BEDIENINGSHANDLEIDING 2019
790 Duke
Artikelnr. 3213925nl
BESTE KTM KLANT,
*3213925nl*
3213925nl
09/2018
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 24) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 25)
Sleutelnummer ( pag. 25)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT,
2
© 2018 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
790 Duke EU (F9603S5, F9603S6)
790 Duke L EU (F9603S8, F9603S9)
790 Duke CN (F9687S6)
INHOUDSOPGAVE
3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 9
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 9
1.2 Gebruikte formatering....................... 10
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ...................... 11
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik..... 11
2.2 Onjuist gebruik ................................ 11
2.3 Veiligheidsaanwijzingen.................... 11
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ....... 12
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ....... 13
2.6 Veilig gebruik .................................. 14
2.7 Beschermende kleding ..................... 15
2.8 Werkinstructies................................ 15
2.9 Milieu............................................. 16
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 16
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 17
3.1 Garantie.......................................... 17
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 17
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 17
3.4 Service ........................................... 18
3.5 Afbeeldingen ................................... 18
3.6 Klantenservice................................. 18
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 20
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 20
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 22
5 SERIENUMMERS........................................ 24
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 24
5.2 Typeplaatje ..................................... 24
5.3 Sleutelnummer................................ 25
5.4 Motornummer.................................. 25
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 26
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 26
5.7 Artikelnummer stuurdemper.............. 27
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 28
6.1 Koppelingshendel ............................ 28
6.2 Remhendel...................................... 28
6.3 Gashendel....................................... 29
6.4 Schakelaars links aan stuur............... 29
6.4.1 Combinatieschakelaar .................. 29
6.4.2 Lichtschakelaar ........................... 30
6.4.3 Menuschakelaar........................... 31
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar ......... 31
6.4.5 Claxonknop ................................. 32
INHOUDSOPGAVE
4
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............. 33
6.5.1 Noodstopschakelaar/e-startknop .... 33
6.6 Contact- en stuurslot ........................ 34
6.7 Tankdop openen .............................. 35
6.8 Tankdop sluiten ............................... 37
6.9 Zadelslot......................................... 38
6.10 Boordgereedschap............................ 38
6.11 Greep ............................................. 39
6.12 Voetsteun passagier.......................... 39
6.13 Versnellingshendel ........................... 40
6.14 Rempedaal...................................... 41
6.15 Zijstandaard .................................... 41
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 43
7.1 Gecombineerd instrument................. 43
7.2 Activering en test............................. 43
7.3 Dag-nacht-modus............................. 44
7.4 Waarschuwingen.............................. 45
7.5 Controlelampjes............................... 46
7.6 Display ........................................... 50
7.7 TRACK-display................................. 52
7.8 Schakelindicator.............................. 53
7.9 Brandstofpeilweergave...................... 54
7.10 Tijd ................................................ 56
7.11 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 56
7.12 Afstandteller.................................... 57
7.13 Menu.............................................. 58
7.13.1 Favorites..................................... 58
7.13.2 Trip 1 ......................................... 59
7.13.3 Trip 2 ......................................... 60
7.13.4 General Info ................................ 61
7.13.5 Settings ...................................... 62
7.13.6 Bluetooth
®
(optioneel) .................. 63
7.13.7 Distance ..................................... 64
7.13.8 Temp.......................................... 65
7.13.9 Pressure ..................................... 66
7.13.10 Fuel Cons.................................... 67
7.13.11 Language .................................... 68
7.13.12 Clock/Date .................................. 69
7.13.13 DRL ........................................... 70
7.13.14 TPMS warning ............................. 72
7.13.15 Quick Selector 1.......................... 73
7.13.16 Quick Selector 2.......................... 74
7.13.17 Set Favorites ............................... 75
7.13.18 Service ....................................... 76
7.13.19 Extra functions ............................ 76
7.13.20 Warnings..................................... 77
7.13.21 Ride Mode .................................. 78
7.13.22 Track.......................................... 79
7.13.23 Antiwheelie mode ....................... 80
7.13.24 Launch control ............................ 81
INHOUDSOPGAVE
5
7.13.25 MTC + MSR ................................ 81
7.13.26 ABS............................................ 82
7.13.27 ABS Mode................................... 83
7.13.28 Quick Shift +............................... 84
7.13.29 Shift Light .................................. 85
7.13.30 KTM MY RIDE (optioneel)............. 86
7.13.31 Pairing (optioneel) ....................... 87
7.13.32 Audio player (optioneel)................ 90
7.13.33 Telefonie (optioneel) .................... 92
8 ERGONOMIE .............................................. 94
8.1 Stuurstand ...................................... 94
8.2 Stuurstand instellen ..................... 94
8.3 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 96
8.4 Uitgangspositie van de remhendel
instellen.......................................... 97
8.5 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 97
8.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 100
8.7 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 101
9 INBEDRIJFSTELLING................................ 103
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................. 103
9.2 Motor inrijden................................ 105
9.3 Voertuig beladen............................ 106
10 RIJ-INSTRUCTIES..................................... 109
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................. 109
10.2 Voertuig starten ............................. 110
10.3 Beginnen met rijden....................... 112
10.4 LaunchControl.............................. 113
10.5 beginnen met rijden met
LaunchControl.............................. 113
10.6 Quickshifter +................................ 115
10.7 Schakelen, rijden........................... 116
10.8 Motorslipmomentregeling (MSR) ...... 122
10.9 Afremmen ..................................... 123
10.10 Stoppen, parkeren.......................... 125
10.11 Transporteren ................................ 127
10.12 Brandstof tanken ........................... 128
11 SERVICESCHEMA..................................... 131
11.1 Extra informatie ............................. 131
11.2 Verplichte werkzaamheden.............. 131
INHOUDSOPGAVE
6
11.3 Aanbevolen werkzaamheden............ 134
12 CHASSIS AFSTELLEN ............................... 135
12.1 Veervoorspanning schokdemper
instellen .................................... 135
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ....... 136
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ...................................... 136
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen .......................................... 136
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ...................................... 137
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ... 138
13.5 Vuilschrapers vorkpoten
reinigen ..................................... 139
13.6 Passagiersstoel verwijderen............. 141
13.7 Buddyseat monteren ...................... 142
13.8 Bestuurderszadel verwijderen .......... 143
13.9 Bestuurderszadel monteren............. 144
13.10 Kettingvervuiling controleren........... 145
13.11 Ketting reinigen ............................. 146
13.12 Kettingspanning controleren ........... 148
13.13 Kettingspanning instellen ............... 150
13.14 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............ 152
14 REMSYSTEEM.......................................... 157
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............. 157
14.2 Remschijven controleren................. 160
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 161
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 162
14.5 Remplaketten voorwielrem
controleren.................................... 165
14.6 Vrije slag rempedaal controleren...... 166
14.7 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 167
14.8 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 168
14.9 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 170
15 WIELEN, BANDEN .................................... 172
15.1 Voorwiel demonteren .................. 172
15.2 Voorwiel monteren ...................... 174
15.3 Achterwiel demonteren ............... 179
15.4 Achterwiel monteren ................... 182
INHOUDSOPGAVE
7
15.5 Demperpakkingen van de
achterwielnaaf controleren .......... 185
15.6 Bandentoestand controleren............ 187
15.7 Bandenspanning controleren........... 189
15.8 Gebruik van bandenreparatiespray ... 191
16 ELEKTRONICA.......................................... 193
16.1 dagrijlicht (DRL) ............................. 193
16.2 12V-accu demonteren ................. 194
16.3 12V-accu monteren .................... 197
16.4 12V-accu laden .......................... 199
16.5 Hoofdzekering vervangen ................ 202
16.6 ABSzekeringen vervangen .............. 205
16.7 Zekeringen afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen ........... 207
16.8 Koplampkap met koplamp
verwijderen.................................... 210
16.9 Koplampkap met koplamp
monteren ...................................... 212
16.10 Afdekking van de drager van de
koplampkap demonteren................. 213
16.11 Afdekking van de drager van de
koplampkap monteren .................... 215
16.12 Koplampinstelling controleren......... 217
16.13 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 218
16.14 Diagnosestekker............................. 219
16.15 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 220
16.16 ACC1 en ACC2 achterzijde.............. 220
17 KOELSYSTEEM......................................... 221
17.1 Koelsysteem .................................. 221
17.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 222
17.3 Koelmiddelpeil in het
compensatiereservoir controleren..... 225
17.4 Koelmiddel aftappen .................. 227
17.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ..... 229
17.6 Koelmiddel verversen ..................... 231
18 MOTOR AFSTELLEN ................................. 235
18.1 Ride Mode .................................... 235
18.2 Motorfiets-tractiecontrole (MTC) ...... 236
18.3 slipaanpassing............................... 237
18.4 Throttle response ........................... 237
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 239
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 239
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 240
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 244
INHOUDSOPGAVE
8
19.4 Vrije slag aan de koppelingshendel
controleren.................................... 246
19.5 Vrije slag aan de koppelingshendel
instellen .................................... 248
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 249
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 249
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter ................................... 252
21 STALLING ................................................ 254
21.1 Stalling......................................... 254
21.2 Inbedrijfname na stalling ................ 256
22 FOUTEN OPSPOREN................................. 257
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 262
23.1 Motor............................................ 262
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 264
23.3 Vulhoeveelheden............................ 269
23.3.1 Motorolie .................................. 269
23.3.2 Koelmiddel ............................... 270
23.3.3 Brandstof.................................. 270
23.4 Chassis ......................................... 270
23.5 Elektronica.................................... 272
23.6 Banden......................................... 273
23.7 Voorvork........................................ 273
23.8 Schokdemper ................................ 274
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 274
24 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 282
24.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 282
24.2 Landspecifieke verklaring van
overeenstemming........................... 284
25 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 285
26 HULPSTOFFEN......................................... 289
27 NORMEN ................................................. 291
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 292
29 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 293
30 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 294
30.1 Rode pictogrammen ....................... 294
30.2 Gele of oranje pictogrammen........... 294
30.3 Groene en blauwe pictogrammen ..... 295
INDEX ............................................................. 296
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
9
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
10
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
11
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is ontworpen en gebouwd om bestand te zijn tegen de gebruikelijke belastingen van normaal wegge-
bruik en gebruik op het circuit.
