Nikon D800 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

DIGITALE CAMERA
Nl
Gebruikshandleiding
Gedrukt in Europa
SB2H04(1F)
6MB1231F-04
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk
(behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen)
worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van
NIKON CORPORATION.
AMA14598
Nl
Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale
spiegelreflexcamera (SLR). Deze handleiding is voor zowel D800 en
D800E digitale camera’s; sla op tenzij anders vermeld, de bedieningen
zijn identiek. De illustraties tonen de D800. Lees alle aanwijzingen
grondig door, zodat u zeker weet dat u de camera optimaal benut, en
bewaar de handleiding op een plaats waar iedereen die het product
gebruikt deze kan lezen.
Symbolen en conventies
Om u te helpen de gewenste informatie gemakkelijker te vinden, worden de
volgende symbolen en conventies gebruikt:
In de cameramonitor weergegeven menu-items, opties en berichten worden
vetgedrukt getoond.
Camera-instellingen
Deze handleiding gaat er steeds van uit dat de standaardinstellingen worden
gebruikt.
Help
Gebruik de ingebouwde hulpfunctie van de camera voor hulp over menu-
items en andere onderwerpen. Zie pagina 18 voor meer informatie.
D
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees deze informatie vóór
gebruik om beschadiging van de camera te voorkomen.
A
Dit pictogram staat bij opmerkingen. Lees deze informatie voordat u
de camera gebruikt.
0
Dit pictogram staat bij verwijzingen naar andere pagina’s in deze
handleiding.
A Voor uw veiligheid
Lees voordat u de camera voor het eerst gebruikt de
veiligheidsinstructies in “Voor uw veiligheid” (0 xiii–xv).
i
Waar kunt u het vinden
Vind wat u zoekt in:
Inhoudsopgave .............................................................................
0
iv
Vraag- en antwoordindex ............................................................
0
ii
Snelhandleiding............................................................................
0
xxi
Index ..............................................................................................
0
441
Foutmeldingen..............................................................................
0
417
Problemen oplossen .....................................................................
0
412
i
i
i
i
i
i
X
Inleiding 0 1
s
Instructies 0 15
x
Livebeeldfotografie 0 45
y
Filmlivebeeld 0 59
d
Opties voor beeldopname 0 79
N
Scherpstelling 0 91
k
Ontspanstand 0 103
S
ISO-gevoeligheid 0 109
Z
Belichting 0 115
r
Witbalans 0 145
J
Beeldverbetering 0 163
l
Fotograferen met de flitser 0 181
t
Andere opnameopties 0 193
I
Meer over weergave 0 219
Q
Verbindingen 0 239
U
Menugids 0 259
n
Technische opmerkingen 0 371
ii
Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
Vraag- en antwoordindex
Foto’s maken
0
Opname- en kadreeropties
Is er een snelle en eenvoudige manier om snapshotfoto’s
te maken?
xxi, 37
Kan ik foto’s kadreren in de monitor
(C livebeeldfotografie)?
45
Kan ik films maken (1 filmlivebeeld)? 59
Kan ik met regelmatige tussenpozen gemaakte foto’s
samenvoegen om een time-lapse-film te creëren?
207
Ontspanstanden
Kan ik snel opeenvolgend foto’s nemen? 103
Hoe neem ik foto’s met de zelfontspanner? 106
Scherpstelling
Kan ik kiezen hoe de camera scherpstelt? 91
Kan ik het scherpstelpunt kiezen? 96
Belichting
Kan ik foto’s lichter of donkerder maken? 130
Hoe behoud ik details in schaduwen en hoge lichten? 174, 176
Gebruik van de flitser
Hoe gebruik ik de flitser? 181
Beeldkwaliteit en -formaat
Hoe neem ik foto’s om af te drukken op groot formaat?
84–87
Hoe krijg ik meer foto’s op de geheugenkaart?
Foto’s bekijken
0
Weergave
Hoe kan ik foto’s op de camera bekijken? 219
Hoe krijg ik meer informatie over een foto? 222
Kan ik foto’s in een automatische diashow afspelen? 267
Kan ik foto’s op een televisie bekijken? 256
Kan ik foto’s beveiligen tegen onopzettelijk wissen? 233
Verwijderen
Hoe wis ik ongewenste foto’s? 234
i
i
i
i
i
i
i
i
iii
Foto’s retoucheren
0
Hoe maak ik geretoucheerde kopieën van foto’s? 341
Hoe maak ik JPEG-kopieën van RAW (NEF)-foto’s? 353
Kan ik een kopie van een foto maken dat lijkt op een
schilderij?
359
Kan ik filmbeelden op de camera bijsnijden of
filmbeelden opslaan?
74
Menu’s en instellingen
0
Hoe gebruik ik de menu’s? 15
Hoe zorg ik ervoor dat de weergaven niet worden
uitgeschakeld?
291, 292
Hoe krijg ik het zoekerbeeld scherp? 35
Hoe stel ik de klok van de camera in? 27, 329
Hoe formatteer ik geheugenkaarten? 32
Hoe herstel ik alle standaardinstellingen?
193, 270,
280
Hoe krijg ik hulp bij een menu of melding? 18
Verbindingen
0
Hoe kopieer ik foto’s naar een computer? 239
Hoe druk ik foto’s af? 247
Kan ik de opnamedatum op mijn foto’s afdrukken? 250
Onderhoud en optionele accessoires
0
Welke geheugenkaarten kan ik gebruiken? 434
Welke objectieven kan ik gebruiken? 371
Welke optionele flitsers (Speedlights) kan ik gebruiken? 380
Welke andere accessoires zijn beschikbaar voor mijn
camera?
387, 390
Welke software is beschikbaar voor mijn camera?
Hoe reinig ik de camera? 393
Waar kan ik terecht voor onderhoud en reparaties aan
mijn camera?
400
iv
Vraag- en antwoordindex ..........................................................................ii
Voor uw veiligheid.................................................................................... xiii
Kennisgevingen.........................................................................................xvi
Snelhandleiding......................................................................................... xxi
Inleiding 1
Pakketinhoud................................................................................................. 1
Kennismaking met de camera................................................................. 2
Camerabody .............................................................................................. 2
Het bedieningspaneel............................................................................ 6
De zoekerweergave ................................................................................ 8
Het informatiescherm ..........................................................................10
De BM-12 beschermkap voor de monitor ....................................14
Instructies 15
Cameramenu’s ............................................................................................15
Cameramenu’s gebruiken ..................................................................16
Help.............................................................................................................18
Eerste stappen.............................................................................................19
De batterij opladen ...............................................................................19
De batterij plaatsen...............................................................................21
Een objectief bevestigen.....................................................................24
Basisinstellingen.....................................................................................26
Een geheugenkaart plaatsen.............................................................29
De geheugenkaart formatteren .......................................................32
Zoekerbeeldscherpte aanpassen.....................................................35
Inhoudsopgave
v
Basisstappen voor het maken en weergeven van foto’s............. 37
De camera aanzetten............................................................................37
De camera gereedmaken....................................................................39
Richten-en-schieten..............................................................................40
Foto's bekijken ........................................................................................43
Ongewenste foto’s wissen..................................................................44
Livebeeldfotografie 45
In livebeeld scherpstellen ...................................................................48
Het livebeeldscherm: livebeeldfotografie.....................................51
Het informatiescherm: livebeeldfotografie ..................................54
Handmatige scherpstelling................................................................55
Filmlivebeeld 59
Indices ........................................................................................................63
Het livebeeldscherm: filmlivebeeld.................................................64
Het informatiescherm: filmlivebeeld ..............................................66
Beeldveld ..................................................................................................67
Filminstellingen ......................................................................................70
Films bekijken.............................................................................................. 72
Films bewerken........................................................................................... 74
Films bijsnijden.......................................................................................74
Geselecteerde beelden opslaan .......................................................77
Opties voor beeldopname 79
Beeldveld ...................................................................................................... 79
Beeldkwaliteit.............................................................................................. 84
Beeldformaat............................................................................................... 87
Twee geheugenkaarten gebruiken..................................................... 89
vi
Scherpstelling 91
Autofocus......................................................................................................91
Autofocusstand ......................................................................................91
AF-veldstand............................................................................................93
Selectie van scherpstelpunt...............................................................96
Scherpstelvergrendeling.....................................................................98
Handmatige scherpstelling ................................................................. 101
Ontspanstand 103
Een ontspanstand kiezen ..................................................................... 103
Voeding en beeldsnelheid .............................................................. 104
Zelfontspannerstand ............................................................................. 106
Stand spiegel omhoog.......................................................................... 108
ISO-gevoeligheid 109
Handmatige aanpassing....................................................................... 109
Automatische instelling ISO-gevoeligheid.................................... 111
Belichting 115
Lichtmeting............................................................................................... 115
Belichtingsstand...................................................................................... 117
e: Automatisch programma............................................................ 118
f: Sluitertijdvoorkeuze...................................................................... 119
g: Diafragmavoorkeuze .................................................................... 120
h: Handmatig........................................................................................ 122
Lange tijdopnamen................................................................................ 124
Sluitertijd en diafragmavergrendeling............................................ 126
Vergrendeling automatische belichting (AE)................................ 128
Belichtingscorrectie................................................................................ 130
Bracketing.................................................................................................. 132
vii
Witbalans 145
Opties voor witbalans ............................................................................145
Fijnafstelling witbalans..........................................................................148
Een kleurtemperatuur kiezen..............................................................152
Handmatige voorinstelling ..................................................................154
Beeldverbetering 163
Picture Controls........................................................................................163
Een Picture Control selecteren....................................................... 163
Bestaande Picture Controls aanpassen....................................... 165
Eigen Picture Controls creëren....................................................... 169
Eigen Picture Controls delen .......................................................... 172
Detail in hoge lichten en schaduwen behouden.........................174
Actieve D-Lighting.............................................................................. 174
Hoog Dynamisch Bereik (HDR)....................................................... 176
Fotograferen met de flitser 181
De ingebouwde flitser gebruiken......................................................181
Flitsstanden........................................................................................... 183
Flitscorrectie ..............................................................................................188
Flitswaardevergrendeling.....................................................................190
Andere opnameopties 193
Reset met twee knoppen: standaardinstellingen
herstellen................................................................................................193
Meervoudige belichting........................................................................195
Intervalfotografie.....................................................................................201
Time-lapse-fotografie.............................................................................207
Objectieven zonder CPU.......................................................................212
Een GPS-apparaat gebruiken...............................................................215
viii
Meer over weergave 219
Afbeeldingen bekijken.......................................................................... 219
Schermvullende weergave.............................................................. 219
Miniatuurweergave............................................................................ 219
Weergavebesturingen ..................................................................... 220
Foto-informatie........................................................................................ 222
Foto’s van dichtbij bekijken: zoomweergave ............................... 231
Foto’s tegen wissen beveiligen.......................................................... 233
Foto’s wissen............................................................................................. 234
Schermvullende en miniatuurweergave.................................... 234
Het weergavemenu ........................................................................... 236
Verbindingen 239
Verbinden met een computer............................................................ 239
Voordat u de camera aansluit ........................................................ 239
Directe USB-verbinding.................................................................... 243
Ethernet en draadloze netwerken ................................................ 245
Foto’s afdrukken...................................................................................... 247
De printer aansluiten......................................................................... 248
Foto’s één voor één afdrukken ...................................................... 249
Meerdere foto’s afdrukken .............................................................. 251
Een DPOF-afdrukopdracht maken: Afdrukset.......................... 254
Foto’s op een televisie bekijken......................................................... 256
HDMI-opties.......................................................................................... 257
Menugids 259
D Het weergavemenu: foto’s beheren........................................... 259
Weergavemap................................................................................. 260
Beeld verbergen ............................................................................. 260
Weergaveopties.............................................................................. 261
Beeld(en) kopiëren ........................................................................ 262
Controlebeeld ................................................................................. 265
Na wissen .......................................................................................... 266
ix
Draai portret..................................................................................... 266
Diashow............................................................................................. 267
C Het opnamemenu: opnameopties..............................................268
Geheugenbank opnamemenu.................................................. 269
Uitgebreide menubanken........................................................... 270
Opslagmap ....................................................................................... 271
Naamgeving bestanden .............................................................. 273
Kleurruimte....................................................................................... 274
Vignetteringscorrectie.................................................................. 275
Autom. vertekeningscorrectie................................................... 276
Ruisonderdr. lange tijdopname
(Ruisonderdrukking lange tijdopname)............................ 277
Hoge ISO-ruisonderdrukking..................................................... 277
A Persoonlijke instellingen:
fijnafstelling camera-instellingen..................................................278
Geheugenbank pers. inst. ........................................................... 280
a: Autofocus .......................................................................................... 281
a1: Selectie AF-C-prioriteit .......................................................... 281
a2: Selectie AF-S-prioriteit........................................................... 282
a3: Focus-tracking met Lock-On............................................... 283
a4: AF-activering............................................................................. 283
a5: Verlichting scherpstelpunt .................................................. 284
a6: Doorloop scherpstelpunt ..................................................... 284
a7: Aantal scherpstelpunten ...................................................... 285
a8: Ingebouwde AF-hulpverlichting ....................................... 286
b: Lichtmeting/belichting ................................................................ 287
b1: Stapgrootte ISO-gevoeligh. ................................................ 287
b2: Stapgrootte inst. belichting ................................................ 287
b3: Stap belichtings-/flitscorr..................................................... 287
b4: Eenv. belichtingscorrectie ................................................... 288
b5: Centrumgericht meetveld................................................... 289
b6: Fijnafst. voor opt. belichting............................................... 290
c: Timers/AE-vergrendeling............................................................. 290
c1: AE-vergrend. ontspanknop.................................................. 290
c2: Lichtmeter automatisch uit ................................................. 291
c3: Zelfontspanner......................................................................... 291
c4: Monitor uit ................................................................................. 292
x
d: Opnemen/weergeven.................................................................. 292
d1: Signaal ........................................................................................ 292
d2: Opnamesnelheid CL-stand.................................................. 293
d3: Max. aant. continu-opnamen ............................................. 293
d4: Belichtingsvertragingsstand............................................... 293
d5: Opeenvolgende nummering.............................................. 294
d6: Rasterweergave in zoeker.................................................... 295
d7: ISO tonen en aanpassen....................................................... 295
d8: Schermtips ................................................................................ 295
d9: Informatieweergave .............................................................. 296
d10: Lcd-verlichting ...................................................................... 296
d11: MB-D12 batterijen................................................................ 297
d12: Batterijvolgorde.................................................................... 298
e: Bracketing/flits ................................................................................ 299
e1: Flitssynchronisatiesnelheid ................................................. 299
e2: Langste sluitertijd bij flits ..................................................... 300
e3: Flitserregeling ingeb. flitser................................................. 301
e4: Testflits........................................................................................ 307
e5: Inst. voor autom. bracketing............................................... 307
e6: Auto bracketing (M-stand)................................................... 308
e7: Bracketingvolgorde................................................................ 308
f: Bedieningen ...................................................................................... 309
f1: Schakelaar D.............................................................................. 309
f2: Centrale knop multi-selector ............................................... 309
f3: Multi-selector............................................................................. 310
f4: Fn-knop toewijzen................................................................... 311
f5: Voorbeeldknop toewijzen .................................................... 315
f6: AE-L/AF-L-knop toewijzen.................................................... 315
f7: Sltertijd en diafragma vergr. ................................................ 316
f8: BKT-knop toewijzen ................................................................ 316
f9: Functie instelschijven inst..................................................... 317
f10: Knop loslaten voor instelsch. ............................................ 318
f11: Ontspannen bij geen kaart ................................................ 319
f12: Aanduidingen omkeren ...................................................... 319
f13: AF-ON MB-D12 toewijzen................................................... 320
xi
g: Film...................................................................................................... 321
g1: Fn-knop toewijzen.................................................................. 321
g2: Voorbeeldknop toewijzen ................................................... 322
g3: AE-L/AF-L-knop toewijzen................................................... 323
g4: Ontspanknop toewijzen....................................................... 324
B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera .................325
Geheugenkaart formatteren...................................................... 326
Monitorhelderheid ........................................................................ 326
Stof-referentiefoto......................................................................... 327
Flikkerreductie................................................................................. 329
Tijdzone en datum......................................................................... 329
Taal (Language) .............................................................................. 330
Automatische beeldrotatie......................................................... 331
Batterij-informatie.......................................................................... 332
Beeldcommentaar ......................................................................... 333
Copyrightinformatie ..................................................................... 334
Instellingen opslaan/laden ......................................................... 335
Virtuele horizon .............................................................................. 337
AF-fijnafstelling............................................................................... 338
Uplaoden via Eye-Fi....................................................................... 339
Firmwareversie................................................................................ 340
N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken......341
D-Lighting......................................................................................... 344
Rode-ogencorrectie ...................................................................... 345
Bijsnijden........................................................................................... 346
Monochroom................................................................................... 347
Filtereffecten.................................................................................... 348
Kleurbalans....................................................................................... 349
Beeld-op-beeld ............................................................................... 350
NEF (RAW)-verwerking................................................................. 353
Formaat wijzigen............................................................................ 355
Snel retoucheren............................................................................ 357
Rechtzetten ...................................................................................... 357
Vertekeningscorrectie .................................................................. 358
Fisheye ............................................................................................... 358
Lijntekening ..................................................................................... 359
Kleurenschets .................................................................................. 359
Perspectiefcorrectie ...................................................................... 360
xii
Miniatuureffect ............................................................................... 361
Selectieve kleur............................................................................... 362
Vergelijken........................................................................................ 364
O Mijn menu/m Recente instellingen ............................................. 366
Technische opmerkingen 371
Compatibele objectieven..................................................................... 371
Optionele flitsers (Speedlights).......................................................... 380
Het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS)...................... 381
Overige accessoires................................................................................ 387
Een stroomaansluiting en lichtnetadapter bevestigen ........ 391
Behandeling van uw camera............................................................... 393
Opslag..................................................................................................... 393
Reinigen ................................................................................................. 393
Het laagdoorlaatfilter ........................................................................ 394
“Nu reinigen” ................................................................................... 394
“Reinigen bij aan-/uitzetten” ..................................................... 396
Handmatig reinigen...................................................................... 397
Onderhoud van camera en batterij: waarschuwingen.............. 401
Standaardinstellingen ........................................................................... 405
Belichtingsprogramma ......................................................................... 411
Problemen oplossen.............................................................................. 412
Foutmeldingen ........................................................................................ 417
Specificaties............................................................................................... 423
Goedgekeurde geheugenkaarten..................................................... 434
Capaciteit geheugenkaart ................................................................... 436
Gebruiksduur van de batterij.............................................................. 439
Index ............................................................................................................ 441
xiii
Voor uw veiligheid
Als u schade aan uw Nikon-product of letsel aan uzelf of anderen wilt
voorkomen, dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen
voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar deze veiligheidsinstructies op
een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de
veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram
aangegeven:
❚❚ WAARSCHUWINGEN
A Zorg dat de zon buiten beeld blijft
Zorg er bij tegenlichtopnamen voor
dat de zon ver buiten beeld blijft.
Als zonlicht in de camera
convergeert doordat de zon zich in
of dicht bij het beeld bevindt, kan
dit brand veroorzaken.
A Kijk niet via de zoeker in de zon
In de zon of andere sterke
lichtbronnen kijken via de zoeker
kan tot blijvende vermindering
van het gezichtsvermogen leiden.
A De dioptrieregelaar van de zoeker
gebruiken
Wanneer u de dioptrieregelaar van
de zoeker gebruikt met het oog
tegen de zoeker, dient u op te
passen dat u niet per ongeluk uw
vinger in uw oog steekt.
A Zet het apparaat onmiddellijk uit in geval
van storing
Indien er rook of een ongewone
geur vrijkomt uit het apparaat of de
lichtnetadapter (apart verkrijgbaar),
haalt u onmiddellijk de stekker van
de lichtnetadapter uit het
stopcontact en verwijdert u de accu.
Pas daarbij op dat u zich niet
verbrandt. Voortgaand gebruik kan
leiden tot letsel. Nadat u de accu
hebt verwijderd, brengt u het
apparaat voor onderzoek naar een
door Nikon geautoriseerd
servicecenter.
A Haal het apparaat niet uit elkaar
Aanraking van interne onderdelen
kan tot letsel leiden. In geval van
een defect mag dit product
uitsluitend worden gerepareerd
door een gekwalificeerde
reparateur. Mocht het product
openbreken als gevolg van een val
of ander ongeluk, verwijder dan de
accu en/of koppel de
lichtnetadapter los en breng het
product voor onderzoek naar een
door Nikon geautoriseerd
servicecenter.
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees om mogelijk letsel te
voorkomen alle waarschuwingen voordat u dit Nikon-product gebruikt.
A
xiv
A Gebruik het apparaat niet in de nabijheid
van ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur
niet in de nabijheid van
ontvlambaar gas, omdat dit kan
leiden tot explosie of brand.
A Buiten bereik van kinderen houden
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan letsel tot gevolg
hebben. Houd er bovendien
rekening mee dat kleine onderdelen
verstikkingsgevaar opleveren.
Mocht een kind enig onderdeel van
dit apparaat inslikken, raadpleeg
dan onmiddellijk een arts.
A Plaats de polsriem niet om de hals van
kinderen
Het dragen van de camerapolsriem
om de nek kan bij kinderen leiden
tot verstikking.
A Vermijd langdurig contact met de camera,
batterij of lader zo lang als de apparaten
ingeschakeld of in gebruik zijn
Delen van het apparaat worden
heet. Langdurig direct contact van
de huid met het apparaat kan lichte
brandwonden tot gevolg hebben.
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in
acht bij het gebruik van batterijen
Batterijen kunnen bij onjuist
gebruik gaan lekken of ontploffen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij
het gebruik van de batterijen bij dit
product:
Gebruik alleen batterijen die zijn
goedgekeurd voor gebruik in dit
apparaat.
U mag de batterij niet kortsluiten of
uit elkaar halen.
Zorg ervoor dat het product is
uitgeschakeld voordat u de batterij
vervangt. Als u een lichtnetadapter
gebruikt, moet u deze eerst
loskoppelen.
Plaats batterijen niet
ondersteboven of achterstevoren.
Stel batterijen niet bloot aan vuur of
hoge temperaturen.
U mag batterijen niet blootstellen
aan of onderdompelen in water.
Plaats het afdekkapje van de batterij
terug wanneer u de batterij
vervoert. Vervoer of bewaar de
batterij niet samen met metalen
voorwerpen, zoals halskettingen of
haarspelden.
Volledig ontladen batterijen kunnen
gaan lekken. Als u schade aan het
product wilt voorkomen, dient u
een ontladen batterij te
verwijderen.
Als de batterij niet in gebruik is,
plaatst u het afdekkapje op de
contactpunten en bergt u de
batterij op een koele, droge plaats
op.
Direct na gebruik of als het product
gedurende een langere periode op
de batterij heeft gewerkt, kan de
batterij zeer warm zijn. Zet de
camera daarom uit en laat de
batterij afkoelen voordat u deze
verwijdert.
Stop onmiddellijk met het gebruik
van een batterij als u veranderingen
opmerkt, zoals verkleuring of
vervorming.
xv
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in
acht bij het gebruik van de lader
Houd het product droog. Het niet in
acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot brand
of een elektrische schok.
Verwijder stof op of bij metalen
onderdelen van de stekker met een
droge doek. Voortgaand gebruik
kan leiden tot brand.
Tijdens onweer mag u het netsnoer
niet aanraken en niet in de buurt
van de lader komen. Het niet in acht
nemen van deze waarschuwing kan
leiden tot een elektrische schok.
•Beschadig, wijzig of verbuig het
netsnoer niet en trek er niet met
kracht aan. Plaats het snoer niet
onder zware objecten en stel het
niet bloot aan hitte of vuur. Als de
isolatie is beschadigd en de
stroomdraden blootliggen, brengt u
het netsnoer voor onderzoek naar
een door Nikon geautoriseerde
servicevertegenwoordiger. Het niet
in acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot brand
of een elektrische schok.
Houd de stekker of de lader niet met
natte handen vast. Het niet in acht
nemen van deze waarschuwing kan
leiden tot een elektrische schok.
Gebruik het product niet met
reisadapters of adapters die
ontworpen werden om een voltage
om te zetten naar een ander voltage
of met omzetters voor gelijkstroom
naar wisselstroom. Het niet in acht
nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan schade aan
het product, oververhitting of brand
veroorzaken.
A Gebruik geschikte kabels
Als u kabels op de in- en uitgangen
aansluit, gebruik dan uitsluitend de
meegeleverde kabels of kabels die
Nikon voor het beoogde doel
verkoopt. Zo weet u zeker dat u de
voorschriften voor dit product
naleeft.
A Cd-roms
Cd-roms met software of
gebruikshandleidingen mogen niet
op audio-cd-apparatuur worden
afgespeeld. Het afspelen van een
cd-rom op een audio-cd-speler kan
gehoorverlies of schade aan de
apparatuur veroorzaken.
A Richt een flitser niet op de bestuurder van
een motorvoertuig
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan ongelukken tot
gevolg hebben.
A Wees voorzichtig bij het gebruik van de
flitser
Het gebruik van de camera met de
flitser terwijl deze zich dicht bij de
huid of andere voorwerpen bevindt,
kan brandwonden veroorzaken.
Het gebruik van de flitser dicht bij
de ogen van een persoon kan leiden
tot tijdelijke vermindering van het
gezichtsvermogen. Pas extra goed
op als u kleine kinderen
fotografeert. De flitser mag zich niet
op minder dan één meter van de
persoon bevinden.
A Vermijd contact met vloeibare kristallen
Mocht de monitor breken, pas dan
op dat u zich niet verwondt aan de
glassplinters en dat de vloeibare
kristallen uit de monitor niet in
aanraking komen met uw huid,
ogen of mond.
xvi
Kennisgevingen
Niets uit de handleidingen die bij dit
product horen, mag in enigerlei vorm
of op enigerlei wijze worden
verveelvoudigd, uitgezonden,
overgezet of opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand of
worden vertaald in een andere taal
zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van Nikon.
Nikon behoudt zich het recht voor de
specificaties van de hardware en de
software die in deze handleidingen
zijn beschreven op elk gewenst
moment zonder aankondiging te
wijzigen.
Nikon is niet aansprakelijk voor enige
schade die voortkomt uit het gebruik
van dit product.
Hoewel al het mogelijke in het werk is
gesteld om ervoor te zorgen dat de
informatie in deze handleidingen
accuraat en volledig is, stellen we het
ten zeerste op prijs als u eventuele
fouten of onvolkomenheden onder de
aandacht wilt brengen van de Nikon-
vertegenwoordiger in uw land/regio
(adres apart vermeld).
xvii
Kennisgevingen voor klanten in Europa
Dit pictogram geeft aan dat
elektrische en elektronische
apparaten via gescheiden
inzameling moet worden
afgevoerd.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in Europese
landen:
Dit product moet gescheiden van het
overige afval worden ingeleverd bij
een daarvoor bestemd
inzamelingspunt. Gooi dit product niet
weg als huishoudafval.
Gescheiden inzameling en recycling
helpt bij het behoud van natuurlijke
bronnen en voorkomt negatieve
consequenties voor mens en milieu
die kunnen ontstaan door onjuist
weggooien van afval.
Neem voor meer informatie contact op
met de leverancier of de
gemeentelijke reinigingsdienst.
Dit symbool op de batterij
duidt aan dat de batterij
afzonderlijk moet worden
ingezameld.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in
Europese landen:
Alle batterijen, al dan niet voorzien van
dit symbool, moeten afzonderlijk
worden ingezameld op een geschikt
inzamelpunt. Gooi dit product niet
weg als huishoudafval.
Neem voor meer informatie contact op
met de leverancier of de
gemeentelijke reinigingsdienst.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR EXPLOSIE ALS BATTERIJ WORDT VERVANGEN VOOR EEN ONJUIST
TYPE. VOER BATTERIJEN AF VOLGENS DE INSTRUCTIES.
xviii
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden
verwijderd als u beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia
formatteert. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk
verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat
misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is
zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming van dergelijke gegevens.
Wis alle gegevens met behulp van speciale software alvorens een opslagmedium
weg te werpen of aan een ander over te dragen. Een alternatief is het medium eerst
te formatteren en vervolgens geheel te vullen met beelden zonder persoonlijke
informatie (bijvoorbeeld foto’s van de lucht). Vergeet niet eventuele foto’s te
wissen die zijn geselecteerd met handmatige voorinstelling (0 158). Voorkom
letsel bij het fysiek vernietigen van opslagmedia.
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of
gereproduceerd door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat
wettelijk strafbaar kan zijn.
Voorwerpen die volgens de wet niet mogen
worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen
papiergeld, munten, waardepapieren
of obligaties van (plaatselijke)
overheden, zelfs niet als dergelijke
kopieën of reproducties worden
voorzien van een stempel “Voorbeeld”
of “Specimen”.
Het kopiëren of reproduceren van
papiergeld, munten of
waardepapieren die in het buitenland
in omloop zijn, is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend,
is het kopiëren of reproduceren van
ongebruikte door de overheid
uitgegeven postzegels of briefkaarten
verboden.
Het kopiëren of reproduceren van
door de overheid uitgegeven
postzegels en gecertificeerde
wettelijke documenten is verboden.
Waarschuwingen met betrekking tot het
kopiëren of reproduceren van bepaalde
waardepapieren
De overheid heeft waarschuwingen
uitgevaardigd met betrekking tot het
kopiëren of reproduceren van
waardepapieren uitgegeven door
commerciële instellingen (aandelen,
wissels, cheques, cadeaubonnen en
dergelijke), vervoerspassen of coupons,
behalve als het gaat om een minimum
aantal kopieën voor zakelijk gebruik
door een bedrijf. Het is eveneens niet
toegestaan om door de overheid
uitgegeven paspoorten, vergunningen
van overheidsinstellingen en andere
instanties, identiteitsbewijzen,
toegangsbewijzen, pasjes en
maaltijdbonnen te kopiëren of te
reproduceren.
Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van
creatief materiaal waarop het
auteursrecht rust, zoals boeken, muziek,
schilderijen, houtsneden, afdrukken,
plattegronden, tekeningen, films en
foto’s, is onderhevig aan nationale en
internationale auteurswetten. Gebruik
dit product niet om illegale kopieën te
maken of voor andere activiteiten die
het auteursrecht schenden.
xix
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon camera’s zijn ontwikkeld volgens de hoogste standaards en bevatten
complexe elektronische schakelingen. Alleen elektronische accessoires van het
merk Nikon (inclusief batterijladers, batterijen, lichtnetadapters en flitsaccessoires)
die door Nikon speciaal zijn gecertificeerd voor gebruik met deze digitale camera,
zijn ontwikkeld om binnen de operationele eisen en veiligheidseisen van deze
elektronische schakelingen te werken en zijn met het oog daarop getest en
goedgekeurd.
Gebruik van niet-originele elektronische accessoires kan schade aan
de camera tot gevolg hebben die niet onder de Nikon-garantie valt.
Het gebruik van oplaadbare Li-ionbatterijen van andere fabrikanten,
die niet zijn voorzien van het holografische zegel van Nikon (zie
rechts), kan de normale werking van de camera verstoren of ertoe leiden dat de
batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een
door Nikon geautoriseerde leverancier.
AVC Patent Portfolio License
DIT PRODUCT IS GELICENTIEERD ONDER DE AVC PATENT PORTFOLIO LICENSE VOOR HET
PERSOONLIJK EN NIET-COMMERCIEEL GEBRUIK DOOR EEN CONSUMENT OM (i) VIDEO TE CODEREN IN
OVEREENSTEMMING MET DE AVC-STANDAARD (“AVC-VIDEO”) EN/OF (ii) AVC-VIDEO TE
DECODEREN DIE DOOR EEN CONSUMENT WERD GECODEERD IN HET KADER VAN EEN PERSOONLIJKE
EN NIET-COMMERCIËLE ACTIVITEIT EN/OF WERD VERKREGEN VAN EEN VIDEOLEVERANCIER DIE OVER
EEN LICENTIE BESCHIKT OM AVC-VIDEO AAN TE BIEDEN. ER WORDT GEEN LICENTIE VERLEEND OF
GESUGGEREERD VOOR ENIG ANDER GEBRUIK. VOOR MEER INFORMATIE KUNT U TERECHT BIJ MPEG
LA, L.L.C. Z
IE http://www.mpegla.com
D Gebruik uitsluitend accessoires van Nikon
Alleen originele Nikon-accessoires die specifiek zijn bedoeld voor gebruik
met uw Nikon digitale camera, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan
de geldende veiligheids- en functioneringsvoorschriften. H
ET GEBRUIK VAN
NIET-ORIGINELE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN UW CAMERA TOT GEVOLG HEBBEN EN KAN
UW GARANTIE DOEN VERVALLEN.
D Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist. Nikon
raadt u aan de camera eens per jaar of per twee jaar te laten nakijken door
de leverancier of een door Nikon geautoriseerd servicecenter en elke drie
tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat
hieraan kosten zijn verbonden). Regelmatige inspectie en onderhoud
worden vooral aanbevolen wanneer u de camera voor professionele
doeleinden gebruikt. Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met uw
camera eventuele accessoires die u veel gebruikt, zoals objectieven of
optionele flitsers, te laten nakijken en onderhouden.
xx
A Voordat u belangrijke foto’s gaat maken
Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een
huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken om te
controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor
schade of gederfde winst veroorzaakt door het onjuist functioneren van het
product.
A Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikons inzet voor “permanente kennisoverdracht” met
het oog op doorlopende productondersteuning en -educatie is
voortdurend bijgewerkte informatie online beschikbaar op de volgende
sites:
Voor gebruikers in de VS
:
http://www.nikonusa.com/
Voor gebruikers in Europa en Afrika
:
http://www.europe-nikon.com/support/
Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten
:
http://www.nikon-asia.com/
Bezoek de sites om up-to-date te blijven met de nieuwste
productinformatie, tips, antwoorden op veelgestelde vragen (FAQs) en
algemeen advies over digital imaging en digitale fotografie. Aanvullende
informatie kan mogelijk worden verstrekt door de Nikon-importeur in uw
land/regio. Bezoek de volgende website voor contactgegevens:
http://imaging.nikon.com/
xxi
Snelhandleiding
Volg deze stappen voor een snelle start met de D800.
1 Bevestig de camerariem.
Bevestig de riem stevig aan de oogjes van de camera.
2 Laad (0 19) en plaats de batterij (0 21).
3 Bevestig een objectief (0 24).
4 Plaats een geheugenkaart (0 29).
Voorkant
16
GB
xxii
5 Zet de camera aan (0 37).
6 Selecteer autofocus (0 91).
Draai de selectieknop voor de
scherpstelstand naar AF (autofocus).
7 Stel scherp en maak de foto
(0 40, 41).
Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen en druk de
ontspanknop vervolgens
helemaal in om de foto te maken.
8 Bekijk de foto
(0 43).
A Zie ook
Zie pagina 26 voor informatie over het kiezen
van een taal en instellen van de tijd en datum.
Zie pagina 35 voor informatie over het
aanpassen van de zoekerbeeldscherpte.
Selectieknop voor
scherpstelstand
Scherpstelaanduiding
K-knop
X
1
X
Inleiding
Controleer of alle hier genoemde items met uw camera werden
meegeleverd. Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht.
Riem (AN-DC6 voor D800, AN-DC6E
voor D800E;
0
xxi)
Garantie
Gebruikershandleiding
(deze
gids)
•Snelstartgids
ViewNX 2 installatie-cd (
0
239)
Pakketinhoud
BF-1B bodydop
(
0
24, 390)
BM-12
beschermkap
monitor
(
0
14)
BS-1 afdekkapje
accessoireschoen
(
0
380)
D800/D800E digitale
camera (
0
2)
EN-EL15
oplaadbare
Li-ionbatterij
met
afdekkapje
(
0
19, 21)
MH-25 batterijlader
(lichtnetadapter alleen
meegeleverd in landen of
regio’s waar dit is vereist.
De vorm van het netsnoer is
afhankelijk van het land van
aankoop;
0
19)
UC-E14 USB-kabel
(
0
243, 248)
USB-kabelklem
(
0
243)
2
X
Kennismaking met de camera
Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de
bedieningsonderdelen en aanduidingen van de camera. Leg
eventueel een boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u het gemakkelijk
kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest.
Camerabody
1
2
3
4
5
9
6
7
8
10
11
12
14
13
4
16
15
1 Keuzeknop ontspanstand..............103
2 Ontgrendelingsknop voor
keuzeknop ontspanstand..............103
3 T-knop
Beeldkwaliteit................................. 84
Beeldformaat.................................. 87
Reset met twee knoppen...........193
4 Oogje voor camerariem ...................xxi
5 U-knop
Witbalans.....................146, 151, 153
6 S-knop
ISO-gevoeligheid .........................109
Automatische ISO-
gevoeligheidsaanduiding..........111
7 D-knop
Bracketing...........133, 137, 141, 316
8 Accessoireschoen (voor optionele
flitser).................................................. 380
9 Afdekkapje accessoireschoen ...... 380
10 Hoofdschakelaar.................................26
11 Ontspanknop................................40, 41
12 E-knop
Belichtingscorrectie.................... 130
Reset met twee knoppen .......... 193
13 Filmopnameknop...............................61
14 I/Q-knop
Belichtingsstand.......................... 117
Geheugenkaarten formatteren
............................................................32
15 Bedieningspaneel.................................6
16 Filmvlakmarkering (E)................. 102
3
X
1
2
3
4
5
6
9
15
14
16
17
18
19
7
8
10
11
13
12
1
Ingebouwde flitser ..........................181
2
Pop-upknop voor de flitser ...........181
3
M/Y-knop
Flitsstand........................................182
Flitscorrectie..................................188
4
Ingebouwde microfoon .............65, 70
5
Afdekkapje flitssynchronisatie-
aansluiting.........................................380
6
Afdekkapje tien-pins
afstandsbedieningsaansluiting
.....................................................215, 389
7
Flitssynchronisatie-aansluiting
.......380
8
Tien-pins
afstandsbedieningsaansluiting
.....................................................215, 389
9
Deksel aansluitingen
.......243, 248, 256
10
Aansluiting voor externe microfoon
.................................................................65
11
USB-aansluiting....................... 243, 248
12
Hoofdtelefoonaansluiting................65
13
HDMI mini-pinaansluiting............. 256
14
Bevestigingsmarkering .....................25
15
Objectiefontgrendeling ....................25
16
AF-standknop..................48, 50, 92, 94
17
Selectieknop voor scherpstelstand
.................................................48, 91, 101
18
Diafragmasimulator........................ 426
19
Spiegel....................................... 108, 398
D
De microfoon en luidspreker
Plaats de microfoon of luidspreker niet in de dichte nabijheid van magnetische
apparaten. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de
opgenomen gegevens op de magnetische apparaten beïnvloeden.
4
X
Camerabody (vervolg)
1
2
3
4
5
6
7
12
8
9
11
10
1
AF-hulpverlichting...........................286
Zelfontspannerlampje....................107
Lampje rode-ogenreductie ...........183
2
Secundaire instelschijf....................317
3
Voorbeeldknop scherptediepte
..................................... 63, 117, 315, 322
4
Fn
(functie)-knop
...... 83, 191, 311, 321
5
Afdekking van de stroomaansluiting
..............................................................391
6
Vergrendeling deksel batterijvak
......21
7
Deksel van het batterijvak................21
8
Contactdeksel voor optioneel
MB-D12 battery pack...................... 387
9
Statiefaansluiting
10
Objectiefvatting.........................25, 102
11
CPU-contacten
12
Bodydop ......................................24, 390
A Lcd-verlichting
Het draaien van de hoofdschakelaar
naar D activeert de belichtingsmeters
en achtergrondverlichting (lcd-
verlichting) van het bedieningspaneel.
Hierdoor is het scherm in het donker te
lezen. Nadat de hoofdschakelaar wordt
losgelaten, blijft de verlichting
gedurende zes seconden branden zo
lang als de belichtingsmeters actief zijn
of totdat de sluiter wordt ontspannen of de hoofdschakelaar opnieuw naar
D wordt gedraaid.
Hoofdschakelaar
5
X
7
6
8
9
12
11
15
14
16
13
10
1
24
25
2 3 4 5
23
22
21
20
19
18
17
1
Zoeker....................................................... 35
2
Zoekeroculair ................................. 36, 106
3
Dioptrieregelaar ..................................... 35
4
Selectieknop voor lichtmeting .........116
5
A-knop
AE/AF-vergrendeling
......................................98, 128, 315, 323
6
B-knop
AF-ON ...................................... 46, 60, 92
7
Hoofdinstelschijf .................................. 317
8
Multi-selector...........................16, 42, 221
9
Deksel geheugenkaartsleuf...........29, 31
10
Vergrendeling van de
scherpstelselectieknop......................... 96
11
Luidspreker.............................................. 73
12
a-knop
Livebeeld .......................................45, 59
13
Selectieknop voor livebeeld..........45, 59
14
Toegangslampje geheugenkaart
....30, 31
15
R (info)-knop...................................10, 13
16
Omgevingslichtsensor voor
automatische aanpassing van de
monitorhelderheid ....................... 53, 326
17
J (OK)-knop............................................18
18
W-knop
Miniatuur............................................219
Uitzoomen op weergave................231
19
X-knop
Inzoomen op weergave..................231
20
L/Z/Q -knop
Beveiligen...........................................233
Picture Control..................................163
Help .......................................................18
21
G-knop
Menu ............................................15, 259
22
Monitor ......................43, 45, 53, 219, 326
23
K-knop
Weergave ....................................43, 219
24
O/Q-knop
Wissen..........................................44, 234
Geheugenenkaart formatteren ......32
25
Sluiterhendel zoeker..................... 36, 106
6
X
Het bedieningspaneel
2
1
3
4
5
6
7
10
11
8
9
12
13
14
15
1
Kleurtemperatuuraanduiding
.........153
2
Sluitertijd .................................119, 122
Belichtingscorrectiewaarde ..........130
Flitscorrectiewaarde........................188
Fijnafstelling witbalans ..................148
Kleurtemperatuur...................146, 153
Voorinstellingnummer witbalans
..............................................................154
Aantal opnamen in belichtings- en
flitsbracketingreeks.........................133
Aantal opnamen in
witbalansbracketingreeks .............137
HDR-belichtingsverschil.................180
Aantal opnamen in meervoudige
belichting...........................................197
Aantal intervallen voor
intervalfotografie
..............................................................204
Brandpuntsafstand (objectieven
zonder CPU) ......................................214
3
Flitssynchronisatie-aanduiding
..............................................................299
4
Aanduiding flexibel programma
..............................................................118
5
Belichtingsstand ..............................117
6
Beeldformaat ...................................... 87
7
Beeldkwaliteit..................................... 84
8
Witbalans........................................... 145
Aanduiding fijnafstelling witbalans
.............................................................. 151
9
Belichtingsaanduiding................... 123
Aanduiding belichtingscorrectie. 130
Aanduiding voortgang bracketing:
Belichtings- en flitsbracketing .. 133
Witbalansbracketing ................... 137
ADL-bracketing............................. 141
Aanduiding pc-verbinding............ 246
10
HDR-aanduiding.............................. 177
11
Meervoudige belichtingsaanduiding
.............................................................. 196
12
Aanduiding SD-kaart ..................31, 32
13
Aanduiding CompactFlash-kaart
.......................................................... 31, 32
14
Diafragma (f-waarde) ............ 120, 122
Diafragma (aantal stops) ...... 121, 374
Stapgrootte bracketing......... 134, 138
Aantal opnamen in
ADL-bracketingreeks...................... 141
Aantal opnamen per interval ....... 204
Maximaal diafragma (objectieven
zonder CPU)...................................... 214
Aanduiding pc-stand...................... 246
15
Aanduiding diafragmastop
.... 121, 374
7
X
16
17
18
19
20
22
23
21
28
27
25
24
26
29
30
31
32
16 Aanduiding flitscorrectie.................... 188
17 Aanduiding GPS-verbinding ............. 216
18 Pictogram sluitertijdvergrendeling
.................................................................. 126
19 Aanduiding “Klok niet ingesteld”
........................................................... 28, 417
20 Intervalaanduiding ..................... 201, 204
Time-lapse-aanduiding ............. 207, 210
21 Aanduiding AF-veldstand..............93, 95
Aanduiding automatisch veld-AF
..............................................................94, 95
Aanduiding 3D-tracking.................93, 95
22 Flitsstand....................................... 182, 183
23 Autofocusstand ...................................... 91
24 MB-D12 batterijaanduiding .............. 298
25 Batterijaanduiding................................. 37
26
Aantal resterende opnamen
......... 38, 436
Aantal resterende opnamen tot
buffergeheugen vol is................ 105, 436
ISO-gevoeligheid ................................. 109
Aanduiding voorinstelling
witbalansopname................................ 156
Hoeveelheid ADL-bracketing... 142, 314
Time-lapse-opnameaanduiding
......................................................... 207, 210
Handmatig objectiefnummer........... 214
Aanduiding opnamestand................. 246
27 “K” (verschijnt als er genoeg geheugen
vrij is voor meer dan 1.000 opnamen)
.....................................................................38
28 Aanduiding “pieptoon”.......................292
29 ISO-gevoeligheidsaanduiding...........109
Automatische ISO-
gevoeligheidsaanduiding ..................111
30 Pictogram diafragmavergrendeling
...................................................................127
HDR-aanduiding (reeks)......................180
Meervoudige belichtingsaanduiding
(reeks)......................................................197
31 Aanduiding belichtings- en
flitsbracketing........................................133
Aanduiding witbalansbracketing
...................................................................137
Aanduiding ADL-bracketing..............141
Aanduiding Actieve D-Lighting ........175
32 Aanduiding belichtingscorrectie......130
8
X
De zoekerweergave
12
4
3
5678 10 1411 13912
15
16 17
18
19
20 22
23 24 2521
1 Raster (weergegeven wanneer Aan
is geselecteerd voor persoonlijke
instelling d6) .....................................295
2 Scherpstelpunten ......40, 96, 284, 285
AF-veldstand.................................93, 94
3 Scherpstelhaakjes AF-veld
....................................................... 35, 223
4 Virtuele horizonweergave .............313
5 Scherpstelaanduiding ............. 40, 102
6 Lichtmeting....................................... 115
7 Vergrendeling automatische
belichting (AE).................................. 128
8 Pictogram sluitertijdvergrendeling
.............................................................. 126
9 Sluitertijd .................................. 119, 122
Autofocusstand...................................91
10 Pictogram diafragmavergrendeling
.............................................................. 127
11 Diafragma (f-waarde) ............ 120, 122
Diafragma (aantal stops) ...... 121, 374
9
X
12 Belichtingsstand...............................117
13 Aanduiding flitscorrectie ...............188
14 Aanduiding belichtingscorrectie
..............................................................130
15 ISO-gevoeligheid .............................109
Aanduiding voorinstelling
witbalansopname............................156
Hoeveelheid ADL-bracketing .......314
AF-veldstand..........................93, 94, 95
16 Aantal resterende opnamen
....................................................... 38, 436
Aantal resterende opnamen tot
buffergeheugen vol is............105, 436
Belichtingscorrectiewaarde ..........130
Flitscorrectiewaarde........................188
17 Flitsgereedaanduiding ...................181
18
Aanduiding FV-vergrendeling
........ 191
19 Flitssynchronisatie-aanduiding
.............................................................. 299
20 Aanduiding diafragmastop
..................................................... 121, 374
21 Belichtingsaanduiding ...................123
Weergave belichtingscorrectie
.............................................................. 130
22 Waarschuwing batterij bijna leeg
.................................................................37
23 Aanduiding belichtings- en
flitsbracketing................................... 133
Aanduiding witbalansbracketing
.............................................................. 137
Aanduiding ADL-bracketing......... 141
24 Automatische ISO-
gevoeligheidsaanduiding ............. 112
25 “K” (verschijnt als er genoeg
geheugen vrij is voor meer dan 1.000
opnamen).............................................38
D Geen batterij
Als de batterij volledig leeg is of als er geen batterij is geplaatst, wordt de
weergave in de zoeker gedimd. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
De zoekerweergave wordt hersteld wanneer een volledig opgeladen
batterij wordt geplaatst.
D Het bedieningspaneel en de zoekerweergaves
De helderheid van het bedieningspaneel en de zoekerweergaves
verschillen afhankelijk van de temperatuur en bij lage temperaturen
kunnen de reactietijden van de weergaven afnemen. Dit is normaal en duidt
niet op een storing.
10
X
Het informatiescherm
Druk op de R-knop om opname-informatie
zoals sluitertijd, diafragma, het aantal
resterende opnamen en AF-veldstand in de
monitor weer te geven.
