het bekijken van gekopieerde
beelden in de map "My Documents" (voor Windows Vista: "Documents")map.
1 Klik op [Start] t [My
Documents] (Voor Windows Vista:
[Documents]).
• Als u Windows 2000 gebruikt,
dubbelklik dan op het bureaublad op
[My Documents].
2 Dubbelklik op het gewenste
beeldbestand.
Het beeld wordt weergegeven.
Beelden bekijken op uw computer
Voor Macintosh
Dubbelklik op het pictogram van de vaste schijf t het gewenste
beeldbestand om het te openen.
119NL
Wis de USB-verbinding.
Volg de hieronder vermelde procedure eerst voordat u:
• De USB-kabel loskoppelt
• De geheugenkaart verwijdert
• De camera uitschakelt
x Voor Windows
Dubbelklik op
in de taakbalk, en klik vervolgens op
(USBmassaopslagapparaat ) t [Stop]. Controleer of het juiste apparaat wordt
aangegeven in het bevestigingsvenster en klik op [OK] t [OK] (dit is voor
Windows XP/Vista niet nodig).
Het apparaat wordt ontkoppeld.
x Voor Macintosh
Sleep het pictogram van de schijf of van de geheugenkaart naar
het pictogram "Prullenbak".
De camera is losgekoppeld van de computer.
Opslagbestemmingen beeldbestanden en bestandsnamen
De beeldbestanden die met de camera zijn opgenomen, worden
gegroepeerd in mappen op de geheugenkaart.
120
NL
Voorbeeld: mappen weergeven in Windows XP
Beelden die op een computer zijn opgeslagen, kopiëren
naar een geheugenkaart en de beelden weergeven
Dit gedeelte beschrijft de bediening op een Windows-computer als
voorbeeld.
Beelden bekijken op uw computer
AMappen met beeldgegevens die met deze
camera zijn opgenomen. (De eerste drie
cijfers staan voor het mapnummer.)
BU kunt een map maken via de datumnotatie
(blz. 104).
• U kunt geen beelden opnemen/weergeven in
de map "MISC".
• De naam van beeldbestanden is als volgt
opgebouwd. ssss (bestandsnummer)
staat voor elk willekeurig nummer binnen het
bereik van 0001 tot 9999. Het numerieke deel
van de naam van een bestand met RAWgegevens en het bijbehorende JPEGbeeldbestand zijn hetzelfde.
– JPEG-bestanden: DSC0ssss.JPG
– JPEG-bestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.JPG
– RAW-gegevensbestanden (anders dan
Adobe RGB): DSC0ssss.ARW
– RAW-gegevensbestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.ARW
• Het is mogelijk dat de extensie niet wordt
afgebeeld, afhankelijk van de computer.
• Voor meer informatie over mappen, zie blz.
104.
121NL
1 Klik met de rechtermuisknop op
het beeldbestand en klik daarna op
[Rename]. Verander de
bestandsnaam in "DSC0ssss".
Geef een nummer op van 0001 tot 9999
voor ssss.
• Als de bevestigingsmelding voor
overschrijven wordt afgebeeld, moet u
een ander nummer invoeren.
• De bestandsextensie kan worden
afgebeeld, afhankelijk van de instelling
van de computer. De extensie van
beelden is JPG. U mag de
bestandsextensie niet veranderen.
• Als de bestandsnaam die door de camera
werd gegeven niet is veranderd op de
computer, kunt u stap 1 overslaan.
2 Kopieer het beeldbestand naar de
map op de geheugenkaart volgens
de onderstaande procedure.
1 Klik met de rechtermuisknop op het
beeldbestand en klik daarna op [Copy].
2 Dubbelklik op [Removable Disk] of
[Sony MemoryStick] in [My
Computer].
3 Klik met de rechtermuisknop op de map
[sssMSDCF] in de map [DCIM] en
klik vervolgens op [Paste].
• sss staat voor elk willekeurig
nummer van 100 t/m 999.
Opmerkingen
• Afhankelijk van het beeldformaat kan het onmogelijk zijn bepaalde beelden weer te
geven.
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera, kan het
weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd worden.
• Als er geen map is, maakt u eerst een nieuwe map aan met uw camera (blz. 105) en
kopieert u daarna het beeldbestand.
122
NL
De software gebruiken
Om beelden te gebruiken die met de camera zijn opgenomen, is de
volgende software voorzien: "Picture Motion Browser", "Image Data
Converter SR", "Image Data Lightbox SR" enz.
Opmerking
• "Picture Motion Browser" is niet compatibel met Macintosh-computers.
Aanbevolen computeromgeving
x Windows
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Picture Motion Browser"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000
Professional SP4/Windows XP* SP2/Windows Vista*
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
CPU/geheugen: Pentium III 500 MHz of sneller, 256 MB RAM of meer
(aanbevolen: Pentium III 800 MHz of sneller en 512 MB RAM of meer)
Vaste schijf: vrije schijfruimte benodigd voor installatie—200 MB of meer
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer, High Color (16-bits kleuren)
of beter
x Macintosh
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.2"/"Image Data Lightbox SR"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.4)
CPU: Power Mac G4/G5-serie (1,0 GHz of sneller aanbevolen)/ Intel Core
Solo/Core Duo/Core 2 Duo of sneller
Beelden bekijken op uw computer
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.2"/"Image Data Lightbox SR"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000
Professional SP4/Windows XP* SP2/Windows Vista*
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
CPU/geheugen: MMX Pentium III 1 GHz of sneller is aanbevolen, 512 MB
RAM of meer (1 GB RAM of meer is aanbevolen.)
Virtueel geheugen: 700 MB of meer
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer, High Color (16-bits kleuren)
of beter
123NL
Geheugen: 512 MB of meer (1 GB of meer wordt aanbevolen.)
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer, 32.000 kleuren of meer
De software installeren
U kunt het softwareprogramma (bijgeleverd) installeren door de
onderstaande procedure te volgen.
x Windows
• Meld u aan als beheerder.
1 Schakel de computer in en plaats
de cd-rom (bijgeleverd) in het cdrom-station.
Het scherm met het installatiemenu wordt
weergegeven.
• Als het scherm niet verschijnt,
dubbelklik dan op
(My Computer)
t
(SONYPICTUTIL) t
[Install.exe].
• Onder Windows Vista is het mogelijk
dat het AutoPlay-scherm verschijnt.
Selecteer "Run Install.exe" en volg de
instructies die op het scherm
verschijnen om door te gaan met de
installatie.
2 Klik op [Install].
Volg de instructies op het scherm.
124
NL
3 Verwijder de cd-rom nadat de installatie is voltooid.
De volgende software is geïnstalleerd en er verschijnen pictogrammen op het
bureaublad.
• Sony Picture Utility
"Picture Motion Browser"
• Sony Image Data Suite
"Image Data Converter SR"
"Image Data Lightbox SR"
Nadat u de software hebt geïnstalleerd, wordt een snelkoppelingspictogram
naar de klantenregistratiewebsite op uw bureaublad gemaakt.
Nadat u zich op de website hebt geregistreerd, hebt u toegang tot beveiligde
en nuttige klantenondersteuning:
http://www.sony.net/registration/di/
x Macintosh
• Meld aan als beheerder om te kunnen installeren.