Dit voertuig is alleen geschikt voor gebruik op geasfalteerde wegen.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
12
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
13
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
14
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
15
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
16
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
17
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- & garantieboekje.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
18
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen
of met zware bagage, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk snel-
ler verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te
controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
19
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
20
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V01494-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
21
1
Gecombineerd instrument ( pag. 43)
2
Contact- en stuurslot ( pag. 34)
3
Koppelingshendel ( pag. 28)
4
Passagiersstoel
5
Greep ( pag. 39)
6
Zadelslot ( pag. 38)
7
Zijstandaard ( pag. 41)
8
Versnellingshendel ( pag. 40)
9
Motornummer ( pag. 25)
4 AFBEELDING VOERTUIG
22
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V01493-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
23
1
Boordgereedschap ( pag. 38)
2
Tankdop
3
Lichtschakelaar ( pag. 30)
3
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 31)
3
Claxonknop ( pag. 32)
4
Noodstopschakelaar/e-startknop ( pag. 33)
5
Remhendel ( pag. 28)
6
Kijkglas voor motorolie
7
Rempedaal ( pag. 41)
8
Voetsteun passagier ( pag. 39)
5 SERIENUMMERS
24
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402324-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
0
0
11
0
0
V01213-10
Het typeplaatje
1
is op het balhoofd links aangebracht.
Het typeplaatje Australië
2
is op het frame achter het balhoofd
links aangebracht.
SERIENUMMERS 5
25
5.3 Sleutelnummer
V01200-10
Sleutelnummer
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van
een reservesleutel. Bewaar de KEYCODECARD op een veilige
plaats.
5.4 Motornummer
H01047-10
Het motornummer
1
is op het motorhuis boven gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
26
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
V01201-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de linkerkant
van de schokdemper aangebracht.
SERIENUMMERS 5
27
5.7 Artikelnummer stuurdemper
H02669-10
Het artikelnummer van de stuurdemper
1
is in de onderkant van
de stuurdemper gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
28
6.1 Koppelingshendel
V01187-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
6.2 Remhendel
V01188-10
De remhendel
1
is rechts aan het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
29
6.3 Gashendel
V01189-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
30
V01190-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1
Lichtschakelaar ( pag. 30)
2
Menuschakelaar ( pag. 31)
3
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 31)
4
Claxonknop ( pag. 32)
6.4.2 Lichtschakelaar
V01191-10
De lichtschakelaar
1
is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand
C
trekken.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
31
6.4.3 Menuschakelaar
V01192-10
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar
V01192-11
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de linkerzijde van het
stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
32
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richting-
aanwijzerschakelaar richting de schakelaarbehuizing duwen.
6.4.5 Claxonknop
V01192-12
De claxonknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
33
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar/e-startknop
V01194-10
De noodstopschakelaar/e-startknop
1
is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar/estartknop uit (bovenste stand)
In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande
motor kan niet worden gestart. Er verschijnt een mel-
ding op het display.
Noodstopschakelaar/estartknop aan (middelste stand)
Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontste-
kingscircuit is gesloten.
Startmotor aan (onderste stand) In deze stand wordt
de startmotor geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
34
6.6 Contact- en stuurslot
V01195-01
Het contact- en stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in. De contact-
sleutel kan eruit worden getrokken.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekings-
circuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De con-
tactsleutel kan eruit worden getrokken.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
35
6.7 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
36
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
V01196-10
Afdekking
1
op de brandstoftankdop omhoogklappen en con-
tactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelas-
ting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de brandstoftankdop drukken om de contactsleutel te
ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop omhoogklappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
37
6.8 Tankdop sluiten
V01197-01
Tankdop neerklappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok in
draaien tot het slot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, gif-
tig en schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking neerklappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
38
6.9 Zadelslot
V01198-10
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan worden vergrendeld met de contactsleutel.
6.10 Boordgereedschap
V01214-10
Het boordgereedschap
1
bevindt zich onder de buddyseat.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
39
6.11 Greep
V01225-10
De greep
1
is bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een buddyseat kan de passagier zich hieraan
vasthouden.
6.12 Voetsteun passagier
V01199-01
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
40
6.13 Versnellingshendel
V01271-11
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
V01271-10
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
41
6.14 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.15 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
42
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
43
7.1 Gecombineerd instrument
H02851-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functieseg-
menten.
1
Controlelampjes ( pag. 46)
2
Display
7.2 Activering en test
V01296-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en de controlelamp-
jes branden kort in het kader van een functiecontrole.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
44
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor
niet loopt. Als de motor loopt en het controlelampje storing
brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opne-
men met een geautoriseerde KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang
de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en het waar-
schuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de
geldende verkeersregels stoppen en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TC-controlelampje
branden tot een snelheid van ca. 6 km/h (ca. 4 mph) of
meer is bereikt.
7.3 Dag-nacht-modus
H02852-10
De dagmodus wordt in lichte kleuren weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
45
H02853-01
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument
meet de helderheid van de omgeving en schakelt het dis-
play automatisch in dag- of nachtmodus. Afhankelijk van
de helderheid die de omgevingslichtsensor meet, wordt het
display lichter of donkerder of in de andere modus gescha-
keld.
De weergavemodus kan niet handmatig worden gewisseld.
7.4 Waarschuwingen
H02619-01
Als bij de controlelampjes ( pag. 46) het algemene waarschu-
wingslampje gaat branden, wordt de bijbehorende melding op
het display weergegeven. Door een willekeurige knop in te druk-
ken, wordt de ontvangst van de informatie bevestigd en verdwijnt
de melding.
Alle actuele waarschuwingen worden in het menu Warnings weer-
gegeven tot ze niet meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
46
7.5 Controlelampjes
V01293-01
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
47
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Als de motor loopt en het controle-
lampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en
het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen en de
motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TC-controlelampje branden tot een snelheid van ca. 6 km/h (ca.
4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-waarschuwingslampje knippert als de ABS-modus Supermoto is geactiveerd.
TC-controlelampje brandt geel MTC ( pag. 236) is niet actief of is bezig met regelen.
Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen met
geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als MTC actief ingrijpt of als de
Launch Control ( pag. 113) is geactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
48
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje wegrijblokkeringen brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de alarm-
installatie.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing of een waarschuwing voor de
veiligheid is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
49
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
50
7.6 Display
H02854-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
51
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument. Als het menu geopend is, wordt
verder de snelheid weergegeven.
1
Versnellingsindicatie
2
Bluetooth
®
(optioneel)
3
Ride Mode ( pag. 235)
4
Eenheid voor de snelheidsindicatie
5
Brandstofpeilweergave ( pag. 54)
6
Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 56)
7
Bereikweergave
8
Snelheid
9
Afstandteller ( pag. 57)
bk
Omgevingstemperatuur
bl
Tijd ( pag. 56)
bm
Toerenteller
bm
Schakelindicator ( pag. 53)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
52
7.7 TRACK-display
V01299-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
53
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument bij geactiveerde rijmodus TRACK.
Als het menu geopend is, wordt verder de snelheid weergegeven.
1
Throttle response ( pag. 237)
2
slipaanpassing ( pag. 237)
3
LaunchControl ( pag. 113)
4
Anti-wheelie-modus
7.8 Schakelindicator
H02613-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïnte-
greerd.
In het menu Shift Light kan het toerental voor de schakelindicator
worden ingesteld. Tijdens de inrijfase (tot 1.000 km/600 mi) is
de schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de schakelindica-
tor worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor Lights up en
Flashes worden ingesteld. Bij Lights up brandt de schakelindicator
oranje en bij Flashes knippert hij oranje.
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
Lights up Schakelindicator brandt oranje
Flashes Schakelindicator knippert oranje
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
54
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
Schakelindicator
brandt altijd bij
6.500 1/min
7.9 Brandstofpeilweergave
H02855-10
De weergave van het brandstofpeil
1
bestaat uit balkjes. Hoe
meer balkjes er branden, hoe meer brandstof zich in de brandstof-
tank bevindt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
55
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, brandt het laat-
ste balkje oranje en verschijnt bovendien de waarschu-
wing LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
7.10 Tijd
H02856-10
In alle talen behalve ENUS wordt de tijd
1
in de 24-uursnotatie
weergegeven. De tijd
1
wordt weergegeven in de 12uursnotatie
als de taak ENUS ingesteld is.
In het menu Clock/Date kan de tijd worden geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de 12V-accu losgekop-
peld is geweest van het voertuig of als de zekering eruit
gehaald was.
7.11 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
H02616-01
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de
motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltem-
peratuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld
koelsysteem.
De temperatuurindicatie op het display bestaat uit acht balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
Bij een koelmiddeltemperatuur van 120 °C wordt de noodloop
automatisch ingeschakeld.
Info
Als alle balkjes branden, verschijnt bovendien de waarschu-
wing ENGINE TEMP HIGH.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier tot vijf balkjes branden.
Motor heet Zes tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes knipperen oranje.
7.12 Afstandteller
H02617-01
Als afstandteller wordt op het startscherm Trip 1 weergegeven. Dit
kan niet worden gewijzigd.
Informatie over de totale afstand kan in het menu General Info
onder het menupunt Odometer worden opgeroepen.
In het menu Trip 1 kan de afstandteller worden geconfigureerd.
Informatie over een verder traject kan in het menu Trip 2 worden
opgeroepen en geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
7.13 Menu
V01145-10
Info
Om het menu te openen, op de SETknop
1
drukken.
Met de UP-knop
2
of der DOWN-knop
3
in het menu
navigeren.
Door de BACK-knop
4
in te drukken, wordt het actuele
menu resp. het menuoverzicht gesloten.
7.13.1 Favorites
H02858-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
Door de SETknop nog eens in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Favorites kunnen vijf vrij configureerbare menu’s
direct worden aangestuurd.
In het menu Set Favorites wordt het menu Favorites geconfigureerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
59
7.13.2 Trip 1
H02859-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trip 1 op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
Trip 1 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip 1 loopt mee en telt tot 9999.
ØConsumption1 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 1
en Trip time 1.
ØSpeed1 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 1 en
Trip time 1.
Trip time 1 toont de rijtijd op basis van Trip 1 en loopt zodra een
snelheidssignaal wordt ontvangen.
Fuel range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brandstof-
reserve.
Knop 3 -
5 seconden
ingedrukt
houden.
In het menu Trip 1 worden alle vermeldingen,
behalve Fuel range, gewist.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
60
7.13.3 Trip 2
H02857-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trip 2 op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
Trip 2 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip 2 loopt mee en telt tot 9999.
ØConsumption2 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 2
en Trip time 2.
ØSpeed2 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 2 en
Trip time 2.
Trip time 2 toont de rijtijd op basis van Trip 2 en loopt zodra een
snelheidssignaal wordt ontvangen.
Fuel range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brandstof-
reserve.
Knop 3 -
5 seconden
ingedrukt
houden.
In het menu Trip 2 worden alle vermeldingen,
behalve Fuel range, gewist.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
61
7.13.4 General Info
V01111-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet controlesysteem voor de
bandenspanning vormt geen vervanging voor de con-
trole voordat u gaat rijden.