R-knop
457
9
14
13
10
11
8
2 31 6
12
1 Belichtingsstand ..............................117
2 Aanduiding flexibel programma
..............................................................118
3 Aanduiding flitssynchronisatie
..............................................................299
4 Sluitertijd ..................................119, 122
Belichtingscorrectiewaarde ..........130
Flitscorrectiewaarde........................188
Fijnafstelling witbalans ..................148
Kleurtemperatuur...................146, 152
Aantal opnamen in belichtings- en
flitsbracketingreeks.........................133
Aantal opnamen in
witbalansbracketingreeks .............137
Aantal opnamen in meervoudige
belichting...........................................197
Brandpuntsafstand (objectieven
zonder CPU) ......................................214
5 Kleurtemperatuuraanduiding
............................................145, 152, 153
6 Aanduiding diafragmastop
..................................................... 121, 374
7 Diafragma (f-waarde) ............ 120, 122
Diafragma (aantal stops) ...... 121, 374
Stapgrootte bracketing......... 134, 138
Aantal opnamen in
ADL-bracketingreeks...................... 141
Maximaal diafragma (objectieven
zonder CPU)...................................... 214
8 Picture Control-aanduiding .......... 164
9 HDR-aanduiding .............................. 177
HDR-belichtingsverschil ................ 180
10 Meervoudige belichtingsaanduiding
.............................................................. 196
11 Aanduiding autofocusstand ............91
12 Aanduiding Eye-Fi-verbinding
.............................................................. 339
13 Beeldkwaliteit......................................84
Functie tweede sleuf .........................89
14 Beeldformaat.......................................87
11
X
1716 18 19
21
34
22
23
24
36
15 20
25
2728293031
26
33
32
35
15 Pictogram sluitertijdvergrendeling
..............................................................126
16 Aanduiding “Klok niet ingesteld”
....................................................... 28, 417
17 Intervalaanduiding.................201, 204
Time-lapse-aanduiding .........207, 210
18 Aanduiding GPS-verbinding .........216
19
Aanduiding beeldcommentaar
.......333
20 Pictogram diafragmavergrendeling
..............................................................127
HDR-aanduiding (reeks).................180
Meervoudige belichtingsaanduiding
(reeks) .................................................197
21 Aanduiding copyrightinformatie
..............................................................334
22 Aanduiding belichtings- en
flitsbracketing...................................133
Aanduiding witbalansbracketing
..............................................................137
Aanduiding ADL-bracketing .........141
23 Belichtingsaanduiding ...................123
Aanduiding belichtingscorrectie
..............................................................130
Aanduiding voortgang bracketing:
Belichtings- en flitsbracketing
......133
Witbalansbracketing....................137
ADL-bracketing .............................141
24 Aanduiding “pieptoon” ..................292
25 “K” (verschijnt als er genoeg
geheugen vrij is voor meer dan 1.000
opnamen).............................................38
26 Aantal resterende opnamen ...........38
Handmatig objectiefnummer ...... 214
Time-lapse-opnameaanduiding
..................................................... 207, 210
27 Toewijzing Fn-knop......................... 311
28 Toewijzing AE-L/AF-L-knop............. 315
29 Toewijzing D-knop..................... 316
30 Aanduiding ruisonderdrukking lange
sluitertijd............................................ 277
31 Geheugenbank persoonlijke
instellingen ....................................... 280
32
Geheugenbank opnamemenu
........ 269
33 Witbalans...........................................145
Aanduiding fijnafstelling witbalans
.............................................................. 149
34 Aanduiding automatisch veld-AF
.................................................................94
Aanduiding scherpstelpunten ........96
Aanduiding AF-veldstand ................93
Aanduiding 3D-tracking ...................93
35 Beeldveldaanduiding ........................79
36 Flitsstand ........................................... 183
12
X
Het informatiescherm (vervolg)
37 38 39 40
42
50
43
44
45
46
41
49
48
47
37 Aanduiding FV-vergrendeling......191
38 Aanduiding ontspanstand.............103
Continu opnamesnelheid..............104
39 Aanduiding flitscorrectie ...............188
40 Aanduiding belichtingscorrectie
..............................................................130
41 Aanduiding vignetteringscorrectie
..............................................................275
42 Hoeveelheid ADL-bracketing .......142
43 Batterijaanduiding camera.............. 37
44 Weergave MB-D12 batterijtype
..............................................................297
MB-D12 batterijaanduiding ..........298
45 Toewijzing voorbeeldknop
scherptediepte ................................ 315
46 Kleurtemperatuuraanduiding...... 274
47 Aanduiding Actieve D-Lighting
.............................................................. 175
48 Aanduiding hoge ISO-
ruisonderdrukking........................... 277
49 ISO-gevoeligheidsaanduiding ..... 109
Automatische ISO-
gevoeligheidsaanduiding ............. 111
50 Lichtmeting....................................... 115
A De monitor uitzetten
Om de opname-informatie van de monitor te wissen, drukt u tweemaal op de
R
-knop of drukt u de ontspanknop half in. De monitor wordt automatisch
uitgeschakeld als er gedurende circa 10 seconden geen handelingen
plaatsvinden.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, 0 292) voor informatie over het
kiezen van de ingeschakelde tijdsduur van de monitor. Zie persoonlijke
instelling d9 (Informatieweergave, 0 296) voor informatie over het
wijzigen van de kleur of de belettering in het informatiescherm.
13
X
❚❚ Instellingen wiijzigen in het informatiescherm
Druk op de R-knop om instellingen voor de
onderstaande items in het informatiescherm te
wijzigen. Markeer items met de multi-selector
en druk op J om opties voor het gemarkeerde
item te bekijken.
R-knop
1 Geheugenbank opnamemenu.....269
2 Hoge ISO-ruisonderdrukking........277
3 Actieve D-Lighting...........................175
4 Kleurruimte .......................................274
5 Toewijzing voorbeeldknop
scherptediepte ................................315
6 Toewijzing Fn-knop .........................311
7 Toewijzing AE-L/AF-L-knop............. 315
8 Toewijzing D -knop ..................... 316
9 Ruisonderdrukking lange
sluitertijd............................................ 277
10 Geheugenbank persoonlijke
instellingen ....................................... 280
A Tooltips
Een tooltip met de naam van het geselecteerde
item verschijnt in het informatiescherm. Tooltips
kunnen met behulp van persoonlijke instelling d8
(Schermtips; 0 295) worden uitgeschakeld.
14
X
De BM-12 beschermkap voor de monitor
Een transparante kunststof beschermkap is bij
de camera inbegrepen om de monitor schoon
te houden en te beschermen wanneer deze
niet in gebruik is. Om de beschermkap te
bevestigen, dient u het uitstekende deel
bovenaan de beschermkap in de
overeenkomstige inkeping boven de monitor
van de camera (q) te steken en druk op de
onderkant van de beschermkap totdat deze
op zijn plaats klikt (w).
Om de beschermkap te verwijderen, dient u
de camera stevig vast te pakken en de
onderkant van de beschermkap voorzichtig
naar u toe te trekken, zoals rechts wordt
weergegeven.
s
15
s
Instructies
De meeste opname-, weergave- en instelopties
zijn toegankelijk via de cameramenu’s. Druk op
de G-knop om de menu’s te bekijken.
Cameramenu’s
G-knop
Kies uit de volgende menu’s:
D: Weergave (0 259) B: Setup (0 325)
C: Opname (0 268) N: Retoucheren (0 341)
A: Persoonlijke instellingen (0 278) O/m: Mijn menu of Recente instellingen
(standaard ingesteld op Mijn menu;
0 366)
T
a
b
s
Instelknop geeft positie in huidig menu
aan.
Huidige instellingen worden
aangegeven met pictogrammen.
Als het pictogram d wordt weergegeven, kunt u hulpinformatie voor het
huidige item bekijken door op de L (Z/Q)-knop (0
18
) te drukken.
d
Opties in huidig menu.
Menuopties
16
s
Cameramenu’s gebruiken
❚❚ Menubesturingen
De multi-selector en knop J worden gebruikt om door de menu’s te
navigeren.
❚❚ Door de menu’s navigeren
Voer de onderstaande stappen uit om door de menu’s te navigeren.
1 Geef de menu’s weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer
te geven.
2 Markeer het pictogram voor
het huidige menu.
Druk op 4 om het pictogram
voor het huidige menu te
markeren.
Beweeg
cursor omhoog
Annuleer en keer
terug naar het
vorige menu
Selecteer
gemarkeerd item
of geef submenu
weer
Selecteer
gemarkeerd
item
Selecteer
gemarkeerd item
J-knop
Beweeg cursor omlaag
Multi-selector
G-knop
17
s
3 Selecteer een menu.
Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te selecteren.
4 Plaats de cursor in het
geselecteerde menu.
Druk op 2 om de cursor in het
geselecteerde menu te
selecteren.
5 Markeer een menu-item.
Druk op 1 of 3 om een menu-
item te markeren.
6 Weergaveopties.
Druk op 2 om opties voor het
geselecteerde menu-item weer
te geven.
7 Markeer een optie.
Druk op 1 of 3 om een optie te
markeren.
18
s
8 Selecteer het gemarkeerde item.
Druk op J om het gemarkeerde item te
selecteren. Druk op de G-knop als u wilt
afsluiten zonder een optie te selecteren.
Let op de volgende punten:
Menu-items die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar.
Het indrukken van 2 of de centrale knop van de multi-selector heeft
in het algemeen hetzelfde effect als het indrukken van J. Er zijn een
aantal gevallen waarin de selectie alleen kan worden gemaakt door
het indrukken van J.
Druk de ontspanknop half in om de menu's af te sluiten en naar de
opnamestand terug te keren (0 41).
Help
Als het pictogram d onderaan in de linkerhoek
van de monitor wordt getoond, kunt u
hulpinformatie weergeven door op de
L (Z/Q)-knop te drukken.
Zolang u de knop ingedrukt
houdt, wordt een beschrijving
van de geselecteerde optie of
het geselecteerde menu
weergegeven. Druk op 1 of 3
om door het scherm te bladeren.
J-knop
L (Z/Q)-knop
19
s
Eerste stappen
De batterij opladen
De camera wordt gevoed door een EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij
(meegeleverd). Voor een maximale opnameduur dient u de batterij
vóór gebruik op te laden in de meegeleverde MH-25 batterijlader. Het
duurt circa 2 uur en 35 minuten om een lege batterij volledig op te
laden.
1 Sluit het lichtnetsnoer aan.
Sluit het lichtnetsnoer aan. De stekker van
de lichtnetadapter moet zich in de rechts
aangeduide positie bevinden; niet
draaien.
2 Verwijder het afdekkapje.
Verwijder het afdekkapje van de batterij.
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij in de batterijuitsparing
zoals wordt getoond op de illustratie van
de lader.
20
s
4 Sluit de lader aan op een
stopcontact.
Het oplaadlampje CHARGE knippert terwijl
de batterij wordt opgeladen.
5 Verwijder de batterij wanneer het opladen is voltooid.
Het laden is voltooid als het oplaadlampje CHARGE stopt met
knipperen. Trek de stekker van de lader uit het stopcontact en
verwijder de batterij.
D De batterij opladen
Laad de batterij binnenshuis op bij een
omgevingstemperatuur van 5–35 °C. De
batterij laadt niet op wanneer de
temperatuur lager dan 0 °C of hoger dan
60 °C is.
A De stekkeradapter
Afhankelijk van het land of de regio
van aankoop is de stekkeradapter
mogelijk meegeleverd. Plaats voor
gebruik de adapter in de
voedingsingang van de lader (q).
Schuif de vergrendeling van de
stekkeradapter in de aangegeven
richting (w) en draai de adapter 90 °
om het in de aangegeven positie (e)
te vergrendelen. Voer deze stappen in
omgekeerde volgorde uit om de
adapter te verwijderen.
Batterij
wordt
opgeladen
Opladen
voltooid
Lichtnetadaptervergrendeling
90 °
21
s
De batterij plaatsen
1 Zet de camera uit.
2 Open het deksel van het batterijvak.
Ontgrendel (q) en open (w) het deksel
van het batterijvak.
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij in de aangegeven
richting (q) en gebruik de batterij om de
oranje batterijvergrendeling naar één
zijde ingedrukt te houden. De
vergrendeling vergrendelt de batterij op
zijn plaats wanneer deze in zijn geheel is
geplaatst (w).
4 Sluit het deksel van het batterijvak.
D Batterijen plaatsen en verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat u de batterij plaatst of verwijdert.
Batterijvergrendeling
q
w
22
s
A De batterij verwijderen
Zet de camera uit en open het deksel van het
batterijvak. Druk de batterijvergrendeling met
behulp van de pijl in de aangegeven richting om de
batterij vrij te geven en verwijder de batterij
vervolgens handmatig. Houd er rekening mee dat
de batterij na gebruik zeer warm kan zijn. Ga
daarom voorzichtig te werk wanneer u de batterij
verwijdert. Plaats, om kortsluiting te voorkomen, het afdekkapje terug
wanneer de batterij niet in gebruik is.
D EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterijen
De meegeleverde EN-EL15 deelt informatie met compatibele apparaten,
zodat de camera de oplaadstatus van de batterij op zes niveaus kan tonen
(0 37). De optie Batterij-informatie in het setup-menu toont details over
het opladen van de batterij, de gebruiksduur van de batterij en het aantal
gemaakte foto’s sinds de laatste oplaadsessie van de batterij (0 332).
23
s
D De batterij en de lader
Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina’s xiii–xv en
401–404 van deze handleiding en volg ze op. Gebruik de batterij niet bij
omgevingstemperaturen lager dan 0 °C of hoger dan 40 °C. Het niet in acht
nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de batterij beschadigen of de
prestaties doen verslechteren. De capaciteit wordt mogelijk verminderd en
de oplaadtijden kunnen toenemen bij batterijtemperaturen van 0 °C tot
15 °C en van 45 °C tot 60 °C.
Als het oplaadlampje (CHARGE) knippert (d.w.z. ongeveer acht keer per
seconde) tijdens het opladen, dient u te controleren of de temperatuur
binnen het juiste bereik ligt. Trek vervolgens de stekker van de lader uit het
stopcontact en verwijder de batterij en plaats hem terug. Als het probleem
zich blijft voordoen, stop dan onmiddellijk het gebruik en breng de lader
naar uw leverancier of een door Nikon geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
U mag de ladercontacten niet
kortsluiten. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan leiden tot
oververhitting en schade aan de lader. Verplaats de lader niet en raak de
batterij niet aan tijdens het opladen. Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan in zeer zeldzame gevallen tot gevolg hebben dat
de lader aanduidt dat het laden is voltooid terwijl de batterij in
werkelijkheid slechts gedeeltelijk is opgeladen. Verwijder de batterij en
plaats hem opnieuw om het opladen opnieuw te starten. De
batterijcapaciteit kan tijdelijk afnemen als de batterij bij een lage
temperatuur wordt opgeladen of als de batterij wordt gebruikt bij een
temperatuur die lager is dan de temperatuur waarbij de batterij is
opgeladen. Als de batterij wordt opgeladen bij een temperatuur lager dan
5°C, kan de gebruiksduuraanduiding van de batterij in de weergave
Batterij-informatie (0 332) een tijdelijke daling tonen.
Direct na gebruik kan de batterij zeer warm zijn. Wacht met opladen totdat
de batterij is afgekoeld.
Het meegeleverde netsnoer en de stekkeradapter zijn alleen voor gebruik
met de MH-25. Gebruik de lader alleen met compatibele batterijen. Haal de
stekker uit het stopcontact wanneer u de lader niet gebruikt.
Een aanmerkelijke daling van de tijd waarin een volledig opgeladen batterij
zijn lading dient te behouden wanneer deze bij kamertemperatuur wordt
gebruikt, duidt aan dat de batterij vervanging vereist. Koop een nieuwe
EN-EL15 batterij.
24
s
Een objectief bevestigen
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer u het
objectief verwijdert. Het objectief dat in het algemeen in deze
handleiding voor illustratieve doeleinden wordt gebruikt, is een AF-S
NIKKOR 24–120mm f/4G ED VR.
1 Zet de camera uit.
2 Verwijder de achterste objectiefdop en de bodydop.
Objectiefdop
Zonnekap
Schaal brandpuntsafstand
Bevestigingsmarkering
Schaalverdeling
brandpuntsafstand
CPU-contacten (0
373
)
Schakelaar
scherpstelstand
(0
25
,
101
)
Schakelaar
vibratiereductie AAN/UIT
Schakelaar
vibratiereductiestand
Scherpstelring (0
101
)
Achterste
objectiefdop
Zoomring
25
s
3 Bevestig het objectief.
Zorg dat de bevestigingsmarkering op het objectief in lijn staat
met de markering op de camerabody en plaats het objectief in de
bajonetvatting van de camera (q). Draai het objectief linksom
totdat het op zijn plaats klikt, waarbij u erop let dat u niet op de
objectiefontgrendeling drukt (w).
Als het objectief is voorzien van een
schakelaar voor de A-M- of M/A-M-stand,
selecteer A (autofocus) of M/A (autofocus
met handmatige prioriteit).
A Het objectief verwijderen
Zet de camera uit voordat u een objectief
verwijdert of verwisselt. Als u het objectief wilt
verwijderen, houdt u de
objectiefontgrendeling (q) ingedrukt terwijl u
het objectief naar rechts draait (w). Plaats na
het verwijderen van het objectief de
objectiefdoppen en de bodydop terug op
respectievelijk het objectief en de camera.
D CPU-objectieven met diafragmaringen
Als een CPU-objectief is uitgerust met een diafragmaring (0 373),
vergrendelt u deze op het kleinste diafragma (hoogste f-waarde).
A Beeldveld
Het DX-formaat beeldveld wordt automatisch
geselecteerd wanneer een DX-objectief is
bevestigd (0 79).
Beeldveld
26
s
Basisinstellingen
De taaloptie in het setup-menu wordt automatisch gemarkeerd als de
menu's voor de eerste keer worden weergegeven. Kies een taal en stel
de datum en tijd in. Als de tijd en datum niet zijn ingesteld, knippert
B in de monitor en zal de tijd en datum die is opgenomen tijdens
het maken van foto’s niet correct zijn.
1 Zet de camera aan.
2 Selecteer Taal (Language) in
het setup-menu.
Druk op G om de
cameramenu’s weer te geven en
selecteer vervolgens Taal
(Language) in het setup-menu.
Zie “Cameramenu’s gebruiken”
(0 16) voor informatie over het
gebruik van menu’s.
3 Selecteer een taal.
Druk op 1 of 3 om de
gewenste taal te markeren
en druk op J.
Hoofdschakelaar
G-knop
J-knop
27
s
4 Selecteer Tijdzone en
datum.
Selecteer Tijdzone en datum en
druk op 2.
5 Stel tijdzone in.
Selecteer Tijdzone en druk op
2. Druk op 4 of 2 om de lokale
tijdzone te markeren (het veld
UTC geeft het verschil in uren
aan tussen de geselecteerde
tijdzone en de Coordinated
Universal Time of UTC) en druk
op J.
6 Schakel zomertijd in of uit.
Selecteer Zomertijd en druk op
2. De zomertijd is standaard
uitgeschakeld. Als de zomertijd
van kracht is in de lokale
tijdzone, drukt u op 1 om Aan
te markeren en drukt u vervolgens op J.
7 Stel de datum en tijd in.
Selecteer Datum en tijd en druk
op 2. Druk op 4 of 2 om een
item te selecteren, 1 of 3 om te
wijzigen. Druk op J wanneer de
klok op de huidige datum en tijd
is ingesteld.
28
s
8 Stel datumnotatie in.
Selecteer Datumnotatie en druk
op 2. Druk op 1 of 3 om de
volgorde te kiezen waarin het
jaar, de maand en de dag
worden weergegeven en druk
op J.
9 Terug naar opnamestand.
Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar de opnamestand.
A De klokbatterij
De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke voedingsbron die
indien nodig wordt opgeladen als de hoofdbatterij is geplaatst of als de
camera wordt gevoed door een optionele EP-5B stroomaansluiting en
EH-5b lichtnetadapter (0 387). Twee dagen opladen is voldoende om de
klok ongeveer drie maanden van stroom te voorzien. Als het pictogram B
in het bedieningspaneel knippert, is de batterij leeg en werd de klok
gereset. Stel de klok in op de juiste datum en tijd.
A De cameraklok
De cameraklok is minder nauwkeurig dan de meeste horloges en gewone
klokken.
Controleer daarom regelmatig of de klok de juiste tijd aangeeft en
pas de tijd zo nodig aan.
A GPS-apparaten (0 215)
Als er een GPS-apparaat is aangesloten, wordt de cameraklok op de tijd en
datum van het GPS-apparaat (0 217) ingesteld.
29
s
Een geheugenkaart plaatsen
Foto’s worden op geheugenkaarten opgeslagen (los verkrijgbaar;
0 434). De camera is voorzien van twee kaartsleuven, één voor SD-
kaarten en de ander voor type-I CompactFlash-kaarten. Type-II
kaarten en microdrives kunnen niet worden gebruikt.
1 Zet de camera uit.
2 Open het deksel van de kaartsleuf.
Schuif het deksel van de kaartsleuf uit (q)
en open de kaartsleuf (w).
D Geheugenkaarten plaatsen en verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat u een geheugenkaart plaatst of
verwijdert.
Hoofdschakelaar
30
s
3 Plaats de geheugenkaart.
SD-geheugenkaarten: Houd de kaart vast zoals
afgebeeld, schuif het in de SD-kaartsleuf
totdat het op zijn plaats klikt. Het groene
toegangslampje brandt kort.
CompactFlash-geheugenkaarten: Plaats de kaart
in de CompactFlash-kaartsleuf met de
voorzijde van het etiket naar de monitor
(q) gericht. Wanneer de geheugenkaart in
zijn geheel is geplaatst, verschijnt de eject-
knop (w) en brandt het groene
toegangslampje kort.
4 Sluit het deksel van de kaartsleuf.
Als dit de eerste keer is dat de
geheugenkaart wordt gebruikt in de
camera na te zijn gebruikt of geformatteerd
in een ander apparaat, moet u de kaart
formatteren zoals beschreven op pagina 32.
D Geheugenkaarten plaatsen
Plaats eerst de contacten van de geheugenkaart.
De kaart
ondersteboven of achterstevoren plaatsen kan de camera of de kaart
beschadigen.
Controleer of de kaart in de juiste richting is geplaatst.
Toegangslampje
16
GB
Eject-knop
16
GB
16
GB
Plaatsingsrich-
ting voor
kaartsleuf rechts
(CompactFlash)
Voorzijde etiket
CompactFlash-kaart
16
GB
Plaatsingsrich-
ting voor
kaartsleuf
links (SD)
Voorzijde etiket
SD-geheugenkaart
31
s
D Geheugenkaartpictogrammen
De geheugenkaarten die momenteel in de camera
zijn geplaatst worden aangeduid zoals afgebeeld
(het voorbeeld rechts toont de pictogrammen die
worden weergegeven wanneer zowel een SD- als
een CompactFlash-kaart is geplaatst). Als de
geheugenkaart vol is of als zich een fout voordoet,
gaat het pictogram voor de betreffende kaart
knipperen (0 419).
A Twee geheugenkaarten gebruiken
Zie pagina 89 voor informatie over het kiezen van
de functies voor elke kaart wanneer er twee
kaarten in de camera zijn geplaatst.
Bedieningspaneel
Informatiescherm
A Geheugenkaarten verwijderen
Controleer of het toegangslampje niet brandt, schakel de camera uit en
open het deksel van de geheugenkaartsleuf.
SD-geheugenkaarten: Druk op de kaart om deze uit te
werpen (q). De geheugenkaart kan vervolgens
met de hand worden verwijderd.
CompactFlash-geheugenkaarten: Druk op de eject-knop
(q) om de kaart gedeeltelijk uit te werpen (w). De
geheugenkaart kan vervolgens met de hand
worden verwijderd. Druk niet op de geheugenkaart
terwijl ook op de eject-knop wordt gedrukt. Het
niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel
kan de camera of geheugenkaart beschadigen.
16
GB
16
GB
32
s
De geheugenkaart formatteren
Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voor het eerste
gebruik of nadat ze in andere apparaten zijn gebruikt of
geformatteerd.
1 Zet de camera aan.
2 Druk op de knoppen
I (Q) en O (Q).
Houd de knoppen I (Q) en
O (Q) gelijktijdig ingedrukt
totdat een knipperende C
(formatteren) verschijnt in de
weergaven van de sluitertijd in
het bedieningspaneel en de
zoeker. Als er twee
geheugenkaarten zijn
geplaatst, wordt de te
formatteren kaart aangeduid
met een knipperend pictogram.
Standaard wordt de eerste
kaartsleuf (0 89) geselecteerd;
u kunt de tweede sleuf
selecteren door aan de hoofdinstelschijf te draaien. Om af te
sluiten zonder de geheugenkaart te formatteren, dient u te
wachten totdat C stopt met knipperen (ca. zes seconden) of
druk op een willekeurige knop, behalve de knoppen I (Q) en
O (Q).
D Geheugenkaarten formatteren
Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens erop voorgoed
gewist.
Kopieer foto’s en andere gegevens die u wilt bewaren daarom naar
een computer alvorens verder te gaan (0 239).
O (Q)-knop I (Q)-knop
33
s
3 Druk nogmaals op de knoppen I (Q) en O (Q).
Druk de knoppen I (Q) en O (Q) voor de tweede keer
tegelijkertijd in zolang als C knippert om de geheugenkaart te
formatteren. Tijdens het formatteren mag zowel de geheugenkaart
als de voedingsbron niet worden verwijderd.
Zodra het formatteren is voltooid, tonen het bedieningspaneel
en de zoeker het aantal foto's dat kan worden vastgelegd met de
huidige instellingen.
34
s
D Geheugenkaarten
Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn.
Ga daarom
voorzichtig te werk wanneer u een geheugenkaart uit de camera
verwijdert.
Zet de camera uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
Verwijder de geheugenkaart of batterij niet uit de camera, zet de camera
niet uit en koppel de lichtnetadapter niet los terwijl de geheugenkaart
wordt geformatteerd of terwijl informatie wordt opgeslagen, verwijderd
of gekopieerd naar een computer.
Als u deze voorzorgsmaatregel niet in
acht neemt, kan dit leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de
camera of de kaart.
Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen
voorwerpen.
U mag de kaart niet buigen, laten vallen of blootstellen aan hevige
schokken.
Oefen geen druk uit op de kaart.
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan de kaart beschadigen.
Niet blootstellen aan water, hoge vochtigheid of direct zonlicht.
Formatteer geheugenkaarten niet in een computer.
A De beveiligingsschakelaar
SD-geheugenkaarten zijn voorzien van een
beveiligingsschakelaar die ongewenst
overschrijven voorkomt. Wanneer deze
schakelaar in de “vergrendelde” positie
staat, kunt u geen foto’s vastleggen of
wissen en kunt u de geheugenkaart niet
formatteren (er wordt een waarschuwing weergegeven als u de sluiter
probeert te ontspannen). Schuif de schakelaar naar de positie “schrijven”
om de geheugenkaart te ontgrendelen.
A Geen geheugenkaart
Indien er geen geheugenkaart is geplaatst,
wordt op het bedieningspaneel en in de zoeker
S getoond. Als de camera met een opgeladen
EN-EL15 batterij is uitgeschakeld en er is geen
geheugenkaart geplaatst, wordt S in het
bedieningspaneel weergegeven.
A Zie ook
Zie pagina 326 voor informatie over het formatteren van geheugenkaarten
met behulp van de optie Geheugenkaart formatteren in het setup-menu.
Beveiligingsschakelaar
16
GB
35
s
Zoekerbeeldscherpte aanpassen
De camera is uitgerust met een dioptrieregelaar, waarmee de camera
aan het gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast.
Controleer voorafgaand aan de opname of de weergave in de zoeker
scherp is.
1 Zet de camera aan.
Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan.
2 Til de dioptrieregelaar op (q).
3 Stel de zoeker scherp.
Draai aan de dioptrieregelaar (w) totdat
de zoekerweergave, scherpstelpunten en
scherpstelhaakjes voor AF-veld zijn
scherpgesteld. Wanneer u de dioptrie-
instelling gebruikt met het oog tegen de
zoeker, dient u op te passen dat u niet per
ongeluk uw vingers of uw vingernagels in
uw oog steekt.
4 Plaats de dioptrieregelaar terug.
Duw de dioptrieregelaar terug naar
binnen (e).
Scherpstelhaakjes
AF-veld
Scherpstelpunt
36
s
A Zoekerbeeldscherpte aanpassen
Indien u de zoeker niet kunt scherpstellen zoals hierboven beschreven,
selecteer enkelvoudige servo-autofocus (AF-S; 0 91), enkelpunts-AF (0 93)
en het middelste scherpstelpunt (0 96) en kadreer vervolgens een
onderwerp met hoog contrast in het middelste scherpstelpunt en druk de
ontspanknop half in om de camera scherp te stellen. Terwijl de camera is
scherpgesteld, gebruikt u de dioptrieregelaar om het onderwerp duidelijk
scherp te stellen in de zoeker. Wanneer nodig, kan de zoekerbeeldscherpte
met gebruik van optionele correctielensjes verder worden aangepast
(0 388).
A Zoekerobjectieven met dioptrieregelaar
Correctielensjes (los verkrijgbaar; 0 388) kunnen
worden gebruikt om de dioptrie-instelling van de
zoeker aan te passen. Verwijder, alvorens een
zoekerobjectief met dioptrieregelaar te
bevestigen, de DK-17 zoekeroculair door de
zoekersluiter te sluiten om de
zoekervergrendeling (q) vrij te geven en het
oculair los te schroeven, zoals rechts
weergegeven (w).
37
s
Basisstappen voor het maken en
weergeven van foto’s
De camera aanzetten
Zet de camera aan alvorens foto’s te maken en controleer het
batterijniveau en het aantal resterende opnamen zoals hieronder
beschreven.
1 Zet de camera aan.
Zet de camera aan. Het
bedieningspaneel schakelt in en
de weergave in de zoeker gaat
branden.
2 Controleer het batterijniveau.
Controleer het batterijniveau in het
bedieningspaneel of de zoeker.
Pictogram
*
BeschrijvingBedieningspaneel Zoeker
L Batterij volledig opgeladen.
K
Batterij gedeeltelijk ontladen.J
I
H d
Batterij bijna leeg.
Laad de batterij op of
maak een reservebatterij gereed.
H
(knippert)
d
(knippert)
Ontspanknop uitgeschakeld.
Laad de
batterij op of vervang de batterij.
* Er wordt geen pictogram weergegeven wanneer de camera door een
optionele EP-5B stroomaansluiting en EH-5b lichtnetadapter wordt gevoed.
Hoofdschakelaar
38
s
3 Controleer het aantal resterende opnamen.
Het bedieningspaneel en de zoeker
tonen het aantal foto's dat kan worden
gemaakt met de huidige instellingen
(waarden boven 1.000 worden naar
beneden afgerond naar het
dichtstbijzijnde honderdtal, d.w.z.
waarden tussen 1.400 en 1.499 worden
aangeduid als 1,4 K). Als er twee
geheugenkaarten zijn geplaatst, tonen
de schermen de beschikbare ruimte op
de kaart in de eerste sleuf (0 89). Zodra
het aantal resterende opnamen A
bereikt, knippert het nummer, gaat
n of j in de weergaven van de
sluitertijd knipperen en gaat het
pictogram voor de betreffende kaart
knipperen. Plaats een andere geheugenkaart of verwijder een
aantal foto’s (0 234).
39
s
De camera gereedmaken
Wanneer u foto’s in de zoeker kadreert, houdt
u de handgreep in uw rechterhand en
ondersteunt u de camerabody of het objectief
met uw linkerhand. Houd ter ondersteuning
uw ellebogen lichtjes tegen uw lichaam
gedrukt en plaats één voet een halve pas naar
voren om uw bovenlichaam stabiel te houden.
Wanneer u foto’s in de portretstand (staand)
kadreert, houdt u de camera vast zoals
onderaan de drie afbeeldingen rechts wordt
weergegeven.
40
s
Richten-en-schieten
1 Druk de ontspanknop
half in (0 41).
Bij de standaardinstellingen
stelt de camera scherp op
het onderwerp in het
middelste scherpstelpunt.
Kadreer een foto in de
zoeker met het
hoofdonderwerp in het
middelste scherpstelpunt
geplaatst en druk de
ontspanknop half in. Als het onderwerp donker is, kan de AF-
hulpverlichting gaan branden.
2 Controleer de aanduidingen in de zoeker.
Wanneer de scherpstelbewerking is voltooid, verschijnt de
scherpstelaanduiding (
I
) in de zoeker.
Zolang als de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt
de scherpstelling vergrendeld en wordt het aantal
opnamen dat kan worden opgeslagen in het
buffergeheugen (“
t
”;
0 105
) in de zoekerweergave
getoond.
Voor informatie over wat te doen als de camera niet kan
scherpstellen met autofocus, zie “Goede resultaten met autofocus
verkrijgen” (
0
100).
Zoekerweergave Beschrijving
I Onderwerp is scherp.
2
Het scherpstelpunt bevindt zich tussen camera
en onderwerp.
4
Het scherpstelpunt bevindt zich achter het
onderwerp.
24
(knippert)
Camera kan niet scherpstellen op onderwerp in
scherpstelpunt met autofocus.
Scherpstelaanduiding Buffercapaciteit
Scherpstelpunt
41
s
3 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal
in om de sluiter te ontspannen en
de foto te maken. Terwijl de foto
op de geheugenkaart wordt
opgeslagen, brandt het
toegangslampje. U mag de
geheugenkaart niet uitnemen en de voedingsbron niet verwijderen
of loskoppelen voordat het toegangslampje uit is en de opname
klaar is.
A De ontspanknop
De camera heeft een tweetraps ontspanknop.
De camera stelt scherp
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Als u de foto wilt maken,
drukt u de ontspanknop helemaal in.
Toegangslampje
Stel scherp Maak foto
42
s
A Meter automatisch uit
De sluitertijd en diafragmaweergaves in het bedieningspaneel en de zoeker
schakelen uit als er gedurende zes seconden geen handelingen worden
uitgevoerd. Zo wordt de gebruiksduur van de batterij verlengd.
Druk de
ontspanknop half in om het scherm in de zoeker opnieuw te activeren
(0 41).
De tijdsduur waarna de lichtmeters automatisch worden uitgeschakeld, kan
worden ingesteld via persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch
uit, 0 291).
A De multi-selector
De multi-selector kan worden gebruikt om het
scherpstelpunt te selecteren terwijl de
belichtingmeters ingeschakeld zijn (0 96).
A Weergave camera uit
Als de camera wordt uitgeschakeld met een
batterij en geheugenkaart in de camera, wordt het
pictogram van de geheugenkaart en het
pictogram van het aantal resterende opnamen
weergegeven (bepaalde geheugenkaarten
kunnen in uitzonderlijke gevallen deze informatie
alleen weergeven als de camera ingeschakeld is).
6 sec.
Belichtingsmeters aan Belichtingsmeters uit Belichtingsmeters aan
Multi-selector
Bedieningspaneel
43
s
Foto's bekijken
1 Druk op de K-knop.
Er wordt een foto op de
monitor weergegeven. De
geheugenkaart met de
huidig weergegeven foto
wordt door een pictogram
aangeduid.
2 Bekijk andere foto’s.
Andere foto’s kunnen worden
weergegeven door op 4 of 2 te
drukken. Druk op 1 en 3 om
extra informatie over de
geselecteerde foto weer te geven
(0 222).
Als u de weergave wilt beëindigen en wilt terugkeren naar de
opnamestand, drukt u de ontspanknop half in.
A Controlebeeld
Wanneer Aan is geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu
(0 265), worden foto’s na de opname automatisch in de monitor
weergegeven.
A Zie ook
Zie pagina 221 voor informatie over het kiezen van een
geheugenkaartsleuf.
K-knop
0, 0
1
/
125 F5
.
685
mm
100
100
ND
800
D
S
C
_
0001
.
JP
G
10
/
01
/
2012 10
:
06
:
22
N
N
OR
OR
M
AL
AL
7360x4912
NIKON D800
1
/
12
44
s
Ongewenste foto’s wissen
Ongewenste foto’s kunnen worden verwijderd door op de O (Q)-
knop te drukken. Houd er rekening mee dat eenmaal gewiste foto’s
niet meer kunnen worden hersteld.
1 Geef de foto weer.
Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals
wordt beschreven in “Foto’s bekijken” op
de vorige pagina. De locatie van de huidige
afbeelding wordt met een pictogram in de
linkerhoek onderaan het scherm
weergegeven.
2 Wis de foto.
Druk op de O (Q)-knop. Er
wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven; druk
nogmaals op de O (Q)-
knop om de afbeelding te
wissen en keer terug naar weergave. Druk op K om af te sluiten
zonder de foto te wissen.
A Wissen
Gebruik de optie Wissen in het weergavemenu (0 236) om meerdere
afbeeldingen te wissen of om de geheugenkaart te selecteren waarop de
afbeeldingen worden gewist.
O (Q)-knop
x
45
x
Livebeeldfotografie
Voer de onderstaande stappen uit om foto’s te maken in de stand
livebeeld.
1 Draai de selectieknop voor livebeeld
naar C (livebeeldfotografie).
2 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld
dat zichtbaar is door het objectief, wordt
weergegeven op de cameramonitor. Het
onderwerp is niet langer zichtbaar in de
zoeker.
3 Zet het scherpstelpunt op de juiste plaats.
Plaats het scherpstelpunt op uw onderwerp, zoals beschreven op
pagina 48.
Selectieknop voor
livebeeld
a-knop
46
x
4 Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in of
druk op de
B
-knop om scherp te
stellen.
Het scherpstelpunt knippert groen terwijl de
camera scherpstelt. Als de camera kan scherp
stellen, wordt het scherpstelpunt groen
weergegeven. Als de camera niet kan scherp
stellen, knippert het scherpstelpunt rood
(merk op dat er ook foto’s kunnen worden
gemaakt wanneer het scherpstelpunt rood
knippert. Controleer voor het opnemen eerst
de scherpstelling in de monitor). Belichting kan worden vergrendeld
door op de
A
AE-L/AF-L
-knop (
0 128
) te drukken; scherpstelling blijft
vergrendeld zo lang als de ontspanknop half wordt ingedrukt
.
A Belichtingsvoorbeeld
Tijdens livebeeldfotografie kunt u op J
drukken om de resultaten van sluitertijd,
diafragma en ISO-gevoeligheid op
belichting vooraf te bekijken. Belichting
kan met ±5 LW (0 130) worden aangepast,
ofschoon alleen waarden tussen –3 en
+3 LW worden weergegeven in de
voorbeeldweergave. Merk op dat de uiteindelijke resultaten van
het voorbeeld mogelijk niet nauwkeurig zijn bij het gebruik van
flitslicht, Actieve D-Lighting (0 174), High Dynamic Range (HDR;
0 176) of als bracketing actief is, A (auto) is geselecteerd voor de
Picture Control Contrast parameter (0 166) of p is
geselecteerd voor sluitertijd. Als het onderwerp zeer helder of zeer
donker is, flitsen de belichtingsaanduidingen om te waarschuwen
dat het voorbeeld de belichting mogelijk niet nauwkeurig
weergeeft. Belichtingsvoorbeeld is niet beschikbaar wanneer
A is geselecteerd voor sluitertijd.
B-knop
A AE-L/AF-L-knop
47
x
5 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de
foto te maken. De monitor wordt
uitgeschakeld.
6 Sluit de stand voor livebeeld af.
Druk op de a-knop om de stand voor
livebeeld af te sluiten.
D Autofocus in livebeeld gebruiken
Gebruik een AF-S-objectief. De gewenste resultaten worden mogelijk
niet tot stand gebracht met andere objectieven of teleconverters. Merk
op dat in livebeeld autofocus trager is en de monitor helderder of
donkerder kan worden tijdens het scherpstellen van de camera. Merk
op dat het scherpstelpunt soms groen wordt weergegeven wanneer
de camera niet kan scherpstellen. In de volgende situaties kan de
camera mogelijk niet scherpstellen:
Het onderwerp bevat lijnen die parallel lopen met de lange zijde van
het beeld
Het onderwerp heeft te weinig contrast
Het onderwerp in het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk
verschillende helderheid of het onderwerp bevat spotverlichting of
neonreclame of een andere lichtbron met een wisselende helderheid
Bij tl-verlichting, kwikdamplampen, natriumdamplampen of
vergelijkbare verlichting verschijnen er flikkeringen of banden
Er wordt een (ster)filter of een ander speciaal filter gebruikt
Het onderwerp is kleiner dan het scherpstelpunt
Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige geometrische
patronen (zoals lamellen of een rij ramen van een wolkenkrabber)
Het onderwerp beweegt
48
x
In livebeeld scherpstellen
Draai de selectieknop voor de autofocusstand
naar AF om scherp te stellen met autofocus en
voer de onderstaande stappen uit om autofocus
en AF-veldstanden te selecteren. Zie pagina 55
voor informatie over handmatig scherpstellen.
❚❚ Een scherpstelstand selecteren
De volgende autofocusstanden zijn beschikbaar in livebeeld:
Om een autofocusstand te kiezen, drukt u op de AF-standknop en
draait u aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste stand in de
monitor wordt weergegeven.
Stand Beschrijving
AF-S
Enkelvoudige servo-AF: voor stilstaande onderwerpen. De scherpstelling
vergrendelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
AF-F
Fulltime servo-AF: voor bewegende onderwerpen. Camera stelt
voortdurend scherp totdat de ontspanknop wordt ingedrukt. De
scherpstelling vergrendelt wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
AF-standknop Hoofdinstelschijf Monitor
Selectieknop voor
scherpstelstand
49
x
❚❚ Een AF-veldstand selecteren
De volgende AF-veldstanden kunnen worden geselecteerd in
livebeeld:
Stand Beschrijving
!
Gezichtsprioriteit-AF: Gebruik deze optie voor portretten. De camera
detecteert en stelt automatisch scherp op portretonderwerpen; het
geselecteerde onderwerp wordt aangeduid door een dubbele gele
rand (wanneer de camera meerdere gezichten – maximum 35 -
detecteert, stelt de camera scherp op het dichtstbijzijnde onderwerp;
gebruik de multi-selector om een ander onderwerp te selecteren). Als
de camera het onderwerp niet langer kan detecteren (omdat
bijvoorbeeld het onderwerp zijn/haar gezicht heeft afgewend van de
camera), wordt de rand niet langer weergegeven.
5
Breedveld-AF: Gebruik deze optie voor uit de hand genomen foto’s van
landschappen en andere onderwerpen die niet als portretten worden
beschouwd. Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt op een
willekeurige plek in het beeld te plaatsen, of druk op de centrale knop
van de multi-selector om het scherpstelpunt in het midden van het
beeld te plaatsen.
6
Normaal veld-AF: Gebruik deze optie om nauwkeurig scherp te stellen op
een geselecteerd punt in het beeld. Gebruik de multi-selector om het
scherpstelpunt op een willekeurige plek in het beeld te plaatsen, of
druk op de centrale knop van de multi-selector om het scherpstelpunt
in het midden van het beeld te plaatsen. Gebruik van een statief wordt
aanbevolen.
&
AF met meevolgende scherpst.: Plaats het scherpstelpunt op uw onderwerp
en druk op de centrale knop van de multi-selector. Het scherpstelpunt
volgt het geselecteerde onderwerp terwijl deze door het beeld
beweegt. Druk nogmaals op de centrale knop van de multi-selector
om het volgen te beëindigen.
50
x
Om een AF-veldstand te kiezen, drukt u op de AF-standknop en draait
u aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste stand in de
monitor wordt weergegeven.
AF-standknop Secundaire
instelschijf
Monitor
D Onderwerp volgen
De camera is mogelijk niet in staat onderwerpen te volgen als deze snel
bewegen, het beeld verlaten of worden belemmerd door andere objecten,
zichtbaar veranderen in grootte, kleur of helderheid, of te klein, te groot, te
helder, te donker zijn of over dezelfde kleur beschikken als de achtergrond.
51
x
Het livebeeldscherm: livebeeldfotografie
Item Beschrijving 0
q
Resterende tijd
De resterende tijd voordat livebeeld
automatisch stopt. Wordt
weergegeven als de opname in
30 seconden of minder wordt
beëindigd.
56, 57
w
Monitorkleuraanduiding
Wordt weergegeven wanneer de
monitorkleur verschilt van de kleur die
wordt geproduceerd door de huidige
witbalansinstelling.
52
e
Autofocusstand De huidige autofocusstand. 48
r
AF-veldstand De huidige AF-veldstand. 49
t
Scherpstelpunt
Het huidige scherpstelpunt. De
weergave wisselt met de optie die
werd geselecteerd voor de AF-
veldstand.
49
y
Monitorhelderheidsaanduiding
Een aanduiding voor de
monitorhelderheid.
53
u
Gids
Een gids voor de beschikbare opties
tijdens livebeeldfotografie.
52, 53
t
y
u
w
q
r
e
52
x
❚❚ Monitorkleur aanpassen
Als de flitsverlichting wordt gebruikt met Flitslicht of Handmatige
voorinstelling witbalans (0 145), kunnen de kleuren in de monitor
verschillen van de kleuren in de definitieve foto. De monitorkleur kan
worden aangepast om de effecten van omgevingslicht te
verminderen op de weergave in de monitor tijdens
livebeeldfotografie, bijvoorbeeld bij het gebruik van een flitser.
1 Markeer de
monitorkleuraanduiding.
Houd W ingedrukt en druk op 4 of 2
om de monitorkleuraanduiding aan de
linkerzijde van de weergave te
markeren.
2 Pas de monitorkleur aan.
Houd de W-knop ingedrukt en draai gelijktijdig aan
de hoofdinstelschijf om de monitorkleur aan te
passen (selecteer -- om de kleur van de definitieve
foto in de monitor te bekijken; als er een andere optie is
geselecteerd, verschilt de kleur die te zien is in de monitor tijdens
livebeeldfotografie van de kleur die in de definitieve afbeelding
te zien is). De monitorkleur wordt teruggezet zodra de camera
wordt uitgeschakeld.
A Moniteurkleur oproepen
Houd de U-knop ingedrukt terwijl a wordt ingedrukt om de recentst
geselecteerde kleur te herstellen bij het starten van livebeeld.
A Een Picture Control selecteren
Door op L (Z/Q) te drukken
tijdens livebeeld wordt een lijst
met Picture Controls
weergegeven. Markeer de
gewenste Picture Control en druk
op 2 om de instellingen voor
Picture Control (0 163) aan te
passen.
W-knop
L (Z/Q)-knop
53
x
❚❚ De monitorhelderheid aanpassen
De monitorhelderheid kan volgens de onderstaande beschrijving
worden aangepast. Merk op dat aanpassing van de helderheid niet
beschikbaar is tijdens belichtingsvoorbeeld.
1 Markeer de
monitorhelderheidsaanduiding.
Houd W ingedrukt en druk op 4 of 2
om de monitorhelderheidsaanduiding
aan de rechterzijde van de weergave te
markeren.
2 De monitorhelderheid aanpassen.
Houd de W-knop ingedrukt en druk op
1 of 3 om de monitorhelderheid aan te
passen (merk op dat de monitorhelderheid geen invloed heeft op
foto’s die met de camera worden gemaakt). Als A (automatisch)
wordt geselecteerd en de monitor is ingeschakeld, past de
camera automatisch de helderheid en kleur aan in reactie op de
omgevingslichtomstandigheden zoals gemeten door de
omgevingslichtsensor (0 5).
W-knop
54
x
Het informatiescherm: livebeeldfotografie
Druk op de R-knop om aanduidingen in de monitor te verbergen of
weer te geven tijdens livebeeldfotografie.
Virtuele horizon
(0 337) Informatie aan Informatie uit
Histogram
(alleen
belichtings-
voorbeeld;
0 46)
Hulpsjablonen
55
x
Handmatige scherpstelling
Draai aan de scherpstelring totdat het
onderwerp scherp is om scherp te stellen in
handmatige scherpstelstand (0 101).
Druk op de X-knop om het beeld in de
monitor maximaal 23 × te vergroten voor
nauwkeurige scherpstelling. Wanneer u
inzoomt op het beeld dat door het objectief
te zien is, wordt rechtsonder in een grijs frame
op de monitor een navigatievenster
weergegeven. Gebruik de multi-selector om
naar delen van het beeld te gaan die niet op
de monitor te zien zijn (alleen beschikbaar
wanneer breedveld-AF of normaal veld-AF is
geselecteerd voor AF-veldstand), of druk op
W om uit te zoomen.
A Objectieven zonder CPU
Zorg ervoor dat bij het gebruik van objectieven zonder CPU de
brandpuntsafstand en maximaal diafragma worden ingevoerd met behulp
van de optie Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 212).
Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de
belichtingsstanden g en h (0 117); het diafragma kan worden aangepast
met de diafragmaring van het objectief.
A Belichting
Afhankelijk van het onderwerp kan de belichting verschillen van de
belichting die zou zijn verkregen wanneer livebeeld niet wordt gebruikt.
Lichtmeting in livebeeld wordt aangepast voor livebeeldweergave en
worden er foto's geproduceerd waarvan de belichting sterk
overeenkomt met hetgeen er zichtbaar is in de monitor.
X-knop
Navigatievenster
56
x
D Opnemen in de stand voor livebeeld
Sluit de oculairsluiter van de zoeker (0 106) om te voorkomen dat licht dat
via de zoeker binnenvalt van invloed is op de belichting.
Hoewel ze op de foto uiteindelijk niet verschijnen, kunnen flikkeringen,
banden of vertekeningen zichtbaar zijn in de monitor onder TL-licht,
kwikdamplampen of natriumdamplampen, of wanneer de camera
horizontaal wordt bewogen of een voorwerp met hoge snelheid door het
beeld beweegt (flikkeringen en banden kunnen worden verminderd met
behulp van Flikkerreductie; 0 329). Felle lichtbronnen kunnen nabeelden
veroorzaken in de monitor wanneer de camera wordt bewogen. Er kunnen
ook heldere vlekken verschijnen. Richt de camera niet naar de zon of andere
sterke lichtbronnen tijdens het maken van foto’s in de stand voor livebeeld.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de
interne schakelingen van de camera tot gevolg hebben.
Livebeeld eindigt automatisch wanneer het objectief wordt verwijderd.