1 Schakel uw Macintosh -computer in en plaats de cd-rom
(bijgeleverd) in het cd-rom-station.
2 Dubbelklik op het pictogram van de cd-rom.
pictogram van de vaste schijf.
4 Dubbelklik op het bestand [SIDS_INST.pkg] in de
kopieerbestemmingsmap.
Volg de aanwijzingen op het scherm om het installeren te voltooien.
Opmerking
• Wanneer de bevestigingsmelding voor opnieuw opstarten wordt afgebeeld, start u de
computer opnieuw op aan de hand van de aanwijzingen op het scherm.
Beelden bekijken op uw computer
3 Kopieer het bestand [SIDS_INST.pkg] in de map [MAC] naar het
125NL
"Picture Motion Browser" gebruiken
Opmerking
• "Picture Motion Browser" is niet compatibel met Macintosh-computers.
Met "Picture Motion Browser" kunt u:
• Beelden importeren die met de camera
zijn opgenomen en ze op de computer
weergeven.
• De beelden op de computer op een
kalender ordenen op opnamedatum
voor weergave.
• Beelden bewerken (rode-ogencorrectie, enz.), afdrukken en als emailbijlage versturen, de opnamedatum
veranderen en nog veel meer.
• Druk stilstaande beelden af met de datum of sla ze met datum op.
• U kunt een gegevensschijf maken met een cd- of dvd-brander.
Meer informatie over "Picture Motion Browser" vindt u in de "Picture
Motion Browser Guide".
Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [Programs]) t
[Sony Picture Utility] t [Help] t [Picture Motion Browser Guide] om te
beginnen.
De "Picture Motion Browser" starten
Dubbelklik op het pictogram van
(Picture Motion Browser) op het
bureaublad.
Of via het Start-menu: Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows
2000, [Programs]) t [Sony Picture Utility] t [Picture Motion Browser].
Klik op de knop
rechtsboven in het scherm om de "Picture Motion
Browser" af te sluiten.
Opmerking
• Het bevestigingsbericht van het informatiehulpprogramma verschijnt op het bericht
wanneer u "Picture Motion Browser" voor de eerste keer opstart. Selecteer [Start].
Deze functie brengt u op de hoogte van de laatste nieuwtjes, zoals software-updates.
U kunt de instelling op een later tijdstip wijzigen.
126
NL
"Image Data Converter SR" gebruiken
Opmerking
• Als u een beeld opslaat als RAW-gegevens, wordt het beeld opgeslagen in het
ARW2.0-formaat.
Met "Image Data Converter SR Ver.2.0" kunt u:
• Beelden, opgenomen in het RAW-formaat, bewerken door verschillende
correcties toe te passen, zoals tooncurve en beeldscherpte.
• Beelden aanpassen met de witbalans, belichting en Instellingen, enz.
• De weergegeven beelden opslaan en op een computer bewerken. U kunt
het beeld opslaan als RAW-bestand of in de algemene bestandsindeling.
• Meer informatie over "Image Data Converter SR" vindt u in de
handleiding.
Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [Programs]) t
[Sony Image Data Suite] t [Help] t [Image Data Converter SR Ver.2]
om de handleiding te starten.
x Macintosh
Dubbelklik op [Image Data Converter SR Ver.2] in de map [Sony Image
Data Suite] van de map [Application].
Klik op [Quit Image Data Converter SR] (Stop Image Data Converter SR)
in het menu [IDC SR].
Beelden bekijken op uw computer
De "Image Data Converter SR Ver.2.0" opstarten
x Windows
Klik tweemaal op de snelkoppeling van "Image Data Converter SR
Ver.2.0" op het bureaublad.
Wanneer u opstart vanaf het menu Start, klikt u op [Start] t [All
Programs] (voor Windows 2000: [Programs]) t [Sony Image Data Suite]
t [Image Data Converter SR Ver.2.0].
Klik op de knop
rechtsboven in het scherm om af te sluiten.
127NL
"Image Data Lightbox SR" gebruiken
Met "Image Data Lightbox SR" kunt u:
• RAW/JPEG-beelden die met deze camera zijn opgenomen, weergeven en
vergelijken.
• De beelden een beoordeling geven op een schaal van vijf.
• Een beeld weergeven in "Image Data Converter SR" en aanpassingen aan
het beeld uitvoeren.
• Meer informatie over "Image Data Lightbox SR" vindt u in de
handleiding.
Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [All Programs]) t
[Sony Image Data Suite] t [Help] t [Image Data Lightbox SR] om de
handleiding via het startmenu te starten.
De "Image Data Lightbox SR" opstarten
x Windows
Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR] op het bureaublad.
Wanneer u opstart vanaf het menu Start, klikt u op [Start] t [All
Programs] (voor Windows 2000: [Programs]) t [Sony Image Data Suite]
t [Image Data Lightbox SR].
Klik op de knop
rechtsboven in het scherm om af te sluiten.
Het dialoogvenster voor het opslaan van een collectie wordt weergegeven.
x Macintosh
Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR] in de map [Sony Image Data
Suite] van de map [Application].
Klik op [Quit Image Data Lightbox SR] (Stop Image Data Lightbox SR) in
het menu [Image Data Lightbox SR].
128
NL
Beelden afdrukken
DPOF opgeven
Met behulp van de camera kunt u aangeven welke en hoeveel beelden u
wilt afdrukken, voordat u de beelden in een winkel of op uw printer
afdrukt. Volg de onderstaande procedure.
De beelden blijven nadat u ze hebt afgedrukt als DPOF gemarkeerd. We
raden u aan om ze na het afdrukken op te heffen.
DPOF opgeven/opheffen op geselecteerde beelden
1 MENU-knop t
1 t [DPOF instellen] t
[Gemark.beelden]
Er wordt één beeld op het scherm weergegeven.
2 Selecteer op de controller een beeld met b/B.
3 Selecteer het aantal vellen met de
/
-knoppen.
• Stel het aantal op "0" in om de DPOF-markering op te heffen.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v op de controller, en druk vervolgens op
het midden van de controller.
De DPOF-markering opgeven/opheffen voor alle beelden
Beelden afdrukken
Opmerkingen
• U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden.
• U kunt ieder aantal tot maximaal 9 opgeven.
• Als u de DPOF-markering opheft, wordt tevens de indexprint geannuleerd.
MENU-knop t
1 t [DPOF instellen] t [Alle beelden] of
[Alle annuleren] t [OK]
129NL
Beelden van een datum voorzien
U kunt beelden van een datum voorzien als u ze afdrukt. De positie van de
datum (binnen of buiten het beeld, tekengrootte, enz.) is afhankelijk van uw
printer.
MENU-knop t
[Aan]
1 t [DPOF instellen] t [Datum afdruk.] t
Opmerking
• Het is van uw printer afhankelijk of deze functie beschikbaar is.
Een indexafdruk maken
U kunt een indexafdruk maken van alle beelden op de geheugenkaart.
MENU-knop t
[Index maken]
1 t [DPOF instellen] t [Indexafdruk] t
Opmerkingen
• Het aantal beelden dat op één vel kan worden afgedrukt en de indeling zijn
afhankelijk van de printer. RAW-beelden worden niet afgedrukt op een indexafdruk.
• De beelden die u opneemt nadat de indexafdruk is ingesteld, worden niet in de
indexafdruk opgenomen. Wij raden u aan om de indexafdruk in te stellen vlak
voordat u deze afdrukt.