Om valse alarmen te vermijden, worden de banden-
spanningswaarde over meerdere minuten geëvalueerd.
Controleer de bandenspanning voor iedere rit.
Corrigeer de bandenspanning als de deze afwijkt
van de opgegeven waarde.
Stop ook bij correcte bandenspanningswaarden
meteen als het gedrag van het voertuig op een
drukverlies in de band wijst.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu General Info op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Date geeft de datum aan.
Odometer geeft de totale afstand aan.
Battery geeft de accuspanning aan.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
62
Tire press fron (optioneel) geeft de bandenspanning voor aan.
Tire press rear (optioneel) geeft de bandenspanning achter aan.
7.13.5 Settings
V01139-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
In het menu Settings worden instellingen voor eenheden of ver-
schillende waarden uitgevoerd. Enkele functies kunnen worden
geactiveerd of gedeactiveerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
63
7.13.6 Bluetooth
®
(optioneel)
V01112-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth
®
op het display is
gemarkeerd.
Met de SET-knop de Bluetooth
®
-functie in- of uitschakelen.
Info
De functie Bluetooth
®
kan alleen in combinatie
met KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Als een apparaat via het menu Pairing is gekoppeld, maar
momenteel niet is verbonden, knippert bij ingeschakelde
Bluetooth
®
-functie het Bluetooth
®
-symbool. Zodra een appa-
raat is verbonden, brandt het Bluetooth
®
-symbool.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
64
7.13.7 Distance
V01115-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units op het display is gemar-
keerd. Door de SETknop nog eens in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance op het display is
gemarkeerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken,
wordt de eenheid ingesteld.
Eenheid kilometer km of mijl mi voor de afstand selecteren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
65
7.13.8 Temp
V01116-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units op het display is gemar-
keerd. Door de SETknop nog eens in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temp op het display is gemar-
keerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken, wordt de
eenheid ingesteld.
Eenheid °C of °F voor de temperatuurindicatie selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
66
7.13.9 Pressure
V01117-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Model met TPMS.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units op het display is gemar-
keerd. Door de SETknop nog eens in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pressure op het display is
gemarkeerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken,
wordt de eenheid ingesteld.
Eenheid bar of psi selecteren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
67
7.13.10 Fuel Cons
V01118-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units op het display is gemar-
keerd. Door de SETknop nog eens in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Fuel Cons op het display is
gemarkeerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken,
wordt de eenheid ingesteld.
Eén van de mogelijke verbruiksindicaties selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
68
7.13.11 Language
V01119-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop nog een keer in te drukken de
taal selecteren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
69
7.13.12 Clock/Date
V01120-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock/Date op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop nog eens in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop een tijd instellen en met de
SETknop bevestigen.
Met de UP- of DOWNknop een datum instellen en met de
SETknop bevestigen.
Als de 12V-accu gedemonteerd is geweest, moeten de tijd en
datum opnieuw worden ingesteld.
Info
Als de 12V-accu gedemonteerd is geweest, wordt aanvul-
lend de softwareversie weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
70
7.13.13 DRL
V01140-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
71
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht
geen vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan
de automatische omschakeling tussen dagrijlicht en
dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is gese-
lecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het
menu uitschakelen, zodat het dimlicht permanent
is ingeschakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het
dagrijlicht.
UP- of DOWNknop indrukken tot DRL op het display is gemar-
keerd. Door op de SETknop te drukken, wordt het menu voor
dagrijlicht in- of uitgeschakeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
72
7.13.14 TPMS warning
V01141-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Model met TPMS.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot TPMS warning op het display
is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken de aanwijzin-
gen bij te hoge of te lage bandenspanning in- of uitschakelen.
Voorgeschreven waarde
Bandenspanning solo
voor 2,3 bar
achter 2,6 bar
Bandenspanning met passagier / volledige nuttige belasting
voor 2,3 bar
achter 2,6 bar
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
73
7.13.15 Quick Selector 1
V01121-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Quick Selector 1 op
het display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste menu is gemar-
keerd.
SETknop indrukken om de selectie te bevestigen.
In het menu Quick Selector 1 kan een menu voor directe selectie
worden vastgelegd.
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten menu het
in Quick Selector 1 vastgelegde menu opgeroepen.
Info
In de rijmodus TRACK wordt met de UP-knop de slipaanpas-
sing ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
74
7.13.16 Quick Selector 2
V01122-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Quick Selector 2 op
het display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste menu is gemar-
keerd.
SETknop indrukken om de selectie te bevestigen.
In het menu Quick Selector 2 kan een menu voor directe selectie
worden vastgelegd.
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten menu het
in Quick Selector 2 vastgelegde menu opgeroepen.
Info
In de rijmodus TRACK wordt met de DOWN-knop de slipaan-
passing ingesteld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
75
7.13.17 Set Favorites
V01123-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Set Favorites op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop menu selecteren. Met de SETtoets
het menu voor de snelkeuze instellen.
In het menu Set Favorites wordt het menu Favorites geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
76
7.13.18 Service
V01125-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Service op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
In het menu Service wordt de volgende vereiste service en de soft-
wareversie weergegeven.
7.13.19 Extra functions
V01126-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra functions op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
77
Info
In Extra functions worden de optionele extra functies
opgesomd. De actuele KTM PowerParts en de beschik-
bare software voor uw voertuig vindt u op de KTM-
website.
7.13.20 Warnings
V01124-01
Voorwaarden
Minstens een waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trips/Data op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Warnings op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
In het menu Warnings worden de opgetreden waarschuwingen
weergegeven en opgeslagen, totdat ze niet meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
78
7.13.21 Ride Mode
V01127-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Ride Mode op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door het menu navigeren. Met de
SETknop kunnen op elkaar afgestemde instellingen van motor
en motorfiets-tractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe res-
pons, de motorfietstractiecontrole laat een hogere slip aan
het achterwiel toe.
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige
respons, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip
aan het achterwiel toe.
RAIN Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een
normale slip aan het achterwiel toe.
TRACK-instelling met gehomologeerd vermogen en uiterst
directe respons. De motorfiets-tractiecontrole en de karak-
teristiek van de gasrespons kunnen individueel worden
ingesteld.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
79
7.13.22 Track
V01128-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Ride Mode op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door het menu navigeren. Met
de SETknop kunnen de afzonderlijke instellingen van de
TRACK PACK worden aangepast.
Info
Bij het aanpassen van de gasrespons geen gas geven.
Via Leave Track wordt de rijmodus TRACK beëindigd en
automatisch naar de rijmodus STREET gewisseld. Daar-
bij geen gas geven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
80
7.13.23 Antiwheelie mode
V01142-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menupunt Antiwheelie mo
op het display is gemarkeerd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij gedeactiveerde
AntiWheeliemodus wordt steigeren van het
voorwiel niet meer door de motorfietstractiecontrole
tegengegaan.
Schakel de AntiWheeliemodus alleen uit, als u
over voldoende ervaring beschikt.
Met de SET-knop de AntiWheeliemodus in- of uitschakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
81
7.13.24 Launch control
V01143-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menupunt Launch control
op het display is gemarkeerd.
Met de SET-knop de Launch-Control ( pag. 113) in- of uit-
schakelen.
7.13.25 MTC + MSR
V01130-01
Voorwaarden
ABS ModeSupermoto is niet geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Motorcycle op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC + MSR op het display is
gemarkeerd.
SETknop 3 tot 5 seconden ingedrukt houden om MTC + MSR
in of uit te schakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
82
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Na het inschakelen van het contact zijn de motorfiet-
stractiecontrole en de motorslipmomentregeling weer
actief.
7.13.26 ABS
V01131-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Aanwijzing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzeke-
ringAls het ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de
toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet
op de openbare weg als het ABS compleet wordt uitgescha-
keld.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Motorcycle op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS op het display is gemar-
keerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
83
SETknop 3 tot 5 seconden ingedrukt houden om de ABS uit te
schakelen.
Info
Bij het uitschakelen geen gas geven.
Na het inschakelen van het contact is het ABS weer
actief.
7.13.27 ABS Mode
V01132-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ABS is ingeschakeld.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Motorcycle op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS Mode op het display is
gemarkeerd.
SETknop 3 tot 5 seconden ingedrukt houden om de
ABSmodus te wijzigen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
84
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Supermoto actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het ABSwaarschuwingslampje
knippert langzaam om aan de actieve ABSmodus
Supermoto te herinneren. Het achterwiel wordt niet
meer via het ABS geregeld; het kan bij het remmen
blokkeren. MSR is gedeactiveerd.
Na het inschakelen van het contact is de ABSmodus
weer op Road ingesteld.
7.13.28 Quick Shift +
V01133-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Motorcycle op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Shift + op het display is
gemarkeerd.
Met de SETknop de quickshifter + ( pag. 115) in- of uit-
schakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
85
7.13.29 Shift Light
V01134-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1.000 km (600 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Motorcycle op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Shift Light op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop functie selecteren. Met de SETknop
wordt het toerental voor het schakeladvies ingesteld.
Als het motortoerental het bij Lights up vastgelegde motortoerental
bereikt, brandt de toerentalindicatie oranje.
Als het motortoerental het bij Flashes vastgelegde motortoerental
bereikt, knippert de toerentalindicatie oranje.
Het schakeladvies kan met de functie Shift Light aan- of uitgescha-
keld worden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
86
7.13.30 KTM MY RIDE (optioneel)
V01135-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu KTM MY RIDE op het
display is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
In KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon of headset
via Bluetooth
®
met het KTM MY RIDEbesturingsapparaat worden
verbonden.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het KTM MY RIDEbesturingsapparaat te verbinden.
De standaard Bluetooth
®
2.1 moet ondersteund worden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
87
7.13.31 Pairing (optioneel)
V01137-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Bluetooth
®
(optioneel) is ingeschakeld.
Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld, even-
eens ingeschakeld.
Op het apparaat, dat moet worden verbonden, moet de Blue-
tooth
®
-zichtbaarheid zijn ingeschakeld.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu KTM MY RIDE op het
display is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Setup op het display is gemar-
keerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het gewenste menupunt
Phone of Headset is gemarkeerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
88
Info
Er kunnen nooit twee mobiele telefoons
of twee headsets gelijktijdig met het
KTM MY RIDEbesturingsapparaat worden verbonden.
Slechts één mobiele telefoon en één headset kunnen
gelijktijdig met het KTM MY RIDEbesturingsapparaat
worden verbonden.
In het submenu Phone kan een geschikte mobiele telefoon met
het KTM MY RIDEbesturingsapparaat worden verbonden.