Livebeeld wordt mogelijk automatisch beëindigd om schade aan de interne
schakelingen te voorkomen; sluit livebeeld af wanneer de camera niet in
gebruik is. Merk op dat de temperatuur van interne schakelingen kan
stijgen en kan er in de volgende gevallen ruis (heldere vlekken, willekeurig
verdeelde heldere pixels of waas) te zien zijn (de camera kan ook voelbaar
warm worden, maar dit duidt niet op een storing):
De omgevingstemperatuur is hoog
De camera is voor langere perioden in livebeeld gebruikt of om films op te
nemen
De camera is voor langere perioden in continu ontspanstand gebruikt
Als livebeeld niet start wanneer u op de a-knop drukt, dient u te wachten
totdat de interne schakelingen zijn afgekoeld en probeer het vervolgens
opnieuw.
Filmopname is niet beschikbaar tijdens livebeeldfotografie. Selecteer
filmlivebeeld (0 59) om films op te nemen.
57
x
D De tellerweergave
Dertig seconden voordat livebeeld automatisch eindigt wordt een teller
weergegeven (0 51; de timer wordt rood als livebeeld op het punt staat te
eindigen om de interne schakelingen te beschermen of als er een andere
optie dan Geen limiet is geselecteerd voor persoonlijke instelling c4—
Monitor uit; 0 292—5 seconden voordat de monitor automatisch wordt
uitgeschakeld). Afhankelijk van de opnameomstandigheden wordt de timer
soms onmiddellijk weergegeven nadat de stand voor livebeeld is
geselecteerd. Merk op dat ondanks het niet verschijnen van de teller tijdens
het afspelen, livebeeld alsnog automatisch zal eindigen wanneer de timer
afloopt.
A HDMI
Als de camera is aangesloten op een HDMI-
videoapparaat tijdens livebeeldfotografie,
blijft de cameramonitor ingeschakeld en
wordt het beeld dat door het objectief te
zien is op het videoapparaat weergegeven
(zie rechts). Druk op de R-knop om de
histogramweergave tijdens
belichtingsvoorbeeld (0 46) in- of uit te
schakelen.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f2 (Centrale knop multi-selector, 0 309) voor
informatie over de te kiezen functie voor de centrale knop van de multi-
selector.
58
x
y
59
y
Filmlivebeeld
Films kunnen in livebeeld worden opgenomen.
1 Draai de selectieknop voor livebeeld
naar 1 (filmlivebeeld).
2 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld
dat zichtbaar is door het objectief wordt
weergegeven op de cameramonitor,
gemodificeerd voor de effecten van
belichting. Het onderwerp is niet langer
zichtbaar in de zoeker.
3 Kies een scherpstelstand.
Kies een scherpstelstand zoals beschreven
in “Een scherpstelstand selecteren“ (0 48).
D Het 0-pictogram
Een 0-pictogram (0 64) geeft aan dat u geen films kunt opnemen.
A Voordat u gaat opnemen
Kies een kleurruimte (0 274) en Picture Control (0 163) voordat u
opneemt. Door op de U-knop te drukken en aan de hoofdinstelschijf
(0 145) te draaien, kan witbalans op elk willekeurig moment worden
ingesteld.
Selectieknop voor
livebeeld
a-knop
60
y
4 Kies een AF-veldstand.
Kies een AF-veldstand zoals beschreven in
“Een AF-veldstand selecteren“ (0 49).
5 Stel scherp.
Kadreer de openingsopname en stel scherp
zoals beschreven in stap 3 en 4 op pagina
45–46 (zie pagina 47 voor meer informatie
over scherpstellen in filmlivebeeld). Merk
op dat het aantal te detecteren
onderwerpen in gezichtsprioriteit-AF
afneemt in filmlivebeeld.
A Belichtingsstand
De volgende instellingen kunnen in filmlivebeeld worden aangepast:
Diafragma Sluitertijd
ISO-
gevoeligheid
Belichtingscorrectie
e, f ——
g ——
h ✔✔
In de belichtingsstand
h
kan ISO-gevoeligheid worden ingesteld op
waarden tussen 100 en Hi 2,0 en sluitertijd op waarden tussen
1
/
25
sec.
en
1
/
8.000
sec. (de langst beschikbare sluitertijd wisselt met de
beeldsnelheid;
0
70). In andere belichtingsstanden worden sluitertijd
en ISO-gevoeligheid automatisch aangepast. Als het onderwerp wordt
over- of onderbelicht in de stand
e
of
f
, beëindig livebeeld en begin
filmlivebeeld opnieuw of selecteer belichting
g
en pas het diafragma
aan.
B-knop
61
y
6 Start opnemen.
Druk op de filmopnameknop om het
opnemen te starten. Een
opnameaanduiding en de beschikbare
tijd worden weergegeven op de monitor.
De belichting wordt met behulp van
matrixmeting ingesteld en kan worden
vergrendeld door de A AE-L/AF-L-knop
(0 128) in te drukken of worden met
behulp van belichtingscorrectie (0 130)
gewijzigd tot maximaal ±3 LW. In de
autofocusstand kan de camera opnieuw
worden scherpgesteld door de B-knop
in te drukken.
A Audio
De camera kan zowel video als geluid opnemen; dek de microfoon op
de voorkant van de camera niet af tijdens de filmopname. Merk op dat
de ingebouwde microfoon mogelijk geluiden van het objectief
opneemt tijdens autofocus, vibratiereductie of bij wijzigingen aan het
diafragma.
A Zie ook
Beeldformaat, microfoongevoeligheid en opties voor de kaartsleuf zijn
beschikbaar in het menu Filminstellingen (0 70). Scherpstelling kan
handmatig worden aangepast, zoals beschreven op pagina 55. De
functies voor de centrale knop van de multi-selector, de Fn-knop,
voorbeeldknop scherptediepte en de A AE-L/AF-L-knop kunnen worden
geselecteerd met behulp van de persoonlijke instelling f2 (Centrale
knop multi-selector; 0 309), g1 (Fn-knop toewijzen; 0 321),
g2 (Voorbeeldknop toewijzen; 0 322) en g3 (AE-L/AF-L-knop
toewijzen, 0 323; met deze knop kunt u de belichting vergrendelen
zonder de A AE-L/AF-L-knop ingedrukt te houden). Persoonlijke
instelling g4 (Ontspanknop toewijzen; 0 324) regelt of de
ontspanknop kan worden gebruikt om filmlivebeeld te starten of om
filmopname te starten en te eindigen.
Filmopnameknop
Opnameaanduiding
Resterende tijd
62
y
7 Beëindig de opname.
Druk nogmaals op de filmopnameknop om
het opnemen te beëindigen. De opname
wordt automatisch beëindigd wanneer de
maximale lengte is bereikt of wanneer de
geheugenkaart vol is.
A Maximale lengte
De maximumlengte voor individuele filmbestanden is 4 GB (voor
maximum opnametijden, zie pagina 70); merk op dat afhankelijk van
de schrijfsnelheid van de geheugenkaart, de opname kan eindigen
voordat deze lengte is bereikt (0 434).
A Foto’s maken
Druk de ontspanknop helemaal in om een foto te maken terwijl de
opname aan de gang is. De opname eindigt (de tot op dat punt
opgenomen filmopnamen worden opgeslagen) en de camera keert
terug naar livebeeld. De foto wordt bij de huidige beeldveldinstelling
opgenomen, waarbij een uitsnede met een beeldverhouding van 16 : 9
wordt gebruikt. Merk op dat de belichting voor foto’s niet als
voorbeeld kan worden bekeken tijdens filmlivebeeld; stand e, f of g
wordt aanbevolen, maar nauwkeurige resultaten kunnen in stand h
worden verkregen door de belichting tijdens livebeeldfotografie
(0 45) aan te passen en draai vervolgens de selectieknop voor
livebeeld naar 1 en controleer het beeldveld. Belichtingscorrectie voor
de foto kan worden ingesteld op waarden tussen –5 en +5 LW, maar
alleen waarden tussen –3 en +3 kunnen als voorbeeld in de monitor
(0 130) worden bekeken.
D De tellerweergave
Dertig seconden voordat de filmopname automatisch eindigt wordt
een teller weergegeven (0 51). Afhankelijk van de
opnameomstandigheden wordt de timer soms onmiddellijk
weergegeven nadat de filmopname is begonnen. Merk op dat
ongeacht de hoeveelheid op te nemen beschikbare tijd, livebeeld
alsnog automatisch zal eindigen wanneer de timer afloopt. Wacht
totdat alle interne schakelingen zijn afgekoeld voordat het opnemen
van een film wordt hervat.
63
y
8 Sluit de stand voor livebeeld af.
Druk op de a-knop om de stand voor
livebeeld af te sluiten.
Indices
Als Indexmarkering is geselecteerd voor
persoonlijke instelling g2 (Voorbeeldknop
toewijzen, 0 322), kunt u tijdens het opnemen
op de voorbeeldknop voor scherptediepte
drukken om indices toe te voegen die kunnen
worden gebruikt om de positie van beelden te
bepalen tijdens het bewerken en weergeven
(0 73). Maximaal 20 indices kunnen aan elke
film worden toegevoegd.
Voorbeeldknop
scherptediepte
Inde
x
64
y
Het livebeeldscherm: filmlivebeeld
Item Beschrijving 0
q
Pictogram “Geen film”
Geeft aan dat u geen films kunt
opnemen.
59
w
Volume hoofdtelefoon
Volume van audio-uitvoer naar de
hoofdtelefoon.
65
e
Microfoongevoeligheid
Microfoongevoeligheid voor
filmopname.
65
r
Geluidsniveau
Geluidsniveau voor audio-opname.
Wordt in rood weergegeven als het
niveau te hoog is; pas de
microfoongevoeligheid
dienovereenkomstig aan. De
aanduidingen voor het kanaal links (L)
en rechts (R) verschijnen wanneer er
een optionele ME-1 of andere
stereomicrofoon wordt gebruikt.
65
t
Resterende tijd (filmlivebeeld)
De beschikbare opnametijd voor
films.
61
y
Beeldformaat voor films Het beeldformaat voor filmopname. 70
u
Monitorhelderheidsaanduiding
Een aanduiding voor de
monitorhelderheid.
65
i
Gids
Een gids voor de beschikbare opties
tijdens filmlivebeeld.
65
q
w
e
r
y
t
u
i
65
y
❚❚ Instellingen in het livebeeldscherm aanpassen
Microfoongevoeligheid, volume voor de hoofdtelefoon en
monitorhelderheid kunnen volgens de onderstaande beschrijving
worden aangepast. Merk op dat de microfoongevoeligheid en
volume voor de hoofdtelefoon niet kunnen worden aangepast tijdens
het opnemen en dat de helderheid alleen invloed heeft op de monitor
(0 53); met de camera opgenomen films blijven ongewijzigd.
1 Markeer een instelling.
Houd W ingedrukt en druk op 4 of 2
om de aanduiding voor de gewenste
instelling te markeren.
2 Pas de gemarkeerde instelling aan.
Houd de W-knop ingedrukt en druk op
1 of 3 om de gemarkeerde instelling
aan te passen.
A Een externe microfoon gebruiken
De optionele ME-1 stereomicrofoon kan worden gebruikt om geluid in
stereo op te nemen of om te voorkomen dat door autofocus veroorzaakt
objectiefgeluid wordt opgenomen.
A Hoofdtelefoon
Er kunnen ook hoofdtelefoons van andere merken worden gebruikt. Merk
op dat hoge geluidsniveaus kunnen resulteren in harde geluiden;
bijzondere aandacht is vereist bij het gebruik van een hoofdtelefoon.
W-knop
66
y
Het informatiescherm: filmlivebeeld
Druk op de R-knop om aanduidingen in de monitor te verbergen of
weer te geven tijdens filmlivebeeld.
Virtuele horizon
(0 337) Informatie aan Informatie uit
Histogram
Hulpsjablonen
D Foto-opname-informatie
Als Foto-opname-informatie bekijken is geselecteerd voor persoonlijke
instelling g1 (Fn-knop toewijzen, 0 321), g2 (Voorbeeldknop toewijzen,
0 322) of g3 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 323), dan wordt door het
indrukken van de geselecteerde knop informatie weergegeven over
sluitertijd, diafragma en andere foto-instellingen in plaats van filmopname-
informatie. Druk opnieuw op de knop om naar het filmopnamescherm
terug te keren.
Filmopnamescherm Foto-opname-
informatie
67
y
Beeldveld
Ongeacht de optie die is geselecteerd voor Beeldveld in het
opnamemenu (0 79), hebben alle in filmlivebeeld (0 59)
opgenomen films en foto’s een beeldverhouding van 16 : 9.
Afbeeldingen die zijn opgenomen met Aan geselecteerd voor
Beeldveld > Automatische DX-uitsnede met een bevestigd DX-
objectief, gebruiken een DX-gebaseerd filmformaat, net als
afbeeldingen die zijn opgenomen met DX (24×16) 1.5× geselecteerd
voor Beeldveld > Kies beeldveld. Andere afbeeldingen gebruiken
een FX-gebaseerd filmformaat. Er wordt een a-pictogram
weergegeven wanneer het DX-gebaseerde filmformaat is
geselecteerd.
Weergave FX-formaat
(35,9 × 24) (0 80)
Weergave DX-formaat
(23,4 × 15,6) (0 80)
FX-gebaseerd (film) formaat
(32,8 × 18,4)
DX-gebaseerd (film) formaat
(23,4 × 13,2)
A HDMI
Als de camera wordt verbonden met een
HDMI-apparaat (0 57), wordt het beeld dat
door het objectief te zien is zowel in de
cameramonitor als op het HDMI-apparaat
weergegeven. De aanduidingen die in het
HDMI-apparaat verschijnen tijdens
filmopname worden rechts weergegeven.
Geluidsniveau, virtuele horizon of histogram worden niet door de camera
weergegeven; aanduidingen in de monitor en op het HDMI-apparaat
kunnen niet worden verborgen of worden weergegeven met behulp van de
R-knop.
68
y
A Foto's in filmlivebeeld
De volgende tabel toont het formaat van foto’s die zijn gemaakt in
filmlivebeeld:
Beeldveld Optie Formaat (pixels) Afdrukformaat (cm)
*
FX-gebaseerd
formaat
L 6.720 × 3.776 56,9 × 32,0
M 5.040 × 2.832 42,7 × 24,0
S 3.360 × 1.888 28,4 × 16,0
DX-gebaseerd
formaat
L 4.800 × 2.704 40,6 × 22,9
M 3.600 × 2.024 30,5 × 17,1
S 2.400 × 1.352 20,3 × 11,4
* Globaal formaat bij een afdruk van 300 dpi. Afdrukformaat in inches is gelijk
aan beeldformaat in pixels gedeeld door printerresolutie in dots per inch (dpi;
1 inch = circa 2,54 cm).
Beeldkwaliteit wordt bepaald door de optie die is geselecteerd voor
Beeldkwaliteit in het opnamemenu (0 84).
69
y
A Afstandsbedieningkabels
Als Film opnemen is geselecteerd voor persoonlijke instelling g4
(Ontspanknop toewijzen, 0 324), dan kunnen de ontspanknoppen op de
optionele afstandsbedieningkabels (0 389) worden gebruikt om
filmlivebeeld te starten en de filmopname te beëindigen.
D Films opnemen
Flikkeringen, banden of vertekeningen kunnen in de monitor en in de
uiteindelijke film onder fluorescerende lampen of lampen met kwikdamp of
natrium zichtbaar zijn, of wanneer de camera horizontaal wordt bewogen
of een voorwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt (flikkeringen
en banden kunnen worden verminderd met behulp van Flikkerreductie;
0 329). Felle lichtbronnen kunnen nabeelden veroorzaken wanneer de
camera wordt bewogen. Er kunnen ook gekartelde randen, valse kleuren,
moiré en heldere vlekken zichtbaar zijn. Er kunnen heldere banden
bovenaan en onderaan het beeld verschijnen indien het onderwerp kort
door een strobe of andere heldere, kortstondige lichtbron wordt verlicht.
Richt de camera niet naar de zon of andere sterke lichtbronnen tijdens het
opnemen van films. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel
kan schade aan de interne schakelingen van de camera tot gevolg hebben.
Er kan geen flitslicht worden gebruikt tijdens filmlivebeeld.
De opname eindigt automatisch wanneer het objectief wordt verwijderd.
Livebeeld wordt mogelijk automatisch beëindigd om schade aan de interne
schakelingen te voorkomen; sluit livebeeld af wanneer de camera niet in
gebruik is. Merk op dat de temperatuur van interne schakelingen kan
stijgen en kan er in de volgende gevallen ruis (heldere vlekken, willekeurig
verdeelde heldere pixels of waas) te zien zijn (de camera kan ook voelbaar
warm worden, maar dit duidt niet op een storing):
De omgevingstemperatuur is hoog
De camera is voor langere perioden in livebeeld gebruikt of om films op te
nemen
De camera is voor langere perioden in continu ontspanstand gebruikt
Als livebeeld niet start wanneer u op de a-knop drukt, dient u te wachten
totdat de interne schakelingen zijn afgekoeld en probeer het vervolgens
opnieuw.
70
y
Filminstellingen
Gebruik de optie Filminstellingen in het opnamemenu om de
volgende instellingen aan te passen.
Beeldformaat/beeldsnelheid, Filmkwaliteit: kies uit de volgende opties:
Microfoon: schakel de ingebouwde of optionele
ME-1-stereomicrofoon in of uit of pas de
microfoongevoeligheid aan. Kies
Automatische gevoeligheid om de
gevoeligheid automatisch aan te passen,
Microfoon uit om de geluidsopname uit te
schakelen; selecteer Handmatige
gevoeligheid om de microongevoeligheid
handmatig te selecteren en markeer vervolgens een optie en druk
op J.
Bestemming: kies de sleuf waar films worden
opgenomen. Het menu toont de beschikbare
tijd op elke kaart; de opname eindigt
automatisch zodra er geen tijd resteert. Merk
op dat, ongeacht de geselecteerde optie,
foto’s naar de kaart in de eerste sleuf (0 89)
worden opgenomen.
Maximale bitsnelheid (Mbps)
Maximale lengteOptie
1
hoge kwaliteit Normaal
1 1920 × 1080; 30 bps
2
24 12
29 min. 59 sec.
2 1920 × 1080; 25 bps
2
24 12
3 1920 × 1080; 24 bps
2
24 12
4 1280 × 720; 60 bps
2
24 12
5 1280 × 720; 50 bps
2
24 12
6 1280 × 720; 30 bps 12 8
7 1280 × 720; 25 bps 12 8
1 Werkelijke snelheid is 29,97 bps voor waarden aangeduid als 30 bps,
23,976 bps voor waarden aangeduid als 24 bps en 59,94 bps voor waarden
aangeduid als 60 bps.
2 De maximumlengte voor Hoge kwaliteit films is 20 minuten.
71
y
1 Selecteer
Filminstellingen.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Filminstellingen in
het opnamemenu en druk op
2.
2 Kies filmopties.
Markeer het gewenste item
en druk op 2 en markeer
vervolgens een optie en druk
op J.
G-knop
72
y
Films bekijken
In schermvullende weergave (0 219) worden films aangeduid door
een 1. Druk op de centrale knop van de multi-selector om weergave
te starten.
De volgende bewerkingen kunnen worden uitgevoerd:
1-pictogram Lengte Huidige positie/totale lengte
Filmvoortgangsbalk Volume
Gids
Functie Knop Beschrijving
Pauze Afspelen pauzeren.
Afspelen
Het afspelen hervatten wanneer de film wordt
gepauzeerd of tijdens achteruit/vooruit.
Achteruit/
vooruit
De snelheid neemt toe
bij elke druk op de
knop, van 2× naar 4× naar 8× naar 16×; houd
deze knop ingedrukt om naar het begin of het
einde van de film (eerste beeld wordt
aangeduid door h in de rechterbovenhoek van
de monitor en het laatste beeld door i) te
gaan. Als het afspelen wordt gepauzeerd, gaat
de film met één beeld tegelijk achteruit of
vooruit; houd deze knop ingedrukt om continu
achteruit of vooruit te gaan.
73
y
Naar vorig/
volgend beeld
bladeren
Gebruik de hoofdinstelschijf om naar de
volgende of vorige index te gaan, of om naar
het laatste of eerste beeld te gaan, indien de
film geen indices bevat (als de film een lengte
van meer dan 30 sec. heeft en u draait aan de
hoofdinstelschijf wanneer het laatste beeld
wordt weergegeven, gaat de film 30 sec. terug).
Volume
aanpassen
X
/W
Druk op X om het volume te verhogen en op
W om het te verlagen.
Film bijsnijden J Zie pagina 74 voor meer informatie.
Afsluiten
/K
Terug naar schermvullende weergave.
Terugkeren
naar de
opnamestand
Druk de ontspanknop half in om terug te keren
naar de opnamestand.
Menu’s
weergeven
G Zie pagina 259 voor meer informatie.
A Het p-pictogram
Films met indices (0 63) worden aangeduid door
een p-pictogram in schermvullende weergave.
A Het 2-pictogram
2 wordt schermvullend en in filmweergave
weergegeven indien de film zonder geluid werd
opgenomen.
Functie Knop Beschrijving
74
y
Films bewerken
Snijd filmopnamen bij om bewerkte filmkopieën te maken of sla de
geselecteerde beelden als JPEG-foto’s op.
Films bijsnijden
Om bijgesneden filmkopieën te maken:
1 Geef een film
schermvullend weer.
Druk op de K-knop om
foto’s schermvullend in de
monitor weer te geven en
druk op 4 en 2 om door de
foto’s te bladeren totdat de
film die u wenst te bewerken,
wordt weergegeven.
2 Kies een start- of
eindpunt.
Speel de film af zoals
beschreven op pagina 72.
Druk op de centrale knop van
de multi-selector om het
afspelen te starten en te
hervatten en 3 om te pauzeren, of draai aan de hoofdinstelschijf
om naar een index te gaan. Uw geschatte positie in de film kunt u
te weten komen met behulp van de filmvoortgangsbalk.
Optie Beschrijving
9 Kies begin-/eindpunt
Maak een kopie waarvan de filmopnamen aan het
begin of het einde zijn verwijderd.
4
Bewaar geselecteerd
beeld
Een geselecteerd beeld als een JPEG-foto opslaan.
K-knop
Filmvoortgangsbalk
75
y
3 Geef de opties voor
filmbewerking weer.
Druk op J om de opties voor
filmbewerking weer te
geven.
4 Selecteer Kies begin-/
eindpunt.
Markeer Kies begin-/
eindpunt en druk op J.
Het dialoogvenster rechts
wordt weergegeven; kies of
het huidige beeld het begin-
of eindpunt van de kopie
wordt en druk op J.
5 Wis beelden.
Als het gewenste beeld
momenteel niet wordt
weergegeven, drukt u op 4
of 2 om vooruit of achteruit
(draai aan de
hoofdinstelschijf om naar
een index te gaan) te gaan. Om de huidige selectie van beginpunt
(w) naar eindpunt (x) om te schakelen of omgekeerd, drukt u op
L (Z/Q).
Zodra u het beginpunt en/of
eindpunt hebt geselecteerd,
drukt u op 1. Alle beelden
voor het geselecteerde
beginpunt en na het geselecteerde eindpunt worden van de
kopie verwijderd.
J-knop
L (Z/Q)-knop
76
y
6 Sla de kopie op.
Markeer een van de
volgende opties en druk op
J:
Opslaan als nieuw bestand: sla
de kopie op als een nieuw bestand.
Bestaand bestand vervangen: vervang het originele filmbestand
voor de bewerkte kopie.
Annuleren: keer terug naar stap 5.
Voorbeeld: bekijk een voorbeeld van de kopie.
Bewerkte kopieën worden aangeduid door een 9-pictogram in
schermvullende weergave.
D Films bijsnijden
Films moeten ten minste twee seconden lang zijn. Als er in de huidige
weergavepositie geen kopie kan worden gemaakt, wordt de huidige positie
in rood in stap 5 weergegeven en wordt er geen kopie gemaakt. De kopie
wordt niet opgeslagen als er onvoldoende ruimte beschikbaar is op de
geheugenkaart.
Kopieën hebben dezelfde aanmaaktijd en -datum als het origineel.
A Het retoucheermenu
Films kunnen tevens met behulp van de optie Film
bewerken in het retoucheermenu (0 341) worden
bewerkt.
77
y
Geselecteerde beelden opslaan
Om een geselecteerd beeld als een JPEG-foto op te slaan:
1 Bekijk de film en kies een
beeld.
Speel de film af zoals
beschreven op pagina 72; uw
geschatte positie in de film
kunt u te weten komen met
behulp van de filmvoortgangsbalk. Pauzeer de film bij het beeld
dat u wenst te kopiëren.
2 Geef de opties voor filmbewerking weer.
Druk op J om de opties voor
filmbewerking weer te
geven.
3 Kies Bewaar
geselecteerd beeld.
Markeer Bewaar
geselecteerd beeld en druk
op J.
4 Maak een foto.
Druk op 1 om een foto van
het huidige beeld te maken.
J-knop
78
y
5 Sla de kopie op.
Markeer Ja en druk op J om
een JPEG-kopie met de
kwaliteit Fijn (0 84) van het
geselecteerde beeld te
maken. Filmbeelden worden
aangegeven door een 9-pictogram in schermvullende weergave.
A Bewaar geselecteerd beeld
JPEG-filmbeelden gemaakt met de optie Bewaar geselecteerd beeld
kunnen niet worden geretoucheerd. Bij JPEG-filmbeelden ontbreekt het
aan bepaalde categorieën foto-informatie (0 222).
d
79
d
Opties voor beeldopname
Kies de beeldverhouding en beeldhoek (beeldveld). Dankzij de
FX-formaat (35,9 × 24 mm) beeldsensor kunt u kiezen uit
beeldhoeken zo groot als die ondersteund worden door
kleinbeeldformaat filmcamera’s, terwijl u automatisch foto’s uitsnijdt
naar de DX-beeldhoek bij het gebruik van DX-formaat objectieven.
Zie pagina 437 voor informatie over het aantal foto’s dat kan worden
opgeslagen bij verschillende beeldveldinstellingen.
❚❚ Automatische DX-uitsnede
Kiezen of automatisch een DX-uitsnede
wordt geselecteerd wanneer een
DX-objectief is bevestigd.
Beeldveld
Optie Beschrijving
Aan
De camera selecteert automatisch DX-uitsnede wanneer een
DX-objectief is bevestigd. Als er een ander objectief is bevestigd,
wordt de uitsnede gebruikt die is geselecteerd voor Kies
beeldveld.
Uit
De uitsnede die is geselecteerd voor Kies beeldveld wordt
gebruikt.
80
d
❚❚ Kies beeldveld
Kies het beeldveld dat wordt gebruikt
wanneer een objectief zonder DX is bevestigd
of als er een DX-objectief is bevestigd met Uit
geselecteerd voor Automatische DX-
uitsnede (0 82).
Optie Beschrijving
c
FX (36×24)
1.0×
(FX-formaat)
Beelden worden in FX-formaat vastgelegd met behulp
van het volledige veld van de beeldsensor
(35,9 × 24,0 mm), waarbij een beeldhoek wordt
geproduceerd die equivalent is aan een NIKKOR-
objectief op een kleinbeeldformaat camera.
Z
1,2× (30×20)
1.2×
Een 30,0 × 19,9 mm veld in het midden van de
beeldsensor wordt gebruikt om foto’s op te nemen.
Vermenigvuldig met 1,2 om de geschatte
brandpuntsafstand te berekenen van het objectief in
kleinbeeldformaat.
a
DX (24×16)
1.5×
(DX-formaat)
Een veld in het midden van de beeldsensor
23,4 × 15,6 mm wordt gebruikt om foto’s in DX-formaat
vast te leggen. Vermenigvuldig met 1,5 om de
geschatte brandpuntsafstand te berekenen van het
objectief in kleinbeeldformaat.
b
5:4 (30×24)
Foto’s worden met een beeldverhouding van 5 : 4
(30,0 × 24,0 mm) vastgelegd.
DX-formaat (24×16)
beeldcirkel
FX-formaat (36×24)
beeldcirkel
FX-formaat
1,2×
5:4
DX-formaat
81
d
A Beeldveld
De geselecteerde optie wordt in het
informatiescherm weergegeven.
A DX-objectieven
DX-objectieven zijn ontworpen voor gebruik met DX-formaat camera’s en
hebben een kleinere beeldhoek dan objectieven voor kleinbeeldformaat
camera's. Als Automatische DX-uitsnede is uitgeschakeld en een andere
optie dan DX (24×16) (DX-formaat) is geselecteerd voor Beeldveld
wanneer een DX-objectief is bevestigd, worden de randen van het beeld
mogelijk verduisterd. Dit is misschien niet zichtbaar in de zoeker, maar
wanneer de beelden worden afgespeeld ziet u mogelijk een afname van de
resolutie of zijn de randen van de foto verduisterd.
A De zoekerweergave
De 1,2×, DX-formaat en 5 : 4 uitsneden worden hieronder getoond; het veld
buiten de uitsnede kan in het grijs worden bekeken wanneer Uit is
geselecteerd voor persoonlijke instelling a5 (Verlichting scherpstelpunt,
0 284).
1,2× DX-formaat
5:4
A Zie ook
Zie pagina 67 voor informatie over de beschikbare uitsneden in filmlivebeeld.
82
d
Beeldveld kan worden ingesteld met behulp van de optie Beeldveld
in het opnamemenu of door op een besturing te drukken en aan een
instelschijf te draaien.
❚❚ Het menu beeldveld
1 Selecteer Beeldveld in
het opnamemenu.
Druk op G om de menu’s
weer te geven. Markeer
Beeldveld in het
opnamemenu (0 268) en
druk op 2.
2 Kies een optie.
Markeer Automatische DX-
uitsnede of Kies beeldveld en
druk op 2.
3 Pas de instellingen aan.
Kies een optie en druk op J.
De geselecteerde uitsnede
wordt in de zoeker (0 81)
weergegeven.
D Automatische DX-uitsnede
De Fn-knop kan niet worden gebruikt om beeldveld te selecteren wanneer
een DX-objectief is bevestigd en Automatische DX-uitsnede ingeschakeld
is.
A Beeldformaat
Het beeldformaat wisselt met de optie die is geselecteerd voor beeldveld.
G-knop
J-knop
83
d
❚❚ Camerabesturingen
1 Wijs een beeldveldselectie toe aan een camerabesturing.
Selecteer Kies beeldveld als de optie “knop + instelschijven”
voor een camerabesturing in het menu persoonlijke instellingen
(0 278). Beeldveldselectie kan worden toegewezen aan de Fn-
knop (persoonlijke instelling f4, Fn-knop toewijzen, 0 311), de
voorbeeldknop voor scherptediepte (persoonlijke instelling f5,
Voorbeeldknop toewijzen, 0 315) of de A AE-L/AF-L-knop
(persoonlijke instelling f6, AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 315).
2 Gebruik de geselecteerde besturing om een beeldveld te
kiezen.
Het beeldveld kan worden
geselecteerd door op de
geselecteerde knop te drukken
en aan de hoofd- of secundaire
instelschijf te draaien totdat de
gewenste uitsnede in de zoeker
(0 81) wordt weergegeven.
De momenteel geselecteerde optie voor
beeldveld kan worden bekeken door op
de knop te drukken die het beeldveld in
het bedieningspaneel, de zoeker of
informatiescherm weergeeft. FX-formaat
wordt weergegeven als “36 – 24”, 1,2 × als
“30 – 20”, DX-formaat als “24 – 16” en 5 : 4
als “30 – 24”.
HoofdinstelschijfFn-knop
84
d
Beeldkwaliteit
De D800 ondersteunt de volgende opties voor beeldkwaliteit. Zie
pagina 436 voor informatie over het aantal foto’s dat kan worden
opgeslagen bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit en
beeldformaat.
Optie Bestandstype Beschrijving
NEF (RAW) NEF
RAW-gegevens van de beeldsensor worden
rechtstreeks op de geheugenkaart in Nikon
Electronic Format (NEF) opgeslagen. Instellingen
zoals witbalans en contrast kunnen na de
opname worden aangepast op een computer.
TIFF (RGB) TIFF (RGB)
Leg ongecomprimeerde TIFF-RGB-beelden vast
bij een bitdiepte van 8 bits per kanaal (24-bits
kleuren).
TIFF wordt ondersteund door een breed
scala aan beeldbewerkingstoepassingen.
JPEG Fijn
JPEG
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een
compressieverhouding van ongeveer 1:4
(beeldkwaliteit Fijn).
*
JPEG
Normaal
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een
compressieverhouding van ongeveer 1:8
(beeldkwaliteit Normaal).
*
JPEG Basis
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een
compressieverhouding van ongeveer 1:16
(beeldkwaliteit Basis).
*
NEF (RAW) +
JPEG Fijn
NEF/JPEG
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF
(RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met de
kwaliteit Fijn.
NEF (RAW) +
JPEG
Normaal
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF
(RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met de
kwaliteit Normaal.
NEF (RAW) +
JPEG Basis
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF
(RAW)-afbeelding en één JPEG-afbeelding met de
kwaliteit Basis.
* Vaste grootte geselecteerd voor JPEG-compressie.
85
d
Druk op de T-knop om de
beeldkwaliteit in te stellen en draai
aan de hoofdinstelschijf totdat de
gewenste instelling in het
bedieningspaneel wordt
weergegeven.
A NEF (RAW)-afbeeldingen
NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen op de camera worden bekeken of met
software zoals Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 390) of ViewNX 2
(beschikbaar op de meegeleverde ViewNX 2 installatie-cd). JPEG-
kopieën van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden gecreëerd met
behulp van de optie NEF (RAW)-verwerking in het retoucheermenu
(0 353).
A NEF+JPEG
Als foto’s, die zijn gemaakt met de instellingen van NEF (RAW) + JPEG, op
de camera worden bekeken met slechts één geplaatste geheugenkaart,
wordt alleen de JPEG-afbeelding weergegeven. Als beide kopieën op
dezelfde kaart zijn vastgelegd, worden beide kopieën gewist zodra de
foto wordt verwijderd. Als de JPEG-kopie op een afzonderlijke
geheugenkaart is vastgelegd met behulp van de optie Functie tweede
sleuf > RAW eerste, JPEG tweede, zal het wissen van de JPEG-kopie
niet de NEF (RAW)-afbeelding wissen.
A Het menu beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit kan tevens worden aangepast met
behulp van de optie Beeldkwaliteit in het
opnamemenu (0 268).
T-knop Hoofdinstelschijf
Bedieningspaneel
86
d
De volgende opties zijn toegankelijk
vanuit het opnamemenu. Druk op
de
G
-knop om de menu’s weer te
geven, markeer de gewenste optie
en druk op
2
.
❚❚ JPEG-compressie
Kies het compressietype voor JPEG-afbeeldingen.
❚❚ NEF (RAW)-opname > Type
Kies het compressietype voor NEF (RAW)-afbeeldingen.
❚❚ NEF (RAW)-opname > NEF (RAW)-bitdiepte
Kies een bitdiepte voor NEF (RAW)-afbeeldingen.
Optie Beschrijving
O
Vaste grootte
Beelden worden gecomprimeerd om relatief gelijke
bestandsgroottes te produceren.
P
Optimale
kwaliteit
Optimale beeldkwaliteit.
De bestandsgrootte wisselt
met de opgenomen scène.
Optie Beschrijving
N
Compressie zonder
verlies
NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met
behulp van een omkeerbaar algoritme, waarbij
de bestandsgrootte ongeveer 20–40% wordt
verkleind zonder dat dit invloed heeft op de
beeldkwaliteit.
O Gecomprimeerd
NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met
behulp van een niet-omkeerbaar algoritme,
waarbij de bestandsgrootte ongeveer 35–55%
wordt verkleind, wat bijna geen invloed heeft op
de beeldkwaliteit.
Ongecomprimeerd NEF-afbeeldingen worden niet gecomprimeerd.
Optie Beschrijving
q 12-bits
NEF (RAW)-afbeeldingen worden vastgelegd bij een
bitdiepte van 12 bits.
r 14-bits
NEF (RAW)-afbeeldingen worden vastgelegd bij een bitdiepte
van 14 bits, waarbij grotere bestanden worden geproduceerd
dan die met een bitdiepte van 12 bits, maar waarbij de
opgenomen kleurgegevens worden vermeerderd.
G-knop
87
d
Beeldformaat
Het beeldformaat wordt in pixels gemeten. Kies uit Groot, Middel of
Klein (merk op dat het beeldformaat varieert afhankelijk van de
geselecteerde optie voor Beeldveld, 0 79):
Druk op de T-knop om de
beeldkwaliteit in te stellen en draai
aan de secundaire instelschijf totdat
de gewenste optie in het
bedieningspaneel wordt
weergegeven.
Beeldveld Optie Formaat (pixels) Afdrukformaat (cm)
*
FX (36×24) 1.0×
(FX-formaat)
L 7.360 × 4.912 62,3 × 41,6
M 5.520 × 3.680 46,7 × 31,2
S 3.680 × 2.456 31,2 × 20,8
1,2× (30×20) 1.2×
L 6.144 × 4.080 52,0 × 34,5
M 4.608 × 3.056 39,0 × 25,9
S 3.072 × 2.040 26,0 × 17,3
DX (24×16) 1.5×
(DX-formaat)
L 4.800 × 3.200 40,6 × 27,1
M 3.600 × 2.400 30,5 × 20,3
S 2.400 × 1.600 20,3 × 13,5
5:4 (30×24)
L 6.144 × 4.912 52,0 × 41,6
M 4.608 × 3.680 39,0 × 31,2
S 3.072 × 2.456 26,0 × 20,8
* Globaal formaat bij een afdruk van 300 dpi. Afdrukformaat in inches is gelijk aan
beeldformaat in pixels gedeeld door printerresolutie in dots per inch (dpi;
1 inch = circa 2,54 cm).
T-knop Secundaire
instelschij
f
Bedieningspaneel
88
d
A NEF (RAW)-afbeeldingen
Merk op dat de geselecteerde optie voor beeldformaat niet van invloed is
op het formaat van NEF (RAW)-afbeeldingen.
Indien de afbeeldingen
worden geopend in software zoals ViewNX 2 (meegeleverd) of
Capture NX 2 (los verkrijgbaar), dan hebben NEF (RAW)-afbeeldingen de
afmetingen die zijn gegeven voor grote (L-formaat) afbeeldingen in de
tabel op de vorige pagina.
A Het menu beeldformaat
Het beeldformaat kan tevens worden aangepast
met behulp van de optie Beeldformaat in het
opnamemenu (0 268).
89
d
Twee geheugenkaarten
gebruiken
Wanneer er twee geheugenkaarten in de camera zijn geplaatst, kunt u
één kaart als eerste kaart kiezen met behulp van het item Eerste sleuf
selecteren in het opnamemenu. Selecteer SD-kaartsleuf om de kaart
in de SD-kaartsleuf als de eerste kaart aan te wijzen, CF-kaartsleuf om
de CompactFlash-kaart te kiezen. De functies van de eerste en tweede
kaart kunnen worden gekozen met behulp van de optie Functie
tweede sleuf in het opnamemenu. Kies uit Overloop (de tweede
kaart wordt alleen gebruikt wanneer de eerste kaart vol is), Back-up
(elke foto wordt zowel op de eerste als tweede kaart vastgelegd) en
RAW eerste, JPEG tweede (zoals voor Back-up, behalve dat de NEF/
RAW-kopieën van foto’s die zijn vastgelegd met de instellingen van
NEF/RAW + JPEG alleen op de eerste kaart worden vastgelegd en
JPEG-kopieën alleen op de tweede kaart worden vastgelegd).
D “Back-up” en “RAW eerste, JPEG tweede”
De camera toont het aantal resterende opnamen op de kaart met de minste
hoeveelheid geheugen. De ontspanstand wordt uitgeschakeld wanneer de
kaart vol is.
A Films opnemen
Als er twee geheugenkaarten in de camera zijn geplaatst, kan de sleuf, die
wordt gebruikt voor het opnemen van films, worden geselecteerd voor het
gebruik van de optie Filminstellingen > Bestemming in het opnamemenu
(0 70).
90
d
N
91
N
Scherpstelling
Deze sectie beschrijft de opties die bepalen hoe u de camera
scherpstelt wanneer foto’s in de zoeker zijn gekadreerd.
Scherpstelling kan automatisch (zie hieronder) of handmatig worden
aangepast (0 101). De gebruiker kan ook het scherpstelpunt voor
automatisch of handmatig scherpstellen (0 96) selecteren of
scherpstellen met behulp van de scherpstelvergrendeling om de
compositie van een foto na het scherpstellen te wijzigen (0 98).
Draai aan de selectieknop voor de
scherpstelstand om AF te gebruiken voor
autofocus.
Autofocusstand
Kies uit de volgende autofocusstanden:
Autofocus
Stand Beschrijving
AF-S
Enkelvoudige servo-AF: voor stilstaande onderwerpen. De scherpstelling
wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Bij
de standaardinstellingen kan de sluiter alleen worden ontspannen
wanneer de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven
(focusprioriteit; 0 282).
AF-C
Continu servo-AF: voor bewegende onderwerpen. De camera stelt
continu scherp terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt. Als het
onderwerp beweegt, schakelt de camera anticiperende scherpstelling
(0 92) in om de uiteindelijke afstand tot het onderwerp in te schatten
en past, indien noodzakelijk, de scherpstelling aan. Bij de
standaardinstellingen kan de sluiter worden ontspannen al dan niet
met scherpgesteld onderwerp (ontspanprioriteit; 0 281).
Selectieknop voor
scherpstelstand
92
N
De autofocusstand kan
worden geselecteerd
door op de AF-
standknop te drukken
en aan de
hoofdinstelschijf te
draaien totdat de
gewenste instelling in
de zoeker en het
bedieningspaneel
wordt weergegeven.
A De B-knop
Met het scherpstellen van de camera als doel,
heeft de B-knop hetzelfde effect als het half
indrukken van de ontspanknop.
A Anticiperende scherpstelling
In de stand AF-C stelt de camera anticiperende
scherpstelling in werking als het onderwerp in
de richting of uit de richting van de camera
beweegt terwijl de ontspanknop half wordt
ingedrukt of de B -knop wordt ingedrukt.
Hierdoor kan de camera de scherpstelling opsporen terwijl deze probeert in
te schatten waar het onderwerp zich zal bevinden wanneer de sluiter wordt
ontspannen.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling a1 (Selectie AF-C-prioriteit, 0 281) voor
informatie over het gebruik van focusprioriteit in continu servo-AF.
Zie
persoonlijke instelling a2 (Selectie AF-S-prioriteit, 0 282) voor informatie
over het gebruik van de ontspanprioriteit in enkelvoudige servo-AF. Zie
persoonlijke instelling a4 (AF-activering, 0 283) voor informatie over het
voorkomen van het scherpstellen van de camera wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt. Zie pagina 48 voor informatie over de beschikbare
opties voor autofocus in livebeeld of tijdens een filmopname.
AF-standknop Hoofdinstelschijf
Bedieningspaneel Zoeker
B-knop
93
N
AF-veldstand
Hier kunt u selecteren hoe het scherpstelpunt voor autofocus wordt
geselecteerd.
Enkelpunts-AF: Selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op
pagina 96. De camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt. Gebruik deze optie voor het
fotograferen van niet bewegende onderwerpen.
Dynamisch veld-AF: Selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op
pagina 96. In de scherpstelstand AF-C stelt de camera scherp op basis
van informatie uit de omringende scherpstelpunten als het
onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt kortstondig verlaat.
Het aantal scherpstelpunten wisselt afhankelijk van de
geselecteerde stand:
- 9-punten dynamisch veld-AF: Kies deze optie als u tijd hebt om de foto
opnieuw in beeld te brengen of als u een onderwerp fotografeert
dat voorspelbaar beweegt (zoals hardlopers of raceauto’s op een
parcours).
- 21-punten dynamisch veld-AF: Kies deze optie als u een onderwerp
fotografeert dat onvoorspelbaar beweegt (zoals spelers op het
voetbalveld).
- 51-punten dynamisch veld-AF: Kies deze optie wanneer u foto’s maakt
van snel bewegende onderwerpen die niet eenvoudig in de
zoeker in beeld kunnen worden gebracht (zoals vogels).
3D-tracking: Selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op pagina
96. In de scherpstelstand AF-C spoort de camera onderwerpen op die
het geselecteerde scherpstelpunt verlaten en selecteert zij nieuwe
scherpstelpunten, zoals vereist. Kies deze optie als u foto's met
onderwerpen die grillig van de ene naar de andere kant bewegen
(zoals tennisspelers), snel in beeld wilt brengen. Als het onderwerp
de zoeker verlaat, laat u de ontspanknop los en brengt u de foto
opnieuw in beeld met het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt.
94
N
Automatisch veld-AF: De camera detecteert
automatisch het onderwerp en selecteert het
scherpstelpunt; als er een gezicht wordt
gedetecteerd, geeft de camera prioriteit aan
het portretonderwerp. De actieve
scherpstelpunten worden kort gemarkeerd
nadat de camera scherpstelt; in de stand AF-C
blijft het hoofdscherpstelpunt gemarkeerd nadat de andere
scherpstelpunten zijn uitgeschakeld.
De AF-veldstand kan
worden geselecteerd door
de AF-standknop in te
drukken en aan de
secundaire instelschijf te
draaien totdat de
gewenste instelling in de
zoeker en het
bedieningspaneel wordt
weergegeven.
A 3D-tracking
Wanneer u de ontspanknop half indrukt, worden de kleuren in het gebied
rond het scherpstelpunt in de camera opgeslagen. Hierdoor levert 3D-
tracking mogelijk niet het gewenste resultaat op bij onderwerpen die
dezelfde kleur hebben als de achtergrond of die een zeer klein deel van het
beeld beslaan.
AF-standknop Secundaire
instelschijf
Bedieningspaneel Zoeker
95
N
A AF-veldstand
AF-veldstand wordt in het bedieningspaneel en in de zoeker getoond.
AF-veldstand
Bedienings
paneel
Zoeker
AF-veldstand
Bedienings
paneel
Zoeker
Enkelpunts-AF
51-punts
dynamisch
veld-AF
*
9-punts
dynamisch
veld-AF
*
3D-tracking
21-punts
dynamisch
veld-AF
*
Automatische
veld-AF
*Alleen het actieve scherpstelpunt wordt in de zoeker weergegeven. De overige
scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
A Handmatige scherpstelling
Enkelpunts-AF wordt automatisch geselecteerd wanneer handmatige
scherpstelling wordt gebruikt.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling a3 (Focus-tracking met Lock-On, 0 283) voor
informatie over het aanpassen van de tijdsduur dat de camera wacht
voordat deze opnieuw scherpstelt wanneer een onderwerp voor de camera
beweegt. Zie pagina 49 voor informatie over de beschikbare opties voor
autofocus in livebeeld of tijdens een filmopname.
96
N
Selectie van scherpstelpunt
De camera laat u kiezen uit 51 scherpstelpunten die u kunt gebruiken
bij het bepalen van de compositie van de foto terwijl het
hoofdonderwerp zich op een willekeurige plaats in het beeld bevindt.
1 Draai de vergrendeling van de
scherpstelselectieknop naar .
Hiermee kunt u de multi-selector
gebruiken om het scherpstelpunt te
selecteren.
2 Selecteer het
scherpstelpunt.
Gebruik de multi-selector om het
scherpstelpunt in de zoeker te
selecteren terwijl de
belichtingmeters ingeschakeld
zijn. Het middelste
scherpstelpunt kan worden
geselecteerd door op de centrale
knop van de multi-selector te
drukken.
De vergrendeling van de
scherpstelselectieknop kan naar
de vergrendelde (L) positie van
de volgende selectie worden
gedraaid om te voorkomen dat
het geselecteerde
scherpstelpunt wordt gewijzigd wanneer de multi-selector wordt
ingedrukt.
Vergrendeling van de
scherpstelselectieknop
97
N
A Automatisch veld-AF
Het scherpstelpunt voor automatisch veld-AF wordt automatisch
geselecteerd. De selectie voor handmatige scherpstelling is niet
beschikbaar.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling a5 (Verlichting scherpstelpunt, 0 284) voor
informatie over het moment waarop het scherpstelpunt wordt verlicht.
Zie
persoonlijke instelling a6 (Doorloop scherpstelpunt, 0 284) voor
informatie over het instellen van de scherpstelpuntselectie die u wilt
“doorlopen”.
Zie persoonlijke instelling a7 (Aantal scherpstelpunten,
0 285) voor informatie over het kiezen van het aantal scherpstelpunten dat
kan worden geselecteerd met behulp van de multi-selector.
Zie
persoonlijke instelling f2 (Centrale knop multi-selector, 0 309) voor
informatie over de te kiezen functie van de centrale knop van de multi-
selector.
98
N
Scherpstelvergrendeling
U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de in beeld
gebrachte onderwerpen te wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op
deze manier kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich in de
uiteindelijke compositie niet in een scherpstelpunt bevindt. Als de
camera niet kan scherpstellen met autofocus (0 91), kunt u ook
scherpstellen op een ander onderwerp op dezelfde afstand om
vervolgens scherpstelvergrendeling te gebruiken om de compositie
van de foto aan te passen. Scherpstelvergrendeling geeft het beste
resultaat wanneer een andere optie dan automatisch veld-AF is
geselecteerd voor AF-veldstand (0 93).
1 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt en
druk de ontspanknop half in om
de scherpstelling te activeren.