• Als u de DPOF-markering opheft, wordt tevens de indexafdruk geannuleerd.
130
NL
Beelden afdrukken door de camera aan te
sluiten op een printer die compatibel is
met PictBridge
Zelfs als u geen computer hebt, kunt u de
beelden die u hebt opgenomen met uw
camera afdrukken door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een
PictBridge-compatibele printer.
"PictBridge" is gebaseerd op de CIPAstandaard. (CIPA: Camera & Imaging
Products Association)
Opmerking
• U kunt geen RAW-gegevensbestanden afdrukken.
Fase 1: de camera instellen
Opmerking
• Wij adviseren u de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) te gebruiken om
te voorkomen dat tijdens het afdrukken de accu leeg raakt.
1 MENU-knop t
2 t [USB-verbinding] t [PTP]
opgenomen beelden staan.
Beelden afdrukken
2 Schakel de camera uit en plaats de geheugenkaart waarop de
131NL
Fase 2: de camera aansluiten op de printer
1 Sluit de camera aan op de printer.
1 Naar de
USBaansluiting
USB-kabel
2 Naar de
USB aansluiting
2 Schakel de camera en de printer in.
Het scherm wordt weergegeven waarin u de beelden kunt selecteren die u wilt
afdrukken.
Fase 3: afdrukken
1 Selecteer met de b/B op de controller de beelden die u wilt
afdrukken, en druk dan op het midden van de controller.
• Om te annuleren, drukt u opnieuw op het midden.
2 Herhaal stap 1 als u andere beelden wilt afdrukken.
3 Druk op de MENU-knop en stel elk item in.
• Zie "PictBridge-menu" voor meer informatie over het instellen van de items.
4 Selecteer [Afdrukken] t [OK] in het menu, en druk vervolgens
op het midden van de controller.
Het beeld wordt afgedrukt.
• Druk op het midden van de controller nadat op het scherm is aangegeven
dat de afdruk klaar is.
132
NL
Het afdrukken annuleren
Als u tijdens het afdrukken op het midden van de controller drukt, wordt
het afdrukken geannuleerd. Koppel de USB-kabel los of schakel de camera
uit. Als u weer wilt afdrukken, volgt u bovenstaande procedure (Fasen 1 tot
3).
PictBridge-menu
Bladzijde 1
Afdrukken
Hiermee worden de geselecteerde beelden afgedrukt. Zie "Fase 3: afdrukken" voor
verdere informatie.
Aantal instellen
U kunt een maximum aantal van 20 afdrukken opgeven. Hetzelfde aantal afdrukken
wordt opgegeven op alle geselecteerde beelden.
Papierformaat
Automatisch
Printerinstelling
9×13cm
89×127 mm
Hagaki
100×147 mm
10×15cm
10×15 cm
4"×6"
101,6×152,4 mm
105×148,5 mm
13×18cm
127×178 mm
Letter
216×279,4 mm
A4
210×297 mm
A3
297×420 mm
Beelden afdrukken
A6
133NL
Layout
Automatisch
Printerinstelling
1/vel zdr.rand
Zonder rand, 1 beeld/pagina
1 foto/vel
1 beeld/pagina
2 foto/vel
2 beelden/pagina
3 foto/vel
3 beelden/pagina
4 foto/vel
4 beelden/pagina
8 foto/vel
8 beelden/pagina
Indexvel
Drukt alle geselecteerde beelden af als
een indexafdruk. De afdruklay-out volgt
de instelling van de printer.
Datum afdrukken
Dag en tijd
Voegt de datum en tijd toe.
Datum
Voegt de datum toe.
Uit
Voegt de datum niet toe.
Bladzijde 2
Alle mark.oph.
Selecteer [OK] nadat het bericht is weergegeven, en druk vervolgens op het midden
van de controller. De DPOF-markering op elk beeld wordt gewist. Selecteer dit item
wanneer u de specificatie annuleert zonder beelden af te drukken.
Alles afdrukken
Hiermee worden alle beelden op een geheugenkaart afgedrukt. Selecteer [OK] nadat
het bericht is weergegeven, en druk vervolgens op het midden van de controller.
134
NL
Overige
Technische gegevens
[Zoeker]
Type
Reflexzoeker met
pentaspiegel
Camera
Instelglas
Spherical Acute Matte
[Systeem]
Beeldbegrenzing
0,95
Type camera
Digitale
spiegelreflexcamera met
ingebouwde flitser en
uitwisselbare lenzen
Lens
Alle α-lenzen
[Beeldsensor]
Totaal aantal pixels van de camera
Ong. 10 800 000 pixels
Vergroting 0,83 × met 50 mm lens op
oneindig, –1 m–1
Oogafstand Ongeveer 17,6 mm vanaf
de oogschelp, 13,5 mm
vanaf het oogschelpframe
bij dioptriewaarde –1
(–1 m–1)
Dioptrie-instelling
–2,5 tot +1,0 m–1
Effectief aantal pixels van de camera
Ong. 10 200 000 pixels
[Automatischescherpstellingssysteem]
Beeldformaat
23,6×15,8 mm (APS-Cformaat) Interlacescan
primaire kleuren
Systeem
ISO gevoeligheid (aanbevolen
belichtingsindex)
AUTO, 100 tot 3200
[Super SteadyShot]
Systeem
Beeldsensorverschuivingsmechanisme
[Stofpreventie]
Systeem
Antistatische laag op
laagdoorlaatfilter en
beeldsensorverschuivings
mechanisme
Gevoeligheidsbereik
0 EV tot 18 EV (bij
equivalent van ISO 100)
AF-hulplicht
Ong. 1 tot 5 m
[Belichting]
Lichtmeetcel
Lichtmeting met 40 velden
in honingraatmotief
Lichtmeetbereik
1 tot 20 EV (3 tot 20 EV
met Spot-meting), (bij ISO
100 met F1,4 lens)
Overige
Super SteadyShotcompensatiecapaciteit
Een sluitertijdverkorting
van circa 2,5 tot 3,5 EV
(varieert afhankelijk van de
opnameomstandigheden en
de gebruikte lens)
Waarnemingssysteem voor
TTL-fase, CCDlijnsensoren (9 punten, 8
lijnen met
middenkruisdraadsensor)
Belichtingscompensatie
±2,0 EV (1/3 EV stap)
135NL
[Sluiter]
Type
[Overige]
Elektronisch gestuurd,
verticale beweging, spleettype
Sluitertijdbereik
1/4000 seconde tot 30
seconden, tijd, (1/3 EV
stap)
Flitssynchronisatiesnelheid
1/160 seconde
PictBridge
-compatibel
Exif Print
-compatibel
PRINT Image Matching III
-compatibel
Afmetingen Ong. 130,8 × 98,5 × 71,3
(B/H/D, exclusief
uitstekende delen)
Gewicht
[Ingebouwde flitser]
Flitser G.nr.