In het submenu Headset kan een geschikte headset met het
KTM MY RIDEbesturingsapparaat worden verbonden.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Bij de eerste koppeling van het apparaat de UP- of DOWNknop
indrukken tot Pairing is gemarkeerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWN-knop naar het gewenste apparaat navige-
ren. De selectie met de SET-knop bevestigen.
Info
De verbinding van de headset wordt hier afgesloten.
Door bevestiging van de Passkey wordt de verbinding van de
mobiele telefoon succesvol afgesloten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
89
Info
Bij succesvolle koppeling met een geschikt apparaat
wordt de naam van de gekoppelde mobiele telefoon of
headset in het desbetreffende menu Phone of Headset
weergegeven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Het als laatste verbonden apparaat wordt bij
ingeschakelde Bluetooth
®
automatisch met het
KTM MY RIDEbesturingsapparaat verbonden zodra het
zich binnen bereik en niet eerder is gewist.
Niet elke mobiele telefoon of headset is geschikt om
met het KTM MY RIDEbesturingsapparaat te koppelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
90
7.13.32 Audio player (optioneel)
H02860-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Bluetooth
®
(optioneel) is ingeschakeld.
Bluetooth
®
bij gekoppelde apparaten eveneens ingeschakeld.
Headset met geschikt audiotoestel verbonden.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu KTM MY RIDE op het
display is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio player op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
91
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audio-
titel.
Door kort drukken op de DOWN-knop worden de audiotitels
vanaf het begin afgespeeld.
Twee keer kort indrukken van de DOWNknop wisselt naar de
vorige audiotitel.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de
audiotitel.
Tip
Bij sommige mobiele telefoons moet de audio-player
van de mobiele telefoon worden gestart, voordat weer-
gave mogelijk is.
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie
aan Quick Selector 1 of aan Quick Selector 2 worden toe-
gevoegd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
92
7.13.33 Telefonie (optioneel)
V01138-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Bluetooth
®
(optioneel) ingeschakeld.
Functie Bluetooth
®
bij gekoppelde apparaten eveneens inge-
schakeld.
Headset met geschikte mobiele telefoon verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep aangenomen.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
93
Info
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele telefoon
wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
8 ERGONOMIE
94
8.1 Stuurstand
0
0
AA
V01210-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boringen
A
15 mm
Het stuur kan in verschillende twee standen worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
Info
KTM adviseert bij races de voorste stuurstand te gebruiken.
8.2 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
ERGONOMIE 8
95
0
0
AA
0
0
33
0
0
22
0
0
44
0
0
11
0
0
BB
V01210-10
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen
2
verwijderen.
Stuur zo positioneren, dat de schroeven
3
toegankelijk zijn.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
3
verwijderen. Stuuradapters
4
verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste stand
A
of
B
zetten. Schroe-
ven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Stuuradapters links en rechts in dezelfde positie monteren.
Schroef stuur-
adapter
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden
gelegd.
Stuurklem positioneren. Schroeven
1
monteren en gelijkma-
tig vastdraaien.
8 ERGONOMIE
96
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
8.3 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
V01187-11
Koppelingshendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
ERGONOMIE 8
97
8.4 Uitgangspositie van de remhendel instellen
V01188-11
Handremhendel naar voren voor drukken.
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
1
aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.5 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
8 ERGONOMIE
98
V01229-10
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien.
Tip
Om het gemakkelijker te maken de rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Drukstang
3
draaien om de uitgangspositie van de rempedaal
in te stellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal vijf schroefgangen moeten ingeschroefd zijn.
Door de drukstang in het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar beneden gebracht.
Door de drukstang uit het kogelscharnier te draaien,
wordt het rempedaal naar boven gebracht.
ERGONOMIE 8
99
V01230-10
Moer
4
losdraaien en schroef
5
zodanig draaien totdat de
vrije slag
A
is bereikt. Eventueel uitgangspositie van het rem-
pedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
Schroef
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
V01231-10
Moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang rem-
pedaal
M6 6 Nm
Tip
Om het gemakkelijker te maken de rempedaal daarbij
naar beneden drukken.
Veer
1
vasthaken.
8 ERGONOMIE
100
8.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de aandrijving te veel belast en kunnen storin-
gen van de quickshifter optreden.
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 101)
ERGONOMIE 8
101
8.7 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
H02668-10
Moer
1
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
Moer
3
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
Info
Moer
3
heeft linkse schroefdraad.
Door draaien van de draadstang
2
versnellingshendel instel-
len.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Moer
3
vastdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6LH 6 Nm
Moer
1
vastdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
8 ERGONOMIE
102
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6 6 Nm
INBEDRIJFSTELLING 9
103
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
9 INBEDRIJFSTELLING
104
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 96)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 97)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 97)
INBEDRIJFSTELLING 9
105
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het bestu-
ren van de motorfiets. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 105)
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 9.800 1/min
Vol gas geven vermijden!
9 INBEDRIJFSTELLING
106
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met kof-
fers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
INBEDRIJFSTELLING 9
107
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig,
en moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
9 INBEDRIJFSTELLING
108
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 430 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 160 kg
Maximale asbelasting achter 270 kg
RIJ-INSTRUCTIES 10
109
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 239)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 161)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 167)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 165)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 170)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 225)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 145)
Kettingspanning controleren. ( pag. 148)
Bandentoestand controleren. ( pag. 187)
Bandenspanning controleren. ( pag. 189)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
110
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 10
111
B00782-10
Motorfiets van de zijstandaard nemen en op de motorfiets gaan
zitten.
Controleer of de noodstopschakelaar/e-startknop zich in de
middelste stand bevindt.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer
uit wanneer het voertuig begint te rijden.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
Noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste stand druk-
ken.
10 RIJ-INSTRUCTIES
112
Info
De noodstopschakelaar/e-startknop pas in de onderste
stand drukken, als de functiecontrole van het gecom-
bineerde instrument is afgesloten.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het
starten gas wordt gegeven, wordt geen brandstof inge-
spoten door het motormanagementsysteem en daardoor
slaat de motor niet aan.
Maximaal 5 seconden lang de noodstopschakelaar/e-
startknop in de onderste stand drukken. Tot de vol-
gende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling schakelt
en de koppelingshendel loslaat, blijft de motor stil-
staan.
10.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
RIJ-INSTRUCTIES 10
113
10.4 LaunchControl
H02000-01
De LaunchControl is een functie van de voertuigelektronica.
De LaunchControl past het motortoerental aan om de optimale
acceleratie te bereiken.
De LaunchControl kan maximaal drie keer achtereen voor begin-
nen met rijden worden gebruikt. Om motor, transmissie en koelsys-
teem te beschermen tegen overbelasting, wordt de LaunchControl
na de derde keer beginnen met rijden tijdelijk gedeactiveerd.
De LaunchControl wordt ook gedeactiveerd als niet meer aan alle
voorwaarden voor de activering wordt voldaan.
De LaunchControl wordt in de volgende gevallen weer vrijgegeven:
de motor draait minstens drie minuten, de motor is 20 minuten uit
of er is een afstand van 1,5 km (0,93 mi) afgelegd.
10.5 beginnen met rijden met LaunchControl
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe LaunchControl maakt zeer snelle acceleratie mogelijk die voor onervaren
bestuurders moeilijkheden kan opleveren.
Gebruik de Launch-Control alleen als u over voldoende ervaring beschikt.
Gebruik de LaunchControl niet op de openbare weg.
10 RIJ-INSTRUCTIES
114
H02000-01
Voorwaarde
De rijmodus TRACK is geactiveerd.
De eerste versnelling is geschakeld.
Het TC-controlelampje brandt niet.
Koelmiddeltemperatuur: > 60 °C
Totale afgelegde afstand: > 1.000 km
LaunchControl in het gecombineerde instrument active-
ren.
Het aantal beschikbare starts wordt op het startbeeld-
scherm weergegeven.
Bij aangetrokken koppelingshendel vol gas geven.
Het motortoerental wordt geregeld.
9.000 1/min
Het TCcontrolelampje knippert snel.
Koppelingshendel snel maar gedoseerd vrijgeven.
RIJ-INSTRUCTIES 10
115
10.6 Quickshifter +
V01270-10
Als de quickshifter + is geactiveerd, kan zonder bediening van de
koppeling in een hogere of lagere versnelling worden geschakeld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De quickshifter + herkent aan de hand van de schakelaspositie of
er moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal
naar de motorbesturing.
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is gedeacti-
veerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de koppeling
worden bediend.
10 RIJ-INSTRUCTIES
116
10.7 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
RIJ-INSTRUCTIES 10
117
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
10 RIJ-INSTRUCTIES
118
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
RIJ-INSTRUCTIES 10
119
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de Quickshifter+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de Quickshifter+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de Quickshifter+ niet actief.
Gebruik de Quickshifter+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen op veilige wijze stoppen, de motor uitzetten
en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
V01271-10
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.),
kunt u naar hogere versnellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn
weergegeven op de afbeelding. De neutrale of statio-
naire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de tem-
peratuurindicatie branden.
10 RIJ-INSTRUCTIES
120
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.
Vooral in bochten mag niet worden geschakeld en slechts voor-
zichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruispunt,
hoeft u alleen de koppelingshendel te trekken en de
noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste stand te
drukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair toe-
rental draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u meteen stoppen en de motor uit-
schakelen. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
RIJ-INSTRUCTIES 10
121
Als tijdens het rijden het storinglampje gaat branden, moet
u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje
gaat branden, toont het display een melding.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het
menu Warnings opgeslagen.
Als de waarschuwing glad wegdek op het gecombineerde
instrument verschijnt, is een glad wegdek mogelijk. De
snelheid aanpassen aan de gewijzigde situatie.
H02699-10
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is geac-
tiveerd, kunt u in het aangegeven toerentalbereik schakelen
zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het minimale motortoerental in toeren per minuut om
in een hogere versnelling te schakelen, ziet u in de
afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aan-
slag, zonder de stand van de gashendel te wijzigen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
122
H02700-10
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is geac-
tiveerd, kunt u in het aangegeven toerentalbereik schakelen
zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het maximale motortoerental in toeren per minuut
om in een lagere versnelling te schakelen, ziet u in de
afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de aan-
slag, zonder de stand van de gashendel te wijzigen.
10.8 Motorslipmomentregeling (MSR)
402423-01
De MSR is een functie van de motorregeling.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het
achterwiel tijdens het rechtuitrijden blokkeert of bij schuine stand
wegglijdt.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de
smoorkleppen slechts zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt ingezet op oppervlakken waar de wrijvingswaarde te
laag is om de Anti-Hopping-koppeling te openen.
Om de rijveiligheid verder te verhogen, is de MSR afhankelijk van
de schuine stand.