Controleer of de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker wordt weergegeven.
2 Vergrendel de scherpstelling.
AF-C scherpstelstand (0 91): Druk,
met de ontspanknop half
ingedrukt (q), op de A AE-L/AF-L-
knop (w) om zowel scherpstelling
als belichting (een AE-L-pictogram
wordt in de zoeker weergegeven)
te vergrendelen. De scherpstelling
blijft vergrendeld zo lang als u de
knop A AE-L/AF-L ingedrukt houdt,
zelfs als u uw vinger van de
ontspanknop haalt.
AF-S scherpstelstand: De
scherpstelling wordt automatisch
vergrendeld wanneer de scherpstelaanduiding verschijnt en blijft
vergrendeld totdat u uw vinger van de ontspanknop haalt. De
scherpstelling kan ook worden vergrendeld door op de knop
A AE-L/AF-L te drukken (zie hierboven).
Ontspanknop
A AE-L/AF-L-knop
99
N
3 Pas de compositie aan en
maak de foto.
De scherpstelling blijft
vergrendeld tussen twee
opnamen als u de ontspanknop
half ingedrukt houdt (AF-S) of de
A AE-L/AF-L-knop ingedrukt houdt. Zodoende kunt u verschillende
foto’s na elkaar maken met dezelfde scherpstelinstelling.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet
wanneer de scherpstelling is vergrendeld. Als het onderwerp
beweegt, stelt u opnieuw scherp met de nieuwe afstand.
A Scherpstelling vergrendelen met de B-knop
Tijdens zoekerfotografie kan scherpstelling in plaats van met de
ontspanknop met behulp van de B-knop worden vergrendeld (0 92).
Als Alleen AF-ON is geselecteerd voor persoonlijke instelling a4 (AF-
activering, 0 283), zal de camera niet scherpstellen wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt; in plaats daarvan stelt de camera scherp
wanneer de B-knop wordt ingedrukt, waarna scherpstelling vergrendelt
en vergrendeld blijft tot de B-knop nogmaals wordt ingedrukt. De sluiter
kan op elk gewenst moment worden ontspannen, ongeacht de opties die
zijn geselecteerd voor persoonlijke instelling a1 (Selectie AF-C-prioriteit,
0 281) en a2 (Selectie AF-S-prioriteit, 0 282) en de scherpstelaanduiding
wordt niet in de zoeker weergegeven.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c1 (AE-vergrend. ontspanknop, 0 290) voor
informatie over het gebruik van de ontspanknop om de belichting te
vergrendelen, persoonlijke instelling f6 (AE-L/AF-L-knop toewijzen,
0 315) voor informatie over het kiezen van de functie die wordt vervuld
door de A AE-L/AF-L-knop.
100
N
A Goede resultaten verkrijgen met autofocus
Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden.
Als de
camera onder deze omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt mogelijk
de ontspanknop geblokkeerd, of de scherpstelaanduiding () wordt
weergegeven en de camera laat een geluidssignaal horen om aan te geven
dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan
scherpstellen op het onderwerp.
Stel in dit geval handmatig scherp (0 101)
of gebruik de scherpstelvergrendeling (0 98) om op een ander onderwerp
op dezelfde afstand scherp te stellen en pas dan de compositie van de foto
aan.
Er is weinig of geen contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond.
Voorbeeld: het onderwerp heeft dezelfde kleur als de
achtergrond.
Het scherpstelpunt bevat voorwerpen op verschillende
afstanden van de camera.
Voorbeeld: het onderwerp bevindt zich in een kooi.
Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige
geometrische patronen.
Voorbeeld: lamellen of een rij vensters in een
flatgebouw.
Het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk
verschillende helderheid.
Voorbeeld: het onderwerp bevindt zich half in de
schaduw.
Voorwerpen op de achtergrond zijn groter dan het
onderwerp.
Voorbeeld: achter het onderwerp staat een gebouw in
beeld.
Het onderwerp bevat veel fijne details.
Voorbeeld: een veld bloemen of andere onderwerpen
die klein zijn of weinig variatie in helderheid hebben.
101
N
Handmatige scherpstelling
Handmatige scherpstelling is beschikbaar voor objectieven die
geen autofocus (niet-AF NIKKOR-objectieven) ondersteunen of
wanneer de autofocus niet het gewenste resultaat produceert
(0 100).
AF-S objectieven: Stel de schakelaar voor scherpstelstand van het
objectief in op M.
AF-objectieven: Stel de schakelaar voor de
scherpstelstand van het objectief (indien
aanwezig) in en stel de selectieknop voor de
scherpstelstand van de camera in op M.
Handmatige scherpstelobjectieven: Stel de selectieknop voor de
scherpstelstand van de camera in op M.
Als u handmatig wilt scherpstellen, draait u
aan de scherpstelring van het objectief totdat
het beeld op het matglas in de zoeker scherp
is. U kunt altijd foto’s maken, ook als het beeld
niet scherp is.
D AF-objectieven
Gebruik geen AF-objectieven met de
schakelaar voor scherpstelstand van
het objectief ingesteld op M en de
selectieknop voor scherpstelstand
van de camera ingesteld op AF. Het
niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan beschadiging
van de camera of het objectief tot
gevolg hebben.
Selectieknop voor
scherpstelstand
102
N
De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een maximaal diafragma van
f/5.6 of groter heeft, kunt u de
scherpstelaanduiding in het zoekerbeeld
gebruiken om te controleren of het
onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt scherp is (het scherpstelpunt
kan worden geselecteerd uit de 51
beschikbare punten). Plaats het onderwerp in
het geselecteerde scherpstelpunt, druk de
ontspanknop half in en draai aan de
scherpstelring van het objectief totdat de
scherpstelaanduiding (I) verschijnt. Merk op
dat bij de onderwerpen die worden vermeld
op pagina 100, de scherpstelaanduiding soms
ook wordt weergegeven wanneer het
onderwerp niet scherp is. Controleer
voorafgaand aan de opname de
scherpstelling in de zoeker.
A Filmvlakpositie
Als u de afstand tussen het onderwerp en
de camera wilt bepalen, dient u te meten
vanaf de filmvlakmarkering (E) op de
camerabody (0 2).
De afstand tussen het
objectiefbevestigingsvlak en het filmvlak
bedraagt 46,5 mm.
Filmvlakmarkering
46,5 mm
k
103
k
Ontspanstand
Druk op de ontgrendelingsknop van de
keuzeknop ontspanstand om een
ontspanstand te kiezen en draai de keuzeknop
ontspanstand naar de gewenste instelling.
Een ontspanstand kiezen
Stand Beschrijving
S
Enkel beeld
De camera maakt één foto telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt.
C
L
Continu lage
snelheid
Terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera
foto’s bij een beeldsnelheid die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling d2 (Opnamesnelheid CL-stand,
0 293). Klap de ingebouwde flitser neer (0 182); continu
ontspannen is niet beschikbaar zo lang als de flitser
opgeklapt is.
C
H
Continu hoge
snelheid
Terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, legt de camera
foto’s vast bij een beeldsnelheid gegeven op pagina 104.
Gebruik voor bewegende onderwerpen. Klap de
ingebouwde flitser neer (0 182); continu ontspannen is niet
beschikbaar zo lang als de flitser opgeklapt is.
J
Stil ontspannen
Zoals voor enkel beeld, behalve dat geluid wordt
verminderd door signalen uit te schakelen en geluid te
minimaliseren dat wordt geproduceerd wanneer de spiegel
terug op zijn plaats valt. Het signaal klinkt niet als de camera
scherpstelt, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling d1 (Signaal; 0 292) en de spiegel
valt niet terug op zijn plaats voordat de ontspanknop na het
vastleggen naar de halve positie terugkeert, zodat u het
geluid van de spiegel kunt uitstellen. De spiegel is stiller dan
in de modus enkel beeld.
E
Zelfontspanner
Gebruik de zelfontspanner voor zelfportretten of om
onscherpte als gevolg van cameratrilling te verminderen
(0 106).
104
k
Voeding en beeldsnelheid
De maximale beeldsnelheid wisselt afhankelijk van de gebruikte
voeding. In de onderstaande tabel staan de beschikbare gemiddelde
maximale beeldsnelheden vermeldt met continu servo-AF,
handmatig of automatische belichting sluitertijdvoorkeuze, een
sluitertijd van
1
/250 sec. of sneller, resterende instellingen die anders
zijn dan persoonlijke instelling d2 bij standaardwaarden en resterend
geheugen in het buffergeheugen.
1 Ongeacht de geselecteerde optie voor persoonlijke instelling d2
(Opnamesnelheid CL-stand), is de maximale beeldsnelheid 4 bps wanneer
FX (36×24) 1.0× of 5:4 (30×24) is geselecteerd voor beeldveld (0 79).
2 De maximale beeldsnelheid voor C
H is 5 bps wanneer 1,2× (30×20) 1.2× is
geselecteerd voor beeldveld.
3 Beeldsnelheden kunnen afnemen bij lage temperaturen wanneer de batterij
bijna leeg is.
De beeldsnelheid neemt af bij lange sluitertijden of als
vibratiereductie (beschikbaar voor VR-objectieven) of automatische
instelling ISO-gevoeligheid ingeschakeld is (0 111) of wanneer de
batterij bijna leeg is.
MUP
Spiegel
omhoog
Kies deze stand om cameratrillingen zo laag mogelijk te
houden in tele- of close-upfotografie of in andere
omstandigheden waarbij de kleinste camerabeweging kan
resulteren in onscherpe foto’s (0 108).
Voeding Maximale beeldsnelheid
1
Batterij (EN-EL15) 5 bps
EH-5b lichtnetadapter en EP-5B stroomaansluiting
2
6 bps
MB-D12 battery pack met EN-EL15 batterij 5 bps
MB-D12 battery pack met EN-EL18 batterij
2
6 bps
MB-D12 battery pack met AA-formaat batterijen
2, 3
6 bps
Stand Beschrijving
105
k
A Buffergrootte
Terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt,
geeft de opnameteller in de zoeker en het
bedieningspaneel het geschatte aantal beelden
aan dat bij de huidige instellingen kan worden
opgeslagen in het buffergeheugen.
In de
illustratie rechts ziet u de weergave wanneer de
buffer nog voldoende ruimte heeft voor circa 37
foto’s.
A Het buffergeheugen
De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat
u kunt blijven fotograferen terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden
opgeslagen.
Er kunnen maximaal 100 foto’s na elkaar worden gemaakt.
Merk echter op dat de beeldsnelheid afneemt zodra de buffer vol is (t00).
Terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden vastgelegd, brandt het
toegangslampje.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden en prestaties
van de geheugenkaart, kan het enkele seconden tot enkele minuten duren
om een foto op te slaan.
U mag de geheugenkaart niet verwijderen en de
voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen voordat het toegangslampje uit
is.
Als u de camera uitzet terwijl de buffer nog gegevens bevat, wordt de
camera pas uitgeschakeld nadat alle foto’s in de buffer zijn opgeslagen.
Als
de batterij leeg raakt terwijl de buffer nog foto’s bevat, wordt de
ontspanknop geblokkeerd en worden de foto’s overgezet naar de
geheugenkaart.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling d3 (Max. aant. continu-opnamen, 0 293) voor
informatie over het kiezen van het maximaal aantal foto's dat in
serieopname kan worden gemaakt. Zie pagina 436 voor informatie over het
aantal foto’s dat in serieopname kan worden gemaakt.
106
k
Zelfontspannerstand
De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling te
verminderen of om zelfportretten te maken.
1 Monteer de camera op een statief.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke
ondergrond.
2 Selecteer de
zelfontspannerstand.
Druk op de ontgrendelingsknop
van de keuzeknop
ontspanstand en draai de
keuzeknop ontspanstand naar
E.
3 Kadreer de foto en stel scherp.
In enkelvoudige servo-autofocus (0 91),
kunnen foto’s alleen worden gemaakt als
de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker
verschijnt.
A Sluit de zoeker van de oculairsluiter
Bij het maken van foto’s zonder uw oog
tegen de zoeker, kunt u het best de zoeker
van de oculairsluiter sluiten om te
voorkomen dat licht, dat binnendringt via de
zoeker, in foto's verschijnt of de belichting
hindert.
Keuzeknop ontspanstand
107
k
4 Start de timer.
Druk de ontspanknop volledig
in om de timer te starten. Het
zelfontspannerlampje begint te
knipperen. Twee seconden voordat de foto wordt gemaakt, stopt
het zelfontspannerlampje met knipperen. De sluiter wordt
ongeveer tien seconden na het starten van de timer ontspannen.
Draai, om de zelfontspanner uit te schakelen alvorens een foto is
gemaakt, de keuzeknop voor de ontspanstand naar een andere
instelling.
A A
Tijd (bulb)-belichtingen kunnen niet worden vastgelegd met behulp van de
zelfontspanner. Er wordt een vaste sluitertijd gebruikt als snelheid A is
geselecteerd in belichtingsstand h.
A De ingebouwde flitser gebruiken
Druk op de pop-upknop voor de flitser om de flitser omhoog te klappen
alvorens een foto met flitser te maken en wacht tot de M-aanduiding in de
zoeker (0 181) wordt weergegeven. De opname wordt onderbroken als de
flitser omhoog wordt geklapt nadat de zelfontspanner werd gestart. Merk
op dat er slechts één foto wordt gemaakt als de flitser flitst, ongeacht het
aantal opnamen dat is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3
(Zelfontspanner; 0 291).
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner; 0 291) voor informatie over
het kiezen van de duur van de zelfontspanner, het aantal te maken foto's en
het interval tussen twee opnamen. Zie persoonlijke instelling d1 (Signaal,
0 292) voor informatie over het instellen van een signaal voor geluid
tijdens het aftellen van de timer.
108
k
Stand spiegel omhoog
Gebruik deze stand om onscherpte te minimaliseren veroorzaakt door
camerabewegingen wanneer de spiegel wordt opgeklapt. Gebruik
van een statief wordt aanbevolen.
1 Selecteer de stand spiegel
omhoog.
Druk op de ontgrendelingsknop
van de keuzeknop
ontspanstand en draai de
keuzeknop voor de
ontspanstand naar M
UP.
2 Klap de spiegel omhoog.
Kadreer de foto, stel scherp en druk
vervolgens de ontspanknop volledig in om
de spiegel op te klappen.
3 Maak een foto.
Druk de ontspanknop opnieuw volledig in
om de foto te maken. Om onscherpte
veroorzaakt door camerabeweging te
voorkomen, drukt u de ontspanknop soepel in of kunt u een
optionele afstandsbedieningkabel gebruiken (0 389). De spiegel
wordt ingeklapt wanneer de opname is beëindigd.
D Spiegel omhoog
Wanneer de spiegel is opgeklapt kunnen foto's niet in de zoeker
worden gekadreerd en kunnen autofocus en lichtmeting niet worden
uitgevoerd.
A Stand spiegel omhoog
Er wordt automatisch een foto gemaakt als er ongeveer 30 sec. geen
bewerkingen worden uitgevoerd nadat de spiegel is opgeklapt.
Keuzeknop ontspanstand
S
109
S
ISO-gevoeligheid
“ ISO-gevoeligheid” is het digitale equivalent van filmgevoeligheid.
Kies uit instellingen die variëren van ISO 100 tot ISO 6400 in stappen
die equivalent zijn aan
1
/3 LW. Instelling van ongeveer 0,3 tot 1 LW
onder ISO 100 en 0,3 tot 2 LW boven ISO 6400 zijn tevens beschikbaar
voor speciale situaties. Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te minder
licht nodig is om een foto te maken. Zo kunt u een kortere sluitertijd
of een kleiner diafragma gebruiken.
Druk op de S-knop om de ISO-
gevoeligheid aan te passen en
draai aan de hoofdinstelschijf
totdat de gewenste instelling
wordt weergegeven in het
bedieningspaneel of de zoeker.
Handmatige aanpassing
HoofdinstelschijfS-knop
Bedieningspaneel Zoeker
110
S
A Het menu ISO-gevoeligheid
ISO-gevoeligheid kan tevens worden aangepast
met behulp van de optie ISO-gevoeligheid in het
opnamemenu (0 268).
Merk op dat ISO-gevoeligheid niet vanuit het opnamemenu in filmlivebeeld
kan worden aangepast. In de belichtingsstand h kan de ISO-gevoeligheid
echter worden aangepast met behulp van de S-knop en hoofdinstelschijf
(0 109).
A Hi 0,3–Hi 2
De instellingen Hi 0,3 tot en met Hi 2 komen overeen met de ISO-
gevoeligheden 0,3–2 LW boven ISO 6400 (ISO 8000–25600 equivalent). Bij
foto’s die met deze instellingen zijn gemaakt, is de kans op ruis (willekeurig
verspreide heldere pixels, waas of lijnen) groter.
A Lo 0,3–Lo 1
De instellingen Lo 0,3 tot en met Lo 1 komen overeen met de ISO-
gevoeligheden 0,3–1 LW onder ISO 100 (ISO 80–50 equivalent). Voor
gebruik van grotere diafragma’s bij helder licht. Contrast is enigszins hoger
dan normaal; in de meeste gevallen wordt een ISO-gevoeligheid van ISO
100 of hoger aanbevolen.
A Zie ook
Zie pagina 287 voor informatie over persoonlijke instelling b1 (Stapgrootte
ISO-gevoeligh.). Zie persoonlijke instelling d7 (ISO tonen en aanpassen;
0 295) voor informatie over het weergeven van de ISO-gevoeligheid in het
bedieningspaneel of het aanpassen van de ISO-gevoeligheid zonder de S-
knop te gebruiken. Zie pagina 277 voor informatie over het gebruik van de
optie Hoge ISO-ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te
onderdrukken bij hoge ISO-gevoeligheden.
111
S
Automatische instelling
ISO-gevoeligheid
Als Aan voor ISO-gevoeligheid instellen > Autom inst ISO-
gevoeligheid in het opnamemenu is geselecteerd, wordt de
ISO-gevoeligheid automatisch aangepast als geen optimale
belichting tot stand kan worden gebracht met de waarde die de
gebruiker heeft geselecteerd (de ISO-gevoeligheid wordt aangepast
wanneer de flitser wordt gebruikt).
1 Selecteer Autom inst ISO-
gevoeligheid voor ISO-
gevoeligheid instellen in
het opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Selecteer ISO-gevoeligheid
instellen in het opnamemenu, markeer
Autom inst ISO-
gevoeligheid en druk op 2.
2 Selecteer Aan.
Markeer Aan en druk op J
(als Uit is geselecteerd, blijft
ISO-gevoeligheid ingesteld
op de waarde die is
geselecteerd door de
gebruiker).
A Instelling automatische ISO-gevoeligheid
Bij hogere gevoeligheden is de kans op ruis (heldere pixels op willekeurige
plaatsen, waas of strepen) groter. Gebruik de optie Hoge ISO-
ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te verminderen (277).
Wanneer een flitser wordt gebruikt, wordt de waarde die is geselecteerd voor
Langste sluitertijd genegeerd ten gunste van de optie die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 299). Belangrijk om
te weten is dat de ISO-gevoeligheid automatisch wordt verhoogd wanneer
instelling automatische ISO-gevoeligheid in combinatie met flitsstanden voor
lange sluitertijden wordt gebruikt (beschikbaar voor de ingebouwde flitser en de
optionele flitsapparaten die staan vermeld op pagina 381), waardoor mogelijk
wordt voorkomen dat de camera een langere sluitertijd selecteert.
G-knop
J-knop
112
S
3 Pas de instellingen aan.
De maximale waarde voor
automatische ISO-gevoeligheid
kan worden geselecteerd met
behulp van Maximale
gevoeligheid (de minimale
waarde voor automatische ISO-gevoeligheid is automatisch
ingesteld op ISO 100; merk op dat wanneer de waarde die is
geselecteerd voor Maximale gevoeligheid lager is dan de
huidige waarde die is geselecteerd voor ISO-gevoeligheid, de
waarde wordt gebruikt die is geselecteerd voor Maximale
gevoeligheid). In de belichtingsstanden e en g, wordt de
gevoeligheid alleen aangepast als het tot onderbelichting zou
leiden bij de sluitertijd die is geselecteerd voor Langste
sluitertijd (
1
/4.000–1 sec. of Automatisch; in de standen f en h
wordt ISO-gevoeligheid aangepast voor optimale belichting bij
de sluitertijd die is geselecteerd door de gebruiker). Als
Automatisch (alleen beschikbaar voor CPU-objectieven;
equivalent aan
1
/30 sec. wanneer een objectief zonder CPU wordt
gebruikt) is geselecteerd, kiest de camera de minimale sluitertijd
op basis van de brandpuntsafstand van het objectief
(automatische selectie sluitertijd kan worden fijnafgesteld door
het markeren van Automatisch en op 2 te drukken; snellere
waarden kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt met telelenzen
om omscherpte te verminderen). Er worden mogelijk langere
sluitertijden gebruikt dan de minimale waarde als de optimale
belichting niet kan worden behaald bij de ISO-
gevoeligheidswaarde die is geselecteerd voor Maximale
gevoeligheid. Druk op J om af te sluiten wanneer de
instellingen zijn voltooid.
Wanneer Aan is geselecteerd, tonen de
zoeker en het bedieningspaneel ISO-AUTO. Als
de gevoeligheid is gewijzigd ten opzichte
van de waarde die is geselecteerd door de
gebruiker, knipperen deze aanduidingen en
wordt de gewijzigde waarde in de zoeker
getoond.
113
S
A Instelling automatische ISO-gevoeligheid in- of uitschakelen
U kunt de instelling voor automatische ISO-
gevoeligheid in- of uitschakelen door op de S-
knop te drukken en aan de secundaire instelschijf
te draaien. ISO-AUTO wordt weergegeven wanneer
de instelling voor automatische ISO-gevoeligheid
ingeschakeld is.
114
S
V
115
Z
Belichting
Lichtmeting bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende
opties zijn beschikbaar:
Lichtmeting
Optie Beschrijving
L
Matrix: Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties. De
camera meet een breed veld van het beeld en stelt de belichting
volgens de verdeling van toonwaarden, kleur en compositie in met G-
of D-type objectieven (0 373) en afstandsinformatie (3D-
kleurenmatrixmeting III; met andere CPU-objectieven gebruikt de
camera kleurenmatrixmeting III waarbij de 3D-afstandsinformatie niet
is inbegrepen). Met objectieven zonder CPU gebruikt de camera
kleurenmatrixmeting als het brandpuntsafstand en maximaal
diafragma zijn gespecificeerd met behulp van de optie Objectief
zonder CPU in het setup-menu (0 213); anders gebruikt de camera
centrumgerichte meting.
M
Centrumgericht: De camera meet het gehele veld maar wijst het
grootste gewicht aan het middelste veld toe (als een CPU-objectief is
bevestigd, kan de grootte van het veld worden geselecteerd met
behulp van persoonlijke instelling b5, Centrumgericht meetveld,
0 289; als er een objectief zonder CPU is bevestigd, heeft het veld
een diameter van 12 mm). Klassieke meter voor portretten.
Aanbevolen wanneer u een filter gebruikt met een belichtingsfactor
(filterfactor) van meer dan 1×.
*
N
Spot: De camera meet een cirkel met een diameter van 4 mm (circa
1,5% van het beeld). De cirkel wordt op het huidige scherpstelpunt
gecentreerd, waardoor het mogelijk is onderwerpen buiten het
centrum te meten (als er een objectief zonder CPU wordt gebruikt of
als automatisch veld-AF uitgevoerd wordt, meet de camera het
middelste scherpstelpunt). Zorgt ervoor dat het onderwerp correct
belicht wordt, ook als de achtergrond veel lichter of donkerder is.
*
* Voor een grotere nauwkeurigheid met objectieven zonder CPU stelt u de
brandpuntsafstand en het maximale diafragma in met behulp van het menu
Objectief zonder CPU (0 213).
116
Z
Draai, om een lichtmeetmethode te
kiezen, aan de selectieknop voor
lichtmeting totdat de gewenste
instelling wordt weergegeven in de
zoeker.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b6 (Fijnafst. voor opt. belichting, 0 290) voor
informatie over het maken van afzonderlijke aanpassingen voor optimale
belichting voor elke meetmethode.
electieknop voor lichtmeting
Zoeker
117
Z
Belichtingsstand
Om te bepalen hoe de
camera de sluitertijd en
het diafragma instelt bij
het aanpassen van de
belichting, druk op de
I (Q)-knop en draai
aan de hoofdinstelschijf
totdat de gewenste optie
in het bedieningspaneel
verschijnt.
A Type objectieven
Bij het gebruik van een CPU-objectief die is uitgerust met een diafragmaring
(0 373), vergrendelt u deze op het kleinste diafragma (hoogste f-waarde).
G-type objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring.
Objectieven zonder CPU kunnen alleen in de belichtingsstand
g (diafragmavoorkeuze) en h (handmatig) worden gebruikt. In andere
standen wordt de belichtingsstand g automatisch geselecteerd indien een
objectief zonder CPU is bevestigd (0 371, 374). De aanduiding van de
belichtingsstand (e of f) in het bedieningspaneel knippert en A wordt
weergegeven in de zoeker.
A Voorbeeldknop scherptediepte
Houd de voorbeeldknop scherptediepte ingedrukt
om de effecten van diafragma vooraf te bekijken.
Het objectief stopt bij de diafragmawaarde die is
geselecteerd door de camera (standen e en f) of bij
de waarde die is gekozen door de gebruiker
(standen g en h), zodat u de scherptediepte vooraf
in de zoeker kunt bekijken.
A Persoonlijke instelling e4—Testflits
Deze instelling bepaalt of de ingebouwde en
optionele flitsapparaten, zoals de SB-910, SB-900,
SB-800, SB-700 en SB-600 (0 381), een testflits afgeven wanneer de
voorbeeldknop scherptediepte wordt ingedrukt. Zie pagina 307 voor meer
informatie.
I (Q)-knop
Hoofdinstelschijf
Voorbeeldknop
scherptediepte
118
Z
e: Automatisch programma
In deze stand past de camera de sluitertijd en het diafragma
automatisch aan volgens een ingebouwd programma om in de
meeste situaties verzekerd te zijn van een optimale belichting. Deze
stand wordt aanbevolen voor snapshotfoto’s en andere situaties
waarin u de sluitertijd en het diafragma door de camera wilt laten
bepalen.
A Flexibel programma
In de belichtingsstand e kunt u verschillende
combinaties van sluitertijd en diafragma
selecteren door aan de hoofdinstelschijf te
draaien terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld
zijn (“flexibel programma”). Draai de schijf naar
rechts voor een groot diafragma (kleine f-
waarden) om de achtergronddetails onscherp
weer te geven of voor een korte sluitertijd om
beweging scherp vast te leggen. Draai de schijf
naar links voor een klein diafragma (grote f-
waarden) om de scherptediepte te vergroten of
voor een lange sluitertijd om beweging als een
veeg vast te leggen. Alle combinaties leveren
dezelfde belichting op. Terwijl het flexibele
programma actief is, verschijnt er een sterretje
(“U”) in het bedieningspaneel. Als u de standaardinstellingen voor sluitertijd
en diafragma wilt herstellen, draait u aan de instelschijf totdat het sterretje
niet meer wordt weergegeven of kiest u een andere stand of zet u de
camera uit.
A Zie ook
Zie pagina 411 voor informatie over het ingebouwde
belichtingsprogramma. Zie “Meter automatisch uit” op pagina 42 voor
informatie over het activeren van de belichtingsmeters.
Hoofdinstelschijf
119
Z
f: Sluitertijdvoorkeuze
In de stand sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen,
waarna de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale
belichting oplevert. Gebruik lange sluitertijden om beweging door
onscherp bewegende voorwerpen te suggereren en gebruik korte
sluitertijden om bewegingen scherp vast te leggen.
Draai aan de
hoofdinstelschijf terwijl
de belichtingsmeters
ingeschakeld zijn om
een sluitertijd te kiezen.
Sluitertijd kan worden
ingesteld op “p” of
op waarden tussen 30
sec. en
1
/8.000 sec. Sluitertijd kan worden vergrendeld bij de
geselecteerde instelling (0 126).
Korte sluitertijd (
1
/1.600 sec.) Lange sluitertijd (
1
/6 sec.)
Hoofdinstelschijf
120
Z
g: Diafragmavoorkeuze
In de stand diafragmavoorkeuze kunt u zelf het diafragma kiezen,
waarna de camera automatisch een sluitertijd kiest dat de optimale
belichting oplevert. Een groot diafragma (lage f-waarden) verhoogt
het flitsbereik (0 187) en vermindert de scherptediepte, zodat
voorwerpen achter en voor het hoofdonderwerp onscherp zijn. Een
klein diafragma (hoge f-waarden) verhoogt de scherptediepte, zodat
voorwerpen achter en voor het hoofdonderwerp scherp zijn. Een
beperkte scherptediepte wordt doorgaans gebruikt voor portretten
om achtergronddetails onscherp weer te geven, terwijl een grote
scherptediepte wordt gebruikt voor landschapsfoto’s om zowel de
voorgrond als de achtergrond scherp te krijgen.
Draai aan de secundaire
instelschijf terwijl de
belichtingsmeters
ingeschakeld zijn om het
gewenste diafragma te
kiezen tussen het
minimale en maximale
diafragma van het
objectief. Diafragma kan bij de geselecteerde instelling worden
vergrendeld (0 126).
Klein diafragma (f/36) Groot diafragma (f/2.8)
Secundaire instelschijf
121
Z
A Objectieven zonder CPU (0 371, 374)
Gebruik de diafragmaring om het diafragma aan
te passen. Indien het hoogste diafragma van het
objectief is gespecificeerd met behulp van het
item Objectief zonder CPU in het setup-menu
(0 213) terwijl er een objectief zonder CPU is
bevestigd, wordt de huidige f-waarde in de
zoeker en het bedieningspaneel weergegeven,
afgerond op het dichtstbijzijnde puntteken.
Anders geeft het diafragma alleen het aantal
punttekens weer (F, met het hoogste diafragma weergegeven als F A) en
moet de f-waarde van de diafragmaringen worden afgelezen.
122
Z
h: Handmatig
In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het
diafragma in. Draai aan de hoofdinstelschijf en kies een sluitertijd
terwijl de belichtingsmeters ingeschakeld zijn en draai aan de
secundaire instelschijf om het diafragma in te stellen. Sluitertijd kan
worden ingesteld op “p” of op waarden tussen 30 sec. en
1
/8.000 sec. of de sluiter kan voor onbepaalde tijd voor een lange
tijdopname open worden gehouden (A, 0 124). Het diafragma
kan worden ingesteld op waarden tussen de minimale en maximale
waarden voor het objectief. Gebruik de belichtingsaanduidingen om
de belichting te controleren.
Sluitertijd en diafragma kunnen bij de geselecteerde instelling
worden vergrendeld (0 126).
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
Diafragma
Sluitertijd
123
Z
A AF Micro NIKKOR-objectieven
Onder voorwaarde dat een externe belichtingsmeter wordt gebruikt, hoeft u
alleen rekening te houden met de belichtingsverhouding wanneer de
diafragmaring wordt gebruikt voor het instellen van het diafragma.
A Belichtingsaanduidingen
De belichtingsaanduidingen in de zoeker en het bedieningspaneel geven
aan of de foto wordt onder- of overbelicht bij de huidige instellingen.
Afhankelijk van de gekozen optie voor persoonlijke instelling
b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 287), wordt de hoeveelheid onder- of
overbelichting in stappen van
1
/3 LW,
1
/2 LW of 1 LW aangeduid. Als de
limieten van het belichtingsmeetsysteem worden overschreden, zullen de
weergaveschermen van de belichtingsaanduidingen en de sluitertijd
(standen e en g) en/of het diafragma (standen e en f) knipperen.
Persoonlijke instelling b2 ingesteld op 1/3 stap
Optimale belichting Onderbelicht met
1
/3 LW
Overbelicht met meer
dan 3 LW
Bedieningspaneel
Zoeker
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f12 (Aanduidingen omkeren, 0 319) voor
informatie over het omkeren van de belichtingsindicators, zodat negatieve
waarden rechts en positieve waarden links worden weergegeven.
124
Z
Lange tijdopnamen
Bij een sluitertijd van A blijft de sluiter open zo lang als de
ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. Gebruik voor foto’s met
lange tijdopnamen van bewegende lichten, de sterren,
nachtlandschappen of vuurwerk. Om onscherpte te voorkomen
wordt een statief en een optionele afstandsbedieningskabel (0 389)
aanbevolen.
1 Maak de camera gereed.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke
ondergrond. Als u een optionele afstandsbedieningskabel
gebruikt, bevestigt u deze aan de camera.
Sluitertijd: 35 sec.; diafragma: f/25
A Lange tijdopnamen
Sluit de oculairsluiter van de zoeker om te voorkomen dat licht dat via
de zoeker binnenvalt in de foto verschijnt of van invloed is op de
belichting. Nikon raadt het gebruik van een volledig opgeladen
EN-EL15 batterij of een optionele EH-5b lichtnetadapter en EP-5B
stroomaansluiting aan om stroomverlies te voorkomen terwijl de
sluiter open is. Merk op dat ruis (heldere vlekken, willekeurig verdeelde
heldere pixels of waas) kunnen resulteren in lange tijdopnamen; kies
voor het vastleggen Aan voor de optie Ruisonderdr. lange
tijdopname in het opnamemenu (0 277).
125
Z
2 Selecteer
belichtingsstand
h.
Druk op de I (Q)-
knop en draai aan de
hoofdinstelschijf
totdat h in het
bedieningspaneel
wordt weergegeven.
3 Kies een sluitertijd.
Draai, terwijl de belichtingsmeters
ingeschakeld zijn, aan de hoofdinstelschijf
totdat “A” de weergaveschermen van
de sluitertijd verschijnen. De
belichtingsaanduidingen verschijnen niet
wanneer “A“ is geselecteerd.
4 Druk de ontspanknop volledig in.
Druk de ontspanknop op de camera of van de
afstandsbedieningkabel volledig in. De sluiter blijft open zo lang
als de ontspanknop wordt ingedrukt.
5 Ontspan de ontspanknop.
Haal uw vinger van de ontspanknop om de foto vast te leggen.
I (Q)-knop
Hoofdinstelschijf
126
Z
Sluitertijd en
diafragmavergrendeling
Sluitertijdvergrendeling is beschikbaar in de standen sluitervoorkeuze
en handmatige belichting, diafragmavergrendeling in de standen
diafragmavoorkeuze en handmatige belichting. Sluitertijd en
diafragmavergrendeling zijn niet beschikbaar in de belichtingsstand
automatisch programma.
1 Sluitertijd en diafragmavergrendeling aan een
camerafunctie toewijzen.
Selecteer Sltertijd en diafragma vergr. als de optie “knop +
instelschijven” in het menu persoonlijke instellingen (0 314).
Sluitertijd en diafragmavergrendeling kunnen worden
toegewezen aan de Fn-knop (persoonlijke instelling f4, Fn-knop
toewijzen, 0 311), de voorbeeldknop scherptediepte
(persoonlijke instelling f5, Voorbeeldknop toewijzen, 0 315) of
de A AE-L/AF-L-knop (persoonlijke instelling f6, AE-L/AF-L-knop
toewijzen
, 0 315).
2 Vergrendel sluitertijd en/of diafragma.
Sluitertijd (belichtingsstanden f en h): Druk op de geselecteerde knop
en draai aan de hoofdinstelschijf tot de F-pictogrammen in de
zoeker en het bedieningspaneel verschijnen.
Druk, om de sluitertijd te ontgrendelen, op de knop en draai aan
de hoofdinstelschijf totdat de F-pictogrammen uit de
weergaveschermen zijn verdwenen.
Fn-knop Hoofdinstelschijf
127
Z
Diafragma (belichtingsstanden g en h): Druk op de geselecteerde knop
en draai aan de secundaire instelschijf tot de F-pictogrammen in
de zoeker en het bedieningspaneel verschijnen.
Druk, om het diafragma te ontgrendelen, op de knop en draai aan
de secundaire hoofdinstelschijf totdat de F-pictogrammen uit de
weergaveschermen zijn verdwenen.
A Zie ook
Gebruik persoonlijke instelling f7 (Sltertijd en diafragma vergr.; 0 316)
om sluitertijd en/of diafragma vergrendeld te houden bij de geselecteerde
waarden.
Fn-knop Secundaire instelschijf
128
Z
Vergrendeling automatische
belichting (AE)
Gebruik vergrendeling voor automatische belichting om foto's
opnieuw samen te stellen na het gebruik van centrumgerichte meting
en spotmeting voor het meten van de belichting. Merk op dat
matrixmeting niet de gewenste resultaten oplevert.
1 Vergrendel de belichting.
Plaats het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt en druk de
ontspanknop half in. Druk op de
A AE-L/AF-L-knop om de belichting te
vergrendelen (controleer bij gebruik van
autofocus of de I scherpstelaanduiding
in de zoeker verschijnt).
Zo lang als belichtingsvergrendeling
actief is, wordt de aanduiding AE-L in de
zoeker weergegeven.
2 Pas de compositie van de
foto aan.
Houd de A AE-L/AF-L-knop
ingedrukt, pas de compositie
aan en maak de foto.
Ontspanknop
A AE-L/AF-L-knop
129
Z
A Gemeten veld
In spotmeting wordt de belichting vergrendeld bij de waarde die is
gemeten in een 4-mm cirkel, gecentreerd op het geselecteerde
scherpstelpunt. In centrumgerichte meting wordt de belichting
vergrendeld bij de waarde die is gemeten in een 12-mm cirkel in het
midden van de zoeker.
A Sluitertijd en diafragma aanpassen
Zo lang als de belichting is vergrendeld, kunnen de volgende instellingen
worden gewijzigd zonder dat dit van invloed is op de gemeten
belichtingswaarde.
Belichtingsstand Instelling
e Sluitertijd en diafragma (flexibel programma; 0 118)
f Sluitertijd
g Diafragma
De nieuwe waarden kunnen in de zoeker en het bedieningspaneel worden
bevestigd. Merk op dat de meetmethode niet kan worden gewijzigd zo
langs als belichtingsvergrendeling actief is (wijzigingen aan de meting
worden actief zodra de vergrendeling is opgeheven).
A Zie ook
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c1 (AE-vergrend.
ontspanknop, 0 290), wordt de belichting vergrendeld zodra de
ontspanknop half wordt ingedrukt. Zie persoonlijke instelling f6 (AE-L/AF-L
knop toewijzen, 0 315) voor informatie over het wijzigen van de functie
van de A AE-L/AF-L-knop.
130
Z
Belichtingscorrectie
Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde
belichtingswaarde gewijzigd worden om foto's lichter of donkerder te
maken. Deze functie werkt het beste in combinatie met
centrumgerichte meting of spotmeting (0 115). Kies uit waarden
tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen
van
1
/3 LW. Kies in het algemeen een positieve waarde om het
onderwerp lichter te maken of een negatieve waarde om het
onderwerp donkerder te maken.
Druk op de E-knop om een waarde voor belichtingscorrectie te
kiezen en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste instelling
in het bedieningspaneel of de zoeker wordt weergegeven.
–1 LW Geen
belichtingscorrectie
+1 LW
HoofdinstelschijfE-knop
±0 LQ
(E-knop ingedrukt)
–0,3 LW +2,0 LW
131
Z
Bij waarden anders dan ±0,0 knippert de 0 in
het midden van de belichtingsaanduidingen
(alleen belichtingsstanden e, f en g) en een
E-pictogram wordt in de zoeker en het
bedieningspaneel weergegeven nadat u de
E-knop ontspant. Door de E-knop in te
drukken kan de huidige waarde voor
belichtingscorrectie in de belichtingsaanduiding worden bevestigd.
De normale belichting kan worden hersteld door de
belichtingscorrectie in te stellen op ±0,0. De belichtingscorrectie
wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
A Belichtingsstand h
In de belichtingsstand h heeft de belichtingscorrectie enkel gevolgen voor
de belichtingsaanduiding; sluitertijd en diafragma veranderen niet.
A Een flitser gebruiken
Bij het gebruik van een flitser heeft belichtingscorrectie zowel invloed op de
achtergrondbelichting als de flitssterkte.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b3 (Stap belichtings-/flitscorr., 0 287) voor
informatie over het kiezen van de beschikbare stapgroottes voor
belichtingscorrectie. Zie persoonlijke instelling b4 (Eenv.
belichtingscorrectie, 0 288) voor informatie over het maken van
aanpassingen aan belichtingscorrectie zonder op de E-knop te drukken.
Zie pagina 132 voor informatie over automatisch variërende belichting,
flitssterkte, witbalans of Actieve D-Lighting.
132
Z
Bracketing
Bracketing varieert automatisch de belichting, flitssterkte, Actieve
D-Lighting (ADL) of witbalans enigszins bij elke opname door de
huidige waarde stapsgewijs te veranderen. Maak deze keuze in
situaties waarbij het moeilijk is de belichting, flitssterkte (alleen de
standen i-DDL en indien ondersteund, flitsstand automatisch
diafragma; zie pagina 185, 301 en 382), Actieve D-Lighting of
witbalans in te stellen en er geen tijd is de resultaten van iedere foto
te controleren of de instellingen van iedere foto aan te passen of te
experimenteren met verschillende instellingen voor hetzelfde
onderwerp.
❚❚ Belichtings- en flitsbracketing
Om de belichting en/of de flitssterkte van een serie foto's te
veranderen:
Belichting
aangepast met:
0 LW
Belichting
aangepast met:
–1 LW
Belichting
aangepast met:
+1 LW
133
Z
1 Selecteer flits- of
belichtingsbracketing
voor persoonlijke
instelling e5 (Inst. voor
autom. bracketing) in
het menu persoonlijke
instellingen.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Selecteer persoonlijke
instelling e5 (Inst.
voor
autom. bracketing) in het
menu persoonlijke
instellingen, markeer een
optie en druk op J. Kies AE & flits om zowel de belichting als de
flitssterkte te veranderen, Alleen AE om alleen de belichting te
veranderen of Alleen flits om alleen de flitssterkte te veranderen.
2 Kies het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf
om het aantal opnamen in de bracketingreeks te kiezen. Het
aantal opnamen wordt in het bedieningspaneel getoond.
Bij instellingen anders dan nul,
verschijnen een M -pictogram en
aanduidingen voor belichtings- en
flitsbracketing in het bedieningspaneel
en wordt D in de zoeker weergegeven.
G-knop
J-knop
D-knop Hoofdinstelschijf
Bedieningspaneel
Aantal opnamen
Aanduiding belichtings-
en flitsbracketing
134
Z
3 Selecteer een stapgrootte voor de belichting.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om
de stapgrootte voor de belichting te kiezen.
In de standaardinstellingen kan uit de stapgrootten
1
/3,
2
/3 en
1 LW worden gekozen. De bracketingprogramma’s met een
stapgrootte van
1
/3 LW worden hieronder vermeld.
Weergave bedieningspaneel
Aantal
opnamen
Bracketingvolgorde (LW’s)
00
3 0/+0,3/+0,7
3 0/–0,7/–0,3
20/+0,3
20/0,3
3 0/–0,3/+0,3
5 0/–0,7/–0,3/+0,3/+0,7
7
0/–1,0/–0,7/–0,3/+0,3/+0,7/
+1,0
9
0/–1,3/–1,0/–0,7/–0,3/+0,3/
+0,7/+1,0/+1,3
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 287) voor
informatie over het kiezen van de stapgrootte voor de belichtingsstappen.
Zie persoonlijke instelling e7 (Bracketingvolgorde, 0 308) voor informatie
over het kiezen van de volgorde waarin bracketing wordt uitgevoerd. Zie
persoonlijke instelling f8 (BKT-knop toewijzen, 0 316) voor informatie
over het kiezen van de functie van de D-knop.
D-knop Secundaire instelschijf
Bedieningspaneel
Stapgrootte belichting
135
Z
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera verandert de belichting en/of flitssterkte beeld voor
beeld, overeenkomstig het geselecteerde bracketingprogramma.
Modificaties aan de belichting worden toegevoegd aan de
aanpassingen die zijn gemaakt met belichtingscorrectie (zie
pagina 130), waardoor het mogelijk is compensatiewaarden van
meer dan 5 LW te behalen.
Terwijl bracketing actief is, wordt een voortgangsaanduiding
bracketing in het bedieningspaneel weergegeven. Na elke
opname verdwijnt een deel uit de aanduiding.
❚❚ Bracketing annuleren
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat het aantal opnamen in de bracketingreeks nul
is ( ) en M niet langer wordt weergegeven. Het laatst geactiveerde
programma wordt hersteld zodra bracketing de volgende keer wordt
geactiveerd. Bracketing kan ook worden geannuleerd door een reset
met twee knoppen (0 193) uit te voeren, hoewel in dit geval het
bracketingprogramma niet wordt hersteld zodra bracketing de
volgende keer wordt geactiveerd.
Aantal opnamen: 3; stapgrootte: 0,7 Weergave na eerste opname
136
Z
A Belichting en flitsbracketing
In de ontspanstanden continu lage snelheid en continu hoge snelheid
pauzeert de opname nadat het aantal opnamen zoals gespecificeerd in het
bracketingprogramma zijn gemaakt. De volgende keer dat u de
ontspanknop indrukt wordt de opname hervat. Telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera het aantal opnamen dat is
geselecteerd in stap 2 op pagina 133, ongeacht de optie die is geselecteerd
voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen
(0 291); het interval tussen de opnamen wordt echter door persoonlijke
instelling c3 (Zelfontspanner) > Interval tussen opnamen geregeld. In
andere standen wordt er een opname gemaakt telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt.
Als de geheugenkaart vol is voordat de hele opnamereeks is gemaakt, kan
het opnemen worden hervat vanaf de volgende opnamereeks nadat de
geheugenkaart is vervangen of opnamen zijn verwijderd om ruimte op de
geheugenkaart vrij te maken. Als de camera wordt uitgeschakeld voordat
alle foto’s in de reeks zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de
volgende foto in de serie nadat de camera weer is ingeschakeld.
A Belichtingsbracketing
De camera past de belichting aan door de sluitertijd en het diafragma
(automatisch programma), het diafragma (sluitertijdvoorkeuze) of de
sluitertijd (diafragmavoorkeuze, handmatige belichtingsstand) te variëren.
Als Aan is geselecteerd voor ISO-gevoeligheid instellen > Autom inst
ISO-gevoeligheid (0 111) in de standen e, f en g, dan past de camera de
belichting aan door de ISO-gevoeligheid aan te passen en wordt alleen
sluitertijd en/of diafragma aangepast als de limieten van het
belichtingssysteem worden overschreden. Persoonlijke instelling e6 (Auto
bracketing (M-stand), 0 308) kan worden gebruikt om de uitvoering van
de belichtings- en flitsbracketing in de handmatige belichtingsstand te
wijzigen.
Bracketing kan worden uitgevoerd door de flitssterkte samen met
sluitertijd en/of diafragma aan te passen, of door alleen de flitssterkte aan te
passen.
137
Z
❚❚ Witbalansbracketing
De camera maakt meerdere kopieën van elke foto, elk met een andere
witbalans. Zie pagina 145 voor informatie over witbalans.
1 Selecteer witbalansbracketing.
Kies Witbalansbracketing voor
persoonlijke instelling e5 Inst. voor autom.
bracketing.
2 Kies het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf
om het aantal opnamen in de bracketingreeks te kiezen. Het
aantal opnamen wordt in het bedieningspaneel getoond.
Bij instellingen anders dan nul, verschijnen
een W -pictogram en een aanduiding
voor witbalansbracketing in het
bedieningspaneel en wordt D in de zoeker weergegeven.
Aantal opnamen
Bedieningspaneel
Aanduiding witbalans
-
bracketin
g
D-knop Hoofdinstelschijf
138
Z
3 Selecteer een stapgrootte voor witbalans.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om
de aanpassing voor witbalans te kiezen. Elke stapgrootte is
grofweg equivalent aan 5 mired.
Kies uit stapgroottes van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15 mired).
Hogere B-waarden komen overeen met toegenomen
hoeveelheden blauw, hogere A-waarden met toegenomen
hoeveelheden amber (0 149). De bracketingprogramma’s met
een stapgrootte van 1 staan hieronder vermeld.
Weergave bedieningspaneel
Aantal
opnamen
Stapgrootte
voor witbalans
Bracketingvolgorde
01 0
31B 1B/0/2B
31A 1A/2A/0
21B 0/1B
21A 0/1A
3 1A, 1B 0/1A/1B
5 1A, 1B 0/2A/1A/1B/2B
71A, 1B
0/3A/2A/1A/
1B/2B/3B
91A, 1B
0/4A/3A/2A/1A/
1B/2B/3B/4B
A Zie ook
Zie pagina 150 voor een definitie van “mired”.
Stapgrootte voor
witbalans
D-knop Secundaire instelschijf Bedieningspaneel
139
Z
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Elke opname wordt verwerkt om het aantal kopieën te maken
zoals gespecificeerd in het bracketingprogramma en elke kopie
heeft een andere witbalans. Modificaties aan de witbalans
worden toegevoegd aan de aanpassingen van de witbalans die
zijn gemaakt met de fijnafstelling witbalans.
Als het aantal opnamen in het
bracketingprogramma groter is dan
het aantal resterende opnamen,
knipperen n en het pictogram
voor de betreffende kaart in het
bedieningspaneel, verschijnt er een
knipperend j-pictogram in de
zoeker en wordt de ontspanknop
uitgeschakeld. De opname kan beginnen zodra een nieuwe
geheugenkaart is geplaatst.