GN 12 (in meter bij ISO
100)
Heroplaadtijd
Ong. 4 seconden
Flitsbereik
Dekking 18 mm lens
(brandpuntsafstand die de
lens aangeeft)
Ong. 532 g (zonder
batterijen, geheugenkaart
en extra accessoires)
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
(Bij gebruik van de
Microdrive: 5 tot 40°C)
Exif
Exif Ver.2.21
USB-communicatie
Hi-Speed USB (USB 2.0
compatibel)
Flitscompensatie
±2,0 EV (1/3 EV stap)
BC-VM10 Acculader
[Opnamemedium]
Voeding
CompactFlash-kaart
(TypeI,II), Microdrive,
"Memory Stick Duo" (met
een Memory Stick Duoadapter voor
CompactFlash sleuf)
[LCD-monitor]
LCD-scherm
6,7 cm (2,7 type) TFTaansturing
Totaal aantal pixels
230 400 (960 × 240) pixels
[Stroomvoorziening, algemeen]
Lege accu
136
NL
Oplaadbare accu NPFM500H
100 V tot 240 V
wisselstroom van 50/60 Hz
Uitgangsspanning
8,4 V gelijkstroom,
750 mA
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
Opslagtemperatuur
–20 tot +60°C
Maximale afmetingen
Ong. 70 × 25 × 95 mm
(B/H/D)
Gewicht
Ong. 90 g
Oplaadbare accu NP-FM500H
Gebruikte accu
Lithium-ion-accu
Maximale spanning
8,4 V gelijkstroom
Nominale spanning
7,2 V gelijkstroom
Maximale laadstroom
2,0 A
Maximale laadspanning
8,4 V gelijkstroom
Capaciteit
11,8 Wh (1 650 mAh)
Maximale afmetingen
Ong. 38,2 × 20,5 × 55,6
mm (B/H/D)
Gewicht
Ong. 78 g
Wijzigingen in ontwerp en technische
gegevens zijn voorbehouden zonder
voorafgaande kennisgeving.
Opmerkingen over de compatibiliteit
van beeldgegevens
• Deze camera voldoet aan de
universele DCF (Design rule for
Camera File system)-norm zoals
Handelsmerken
•
is een handelsmerk van Sony
Corporation.
• "Memory Stick",
, "Memory
Stick PRO",
,
"Memory Stick Duo",
, "Memory Stick
PRO Duo",
,
"Memory Stick PRO-HG Duo",
, "Memory
Stick Micro", "MagicGate" en
zijn handelsmerken
van Sony Corporation.
• "InfoLITHIUM" is een
handelsmerk van Sony Corporation.
• Microsoft, Windows en Windows
Vista zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken
van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere
landen.
• Macintosh, Mac OS, iMac, iBook,
PowerBook, Power Mac en eMac
zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
Apple Inc.
Overige
Over de brandpuntsafstand
De beeldhoek van deze camera is
kleiner dan die van een camera voor
35 mm-film. U krijgt (bij benadering)
een vergelijkbare brandpuntsafstand
van een camera met 35 mm-film, en
neemt onder dezelfde beeldhoek op,
door de brandpuntsafstand van uw
lens met de helft te verhogen.
Wanneer u bijvoorbeeld een 50 mmlens gebruikt, krijgt u bij benadering
hetzelfde resultaat als met een
75 mm-lens op een camera met
35 mm-film.
vastgesteld door JEITA (Japan
Electronics and Information
Technology Industries
Association).
• Er worden geen garanties gegeven
dat beelden, welke met deze camera
zijn opgenomen, kunnen worden
weergegeven op andere apparatuur,
of dat beelden die met andere
apparatuur zijn opgenomen of
bewerkt, kunnen worden
weergegeven op deze camera.
137NL
• Intel, Intel Core, MMX en Pentium
zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
Intel Corporation.
• CompactFlash is een handelsmerk
van SanDisk Corporation.
• Microdrive is een gedeponeerd
handelsmerk van Hitachi Global
Storage Technologies in de
Verenigde Staten en/of andere
landen.
• Adobe is een gedeponeerd
handelsmerk of een handelsmerk
van Adobe Systems Incorporated in
de Verenigde Staten en/of andere
landen.
• D-Range Optimizer Advanced
maakt gebruik van technologie
geleverd door
Apical Limited.
• Alle andere in deze
gebruiksaanwijzing vermelde
systeem- en productnamen zijn
doorgaans handelsmerken of wettig
gedeponeerde handelsmerken van
de betreffende ontwikkelaars of
fabrikanten. In deze
gebruiksaanwijzing zijn de
aanduidingen ™ en ® echter in alle
voorkomende gevallen weggelaten.
138
NL
Problemen oplossen
Indien u problemen ondervindt met de camera, probeer dan de volgende
oplossingen. Controleer de punten op blz. 139 t/m 147. Neem contact op
met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony.
1
Controleer de volgende items.
2
Verwijder de accu en plaats deze weer na circa één minuut, en
schakel de camera in.
3
Zet de instellingen terug (blz. 112).
4
Neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische
dienst van Sony.
Accu en spanning
De accu kan niet worden geplaatst.
• Gebruik bij het plaatsen van de accu de punt van de accu om de
vergrendelingshendel te verschuiven (blz. 12).
• Controleer het modelnummer van de accu.
De accu-restladingsindicator is onjuist, of voldoende resterende
acculading wordt aangegeven, maar de lading wordt te snel verbruikt.
Overige
• Dit doet zich voor wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats
gebruikt (blz. 150).
• Het resterende accuvermogen verschilt van het huidige vermogen. Laat de
accu volledig ontladen en laad deze vervolgens opnieuw op om de
weergave te corrigeren.
• De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 12).
• De accu is niet meer bruikbaar (blz. 14). Vervang de accu door een nieuwe.
De camera kan niet worden ingeschakeld.
• Plaats de accu correct (blz. 12).
• De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 12).
• De accu is niet meer bruikbaar (blz. 14). Vervang de accu door een nieuwe.
139NL
De camera schakelt plotseling uit.
• Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt
de camera in de spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de
spaarstand te annuleren, bedient u de camera, bijvoorbeeld door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken (blz. 44).
Beelden opnemen
Nadat de camera is ingeschakeld, wordt niets afgebeeld op de LCD-monitor.
• In de standaardinstelling wordt de LCD-monitor uitgeschakeld om
acculading te besparen als gedurende vijf seconden of langer geen
bediening wordt uitgevoerd. U kunt de tijd instellen waarna de LCDmonitor wordt uitgeschakeld (blz. 109).
• De LCD-monitor is ingesteld op uit. Druk op de DISP-knop om de LCDmonitor in te schakelen (blz. 35).
Het beeld is niet scherp in de zoeker.
• Stel de dioptrie goed in met behulp van het dioptrie-instelwiel (blz. 22).
Het beeld is niet opgenomen.
• Er is geen geheugenkaart geplaatst.
De sluiter wordt niet ontspannen.
• Controleer de resterende opslagcapaciteit van de geheugenkaart (blz. 25).
Als deze vol is, doet u een van de volgende dingen:
– Wis overbodige beelden (blz. 98).
– Vervang de geheugenkaart.
• U kunt tijdens het opladen van de ingebouwde flitser geen beelden
opnemen (blz. 68).
• De sluiter kan niet worden ontspannen als het onderwerp niet is
scherpgesteld (blz. 63).
• De lens zit niet goed vast. Zet de lens goed vast (blz. 15).
• Zet de opnamefunctie op M als er een astronomische telescoop, enz. op de
camera is aangesloten, en neem de opname.