RIJ-INSTRUCTIES 10
123
Info
Bij uitgeschakelde ABS of actieve ABSmode Supermoto is
de MSR niet actief.
10.9 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
10 RIJ-INSTRUCTIES
124
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde onder-
grond afremt.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op
zandige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat
de wielen blokkeren.
RIJ-INSTRUCTIES 10
125
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar
een lagere versnelling schakelen.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug en hierbij de motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en
raakt het remsysteem niet oververhit.
10.10 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
10 RIJ-INSTRUCTIES
126
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
RIJ-INSTRUCTIES 10
127
Info
Als de motor uitgeschakeld werd met de noodstopschakelaar en het contact op het contactslot inge-
schakeld blijft, wordt de voeding naar de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor raakt
de 12V-accu leeg. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitslui-
tend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de
stand draaien. Om het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstan-
den heen en weer bewegen. Contactsleutel eruit trekken.
10.11 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
10 RIJ-INSTRUCTIES
128
401448-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10.12 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
RIJ-INSTRUCTIES 10
129
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
130
V01463-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 35)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
14 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 285)
Tankdop sluiten. ( pag. 37)
SERVICESCHEMA 11
131
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Schakelassensor programmeren.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 240)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 165)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 170)
Remschijven controleren. ( pag. 160)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
11 SERVICESCHEMA
132
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 161)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 167)
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vrije slag aan de koppelingshendel controleren. ( pag. 246)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 166)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Voorvorkservice afhankelijk van
behoefte en gebruiksdoel uitvoeren.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 139)
Speling balhoofdlager controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 187)
Bandenspanning controleren. ( pag. 189)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 152)
Kettingspanning controleren. ( pag. 148)
Bougies vervangen.
Klepspeling controleren.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 222)
SERVICESCHEMA 11
133
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk en dempingselementen van het brandstoftanklager controleren.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 217)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Service-intervalindicatie instellen.
Service in KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- & garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 SERVICESCHEMA
134
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Olievernevelaar voor koppelingssmering controleren/reinigen.
Achterbruglager op speling controleren.
Wiellager op speling controleren.
Koelmiddel verversen. ( pag. 231)
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 12
135
12.1 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met
bagage en passagier en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
V01224-10
Door aan de insteleenheid
1
te draaien met de haaksleutel
uit het boordgereedschap de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 5 klikken
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen
worden ingesteld.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
136
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Montageadapter (63529955000)
Achterwielmontagebok (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
en de adapters. Motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
137
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
1
plaatsen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 136)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
138
402344-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok vooraan met de adap-
ters uitlijnen op de vorkpoten.
Voorwiel-hefbok klein (61129965100)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
139
312029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
13.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 136)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 137)
V01241-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
140
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 290)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 138)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 136)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
141
13.6 Passagiersstoel verwijderen
V01232-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok
mee draaien.
De passagiersstoel achter optillen, naar achter schuiven en
naar boven toe verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
142
13.7 Buddyseat monteren
V01233-10
De buddyseat met de uitsteeksels
1
in het opbergvak haken,
achteraan neerlaten en tegelijkertijd naar voren schuiven.
Buddyseat naar beneden drukken en laten vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde
zadel kan uit de verankering springen.
Controleer na de montage of het zadel goed ver-
grendeld is en niet omhoog kan worden getrokken.
Vervolgens controleren of de buddyseat correct gemonteerd is.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
143
13.8 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 141)
V01239-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Bestuurderszadel achteraan optillen, naar achteren trekken en
naar boven toe verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
144
13.9 Bestuurderszadel monteren
V01240-10
Hoofdwerk
Bestuurderszadel naar voren schuiven en achteraan neerlaten.
De uitsteeksels
1
klikken vast in de beugels
A
op de
tank.
De uitsteeksels
2
klikken vast in de beugels
B
op het
frame.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
145
V01239-11
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 142)
13.10 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 146)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
146
13.11 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 136)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
147
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 289)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 289)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 136)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
148
13.12 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 136)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
149
M01569-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
De ketting achter het glijblok naar boven drukken en de ket-
tingspanning
A
tussen de achterbrug en de bovenkant van de
ketting bepalen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
tot het glijblok
2,5 cm
De afstand tot het vlakke deel van de achterbrug direct
boven de ketting meten, niet aan de rand van de achterbrug.
Info
Het bovenste deel van de ketting
C
moet daarbij
gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Kettingspanning 2 5 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 150)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 136)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
150
13.13 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 136)
Kettingspanning controleren. ( pag. 148)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
151
V01242-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 2 5 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner
4
in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
152
Voorgeschreven waarde
Moer steekas
achter
M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en
contactvlak van de
steekas ingevet
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 148)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 136)
13.14 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 136)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
153
M01433-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
154
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
155
V01264-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel
1
controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het
gemarkeerde bereik
C
sterk is afgeschuurd:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.
Controleren of de afdekking van het ketting-aandrijfwiel
1
goed vastzit.
» Als de afdekking ketting-aandrijfwiel loszit:
Schroeven van de afdekking ketting-aandrijfwiel vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef
afdekking
ketting-
aandrijfwiel
M5 5 Nm
Loctite
®
243™
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
156
V01265-10
Glijblok op slijtage controleren.
»
Wanneer bij het glijblok in het gemarkeerde gebied
D
doorlopende slijpsporen van de ketting zichtbaar zijn:
Glijblok vervangen.
» Wanneer het glijblok aan de onderzijde in het gemarkeerde
bereik
E
sterk is afgeschuurd:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M5 5 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 136)
REMSYSTEEM 14
157
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H02670-10
De ABS-module
1
bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem
alleen doordraaien (burn out) als het ABS is
uitgeschakeld en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkun-
dig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
158
Aanwijzing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekering
Als het ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de toelating van
het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de
openbare weg als het ABS compleet wordt uitgeschakeld.
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse krachten
voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen
ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Bij normaal rijden werkt het
remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder ABS. Pas
wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel
REMSYSTEEM 14
159
herkent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te wer-
ken. De regeling is merkbaar aan een licht pulserende remhendel
resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje
3
moet na het inschakelen van
de ontsteking gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig
begint te rijden. Wanneer het lampje na het optrekken niet uitgaat
of tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in
het ABS-systeem. Het ABS is dan niet meer actief en de wielen
kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft
gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
14 REMSYSTEEM
160
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
100135-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
REMSYSTEEM 14
161
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
162
V01259-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
1
controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering
A
is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 162)
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
163
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
14 REMSYSTEEM
164
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 165)
V01263-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
bijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 287)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 14
165
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
V01222-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
14 REMSYSTEEM
166
14.6 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
V01223-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 97)
Veer
1
vasthaken.
REMSYSTEEM 14
167
14.7 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
G03319-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
1
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 168)
14 REMSYSTEEM
168
14.8 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 14
169
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 170)
14 REMSYSTEEM
170
G03320-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met inzetelement en membraan
2
verwijde-
ren.
Remvloeistof tot MAX-markering vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 287)
Schroefdop met inzetelement en membraan monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.9 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
171
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
V01221-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
15 WIELEN, BANDEN
172
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 136)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 137)
V01243-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
Schroeven
3
verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het linker rem-
zadel licht naar de zijkant te kantelen. Linker remzadel voor-
zichtig naar achteren van de remschijf trekken en opzij han-
gen.
Info
Remhendel niet bedienen als remzadel verwijderd is.
Schroeven
4
verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het rechter
remzadel licht naar de zijkant te kantelen. Rechter remzadel
voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken en opzij
hangen.
WIELEN, BANDEN 15
173
Info
Remhendel niet bedienen als remzadel verwijderd is.
V01244-10
Schroef
5
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
6
losdraaien.
Op de schroef
5
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
5
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
15 WIELEN, BANDEN
174
V01245-10
Afstandsbussen
7
verwijderen.
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 15
175
V01245-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 289)
15 WIELEN, BANDEN
176
V01246-10
Brede afstandsbus
2
in looprichting links plaatsen.
Smalle afstandsbus
3
in looprichting rechts plaatsen.
Info
De pijl
B
geeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het ABSsensorwiel bevindt zich in de looprichting
links.
WIELEN, BANDEN 15
177
V01248-10
Schroef
4
en steekas reinigen.
Steekas licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 289)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
15 WIELEN, BANDEN
178
V01249-10
Beide remzadels positioneren.
De remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroeven
5
aan beide kanten monteren, maar nog niet vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is. Rem-
hendel ingedrukt vastzetten.
Remzadels worden uitgelijnd.
Schroeven
5
aan beide kanten vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Wieltoerentalsensor
6
in de boring steken.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 138)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 136)
WIELEN, BANDEN 15
179
V01268-10
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 136)
15 WIELEN, BANDEN
180
V01242-11
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
Moer
3
verwijderen. Kettingspanner
4
verwijderen.
Steekas
5
slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
WIELEN, BANDEN 15
181
V01250-01
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen.
Achterwiel naar achter trekken tot de remzadeldrager vrij tus-
sen remschijf en velg hangt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door
beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zeer neerleggen, dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
15 WIELEN, BANDEN
182
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren.
( pag. 185)
V01251-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Afstandsbus verwijderen.
Keerring
1
en loopvlak
A
van de afstandsbus reinigen en
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 289)
Afstandsbus erin zetten.
WIELEN, BANDEN 15
183
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 289)
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 289)
Aangrijppunten van remzadeldrager en achterbrug reinigen.
15 WIELEN, BANDEN
184
V01242-12
Steunlagers van de remzadeldrager
B
en achterbrug laten
ingrijpen.
Achterwiel in de achterbrug tillen, positioneren en steekas erin
steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting op het kettingwiel leggen.
Kettingspanner
2
positioneren. Moer
3
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie mon-
teren.
Controleren of de kettingspanner
2
tegen de stelschroeven
liggen. Moer
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentiemar-
keringen
C
staan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer steekas
achter
M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en
contactvlak van de
steekas ingevet
Wieltoerentalsensor
4
in de boring positioneren.
WIELEN, BANDEN 15
185
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 148)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 136)
15.5 Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via 6 demperpakkingen overgebracht op het achterwiel.
Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, worden de ketting-
wielhouder en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 136)
Achterwiel demonteren. ( pag. 179)
15 WIELEN, BANDEN
186
V01252-10
Hoofdwerk
Lager
1
controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lager van de kettingwieldrager vervangen.
Demperpakkingen
2
van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf beschadigd
of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
V01253-10
Achterwiel met het kettingwiel omhoog op een werkbank leg-
gen en de steekas in de wielnaaf steken.