140
Z
❚❚ Bracketing annuleren
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat het aantal opnamen in de bracketingreeks nul
is (r) en W niet langer wordt weergegeven. Het laatst
geactiveerde programma wordt hersteld zodra bracketing de
volgende keer wordt geactiveerd. Bracketing kan ook worden
geannuleerd door een reset met twee knoppen (0 193) uit te voeren,
hoewel in dit geval het bracketingprogramma niet wordt hersteld
zodra bracketing de volgende keer wordt geactiveerd.
A Witbalansbracketing
Witbalansbracketing is niet beschikbaar bij NEF (RAW) beeldkwaliteit. Door
de NEF (RAW), NEF (RAW) + JPEG Fijn, NEF (RAW) + JPEG Normaal of NEF
(RAW) + JPEG Basis te selecteren, wordt witbalansbracketing geannuleerd.
Witbalansbracketing heeft alleen invloed op de kleurtemperatuur (de
amberblauwe as in de fijnafstellingweergave voor witbalans, 0 149). Er
worden geen aanpassingen gedaan aan de groenmagenta as.
Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt in de
zelfontspannerstand het aantal gespecificeerde aantal kopieën in het
witbalansprogramma aangemaakt, ongeacht de optie die is geselecteerd
voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen
(0 291).
Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl het toegangslampje van de
geheugenkaart brandt, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto’s
in de reeks zijn opgenomen.
141
Z
❚❚ ADL-bracketing
De camera varieert Actieve D-Lighting voor een serie belichtingen. Zie
pagina 174 voor informatie over Actieve D-Lighting.
1 Selecteer ADL-bracketing.
Kies ADL-bracketing voor persoonlijke
instelling e5 Inst. voor autom. bracketing.
2 Kies het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf
om het aantal opnamen in de bracketingreeks te kiezen. Het
aantal opnamen wordt in het bedieningspaneel getoond.
Bij instellingen anders dan nul,
verschijnen een d -pictogram en een
aanduiding voor ADL-bracketing in het bedieningspaneel en
wordt D in de zoeker weergegeven. Kies twee opnamen om
één foto met uitgeschakelde Actieve D-Lighting te maken en een
andere met een geselecteerde waarde te maken. Kies drie tot en
met vijf opnamen om een reeks foto’s te maken met Actieve
D-Ligting ingesteld op Uit, Laag en Normaal (drie opnamen),
Uit, Laag, Normaal en Hoog (vier opnamen) of Uit, Laag,
Normaal, Hoog en Extra hoog (vijf opnamen). Ga naar stap 4 als
u voor meer dan twee opnamen kiest.
Aantal opnamen
Bedieningspaneel
Aanduiding ADL-
bracketing
D-knop Hoofdinstelschijf
142
Z
3 Selecteer Actieve D-Lighting.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om
Actieve D-Lighting te kiezen.
Actieve D-Lighting wordt in het bedieningspaneel getoond.
Weergave bedieningspaneel Actieve D-Lighting
Y
Automatisch
R
Laag
Q
Normaal
P
Hoog
Z
Extra hoog
D-knop Secundaire instelschijf
143
Z
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera verandert Actieve D-Lighting beeld voor beeld,
overeenkomstig het geselecteerde bracketingprogramma.
Terwijl bracketing actief is, wordt een voortgangsaanduiding
bracketing in het bedieningspaneel weergegeven. Na elke
opname verdwijnt een deel uit de aanduiding.
144
Z
❚❚ Bracketing annuleren
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat het aantal opnamen in de bracketingreeks nul
is (r) en d niet langer wordt weergegeven. Het laatst
geactiveerde programma wordt hersteld zodra bracketing de
volgende keer wordt geactiveerd. Bracketing kan ook worden
geannuleerd door een reset met twee knoppen (0 193) uit te voeren,
hoewel in dit geval het bracketingprogramma niet wordt hersteld
zodra bracketing de volgende keer wordt geactiveerd.
A ADL-bracketing
In de ontspanstanden continu lage snelheid en continu hoge snelheid
pauzeert de opname nadat het aantal opnamen zoals gespecificeerd in het
bracketingprogramma zijn gemaakt. De volgende keer dat u de
ontspanknop indrukt wordt de opname hervat. Telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera het aantal opnamen dat is
geselecteerd in stap 2 op pagina 141, ongeacht de optie die is geselecteerd
voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen
(0 291); het interval tussen de opnamen wordt echter door persoonlijke
instelling c3 (Zelfontspanner) > Interval tussen opnamen geregeld. In
andere standen wordt er een opname gemaakt telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt.
Als de geheugenkaart vol is voordat de hele opnamereeks is gemaakt, kan
het opnemen worden hervat vanaf de volgende opnamereeks nadat de
geheugenkaart is vervangen of opnamen zijn verwijderd om ruimte op de
geheugenkaart vrij te maken. Als de camera wordt uitgeschakeld voordat
alle foto’s in de reeks zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de
volgende foto in de serie nadat de camera weer is ingeschakeld.
r
145
r
Witbalans
Witbalans zorgt ervoor dat de kleuren niet worden beïnvloedt door
de kleur van de lichtbron. Automatische witbalans wordt aanbevolen
voor de meeste lichtbronnen. Als het gewenste resultaat niet kan
worden behaald met automatische witbalans, kies dan een optie uit
de onderstaande lijst of gebruik vooringestelde witbalans.
Opties voor witbalans
Optie
Kleurtemperatuur
*
Beschrijving
v Automatisch
3.500–8.000 K
Witbalans wordt automatisch
aangepast. Gebruik G- of D-type
objectieven voor het beste resultaat.
Wanneer de ingebouwde of een
optionele flitser flitst, worden de
resultaten zo nodig aangepast.
Normaal
Kleuren warm licht
behouden
J Gloeilamplicht 3.000 K Gebruik bij gloeilampverlichting.
I Tl-licht Gebruik met:
Natriumdamplampen
2.700 K
Natriumdamplampen (te vinden bij
sportevenementen).
Warm wit tl-licht 3.000 K Warmwitte tl-lampen.
Wit tl-licht 3.700 K Witte tl-lampen.
Koel wit tl-licht 4.200 K Koelwitte tl-lampen.
Dag wit tl-licht 5.000 K Daglicht met witte tl-lampen.
Daglicht tl-licht 6.500 K Daglicht tl-lampen.
Kwikdamp op hoge
temp.
7.200 K
Lichtbronnen met hoge
kleurtemperatuur (bijv.
kwikdamplampen).
H Direct zonlicht 5.200 K
Gebruik in combinatie met onderwerpen
die worden verlicht door direct zonlicht.
N Flitslicht 5.400 K
Gebruik met ingebouwde of optionele
flitsers.
G Bewolkt 6.000 K
Gebruik bij daglicht onder bewolkte
luchten.
M Schaduw 8.000 K
Gebruik bij daglicht met onderwerpen
in de schaduw.
146
r
Witbalans kan worden geselecteerd door op de U-knop te drukken
en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling in
het bedieningspaneel wordt weergegeven.
K
Kies
kleurtemperatuur
2.500–
10.000 K
Kies kleurtemperatuur uit lijst met
waarden (0 152).
L
Handmatige
voorinstelling
Gebruik onderwerp, lichtbron of
bestaande foto als referentie voor
witbalans (0 154).
* Alle waarden zijn bij benadering en komen niet overeen met de fijnafstelling
(indien van toepassing).
U-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
A Het opnamemenu
Witbalans kan tevens met behulp van de optie
Witbalans in het opnamemenu (0 268) worden
aangepast, welke ook voor het fijnafstellen van de
witbalans (0 148) of het meten van een
vooringestelde waarde voor de witbalans (0 154)
kan worden gebruikt. De optie Automatisch in het
menu Witbalans biedt u de keuze uit Normaal en
Kleuren warm licht behouden, welke de warme kleuren behoudt die
worden geproduceerd door gloeilampverlichting, terwijl de optie
I Tl-licht kan worden gebruikt om de lichtbron uit de bulb-types te
selecteren.
A Studioflitslicht
Automatische witbalans produceert mogelijk niet de gewenste resultaten
met grote studioflitsapparaten. Gebruik vooringestelde witbalans of stel
witbalans in op Flitslicht en gebruik fijnafstelling om de witbalans aan te
passen.
Optie
Kleurtemperatuur
*
Beschrijving
147
r
A Zie ook
Wanneer Witbalansbracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling
e5 (Inst. voor autom. bracketing, 0 307) maakt de camera verschillende
beelden telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen. Witbalans wordt bij
elk beeld afgewisseld, waarbij “bracketing” wordt gebruikt voor de waarde
die momenteel is geselecteerd voor witbalans. Zie pagina 137 voor meer
informatie.
A Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van
andere omstandigheden. De kleurtemperatuur is een objectieve
maateenheid voor de kleur van een lichtbron, die wordt gedefinieerd als de
temperatuur waarop een voorwerp zou moeten worden verhit om licht met
dezelfde golflengte uit te stralen. Terwijl lichtbronnen met een
kleurtemperatuur in de buurt van 5.000–5.500 K er wit uitzien, beschikken
lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals gloeilampen, een gele
of rode zweem. Lichtbronnen met een hogere kleurtemperatuur hebben
een blauwe zweem. De witbalansopties van de camera zijn aangepast aan
de volgende kleurtemperaturen:
I (Natriumdamplampen): 2.700 K
J (Gloeilamplicht)/
I (Warm wit tl-licht): 3.000 K
I (Wit tl-licht): 3.700 K
I (Koel wit tl-licht): 4.200 K
I (Dag wit tl-licht): 5.000 K
H (Direct zonlicht): 5.200 K
N (Flitslicht): 5.400 K
G (Bewolkt): 6.000 K
I (Daglicht tl-licht): 6.500 K
I (Kwikdamp op hoge temp.):
7.200 K
M (Schaduw): 8.000 K
148
r
Fijnafstelling witbalans
De instelling van de witbalans kan verder worden verfijnd om
variaties in de kleur van de lichtbron te corrigeren of om een foto
opzettelijk een kleurzweem te geven. Witbalans wordt verder verfijnd
met behulp van de optie Witbalans in het opnamemenu of druk op
de U-knop en draai aan de secundaire instelschijf.
❚❚ Het witbalansmenu
1 Selecteer een optie voor
witbalans in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Selecteer Witbalans in het
opnamemenu en markeer
vervolgens een witbalansoptie en druk op 2. Als er een andere
optie dan Automatisch, Tl-licht, Kies kleurtemperatuur of
Handmatige voorinstelling is geselecteerd, ga door naar stap 2.
Als Automatisch of Tl-licht is geselecteerd, markeer dan een
type verlichting en druk op 2. Zie pagina 159 voor het
fijnafstellen van de vooringestelde witbalans.
G-knop
149
r
2 Stel witbalans fijn af.
Gebruik de multi-selector om de
witbalans fijn af te stellen.
Witbalans kan op de
amber (A)–blauw (B) as en de
groen (G)–magenta (M) as
worden fijnafgesteld. De
horizontale (amber-blauw) as
komt overeen met de kleurtemperatuur, waarbij elke stapgrootte
equivalent is aan ongeveer 5 mired. De verticale (groen-magenta)
as heeft hetzelfde effect op de overeenkomstige kleur correctie
(CC) filters.
3 Druk op J.
Druk op J om de instellingen op te slaan
en keer terug naar het opnamemenu. Na
het fijnafstellen van de witbalans wordt
er een sterretje (“U”) in het
bedieningspaneel weergegeven.
Coördinaten
Aanpassing
Meer groen toevoegen
Meer magenta toevoegen
Meer blauw toevoegen
Meer amber
toevoegen
Groen (G)
Magenta (M)
Blauw (B) Amber (A)
J-knop
150
r
A Fijnafstelling witbalans
De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de
cursor bijvoorbeeld in de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een
“warme” instelling zoals J (Gloeilamplicht) is geselecteerd voor witbalans,
worden foto’s iets “kouder” maar niet blauw.
A “Mired”
Elke wijziging in kleurtemperatuur produceert een groter verschil in kleur
bij lage kleurtemperaturen dan bij hoge kleurtemperaturen. Bijvoorbeeld
een wijziging van 1.000 K produceert een veel grotere verandering in kleur
bij 3.000 K dan bij 6.000 K. Mired, berekend door vermenigvuldiging van het
tegenovergestelde van de kleurtemperatuur met 10
6
, is een meting van de
kleurtemperatuur dat met dergelijke afwijkingen rekening houdt en als
zodanig wordt het apparaat in correctiefilters voor kleurtemperatuur
gebruikt. Bijv.:
4.000 K–3.000 K (een verschil van 1.000 K)=83 mired
7.000 K–6.000 K (een verschil van 1.000 K)=24 mired
151
r
❚❚ De U-knop
Bij instellingen anders dan K (Kies kleurtemperatuur) en L
(Handmatige voorinstelling), kan de U-knop worden gebruikt
voor het fijnafstellen van de witbalans op de amber (A)–blauw (B) as
(0 149; gebruik het opnamemenu voor het fijnafstellen van de
witbalans wanneer L is geselecteerd, zoals beschreven op pagina
148). In beide richtingen zijn er zes instellingen beschikbaar. Elke
stapgrootte is equivalent aan ongeveer 5 mired (0 150). Druk op de
U-knop en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste
stand in het bedieningspaneel wordt weergegeven. Draai de
secundaire instelschijf naar links om de hoeveelheid amber (A) te
verhogen. Draai de secundaire instelschijf naar rechts om de
hoeveelheid blauw (B) te verhogen. Er verschijnt een sterretje (“U”) in
het bedieningspaneel bij instellingen anders dan 0.
Bedieningspaneel
U-knop Secundaire instelschijf
152
r
Een kleurtemperatuur kiezen
Wanneer K (Kies kleurtemperatuur) is geselecteerd voor witbalans,
kan de kleurtemperatuur worden geselecteerd met behulp van de
optie Witbalans in het opnamemenu of door de U-knop, multi-
selector en secundaire instelschijf te gebruiken.
❚❚ Het witbalansmenu
Voer de waarden in voor de assen amber-blauw en groen-magenta
(0 149).
1 Selecteer Kies
kleurtemperatuur.
Druk op de G-knop en
selecteer Witbalans in het
opnamemenu. Markeer
Kies kleurtemperatuur en
druk op 2.
2 Selecteer een waarde voor
amber-blauw.
Druk op 4 of 2 om getallen te
markeren en druk op 1 of 3 om
te wijzigen.
3 Selecteer een waarde voor
groen-magenta.
Druk op 4 of 2 om de as G
(groen) of M (magenta) te
markeren en druk op 1 of 3 om
een waarde te selecteren.
G-knop
Waarde voor amber (A)-
blauw (B)-as
Waarde voor groen (G)-
magenta (M)-as
153
r
4 Druk op J.
Druk op J om de wijzigingen op te slaan
en keer terug naar het opnamemenu. Als
een waarde anders dan 0 is geselecteerd
voor de groene (G)–magenta (M) as,
wordt een sterretje (“U”) in het
bedieningspaneel weergegeven.
❚❚ De U-knop
De U-knop kan alleen worden gebruikt om de kleurtemperatuur
voor de amber (A)–blauw (B) as te selecteren. Druk op de U-knop en
draai aan de secundaire instelschijf tot de gewenste waarde in het
bedieningspaneel wordt weergegeven (aanpassingen worden in
mireds uitgevoerd; 0 150). Druk op de U-knop om een
kleurtemperatuur rechtstreeks in stapgrootten van 10 K in te voeren
en druk op 4 of 2 om een getal te markeren en druk op 1 of 3 om
dit getal te wijzigen.
U-knop Secundaire instelschijf
Bedieningspaneel
D Kies kleurtemperatuur
Merk op dat de gewenste resultaten niet worden verkregen met flitser of tl-
verlichting. Kies N (Flitslicht) of I (Tl-licht) voor deze bronnen. Maak bij
andere lichtbronnen een testopname om te bepalen of de geselecteerde
waarde juist is.
J-knop
154
r
Handmatige voorinstelling
U kunt handmatige voorinstelling gebruiken om aangepaste
witbalansinstellingen op te slaan en te gebruiken voor opnamen bij
verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een duidelijke
kleurzweem te corrigeren. De camera kan maximaal vier waarden
voor vooringestelde witbalans opslaan in voorinstellingen d-1 tot en
met d-4. Er zijn twee methoden beschikbaar voor het instellen van
vooringestelde witbalans:
Methode Beschrijving
Directe meting
Een neutraal grijs of wit voorwerp wordt onder licht
geplaatst dat in de definitieve foto zal worden
gebruikt en de witbalans wordt door de camera
gemeten (0 155).
Kopie van bestaande foto
De witbalans wordt van een foto op een
geheugenkaart gekopieerd (0 158).
A Voorinstellingen witbalans
Wijzigingen aan de voorinstellingen van de witbalans gelden voor alle
opnamemenu’s van de geheugenbank (0 269). Er wordt een
bevestigingsvenster weergegeven als de gebruiker een vooringestelde
witbalans probeert te wijzigen die is aangemaakt in een ander
opnamemenu van de geheugenbank.
A Voorinstelling witbalans meten
Handmatige voorinstelling witbalans kan niet worden gemeten tijdens
livebeeld (0 45, 59), terwijl u een HDR-foto (0 176) of meerdere opnamen
(0 195) vastlegt of wanneer Films opnemen is geselecteerd voor
persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen, 0 324).
155
r
❚❚ Een waarde voor witbalans meten
1 Belicht een referentievoorwerp.
Plaats een neutraal wit of grijs voorwerp onder het licht dat in de
definitieve foto wordt gebruikt. In studio-instellingen kan een
standaard grijskaart als referentievoorwerp worden gebruikt.
Merk op dat bij het meten van witbalans de belichting
automatisch wordt verhoogd met 1 LW. Pas in belichtingsstand h
de belichting aan, zodat de belichtingsaanduiding ±0 (0 123)
toont.
2 Stel witbalans in op L (Handmatige voorinstelling).
Druk op de U-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat L
in het bedieningspaneel wordt weergegeven.
3 Selecteer een voorinstelling.
Druk op de U-knop en draai aan de secundaire instelschijf
totdat de vooringestelde witbalans (d-1 tot d-4) in het
bedieningspaneel wordt weergegeven.
U-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
U-knop Secundaire instelschijf Bedieningspaneel
156
r
4 Selecteer de stand direct meten.
Ontspan kort de U-knop en druk
vervolgens op de knop totdat het
pictogram L in het bedieningspaneel
begint te knipperen. Tevens verschijnt er
een knipperende D in de zoeker. De
weergaven knipperen ongeveer zes
seconden.
5 Meet de witbalans.
Voordat de aanduidingen stoppen met knipperen,
kadreert u de camera zodat het referentievoorwerp de
zoeker vult en drukt u de ontspanknop helemaal in. De camera
meet een waarde voor witbalans en bewaart het in de
voorinstelling die is geselecteerd in stap 3. Er wordt geen foto
gemaakt; zelfs als de camera niet is scherpgesteld, kan de
witbalans een nauwkeurige meting uitvoeren.
A Beveiligde voorinstellingen
Als de huidige voorinstelling is beveiligd (0 161) en u een nieuwe waarde
probeert te meten, knippert 3 in het bedieningspaneel.
Bedieningspaneel
Zoeker
157
r
6 Controleer de resultaten.
Als de camera een waarde voor witbalans
kon meten, knippert C ongeveer zes
seconden in het bedieningspaneel,
terwijl de zoeker een knipperende a
toont.
Als het te donker of te licht is, kan de
camera de witbalans mogelijk niet
meten. Een knipperende ba
verschijnt ongeveer zes seconden in het
bedieningspaneel en de zoeker. Druk de
ontspanknop half in om terug te keren
naar stap 5 en de witbalans opnieuw te
meten.
D Stand direct meten
Als er geen handelingen worden uitgevoerd terwijl de weergaveschermen
knipperen, wordt de stand direct meten beëindigd op het tijdstip dat is
geselecteerd voor persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit,
0 291).
A Een voorinstelling selecteren
Door Handmatige voorinstelling voor de optie
Witbalans in het opnamemenu te selecteren,
wordt het rechts getoonde venster weergegeven;
markeer een voorinstelling en druk op J. Als er
momenteel geen waarde bestaat voor de
geselecteerde voorinstelling, wordt witbalans
ingesteld op 5.200 K, hetzelfde als voor Direct
zonlicht.
Bedieningspaneel
Zoeker
Bedieningspaneel
Zoeker
158
r
❚❚ Witbalans van een foto kopiëren
Voer de onderstaande stappen uit om een waarde voor witbalans
vanaf een bestaande foto naar een geselecteerde voorinstelling te
kopiëren.
1 Selecteer L
(Handmatige
voorinstelling) voor
witbalans in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop en
selecteer Witbalans in het
opnamemenu. Markeer
Handmatige
voorinstelling en druk op 2.
2 Selecteer een bestemming.
Markeer de bestemming van de
voorinstelling (d-1 tot d-4) en
druk op de centrale knop van de
multi-selector.
3 Kies Selecteer foto.
Markeer Selecteer foto en druk
op 2.
G-knop
159
r
4 Markeer een bronfoto.
Markeer de bronfoto. Druk op de
X-knop om de gemarkeerde foto
schermvullend te bekijken.
Druk op W en selecteer de
gewenste kaart en map (0 221) om foto’s
op andere locaties te bekijken.
5 Kopieer de witbalans.
Druk op J om de witbalanswaarde voor de
gemarkeerde foto naar de geselecteerde
voorinstelling te kopiëren. Als de
gemarkeerde foto commentaar bevat
(0 333), wordt het commentaar naar het
commentaar voor de geselecteerde
voorinstelling gekopieerd.
A Een voorinstelling witbalans kiezen
Druk op 1 om de huidige voorinstelling witbalans
(d-1–d-4) te markeren en druk op 2 om een
andere voorinstelling te selecteren.
A Voorinstelling witbalans fijnafstellen
De geselecteerde voorinstelling kan worden
fijnafgesteld door Fijnafstelling te selecteren en
witbalans aan te passen, zoals beschreven op
pagina 149.
J-knop
160
r
❚❚ Commentaar invoeren
Volg de onderstaande stappen om een beschrijvend commentaar van
maximaal zesendertig tekens in te voeren voor een voorinstelling
witbalans.
1 Selecteer L (Handmatige
voorinstelling).
Markeer Handmatige
voorinstelling in het
witbalansmenu (0 158) en druk
op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste
voorinstelling en druk op de
centrale knop van de multi-
selector.
3 Select Commentaar
bewerken.
Markeer Commentaar
bewerken en druk op 2.
4 Bewerk het commentaar.
Bewerk het commentaar zoals beschreven
op pagina 170.
161
r
❚❚ Een voorinstelling witbalans beveiligen
Voer de onderstaande stappen uit om de geselecteerd voorinstelling
witbalans te beveiligen. Beveiligde voorinstellingen kunnen niet
worden aangepast en de opties Fijnafstelling en Commentaar
bewerken kunnen niet worden gebruikt.
1 Selecteer L (Handmatige
voorinstelling).
Markeer Handmatige
voorinstelling in het
witbalansmenu (0 158) en druk
op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste
voorinstelling en druk op de
centrale knop van de multi-
selector.
3 Selecteer Beveiligen.
Markeer Beveiligen en druk op
2.
4 Selecteer Aan.
Markeer Aan en druk op
J om de geselecteerde
voorinstelling witbalans te
beveiligen. Selecteer Uit
om de beveiliging te
verwijderen.
J-knop
162
r
J
163
J
Beeldverbetering
Dankzij het unieke Picture Control-systeem van Nikon kunt u
beeldbewerkingsinstellingen inclusief verscherping, contrast,
helderheid, verzadiging en tint delen met compatibele apparaten en
software.
Een Picture Control selecteren
De camera beschikt over verschillende vooringestelde Picture
Controls. Kies een Picture Control die past bij het onderwerp of het
soort opname.
1 Druk op L (Z/Q).
Er wordt een lijst met Picture
Controls weergegeven.
Picture Controls
Optie Beschrijving
Q Standaard
Standaardverwerking voor evenwichtige resultaten.
Aanbevolen voor de meeste situaties.
R Neutraal
Minimale verwerking voor natuurlijke resultaten. Kies
deze optie voor foto’s die later uitgebreid zullen
worden bewerkt of geretoucheerd.
S Levendig
Foto’s worden verbeterd voor een levendig fotoprint-
effect. Kies deze optie voor foto’s met voornamelijk
primaire kleuren.
T Monochroom Voor het nemen van monochrome foto’s.
o Portret
Geeft een natuurlijke textuur en een egaal gevoel van
de huid bij het verwerken van portretten.
p Landschap Voor levendige landschappen en stadsgezichten.
L (Z/Q)-knop
164
J
2 Selecteer een Picture
Control.
Markeer de gewenste
Picture Control en druk op
J.
A Vooringestelde Picture Controls versus eigen Picture Controls
De Picture Controls meegeleverd met de camera worden aangeduid als
Vooringestelde Picture Controls. Eigen Picture Controls worden aangemaakt
door middel van aanpassingen aan de bestaande Picture Controls met
behulp van de optie Picture Control beheren in het opnamemenu
(0 169). Eigen Picture Controls kunnen op een geheugenkaart worden
opgeslagen en met andere D800-camera’s en compatibele software
worden gedeeld (0 172).
A De aanduiding Picture Control
Wanneer de R knop wordt ingedrukt, wordt de
huidige Picture Control in het informatiescherm
weergegeven.
Aanduiding Picture
Control
A Het opnamemenu
Picture Controls kunnen tevens worden
geselecteerd met behulp van de optie Picture
Control instellen in het opnamemenu (0 268).
J-knop
165
J
Bestaande Picture Controls aanpassen
Bestaande vooringestelde of eigen Picture
Controls (0 169) kunnen worden aangepast
aan het onderwerp of aan de creatieve wensen
van de gebruiker. Kies een evenwichtige
combinatie van instellingen met behulp van
Snel aanpassen of pas de individuele
instellingen handmatig aan.
1 Selecteer een Picture
Control.
Markeer de gewenste Picture
Control in de Picture Control-lijst
(0 163) en druk op 2.
2 Pas de instellingen aan.
Druk op 1 of 3 om de gewenste
instelling te markeren en druk
op 4 of 2 om een waarde te
kiezen (0 166). Herhaal deze
stap totdat alle instellingen zijn
aangepast of selecteer Snel aanpassen om een vooringestelde
combinatie van instellingen te selecteren. U kunt de
standaardinstellingen herstellen door op de O (Q)-knop te
drukken.
3 Druk op J.
A Aanpassingen in de originele Picture Controls
Picture Controls waarvan de standaardwaarden
zijn gewijzigd, worden aangeduid met een
sterretje (“U”) in het menu Picture Control
instellen.
166
J
❚❚ Instellingen Picture Control
Optie Beschrijving
Snel aanpassen
Kies een optie tussen –2 en +2 om het effect van de
geselecteerde Picture Control te verminderen of te
versterken (hierdoor worden alle handmatige
aanpassingen ongedaan gemaakt). Als u bijvoorbeeld een
positieve waarde kiest voor Levendig, worden alle foto’s
levendiger. Niet beschikbaar voor Neutraal,
Monochroom of eigen Picture Controls.
Handmatige aanpassingen
(alle Picture Controls)
Verscherping
Bepaalt de scherpte van de contouren. Selecteer A als u de
verscherping automatisch wilt aanpassen aan het soort
onderwerp of kies een waarde tussen 0 (geen
verscherping) en 9 (hoe hoger de waarde, hoe sterker de
verscherping).
Contrast
Selecteer A als u het contrast automatisch wilt aanpassen
aan het soort onderwerp of kies een waarde tussen –3 en
+3 (Kies een lage waarde om te voorkomen dat hoge
lichten in portretten verbleken in direct zonlicht. Kies een
hoge waarde als u details in mistige landschappen en
andere onderwerpen met een laag contrast wilt
behouden).
Helderheid
Kies –1 voor een lagere helderheid of kies +1 voor een
grotere helderheid. Heeft geen invloed op de belichting.
Handmatige aanpassingen
(alleen niet-monochroom)
Verzadiging
Regelt de levendigheid van kleuren. Selecteer A als u de
verzadiging automatisch wilt aanpassen aan het soort
onderwerp of kies een waarde tussen –3 en +3 (bij een
lage waarde wordt de verzadiging verminderd en bij een
hoge waarde wordt de verzadiging versterkt).
Tint
Kies negatieve waarden (het minimum is –3) om
roodtinten paarser, blauwtinten groener en groentinten
geler te maken. Kies een positieve waarde (maximaal +3)
om roodtinten meer oranje, groentinten blauwer en
blauwtinten paarser te maken.
Handmatige aanpassingen
(alleen monochroom)
Filtereffecten
Bootst het effect van kleurfilters op monochrome foto’s
na. Kies uit OFF (UIT), geel, oranje, rood en groen (0 167).
Kleurtoon
Kies de kleur die wordt gebruikt in monochrome foto’s uit
B&W (Z/W) (zwart-wit), Sepia (Sepia), Cyanotype
(Koelblauw) (blauwgekleurd monochroom), Red (Rood),
Yellow (Geel), Green (Groen), Blue Green
(Blauwgroen), Blue (Blauw), Purple Blue (Paarsblauw),
Red Purple (Roodpaars) (0 168).
167
J
D “A” (Automatisch)
De resultaten van automatische verscherping en
automatische verzadiging hangen af van de
belichting en de positie van het onderwerp in het
beeld. Gebruik een G- of D-type objectief voor het
beste resultaat. De pictogrammen voor Picture
Controls met automatisch contrast en
automatische verzadiging worden groen
weergegeven in het Picture Control-raster en er
verschijnen lijnen die parallel lopen met de assen van het raster.
A Het Picture Control-raster
Als u in stap 2 op pagina 165 op de W-knop drukt,
wordt een Picture Control-raster weergegeven
waarin het contrast en de verzadiging voor de
geselecteerde Picture Control worden
weergegeven in vergelijking met de andere
Picture Controls (Contrast wordt alleen
weergegeven wanneer Monochroom is
geselecteerd). Ontspan de W-knop om naar het
menu Picture Control terug te keren.
A Vorige instellingen
In de waardeaanduiding in het menu voor Picture
Controls wordt de vorige waarde aangeduid met
een streepje. Gebruik dit als referentie bij het
aanpassen van de instellingen.
A Filtereffecten (alleen Monochroom)
De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome
foto’s na. De volgende filtereffecten zijn beschikbaar.
Optie Beschrijving
Y Geel
Vergroot het contrast. Kan worden gebruikt om de helderheid
van de lucht in landschapsfoto’s te verlagen. Oranje creëert een
groter contrast dan geel en rood creëert een groter contrast dan
oranje.
O Oranje
R Rood
G Groen Verzacht huidtinten. Kan worden gebruikt voor portretten.
Houd er rekening mee dat het effect van Filtereffecten groter is dan van
echte glazen filters.
168
J
A Kleurtoon (alleen monochroom)
Door op 3 te drukken wanneer Kleurtoon is
geselecteerd, worden de opties voor verzadiging
weergegeven. Druk op 4 of 2 om de verzadiging
aan te passen. De verzadiging kan niet worden
aangepast als B&W (Z/W) (zwart-wit) is
geselecteerd.
A Eigen Picture Controls
De beschikbare opties voor Picture Controls zijn dezelfde opties als de
originele vooringestelde Picture Control waarop het is gebaseerd.
169
J
Eigen Picture Controls creëren
De met de camera meegeleverde vooringestelde Picture Controls
kunnen worden aangepast en als eigen Picture Controls worden
opgeslagen.
1 Selecteer Picture
Control beheren in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om
de menu’s weer te geven.
Markeer Picture Control
beheren in het
opnamemenu en druk op 2.
2 Selecteer Opslaan/
bewerken.
Markeer Opslaan/bewerken en
druk op 2.
3 Selecteer een Picture
Control.
Markeer een bestaande Picture
Control en druk op 2 of druk op
J om verder te gaan met stap 5
en een kopie van de
gemarkeerde Picture Control op te slaan zonder deze te wijzigen.
G-knop
170
J
4 Bewerk de geselecteerde
Picture Control.
Zie pagina 166 voor meer
informatie. Druk op de O (Q)-
knop om de wijzigingen
ongedaan te maken en start
opnieuw vanaf de standaardinstellingen. Druk op J wanneer de
instellingen zijn voltooid.
5 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de
eigen Picture Control (C-1 tot en
met C-9) en druk op 2.
6 Geef een naam op voor
de Picture Control.
Het dialoogvenster voor
tekstinvoer, zoals rechts
afgebeeld, wordt
weergegeven. Standaard
wordt voor nieuwe Picture Controls een tweecijferig nummer
toegevoegd (automatisch toegewezen) aan de naam van de
bestaande Picture Control; ga naar stap 7 om de standaardnaam
te gebruiken. Houd de W-knop ingedrukt en druk op 4 of 2 om
de cursor in het naamveld te verplaatsen. Als u een nieuw teken
wilt invoeren op de huidige cursorpositie, markeert u het
gewenste teken in het toetsenbordveld met behulp van de multi-
selector en drukt u op de centrale knop van de multi-selector.
Druk op de O (Q)-knop om het teken bij de huidige cursorpositie
te verwijderen.
Eigen Picture Control-namen kunnen maximaal negentien tekens
lang zijn. Alle tekens die u na het negentiende teken invoert,
worden verwijderd.
Toetsenbord
veld
Naamveld
171
J
7 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Druk op J om de wijzigingen op te slaan
en sluit af. De nieuwe Picture Control
wordt weergegeven in de lijst met
Picture Controls.
A Picture Control beheren > Hernoemen
De naam van een eigen Picture Control kan op elk
gewenst moment met de optie Hernoemen in het
menu Picture Control beheren hernoemd
worden.
A Picture Control beheren > Wissen
De optie Wissen in het menu Picture Control
beheren kan worden gebruikt om de
geselecteerde eigen Picture Controls te
verwijderen wanneer deze niet langer nodig zijn.
A Het oorspronkelijke pictogram Picture Control
De oorspronkelijke voorinstelling Picture Control
waarop de eigen Picture Control is gebaseerd,
wordt aangeduid door een pictogram in de
rechterbovenhoek van het bewerkingsvenster.
Pictogram
oorspronkelijke
Picture Control
J-knop
172
J
Eigen Picture Controls delen
Eigen Picture Controls gemaakt met de Picture Control Utility van
ViewNX 2 of optionele software zoals Capture NX 2 kunnen naar een
geheugenkaart worden gekopieerd en in de camera worden geladen.
Omgekeerd kunnen de eigen Picture Controls gemaakt met de
camera naar de geheugenkaart worden gekopieerd om in andere
D800-camera’s en compatibele software te gebruiken en kunnen
deze vervolgens worden verwijderd wanneer ze niet langer nodig zijn
(als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, wordt de kaart in de
eerste sleuf gebruikt; 0 89).
Markeer Laden/opslaan in het
menu Picture Control beheren
en druk op 2 om eigen Picture
Controls naar of van de
geheugenkaart te kopiëren of
eigen Picture Controls van de
geheugenkaart te verwijderen. De volgende opties worden
weergegeven:
Kopiëren naar camera: Kopieer eigen Picture Controls van de
geheugenkaart naar eigen Picture Controls C-1 tot C-9 in de camera
en geef ze naar wens een naam.
Wissen van kaart: Verwijder
geselecteerde eigen Picture
Controls van de
geheugenkaart. Het
bevestigingsvenster rechts
wordt weergegeven voordat
een Picture Control wordt
verwijderd; markeer Ja om de geselecteerde Picture Control te
verwijderen en druk op J.
Kopiëren naar kaart: Kopieer een eigen Picture Control (C-1 tot en met
C-9) van de camera naar een geselecteerde bestemming (1 tot en
met 99) op de geheugenkaart.
J-knop
173
J
A Eigen Picture Controls opslaan
Op elk moment kunnen maximaal 99 eigen Picture Controls op de
geheugenkaart worden opgeslagen. Alleen Picture Controls die door de
gebruiker zijn gemaakt, kunnen op de geheugenkaart worden opgeslagen.
De met de camera (0 163) meegeleverde Picture Controls kunnen niet naar
de geheugenkaart worden gekopieerd of worden hernoemd of verwijderd.
174
J
Detail in hoge lichten en
schaduwen behouden
Actieve D-Lighting
Met Actieve D-Lighting blijven details in hoge lichten en schaduwen
behouden voor foto’s met een natuurlijk contrast. Gebruik voor
onderwerpen met een hoog contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit
een deur of raam een fel verlicht buitentafereel fotografeert, of
wanneer u op een zonnige dag foto’s maakt van onderwerpen in de
schaduw. Deze functie werkt het best in combinatie met
matrixmeting (0 115).
Actieve D-Lighting uit Actieve D-Lighting:
Y Automatisch
D “Actieve D-Lighting” versus “D-Lighting”
Met de optie Actieve D-Lighting in het opnamemenu wordt de belichting
vóór de opname aangepast voor een optimaal dynamisch bereik. Met de
optie D-Lighting in het retoucheermenu kan het dynamische bereik in
foto’s na de opname worden geoptimaliseerd.
175
J
Om Actieve D-Lighting te gebruiken:
1 Selecteer Actieve
D-Lighting in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Actieve D-Lighting
in het opnamemenu en druk
op 2.
2 Kies een optie.
Markeer de gewenste optie
en druk op J. Als
Y Automatisch is
geselecteerd, past de
camera automatisch Actieve
D-Lighting aan de
opnameomstandigheden aan (in de belichtingsstand h is
Y Automatisch echter equivalent aan Q Normaal).
D Actieve D-Lighting
Actieve D-Lighting kan niet worden gebruikt met films. Er kan ruis
(willekeurig verspreide heldere pixels, waas of lijnen) op foto’s verschijnen
die met Actieve D-Lighting zijn gemaakt. Er kunnen onregelmatige
schaduwen in combinatie met bepaalde onderwerpen zichtbaar zijn.
Actieve D-Lighting kan niet worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden van Hi
0,3 of hoger.
A Zie ook
Wanneer ADL-bracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5
(Inst. voor autom. bracketing, 0 307), wisselt de camera Actieve
D-Lighting over een reeks foto’s. Zie pagina 141 voor meer informatie.
G-knop
J-knop
176
J
Hoog Dynamisch Bereik (HDR)
High Dynamic Range (HDR) combineert twee opnamen om een enkel
beeld te vormen dat een brede selectie kleurtonen van schaduwen
tot hoge lichten vastlegt, zelfs met contrastrijke onderwerpen. HDR is
het meest effectief bij het gebruik van matrixmeting (0 115; met
andere meetmethodes is een belichtingsverschil van Automatisch
equivalent aan ongeveer 2 LW). Het kan niet worden gebruikt voor
het vastleggen van NEF (RAW)-afbeeldingen. Filmopname (0 59),
flitslicht, bracketing (0 132), meervoudige belichting (0 195) en
time-lapse-fotografie (0 207) kunnen niet worden gebruikt zo lang
als HDR actief is en een sluitertijd van A is niet beschikbaar.
1 Selecteer HDR (hoog
dynamisch bereik).
Druk op de G-knop om de
menu's weer te geven.
Markeer HDR (hoog
dynamisch bereik) in het
opnamemenu en druk op 2.
+
Eerste opname
(donkerder)
Tweede opname
(lichter)
Gecombineerd
HDR-beeld
G-knop
177
J
2 Selecteer een stand.
Markeer HDR-stand en druk
op 2.
Markeer een van de
volgende opties en druk op
J.
Selecteer 0 Aan (reeks)
om een reeks HDR-foto’s te
maken. De HDR-opname
wordt voortgezet totdat u
Uit selecteert voor de HDR-stand.
Selecteer Aan (één foto) om één HDR-foto te maken. Normaal
vastleggen wordt automatisch hervat nadat u één HDR-foto
hebt gecreëerd.
Selecteer Uit om af te sluiten zonder extra HDR-foto’s te maken.
Als Aan (reeks) of Aan (één foto) is
geselecteerd, wordt er een y-pictogram in
het bedieningspaneel weergegeven.
J-knop
178
J
3 Kies het belichtingsverschil.
Markeer Belichtingsverschil en
druk op 2 om het verschil in
belichting tussen de twee
opnamen te kiezen.
De opties aan de rechterkant
worden weergegeven. Markeer
een optie en druk op J.
Kies
hogere waarden voor
contrastrijke onderwerpen,
maar merk op dat het kiezen
van een waarde hoger dan vereist, mogelijk niet de gewenste
resultaten oplevert; als Automatisch is geselecteerd, past de
camera automatisch de belichting aan die geschikt is voor het
onderwerp.
4 Kies de hoeveelheid
verzachting.
Markeer Verzachting en druk
op 2 om te kiezen met welke
hoeveelheid de overgangen
tussen de twee afbeeldingen
worden verzacht.
De opties aan de rechterkant
worden weergegeven. Markeer
een optie en druk op J.
Hogere waarden leveren een
zachter composietbeeld. Er
kunnen onregelmatige
schaduwen in combinatie met
bepaalde onderwerpen
zichtbaar zijn.
179
J
5 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera maakt twee opnamen wanneer
de ontspanknop volledig wordt ingedrukt.
l y wordt in het bedieningspaneel en
l u in de zoeker weergegeven terwijl
de afbeeldingen worden gecombineerd; er
kunnen geen foto’s worden gemaakt
voordat het vastleggen is voltooid.
Ongeacht de huidig geselecteerde optie
voor de ontspanstand wordt er slechts één
foto gemaakt, telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt.
Als Aan (reeks) is geselecteerd, schakelt HDR alleen uit als Uit is
geselecteerd voor HDR-stand; als Aan (één foto) is geselecteerd,
schakelt HDR automatisch uit nadat de foto is gemaakt. Het y-
pictogram verdwijnt uit het weergavescherm als de HDR-opname
is beëindigd.
Bedieningspaneel
Zoeker
180
J
D HDR-foto’s kadreren
De randen van het beeld worden mogelijk bijgesneden. De gewenste
resultaten worden mogelijk niet behaald als de camera of het onderwerp
beweegt tijdens het vastleggen. Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
Afhankelijk van het onderwerp, kunnen schaduwen rond heldere objecten
of kransen rond donkere objecten verschijnen; dit effect kan worden
verminderd door de hoeveelheid verzachting aan te passen.
A De D-knop
Als HDR (hoog dynamisch bereik) is geselecteerd
voor persoonlijke instelling f8 (BKT-knop
toewijzen; 0 316), kunt u de HDR-stand
selecteren door op de D-knop te drukken en aan
de hoofdinstelschijf te draaien en het
belichtingsverschil selecteren door op de D-
knop te drukken en aan de secundaire instelschijf
te draaien. De stand en het belichtingsverschil
worden in het bedieningspaneel getoond: y en F
verschijnen wanneer Aan (reeks) is geselecteerd
en y wanneer Aan (één foto) is geselecteerd; er
verschijnt geen pictogram wanneer HDR is
uitgeschakeld.
A Intervalfotografie
Als Aan (reeks) is geselecteerd voor HDR-stand voordat intervalopname
begint, zet de camera het maken van HDR-foto’s voort bij het geselecteerde
interval (als Aan (één foto) is geselecteerd, eindigt de intervalopname na
een enkele foto). Het beëindigen van HDR-fotografie beëindigt de
intervalopname.
A Geheugenbanken voor het opnamemenu
HDR-instellingen kunnen voor elke bank afzonderlijk worden aangepast
(0 269), maar bij het overschakelen naar een bank waarin HDR actief is
tijdens meervoudige belichting (0 195) of intervalopnamen (0 201) wordt
HDR uitgeschakeld. HDR wordt tevens uitgeschakeld als u naar een bank
overschakelt waarin een NEF (RAW)-optie is geselecteerd voor
beeldkwaliteit.
l
181
l
Fotograferen met de flitser
De ingebouwde flitser heeft een richtgetal (GN) 12 (m, ISO 100, 20 °C)
en biedt dekking voor de beeldhoek van een 24 mm objectief of een
16 mm objectief in DX-formaat. Het is niet alleen bedoeld voor
onvoldoende natuurlijk licht maar ook voor het opvullen van
schaduw en onderwerpen met tegenlicht of om een oogreflectie aan
de ogen van het onderwerp toe te voegen.
1 Kies een lichtmeetmethode (0 115).
Selecteer matrix of centrumgerichte
meting om i-DDL-uitgebalanceerde
invulflits voor digitale SLR te activeren.
Standaard i-DDL-flits voor digitale SLR
wordt automatisch geactiveerd wanneer
spotmeting is geselecteerd.
2 Druk op de pop-upknop voor de
flitser.
De ingebouwde flitser klapt omhoog en
begint te laden. Zodra de flitser volledig
opgeladen is, gaat de
flitsgereedaanduiding (c) branden.
De ingebouwde flitser gebruiken
Selectieknop voor
lichtmeting
Pop-upknop voor de
flitser
182
l
3 Kies een flitsstand.
Druk op de M (Y)-knop en
draai aan de hoofdinstelschijf
totdat het pictogram van de
gewenste flitsstand in het
bedieningspaneel wordt
weergegeven (0 183).
4 Controleer de belichting (sluitertijd en diafragma).
Druk de ontspanknop half in en controleer de sluitertijd en het
diafragma. De instellingen die beschikbaar zijn wanneer de
ingebouwde flitser is opgeklapt, worden vermeld in “Beschikbare
sluitertijden en diafragma’s voor de ingebouwde flitser” (0 184).
Door op de voorbeeldknop voor scherptediepte te drukken en
een testflits af te geven, kunt u de resultaten van de flitser vooraf
bekijken (0 307).
5 Maak de foto.
Stel de compositie van de foto samen, stel scherp en maak de
foto.
A De ingebouwde flitser neerklappen
Als u stroom wilt besparen wanneer de flitser niet
wordt gebruikt, duwt u de flitser omlaag totdat
deze vastklikt.
M (Y)-knop
Bedieningspaneel
Hoofdinstelschijf
183
l
Flitsstanden
De D800 ondersteunt de volgende flitsstanden:
Flitsstand Beschrijving
Synchronisatie op
het eerste gordijn
Deze stand wordt aanbevolen voor de meeste situaties. In
de standen automatisch programma en
diafragmavoorkeuze, wordt de sluitertijd automatisch
ingesteld op waarden tussen
1
/
250
en
1
/
60
sec. (
1
/
8.000
tot
1
/
60
sec. wanneer een optionele flitser wordt gebruikt met
automatische snelle FP-synchronisatie;
0
299).
Rode-ogenreductie
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt circa één
seconde voor de hoofdflitser. Oogpupillen trekken samen,
waardoor het “rode-ogen”-effect afneemt dat soms door
de flitser wordt veroorzaakt. Ten gevolge van één seconde
ontspanknopvertraging, wordt deze stand niet aanbevolen
voor bewegende onderwerpen of in andere situaties
waarbij snelle ontspanning is vereist. Voorkom het
bewegen van de camera zo langs als het lampje van de
rode-ogenreductie brandt.
Rode-ogenreductie
met trage
synchronisatie
Combineert rode-ogenreductie met trage synchronisatie.
Gebruik voor portretten gemaakt tegen een achtergrond
van nachtlandschappen. Alleen beschikbaar in de
belichtingsstanden automatisch programma en
diafragmavoorkeuze. Gebruik van een statief wordt
aanbevolen om onscherpte veroorzaakt door
cameratrilling te voorkomen.
Trage synchronisatie
De flitser wordt gecombineerd met trage sluitertijden van
30 sec. om zowel het onderwerp als de achtergrond bij
nacht of onder dimlicht vast te leggen. Deze stand is alleen
beschikbaar in de belichtingsstanden automatisch
programma en diafragmavoorkeuze. Gebruik van een
statief wordt aanbevolen om onscherpte veroorzaakt door
cameratrilling te voorkomen.
Synchronisatie op
het tweede gordijn
In sluitertijdvoorkeuze of handmatige
belichtingsstand flitst de flitser net voordat de
sluiter sluit. Gebruik deze functie om een
stroom licht achter bewegende voorwerpen te
creëren. In automatisch programma en
diafragmavoorkeuze wordt trage synchronisatie op het
tweede gordijn gebruikt om zowel het onderwerp als de
achtergrond vast te leggen. Gebruik van een statief wordt
aanbevolen om onscherpte veroorzaakt door
cameratrilling te voorkomen.
184
l
A Beschikbare sluitertijden en diafragma’s voor de ingebouwde
flitser
Stand Sluitertijd Diafragma Zie pagina
e
Automatisch ingesteld door camera
(
1
/250 sec.–
1
/60 sec.)
1, 2
Automatisch
ingesteld door
camera
118
f
Waarde geselecteerd door gebruiker
(
1
/250 sec.–30 sec.)
2
119
g
Automatisch ingesteld door camera
(
1
/250 sec.–
1
/60 sec.)
1, 2
Waarde
geselecteerd
door gebruiker
3
120
h
Waarde geselecteerd door gebruiker
(
1
/250 sec.–30 sec., A)
2
122
1 In de flitsstanden trage synchronisatie, trage synchronisatie op het eerste
gordijn, trage synchronisatie op het tweede gordijn en trage synchronisatie
met rode-ogenreductie wordt de sluitertijd mogelijk ingesteld op een
traagheid van 30 sec.
2 Snelheden van
1
/8.000 sec. zijn beschikbaar met optionele flitsers (0 382)
wanneer 1/320 sec. (autom. FP) of 1/250 sec, (autom. FP) is geselecteerd
voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 299).
3 Het flitsbereik wisselt afhankelijk van het diafragma en de ISO-gevoeligheid.
Raadpleeg de tabel voor het flitsbereik (0 187) bij het instellen van het
diafragma in de g- en h-stand.