• U probeert een onderwerp op te nemen dat wellicht speciale scherpstelling
behoeft (blz. 64). Gebruik de scherpstelvergrendeling of de handmatige
scherpstellingsfunctie (blz.65, 67).
Het opnemen duurt erg lang.
• De ruisonderdrukkingsfunctie wordt ingeschakeld (blz. 106). Dit is normaal.
140
NL
• De opnamestand is ingesteld op het RAW-formaat (blz. 103). Omdat een
RAW-gegevensbestand groot is, kost opnemen in de RAW-modus meer tijd.
Het beeld is onscherp.
• Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale
brandpuntsafstand van de lens.
• U bent opnamen aan het maken in de handmatige scherpstelfunctie, zet de
opnamefunctiehendel op AF (automatische scherpstelling) (blz. 63).
Eye-Start AF werkt niet.
• Stel [Eye-Start AF] in op [Aan] (blz. 65).
• Druk de ontspanknop tot halverwege in.
De flitser werkt niet.
• De flitserfunctie is ingesteld op [Autom.flitsen]. Als u er zeker van wilt zijn
dat de flitser altijd afgaat, stelt u de flitserfunctie in op [Invulflits] (blz. 70).
Wazige vlekken verschijnen in beelden opgenomen met de flitser.
• Het flitslicht is weerkaatst door stof in de lucht dat daardoor in het beeld
werd opgenomen. Dit is normaal.
Het duurt te lang voordat de flitser opnieuw is opgeladen.
• De flitser is binnen een korte tijd meerdere keren afgegaan. Als de flitser
meerdere keren achter elkaar is afgegaan, kan het opladen langer duren dan
gebruikelijk om oververhitting van de camera te voorkomen.
Een foto die met de flitser is gemaakt, is te donker.
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
• Stel de juiste datum en tijd in (blz. 21, 109).
Overige
• Als het onderwerp zich buiten het flitserbereik (de afstand die door het
flitslicht kan worden bereikt) bevindt, zullen de beelden donker zijn omdat
het flitslicht het onderwerp niet bereikt. Als de ISO-gevoeligheid wordt
veranderd, verandert tevens het flitserbereik (blz. 69).
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd knipperen wanneer u de
ontspanknop tot halverwege indrukt.
• Aangezien het onderwerp te helder of te donker is, liggen deze waarden
buiten het beschikbare instelbereik van de camera. Maak de instellingen
opnieuw.
141NL
Het beeld is wittig (Schittering).
Er verschijnt een lichtwaas op het beeld (Schaduwbeeld).
• De foto werd genomen onder een sterke lichtbron waarbij buitensporig veel
licht op de lens is gevallen. Bevestig de lenskap.
De hoeken van de foto zijn te donker.
• Als een filter of lenskap wordt gebruikt, haalt u deze eraf en maakt u de
opname opnieuw. Afhankelijk van de dikte van het filter en een onjuiste
bevestiging van de lenskap, kan het filter of de lenskap gedeeltelijk zichtbaar
zijn in het beeld. De optische eigenschappen van bepaalde lenzen kunnen
ertoe leiden dat de rand van het beeld te donker lijkt (onvoldoende licht).
De ogen van het onderwerp zijn rood.
• Schakel de functie rode-ogeneffectvermindering in (blz. 69).
• Ga dicht bij het onderwerp staan en neem het binnen het flitserbereik op
met de flitser (blz. 69).
Punten verschijnen en blijven op de LCD-monitor.
• Dit is normaal. Deze punten worden niet opgenomen (blz. 4).
Het beeld is wazig.
• De foto werd opgenomen op een donkere locatie zonder gebruik te maken
van de flitser, waardoor camerabewegingen werden gemaakt. Wij adviseren
u de Super SteadyShot-functie of een statief te gebruiken. In deze situatie
kan de flitser worden gebruikt (blz. 42).
De EV-schaalverdeling b B knippert in de zoeker.
• Het onderwerp is te helder of te donker voor het lichtmeetbereik van de
camera.
Beelden weergeven
De camera kan geen beelden weergeven.
• De map-/bestandsnaam is veranderd op de computer (blz. 121).
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera,
kan het weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd
worden.
• De camera staat in de USB-functie. Wis de USB-verbinding (blz. 120).
142
NL
Het beeld verschijnt niet op het tv-scherm.
• Controleer [Videoformaat] om te zien of het videoformaat van de camera is
ingesteld overeenkomstig het kleursysteem van de tv (blz. 101).
• Controleer of de aansluiting juist is (blz. 100).
Beelden wissen/bewerken
De camera kan geen beeld wissen.
• Annuleer de beveiliging (blz. 97).
U hebt per ongeluk een beeld gewist.
• Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. We raden u
aan om de beelden te beveiligen die u niet wilt wissen (blz. 97).
U kunt geen DPOF-markering instellen.
• U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden.
Computers
U weet niet of het besturingssysteem van uw computer compatibel is met
de camera.
• Zie "Aanbevolen computeromgeving" (blz.115, 123).
Uw computer herkent uw camera niet.
Overige
• Controleer of de camera aan staat.
• Als de acculading bijna op is, plaatst u een opgeladen accu (blz. 12) of sluit
u de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) aan.
• Gebruik de USB-kabel (bijgeleverd) (blz. 116).
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer stevig aan.
• Stel [USB-verbinding] in op [Massaopslag] (blz. 116).
• Koppel alle apparatuur los van de USB-aansluitingen van uw computer,
behalve de camera, het toetsenbord en de muis.
• Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer en niet via een USB-hub of
ander apparaat (blz. 115).
143NL
U kunt geen beelden kopiëren.
• Breng de USB-verbinding tot stand door de camera op de juiste wijze aan te
sluiten op de computer (blz. 116).
• Volg de betreffende kopieerprocedure voor uw besturingssysteem (blz. 117).
• Het kan voorkomen dat u de beeldbestanden van een geheugenkaart die op
een computer is geformatteerd, niet naar een computer kunt kopiëren. Maak
een opname met een geheugenkaart die op uw camera is geformatteerd
(blz. 105).
Het beeld kan niet worden weergegeven op een computer.
• Als u "Picture Motion Browser" gebruikt, raadpleeg dan de "Picture Motion
Browser Guide".
• Raadpleeg de fabrikant van de computer of de software.
Nadat u een USB-verbinding hebt gemaakt, wordt "Picture Motion
Browser" niet automatisch gestart.
• Breng de USB-verbinding tot stand nadat de computer is opgestart (blz. 116).
U weet niet hoe u de software (bijgeleverd) moet gebruiken.
• Raadpleeg het helpbestand of de handleiding van elke software.
Geheugenkaart
Kan geen geheugenkaart plaatsen.
• De richting waarin de geheugenkaart is geplaatst, is verkeerd. Plaats het in
de juiste richting (blz. 17).
Kan niet opnemen op een geheugenkaart.
• De geheugenkaart is vol. Wis overbodige beelden (blz. 98).
• Er is een onbruikbare geheugenkaart geplaatst (blz. 17).
• U gebruikt een geheugenkaart met een schrijfbeveiligingsschakelaar die is
ingesteld in de LOCK-stand. Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar in de
stand voor opnemen.
De Microdrive is warm.
• De Microdrive is een lange tijd in gebruik. Dit is normaal.