Om de speling
A
te controleren, het achterwiel vasthouden
en proberen het kettingwiel met de hand te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
WIELEN, BANDEN 15
187
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 182)
Kettingspanning controleren. ( pag. 148)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 136)
15.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
15 WIELEN, BANDEN
188
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
WIELEN, BANDEN 15
189
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.7 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
15 WIELEN, BANDEN
190
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo
voor 2,3 bar
achter 2,6 bar
Bandenspanning met passagier / volledige nuttige belasting
voor 2,3 bar
achter 2,6 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
WIELEN, BANDEN 15
191
15.8 Gebruik van bandenreparatiespray
H03319-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnjuist gebruik van bandenrepara-
tiespray leidt tot drukverlies bij de gerepareerde band.
Niet elke beschadiging kan met bandenreparatiespray
worden gerepareerd.
Lees de aanwijzingen en richtlijnen van de fabrikant
van de bandenreparatiespray.
Rijd langzaam en voorzichtig wanneer u een band met
bandenreparatiespray hebt gerepareerd.
Rijd hoogstens naar de dichtstbijzijnde garage en laat
de band vervangen.
Een reparatie met bandenreparatiespray mag alleen in noodgeval-
len worden uitgevoerd.
Het wordt aanbevolen om het defecte voertuig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats te vervoeren in plaats van het te repareren.
15 WIELEN, BANDEN
192
(Optie: met TPMS)
Aanwijzing
Materiële schadeBandenreparatiespray beschadigt de band-
spanningssensor.
Houd er rekening mee dat de bandspanningssensor moge-
lijk moet worden vervangen na het gebruik van de banden-
reparatiespray.
ELEKTRONICA 16
193
16.1 dagrijlicht (DRL)
V01220-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen
vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de
automatische omschakeling tussen dagrijlicht en dimlicht
slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselec-
teerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu
uitschakelen, zodat het dimlicht permanent is inge-
schakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dag-
rijlicht.
Het dagrijlicht (DRL) is geïntegreerd in de koplamp.
Het dagrijlicht (DRL) mag alleen bij goed zicht worden ingescha-
keld.
Activeer het dagrijlicht (DRL) in het gecombineerde instrument.
De omgevingssensor in het gecombineerde instrument zorgt voor
de regeling. Als er goede zichtverhoudingen zijn, wordt het dim-
licht uitgeschakeld en het dagrijlicht ingeschakeld.
16 ELEKTRONICA
194
Info
Het zijlicht
1
brandt bij elk verlichtingstype.
16.2 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 141)
ELEKTRONICA 16
195
V01203-11
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
2
verwijderen.
16 ELEKTRONICA
196
V01204-10
Pluskabel
3
van de 12V-accu loskoppelen.
Minkabel uit de houders aan de accuhouder nemen.
Schroef
4
verwijderen.
Accuhouder
5
opzij trekken.
12V-accu naar boven toe uit het accuvak verwijderen.
ELEKTRONICA 16
197
16.3 12V-accu monteren
V01202-10
Hoofdwerk
12Vaccu in het accuvak plaatsen.
12V-accu (HTZ12A-BS) ( pag. 272)
De accupolen wijzen tegen de rijrichting in.
Accuhouder
1
positioneren.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Pluskabel
3
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6x20 4,5 Nm
Info
Opletten dat de kabel zich in de voorziene uitsparing
naast het accuvak bevindt.
Minkabel in de houders aan de accuhouder hangen.
16 ELEKTRONICA
198
V01203-10
Pluspoolafdekking
4
monteren.
Minkabel
5
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6x12 4,5 Nm
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 142)
Tijd en datum instellen.
ELEKTRONICA 16
199
16.4 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
16 ELEKTRONICA
200
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden opgeladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 141)
V01203-11
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de 12V-accu loskoppelen om schade aan de
boordelektronica te voorkomen.
Pluspoolafdekking
2
verwijderen.
ELEKTRONICA 16
201
602678-01
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het start-
vermogen van de 12V-accu en dynamo testen. Bovendien kan
met dit apparaat de 12V-accu niet worden overladen.
Info
12V-accu laden met maximaal 10 % van de capaciteit,
die op het accuhuis is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
16 ELEKTRONICA
202
V01203-11
Pluspoolafdekking
2
monteren.
Minkabel
1
met de 12V-accu verbinden.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 142)
Tijd en datum instellen.
16.5 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
ELEKTRONICA 16
203
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd. De hoofdzekering bevindt
zich onder de buddyseat.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 141)
V01205-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
16 ELEKTRONICA
204
V01206-10
Defecte hoofdzekering
2
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
3
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 272)
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
V01205-10
Beschermkap
1
monteren.
ELEKTRONICA 16
205
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 142)
Tijd en datum instellen.
16.6 ABSzekeringen vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de buddyseat. Met deze twee zekeringen zijn
de retourpomp en de hydraulische unit van het ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de
ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 141)
16 ELEKTRONICA
206
V01209-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
1
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad
A
.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088015) ( pag. 272)
Tip
Nieuwe reservezekering
2
in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
V01209-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
3
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad
A
.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088025) ( pag. 272)
ELEKTRONICA 16
207
Tip
Nieuwe reservezekering
4
in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 142)
16.7 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
16 ELEKTRONICA
208
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 141)
V01207-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
V01208-10
Defecte zekering verwijderen.
ELEKTRONICA 16
209
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - ontsteking
Zekering 2 - 10 A - ontsteking, motorelektro-
nicabesturingsunit, elektronische brandstofinspuiting,
brandstofvernevelingsysteem, lambdasonde,
wegrijblokkering/alarminstallatie
Zekering 3 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 4 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 5 - 10 A - claxon, gecombineerd instrument, rem-
licht
Zekering 6 - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht,
nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - ACC1
Zekering 8 - 10 A - ACC2
Zekering 9 - 10 A - ABS-besturingsunit, diagnosestekker,
5Dsensor, TPMS (optioneel)
Zekering 10 - 10 A - besturingsunit koplamp
Zekering SPARE - 10 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
16 ELEKTRONICA
210
Zekering (75011088010) ( pag. 272)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 142)
16.8 Koplampkap met koplamp verwijderen
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
ELEKTRONICA 16
211
V01212-10
Stelschroef
1
compleet eruit draaien.
Info
De stelschroef is door een kogelkophouder aan de kop-
lampkap bevestigd.
De stelschroef niet uit de kogelkophouder trekken.
V01217-10
Koplampkap een beetje naar voor zwenken en stekker
2
los-
koppelen.
Koplampkap helemaal naar voren zwenken.
16 ELEKTRONICA
212
16.9 Koplampkap met koplamp monteren
V01217-11
Hoofdwerk
Koplampkap naar boven zwenken.
Stekker
1
verbinden.
Koplampkap positioneren.
V01212-11
Stelschroef
2
monteren.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 217)
ELEKTRONICA 16
213
16.10 Afdekking van de drager van de koplampkap demonteren
Info
De afdekking van de drager van de koplampkap moet gedemonteerd worden om de externe voeding ACC1
en ACC2 te kunnen bereiken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp verwijderen. ( pag. 210)
16 ELEKTRONICA
214
V01218-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
ELEKTRONICA 16
215
V01219-10
Richtingaanwijzer in het gebied
A
vastpakken en voorzichtig
tegen de rijrichting in drukken.
De afdekking is losgemaakt zoals op de afbeelding te zien
is.
Stap aan de andere kant herhalen.
Afdekking verwijderen.
16.11 Afdekking van de drager van de koplampkap monteren
V01219-10
Hoofdwerk
Afdekking positioneren en ondertussen de stekkeraansluiting
van de koplamp door de opening steken.
Richtingaanwijzer in het gebied
A
vastpakken en voorzichtig
tegen de rijrichting in drukken, tegelijkertijd de afdekking vast
aandrukken.
Afdekking klikt hoorbaar vast.
Stap aan de andere kant herhalen.
16 ELEKTRONICA
216
V01218-10
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplamp EJOTPT
®
K50x14
2 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 212)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 217)
ELEKTRONICA 16
217
16.12 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 218)
16 ELEKTRONICA
218
16.13 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 217)
V01212-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef
1
de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
Schroef
1
borgt ook de koplamp. Controleer of de
schroef steeds ver genoeg is ingeschroefd.
ELEKTRONICA 16
219
400726-11
Koplamp op markering
B
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering
B
liggen.
16.14 Diagnosestekker
H02681-10
De diagnosestekker
1
bevindt zich onder de buddyseat.
(790 Duke CN)
Af fabriek is een diagnoseadapter voor de verbinding met een
diagnose-interface voor verschillende fabrikanten aangebracht.
Info
Voor gebruik van de KTM-diagnosetool de diagnosea-
dapter verwijderen.
Na afronden van de diagnose de diagnoseadapter weer
aanbrengen.
16 ELEKTRONICA
220
16.15 ACC1 en ACC2 vooraan
V01216-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1
1
en ACC2
2
voor bevinden
zich onder de afdekking van de drager van de koplampkap.
16.16 ACC1 en ACC2 achterzijde
V01215-10
Inbouwlocatie
De voedingen ACC1
1
en ACC2
2
achter bevinden zich
onder de passagiersstoel naast het accuvak.
KOELSYSTEEM 17
221
17.1 Koelsysteem
V01254-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Door de uitzetting door
warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het compensatie-
reservoir
3
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer
teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen
rekening moet worden gehouden.
115 °C
H02695-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator
4
die bij hoge temperatuur wordt ingeschakeld.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
17 KOELSYSTEEM
222
17.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 17
223
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
V01255-10
Hoofdwerk
Radiateurdop
1
en dop
2
van het compensatiereservoir
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
Antivries 25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet
overeenkomt met de voorgeschreven waarde, maar nog niet
leeg is:
Koelvloeistof vullen tot een niveau tussen MIN en MAX.
Koelmiddel ( pag. 285)
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir
bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
17 KOELSYSTEEM
224
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 229)
Dop
2
van het compensatiereservoir monteren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,50 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 229)
Radiateurdop
1
monteren.
KOELSYSTEEM 17
225
17.3 Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
17 KOELSYSTEEM
226
Voorwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
V01256-10
Hoofdwerk
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet
overeenkomt met de voorgeschreven waarde, maar nog niet
leeg is:
Dop van het compensatiereservoir verwijderen.
Koelvloeistof vullen tot een niveau tussen MIN en MAX.
Koelmiddel ( pag. 285)
Dop van het compensatiereservoir monteren.
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir
bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 229)
KOELSYSTEEM 17
227
17.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
17 KOELSYSTEEM
228
V01254-11
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef
1
met afdichtring verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef
aftapboring
waterpomp
EJOTALtracs
®
Plus 60x14
8 Nm
Loctite
®
243™
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 17
229
17.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
V01257-10
Radiateurdop
1
verwijderen.