185
l
A Flitserregelingsstand
De camera ondersteunt de volgende i-DDL-flitserregelingsstanden:
i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR: Onmiddellijk voorafgaand aan
de hoofdflitser geeft de flitser een reeks bijna onzichtbare voorflitsen
(monitorvoorflitsen) af. Voorflitsen gereflecteerd door objecten in alle
gebieden van het beeld worden opgepakt door de RGB-sensor met circa
91K (91.000) pixels en worden geanalyseerd in combinatie met
reeksinformatie van het matrixmeetsysteem om flitsuitvoer voor
natuurlijke balans tussen hoofdonderwerp en omringende
achtergrondverlichting in te stellen. Als er een G- of D-type objectief
wordt gebruikt, wordt de afstandsinformatie meegerekend bij het
berekenen van de flitssterkte. De nauwkeurigheid van de berekening kan
voor objectieven zonder CPU worden verhoogd door objectiefgegevens
te verstrekken (brandpuntsafstand en maximaal diafragma, zie 0 212).
Niet beschikbaar wanneer spotmeting wordt gebruikt.
Standaard i-DDL-flits voor digitale SLR: Flitsuitvoer aangepast om de verlichting
in het beeld naar standaardniveau te brengen. Met de helderheid van de
achtergrond wordt geen rekening gehouden. Aanbevolen voor opnamen
waarbij het hoofdonderwerp wordt benadrukt ten koste van de
achtergrond of wanneer belichtingscorrectie wordt gebruikt. Standaard
i-DDL-flits voor digitale SLR wordt automatisch geactiveerd wanneer
spotmeting is geselecteerd.
De flitserregelingsstand voor de ingebouwde flitser kan worden
geselecteerd met behulp van persoonlijke instelling e3 (Flitserregeling
ingeb. flitser, 0 301). Het informatiescherm toont als volgt de
flitserregelingsstand voor de ingebouwde flitser:
Flitssynchronisatie Automatische FP (0 299, 300)
i-DDL
Handmatig
Stroboscopisch flitsen
Commanderstand
186
l
D De ingebouwde flitser
Gebruik deze functie voor objectieven met brandpuntsafstanden van
24–300 mm in FX-formaat (0 375). Verwijder de zonnekap om schaduwen
te voorkomen. De flitser heeft een minimumbereik van 0,6 m en kan niet
worden gebruikt in het macrobereik van macro-zoomlenzen.
i-DDL-flitssturing is niet beschikbaar voor ISO-gevoeligheden tussen 100 en
6400; bij andere gevoeligheden worden de gewenste resultaten mogelijk
niet verkregen bij bepaalde afstanden of diafragmavoorwaarden.
Als de flitser flitst in continu ontspanstand (0 103), wordt slechts één foto
gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Nadat de flitser voor meerdere opnamen achtereen is gebruikt, kan de
ontspanknop ter bescherming van de flitser kort worden geblokkeerd. Na
een korte pauze kan de flitser weer worden gebruikt.
A Zie ook
Zie pagina 190 voor informatie over het vergrendelen van de flitswaarde
(FV) voor een gemeten onderwerp, voordat een foto opnieuw wordt
samengesteld.
Zie persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 299) voor
informatie over automatische snelle FP-synchronisatie en het kiezen van
een flitssynchronisatiesnelheid. Zie persoonlijke instelling e2 (Langste
sluitertijd bij flits, 0 300) voor informatie over het kiezen van de langst
beschikbare sluitertijd bij het gebruik van de flitser. Zie persoonlijke
instelling e3 (Flitserregeling ingeb. flitser, 0 301) voor informatie over de
flitserregeling en het gebruik van de ingebouwde flitser in de
commanderstand.
Zie pagina 380 voor informatie over het gebruik van optionele flitsers.
187
l
A Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik
Het bereik van de ingebouwde flitser verschilt afhankelijk van de ISO-
gevoeligheid en het diafragma.
Diafragma bij een ISO-equivalent van Bereik
100 200 400 800 1600 3200 6400 m
1.4 2 2.8 4 5.6 8 11 0,7–8,5
22.845.681116 0,66,0
2.8 4 5.6 8 111622 0,64,2
4 5.6 8 11162232 0,63,0
5.6 8 11 16 22 32 0,6–2,1
8 11162232— 0,61,5
11 16 22 32 0,6–1,1
16 22 32 0,6–0,8
De ingebouwde flitser heeft een minimumbereik van 0,6 m.
In de belichtingsstand e wordt het maximale diafragma (laagste f-waarde)
beperkt overeenkomstig de ISO-gevoeligheid, zoals hieronder wordt
weergegeven:
Maximaal diafragma bij een ISO-equivalent van:
100 200 400 800 1600 3200 6400
2.83.5 4 5 5.67.1 8
Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven
aangegeven, dan wordt de maximale waarde voor diafragma het maximale
diafragma van het objectief.
188
l
Flitscorrectie
Flitscorrectie wordt gebruikt om de flitssterkte aan te passen met
–3 LW tot +1 LW in stapgrootten van
1
/3 LW, waardoor de helderheid
van het hoofdonderwerp ten opzichte van de achtergrond verandert.
U kunt de flitssterkte verhogen om het hoofdonderwerp lichter te
maken of verlagen om ongewenste hoge lichten of reflecties te
voorkomen. Als flitscorrectie wordt gecombineerd met
belichtingscorrectie (0 130), zullen de belichtingswaarden worden
samengevoegd.
Druk, om een waarde voor de flitscorrectie te kiezen, op de M (Y)-
knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste waarde in
het bedieningspaneel wordt weergegeven.
Bij waarden anders dan ±0,0 wordt na het ontspannen van de M (Y)-
knop een Y-pictogram in het bedieningspaneel en de zoeker
weergegeven. De huidige waarde voor flitscorrectie kan worden
bevestigd door op de M (Y)-knop te drukken.
M (Y)-knop Secundaire instelschijf
±0 LW
(M (Y)-knop ingedrukt)
–0,3 LW +1,0 LW
189
l
De normale flitssterkte kan worden hersteld door de flitscorrectie in te
stellen op ±0,0. De flitscorrectie wordt niet ongedaan gemaakt
wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
A Optionele flitsers
Met behulp van de besturingen op de flitsers kan ook voor de SB-910,
SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 de belichtingscorrectie worden ingesteld.
De geselecteerde waarde voor de flitser wordt toegevoegd aan de waarde
die is geselecteerd voor de camera.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b3 (Stap belichtings-/flitscorr., 0 287) voor
informatie over het kiezen van de beschikbare stapgrootten voor
flitscorrectie. Zie pagina 132 voor informatie over het automatisch
veranderen van de flitssterkte voor een serie opnamen.
190
l
Flitswaardevergrendeling
Deze functie wordt gebruikt om de flitsuitvoer te vergrendelen,
waardoor u de compositie van de foto’s kunt veranderen zonder de
flitssterkte te veranderen en u verzekerd bent van de juiste flitsuitvoer
ten opzichte van het onderwerp, zelfs wanneer het onderwerp niet in
het midden van het beeld is gepositioneerd. Flitsuitvoer wordt
automatisch aangepast voor elke wijziging in ISO-gevoeligheid en
diafragma.
Om flitswaardevergrendeling te gebruiken:
1 Wijs flitswaardevergrendeling aan de
Fn-knop toe.
Selecteer Flitswaardevergrendeling voor
persoonlijke instelling f4 (Fn-knop
toewijzen > Fn-knop indrukken, 0 311).
2 Druk op de pop-upknop voor de
flitser.
De ingebouwde flitser klapt omhoog en
begint te laden.
3 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het
midden van het beeld en druk
de ontspanknop half in om de
scherpstelling te activeren.
Pop-upknop voor de
flitser
191
l
4 Vergrendel de flitssterkte.
Druk op de Fn-knop nadat de bevestiging
van de flitsgereedaanduiding (M) wordt
weergegeven in de zoeker. De flitser
verzendt een monitorvoorflits om de
juiste flitssterkte te bepalen. De
flitsuitvoer wordt bij deze sterkte
vergrendeld en het pictogram
flitswaardevergrendelings (e) verschijnt
in de zoeker.
5 Pas de compositie van de foto aan.
6 Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. Indien
gewenst kunnen extra foto's worden gemaakt zonder de
flitswaardevergrendeling vrij te geven.
7 Geef de flitswaardevergrendeling vrij.
Druk op de Fn-knop om de flitswaardevergrendeling vrij te geven.
Controleer of het flitswaardevergrendelingspictogram (e) niet
langer wordt weergegeven in de zoeker.
Fn-knop
192
l
A Flitswaardevergrendeling met de ingebouwde flitser gebruiken
Flitswaardevergrendeling is alleen beschikbaar met de ingebouwde flitser
wanneer DDL is geselecteerd voor persoonlijke instelling e3
(Flitserregeling ingeb. flitser, 0 301).
A Flitswaardevergrendeling met optionele flitsers gebruiken
Flitswaardevergrendeling is tevens beschikbaar met optionele flitsers in
DDL en (indien ondersteund) in de flitserregelingsstanden monitorvoorflits
AA en monitorvoorflits A. Merk op dat wanneer de commanderstand is
geselecteerd voor persoonlijke instelling e3 (Flitserregeling ingeb. flitser,
0 301), dan moet u de flitserregelingsstand instellen voor de master of voor
ten minste één secundaire groep naar DDL of AA.
A Lichtmeting
De lichtmeetvelden voor flitswaardevergrendeling bij gebruik van
optionele flitsers zijn als volgt:
Flitser Flitsstand Gemeten veld
Stand-alone flitser
i-DDL
6-mm cirkel in het midden van het
beeld
AA
Veld gemeten door
flitsbelichtingsmeter
Gebruikt met andere
flitsers (Geavanceerde
draadloze flitssturing)
i-DDL Gehele beeld
AA
Veld gemeten door
flitsbelichtingsmeter
A
(hoofdflitser)
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f5 (Voorbeeldknop toewijzen, 0 315) of
persoonlijke instelling f6 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 315) voor
informatie over het gebruik van de voorbeeldknop voor scherptediepte of
A AE-L/AF-L-knop voor flitswaardevergrendeling.
t
193
t
Andere opnameopties
U kunt de standaardwaarden van de
hieronder vermelde camera-
instellingen herstellen door de
knoppen T en E langer dan
twee seconden tegelijk ingedrukt te
houden (deze knoppen worden
aangegeven met een groene stip).
Het bedieningspaneel schakelt kort
uit terwijl de instellingen worden teruggezet.
❚❚ Instellingen toegankelijk vanuit het opnamemenu
1
1 Met uitzondering van meervoudige belichting en instellingen voor intervaltimer,
worden alleen de instellingen die momenteel in de geheugenbank zijn geselecteerd
met behulp van de optie
Geheugenbank opnamemenu
teruggezet (
0
269).
Instellingen in de resterende geheugenbanken blijven ongewijzigd.
2 Enkel huidige Picture Control.
3 Belichtingsverschil en verzachting worden niet teruggezet.
4 Als meervoudige belichting momenteel aan de gang is, zal de opname eindigen en
wordt meervoudige belichting gecreëerd van opnamen die op dat moment worden
vastgelegd. Versterking en aantal opnamen worden niet teruggezet.
5 Als intervalopname momenteel aan de gang is, zal de opname beëindigen. Starttijd,
opname-interval en het aantal intervallen en opnamen worden niet teruggezet.
Reset met twee knoppen:
standaardinstellingen herstellen
T-knop
E-knop
Optie Standaard
Beeldkwaliteit JPEG Normaal
Beeldformaat Groot
Witbalans
Automatisch >
Normaal
Fijnafstelling A-B: 0, G-M: 0
Instellingen Picture
Control
2
Ongewijzigd
HDR (hoog dynamisch
bereik)
Uit
3
ISO-gevoeligheid 100
Autom inst ISO-
gevoeligheid
Uit
Meervoudige belichting
Uit
4
Intervalopname Uit
5
Optie Standaard
194
t
❚❚ Overige instellingen
1 Scherpstelpunt wordt niet weergegeven als automatisch veld-AF is geselecteerd
voor AF-veldstand.
2 Aantal opnamen is teruggezet naar nul. Stapgrootte voor bracketing is
teruggezet naar 1 LW (belichtings/flitsbracketing) of 1 (witbalansbracketing).
Y Automatisch is geselecteerd voor de tweede opname van twee-opname
ADL-bracketingprogramma's.
3 Alleen de instellingen in de momenteel geselecteerde bank bij het gebruik van
de optie Geheugenbank pers. inst. worden teruggezet (0 280). Instellingen in
de resterende geheugenbanken blijven ongewijzigd.
Optie Standaard
Scherpstelpunt
1
Midden
Belichtingsstand
Automa-
tisch pro-
gramma
Flexibel programma Uit
Belichtingscorrectie Uit
AE-vergrendeling vast Uit
Diafragmavergrendeling
Uit
Sluitertijdvergrendeling
Uit
Autofocusstand AF-S
AF-veldstand
Zoeker
Enkel-
punts AF
Livebeeld/film
Normaal
veld-AF
Bracketing Uit
2
Flitsstand
Synchro-
nisatie
op het
eerste
gordijn
Flitscorrectie Uit
Flitswaardevergrendeling Uit
Belichtingsvertragingsstand
3
Uit
+ NEF (RAW) Uit
Optie Standaard
A Zie ook
Zie pagina 405 voor een lijst met standaardinstellingen.
195
t
Meervoudige belichting
Volg de onderstaande stappen om een serie van twee tot tien
belichtingen in een enkele foto vast te leggen. Meervoudige
belichting maakt gebruik van de RAW-gegevens van de beeldsensor
van de camera om kleuren te produceren die zichtbaar superieur zijn
ten opzichte van software gegenereerde beeld-op-beeld fotografie.
❚❚ Een meervoudige belichting aanmaken
Meervoudige belichtingen kunnen niet in livebeeld worden
opgenomen. Sluit livebeeld af voordat u verder gaat. Merk op dat bij
standaardinstellingen de opname beëindigt en er automatisch een
meervoudige belichting wordt opgenomen als er gedurende 30 sec.
geen handelingen worden uitgevoerd.
1 Selecteer Meervoudige
belichting in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om
de menu's weer te geven.
Markeer Meervoudige
belichting in het
opnamemenu en druk op 2.
A Verlengde opnametijden
Verleng de lichtmeter voor automatisch uit met behulp van persoonlijke
instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit, 0 291) voor een interval tussen
belichtingen van meer dan 30 sec. Het maximale interval tussen
belichtingen is 30 sec. langer dan de optie geselecteerd voor persoonlijke
instelling c2. Als er 30 sec. nadat de monitor is uitgeschakeld geen
handelingen worden uitgevoerd tijdens weergave of menubewerkingen,
wordt de opname beëindigd en wordt er een meervoudige belichting
aangemaakt van de belichtingen die vanaf dat punt zijn opgenomen.
G-knop
196
t
2 Selecteer een stand.
Markeer Stand voor meerv.
belichting en druk op 2.
Markeer een van de
volgende opties en druk op
J:
Selecteer 0 Aan (reeks)
om een reeks meervoudige
belichtingen te maken.
Meervoudige
belichtingsopname wordt voortgezet totdat u Uit voor Stand
voor meerv. belichting selecteert.
Selecteer Aan (één foto) om één meervoudige belichting te maken.
Normaal vastleggen wordt automatisch hervat nadat u een
enkele HDR-foto hebt gecreëerd.
Selecteer Uit om af te sluiten zonder extra meervoudige belichtingen te
creëren.
Als Aan (reeks) of Aan (één foto) is
geselecteerd, wordt een n-pictogram in
het bedieningspaneel weergegeven.
J-knop
197
t
3 Kies het aantal
opnamen.
Markeer Aantal opnamen
en druk op 2.
Druk op 1 of 3 en kies het
aantal te combineren
belichtingen om één foto
samen te stellen en druk op
J.
A De D-knop
Als Meervoudige belichting is geselecteerd
voor persoonlijke instelling f8 (BKT-knop
toewijzen; 0 316) kunt u de stand voor
meervoudige belichting selecteren door op
de D-knop te drukken en aan de
hoofdinstelschijf te draaien en het aantal
opnamen selecteren door op de D-knop te
drukken en aan de secundaire instelschijf te
draaien. De stand en het aantal opnamen
worden in het bedieningspaneel getoond: n
en F verschijnen wanneer Aan (reeks) is
geselecteerd en n wanneer Aan (één foto) is
geselecteerd; er verschijnt geen pictogram als meervoudige belichting
is uitgeschakeld.
198
t
4 Kies de hoeveelheid
versterking.
Markeer Automatische
versterking en druk op 2.
De volgende opties worden
weergegeven. Markeer een
optie en druk op J.
Aan: Versterking wordt
aangepast
overeenkomstig het aantal
werkelijk opgenomen belichtingen (versterking voor elke
belichting is ingesteld op
1
/2 voor 2 belichtingen,
1
/3 voor
3 belichtingen, enz.).
Uit: Versterking wordt niet aangepast bij het opnemen van
meervoudige belichting. Aanbevolen bij een donkere
achtergrond.
5 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
In de ontspanstanden continu hoge snelheid en continu
lage snelheid (
0
103) neemt de camera alle
belichtingen in een enkele serieopname op. Als
Aan
(reeks)
is geselecteerd, blijft de camera meerdere belichtingen
opnemen zo lang als de ontspanknop wordt ingedrukt; als
Aan
(één foto)
is geselecteerd, eindigt meervoudige
belichtingsopname na de eerste foto. In de zelfontspannerstand
registreert de camera automatisch het aantal opnamen dat is
geselecteerd in stap 3 op pagina 197, ongeacht de optie die is
geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 (
Zelfontspanner
) >
Aantal opnamen
(
0
291); de interval tussen opnamen wordt
echter geregeld door persoonlijke instelling c3 (
Zelfontspanner
)>
Interval tussen opnamen
. In andere ontspanstanden wordt een
foto gemaakt, elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt. Ga
door met het opnemen totdat alle belichtingen zijn opgenomen
(voor informatie over het onderbreken van een meervoudige
belichting voordat alle foto's zijn vastgelegd, zie pagina 199).
199
t
Het n-pictogram knippert totdat de
opname is beëindigd. Als Aan (reeks) is
geselecteerd, eindigt meervoudige
belichtingsopname alleen wanneer Uit is
geselecteerd voor de stand meervoudige
belichting; als Aan (één foto) is geselecteerd, eindigt
meervoudige belichtingsopname wanneer de meervoudige
belichting is voltooid. Het n-pictogram verdwijnt uit het
weergavescherm wanneer de meervoudige belichtingsopname
wordt beëindigd.
❚❚ Meervoudige belichtingen onderbreken
Selecteer Uit voor de stand meervoudige
belichting om een meervoudige belichting te
onderbreken voordat het gespecificeerde
aantal belichtingen is gemaakt. Als de opname
eindigt voordat het gespecificeerde aantal
belichtingen is gemaakt, wordt een
meervoudige belichting aangemaakt van de belichtingen die tot op
dat punt zijn opgenomen. Als Automatische versterking
ingeschakeld is, wordt versterking aangepast om het werkelijk aantal
opgenomen belichtingen weer te geven. Merk op dat de opname
automatisch eindigt wanneer:
Er een reset met twee knoppen wordt uitgevoerd (0 193)
De camera wordt uitgeschakeld
De batterij leeg is
Foto's worden verwijderd
200
t
D Meervoudige belichting
Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens het opnemen van een
meervoudige belichting.
Meervoudige belichtingen kunnen niet in livebeeld worden opgenomen.
Het maken van foto's in livebeeld zet Stand voor meerv. belichting terug
naar Uit.
De informatie weergegeven in het foto-informatiescherm (inclusief
opnamedatum en camerarichting) is voor de eerste opname in de
meervoudige belichting.
A Intervalfotografie
Als intervalfotografie is geactiveerd voordat de eerste belichting is gemaakt,
neemt de camera de belichtingen op bij het geselecteerde interval totdat
het aantal belichtingen dat is gespecificeerd in het meervoudige
belichtingsmenu zijn gemaakt (het aantal opnamen weergegeven in het
intervalopnamemenu wordt genegeerd). Deze opnamen worden dan als
één foto vastgelegd en intervalopname wordt beëindigd (als Aan (één
foto) is geselecteerd voor de stand meervoudige belichting wordt ook
meervoudige belichtingsopname automatisch beëindigd). Het annuleren
van meervoudige belichting annuleert intervalopnamen.
A Overige instellingen
Terwijl er een meervoudige belichting wordt gemaakt, kunnen er geen
geheugenkaarten worden geformatteerd en worden bepaalde menu-items
grijs weergegeven en kunnen deze niet worden gewijzigd.
201
t
Intervalfotografie
De camera beschikt over een functie om automatisch foto’s te maken
met een vooringestelde interval.
1 Selecteer
Intervalopname in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Intervalopname in
het opnamemenu en druk
op 2.
2 Kies een starttijd.
Kies uit de volgende opties.
Markeer Nu en druk op 2 om de
opname onmiddellijk te starten. De
opname start circa 3 sec. nadat
de instelling is voltooid (ga
verder naar stap 3).
Om een starttijd te kiezen
, markeer
Starttijd
en druk op
2
om de
starttijdopties aan de
rechterkant weer te geven.
Druk op
4
of
2
om uren of
minuten te markeren en druk
op
1
of
3
om te wijzigen. Druk
op
2
om door te gaan.
G-knop
202
t
3 Kies het interval.
Druk op 4 of 2 om uren,
minuten of seconden te
markeren; druk op 1 of 3 om te
wijzigen. Kies een interval die
langer is dan de langst
geanticipeerde sluitertijd. Druk op 2 om door te gaan.
4 Kies het aantal intervallen
en het aantal opnamen per
interval.
Druk op 4 of 2 om het aantal
intervallen of aantal opnamen te
markeren. Druk op 1 of 3 om te
wijzigen. Druk op 2 om door te
gaan.
D Voordat u gaat fotograferen
Selecteer een andere ontspanstand dan zelfontspanner (E) of M
UP (Spiegel
omhoog) bij het gebruik van de intervaltimer. Voordat u de intervalfotografie
start, kunt u een testopname maken met de geselecteerde instellingen en
het resultaat op de monitor bekijken.
Selecteer voor het kiezen van een starttijd Tijdzone en datum in het setup-
menu en zorg dat de cameraklok op de juiste tijd en datum is ingesteld
(0 27).
Gebruik van een statief wordt aanbevolen. Bevestig de camera op een
statief voordat u de opname start. Om ervoor te zorgen dat de opname niet
wordt onderbroken, moet de EN-EL15 batterij van de camera volledig
opgeladen zijn. Bij twijfel laadt u voor gebruik de batterij op of gebruikt u de
EH-5b en EP-5B voedingsingang (los verkrijgbaar).
Aantal
intervallen
Aantal
opnamen/
intervallen
Totaal
aantal
opnamen
203
t
5 Start de opname.
Markeer Aan en druk op J
(markeer Uit en druk op J
om naar het opnamemenu
terug te keren zonder de
intervaltimer te starten). De
eerste serie opnamen wordt
op de gespecificeerde tijd gemaakt, of na ongeveer 3 sec. als Nu
werd geselecteerd voor Starttijd kiezen in stap 2. De opname
wordt voortgezet bij het geselecteerde interval totdat alle
opnamen zijn gemaakt. Omdat de sluitertijd en de tijd die nodig
is om de foto op te slaan op de geheugenkaart kunnen variëren
van foto tot foto, kan het interval tussen de opname van een foto
en de start van de volgende opname variëren. Als de opname niet
kan worden voortgezet bij de huidige instellingen (bijvoorbeeld
als de sluitertijd van A momenteel in handmatige
belichtingsstand is geselecteerd of als de starttijd in minder dan
een minuut begint), wordt een waarschuwing in de monitor
weergegeven.
A Dek de zoeker af
Sluit de oculairsluiter van de zoeker (0 106) om te voorkomen dat licht dat
via de zoeker binnenvalt van invloed is op de belichting.
D Geheugen is vol
Als de geheugenkaart vol is, blijft de intervaltimer actief maar worden er
geen foto's gemaakt. Hervat de opname (0 205) na het verwijderen van
bepaalde foto’s of schakel de camera uit en plaats een andere
geheugenkaart.
A Intervalfotografie
Intervalfotografie kan niet worden gecombineerd met lange tijdopnamen
(bulb-fotografie 0 124) of time-lapse-fotografie (0 207) en is niet
beschikbaar wanneer Films opnemen is geselecteerd voor persoonlijke
instelling g4 (Ontspanknop toewijzen 0 324).
J-knop
204
t
A Bracketing
Pas de bracketinginstellingen aan voordat intervalfotografie wordt gestart.
Als belichting, flitser of ADL-bracketing van kracht is terwijl
intervalfotografie in werking is, maakt de camera bij elke interval het aantal
opnamen in het bracketingprogramma, ongeacht het aantal opnamen dat
is gespecificeerd in het intervaltimermenu. Als witbalansbracketing van
kracht is terwijl intervalfotografie in werking is, maakt de camera bij elk
interval een opname in het bracketingprogramma en wordt het verwerkt
om het aantal kopieën dat is gespecificeerd in het bracketingprogramma
aan te maken.
A Tijdens opname
Tijdens intervalfotografie knippert het Q
pictogram in het bedieningspaneel. Onmiddellijk
voordat de volgende opname-interval begint,
toont de sluitertijdweergave het aantal resterende
aantal intervallen en de diafragmaweergave toont
het aantal resterende opnamen in het huidige
interval. Op andere momenten kunnen het aantal resterende aantal
intervallen en het aantal opnamen in elke interval worden bekeken door de
ontspanknop half in te drukken (zodra de knop wordt ontspannen, worden
de sluitertijd en het diafragma weergegeven totdat de belichtingsmeters
uitschakelen).
Selecteer Intervalopname tussen twee opnamen
om de huidige intervaltimerinstellingen te
bekijken. Terwijl intervalfotografie bezig is, toont
het intervaltimermenu de starttijd, het opname-
interval en het aantal intervallen en resterende
opnamen. Geen van deze items kan worden
gewijzigd terwijl intervalfotografie bezig is.
Foto’s kunnen worden weergegeven en opname- en menu-instellingen kunnen
vrij worden aangepast terwijl intervalfotografie bezig is. Voorafgaand aan elke
interval schakelt de monitor ongeveer vier seconden automatisch uit.
205
t
❚❚ Intervalfotografie pauzeren
Intervalfotografie kan worden gepauzeerd door:
•Op de J-knop te drukken tussen intervallen
Start > Pauze te markeren in het intervaltimermenu en op J te
drukken
De camera uit en vervolgens weer in te schakelen (indien gewenst
kan de geheugenkaart worden vervangen terwijl de camera
uitgeschakeld is)
•De zelfontspanner (E) of M
UP (Spiegel omhoog)-ontspanstand te
selecteren
Om de opname te hervatten:
1 Kies een nieuwe starttijd.
Kies een nieuwe starttijd zoals
beschreven op pagina 201.
2 Hervat de opname.
Markeer Herstarten en druk
op J. Merk op dat wanneer
intervalfotografie werd
gepauzeerd tijdens de
opname, alle resterende
opnamen in het huidige
interval worden geannuleerd.
J-knop
206
t
❚❚ Intervalfotografie onderbreken
Interval beëindigt automatisch als de batterij leeg is.
Intervalfotografie kan ook worden beëindigd door:
Start > Uit te selecteren in het intervaltimermenu
Een reset met twee knoppen uit te voeren (0 193)
De instellingen voor het opnamemenu van de geheugenbank terug
te zetten met behulp van het item Geheugenbank opnamemenu
in het opnamemenu (0 270)
De bracketinginstellingen te wijzigen (0 132)
De HDR-opname (0 176) of opname voor meervoudige belichting
(0 195) te beëindigen
Normaal fotograferen wordt hervat wanneer intervalfotografie eindigt.
❚❚ Geen foto
De camera slaat het huidige interval over als één van de volgende
situaties gedurende acht seconden of langer standhoudt, nadat het
interval had moeten starten: de foto of foto's van het vorige interval zijn
nog niet gemaakt, het buffergeheugen is vol of de camera kan niet
scherpstellen in
AF-S
(merk op dat de camera voorafgaand aan elke
opname opnieuw scherpstelt). De opname wordt hervat bij het
volgende interval.
A Ontspanstand
Ongeacht de geselecteerde ontspanstand, maakt de camera het
gespecificeerde aantal opnamen bij elke interval. In de stand
C
H
(continu hoge
snelheid) worden foto’s gemaakt volgens de snelheid op pagina 104. In de
standen
S
(enkel beeld) en
C
L
(continu lage snelheid) worden foto’s gemaakt bij
een snelheid gekozen voor persoonlijke instelling d2 (
Opnamesnelheid CL-
stand
,
0
293). In stand
J
wordt cameraruis verminderd.
A Geheugenbanken voor het opnamemenu
Gewijzigde intervaltimerinstellingen zijn voor alle opnamemenu’s van de
geheugenbank van toepassing (0 269). Als de instellingen van het
opnamemenu worden teruggezet met behulp van het item
Geheugenbank opnamemenu in het opnamemenu (0 270) worden de
intervaltimerinstellingen als volgt teruggezet:
Starttijd kiezen: Nu
Interval: 00:01':00"
Aantal intervallen: 1
Aantal opnamen: 1
•Start opname: Uit
207
t
Time-lapse-fotografie
De camera maakt automatisch foto's bij de geselecteerde intervallen
om een stille time-lapse-film te maken met behulp van de opties die
momenteel zijn geselecteerd voor Filminstellingen in het
opnamemenu (0 70).
1 Selecteer Time-lapse-
fotografie in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Time-lapse-
fotografie in het
opnamemenu en druk op 2.
A Voordat u gaat fotograferen
Voordat u time-lapse-fotografie start, kunt u een testopname maken met de
huidige instellingen (de foto in de zoeker kadreren voor een nauwkeurig
belichtingsvoorbeeld) en het resultaat op de monitor bekijken. Kies
handmatige belichting (0 122) om de wijzigingen in helderheid vast te
leggen; kies voor samenhangende kleuren een andere witbalansinstelling
dan automatisch (0 145). Het is raadzaam kort naar filmlivebeeld over te
schakelen om de huidige beeldvelduitsnede in de monitor te controleren
(0 59); merk echter op dat time-lapse-fotografie niet beschikbaar is in
livebeeld.
Gebruik van een statief wordt aanbevolen. Bevestig de camera op een
statief voordat u de opname start. Gebruik een volledig opgeladen EH-5b
lichtnetadapter en EP-5B stroomaansluiting of een volledig opgeladen
EN-EL15 batterij om er zeker van te zijn dat de opname niet wordt
onderbroken.
G-knop
208
t
2 Druk op 2.
Druk op 2 om naar stap 3 te
gaan en kies een interval en
opnametijd. Ga naar stap 5
om een time-lapse-film op te
nemen met behulp van het
standaardinterval van 5
seconden en de opnametijd
van 25 minuten.
3 Kies het interval.
Druk op 4 of 2 om minuten of
seconden te markeren; druk op
1 of 3 om te wijzigen. Kies een
interval dat langer is dan de
langst geanticipeerde sluitertijd.
Druk op 2 om door te gaan.
4 Selecteer de opnametijd.
Druk op 4 of 2 om uren of
minuten te markeren; druk op 1
of 3 om te wijzigen. De
maximale opnametijd is 7 uur en
59 minuten. Druk op 2 om door
te gaan.
209
t
5 Start de opname.
Markeer Aan en druk op J
(markeer Uit en druk op J
om naar het opnamemenu
terug te keren zonder time-
lapse-fotografie te starten).
Time-lapse-fotografie start na 3 sec. De camera maakt foto’s bij
het interval dat is geselecteerd in stap 3 voor de tijd die is
geselecteerd in stap 4. Het toegangslampje van de
geheugenkaart brandt zo lang als elke opname wordt vastgelegd;
omdat de sluitertijd en de tijd die nodig is om de foto op te slaan
op de geheugenkaart kan variëren van foto tot foto, kan het
interval tussen de opname van een foto en de start van de
volgende opname variëren. De opname zal niet starten als een
time-lapse-film niet kan worden opgenomen bij de huidige
instellingen (bijvoorbeeld als de geheugenkaart vol is, het
interval of de opnametijd nul is of het interval niet langer is dan
de opnametijd).
Zodra voltooid worden de time-lapse-films vastgelegd op de
geheugenkaart die is geselecteerd voor Filminstellingen >
Bestemming (0 70).
D Time-lapse-fotografie
Time-lapse is niet beschikbaar in livebeeld (0 45, 59), bij een sluitertijd van
A (0 124) of wanneer bracketing (0 132), High Dynamic Range (HDR,
0 176), meervoudige belichting (0 195) of intervalfotografie (0 201) actief
is.
A Ontspanstand
Ongeacht de geselecteerde ontspanstand, maakt de camera één opname
bij elke interval. De zelfontspanner kan niet worden gebruikt.
J-knop
210
t
A De lengte van de definitieve film berekenen
Het totaal aantal beelden in de definitieve film kan
worden berekend door de opnametijd door het
interval te delen en naar boven toe af te ronden. De
lengte van de definitieve film kan dan worden
berekend door het aantal opnamen te delen door
de beeldsnelheid die is geselecteerd voor
Filminstellingen > Beeldformaat/beeldsnelheid.
Een 48-beelden film opgenomen bij 1920 × 1080;
24 bps zal bijvoorbeeld ongeveer twee seconden
lang zijn. De maximale lengte voor films die zijn
opgenomen met behulp van time-lapse-fotografie
is 20 minuten.
A Dek de zoeker af
Sluit de oculairsluiter van de zoeker (0 106) om te
voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de
belichting.
A Tijdens opname
Tijdens time-lapse-fotografie knippert een Q-
pictogram en de time-lapse-opnameaanduiding
wordt in het bedieningspaneel weergegeven. De
resterende tijd (in uren en minuten) verschijnt in
het weergavescherm van de sluitertijd,
onmiddellijk voordat elk beeld wordt vastgelegd.
Op andere momenten kan de resterende tijd worden bekeken door de
ontspanknop half in te drukken. Ongeacht de optie die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit, 0 291) worden de
belichtingsmeters niet uitgeschakeld tijdens opname.
Druk op de G-knop tussen opnamen om de
huidige instellingen voor time-lapse-fotografie te
bekijken. Terwijl time-lapse-fotografie aan de gang
is, toont time-lapse-fotografie het interval en de
resterende tijd. Deze instellingen kunnen niet
worden gewijzigd zo lang als time-lapse-fotografie
aan de gang is, noch kunnen foto’s worden
afgespeeld of andere menu-instellingen worden aangepast.
Beeldformaat/
beeldsnelheid
Geheugenkaart
aanduiding
Opgenomen lengte/
maximale lengte
211
t
❚❚ Time-lapse-fotografie onderbreken
Time-lapse-fotografie beëindigt automatisch als de batterij leeg is.
Het volgende beëindigt tevens time-lapse-fotografie:
Selecteren van Start > Uit in het menu Time-lapse-fotografie
Indrukken van de J-knop tussen beelden of onmiddellijk nadat een
beeld is vastgelegd
Uitschakelen van de camera
Verwijderen van het objectief
Aansluiten van een USB- of HDMI-kabel
Plaatsen van een geheugenkaart in een lege sleuf
Volledig indrukken van de ontspanknop om een foto te maken
Een film wordt van beelden gemaakt die werden vastgelegd op het
moment dat time-lapse-fotografie werd beëindigd. Merk op dat time-
lapse-fotografie zal beëindigen en dat er geen film wordt opgenomen
als de voedingsbron wordt verwijderd of losgekoppeld of de
geheugenkaart wordt uitgeworpen.
❚❚ Geen foto
De camera slaat het huidige beeld over als de camera niet scherp kan
stellen in AF-S (merk op dat de camera opnieuw scherpstelt voor elke
opname). De opname wordt bij het volgende beeld hervat.
A Controlebeeld
De K-knop kan niet worden gebruikt voor het bekijken van foto's zo lang
als time-lapse-fotografie aan de gang is, maar het huidige beeld wordt
gedurende een paar seconden na elke opname weergegeven als Aan is
geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu (0 265). Andere
weergavebewerkingen kunnen niet worden uitgevoerd terwijl het beeld
wordt weergegeven.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling d1 (Signaal, 0 292) voor informatie over het
instellen van een signaal wanneer time-lapse-fotografie is voltooid.
212
t
Objectieven zonder CPU
Door de objectiefgegevens te specificeren (brandpuntsafstand en
maximaal diafragma) kan de gebruiker toegang verkrijgen tot
verschillende functies van het CPU-objectief bij het gebruik van
objectieven zonder CPU.
Als de brandpuntsafstand van het objectief bekend is:
Kan power zoom worden gebruikt met optionele flitsers (0 382)
Staat de brandpuntsafstand van het objectief vermeld (met een
sterretje) in het informatiescherm voor fotoweergave
Als het maximaal diafragma van het objectief bekend is:
Wordt de diafragmawaarde in het bedieningspaneel en de zoeker
weergegeven
Wordt voor wijzigingen in diafragma de flitssterkte aangepast
Staat het diafragma vermeld (met een sterretje) in het
informatiescherm voor fotoweergave
Als zowel de brandpuntsafstand als het maximaal diafragma van het
objectief is gespecificeerd:
Is kleurenmatrixmeting ingeschakeld (merk op dat het noodzakelijk
kan zijn gebruik te moeten maken van centrumgerichte of
spotmeting om nauwkeurige resultaten met bepaalde objectieven
tot stand te brengen, inclusief Reflex-NIKKOR-objectieven)
Wordt de nauwkeurigheid van centrumgerichte en spotmeting en
i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR verbeterd
A
Brandpuntsafstand niet vermeld
Als de juiste brandpuntsafstand niet vermeld staat, dient u de dichtstbijzijnde
waarde groter dan de werkelijke brandpuntsafstand van het objectief te kiezen.
A
Teleconverters en zoomlenzen
Het maximale diafragma voor teleconverters is de combinatie van maximaal
diafragma van de teleconverter en het objectief. Merk op dat de
objectiefgegevens niet worden aangepast wanneer objectieven zonder CPU
worden in- of uitgezoomd. De gegevens voor verschillende
brandpuntsafstanden kunnen als afzonderlijke objectiefnummers worden
ingevoerd, of de gegevens voor het objectief kunnen worden bewerkt om de
nieuwe waarden voor de brandpuntsafstand van het objectief en maximale
diafragma aan te duiden, telkens wanneer zoom wordt aangepast.
213
t
De camera kan gegevens van maximaal negen objectieven zonder
CPU opslaan. Om gegevens voor objectieven zonder CPU in te voeren
of te bewerken:
1 Selecteer Objectief
zonder CPU in het
setup-menu.
Druk op de G-knop om
de menu’s weer te geven.
Markeer Objectief zonder
CPU in het setup-menu en
druk op 2.
2 Selecteer een
objectiefnummer.
Markeer Objectiefnummer en
druk op 4 of 2 om een
objectiefnummer tussen 1 en 9
te kiezen.
3 Voer de brandpuntsafstand
en het diafragma in.
Markeer Brandpuntsafstand
(mm) of Maximaal diafragma
en druk op 4 of 2 om het
gemarkeerde item te bewerken.
Brandpuntsafstand kan worden geselecteerd uit waarden tussen
6 en 4.000 mm en maximaal diafragma uit waarden tussen f/1.2
en f/22.
G-knop
214
t
4 Selecteer Gereed.
Markeer
Gereed
en druk op
J
. De gespecificeerde
brandpuntsafstand en
diafragma worden onder het
gekozen objectiefnummer
opgeslagen.
Om objectiefgegevens tijdens het gebruik van objectieven zonder CPU
op te roepen:
1 Wijs een objectiefnummerselectie zonder CPU toe aan
een camerabesturing.
Selecteer
Nummer niet-CPU-lens kiezen
als de optie “knop +
instelschijven” voor een camerabesturing in het menu persoonlijke
instellingen (
0
314). Objectiefnummer voor objectief zonder CPU
kan worden toegewezen aan de
Fn
-knop (persoonlijke instelling f4,
Fn-knop toewijzen
,
0
311), de voorbeeldknop voor scherptediepte
(persoonlijke instelling f5,
Voorbeeldknop toewijzen
,
0
315) of de
A
AE-L/AF-L
-knop (persoonlijke instelling f6,
AE-L/AF-L-knop
toewijzen
,
0
315).
2 Gebruik de geselecteerde besturing om een
objectiefnummer te kiezen.
Druk op de geselecteerde knop en draai aan de hoofdinstelschijf of
secundaire instelschijf totdat het gewenste objectiefnummer in het
bedieningspaneel wordt weergegeven.
J-knop
Objectiefnummer
Hoofdinstelschijf
Brandpuntsafstand
Maximaal
diafragma
215
t
Een GPS-apparaat gebruiken
Een GPS-apparaat kan met de tien-pins
afstandsbedieningsaansluiting worden verbonden, zodat de huidige
breedtegraad, lengtegraad, hoogte, Coordinated Universal Time
(UTC) en de huidige kompasrichting op elke gemaakte foto kan
worden vermeld. De camera is geschikt voor gebruik met een
optioneel GP-1 GPS-apparaat (zie hieronder; merk op dat de GP-1
geen kompasrichting verschaft) of met in de handel verkrijgbare
compatibele apparaten die worden verbonden via een optionele
MC-35 GPS-adapterkabel (0 389).
❚❚ Het GP-1 GPS-apparaat
De GP-1 is een optioneel GPS-apparaat ontworpen voor gebruik met
Nikon digitale camera’s. Zie de meegeleverde handleiding van de GP-1
voor informatie over het aansluiten van het apparaat.
216
t
A Het k-pictogram
De verbindingsstatus wordt aangeduid door het k-pictogram:
k (statisch): de camera heeft communicatie met
een GPS-apparaat tot stand gebracht. Foto-
informatie voor foto’s gemaakt terwijl dit
pictogram wordt weergegeven, bevat een extra
pagina met GPS-gegevens (0 229).
k (knipperen): het GPS-apparaat zoekt naar een
signaal. Foto’s gemaakt terwijl het pictogram knippert, bevatten geen
GPS-gegevens.
Geen pictogram: er werden geen nieuwe GPS-gegevens ontvangen door het
GPS-apparaat gedurende minstens twee seconden.
Foto’s gemaakt terwijl het k-pictogram niet wordt weergegeven, bevatten
geen GPS-gegevens.
A Opschrift
Het opschrift wordt alleen vermeld als het GPS-
apparaat is voorzien van een digitaal kompas
(merk op dat de GP-1 niet over een kompas
beschikt). Richt het GPS-apparaat in dezelfde
richting als het objectief en ten minste 20 cm van
de camera.
A Coordinated Universal Time (UTC)
UTC-gegevens zijn afkomstig van het GPS-apparaat en staan los van de
cameraklok.
217
t
❚❚ Opties voor het setup-menu
Het item GPS in het setup-menu bevat de onderstaande opties.
Meter automatisch uit: Kies of de belichtingsmeters wel of niet
automatisch uitschakelen wanneer een GPS-apparaat is bevestigd.
Positie: Dit item is alleen beschikbaar als er een GPS-apparaat is
aangesloten, wanneer het de huidige breedtegraad, lengtegraad,
hoogte, UTC (Coordinated Universal Time) en opschrift (indien
ondersteund) weergeeft, zoals geregistreerd door het GPS-
apparaat.
Cameraklok instellen via GPS: Selecteer Ja om de cameraklok met
de geregistreerde tijd van het GPS-apparaat te synchroniseren.
Optie Beschrijving
Inschakelen
Belichtingsmeters schakelen automatisch uit als er geen
handelingen worden uitgevoerd gedurende de periode die is
geselecteerd in persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter
automatisch uit, 0 291. Om de camera genoeg tijd te geven
voor het verkrijgen van de GPS-gegevens wanneer er een GP-1
is aangesloten, wordt de vertraging met een minuut verlengd
na het activeren van de belichtingsmeter of het inschakelen
van de camera). Hierdoor wordt de gebruiksduur van de
batterij verlengd.
Uitschakelen
De belichtingsmeters schakelen niet uit zolang als een GPS-
apparaat is aangesloten; GPS-gegevens worden altijd
vastgelegd.
218
t
I
219
I
Meer over weergave
Schermvullende weergave
Druk op de K-knop om foto’s af te spelen. De laatst
gemaakte foto wordt op de monitor weergegeven.
Extra foto’s kunnen worden weergegeven door op 4
of 2 te drukken; druk op 1 of 3 om extra informatie
over de huidige foto weer te geven (0 222).
Miniatuurweergave
Druk op de W-knop om meerdere afbeeldingen te
bekijken wanneer een foto schermvullend wordt
weergegeven. Het aantal weergegeven afbeeldingen
wordt verhoogd van 4 naar 9 naar 72, telkens wanneer
de W-knop wordt ingedrukt, en wordt verlaagd bij
elke druk op de X-knop. Gebruik de multi-selector om
afbeeldingen te markeren en druk op de centrale knop
van de multi-selector om de gemarkeerde afbeelding
schermvullend te bekijken.
Afbeeldingen bekijken
W
X
W
X
W
X
Schermvullende
weergave
Miniatuurweergave
K-knop
W-knop
220
I
Weergavebesturingen
A Draai portret
Om “staande“ foto’s (portretstand) staand weer te
geven, selecteer Aan voor de optie Draai portret
in het weergavemenu (0 266).
A Controlebeeld
Wanneer Aan is geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu
(0 265), worden foto’s automatisch in de monitor weergegeven (omdat de
camera al in de juiste richting staat, worden beelden niet automatisch
gedraaid tijdens het bekijken van het beeld). In continu ontspanstand
begint de weergave zodra de opname eindigt, waarbij de eerste foto in de
huidige serie wordt weergegeven.
L (Z/Q): Beveilig de huidige foto (0 233)
X: Inzoomen (0 231)
J: Geef retoucheeropties weer
(voor de opties beschikbaar
voor foto’s, zie pagina
341
of
zie pagina
74
voor de opties
beschikbaar voor films)
O (Q): Wis de huidige foto (0 234)
W: Bekijk meerdere afbeeldingen
(0 219)
G:Bekijk de menus (0 259)
221
I
A Twee geheugenkaarten
Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u
voor weergave een geheugenkaart selecteren door
de W-knop in te drukken wanneer er 72
miniaturen worden weergegeven. Het venster
rechts wordt weergegeven. Markeer de gewenste
sleuf en druk op 2 om een lijst met mappen weer
te geven en markeer vervolgens een map en druk
op J om de foto’s in de geselecteerde map te bekijken. Dezelfde methode
kan worden gebruikt voor het kiezen van een sleuf bij het selecteren van
afbeeldingen voor bewerkingen in het weergavemenu (0 259) of retouche-
menu (0 341) of bij het kiezen van een afbeelding als de bron voor
vooringestelde witbalans (0 159).
A Opname hervatten
Druk op K of druk de ontspanknop half in om de monitor uit te schakelen
en terug te keren naar het de opnamestand.
A De multi-selector
De multi-selector kan worden gebruikt
voor het markeren van foto’s in de
miniatuurweergave en in
weergaveschermen zoals rechts
weergegeven.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, 0 292) voor informatie over de
tijdsduur dat de monitor ingeschakeld blijft wanneer er geen handelingen
worden uitgevoerd. Zie persoonlijke instelling f2 (Centrale knop multi-
selector, 0 309) voor informatie over de te kiezen functie voor de centrale
knop van de multi-selector. Zie persoonlijke instelling f9 (Functie
instelschijven inst.)>Menu’s en weergave (0 318) voor informatie over
het gebruik van instelschijven voor beeld- of menunavigatie.
222
I
Foto-informatie
Foto-informatie wordt op afbeeldingen getoond die in
schermvullende weergave worden weergegeven. Druk op 1 of 3 om
door de foto-informatie te bladeren, zoals hieronder wordt
aangegeven. Merk op dat “alleen beeld”, opnamegegevens, RGB-
histogrammen en hoge lichten alleen worden weergegeven als de
betreffende optie is geselecteerd voor Weergaveopties (0 261).
GPS-gegevens worden alleen weergegeven wanneer de foto werd
genomen terwijl een GPS-apparaat was aangesloten.
Bestandsinformatie
1
/
12
100
ND
800
D
S
C
_
0001
.
JP
G
10
/
01
/
2012 10
:
06
:
22
N
N
OR
OR
M
AL
AL
7360x4912
Hoge lichten
100
-
1
RGB
Hoge lich.
Kies R, G, B
RGB-histogram
100
-
1
RGB
Kies R, G, B
Hoge lich.
Opnamegegevens
M
E
F
L
A
F
S
T
X
O
E
F
L
Y
,
R
P
C
N
A
N
,
.
A
S
/
S
C
S
M
L
H
P
O
V
M
D
D
L
R
T
O
,
E
E
Y
D
A
,
N
P
E
P
I
G
E
.
S
T
O
H
:
:
:
:
:
:
:
:
:
0
8
8
S
.
5
5
,
,
0
m
1
1
m
/
0
,
1
0
25
+
1
/
/
,
6
1
F
.
5
4
.
6
N
I
KO
N
D800
100
-
1
Overzicht
0, 0
1
/
125 F5
.
685
mm
100
100
ND
800
D
S
C
_
0001
.