U hebt per ongeluk een geheugenkaart geformatteerd.
• Alle gegevens op de geheugenkaart zijn gewist door het formatteren. U
kunt deze niet meer herstellen.
144
NL
De "Memory Stick PRO Duo" wordt niet herkend door een computer met
een "Memory Stick"-sleuf.
• Sluit de camera op uw computer aan als de "Memory Stick PRO Duo" niet
door "Memory Stick"-sleuf van uw computer wordt ondersteunt (blz. 116).
De computer herkent de "Memory Stick PRO Duo".
Afdrukken
Zie ook "PictBridge-compatibele printer" (direct hieronder) samen met de
volgende punten.
De kleuren van het beeld zijn vreemd.
• Bij het afdrukken van beelden die opgenomen zijn in de Adobe RGBmodus op een printer met sRGB-ondersteuning, die niet compatibel is met
Adobe RGB (DCF2.0/Exif2.21), worden de beelden op een lager
intensiteitsniveau afgedrukt (blz. 84).
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden.
• Afhankelijk van uw printer, kunnen de randen links, rechts, boven of onder
van het beeld worden afgesneden. Vooral wanneer u een beeld afdrukt dat
werd opgenomen met de beeldverhouding [16:9], kan het zijdelingse
uiteinde van het beeld worden afgesneden.
• Wanneer u beelden afdrukt met uw eigen printer, moet u de instellingen
voor bijsnijden of randloos annuleren. Vraag de fabrikant van de printer of
de printer deze functies heeft.
• Wanneer u beelden laat afdrukken bij een digitale afdrukservice, vraag hen
dan of ze de beelden kunnen afdrukken zonder beide randen af te snijden.
Kan de beelden niet afdrukken met de datum.
Overige
• Met "Picture Motion Browser" kunt u beelden afdrukken met een datum
(blz. 126).
• Deze camera heeft geen functie voor het plaatsen van datums op beelden.
Omdat de beelden die met de camera zijn opgenomen, informatie over de
opnamedatum bevatten, kunt u beelden afdrukken met de datum op het
beeld als de printer of de software Exif-informatie kan herkennen.
Raadpleeg de fabrikant van de printer of de software voor meer informatie
over de compatibiliteit met Exif-informatie.
• Wanneer u beelden laat afdrukken in een winkel, kunnen de beelden op
aanvraag ook worden afgedrukt met de datum.
145NL
PictBridge-compatibele printer
Raadpleeg voor meer informatie de bij de printer geleverde
gebruiksaanwijzing of de printerfabrikant.
Het is niet mogelijk een verbinding tot stand te brengen.
• De camera kan niet rechtstreeks op een printer worden aangesloten die niet
compatibel is met de PictBridge-standaard. Vraag de fabrikant van de
printer of uw printer compatibel is met PictBridge.
• Stel [USB-verbinding] in op [PTP] (blz. 131).
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze weer aan. Raadpleeg de bij de
printer geleverde gebruikshandleiding als u een foutmelding krijgt.
Kan geen beelden afdrukken.
• Controleer of de camera en de printer op de juiste wijze met behulp van de
USB-kabel zijn aangesloten.
• Het afdrukken van RAW-gegevensbestanden is niet mogelijk.
• Het is mogelijk dat beelden die zijn opgenomen met een andere camera dan
deze, of beelden die op een computer zijn bewerkt, niet kunnen worden
afgedrukt.
"---- -- --" wordt afgedrukt op het gedeelte van het beeld waar de datum
wordt ingevoegd.
• Beelden zonder de opgenomen datumgegevens, kunnen niet worden
afgedrukt met de datum. Stel [Datum afdrukken] in op [Uit] en druk het
beeld opnieuw af (blz. 134).
Het beeld kan niet op het ingestelde formaat worden afgedrukt.
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze telkens opnieuw aan wanneer het
papierformaat is veranderd nadat de printer op de camera is aangesloten.
• De afdrukinstelling van de camera is anders dan die van de printer.
Verander de instelling van de camera (blz. 132) of de printer.
De camera kan niet worden bediend nadat het afdrukken is geannuleerd.
• Wacht enige tijd terwijl de printer het annuleren uitvoert. Dit kan,
afhankelijk van de printer, enige tijd duren.
146
NL
Overige
De lens raakt beslagen.
• Er is condensvorming opgetreden. Schakel de camera uit en laat deze
gedurende ongeveer een uur liggen voordat u deze weer gebruikt (blz. 150).
De mededeling "Datum en tijd instellen?" wordt afgebeeld wanneer u de
camera inschakelt.
• De camera is met een zwakke of zonder accu een tijdlang niet gebruikt.
Laad de accu op en stel de datum en tijd opnieuw in (blz. 21). Als de
datuminstelling telkens wordt teruggesteld wanneer de accu wordt
opgeladen, moet u contact opnemen met uw Sony-handelaar of plaatselijk,
erkend Sony-servicecentrum.
Het aantal opgenomen beelden neemt niet af of neemt met twee tegelijk af.
• Dit komt doordat de compressieverhouding en de beeldgrootte na
compressie veranderen afhankelijk van het beeld als u een JPEG-beeld
opneemt (blz. 103).
De instelling wordt teruggesteld zonder dat de terugstelbediening wordt
uitgevoerd.
• De accu werd verwijderd terwijl de POWER-schakelaar was ingesteld op
ON. Voordat u de accu eruit haalt, zorgt u ervoor dat de POWERschakelaar in de stand OFF staat en controleert u of het toegangslampje niet
is opgelicht (blz. 21).
De camera werk niet goed.
De vijf balkjes van de Super SteadyShot-schaalverdeling knipperen.
• De Super SteadyShot-functie werkt niet. U kunt doorgaan met opnemen, maar
de Super SteadyShot-functie zal niet werken. Schakel de camera uit en weer in.
Als de Super SteadyShot-schaalverdeling blijft knipperen, neemt u contact op
met uw Sony-handelaar of plaatselijk, erkend Sony-servicecentrum.
Overige
• Schakel de camera uit. Haal de accu uit de camera en plaats hem weer terug.
Als een netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) wordt gebruikt,
koppelt u het netsnoer los. Als de camera heet is, laat u deze afkoelen
voordat u deze corrigerende handeling uitvoert. Neem contact op met uw
Sony-handelaar of plaatselijk, erkende Sony-servicecentrum als de camera
niet werkt na deze oplossingen te hebben uitgevoerd.
"--E-" wordt in de hoek rechtsonder van de LCD-monitor weergegeven.
• Verwijder de geheugenkaart en plaats deze terug. Als de indicatie niet
verdwijnt na deze procedure, moet u de geheugenkaart formatteren.
147NL
Waarschuwingsme
dedelingen
Als een van de onderstaande
meldingen wordt afgebeeld, voert u
de vermelde instructies uit.
Alleen voor “InfoLITHIUM” accu
• U gebruikt een incompatibele accu.
Datum en tijd instellen?
• Stel de datum en tijd in. Laad de
interne oplaadbare accu op, als u
de camera lange tijd niet hebt
gebruikt (blz. 21, 151).
Onvoldoende acculading.
• U hebt geprobeerd [Reinigen] uit
te voeren terwijl er onvoldoende
lading in de accu zat. Laad de
accu op of gebruik de
netspanningsadapter/acculader
(niet bijgeleverd).