17 KOELSYSTEEM
230
V01258-10
Ontluchtingsschroef
2
verwijderen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen
uit de ontluchtingsopening stroomt en meteen de
ontluchtingsschroef
2
monteren en vastdraaien.
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel
( pag. 285)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop
1
monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 225)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en laten warmdraaien tot het vijfde balkje van de
temperatuurindicatie brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
KOELSYSTEEM 17
231
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 225)
17.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
17 KOELSYSTEEM
232
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
V01254-11
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef
1
met afdichtring verwijderen.
KOELSYSTEEM 17
233
V01257-11
Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef
aftapboring
waterpomp
EJOTALtracs
®
Plus 60x14
8 Nm
Loctite
®
243™
V01258-11
Ontluchtingsschroef
3
verwijderen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen
uit de ontluchtingsopening stroomt en meteen de
ontluchtingsschroef
3
monteren en vastdraaien.
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel
( pag. 285)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop
2
monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
17 KOELSYSTEEM
234
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en laten warmdraaien tot het vijfde balkje van de
temperatuurindicatie brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radi-
ateur en in het compensatiereservoir controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
MOTOR AFSTELLEN 18
235
18.1 Ride Mode
V01127-01
Mogelijke toestanden
SPORT SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe
respons, de motorfiets-tractiecontrole laat een hogere slip aan
het achterwiel toe.
STREET STREET Gehomologeerd vermogen met even-
wichtige respons, de motorfiets-tractiecontrole laat een nor-
male slip aan het achterwiel toe.
RAIN Gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons
voor betere rijbaarheid, de motorfiets-tractiecontrole laat een
normale slip aan het achterwiel toe.
TRACK Instelling met gehomologeerd vermogen en uiterst
directe respons. De motorfiets-tractiecontrole en de karakte-
ristiek van de gasrespons kunnen individueel worden inge-
steld.
In het menu Ride Mode kunnen verschillende afstellingen voor het
voertuig worden gekozen. U kunt kiezen uit SPORT, STREET, RAIN
en TRACK.
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel
worden gewisseld.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
18 MOTOR AFSTELLEN
236
18.2 Motorfiets-tractiecontrole (MTC)
V01129-01
De motorfietstractiecontrole (MTC) verlaagt het motorkoppel bij
tractieverlies aan het achterwiel.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractie-
controle weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de motorfiets-
tractiecontrole via het menu Ride Mode ( pag. 235) gestuurd. In
het menu Motorcycle kan de motorfiets-tractiecontrole worden
uitgeschakeld.
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfiets-tractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
MOTOR AFSTELLEN 18
237
18.3 slipaanpassing
402790-01
De slipaanpassing is een functie van de motorfiets-tractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau 9 de minste slip.
De slipaanpassing kan tijdens het rijden bij gesloten menu met de
UP- of DOWNknop worden ingesteld.
Info
De slipaanpassing is alleen beschikbaar in de
rijmodus TRACK.
18.4 Throttle response
V01144-01
Mogelijke toestanden
TRACK Uiterst directe respons
SPORT Zeer directe respons.
STREET Uitgebalanceerde respons.
In het menu Throttle response kan de karakteristiek van de gasres-
pons worden aangepast.
Throttle response kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel
worden ingesteld.
18 MOTOR AFSTELLEN
238
Info
Throttle response is alleen in de rijmodus TRACK beschik-
baar.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
239
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd bij een warme motor.
V01226-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen markering
A
en markering
B
van het kijkglas staan.
»
Als het motoroliepeil onder de markering
B
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 244)
»
Als het motoroliepeil boven de markering
A
ligt:
motoroliepeil corrigeren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
240
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
241
H01066-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olievulschroef
1
met keerring van het koppelingsdeksel ver-
wijderen.
V01235-10
Olieaftapschroeven
2
met magneten, keerringen en oliezeven
verwijderen.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
242
V01236-10
Schroeven
3
verwijderen. Oliefilterdeksel
4
met keerring
verwijderen.
Oliefilter
5
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
V01237-10
Nieuw oliefilter
5
plaatsen.
Info
Het oliefilter alleen met de hand plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel
4
positioneren.
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
243
V01238-10
Magneten
A
en oliezeven
B
van de olieaftapschroeven gron-
dig reinigen.
V01235-10
Olieaftapschroeven
2
met magneten en nieuwe afdichtringen
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 20 Nm
Motorolie bij koppelingsdeksel bijvullen.
Motorolie 2,8 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 286)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
244
H01066-10
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 239)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
245
H01066-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie tot midden van kijkglas bijvullen.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 286)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
Wij adviseren de motorolie te verversen, als dat nodig
is.
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
246
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 239)
19.4 Vrije slag aan de koppelingshendel controleren
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen vrije slag heeft, begint de koppeling te verschuiven.
Controleer vóór elk gebruik van de motorfiets de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel de vrije slag van de koppelingshendel indien nodig volgens de voorschriften in.
V01187-12
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Koppelingshendel tot voelbare weerstand trekken en de vrije
slag
A
bepalen.
Vrije slag aan de koppelings-
hendel
A
5 mm
» Als de vrije slag aan de koppelingshendel niet met de voor-
geschreven waarde overeenkomt:
Vrije slag aan de koppelingshendel instellen.
( pag. 248)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
247
De vrije slag aan de koppelingshendel mag zich niet wijzi-
gen.
» Als de vrije slag aan de koppelingshendel verandert:
Traject van de koppelingskabel controleren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
248
19.5 Vrije slag aan de koppelingshendel instellen
V01234-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Contramoer
1
losdraaien.
Vrije slag
A
met de stelschroef
2
instellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag aan de koppelings-
hendel
A
5 mm
Contramoer
1
vastdraaien.
REINIGING, ONDERHOUD 20
249
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
20 REINIGING, ONDERHOUD
250
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 290)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken. Motorfiets-
reiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd
eerst met water afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden,
moet hij in koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
REINIGING, ONDERHOUD 20
251
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 146)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 289)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmid-
del voor lakken.
20 REINIGING, ONDERHOUD
252
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 290)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 290)
Contact- en stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 290)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het voertuig grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd. Warm water versterkt de zoutwerking.
REINIGING, ONDERHOUD 20
253
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 249)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten, in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 146)
21 STALLING
254
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 289)
Brandstof tanken. ( pag. 128)
Motorfiets reinigen. ( pag. 249)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 240)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 222)
Bandenspanning controleren. ( pag. 189)
12V-accu demonteren. ( pag. 194)
12V-accu laden. ( pag. 199)
STALLING 21
255
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 136)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 137)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
21 STALLING
256
21.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 138)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 136)
12V-accu laden. ( pag. 199)
12V-accu monteren. ( pag. 197)
Tijd en datum instellen.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 109)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 22
257
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 110)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 199)
Ruststroom controleren.
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 207)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 202)
Geen massaverbinding aanwe-
zig
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de
koppelingshendel aangetrokken
is
Versnelling is geschakeld Versnelling in stationair schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 110)
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 207)
Steekverbinding van de brand-
stofleiding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding verbinden.
22 FOUTEN OPSPOREN
258
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Bij starten gashendel bediend Tijdens het starten GEEN gas geven.
Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 110)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter demonteren.
Luchtfilter monteren.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil in het compensatiere-
servoir controleren. ( pag. 225)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 227)
Koelsysteem vullen/ontluchten.
( pag. 229)
Geknikte of beschadigde radia-
teurslang
Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
FOUTEN OPSPOREN 22
259
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Zekering 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 207)
Defect in het ventilatiesysteem
van de radiateur
Ventilatiesysteem radiateur controle-
ren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Controlelampje stationair N
brandt niet wanneer de versnel-
ling in stationair staat
Versnellingssensor niet gepro-
grammeerd
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 128)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 207)
ABS-waarschuwingslampje
brandt
Zekering ABS doorgesmolten ABSzekeringen vervangen.
( pag. 205)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
22 FOUTEN OPSPOREN
260
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 239)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 240)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 207)
Richtingaanwijzer, remlicht en
claxon werken niet
Zekering 5 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 207)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 1 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 207)
Tijd en datum instellen.
12V-accu ontladen Ontsteking bij het uitzetten van
de motorfiets niet uitgescha-
keld
12V-accu laden. ( pag. 199)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
FOUTEN OPSPOREN 22
261
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Er wordt niets weergegeven op
de display van gecombineerd
instrument
Zekering 1 of 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 207)
Tijd en datum instellen.
23 TECHNISCHE GEGEVENS
262
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt lijnmotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 799 cm³
Slag 65,7 mm
Boring 88 mm
Compressie 12,7:1
Distributie DOHC, 4 nokvolgerkleppen per cilinder aangestuurd
door nokvolger, aandrijving door ketting
Klepdiameter inlaat 36 mm
Klepdiameter uitlaat 29 mm
Klepspeling koud
Inlaat bij: 20 °C 0,10 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,15 0,20 mm
Krukaslagers Glijlagers
Drijfstanglager Glijlagers
Zuigerboutlager Zuigerpen met keramische deklaag
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 oliering met spiraal
Motorsmering Semi-dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 39:75
TECHNISCHE GEGEVENS 23
263
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / mechanisch
bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:37
2e versnelling 17:34
3e versnelling 20:31
4e versnelling 22:28
5e versnelling 24:26
6e versnelling 23:22
Mengselsamenstelling Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 400 W
Bougie NGK LMAR9AI10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Stationair toerental 1.750 ± 50 1/min
Starthulp Startmotor
23 TECHNISCHE GEGEVENS
264
23.2 Aanhaalmomenten motor
Sluitschroef aftapboring water-
pomp
EJOTALtracs
®
Plus 60x14 8 Nm
Loctite
®
243™
Slangklem aanzuigflens M4 2,5 Nm
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars in de cilinderkop M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef axiale zekering nokvolger M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef drukplaat M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houderplaat schakelwals M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
Schroef schakelassensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef thermostaathuis M5 6 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
265
Schroef versnellingsherkennings-
sensor
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Sproeier motorontluchting M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef bobine M6 8 Nm
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettingschacht M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x30 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x35 10 Nm
Schroef geleiderail boven M6x20 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houderplaat koppelingbow-
denkabel
M6 10 Nm
Schroef houderplaat schakelas M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef lagerbrug balansaslager M6 12 Nm
Schroef lagersteun aandrijfas M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6x30 12 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
266
Schroef motorhuis M6x60 12 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10 Nm
Schroef oliebak M6x30 10 Nm
Schroef oliebak M6x35 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliepompunit M6 10 Nm
Schroef ontkoppelingshendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef ontluchtingspijp EJOT-schroef M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef warmtewisselaar M6 10 Nm
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
267
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Moer uitlaatflens M8 15 Nm
Koperpasta
Olievernevelaar voor koppelings-
smering
M8 5 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M8 20 Nm
Schroef distributiekettingspanner-
geleider
M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef drijfstanglager M8 1e trap
5 Nm
2e niveau
15 Nm
3e niveau
90°
Kraag en schroefdraad geolied
Schroef motorhuis M8x45 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x55 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x65 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
Schroef motorhuis M8x90 25 Nm
Schroefcontactvlak ingevet
23 TECHNISCHE GEGEVENS
268
Schroef oliepomptussenwiel M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stationaire ring M8 14 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef blokkeerschroef M8 15 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef lagerbrug M10 12 Nm
Loctite
®
243™
Bougie M10 10 Nm
Koelmiddeltemperatuursensor M10 10 Nm
Schroef cilinderkop M10 Draaivolgorde:
Aanhaalvolgorde in acht nemen.