JP
G
10
/
01
/
2012 10
:
06
:
22
N
N
OR
OR
M
AL
AL
7360x4912
NIKON D800
1
/
12
Geen (alleen beeld)
GPS-gegevens
L
L
A
T
H
A
O
L
I
E
T
N
T
M
A
I
G
I
E
D
T
I
T
(
I
U
T
U
U
N
D
U
D
T
G
E
D
E
C
E
)
:
:
:
:
:
:
:
:
N
E
1
3
1
0
1
3
3
5
0
1
0
5
9
m
/
:
5
º
º
0
1
.
3
4
1
5
1
5
3
/
:
7
.
.
2
0
9
6
0
0
7
9
1
1
6
2
N
I
KO
N
D800
100
-
1
223
I
❚❚ Bestandsinformatie
1 Wordt alleen weergegeven als Scherpstelpunt is geselecteerd voor Weergaveopties
(0 261).
2 Als de foto werd gemaakt met behulp van AF-S, dan toont de weergave het punt waar
de scherpstelling het eerst werd vergrendeld. Als de foto werd gemaakt met behulp
van AF-C, dan wordt het scherpstelpunt alleen weergegeven als een andere optie dan
automatisch veld-AF werd geselecteerd voor AF-veldstand en de camera kon
scherpstellen.
3 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief
DX-gebaseerd filmformaat; 0 67, 79).
1
/
12
100
ND
800
D
S
C
_
0001
.
JP
G
10
/
01
/
2012 10
:
06
:
22
N
N
OR
OR
M
AL
AL
7360x4912
1 2 3
54
12
11
10
9 78
13
6
1 Beveiligingsstatus .................................233
2 Retouche-aanduiding..........................341
3 Scherpstelpunt
1, 2
...................................96
4 Scherpstelhaakjes AF-veld
1
.................35
5 Beeldnummer/totaal aantal beelden
6 Beeldkwaliteit ..........................................84
7 Beeldformaat ...........................................87
8 Beeldveld
3
................................................79
9 Opnametijdstip........................................27
10 Opnamedatum ........................................27
11 Huidige kaartsleuf...................................31
12 Mapnaam................................................271
13 Bestandsnaam .......................................273
224
I
❚❚ Hoge lichten
1 Knipperende velden duiden hoge lichten (velden die
mogelijk overbelicht worden) voor het huidige
kanaal aan. Houd de W-knop ingedrukt en druk op
4 of 2 om als volgt door de kanalen te bladeren:
2 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief
DX-gebaseerd filmformaat; 0 67, 79).
100
-
1
RGB
Hoge lich.
Kies R, G, B
1 2
34
1 Hoge lichten afbeelding
1
2 Mapnummer-beeldnummer
2
........... 271
3 Markeer weergaveaanduiding
4 Huidig kanaal
1
W-knop
RGB
(alle kanalen)
R
(rood)
G
(groen)
B
(blauw)
225
I
❚❚ RGB-histogram
1 Knipperende velden duiden hoge lichten (velden die
mogelijk overbelicht worden) voor het huidige
kanaal aan. Houd de W-knop ingedrukt en druk op
4 of 2 om als volgt door de kanalen te bladeren:
2 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief
DX-gebaseerd filmformaat; 0 67, 79).
100
-
1
RGB
Kies R, G, B
Hoge lich.
1
2
5
6
7
8
4
3
1 Hoge lichten afbeelding
1
2 Mapnummer-beeldnummer
2
............271
3 Witbalans ................................................145
Kleurtemperatuur .................................152
Fijnafstelling witbalans........................148
Handmatige voorinstelling.................154
4 Huidig kanaal
1
5 Histogram (RGB-kanaal). In alle
histogrammen staat de horizontale as
voor de helderheid van de pixels en de
verticale as voor het aantal pixels.
6 Histogram (rood kanaal)
7 Histogram (groen kanaal)
8 Histogram (blauw kanaal)
W-knop
RGB
(alle kanalen)
R
(rood)
G
(groen)
B
(blauw)
Markeren weergave uit
226
I
A Zoomweergave
Druk op
X
om op de foto in te zoomen wanneer het
histogram wordt weergegeven. Gebruik de
X
- en
W
-knop om in- en uit te zoomen en verschuif het
beeld met de multi-selector. Het histogram wordt
geactualiseerd en toont alleen de gegevens voor het
gedeelte van het beeld dat op de monitor zichtbaar
is.
A Histogrammen
De camerahistogrammen dienen alleen als richtlijn en kunnen afwijken van
de histogrammen in beeldbewerkingprogramma’s. Hieronder ziet u enkele
voorbeelden van histogrammen:
Als de foto voorwerpen met een
uiteenlopende helderheid bevat, zal de
verdeling van toonwaarden relatief
gelijkmatig zijn.
Als de foto donker is, verschuift de
verdeling van toonwaarden naar links.
Als de foto helder is, verschuift de
verdeling van toonwaarden naar
rechts.
Als de waarde voor belichtingscorrectie
wordt verhoogd, verschuift de verdeling van toonwaarden naar rechts. Als
de waarde voor belichtingscorrectie wordt verlaagd, verschuift de verdeling
van toonwaarden naar links. Wanneer foto’s bij fel licht moeilijk op de
monitor te zien zijn, geven histogrammen een globaal beeld van de totale
belichting.
227
I
❚❚ Opnamegegevens
1 Meetmethode........................................ 115
Sluitertijd ...................................... 119, 122
Diafragma ..................................... 120, 122
2 Belichtingsstand ................................... 117
ISO-gevoeligheid
1
................................ 109
M
E
F
L
A
F
S
T
X
O
E
F
L
Y
,
R
P
C
N
A
N
,
.
A
S
/
S
C
S
M
L
H
:
P
O
V
M
M
D
D
L
R
T
O
:
,
E
E
Y
D
T
A
,
N
P
E
T
P
I
G
E
L
.
S
T
,
O
H
+
3
.
:
:
:
:
:
:
:
:
0
+
8
8
S
B
1
5
5
u
,
,
.
m
/
i
S
A
1
H
3
m
l
L
:
/
i
,
V
t
O
T
8
0
R
-
W
T
0
.
-
i
L
0
3
+
O
n
,
0
,
5
n
,
+
/
/
C
3
,
6
1
M
.
F
.
D
0
2
4
.
8
B
:
---
C
:
---
N
I
KO
N
D800
100
-
1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 1211
3 Belichtingscorrectie..............................130
Afstelling optimale belichting
2
.........290
4 Brandpuntsafstand......................212, 379
5 Objectiefgegevens................................212
6 Scherpstelstand.......................................91
VR-objectief (vibratiereductie)
3
7 Flitsertype ......................................181, 380
Commanderstand.................................303
8 Flitsstand.................................................183
9 Flitserregeling ........................................301
Flitscorrectie...........................................188
10 Cameranaam
11 Beeldveld
4
................................................79
12 Mapnummer-beeldnummer
4
............271
13 Witbalans................................................ 145
Kleurtemperatuur................................. 152
Fijnafstelling witbalans ....................... 148
Handmatige voorinstelling ................ 154
W
C
P
H
O
I
Q
S
C
B
S
H
I
L
C
U
H
O
R
A
U
T
O
T
I
A
N
I
T
E
E
R
U
C
R
T
G
U
R
K
P
R
H
R
B
S
E
E
A
T
A
A
P
A
N
S
N
T
L
A
C
D
I
T
E
I
A
C
T
J
N
S
O
N
E
R
U
G
S
N
C
L
S
E
T
:
:
:
:
:
:
:
:
:
A
s
S
0
3
0
0
0
0
U
R
T
T
G
A
O
B
N
1
D
,
A
R
0
D
,0
N
I
KO
N
D800
100
-
1
13
14
15
16
17
18
19
20
21
14 Kleurruimte.............................................274
15 Picture Control.......................................163
16 Snel aanpassen
5
....................................166
Oorspronkelijke Picture Control
6
......163
17 Verscherping ..........................................166
18 Contrast ...................................................166
19 Helderheid ..............................................166
20 Verzadiging
7
..........................................166
Filtereffecten
8
........................................166
21 Tint
7
.........................................................166
Kleurtoon
8
..............................................166
228
I
De vierde pagina van de opnamegegevens
wordt alleen weergegeven als de
copyrightinformatie bij het maken van de
foto werd opgenomen, zoals beschreven
op pagina 334.
1 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen met de instelling automatische ISO-
gevoeligheid ingeschakeld.
2 Wordt weergegeven als persoonlijke instelling b6 (Fijnafst. voor opt. belichting,
0 290) is ingesteld op een andere waarde dan nul voor elke lichtmeetmethode.
3 Wordt alleen weergegeven als een VR-objectief is bevestigd.
4 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief
DX-gebaseerd filmformaat; 0 67, 79).
5 Alleen Picture Controls voor Standaard, Levendig, Portret en Landschap.
6 Neutraal, Monochroom en eigen Picture Controls.
7 Wordt niet weergegeven voor monochrome Picture Controls.
8 Alleen monochrome Picture Controls.
N
A
H
V
R
O
C
D
I
E
I
T
R
G
T
S
.
N
O
E
E
U
D
T
C
R
-
T
H
E
L
E
D
I
U
G
C
C
H
T
.
T
R
.
L
:
:
:
:
:
H
N
A
N
D
W
C
T
I
O
U
O
-
A
Y
R
R
T
R
L
R
A
I
I
M
O
M
I
M
N
M
S
A
,
A
G
O
O
L
H
L
H
F
T
,
I
T
I
Y
N
G
I
L
P
O
H
N
T
E
R
G
E
M
R
C
O
MM
E
N
T
:
SPRI
NG
HA
S
C
O
M
E
.
SP
RI
NG
HA
S
C
O
M
E
.
3636
N
I
KO
N
D800
100
-
1
22
23
24
25
26
27
22 Hoge ISO-ruisonderdrukking ............ 277
Ruisonderdrukking lange sluitertijd 277
23 Actieve D-Lighting ............................... 174
24 HDR-belichtingsverschil ..................... 178
HDR-verzachting .................................. 178
25 Vignetteringscorrectie ........................ 275
26 Retouche-geschiedenis ...................... 341
27 Beeldcommentaar................................ 333
A
C
R
O
T
P
I
Y
S
R
T
I
G
H
T
:
:
N
N
I
I
K
K
O
O
N
N
T
A
R
O
N
I
KO
N
D800
100
-
1
28
29
28 Naam van fotograaf............................. 334
29 Copyrighthouder.................................. 334
229
I
❚❚ GPS-gegevens
1
1 Gegevens voor films zijn bestemd voor het starten van de opname.
2 Wordt alleen weergegeven als het GPS-apparaat is voorzien van een elektronisch
kompas.
3 Wordt in geel weergegeven als de foto niet in FX-formaat wordt aangeduid (inclusief
DX-gebaseerd filmformaat; 0 67, 79).
L
L
A
T
H
A
O
L
I
E
T
N
T
M
A
I
G
I
E
D
T
I
T
(
I
U
T
U
U
N
D
U
D
T
G
E
D
E
C
E
)
:
:
:
:
:
:
:
:
N
E
1
3
1
0
1
3
3
5
0
1
0
5
9
m
/
:
5
º
º
0
1
.
3
4
1
5
1
5
3
/
:
7
.
.
2
0
9
6
0
0
7
9
1
1
6
2
N
I
KO
N
D800
100
-
1
1
2
3
4
5
76
1 Breedtegraad
2 Lengtegraad
3 Hoogte
4 Coordinated Universal Time (UTC)
5 Opschrift
2
6 Cameranaam
7 Beeldveld
3
................................................79
230
I
❚❚ Overzicht
1 Niet-FX-formaten (inclusief DX-gebaseerd filmformaat) worden in geel weergegeven
(0 67, 79).
2 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen met de instelling automatische ISO-
gevoeligheid ingeschakeld.
1. 3
+
1
.
0 SLOW
0, 0
1
/
8000 F2
.
885
mm
H
i 0
.
3
1. 3
+
1
.
0 SLOW
0, 0
1
/
8000 F2
.
885
mm
H
i 0
.
3
100
ND
800
D
S
C
_
0001
.
JP
G
10
/
01
/
2012 10
:
06
:
22
N
N
OR
OR
M
AL
AL
7360x4912
NIKON D800
1
/
12
1 2 3
5
6
4
19
20
21
28
16 17 18
26 2425 23 22
27
1514
13
10 89 712 11
1 Beeldnummer/totaal aantal beelden
2 Beveiligingsstatus.................................233
3 Cameranaam
4 Retouche-aanduiding..........................341
5 Histogram waarin de verdeling van de
tonen in het beeld worden
weergegeven (0 226).
6 Beeldkwaliteit.......................................... 84
7 Beeldformaat ........................................... 87
8 Beeldveld
1
................................................ 79
9 Bestandsnaam .......................................273
10 Opnametijdstip ....................................... 27
11 Mapnaam................................................271
12 Opnamedatum........................................ 27
13 Huidige kaartsleuf .................................. 31
14 Meetmethode........................................115
15 Belichtingsstand ...................................117
16 Sluitertijd....................................... 119, 122
17 Diafragma ..................................... 120, 122
18 ISO-gevoeligheid
2
............................... 109
19 Brandpuntsafstand ..................... 212, 379
20 Aanduiding GPS-gegevens................ 215
21 Aanduiding beeldcommentaar ........ 333
22 Actieve D-Lighting .............................. 174
23 Picture Control...................................... 163
24 Kleurruimte............................................ 274
25 Flitsstand ................................................ 183
26 Witbalans................................................ 145
Kleurtemperatuur ................................ 152
Fijnafstelling witbalans....................... 148
Handmatige voorinstelling................ 154
27 Flitscorrectie .......................................... 188
Commanderstand ................................ 303
28 Belichtingscorrectie............................. 130
231
I
Foto’s van dichtbij bekijken:
zoomweergave
Druk op de X-knop om in te zoomen op de foto
die beeldvullend wordt weergegeven of die is
gemarkeerd in de miniatuurweergave. De
volgende bewerkingen kunnen worden
uitgevoerd zo lang als zoom van kracht is:
Functie Knop Beschrijving
In- of
uitzoomen
X / W
Druk op
X
om op
maximaal 46× (grote
afbeeldingen in 36 × 24/
3:2 formaat), 34×
(middelgrote
afbeeldingen) of 22×
(kleine afbeeldingen) in te
zoomen. Druk op
W
om uit te zoomen. Wanneer
op de foto is ingezoomd, kunt u de multi-selector
gebruiken om delen van het beeld te bekijken die
niet op de monitor zichtbaar zijn. Houd de multi-
selector ingedrukt om snel naar andere delen van
het beeld te gaan. Wanneer de zoomfactor wordt
gewijzigd, verschijnt er een navigatievenster; het
gedeelte dat zichtbaar is op de monitor wordt
aangegeven door een gele rand.
Andere delen
van het beeld
weergeven
Gezichten
selecteren
De gezichten (maximaal
35) die tijdens het
zoomen worden
waargenomen, worden in
het navigatievenster met
witte randen omgeven.
Draai aan de secundaire
instelschijf om andere gezichten te bekijken.
X-knop
232
I
Andere foto’s
weergeven
Draai aan de hoofdinstelschijf om hetzelfde
gedeelte van andere afbeeldingen te bekijken
met de huidige zoomfactor. Zoomweergave
wordt geannuleerd wanneer er een film wordt
weergegeven.
Beveiligingsst
atus wijzigen
L (Z/Q) Zie pagina
233
voor meer informatie.
Terugkeren
naar de
opnamestand
/
K
Druk de ontspanknop half in of druk op de K-
knop om de opnamestand af te sluiten.
Menu’s
weergeven
G Zie pagina
259
voor meer informatie.
Functie Knop Beschrijving
233
I
Foto’s tegen wissen beveiligen
In de schermvullende, zoom-, en miniatuurweergave kan de
L
(
Z
/
Q
)-
knop worden gebruikt om foto's te beveiligen en zo te voorkomen dat u
ze per ongeluk wist. Beveiligde bestanden kunnen niet worden gewist
met de
O
(
Q
)-knop of de optie
Wissen
in het weergavemenu. Merk op
dat beveiligde foto’s
wel
gewist worden wanneer de geheugenkaart
wordt geformatteerd (
0
32, 326).
Voer de onderstaande stappen uit om een foto te beveiligen:
1 Selecteer een afbeelding.
Geef de afbeelding in schermvullende weergave of
zoomweergave weer of markeer het in de miniaturenlijst.
2 Druk op de L (Z/Q)-
knop.
De foto wordt gemarkeerd
met het pictogram P. Als u
de beveiliging van een foto
wilt opheffen, zodat deze
kan worden gewist, geeft u
de foto weer of markeert u deze in de lijst met miniaturen en
drukt u vervolgens op de L (
Z/Q)-knop.
A Beveiliging van alle foto’s opheffen
Als u de beveiliging wilt opheffen voor alle foto’s in de map of mappen die
momenteel zijn geselecteerd in het menu Weergavemap, dan drukt u de
knoppen L (
Z/Q) en O (Q) circa twee seconden tijdens weergave
tegelijk in.
L (Z/Q)-knop
234
I
Foto’s wissen
Druk op de O (Q)-knop om een foto in beeldvullende weergave of de
gemarkeerde foto in de lijst met miniaturen te wissen. Gebruik de
optie Wissen in het weergavemenu om meerdere geselecteerde
foto’s, alle gemaakte foto’s op een geselecteerde datum of alle foto’s
in de weergavemap te wissen. Eenmaal gewiste foto’s kunnen niet
meer worden hersteld. Merk op dat foto’s die beveiligd of verborgen
zijn, niet kunnen worden gewist.
Schermvullende en miniatuurweergave
Druk op de O (Q)-knop om de huidige foto te wissen.
1 Selecteer een afbeelding.
Geef de afbeelding weer of markeer de afbeelding in de
miniaturenlijst.
2 Druk op de O (Q)-knop.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
Miniatuurweergave
Schermvullende
weergave
O (Q)-knop
235
I
3 Druk nogmaals op de O (Q)-knop.
Druk op de O (Q)-knop om de foto te wissen.
Druk op de K-knop om te stoppen zonder de
foto te wissen.
A Zie ook
De optie Na wissen in het weergavemenu bepaalt of de volgende
afbeelding of de vorige afbeelding wordt weergegeven nadat een
afbeelding is gewist (0 266).
O (Q)-knop
236
I
Het weergavemenu
De optie Wissen in het weergavemenu bevat de volgende opties.
Afhankelijk van het aantal foto’s kan het enige tijd duren voordat de
foto’s zijn gewist.
❚❚ Selectie: geselecteerde foto’s wissen
1 Kies Selectie voor de
optie Wissen in het
weergavemenu.
Druk op de G-knop en
kies Wissen in het
weergavemenu. Markeer
Selectie en druk op 2.
2 Markeer een foto.
Gebruik de multi-selector
om een foto te markeren
(houd de X-knop ingedrukt
om de gemarkeerde foto
schermvullend te bekijken;
druk op W en selecteer de
gewenste kaart en map om
foto’s op andere locaties te bekijken, zoals beschreven op pagina
221).
Optie Beschrijving
Q Selectie
Geselecteerde foto’s wissen.
R Alle
Wis alle foto’s in de map die momenteel is geselecteerd
voor weergave (0 260). Als er twee kaarten zijn geplaatst,
kunt u de kaart selecteren waarop de foto’s worden
gewist.
G-knop
X-knop
237
I
3 Selecteer de gemarkeerde
foto.
Druk op de centrale knop van de
multi-selector om de
gemarkeerde foto te selecteren.
Geselecteerde foto's worden
gemarkeerd door een O-pictogram. Herhaal stap 2 en 3 om extra
foto’s te selecteren; markeer de foto en druk op de centrale knop
van de multi-selector om deze te deselecteren.
4 Druk op J om de
bewerking te voltooien.
Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja
en druk op J.
J-knop
238
I
Q
239
Q
Verbindingen
Dit gedeelte beschrijft hoe u de meegeleverde UC-E14 USB-kabel
moet gebruiken om de camera met een computer te verbinden.
Voordat u de camera aansluit
Installeer de software op de meegeleverde ViewNX 2 installatie-cd
voordat u de camera op de computer aansluit. Zorg dat de EN-EL15
batterij van de camera volledig opgeladen is, zodat de
gegevensoverdracht niet wordt onderbroken. Bij twijfel laadt u de
batterij voor gebruik op of gebruikt u een EH-5b lichtnetadapter en
EP-5B stroomaansluiting (los verkrijgbaar).
❚❚ Meegeleverde software
ViewNX 2 beschikt over een
“Nikon Transfer 2” functie die
wordt gebruikt om foto's van de
camera naar de computer te
kopiëren, waar ze kunnen
worden bekeken, bewerkt en
afgedrukt met behulp van ViewNX 2. Controleer voor het installeren
van ViewNX 2 of uw computer aan de systeemeisen op pagina 242
voldoet.
Verbinden met een computer
Uw toolbox voor
beeldbewerking
240
Q
1 Start de computer en plaats de ViewNX 2 installatie-cd.
2 Selecteer een taal.
3 Start het installatieprogramma.
Klik op Installeren en volg de
instructies op het scherm.
Windows Mac OS
Dubbelklik op
pictogram op
bureaublad
Dubbelklik op
Welcome pictogram
D Installatiegids
Klik op Installatiegids in stap 3
voor hulp bij het installeren van
ViewNX 2.
q Selecteer
taal
w Klik op
Volgende
Klik op Installeren
241
Q
4 Sluit het installatieprogramma af.
Klik op Ja (Windows) of OK (Mac OS) zodra de installatie is
voltooid.
De volgende software werd geïnstalleerd:
•ViewNX 2
Apple QuickTime (alleen Windows)
5 Verwijder de installatie-cd uit de CD-ROM drive.
Windows Mac OS
Klik op Ja Klik op OK
D Kabels aansluiten
Zet de camera uit voordat interfacekabels worden aangesloten of
losgekoppeld. Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting. Sluit
het deksel van de aansluiting wanneer de aansluiting niet in gebruik is.
A Windows
Wilt u de Nikon website bezoeken nadat u ViewNX 2 hebt geïnstalleerd,
selecteer dan Alle programma’s > Link to Nikon in het startmenu van
Windows (internetverbinding vereist).
242
Q
D Systeemeisen
Windows
CPU
Foto’s/JPEG-films: Intel Celeron, Pentium 4 of Core-serie,
1,6 GHz of hoger
H.264 films (weergave): 3,0 GHz of hoger Pentium D; Intel
Core i5 of hoger aanbevolen bij het bekijken van films
met een beeldformaat van 1.280 × 720 of meer bij een
beeldsnelheid van 30 bps of hoger of films met een
beeldformaat van 1.920 × 1.080 of meer
H.264 films (bewerken): 2,6 GHz of hoger Core 2 Duo
Besturingssysteem
Vooraf geïnstalleerde versies van of Windows 7 Home
Basic/Home Premium/Professional/Enterprise/Ultimate
(Service Pack 1), Windows Vista Home Basic/Home Premium/
Business/Enterprise/Ultimate (Service Pack 2) of 32-bit edities
van Windows XP Home Edition/Professional (Service Pack 3).
Alle geïnstalleerde programma’s werken als 32-bit
toepassingen in 64-bit edities van Windows of Windows 7
en Windows Vista.
RAM
Windows 7/Windows Vista: 1 GB of meer (2 GB of meer aanbevolen)
Windows XP: 512 MB of meer (2 GB of meer aanbevolen)
Ruimte of harde
schijf
Minimaal 500 MB beschikbaar op de opstartdisk (1 GB of meer
aanbevolen)
Monitor
Resolutie: 1.024 × 768 pixels (XGA) of meer (1.280 × 1.024
pixels (SXGA) of meer aanbevolen)
Kleur: 24-bits kleuren (True Color) of meer
Mac OS
CPU
Foto’s/JPEG-films: PowerPC G4 (1 GHz of hoger), G5, Intel Core of
Xeon-serie
H.264 films (weergave): PowerPC G5 Dual of Core Duo, 2 GHz
of hoger, Intel Core i5 of hoger aanbevolen bij het
bekijken van films met een beeldformaat van 1.280 × 720
of meer bij een beeldsnelheid van 30 bps of hoger of
films met een beeldformaat van 1.920 × 1.080 of meer
H.264 films (bewerken): 2,6 GHz of hoger Core 2 Duo
GPU dat hardwareacceleratie voor QuickTime H.264
ondersteund wordt aanbevolen
Besturingssysteem
Mac OS X versie 10.5.8, 10.6.8 of 10.7.2
RAM
512 MB of meer (2 GB of meer aanbevolen)
Ruimte of harde
schijf
Minimaal 500 MB beschikbaar op de opstartdisk (1 GB of meer
aanbevolen)
Monitor
Resolutie: 1.024 × 768 pixels (XGA) of meer (1.280 × 1.024 pixels
(SXGA) of meer aanbevolen)
Kleur: 24-bits kleuren (miljoenen kleuren) of meer
243
Q
Directe USB-verbinding
Sluit de camera aan met behulp van de meegeleverde UC-E14 USB-
kabel.
1 Zet de camera uit.
2 Zet de computer aan.
Zet de computer aan en wacht totdat deze is opgestart.
3 Sluit de USB-kabel aan.
Sluit de USB-kabel aan zoals aangeduid.
4 Zet de camera aan.
D USB-hubs
Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer. Sluit de kabel niet
aan via een USB-hub of toetsenbord.
D De USB-kabelklem
Bevestig de klem zoals aangeduid om te voorkomen dat de kabel
wordt ontkoppelt.
244
Q
5 Start Nikon Transfer 2.
Als er een bericht wordt weergegeven met het verzoek een
programma te kiezen, selecteer Nikon Transfer 2.
6 Klik op Overzetten starten.
Bij standaardinstellingen worden alle
foto's op de geheugenkaart naar de
computer gekopieerd (voor meer
informatie over het gebruik van Nikon
Transfer 2, start ViewNX 2 of Nikon
Transfer 2 en selecteer Help weergeven
uit het Help menu).
7 Zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel wanneer
de overdracht is voltooid.
Nikon Transfer 2 wordt automatisch afgesloten nadat het
overzetten is voltooid.
A Windows 7
Selecteer Nikon Transfer 2 zoals hieronder beschreven als het volgende
venster wordt weergegeven.
1 Onder Afbeeldingen en video's
importeren klik op Ander
programma Er wordt een
programmaselectievenster
weergegeven; selecteer Bestand
importeren met Nikon
Transfer 2 en klik op OK.
2 Dubbelklik op Bestand importeren.
D Tijdens Transfer
Zet de camera niet uit en ontkoppel de USB-kabel niet terwijl beelden
worden overgezet.
Overzetten starten
245
Q
Ethernet en draadloze netwerken
Indien de optionele WT-4 draadloze zender (0 387) is bevestigd,
kunnen foto’s draadloos overgezet of afgedrukt worden of ethernet-
netwerken en de camera kunnen tevens vanaf netwerkcomputers
met Camera Control Pro 2 worden bediend (los verkrijgbaar). De
WT-4 kan in de volgende standen worden gebruikt:
Zie de WT-4 gebruikershandleiding voor meer informatie. Vergeet
niet de nieuwste versies van de firmware voor de draadloze zender en
de meegeleverde software bij te werken.
Stand Functie
Overdrachtstand
Upload nieuwe of bestaande foto’s naar een
computer of ftp-server.
Miniatuurselectiestand
Bekijk voor het uploaden foto’s op een
computermonitor.
Pc-stand
Bedien de camera vanaf een computer met behulp
van Camera Control Pro 2 (los verkrijgbaar).
Afdrukstand
Druk JPEG-foto’s af op een printer die met een
netwerkcomputer is verbonden.
D Overdrachtstand
Wanneer Draadloze zender > Stand > Overdrachtsstand is geselecteerd
in het setup-menu van de camera, wordt de J-knop tijdens weergave
gebruikt om foto’s te uploaden, waarbij wordt voorkomen dat de knop
wordt gebruikt om foto’s voor andere bewerkingen te gebruiken, zoals
vergelijken (0 364). Selecteer een andere optie voor Draadloze zender >
Stand om normale bediening te herstellen.
A Films opnemen en bekijken tijdens overdracht
Er kunnen geen films worden opgenomen en afgespeeld in de stand
beeldoverdracht wanneer een WT-4 met de camera is verbonden (de “stand
beeldoverdracht” is van toepassing wanneer afbeeldingen worden
overgezet en wanneer afbeeldingen nog moeten worden verzonden).
246
Q
A Films
De WT-4 kan worden gebruikt om films in de overdrachtstand te uploaden
indien Automatisch verzenden of Verzend map niet is geselecteerd voor
Overdrachtsinstellingen. Films kunnen niet in de miniatuurselectiestand
worden geüpload.
A Miniatuurselectiestand
Camera-instellingen kunnen niet vanaf de computer in de
miniatuurselectiestand worden gewijzigd.
A Camera Control Pro 2
Camera Control Pro 2 software (los verkrijgbaar; 0 390) kan worden
gebruikt om de camera vanaf een computer te bedienen. Wanneer
Camera Control Pro 2 wordt gebruikt om foto's rechtstreeks op de
computer vast te leggen, verschijnt de verbindingsaanduiding van de
computer (c) in het bedieningspaneel.
247
Q
Foto’s afdrukken
Geselecteerde JPEG-afbeeldingen kunnen worden afgedrukt op een
PictBridge-printer (0 433) die rechtstreeks is verbonden met de
camera.
D Foto’s selecteren voor afdrukken
Afbeeldingen gecreëerd met beeldkwaliteitinstellingen van NEF (RAW) of
TIFF (RGB) (0 84) kunnen niet voor afdrukken worden geselecteerd. JPEG-
kopieën van NEF (RAW)-foto’s kunnen met de optie NEF (RAW)-
verwerking in het retoucheermenu (0 353) worden gemaakt.
A Afdrukken via directe USB-verbinding
Zorg ervoor dat de batterij volledig is opgeladen of gebruik een optionele
EH-5b lichtnetadapter en EP-5B stroomaansluiting. Stel Kleurruimte in op
sRGB bij het maken van foto’s die via de directe USB-verbinding worden
afgedrukt (0 274).
A Zie ook
Zie pagina 422 voor mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen
optreden tijdens het afdrukken.
248
Q
De printer aansluiten
Sluit de camera aan met behulp van de meegeleverde UC-E14 USB-
kabel.
1 Zet de camera uit.
2 Sluit de USB-kabel aan.
Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals hieronder
wordt aangegeven. Forceer niets en steek de stekker recht in de
aansluiting.
3 Zet de camera aan.
Op de monitor verschijnt een welkomstscherm, gevolgd door het
PictBridge-weergavescherm.
D USB-hubs
Sluit de camera rechtstreeks aan op de printer. Sluit de kabel niet aan
via een USB-hub.
qw
249
Q
Foto’s één voor één afdrukken
1 Selecteer een foto.
Druk op 4 of 2 om extra foto’s
te bekijken. Druk op 1 of 3 om
foto-informatie te bekijken
(0 222) of druk op de X-knop
om in te zoomen op het huidige
beeld (0 231, druk op K om zoom af te sluiten). Druk op de
centrale knop van de multi-selector om zes foto’s tegelijk te
bekijken. Gebruik de multi-selector om foto’s te markeren of druk
nogmaals op de centrale knop van de multi-selector om de
gemarkeerde foto schermvullend weer te geven. Om
afbeeldingen op andere locaties te bekijken, druk op W wanneer
miniaturen worden weergegeven en selecteer de gewenste kaart
en map, zoals beschreven op pagina 221.
2 Geef de afdrukopties
weer.
Druk op J om de
afdrukopties voor PictBridge
weer te geven.
3 Pas de afdrukopties aan.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om te
selecteren.
Optie Beschrijving
Paginagrootte
Markeer een paginagrootte (alleen groottes ondersteund
door de huidige printer worden vermeld) en druk op J
om te selecteren en keer terug naar het vorige menu
(selecteer Printerstandaard om op de standaard
paginagrootte van de huidige printer af te drukken).
Aantal
afdrukken
Druk op 1 of 3 om het aantal afdrukken (maximaal 99) te
kiezen en druk vervolgens op J om te selecteren en keer
terug naar het vorige menu.
J-knop
250
Q
4 Start afdrukken.
Selecteer Afdrukken starten en
druk op J om afdrukken te
starten. Druk op J om te
annuleren voordat alle kopieën
zijn afgedrukt.
Rand
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer deze wordt
ondersteund door de printer. Markeer Printerstandaard
(gebruik huidige printerinstellingen), Afdrukken met
randen (druk foto met witte rand af) of Geen randen en
druk op J om te selecteren en keer terug naar het vorige
menu.
Tijdstempel
Markeer Printerstandaard (gebruik huidige
printerinstellingen), Tijdstempel afdrukken (afdruktijden
en -data van opnamen op foto’s) of Geen tijdstempel en
druk op J om te selecteren en keer terug naar het vorige
menu.
Uitsnijden
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer deze wordt
ondersteund door de printer. Markeer Niet uitsnijden en
druk op J om af te sluiten zonder uitsnijden. Markeer
Uitsnijden en druk op 2 om de huidige foto uit te snijden.
Het selecteren van Uitsnijden
geeft het venster rechts weer.
Druk op X om het formaat van de
uitsnede te vergroten, W om te
verkleinen. Positioneer de
uitsnede met behulp van de
multi-selector en druk op J. Merk
op dat de afdrukkwaliteit kan afnemen als er kleine
uitsneden op groot formaat worden afgedrukt.
Optie Beschrijving
251
Q
Meerdere foto’s afdrukken
1 Geef het PictBridge-
menu weer.
Druk op de G-knop in het
PictBridge-weergavescherm
(zie stap 3 op pagina 248).
2 Kies een optie.
Markeer één van de volgende
opties en druk op 2.
Selectie afdrukken: selecteer
de af te drukken foto’s.
Afdrukken (DPOF): druk een
bestaande afdrukopdracht af die werd gecreëerd met de optie
DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu (0 254). De
huidige afdrukopdracht wordt weergegeven in stap 3.
Indexprint: om een indexprint te creëren van alle op de
geheugenkaart aanwezige JPEG-foto’s, ga naar stap 4. Mocht de
geheugenkaart meer dan 256 foto's bevatten, dan worden
alleen de eerste 256 afbeeldingen afgedrukt.
G-knop
252
Q
3 Selecteer foto’s.
Gebruik de multi-selector
om door de foto’s op de
geheugenkaart te bladeren
(om afbeeldingen op andere
locaties te bekijken, druk op
W en selecteer de
gewenste kaart en map,
zoals beschreven op pagina
221). Houd de X-knop
ingedrukt om de huidige
foto schermvullend weer te
geven. Druk op de
L (
Z/Q)-knop en druk op
1 om de huidige foto voor
afdrukken te selecteren. De
foto wordt gemerkt met een
Z-pictogram en het aantal
afdrukken wordt ingesteld
op 1. Houd de L (
Z/Q)-knop ingedrukt, druk op 1 of 3 om
het aantal afdrukken (maximaal 99; om de foto te deselecteren,
druk op 3 wanneer het aantal afdrukken 1 is) te specificeren. Ga
door tot alle gewenste foto’s zijn geselecteerd.
4 Geef de afdrukopties
weer.
Druk op J om de
afdrukopties voor PictBridge
weer te geven.
L (Z/Q)-knop
X-knop
J-knop
253
Q
5 Pas de afdrukopties aan.
Kies de opties voor paginagrootte, rand en tijdstempel, zoals
wordt beschreven op pagina 249 (er verschijnt een
waarschuwing als de geselecteerde paginagrootte te klein is voor
een indexprint).
6 Start afdrukken.
Selecteer Afdrukken starten en druk op J om
afdrukken te starten. Druk op J om te annuleren
voordat alle afdrukken zijn afgedrukt.
254
Q
Een DPOF-afdrukopdracht maken:
Afdrukset
Met de optie DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu kunt u
digitale “afdrukopdrachten” samenstellen voor PictBridge-
compatibele printers en apparaten die DPOF ondersteunen (0 433).
1 Kies Selecteren/
instellen voor de optie
DPOF-afdrukopdracht
in het weergavemenu.
Druk op de G-knop en
selecteer DPOF-
afdrukopdracht in het
weergavemenu. Markeer Selecteren/instellen en druk op 2 (om
alle foto’s uit de afdrukopdracht, selecteer Alles deselecteren?).
2 Selecteer foto’s.
Gebruik de multi-selector om door de
foto’s op de geheugenkaart te
bladeren (om afbeeldingen op
andere locaties te bekijken, druk op
W en selecteer de gewenste kaart en
map, zoals beschreven op pagina
221). Houd de X-knop ingedrukt om
de huidige foto schermvullend weer
te geven. Druk op de L (
Z/Q)-
knop en druk op 1 om de huidige
foto voor afdrukken te selecteren. De
foto wordt gemerkt met een Z-
pictogram en het aantal afdrukken wordt ingesteld op 1. Houd de
L (
Z/Q)-knop ingedrukt, druk op 1 of 3 om het aantal
afdrukken (maximaal 99; om de foto te deselecteren, druk op 3
wanneer het aantal afdrukken 1 is) te specificeren. Druk op J
wanneer alle gewenste foto’s zijn geselecteerd.
G-knop
L (Z/Q)-knop
255
Q
3 Selecteer afdrukopties.
Markeer de gewenste opties en druk op
2 om deze in- of uit te schakelen (als u de
afdrukopdracht wilt voltooien zonder
deze informatie in de opdracht op te
nemen, gaat u verder met stap 4).
Opnamegegevens afdrukken: druk sluitertijd en diafragma af
op alle foto’s in de afdrukopdracht.
Datum afdrukken: druk de opnamedatum af op alle foto’s in
de afdrukopdracht.
4 Voltooi de
afdrukopdracht.
Markeer Gereed en druk
op J om de
afdrukopdracht te
voltooien.
D Afdrukset
Om de huidige afdrukopdracht af te drukken terwijl de camera met een
PictBridge-printer is verbonden, selecteer Afdrukken (DPOF) in het
PictBridge-menu en volg de stappen in “Meerdere foto’s afdrukken” om de
huidige opdracht aan te passen en af te drukken (0 251). De afdrukopties
voor DPOF-datum en opnamedatum worden niet ondersteund wanneer u
afdrukt via een directe USB-verbinding; gebruik in dat geval de PictBridge
optie Tijdstempel om de opnamedatum op foto’s in de huidige
afdrukopdracht af te drukken.
De optie Afdrukset kan niet worden gebruikt als er onvoldoende ruimte op
de geheugenkaart beschikbaar is om de afdrukopdracht op te slaan.
Afbeeldingen gecreëerd met beeldkwaliteitinstellingen van NEF (RAW;
0 84) kunnen niet voor afdrukken worden geselecteerd met behulp van
deze optie.
Afdrukopdrachten worden mogelijk niet correct uitgevoerd als foto’s via
een computer of een ander apparaat worden verwijderd nadat de
afdrukopdracht is aangemaakt.
J-knop
256
Q
Foto’s op een televisie bekijken
Een type C mini-pin High-Definition Multimedia Interface
(HDMI)-kabel (los verkrijgbaar in de diverse winkels) kan worden
gebruikt om de camera met high-definition video-apparaten te
verbinden.
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of
loskoppelt.
2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals aangeduid.
3 Stem het apparaat af op het HDMI-kanaal.
4 Zet de camera aan en druk op de K-knop.
Tijdens weergave worden foto’s zowel in de cameramonitor als
op het high-definition televisie- of monitorscherm weergegeven.
D Sluit het klepje van de aansluiting
Sluit het klepje van de aansluiting wanneer de aansluitingen niet in gebruik
zijn. Stof in de aansluitingen kan storing tijdens gegevensoverdracht
veroorzaken.
Verbinden met high-
definition apparaat
(kies kabel met
aansluiting voor een
HDMI-apparaat)
Verbinden
met camera
257
Q
HDMI-opties
De optie HDMI in het setup-menu (0 325) regelt de uitvoerresolutie
en andere geavanceerde HDMI-opties.
❚❚ Uitvoerresolutie
Kies het formaat waarin de foto's naar het
HDMI-apparaat worden uitgevoerd. Als
Automatisch is geselecteerd, zal de camera
automatisch het juiste formaat selecteren.
Ongeacht de geselecteerde optie, zal
Automatisch worden gebruikt voor
filmlivebeeld, filmopname en weergave.
❚❚ Geavanceerd
Optie Beschrijving
Uitvoerbereik
Automatisch wordt aanbevolen voor de meeste situaties.
Als de camera het uitvoerbereik van het juiste RGB-
videosignaal voor het HDMI-apparaat niet kan bepalen,
kunt u uit de volgende opties kiezen:
Beperkt bereik: voor apparaten met een invoerbereik voor
een RGB-videosignaal van 16 tot 235. Kies deze optie als
u detailverlies in schaduwen waarneemt.
Volledig bereik: voor apparaten met een invoerbereik voor
een RGB-videosignaal van 0 tot 255. Kies deze optie als
schaduwen “verbleekt” of te helder zijn.
Uitvoerformaat
Kies horizontale en verticale beelddekking voor HDMI-
uitvoer van 95% of 100%.
Schermweergave
bij livebld
Als Uit is geselecteerd wanneer de camera is verbonden
met een HDMI-apparaat, wordt de opname-informatie niet
in de monitor weergegeven tijdens livebeeldfotografie.
258
Q
A Weergave op televisie
Voor langdurige weergave wordt het gebruik van een EH-5b
lichtnetadapter en een EP-5B stroomaansluiting (los verkrijgbaar)
aanbevolen. Merk op dat de randen mogelijk niet zichtbaar zijn wanneer
foto’s op een televisiescherm worden bekeken.
A Diashows
De optie Diashow in het weergavemenu kan voor automatische weergave
worden gebruikt (0 267).
A Audio
Stereogeluid opgenomen met een optionele ME-1 (0 65, 390)
stereomicrofoon speelt in stereo af wanneer films op HDMI-apparaten
worden bekeken met behulp van een camera die is verbonden via een
HDMI-kabel (merk op dat audio niet wordt afgespeeld via een
hoofdtelefoon die verbonden is met de camera). Het volume kan met
behulp van de televisiebesturingen worden aangepast; de
camerabesturingen kunnen niet worden gebruikt.
A HDMI en livebeeld
Wanneer de camera via een HDMI-kabel is verbonden, kunnen HDMI-
weergaveschermen worden gebruikt voor livebeeldfotografie en
filmlivebeeld (0 57, 67). Tijdens filmlivebeeld en filmopname en weergave,
wordt HDMI-uitvoer aangepast overeenkomstig de optie die is geselecteerd
voor Filminstellingen > Beeldformaat/beeldsnelheid in het
opnamemenu (0 70). Het is mogelijk dat bepaalde HDMI-apparaten de
geselecteerde instelling niet ondersteunen; selecteer in dit geval 1080i
(interlaced) voor HDMI > Uitvoerresolutie (0 257).
U
259
U
Menugids
Druk op G en selecteer de (weergavemenu)-tab K om het
weergavemenu weer te geven.
D Het weergavemenu:
foto’s beheren
G-knop
Optie
0
Wissen 236
Weergavemap 260
Beeld verbergen 260
Weergaveopties 261
Beeld(en) kopiëren 262
Controlebeeld 265
Na wissen 266
Draai portret 266
Diashow 267
DPOF-afdrukopdracht 254
A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 405.
260
U
Kies een map voor weergave (0 219).
Geselecteerde foto’s verbergen of weergeven, zoals hieronder
beschreven. Verborgen foto’s zijn alleen zichtbaar in het menu Beeld
verbergen en kunnen alleen worden verwijderd door de
geheugenkaart te formatteren.
1 Kies Selecteren/instellen.
Markeer Selecteren/instellen
en druk op 2 (om de resterende
stappen over te slaan en alle
foto’s weer te geven, markeer
Alles deselecteren? en druk op
J).
Weergavemap
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
ND800
Foto’s in alle mappen die met de D800 zijn gemaakt, zijn zichtbaar
tijdens weergave.
Alle Foto’s in alle mappen zijn zichtbaar tijdens weergave.
Huidige Alleen foto’s in de huidige map zijn zichtbaar tijdens weergave.
Beeld verbergen
G-knop D weergavemenu
D Beveiligde en verborgen beelden
Als u een beveiligd beeld weergeeft, wordt tevens de beveiliging van het
beeld verwijderd.
261
U
2 Selecteer foto’s.
Gebruik de multi-selector om
door de foto's op de
geheugenkaart te bladeren
(houd de X-knop ingedrukt om
de gemarkeerde foto
schermvullend te bekijken; houd W ingedrukt en selecteer de
gewenste kaart en map om afbeeldingen op andere locaties te
bekijken, zoals beschreven op pagina 221) en druk op de centrale
knop van de multi-selector om de huidige foto te selecteren.
Geselecteerde foto’s worden gemarkeerd door een R-pictogram;
markeer een foto en druk nogmaals op de centrale knop van de
multi-selector om een foto te deselecteren.
3 Druk op J.
Druk op J om de bewerking te voltooien.
Kies de informatie die wordt weergegeven in het scherm met foto-
informatie (0 222). Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk
vervolgens op 2 om de optie voor het scherm met foto-informatie te
selecteren. A L verschijnt naast het geselecteerde item; markeer en
druk op 2 om te deselecteren. Markeer Gereed en druk op J om
terug te keren naar het weergavemenu.
Weergaveopties
G-knop D weergavemenu
J-knop
262
U
Kopieer foto’s van de ene naar de andere geheugenkaart.
1 Kies Bron selecteren.
Markeer Bron selecteren en
druk op 2.
2 Selecteer de bronkaart.
Markeer de sleuf voor de kaart
met de beelden die gekopieerd
moeten worden en druk op J.
3 Kies Beeld(en) selecteren.
Markeer Beeld(en) selecteren
en druk op 2.
Beeld(en) kopiëren
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
Bron selecteren Kies de kaart waarvan de foto’s worden gekopieerd.
Beeld(en) selecteren Selecteer te kopiëren foto’s.
Doelmap selecteren Selecteer doelmap op overgebleven kaart.
Beeld(en) kopiëren?
Kopieer geselecteerde foto’s naar gespecificeerde
bestemming.
263
U
4 Selecteer de bronmap.
Markeer de map met de beelden
die gekopieerd moeten worden
en druk op 2.
5 Maak de beginselectie.
Voordat u verder gaat met het
selecteren of deselecteren van
afzonderlijke beelden, kunt u alle
beelden of alle beveiligde
beelden in de map markeren om
te kopiëren met behulp van Alle beelden selecteren of
Beveiligde beelden selecteren. Om alleen afzonderlijk
geselecteerde beelden te kopiëren, kies Alles deselecteren
voordat u verdergaat.
6 Selecteer meer beelden.
Markeer de foto’s en druk op de
centrale knop van de multi-
selector om te selecteren of
deselecteren (houd X-knop
ingedrukt om de gemarkeerde
foto schermvullend te bekijken). Geselecteerde beelden zijn
gemarkeerd met een L. Druk op J als uw selectie is voltooid, om
vervolgens verder te gaan naar stap 7.
7 Kies Doelmap selecteren.
Markeer Doelmap selecteren en
druk op 2.
264
U
8 Selecteer een doelmap.
Om een mapnummer in te voeren, kies
Map selecteren op nummer, voer het
nummer (0 271) in en druk op J.
Om uit een lijst met bestaande mappen te
kiezen, kies Map selecteren in lijst,
markeer een map en druk op J.
9 Kopieer de beelden.
Markeer Beeld(en)
kopiëren? en druk op J.
Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja en
druk op J. Druk opnieuw op J
om af te sluiten wanneer het
kopiëren is voltooid.
J-knop
265
U
Kies of foto’s direct na de opname automatisch
op de monitor worden getoond. Wanneer Uit is
geselecteerd, kunnen foto's alleen worden
weergegeven door op de K knop te drukken.
D Beelden kopiëren
Beelden worden niet gekopieerd als er onvoldoende vrije ruimte op de
doelkaart beschikbaar is. Zorg ervoor dat de batterij volledig is opgeladen
voordat u films kopieert.
Als de doelmap een beeld bevat met dezelfde naam
als één van de te kopiëren beelden, wordt er een
bevestigingsvenster weergegeven. Selecteer
Bestaand beeld vervangen om het te kopiëren
beeld te vervangen of selecteer Alles vervangen
om alle bestaande beelden met dezelfde naam
zonder verdere waarschuwing te vervangen. Om
door te gaan zonder het beeld te vervangen, selecteer Overslaan of
selecteer Annuleren om af te sluiten zonder andere beelden te kopiëren.
Verborgen of beveiligde bestanden in de doelmap worden niet vervangen.
De beveiligde status wordt samen met de beelden gekopieerd, maar dit
geldt niet voor afdrukmarkering (0 254). Verborgen beelden kunnen niet
worden gekopieerd.
Controlebeeld
G-knop D weergavemenu
266
U
Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een foto hebt verwijderd.
Kies of u “staande” foto’s (portretstand) voor weergave wilt draaien
tijdens het afspelen. Aangezien de camera zelf al de geschikte
oriëntatie heeft tijdens de opname, worden beelden niet automatisch
gedraaid tijdens het controleren van beelden.
Na wissen
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
S Toon volgende
De volgende foto wordt weergegeven. Als de verwijderde
foto het laatste beeld betrof, wordt de vorige foto
weergegeven.
T Toon vorige
De vorige foto wordt weergegeven. Als de verwijderde
foto het eerste beeld betrof, wordt de volgende foto
weergegeven.
U
Doorgaan als
tevoren
Als de gebruiker door de foto’s bladerde in de volgorde
waarin ze zijn opgenomen, wordt de volgende foto
weergegeven, zoals wordt beschreven bij Toon
volgende. Als de gebruiker in omgekeerde volgorde door
de foto’s bladerde, wordt de vorige foto weergegeven,
zoals wordt beschreven bij Toon vorige.