Geen kaart
• Plaats een geheugenkaart
Kan kaart niet gebruiken.
Formatteren?
• De geheugenkaart werd op een
computer geformatteerd en het
bestandsformaat werd gewijzigd,
of de geheugenkaart werd op een
ander apparaat geformatteerd.
Selecteer [OK] en formatteer de
geheugenkaart. U kunt de
geheugenkaart daarna opnieuw
gebruiken, maar alle eerder
opgenomen gegevens op de
geheugenkaart worden gewist.
Het kan enige tijd duren voordat
het formatteren klaar is.
148
NL
Als de mededeling nog steeds
wordt afgebeeld, moet u de
geheugenkaart vervangen.
Kaartfout
• Er is een incompatibele
geheugenkaart geplaatst of het
formatteren is mislukt.
Plaats kaart opnieuw.
• De geplaatste geheugenkaart kan
niet worden gebruikt in uw camera.
• De geheugenkaart is beschadigd.
• Het contactgedeelte van de
geheugenkaart is vuil.
Bezig...
• Wanneer ruisonderdrukking van
lange belichting wordt uitgevoerd
gedurende dezelfde tijdsduur dat
de sluiter geopend was. Tijdens
de ruisonderdrukking kunt u niet
verdergaan met opnemen.
Beeldweergave onmogelijk.
• Het is mogelijk dat beelden die
zijn opgenomen met een andere
camera of beelden die zijn
gewijzigd op een computer, niet
kunnen worden weergegeven.
Er is geen lens bevestigd. De
sluiter is vergrendeld.
• De lens is niet goed of niet
bevestigd. Als u de camera op een
sterrentelescoop of iets dergelijks
bevestigt, stelt u deze in op M.
Geen beelden
• Er staat geen beeld op de
geheugenkaart.
Beeld is beveiligd
• U hebt geprobeerd beveiligde
beelden te wissen.
Afdrukken onmogelijk.
• U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren met een
DPOF-markering.
Bezig initialiseren USB-verbinding.
• Een USB-verbinding is tot stand
gebracht. Koppel de USB-kabel
niet los.
Controleer het aangesloten
apparaat.
• Er kan geen PictBridgeverbinding worden gemaakt.
Koppel de USB-kabel los en
sluit deze daarna weer aan.
Camera te warm. Laat camera
afkoelen.
• De camera is heet geworden
omdat u continu aan het
opnemen bent geweest.
Schakel de camera uit. Laat de
camera afkoelen en wacht totdat
de camera weer klaar is om op te
nemen.
Camerafout
Systeemfout.
• U hebt geprobeerd beelden te
beveiligen of DPOF op te geven
zonder de specificatie van die
beelden te wijzigen.
Kan geen mappen meer maken
• De map met een naam dit begint
met "999" bestaat op de
geheugenkaart. Als dat het geval
is, kunt u geen mappen maken.
Afdrukken geannulleerd.
• De afdrukopdracht werd
geannuleerd. Koppel de USBkabel los of schakel de camera
uit.
Markeren onmogelijk.
• U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren op het
PictBridge-scherm.
Printerfout
• Controleer de printer.
• Controleer of het beeld dat u wilt
afdrukken beschadigd is.
Printer bezet
• Controleer de printer.
Overige
• Schakel de camera uit, haal de
accu eruit en plaats de accu weer
terug in de camera. Als deze
mededeling vaak verschijnt,
neemt u contact op met uw Sonyhandelaar of een plaatselijk,
erkend Sony-servicecentrum.
Geen beelden veranderd
Beeldvergroting onmogelijk.
Beeldrotatie onmogelijk.
• Beelden die met andere camera's
zijn opgenomen, zullen mogelijk
niet kunnen worden vergroot of
geroteerd.
149NL
Voorzorgsmaatregelen
Bewaar/gebruik de camera
niet op de volgende plaatsen
• Op een buitengewone hete, droge of
vochtige plaats
Op plaatsen zoals een in de zon
geparkeerde auto, kan de
camerabehuizing door de hitte
vervormen, waardoor een storing
kan optreden.
• In direct zonlicht of nabij een
verwarmingsbron
De camerabehuizing kan
verkleuren of vervormen, waardoor
een storing kan optreden.
• Op plaatsen onderhevig aan
trillingen
• In de buurt van een sterk
magnetisch veld
• Op zanderige of stoffige plaatsen
Wees voorzichtig dat geen zand of
stof in de camera kan
binnendringen. Hierdoor kan in de
camera een storing optreden en in
bepaalde gevallen kan deze storing
niet worden verholpen.
Vervoeren
• Zorg ervoor dat de lensdop of
lensvattingdop bevestigd is als u de
camera niet gebruikt. Voordat u de
lensvattingdop bevestigt, verwijdert
u al het stof van de dop voordat u
deze op de camera bevestigt.
150
NL
Bedrijfstemperatuur
Deze camera is ontworpen voor
gebruik bij een temperatuur van 0 tot
40°C (Bij gebruik van een
Microdrive: 5 tot 40°C). Het maken
van opnamen op extreem koude of
warme plaatsen met temperaturen die
buiten het bovenstaande bereik
vallen, is niet aan te bevelen.
Condensvorming
Als de camera rechtstreeks vanuit een
koude naar een warme omgeving
wordt overgebracht, kan vocht
condenseren binnenin of op de
buitenkant van de camera. Deze
vochtcondensatie kan een storing in
de camera veroorzaken.
Hoe condensvorming te voorkomen
Wanneer u de camera vanuit een
koude naar een warme omgeving
overbrengt, verpakt u de camera in
een goed gesloten plastic zak en laat u
deze gedurende ongeveer een uur
wennen aan de nieuwe
omgevingsomstandigheden.
Wanneer er condensvorming
optreedt
Schakel de camera uit en wacht
ongeveer een uur om het vocht te
laten verdampen. Als u probeert om
opnamen te maken terwijl er nog
vocht in de lens aanwezig is, zullen
de opgenomen beelden niet helder
zijn.
Interne oplaadbare accu
Deze camera is uitgerust met een
interne, oplaadbare accu om de datum
en tijd en andere instellingen bij te
houden, ongeacht of de camera is
ingeschakeld of niet.
Deze interne accu wordt tijdens het
gebruik van de camera voortdurend
opgeladen. Als u de camera echter
alleen korte perioden gebruikt, loopt
de accu geleidelijk leeg, en als u de
camera ongeveer 8 maanden in het
geheel niet gebruikt, loopt de accu
helemaal leeg. In dat geval moet u de
oplaadbare accu opladen voordat u de
camera gaat gebruiken.
Zelfs als u de oplaadbare accu niet
oplaadt, kunt u de camera toch
gebruiken zolang u de datum en tijd
niet opneemt. Als de camera de
instellingen iedere keer dat u de interne
oplaadbare accu oplaadt, opnieuw
instelt op de standaardinstellingen, is
de accu misschien niet meer bruikbaar.
Neem contact op met uw Sony-dealer
of de plaatselijke technische dienst van
Sony.
Opmerkingen over opnemen/
weergeven
• Maak een proefopname om te
controleren of de camera juist werkt
voordat u eenmalige gebeurtenissen
opneemt.