1e trap
5 Nm
2e niveau
15 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Kraag ingevet / schroefdraad geolied
Sluitschroef olieboring distributie-
kettingschacht
M10 12 Nm
Loctite
®
243™
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
269
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Afsluitschroef olieafvoer cilinder-
kop
M12 15 Nm
Schroef rotor M12x1,5 90 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef koelwatermantel M16 20 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Moer koppelingsmeenemer M20x1,5 90 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 20 Nm
Schroef in de dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Sluitschroef distributiekettingspan-
ner
M24x1,5 25 Nm
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 2,8 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 286)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
270
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 285)
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankvolume totaal ca. 14 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 285)
23.4 Chassis
Frame Buisframe met staalbuizen van chroommolybdeen,
geëloxeerd
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4357
Schokdemper WP Suspension 4614
TECHNISCHE GEGEVENS 23
271
Veerweg
voor 140 mm
achter 150 mm
Remsysteem
voor Dubbele schijfrem met radiaal geschroefde remzadels
met vier zuigers, remschijven vlottend gelagerd
achter Schijfrem met remzadel met 1 zuiger, vlottend gela-
gerd
Remschijven - diameter
voor 300 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo
voor 2,3 bar
achter 2,6 bar
Bandenspanning met passagier / volledige nuttige belasting
voor 2,3 bar
achter 2,6 bar
Secundaire overbrenging 16:41
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
23 TECHNISCHE GEGEVENS
272
Balhoofdhoek 66°
Wielstand 1.475 ± 15 mm
Zadelhoogte onbelast 825 mm
Afstand van bodem, onbelast 186 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 174,6 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 160 kg
Maximale asbelasting achter 270 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 430 kg
23.5 Elektronica
12V-accu HTZ12A-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 10 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088025 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht/groot licht LED
Dagrijlicht/zijlicht LED
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
TECHNISCHE GEGEVENS 23
273
Richtingaanwijzer Led
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 17 M/C (58W) TL (J)
Maxxis Supermaxx ST
180/55 ZR 17 M/C (73W) TL (G)
Maxxis Supermaxx ST
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 05.58.6R.26
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4357
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,0 9,0 N/mm
Voorvorklengte 765 mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 367 mm
Lengte luchtkamer 108 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
274
Vorkpootolie per vorkpoot 470 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 287)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 01.58.4R.26
Schokdemper WP Suspension 4614
Veervoorspanning
Standaard 5 klikken
Inbouwlengte 387 mm
Veerlengte 185 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 130 160 N/mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 287)
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Resterende schroeven chassis EJOTPT
®
K45x12 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT
®
K50x12 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT
®
K50x14 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOTPT
®
K50x16 2 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
275
Resterende schroeven chassis EJOTPT
®
K50x18 2 Nm
Schroef koplamp EJOTPT
®
K50x14 2 Nm
Resterende moeren chassis M4 3 Nm
Resterende schroeven chassis M4 3 Nm
Schroef vaste handgreep links M4 2 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef bekleding M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
M5 2 Nm
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 5 Nm
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 4 Nm
Schroef hitteplaat M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kabel aan startmotor M5 3 Nm
Schroef koplampkap M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef luchtfilterbak M5 3 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
276
Schroef remvloeistofreservoir van
achterwielrem
M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunrol M5 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardschakelaar M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Moer remhendel M6 Aanhaalmoment op moer toepassen.
10 Nm
Moer schakelstang M6 6 Nm
Moer schakelstang M6LH 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accupool M6x12 4,5 Nm
Schroef accupool M6x20 4,5 Nm
Schroef brandstoftanklager M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef brandstoftankspoiler M6 3 Nm
Schroef contactslot (één keer te
gebruiken)
M6 22 Nm
Loctite
®
243™
Schroef handremarmatuur M6 5 Nm
Schroef klem bochtstuk M6 8 Nm
Koperpasta
TECHNISCHE GEGEVENS 23
277
Schroef kogelgewricht drukstang
aan rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Schroef magneethouder aan zij-
standaard
M6 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef massakabel aan frame M6 6 Nm
Schroef massakabel aan startmotor M6 10 Nm
Schroef nummerplaathouder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef radiateurbevestiging onder M6 5 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaalvlak M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schakelaskering aan scha-
kelas
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schakelstang M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schuinestandsensor M6 5 Nm
Schroef versnellingshendelvlak M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
278
Schroef zadelslot M6 10 Nm
Loctite
®
222™
Borgbout voor remplaketten M8 10 Nm
Bout remzadel achter M8 22 Nm
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 Aanhaalvolgorde in acht nemen.
20 Nm
Koperpasta
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef einddemper-bevestiging M8 15 Nm
Schroef greep M8x50 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houder passagiersstoel M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef rempedaal M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef remschijf achter M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
279
Schroef stuurdemper aan houder M8 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurdemper aan kroon-
plaat
M8 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef traverse M8x18 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef traverse in de achterkant M8x35 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef veerhouderplaat aan zij-
standaardconsole
M8 15 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef verbindingsdrager motor-
houder voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef voetsteunhouder achter M8x25 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x40 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voordemper aan frame M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
280
Motorschroef M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef arm M10 38 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x30 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x60 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x80 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Schroef remzadel voor M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef achterbrugbout M12 100 Nm
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
281
Lambdasonde M18x1,5 50 Nm
Stelschroef achterbrug M20LHx1,5 10 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Schroefdraad en contactvlak van de
steekas ingevet
Schroef balhoofd M25x1,5 18 Nm
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
282
24.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart COBO SpA dat het zendinstallatietype BTROUTER overeenkomt met de relevante richtlijnen. De
volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/btrouter
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype Immo641 overeenkomt met de relevante richtlijnen. De vol-
ledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/immo641
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System overeenkomt
met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de
volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 24
283
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
284
24.2 Landspecifieke verklaring van overeenstemming
V01421-01
GEBRUIKSSTOFFEN 25
285
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaar-
dige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
25 GEBRUIKSSTOFFEN
286
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelvloeistoffen in acht.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 291)
SAE ( pag. 291) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Power Synt 4T
GEBRUIKSSTOFFEN 25
287
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 291) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 291) (SAE 4)
25 GEBRUIKSSTOFFEN
288
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 26
289
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
26 HULPSTOFFEN
290
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 27
291
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
292
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
DRL Dagrijlicht (Daytime Running Light) Licht dat de zichtbaarheid van het voertuig op de dag
verhoogt, maar in tegenstelling tot het dimlicht niet
gefocust is en het wegdek verlicht
- KTM MY RIDE Systeem voor draadloze communicatie met geschikte
mobiele telefoons en headsets voor telefonie en audio
- LaunchControl Functie van de voertuigelektronica voor het bereiken
van optimale acceleratie vanuit stilstand
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
MSR Motorslipmomentregeling Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren
van het achterwiel bij een te grote motorremwerking
verhindert door de regelkleppen iets te openen
- Quickshifter + Functie van de motorelektronica voor schakelen zon-
der bediening van de koppeling
LIJST MET AFKORTINGEN 29
293
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
30 LIJST MET SYMBOLEN
294
30.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Controlelampje wegrijblokkeringen brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de alarm-
installatie.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
30.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-waarschuwingslampje knippert als de ABS-modus Supermoto is geactiveerd.
TC-controlelampje brandt geel MTC ( pag. 236) is niet actief of is bezig met regelen.
Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen met
geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als MTC actief ingrijpt of als de
Launch Control ( pag. 113) is geactiveerd.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing of een waarschuwing voor de
veiligheid is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
LIJST MET SYMBOLEN 30
295
30.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
296
INDEX
1
12V-accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
ABSzekeringen
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
ACC1
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
ACC2
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Afdekking van de drager van de koplampkap
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Artikelnummer stuurdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Bandenreparatiespray
gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Bestuurderszadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
INDEX
297
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Brandstoftankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Buddyseat
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Combinatieschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
E
E-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257-261
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . 43-93
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
ABS Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
afstandteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Antiwheelie mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Audio player . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Bluetooth
®
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Clock/Date . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
dag-nacht-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Distance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Extra functions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Favorites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Fuel Cons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
General Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
KTM MY RIDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Language . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Launch control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
INDEX
298
MTC + MSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Pairing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Pressure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Quick Shift + . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Quick Selector 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Quick Selector 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Ride Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78, 235
schakelindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Set Favorites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Settings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Shift Light . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
slipaanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
telefonie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Temp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Throttle response . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
TPMS warning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Track . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
TRACK-display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Trip 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Trip 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Warnings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 56
Greep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . 103
controle en onderhoud voor iedere inbedrijf-
stelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
INDEX
299
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
in compensatiereservoir controleren . . . . . . 225
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
Koplamp
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
instelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 217
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 218
Koplampkap met koplamp
losmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 96
L
LaunchControl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . 136
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . 137
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . 136
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . 138
Motorfiets-tractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Motorslipmomentregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
MSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
INDEX
300
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Passagiersstoel
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Q
Quickshifter + . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 97
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 97
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 170
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 165
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157-171
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 168
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 162
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 167
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 161
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
beginnen met rijden met LaunchControl . . . 113
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 252
S
Schakelaars
links aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
rechts aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . 135
INDEX
301
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131-134
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
slipaanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254-256
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
T
Tankdop
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 274
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 264
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262-281
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Verklaringen van overeenstemming . . . . . . . . 282-284
landspecifiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 100
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 101
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 24
Voetsteun passagier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Vrije slag aan de koppelingshendel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
INDEX
302
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130, 270
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . 230, 233, 270
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243, 269
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen 207
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
*3213925nl*
3213925nl
09/2018
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305