Overige
Oplaadprocedure voor de interne,
oplaadbare accu
Plaats een opgeladen accu in de camera
of sluit de camera aan op een stopcontact
met behulp van de netspanningsadapter/
acculader (niet bijgeleverd), en laat de
camera gedurende 24 uur of langer
uitgeschakeld liggen.
• Deze camera is noch tegen stof,
noch tegen opspattend water
bestendig, en is niet waterdicht.
• Kijk niet in de zon of een sterke
lichtbron door een verwijderde lens
of de zoeker. Dit kan leiden tot
onherstelbare beschadiging van uw
ogen. Of het kan een storing van de
camera veroorzaken.
• Gebruik de camera niet in de buurt
van een plaats waar sterke
radiogolven worden gegenereerd of
straling wordt uitgestraald. Het is
mogelijk dat de camera dan niet
goed kan opnemen of weergeven.
• Als u de camera in zanderige of
stoffige plaatsen gebruikt, kunnen
storingen optreden.
• Als er condens op de camera is
gevormd, moet u deze verwijderen
voordat u de camera gebruikt
(blz. 150).
• Niet met de camera schudden of er
tegenaan stoten. Dit kan niet alleen
leiden tot storingen en de
onmogelijkheid om beelden op te
nemen, maar kan ook de
geheugenkaart onbruikbaar maken
en beeldgegevens vervormen,
beschadigen of verloren doen gaan.
• Maak het venster van de flitser
schoon voordat u deze gebruikt. De
hitte die vrijkomt bij het afgaan van
de flitser kan eventueel vuil op het
venster van de flitser doen
verbranden of vastbakken waardoor
onvoldoende licht het onderwerp
bereikt.
• Houd de camera, bijgeleverde
accessoires, enz. buiten het bereik
van kinderen. De accu, het
accessoireschoenkapje, enz. kunnen
worden ingeslikt. Als dit probleem
zich voordoet, moet u onmiddellijk
een arts raadplegen.
151NL
Index
Index
A
Aantal opneembare
beelden .............................25, 26
Accu............................................12
Accu opladen ..............................10
Adobe RGB ................................83
AEL-knop .................................108
AE-vergrendeling .......................72
Afdrukken.........................129, 131
AF-gebied ...................................66
AF-hulplicht ...............................69
Audiosignalen...........................109
Autom.uitsch. ...........................111
Automatisch flitsen...............68, 70
Automatisch programma ............53
Automatisch scherpstellen..........63
Automatische
scherpstelfunctie.....................65
Automatische weergave............110
B
Beeldgrootte .............................102
Beeldkwaliteit...........................103
Beeldrotatie.................................89
Beeldverhouding.......................102
Belichting ...................................52
Belichtingscompensatie ..............74
Belichtingsfunctie.......................52
Belichtingsvergrendeling............72
Bestandsnummer ......................104
152
NL
Beveiligen .................................. 97
Bracket ....................................... 86
Brandpuntsafstand ................... 137
BULB-opname........................... 61
C
Camerabeweging
verminderen ........................... 41
Centrum gericht ......................... 77
CF-kaart ..................................... 17
Compressie-verhouding ........... 103
Condensvorming...................... 150
Continu AF ................................ 65
Continu opnemen....................... 85
Continu-bracket ......................... 86
Contrast...................................... 83
D
Datum afdrukken ..................... 130
Datum/tijd instellen ........... 21, 109
De klok instellen ........................ 21
De Super SteadyShot-functie..... 42
Diafragma ............................ 52, 55
Diafragmavoorkeur.................... 55
Diavoorstelling .......................... 93
Dioptrie-instelling...................... 22
Donker deel................................ 96
DPOF instelling ....................... 129
Draadloze flitser......................... 70
Dynamische
-bereikoptimalisatie ............... 83
E
Een beeld weergeven ......... 89, 100
Eigen witbalans.......................... 81
Eindflitssynchronisatie............... 70
Enkel-bracket ............................. 86
Enkelvoudige AF ....................... 65
EV-schaalverdeling........ 60, 73, 87
Eye-Start AF .............................. 65
F
Flitscompensatie ........................ 75
Flitser uit .............................. 44, 70
Flitsfunctie ........................... 68, 70
Flitsregeling ............................... 75
Fn-knop ...................................... 37
Formatteren .............................. 105
H
Handmatige belichting ............... 59
Handmatige scherpstelling......... 67
Handmatige verschuiving .......... 60
Histogram....................... 89, 95, 96
Hoeveelheid belichting .............. 52
Hoge snelheidssynchronisatiestand
............................................... 36
I
J
JPEG......................................... 103
Juiste belichting.................... 56, 58
K
Kleurfilter................................... 80
Kleurtemperatuur ....................... 80
L
Landschap .................................. 47
Langzame-flitssynchronisatie .... 70
LCD-helderheid ....................... 110
LCD-monitor.................. 33, 35, 94
Lens............................................ 15
Licht deel.................................... 96
Lichtmeetfunctie ........................ 77
Lichtmeting met 40 velden in
honingraatmotief.................... 77
M
Macro ......................................... 48
Mapnaam.................................. 104
Meervelds................................... 77
"Memory Stick Duo".................. 17
Menu .......................................... 39
Microdrive.................................. 17
Index
Image Data Converter SR ........ 127
Image Data Lightbox SR ......... 128
Indexafdruk .............................. 130
Indexweergavescherm ............... 92
Info.weerg.tijd.......................... 110
Instellingen................................. 83
Instelwiel inst ..................... 54, 108
ISO-gevoeligheid ....................... 78
N
Nachtopname ............................. 51
Nachtportret ............................... 51
153NL
Omgeving-bracketopname .........87
Oogschelp ...................................23
Opn.f.terugst. ............................112
Opnemen.....................................44
Scherpte ..................................... 83
Schouderriem ............................. 23
Sluiterontspan. ......................... 107
Sluitertijd ............................. 52, 57
Sluitertijdvoorkeur ..................... 57
Sportactie ................................... 49
Spot ............................................ 77
Stofpreventiefunctie................... 28
Stroombesparing ...................... 109
P
T
PictBridge .................................131
Picture Motion Browser ...........126
Portret .........................................46
Programmaverschuiving.............54
Technische gegevens ............... 135
Terugstellen ..................... 112, 113
Tot halverwege
indrukken......................... 45, 63
Transportfunctie......................... 85
Transportknop............................ 37
Nieuwe map..............................105
NR bij hoge-ISO.......................106
NR lang-belicht ........................106
O
R
RAW .................................103, 127
Reinigen......................................28
Rode-ogen-vermindering............69
Roteren .......................................90
Ruisonderdrukking ...................106
S
Scènekeuzefunctie ......................46
Scherpstelfunctie ........................65
Scherpstellen...............................63
Scherpstellings-indicator ............64
Scherpstelvergrendeling .............65
U
USB-verbinding ............... 116, 132
V
Velddiepte.................................. 52
Vergroot scherm ........................ 90
Verzadiging................................ 83
Videoformaat ........................... 101
Vooringestelde witbalans........... 79
W
Wissen........................................ 98
Witbalans ................................... 79
Witbalansbracket ....................... 88
154
NL
Z
Zelfontspanner ........................... 86
Zoeker .................................. 22, 36
Zoekerkapje ............................... 23
Zoekersensors ............................ 24
Zonsondergang........................... 50
Index
155NL