Draai portret
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
Aan
“Staande” foto’s (portretstand) worden automatisch gedraaid voor
weergave op de cameramonitor. Foto’s gemaakt met Uit geselecteerd
voor Automatische beeldrotatie (0 331) worden “liggend”
(landschap) weergegeven.
Uit
“Staande” foto’s (portretstand) worden “liggend” (landschap)
weergegeven.
267
U
Maak een diashow van de foto’s in de huidige weergavemap (0 260).
Verborgen beelden (0 260) worden niet weergegeven.
Markeer Start en druk op J om de diashow te
starten. De volgende bewerkingen kunnen
tijdens de diashow worden uitgevoerd:
Wanneer de diashow eindigt, wordt het rechts
getoonde dialoogvenster weergegeven.
Selecteer Herstarten om te herstarten of
Afsluiten om naar het weergavemenu terug te
keren.
Diashow
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
Start Start de diashow.
Beeldtype
Kies het type beeld dat wordt weergegeven vanuit Foto’s
en films, Alleen foto’s en Alleen films.
Beeldinterval Kies hoe lang elke foto wordt weergegeven.
Functie Knop Beschrijving
Naar vorig/volgend
beeld bladeren
Druk op 4 om naar het vorige beeld terug te
keren, of op 2 om naar het volgende beeld te
bladeren.
Andere foto-
informatie bekijken
Wijzig weergegeven foto-informatie (alleen
foto's; 0 222).
Pauze/hervatten J Pauzeer of hervat de diashow.
Terug naar
weergavemenu
G
Beëindig de diashow en keer terug naar
weergavemenu.
Terug naar
weergavestand
K
Beëindig de diashow en keer terug naar
schermvullende weergave (0 219) of
miniatuurweergave (0 219).
Terug naar
opnamestand
Druk de ontspanknop half in om terug te keren
naar de opnamestand.
268
U
C Het opnamemenu: opnameopties
Druk op G en selecteer de C (opnamemenu)-tab om het
opnamemenu weer te geven.
G-knop
Optie 0
Geheugenbank opnamemenu 269
Uitgebreide menubanken 270
Opslagmap 271
Naamgeving bestanden 273
Eerste sleuf selecteren 89
Functie tweede sleuf 89
Beeldkwaliteit 84
Beeldformaat 87
Beeldveld 79
JPEG-compressie 86
NEF (RAW)-opname 86
Witbalans 145
Picture Control instellen 163
Picture Control beheren 169
Kleurruimte 274
Actieve D-Lighting 174
HDR (hoog dynamisch bereik) 176
Vignetteringscorrectie 275
Autom. vertekeningscorrectie 276
Ruisonderdr. lange tijdopname 277
Hoge ISO-ruisonderdrukking 277
ISO-gevoeligheid instellen 109
Meervoudige belichting 195
Intervalopname 201
Time-lapse-fotografie 207
Filminstellingen 70
Optie 0
A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 405.
269
U
De opties in het opnamemenu worden opgeslagen in een van de vier
geheugenbanken. Met uitzondering van Uitgebreide menubanken,
Intervalopname, Meervoudige belichting, Time-lapse-fotografie en
aanpassingen aan Picture Controls (snel aanpassen en andere
handmatige aanpassingen), hebben instellingen die zijn gewijzigd in
één bank geen invloed op de overige banken. Om een bepaalde
combinatie van veelgebruikte instellingen op te slaan, selecteer één
van de vier banken en stel de camera op deze instellingen in. De nieuwe
instellingen worden in de bank opgeslagen, zelfs als de camera wordt
uitgeschakeld, en worden hersteld wanneer de bank de eerstvolgende
keer wordt geselecteerd. In de andere banken kunnen verschillende
combinaties van instellingen worden opgeslagen, zodat de gebruiker
direct van de ene naar de andere combinatie kan schakelen door de
juiste bank uit het bankmenu te selecteren.
De standaardnamen voor de vier banken in het opnamemenu zijn A,
B, C en D. Er kan een titelbeschrijving van maximaal 20 tekens lang
worden toegevoegd; markeer de menubank en druk op 2, zoals
beschreven op pagina 170.
Geheugenbank opnamemenu
G-knop C opnamemenu
A Geheugenbank opnamemenu
Het informatiescherm toont het huidige
geheugenbank opnamemenu.
A Zie ook
Belichtingsstand, sluitertijd en diafragma kunnen aan de menubanken
worden toegevoegd met behulp van de optie Uitgebreide menubanken
in het opnamemenu (0 270).
270
U
❚❚ Standaardinstellingen herstellen
Markeer, om
standaardinstellingen te
herstellen, een bank in het menu
Geheugenbank opnamemenu
en druk op O (Q). Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja en
druk op J om de
standaardinstellingen te
herstellen voor de geselecteerde bank. Zie pagina 405 voor een lijst
met standaardinstellingen.
Selecteer Aan om belichtingsstand, sluitertijd
(alleen standen f en h) en diafragma (alleen
standen g en h) toe te voegen aan de
informatie die is opgenomen in elk van de vier
opnamemenu's van de geheugenbank, welke
kunnen worden opgeroepen wanneer de bank
wordt geselecteerd. Door Uit te selecteren worden de van kracht
zijnde waarde hersteld voordat Aan werd geselecteerd.
Uitgebreide menubanken
G-knop C opnamemenu
O (Q)-knop
271
U
Selecteer de map waarin de navolgende beelden worden opgeslagen.
❚❚ Map selecteren op nummer
1 Kies Map selecteren op
nummer.
Markeer Map selecteren op
nummer en druk op 2. Het
dialoogvenster rechts wordt
weergegeven, waarbij de
huidige eerste sleuf (0 89) is onderstreept.
2 Kies een mapnummer.
Druk op 4 of 2 om een cijfer markeren en druk op 1 of 3 om te
wijzigen. Als er al een map met het geselecteerde nummer
bestaat, wordt er een W, X of Y-pictogram links van het
mapnummer weergegeven:
W: map is leeg.
X: map is gedeeltelijk vol.
Y: map bevat 999 foto’s of een foto met het nummer 9999. Er
kunnen niet meer foto’s in deze map worden opgeslagen.
3 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Druk op
J
om de bewerking te voltooien en keer terug naar het
opnamemenu (druk op de
G
-knop om af te sluiten zonder de
opslagmap te wijzigen). Als er nog geen map met het opgegeven
nummer bestaat, wordt er een nieuwe map aangemaakt op de
kaart in de eerste sleuf. De volgende foto’s worden opgeslagen in
de geselecteerde map, tenzij deze al vol is.
Opslagmap
G-knop C opnamemenu
272
U
❚❚ Map selecteren in lijst
1 Kies Map selecteren in lijst.
Markeer Map selecteren in lijst
en druk op 2.
2 Markeer een map.
Druk op 1 of 3 om een map te markeren.
3 Selecteer de gemarkeerde map.
Druk op J om de gemarkeerde map te selecteren en keer terug
naar het opnamemenu. De navolgende opnamen worden in de
geselecteerde map opgeslagen.
D Map- en bestandsnummers
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto’s of een foto met het
nummer 9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen er
geen foto’s meer worden gemaakt. Als u verder wilt fotograferen, maakt u
een map met een lager nummer dan 999 of selecteert u een bestaande map
met een lager nummer dan 999 die minder dan 999 foto’s bevat.
A Opstarttijd
Als de geheugenkaart een zeer groot aantal bestanden of mappen bevat,
kan het langer duren voordat de camera is opgestart.
273
U
Foto’s worden opgeslagen met een bestandsnaam die bestaat uit
“DSC_” of, in het geval van afbeeldingen die Adobe RGB kleurruimte
gebruiken (0 274), “_DSC”, gevolgd door een getal van vier cijfers en
een extensie van drie letters (bijv. “DSC_0001.JPG”). Met de optie
Naamgeving bestanden kunt u het gedeelte “DSC” van de
bestandsnaam vervangen door drie andere letters. Voor informatie
over het bewerken van bestandsnamen, zie pagina 170.
Naamgeving bestanden
G-knop C opnamemenu
A Extensies
De volgende extensies worden gebruikt: “.NEF” voor NEF (RAW)-
afbeeldingen, “.TIF” voor TIFF (RGB)-afbeeldingen, “.JPG” voor JPEG-
afbeeldingen, “.MOV” voor films en “.NDF” voor stofreferentiegegevens. De
NEF en JPEG-bestanden van elk paar foto’s dat met de
beeldkwaliteitsinstelling NEF (RAW) + JPEG wordt gemaakt, krijgen dezelfde
bestandsnaam maar een andere extensie.
274
U
De kleurruimte bepaalt het kleurbereik dat voor kleurreproductie
beschikbaar is. Kies sRGB voor foto’s die “onbewerkt” worden
afgedrukt of gebruikt, zonder verdere aanpassing. Adobe RGB heeft
een breder kleurbereik en wordt aanbevolen voor afbeeldingen die
uitgebreid bewerkt of geretoucheerd zullen worden nadat ze de
camera hebben verlaten.
Kleurruimte
G-knop C opnamemenu
A Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke
waarden waarmee ze in een digitaal beeldbestand worden aangegeven. De
kleurruimte sRGB wordt algemeen gebruikt, terwijl de kleurruimte Adobe
RGB voornamelijk wordt gebruikt voor commerciële publicaties en
afdrukken. sRGB wordt aanbevolen wanneer u foto’s maakt die zonder
wijziging worden afgedrukt of worden weergegeven in toepassingen die
geen kleurbeheer ondersteunen, of wanneer u foto’s maakt die worden
afgedrukt met ExifPrint, de optie voor direct afdrukken van sommige
consumentenprinters of commerciële afdrukservices. Adobe RGB-foto’s
kunnen ook op deze manier worden afgedrukt, maar de kleuren zijn dan
minder levendig.
JPEG-foto’s die zijn gemaakt met de kleurruimte Adobe RGB zijn DFC-
compatibel; toepassingen en printers die DFC ondersteunen, selecteren
automatisch de juiste kleurruimte. Als de toepassing of het apparaat geen
DCF ondersteunt, dient u handmatig de juiste kleurruimte te selecteren. Een
ICC-kleurprofiel is ingebed in TIFF-foto’s die zijn gemaakt in de Adobe RGB
kleurruimte, waardoor toepassingen die kleurmanagement ondersteunen,
automatisch de juiste kleurruimte selecteren. Raadpleeg de documentatie
bij de toepassing of het apparaat voor meer informatie.
A Nikon software
ViewNX 2 (meegeleverd) en Capture NX 2 (los verkrijgbaar) selecteren
automatisch de juiste kleurruimte bij het openen van foto’s die met deze
camera zijn gemaakt.
275
U
“Vignettering” is verminderde helderheid aan de randen van de foto.
Vignetteringscorrectie vermindert vignettering voor type G- en D-
objectieven (DX- en PC-objectieven uitgezonderd). De effecten
variëren van objectief tot objectief en zijn het meest zichtbaar bij
maximaal diafragma. Kies uit Hoog, Normaal, Laag en Uit.
Vignetteringscorrectie
G-knop C opnamemenu
A Vignetteringscorrectie
Afhankelijk van het onderwerp, de opnameomstandigheden en het type
objectief, kunnen TIFF- en JPEG-afbeeldingen ruis (waas) of afwijkingen in
periferische helderheid vertonen, terwijl eigen Picture Controls en
vooringestelde Picture Controls, die werden aangepast vanuit de
standaardinstellingen, mogelijk niet het gewenste effect produceren. Maak
testopnamen en bekijk de resultaten in de monitor. Vignetteringscorrectie
is niet van toepassing op films (0 59) of meervoudige belichtingen (0 195)
of afbeeldingen in DX-formaat (0 79).
276
U
Selecteer Aan om tonvormige vertekening in
foto’s gemaakt met een groothoekobjectief te
verminderen en om kussenvormige
vertekening in foto’s met lange objectieven te
verminderen (het kan voorkomen dat de
zichtbare hoeken in de zoeker uit de
uiteindelijke foto worden gesneden en de benodigde tijd voor het
verwerken van de foto’s groter wordt voordat het opnemen begint).
Deze optie is niet van toepassing op films en is alleen beschikbaar
voor G- en D-objectieven (PC, fisheye en sommige andere objectieven
uitgezonderd); bij andere objectieven kunnen de resultaten niet
worden gegarandeerd. Selecteer, voor het gebruik van automatische
vertekeningscorrectie met DX-objectieven, Aan voor Automatische
DX-uitsnede of kies een beeldveld van DX (24×16) 1.5× (0 80); het
selecteren van andere opties kan resulteren in overmatig uitgesneden
foto’s of in foto's met ernstige periferische vertekening.
Autom. vertekeningscorrectie
G-knop C opnamemenu
A Retoucheren: vertekeningscorrectie
Zie pagina 358 voor informatie over het maken van kopieën van bestaande
foto's met verminderde tonvormige of kussenvormige vertekening.
277
U
Als Aan is geselecteerd, worden foto’s die
zijn gemaakt bij sluitertijden langer dan
1 sec. verwerkt om ruis te verminderen
(heldere vlekken, willekeurig verspreide
pixels of waas). De vereiste tijd voor het
verwerken wordt grofweg verdubbeld;
tijdens deze bewerking knippert “lm
in de sluitertijdweergave/
diafragmaweergave en kunnen er geen foto’s worden gemaakt
(als de camera wordt uitgeschakeld voordat de bewerking is
voltooid, wordt de foto opgeslagen maar wordt
ruisonderdrukking niet uitgevoerd). In de continu ontspanstand
daalt de beeldsnelheid en tijdens de bewerking van foto’s neemt
de capaciteit van het buffergeheugen af. Ruisonderdrukking lange
tijdopname is niet beschikbaar tijdens filmopname.
Foto’s die bij hoge ISO-gevoeligheden zijn gemaakt, kunnen worden
bewerkt om ruis te verminderen.
Ruisonderdr. lange tijdopname
(Ruisonderdrukking lange tijdopname)
G-knop C opnamemenu
Hoge ISO-ruisonderdrukking
G-knop C opnamemenu
Optie Beschrijving
Hoog
Verminder ruis (willekeurig verspreide heldere pixels, waas of
lijnen) voornamelijk op foto’s die met hoge ISO-gevoeligheden
zijn gemaakt. Kies de hoeveelheid ruisonderdrukking die wordt
toegepast Hoog, Normaal of Laag.
Normaal
Laag
Uit
Er wordt alleen ruisonderdrukking toegepast bij een ISO-
gevoeligheid van ISO 1600 of hoger. De hoeveelheid
ruisonderdrukking die wordt toegepast, is minder dan de
ruisonderdrukking die wordt toegepast als Laag is geselecteerd
voor Hoge ISO-ruisonderdrukking.
278
U
A Persoonlijke instellingen:
fijnafstelling camera-instellingen
Druk op G en selecteer de tab A (Menu persoonlijke instellingen)
om het menu persoonlijke instellingen weer te geven.
Gebruik persoonlijke instellingen om de camera-instellingen aan
individuele wensen aan te passen.
G-knop
Groepen persoon
l
ij
k
e
instellingen
Hoofdmenu
Geheugenbank
persoonlijke instellingen
(0 280)
279
U
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar:
Persoonlijke instelling
0
Geheugenbank pers. inst. 280
a Autofocus
a1 Selectie AF-C-prioriteit 281
a2 Selectie AF-S-prioriteit 282
a3 Focus-tracking met Lock-On 283
a4 AF-activering 283
a5 Verlichting scherpstelpunt 284
a6 Doorloop scherpstelpunt 284
a7 Aantal scherpstelpunten 285
a8 Ingeb. AF-hulpverlichting 286
b Lichtmeting/belichting
b1 Stapgrootte ISO-gevoeligh. 287
b2 Stapgrootte inst. belichting 287
b3 Stap belichtings-/flitscorr. 287
b4 Eenv. belichtingscorrectie 288
b5 Centrumgericht meetveld 289
b6 Fijnafst. voor opt. belichting 290
c Timers/AE-vergrendeling
c1 AE-vergr. ontspanknop 290
c2 Lichtmeter automatisch uit 291
c3 Zelfontspanner 291
c4 Monitor uit 292
d Opnemen/weergeven
d1 Signaal 292
d2 Opnamesnelheid CL-stand 293
d3 Max. aant. continu-opnamen 293
d4 Belichtingsvertragingsstand 293
d5 Opeenvolgende nummering 294
d6 Rasterweergave in zoeker 295
d7 ISO tonen en aanpassen 295
d8 Schermtips 295
d9 Informatieweergave 296
d10 Lcd-verlichting 296
d11 MB-D12 batterijen 297
d12 Batterijvolgorde 298
e Bracketing/flits
e1 Flitssynchronisatiesnelheid 299
e2 Langste sluitertijd bij flits 300
e3 Flitserregeling ingeb. flitser 301
e4 Testflits 307
e5 Inst. voor autom. bracketing 307
e6 Auto bracketing (M-stand) 308
e7 Bracketingvolgorde 308
f Bediening
f1 Schakelaar D 309
f2 Centrale knop multi-selector 309
f3 Multi-selector 310
f4 Fn-knop toewijzen 311
f5 Voorbeeldknop toewijzen 315
f6 AE-L/AF-L-knop toewijzen 315
f7 Sltertijd en diafragma vergr. 316
f8 BKT-knop toewijzen 316
f9 Functie instelschijven inst. 317
f10 Knop loslaten voor instelsch. 318
f11 Ontspannen bij geen kaart 319
f12 Aanduidingen omkeren 319
f13 AF-ON MB-D12 toewijzen 320
g Film
g1 Fn-knop toewijzen 321
g2 Voorbeeldknop toewijzen 322
g3 AE-L/AF-L-knop toewijzen 323
g4 Ontspanknop toewijzen 324
Persoonlijke instelling
0
280
U
Persoonlijke instellingen worden opgeslagen in één van de vier
banken. Wijzigingen in de instellingen in de ene bank zijn niet van
invloed op de andere banken. Selecteer één van de vier banken en
breng de gewenste instellingen aan om een bepaalde combinatie van
veelgebruikte instellingen op te slaan. De nieuwe instellingen worden
in de bank opgeslagen, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld, en
worden hersteld wanneer de bank de eerstvolgende keer wordt
geselecteerd. In de andere banken kunnen verschillende combinaties
van instellingen worden opgeslagen, zodat de gebruiker direct van de
ene naar de andere combinatie kan schakelen door de juiste bank uit
het bankmenu te selecteren.
De standaardnamen voor de vier banken met persoonlijke instellingen
zijn A, B, C en D. Er kan een titelbeschrijving van maximaal 20 tekens
lang worden toegevoegd; markeer de menubank en druk op 2, zoals
beschreven op pagina 170.
❚❚ Standaardinstellingen herstellen
Markeer, om
standaardinstellingen te
herstellen, een bank in het menu
Geheugenbank pers. inst. en
druk op O (Q). Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja en
druk op J om de
standaardinstellingen voor de geselecteerde bank te herstellen
(0 407).
Geheugenbank pers. inst.
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
A Geheugenbank persoonlijke instellingen
Het informatiescherm toont de huidige
geheugenbank met persoonlijke instellingen.
O (Q)-knop
281
U
Wanneer AF-C (0 91) is geselecteerd voor zoekerfotografie, bepaalt
deze optie of foto’s kunnen worden gemaakt telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt (prioriteit ontspannen) of alleen
wanneer de camera scherpstelt (prioriteit scherpstellen).
Ongeacht de geselecteerde optie wordt scherpstelling niet
vergrendeld wanneer AF-C is geselecteerd voor de autofocusstand. De
camera blijft de scherpstelling aanpassen totdat de sluiter wordt
ontspannen.
A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 407. Wanneer de instellingen
in de huidige bank werden gewijzigd vanuit standaardwaarden, zal een
sterretje verschijnen naast de gewijzigde instellingen op het tweede niveau
van het menu persoonlijke instellingen.
a: Autofocus
a1: Selectie AF-C-prioriteit
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
G Ontspannen
Bij het indrukken van de ontspanknop wordt altijd een
foto gemaakt.
E
Ontspannen +
scherpstelling
Er kunnen foto’s worden gemaakt, zelfs als de camera
niet heeft scherpgesteld. In de continustand neemt de
beeldsnelheid af als het onderwerp donker is of een laag
contrast heeft, zodat de camera beter kan scherpstellen.
F Scherpstelling
Er kunnen alleen foto’s worden gemaakt als de
scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
282
U
Wanneer AF-S is geselecteerd voor zoekerfotografie (0 91), dan
bepaalt deze optie of er alleen foto's worden gemaakt wanneer de
camera scherpstelt (prioriteit scherpstellen) of telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt (prioriteit ontspannen) in enkelvoudige
servo-AF.
Ongeacht de geselecteerde optie, indien de scherpstelaanduiding (
I)
wordt weergegeven wanneer AF-S is geselecteerd voor de
autofocusstand, wordt de scherpstelling vergrendeld zo lang als de
ontspanknop half wordt ingedrukt. Scherpstelling wordt voortgezet
totdat de sluiter wordt ontspannen.
a2: Selectie AF-S-prioriteit
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
G Ontspannen
Bij het indrukken van de ontspanknop wordt altijd een
foto gemaakt.
F Scherpstelling
Er kunnen alleen foto’s worden gemaakt als de
scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
283
U
Deze optie bepaalt hoe de automatische scherpstelling aanpast op
plotselinge grote veranderingen in de afstand tot het onderwerp
wanneer AF-C (0 91) is geselecteerd tijdens zoekerfotografie.
Als Ontspanknop/AF-ON is geselecteerd,
kunnen zowel de ontspanknop als de B-
knop worden gebruikt om autofocus te
activeren. Als Alleen AF-ON is geselecteerd,
wordt autofocus alleen geactiveerd bij het
indrukken van de B-knop.
a3: Focus-tracking met Lock-On
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
C 5 (Lang)
Als de afstand tot het onderwerp plotseling verandert,
wacht de camera gedurende de ingestelde periode alvorens
de afstand tot het onderwerp aan te passen. Zo wordt
voorkomen dat de camera opnieuw scherpstelt wanneer
het onderwerp tijdelijk niet zichtbaar is doordat andere
onderwerpen door het beeld bewegen.
( 4
D 3 (Normaal)
) 2
E 1 (Kort)
Uit
De camera past de scherpstelling onmiddellijk aan wanneer
de afstand tot het onderwerp verandert. Gebruik deze optie
als u een reeks onderwerpen op verschillende afstanden
snel achter elkaar fotografeert.
a4: AF-activering
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
284
U
Kies of het actieve scherpstelpunt rood wordt aangeduid in de zoeker.
Kies of de selectie van het scherpstelpunt “doorloopt” van de ene rand
van het scherm naar de andere.
a5: Verlichting scherpstelpunt
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
Automatisch
Het geselecteerde scherpstelpunt licht zo nodig automatisch
op, zodat het contrasteert met de achtergrond.
Aan
Het geselecteerde scherpstelpunt licht altijd op, ongeacht de
helderheid van de achtergrond. Het geselecteerde
scherpstelpunt is mogelijk niet goed zichtbaar, afhankelijk van
de helderheid van de achtergrond.
Uit
Het geselecteerde scherpstelpunt licht niet op. Het veld buiten
de huidige uitsnede wordt grijs weergegeven (0 81).
a6: Doorloop scherpstelpunt
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
Doorloop
De selectie van het scherpstelpunt
loopt door van boven naar beneden en
weer naar boven en van links naar
rechts en weer naar links. Als u
bijvoorbeeld op 2 drukt terwijl een
scherpstelpunt aan de rechterrand van de zoeker is gemarkeerd
(q) wordt het tegenoverliggende scherpstelpunt aan de
linkerrand van de zoeker geselecteerd (w).
Geen
doorloop
De weergave van het scherpstelpunt wordt begrensd door de
buitenste scherpstelpunten. Wanneer u bijvoorbeeld op 2 drukt
terwijl een scherpstelpunt aan de rechterrand is geselecteerd,
gebeurt er niets.
q
w
285
U
Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is bij handmatige
selectie van het scherpstelpunt.
a7: Aantal scherpstelpunten
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
B 51 punten
Kies uit de 51 scherpstelpunten die
rechts worden weergegeven.
A 11 punten
Kies uit de 11 scherpstelpunten die
rechts worden weergegeven. Kies
deze optie voor een snelle selectie van
het scherpstelpunt.
286
U
Kies of de ingebouwde AF-hulpverlichting bij
weinig licht gaat branden ter ondersteuning van
de scherpstelling.
a8: Ingebouwde
AF-hulpverlichting
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
Aan
De AF-hulpverlichting gaat branden bij weinig licht (alleen
zoekerfotografie). De AF-hulpverlichting is alleen beschikbaar als
aan de twee volgende voorwaarden wordt voldaan:
1 AF-S is geselecteerd voor de autofocusstand (0 91).
2 Automatisch veld-AF is gekozen voor AF-veldstand (0 93), of
een andere optie dan automatisch veld-AF is gekozen en het
middelste scherpstelpunt is geselecteerd.
Uit
De AF-hulpverlichting gaat niet branden ter ondersteuning van de
scherpstelling. Bij weinig licht kan de camera mogelijk niet
scherpstellen met autofocus.
A De AF-hulpverlichting
De AF-hulpverlichting heeft een bereik van ongeveer 0,5–3,0 m; gebruik bij
het gebruik van de verlichting een objectief met een brandpuntsafstand
van 24–200 mm en verwijder de zonnekap.
A Zie ook
Zie pagina 377 voor beperkingen aangaande de objectieven die geschikt
zijn voor AF-hulp.
287
U
Selecteer de stappen gebruikt bij het maken
van aanpassingen aan de ISO-gevoeligheid
(0 109). Indien mogelijk wordt de instelling
van de huidige ISO-gevoeligheid behouden
wanneer de stapgrootte wordt gewijzigd. Als
de huidige instelling voor ISO-gevoeligheid
niet beschikbaar is bij de nieuwe stapgrootte, dan wordt ISO-
gevoeligheid afgerond op de dichtstbijzijnde beschikbare instelling.
Selecteer de stappen gebruikt bij het maken
van aanpassingen aan sluitertijd, diafragma en
bracketing.
Selecteer de stappen gebruikt bij het maken
van aanpassingen aan belichting en
flitscorrectie.
b: Lichtmeting/belichting
b1: Stapgrootte ISO-gevoeligh.
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
b2: Stapgrootte inst. belichting
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
b3: Stap belichtings-/flitscorr.
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
288
U
Deze optie bepaalt of de knop E nodig is om de belichtingscorrectie in
te stellen (0 130). Als Aan (automatisch herstellen) of Aan is
geselecteerd, knippert de 0 in het midden van de
belichtingsaanduiding, zelfs als de belichtingscorrectie is ingesteld op
±0.
b4: Eenv. belichtingscorrectie
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
Aan
(automatisch
herstellen)
Belichtingscorrectie wordt ingesteld door aan één van de
instelschijven te draaien (zie de onderstaande opmerking). De
instelling die met behulp van de instelschijf is geselecteerd,
wordt teruggezet wanneer de camera of de lichtmeters
worden uitgeschakeld (instellingen voor belichtingscorrectie,
die zijn geselecteerd met de knop E worden niet teruggezet).
Aan
Als hierboven, behalve dat de waarde voor
belichtingscorrectie die is geselecteerd met de instelschijf niet
wordt teruggezet wanneer de camera of de lichtmeters
worden uitgeschakeld.
Uit
U stelt de belichtingscorrectie in door de knop E in te drukken
en aan de hoofdinstelschijf te draaien.
A Verwissel hoofd/secundair
Welke instelschijf wordt gebruikt voor het instellen van belichtingscorrectie
wanneer Aan (automatisch herstellen) of Aan is geselecteerd voor
persoonlijke instelling b4 (Eenv. belichtingscorrectie) hangt af van de
optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling f9 (Functie
instelschijven inst.)> Verwissel hoofd/secundair (0 317).
Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/secundair
Uit Aan
Belichtingsstand
e Secundaire instelschijf Secundaire instelschijf
f Secundaire instelschijf Hoofdinstelschijf
g Hoofdinstelschijf Secundaire instelschijf
h N.v.t.
289
U
Bij het berekenen van de belichting wordt bij
centrumgerichte meting het grootste gewicht
toegekend aan een cirkel in het midden van het
beeld. De diameter (φ) van deze cirkel kan
worden ingesteld op 8, 12, 15 of 20 mm of op
het gemiddelde van het hele beeld.
Merk op dat, tenzij Gemiddeld is geselecteerd, de diameter is
ingesteld op 12 mm wanneer er een objectief zonder CPU wordt
gebruikt, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor Objectief
zonder CPU in het setup-menu (
0 212). Wanneer Gemiddeld is
geselecteerd, wordt het gemiddelde van het gehele beeld voor zowel
CPU-objectieven als objectieven zonder CPU gebruikt.
A ISO/eenvoudige ISO
Persoonlijke instelling b4 (Eenv. belichtingscorrectie) kan niet worden
gebruikt met persoonlijke instelling d7 (ISO tonen en aanpassen) > ISO/
eenvoudige ISO (0 295). Het aanpassen van een van deze items zet het
overgebleven item terug; er wordt een bericht weergegeven wanneer het
item wordt teruggezet.
b5: Centrumgericht meetveld
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
290
U
Gebruik deze optie als u de belichtingswaarde
die de camera selecteert, wilt aanpassen. U kunt
de belichting voor elke meetmethode
afzonderlijk fijnafstellen met een waarde tussen
+1 en –1 LW, in stappen van
1
/6 LW.
Als Aan is geselecteerd, wordt de belichting
vergrendeld als de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
b6: Fijnafst. voor opt. belichting
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
D Fijnafstelling belichting
U kunt de belichting voor elke geheugenbank met persoonlijke instellingen
afzonderlijk fijnafstellen en deze instelling wordt niet beïnvloed door een
reset met twee knoppen. Aangezien het symbool voor belichtingscorrectie
(E) niet wordt weergegeven, is het menu voor fijnafstelling de enige manier
om te bepalen in hoeverre de belichting is gewijzigd. Belichtingscorrectie
(0 130) heeft in de meeste situaties de voorkeur.
c: Timers/AE-vergrendeling
c1: AE-vergrend. ontspanknop
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
291
U
Kies hoe lang de camera de belichting blijft
meten wanneer er geen handelingen worden
uitgevoerd. De sluitertijd- en
diafragmaweergaven in het lcd-venster en in de
zoeker worden automatisch uitgeschakeld
wanneer de lichtmeters worden uitgeschakeld.
Kies een kortere uitschakelingsperiode als u de batterij wilt sparen.
Kies de lengte van de wachttijd voor het maken
van een foto, het aantal opnamen en het interval
tussen twee opnamen in de
zelfontspannerstand (0 106).
Vertraging zelfontspanner: Kies de lengte van de
vertraging van de zelfontspanner.
Aantal opnamen: Druk op 1 en 3 om het aantal
gemaakte opnamen te kiezen telkens
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Interval tussen opnamen: Kies de interval tussen
de opnamen wanneer het Aantal opnamen
meer dan 1 is.
c2: Lichtmeter automatisch uit
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
c3: Zelfontspanner
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
292
U
Kies hoe lang de monitor ingeschakeld blijft
wanneer er geen handelingen worden
uitgevoerd tijdens weergave (Weergave;
standaard 10 sec.) en controlebeeld
(Controlebeeld; standaard 4 sec.) wanneer
menu’s (Menu’s; standaard 1 minuut) of
informatie (Informatieweergave; standaard 10 sec.) wordt
weergegeven, of tijdens livebeeld en filmopname (Livebeeld;
standaard op 10 minuten). Kies een kortere uitschakelingsperiode als
u de batterij wilt sparen.
Kies de toonhoogte en het volume van het signaal dat klinkt wanneer
de camera scherpstelt met behulp van enkelvoudige servo-AF (0 91),
wanneer scherpstelling vergrendelt in livebeeldfotografie terwijl de
ontspantimer aftelt in de zelfontspannerstand (0 106), wanneer time-
lapse-fotografie eindigt (0 207) of als u een foto probeert te maken
met een vergrendelde geheugenkaart (0 34). Merk op dat er geen
signaal klinkt in filmlivebeeld (0 59) of de stand stil ontspannen
(stand J; 0 103), ongeacht of de optie wel of niet is geselecteerd.
Volume: kies 3 (hoog), 2 (middel), 1 (laag) of Uit
(dempen). Wanneer er een andere optie dan
Uit is geselecteerd, verschijnt c in het
bedieningspaneel en het informatiescherm.
Toonhoogte: kies Hoog of Laag.
c4: Monitor uit
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
d: Opnemen/weergeven
d1: Signaal
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
293
U
Kies de maximale beeldsnelheid in de stand
C
L (continu lage snelheid) (0 104; bij
intervalfotografie bepaalt deze instelling ook de
beeldsnelheid in de ontspanstand voor
enkelbeeld).
Het maximum aantal opnamen dat achter
elkaar kan worden gemaakt in een
enkelvoudige serieopname in de continustand,
kan worden ingesteld op een waarde tussen 1
en 100.
Selecteer, in gevallen waarin de geringste
camerabeweging kan leiden tot onscherpe
foto’s,
1 sec.
,
2 sec.
of
3 sec.
om de ontspanknop
te vertragen tot één, twee of drie seconden
nadat de spiegel is opgeklapt.
d2: Opnamesnelheid CL-stand
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
d3: Max. aant. continu-opnamen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
A Het buffergeheugen
Ongeacht de gekozen optie voor persoonlijke instelling d3, neemt de
opnamesnelheid af als het buffergeheugen vol raakt (t00). Zie pagina 436
voor meer informatie over de capaciteit van het buffergeheugen.
d4: Belichtingsvertragingsstand
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
294
U
Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera
het laatst gebruikte bestandsnummer met één
en wordt deze naam voor het nieuwe bestand
gebruikt. Deze optie bepaalt of de
bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst
gebruikte nummer wanneer een nieuwe map
wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een
nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.
d5: Opeenvolgende nummering
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
Aan
Wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart
wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera
wordt geplaatst, gaat de bestandsnummering verder vanaf het
laatst gebruikte nummer of vanaf het hoogste nummer in de
huidige map, afhankelijk van welk getal het hoogste is. Als u een
foto maakt terwijl de huidige map een foto met het nummer 9999
bevat, wordt automatisch een nieuwe map gemaakt en begint de
bestandsnummering weer bij 0001.
Uit
De bestandsnummering begint weer bij 0001 wanneer een
nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt
geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt
geplaatst. Als u een foto maakt terwijl de huidige map 999 foto’s
bevat, wordt automatisch een nieuwe map gemaakt.
Terugzetten
Hetzelfde als bij Aan, behalve dat de volgende foto die u maakt
een bestandsnummer krijgt dat één hoger is dan het hoogste
bestandsnummer in de huidige map. Als de map leeg is, wordt de
bestandsnummering teruggezet op 0001.
D Opeenvolgende nummering
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto’s of een foto met het
nummer 9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen geen
foto’s meer worden gemaakt. Kies Terugzetten voor persoonlijke instelling
d5 (Opeenvolgende nummering) en formatteer vervolgens de huidige
geheugenkaart of plaats een nieuwe geheugenkaart.
295
U
Kies Aan om op verzoek rasterlijnen ter
referentie in de zoeker weer te geven bij het
maken van de compositie (0 8).
Als ISO-gevoeligheid of ISO/eenvoudige ISO is geselecteerd, toont
het bedieningspaneel ISO-gevoeligheid in plaats van het aantal
resterende opnamen. Als ISO/eenvoudige ISO is geselecteerd, kan
ISO-gevoeligheid worden ingesteld in de belichtingsstanden e en f
door aan de secundaire instelschijf te draaien of in stand g door aan de
hoofdinstelschijf te draaien. Selecteer Beeldteller om het aantal
resterende opnamen in de zoeker en het bedieningspaneel weer te
geven.
Kies Aan om tooltips weer te geven voor items
die in het informatiescherm zijn geselecteerd
(0 13).
d6: Rasterweergave in zoeker
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
d7: ISO tonen en aanpassen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
d8: Schermtips
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
296
U
Als Automatisch (AUTO) is geselecteerd, verandert de kleur van de
tekens in de informatieweergave (0 10) automatisch van zwart in wit
of van wit in zwart om te zorgen voor voldoende contrast met de
achtergrond. Om altijd dezelfde kleur letters te gebruiken, selecteer
Handmatig en kies Donker op licht (B; zwarte letters) of Licht op
donker (W; witte letters). De helderheid van de monitor wordt
automatisch aangepast voor een maximaal contrast met de
geselecteerde tekstkleur.
Als
Uit
is geselecteerd, brandt de
achtergrondverlichting van het
bedieningspaneel (lcd-verlichting) alleen als de
hoofdschakelaar naar
D
is gedraaid. Als
Aan
is
geselecteerd, wordt de achtergrondverlichting
van het bedieningspaneel verlicht wanneer de
lichtmeters zijn ingeschakeld (
0
42). Selecteer
Uit
als u de batterij wilt
sparen.
d9: Informatieweergave
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Donker op licht Licht op donker
d10: Lcd-verlichting
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
297
U
Als u het optionele MB-D12 battery pack gebruikt met AA-batterijen,
kunt u de werking van de camera optimaliseren door in dit menu het
juiste batterytype te selecteren dat in het battery pack is geplaatst. U
hoeft deze optie niet aan te passen bij het gebruik van EN-EL15 of
optionele EN-EL18 batterijen.
d11: MB-D12 batterijen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
1 LR6 (AA alkaline)
Selecteer deze optie als u LR6 alkaline AA-batterijen
gebruikt.
2 HR6 (AA Ni-MH)
Selecteer deze optie als u HR6 Ni-MH AA-batterijen
gebruikt.
3 FR6 (AA lithium)
Selecteer deze optie als u FR6 lithium AA-batterijen
gebruikt.
A AA-batterijen gebruiken
De capaciteit van AA-batterijen neemt aanzienlijk af bij temperaturen lager
dan 20 °C en hangt af van het merk en de opslagomstandigheden. In
sommige gevallen werken batterijen mogelijk niet meer voordat hun
vervaldatum is verstreken. Bepaalde AA-batterijen kunnen niet worden
gebruikt; vanwege hun eigenschappen en beperkte capaciteit hebben
alkalinebatterijen minder capaciteit dan sommige andere soorten batterijen
en moeten alleen worden gebruikt als er geen alternatief voorhanden is en
uitsluitend bij hogere temperaturen. De camera geeft het niveau van AA-
batterijen als volgt weer:
Bedieningspa
neel
Zoeker Beschrijving
L Batterijen volledig opgeladen.
I d
Batterij bijna leeg.
Houd nieuwe batterijen bij de hand.
H
(knippert)
d
(knippert)
Ontspanknop uitgeschakeld.
Verwissel de batterijen.
298
U
Kies of de batterij in de camera of de batterijen in
het battery pack het eerst worden gebruikt als
een optioneel MB-D12 battery back is bevestigd.
Merk op dat de lichtnetadapter wordt gebruikt
als de MB-D12 wordt gevoed door een optionele
EH-5b lichtnetadapter en een EP-5B
stroomaansluiting, ongeacht of de optie wel of niet is geselecteerd.
Als de batterijen in de MB-D12 in gebruik zijn,
wordt het s-pictogram in het
bedieningspaneel van de camera
weergegeven.
d12: Batterijvolgorde
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
A De MB-D12 battery pack
De MB-D12 werkt op één EN-EL15 of EN-EL18 oplaadbare Li-ionbatterij of
acht AA alkaline-, Ni-MH- of lithiumbatterijen (een EN-EL15 wordt met de
camera meegeleverd; EN-EL18 en AA-batterijen zijn los verkrijgbaar).
Het informatiescherm geeft het batterijtype dat in
de MB-D12 is geplaatst als volgt weer:
Weergave MB-D12 batterijtype Batterijtype
v EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij
x EN-EL18 oplaadbare Li-ionbatterij
u AA-batterijen
299
U
Deze optie bepaalt de flitssynchronisatiesnelheid.
e: Bracketing/flits
e1: Flitssynchronisatiesnelheid
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
1/320 sec. (autom. FP)
Automatische snelle FP-synchronisatie wordt gebruikt
wanneer er een compatibele flitser is bevestigd (
0
382).
Als er een ingebouwde flitser of andere flitsers worden
gebruikt, is sluitertijd ingesteld op
1
/
320
sec. Wanneer de
camera een sluitertijd van
1
/
320
sec. in de belichtingsstand
e
of
g
weergeeft, wordt automatische snelle FP-
synchronisatie geactiveerd indien de werkelijke sluitertijd
sneller is dan
1
/
320
sec.
1/250 sec. (autom. FP)
Automatische snelle FP-synchronisatie wordt gebruikt
wanneer er een compatibele flitser is bevestigd (
0
382).
Als er een ingebouwde flitser of andere flitsers worden
gebruikt, is sluitertijd ingesteld op
1
/
250
sec. Wanneer de
camera een sluitertijd van
1
/
250
sec. in de belichtingsstand
e
of
g
weergeeft, wordt automatische snelle FP-
synchronisatie geactiveerd indien de werkelijke sluitertijd
sneller is dan
1
/
250
sec.
1/250 sec.1/60 sec.
Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op de
geselecteerde waarde.
A Sluitertijd vast instellen op maximale flitssynchronisatiesnelheid
Als u de sluitertijd wilt vastzetten op de kortste sluitertijd voor
flitssynchronisatie in de belichtingsstand Sluitertijdvoorkeuze of
Handmatig, selecteert u de eerstvolgende sluitertijd na de langst mogelijke
sluitertijd (30 sec. of bulb). Er wordt een X (aanduiding voor
flitssynchronisatie) weergegeven in het bedieningspaneel en in de zoeker.
A Automatische snelle FP-synchronisatie
Hiermee is het mogelijk de flitser te gebruiken bij de kortste sluitertijd die
de camera ondersteunt, zodat het maximale diafragma kan worden
gekozen voor een kleine scherptediepte wanneer het onderwerp wordt
verlicht door fel zonlicht. Het informatiescherm voor aanduiding van de
flitsstand geeft “FP” weer als automatische FP voor snelle synchronisatie
actief is (0 185).
300
U
❚❚ Automatische snelle FP-synchronisatie
Wanneer 1/320 sec. (autom. FP) of 1/250 sec. (autom. FP) is
geselecteerd voor persoonlijke instelling e1
(Flitssynchronisatiesnelheid, 0 299), kan de ingebouwde flitser
worden gebruikt bij sluitersnelheden van
1
/320 sec. of
1
/250 sec. terwijl
compatibele optionele flitsers (0 382) kunnen worden gebruikt bij
elke sluitertijd (Snelle FP-synchronisatie).
Deze optie bepaalt de langst mogelijke
sluitertijd bij synchronisatie op het eerste of
tweede gordijn of rode-ogenreductie in de
automatische belichtingsstanden automatisch
programma en diafragmavoorkeuze (ongeacht
de gekozen instelling kunnen sluitertijden op
een waarde van maximaal 30 sec. in automatische
sluitertijdvoorkeuze en handmatige belichtingsstanden worden
ingesteld of bij flitserinstellingen met trage synchronisatie,
synchronisatie op het tweede gordijn en lange sluitertijd of rode-
ogenreductie met trage synchronisatie). Opties variëren van
1
/60 sec.
(1/60 sec.) tot 30 sec. (30 sec.).
Flitssynchronisatiesnelheid
1/320 sec. (autom. FP) 1/250 sec. (autom. FP) 1/250 sec.
Sluitertijd
Inge-
bouwde
flitser
Optionele
flitser
Inge-
bouwde
flitser
Optionele
flitser
Inge-
bouwde
flitser
Optio-
nele
flitser
Van
1
/8.000 tot maar niet
inclusief
1
/320 sec.
Automa-
tische FP
Automati-
sche FP
——
Van
1
/320 tot maar niet
inclusief
1
/250 sec.
Flitssynchronisatie
*
Automati-
sche FP
——
1
/250–30 sec. Flitssynchronisatie
* Het flitsbereik neemt af naarmate de sluitertijd korter wordt. Het flitsbereik is desal-
niettemin groter dan die verkregen bij dezelfde snelheden met automatische FP.
D De flitsgereedaanduiding
Als de flitser op de maximale sterkte flitst, begint de flitsgereedaanduiding
in de zoeker te knipperen als waarschuwing dat de foto mogelijk is
onderbelicht. Houd er rekening meet dat de flitsgereedaanduidingen op
optionele flitsers deze waarschuwing niet weergeven wanneer 1/320 sec.
(autom. FP) is geselecteerd.
e2: Langste sluitertijd bij flits
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
301
U
Kies de flitsstand voor de ingebouwde flitser.
❚❚ Handmatig
Kies een flitssterkte uit Volle flits en 1/128 (
1
/128 van de volledige
sterkte). Bij volledige sterkte heeft de ingebouwde flitser een
richtgetal van 12 (m, ISO 100, 20 °C).
❚❚ Stroboscopisch flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is
geopend, waardoor het effect van een
stroboscooplamp ontstaat. Druk op 4 of 2 om
de onderstaande opties te markeren en op 1 of
3 om de instelling te wijzigen.
e3: Flitserregeling ingeb. flitser
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
r DDL
De flitssterkte wordt automatisch aangepast aan de
opnameomstandigheden.
s Handmatig
Kies het flitsniveau. De camera zendt geen
monitorvoorflitsen uit.
t
Stroboscopisch
flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is
geopend, waardoor het effect van een
stroboscooplamp ontstaat.
u Commanderstand
Gebruik de ingebouwde flitser als een
hoofdflitserregelaar die een of meerdere groepen
optionele flitsers op afstand aanstuurt (0 303).
Optie Beschrijving
Sterkte
Kies de flitssterkte (uitgedrukt als een fractie van de volledige
flitssterkte).
Aantal
Kies het aantal malen dat de flitser flitst op de geselecteerde
sterkte. Het daadwerkelijke aantal flitsen kan lager zijn dat het
geselecteerde aantal, afhankelijk van de sluitertijd en de optie
die is geselecteerd voor Frequentie.
Frequentie Kies hoe vaak de flitser per seconde flitst.
302
U
A Flitserregelingsstand
De flitserregelingsstand voor de ingebouwde flitser
wordt weergegeven in het informatiescherm.
A “Handmatig” en “Stroboscopisch flitsen”
Als deze opties zijn geselecteerd, knippert het pictogram Y in het
bedieningspaneel en de zoeker.
A De SB-400
Als een optionele SB-400 flitser is bevestigd en
ingeschakeld, wordt persoonlijke instelling e3
ingesteld op Optionele flitser en kunt u DDL of
Handmatig selecteren als flitserregelingsstand
voor de SB-400 (De opties Stroboscopisch flitsen
en Commanderstand zijn niet beschikbaar).
A “Aantal“
De flitssterkte bepaalt welke opties beschikbaar zijn voor Stroboscopisch
flitsen > Aantal.
Sterkte
Beschikbare opties voor
“Aantal”
Sterkte
Beschikbare opties voor
“Aantal”
1/4 2 1/32 2–10, 15
1/8 2–5 1/64 2–10, 15, 20, 25
1/16 2–10 1/128 2–10, 15, 20, 25, 30, 35
303
U
❚❚ Commanderstand
Gebruik de ingebouwde flitser als hoofdflitser die een of meer externe
optionele flitsers in maximaal twee groepen (A en B) aanstuurt met
behulp van geavanceerde draadloze flitssturing (0 382).
Als u deze optie selecteert, wordt het menu
rechts weergegeven. Druk op 4 of 2 om de
onderstaande opties te markeren en op 1 of 3
om de instelling te wijzigen.
Optie Beschrijving
Ingeb.
flitser
Kies een flitsstand voor de ingebouwde flitser (commanderflits).
DDL
i-DDL-stand. Kies flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en
–3,0 LW in stapgrootten van
1
/3 LW.
M
Kies de flitssterkte uit waarden tussen 1/1 en 1/128 (
1
/128 van de
volledige sterkte).
– –
De ingebouwde flitser flitst niet, ondanks het feit dat de externe
flitsers dit wel doen. De ingebouwde flitser moet worden
opgeklapt, zodat deze monitorvoorflitsen kan afgeven.
Groep A Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep A.
DDL
i-DDL-stand. Kies flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en
–3,0 LW in stapgrootten van
1
/3 LW.
AA
Automatisch diafragma (alleen beschikbaar voor compatibele
flitsers; 0 382). Kies flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en
–3,0 LW in stapgrootten van
1
/3 LW.
M
Kies de flitssterkte uit waarden tussen 1/1 en 1/128 (
1
/128 van de
volledige sterkte).
– – De flitsers in deze groep worden niet geactiveerd.
Groep B
Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep B. De beschikbare
opties zijn gelijk aan die voor Groep A hierboven.
Kanaal
Kies uit kanaal 1–4. Alle flitsers in beide groepen moeten zijn
ingesteld op hetzelfde kanaal.
304
U
Voer de onderstaande stappen uit om foto’s te maken in de
commanderstand.
1 Wijzig de instellingen voor de
ingebouwde flitser.
Kies de flitserregelingsstand en de
flitssterkte voor de ingebouwde flitser.
Merk op dat de flitssterkte kan niet worden
aangepast in de stand – –.
2 Pas de instellingen aan voor groep A.
Kies de flitserregelingsstand en de
flitssterkte voor de flitsers in groep A.
3 Pas de instellingen aan voor groep B.
Kies de flitserregelingsstand en de
flitssterkte voor de flitsers in groep B.
4 Selecteer het kanaal.
5 Druk op J.
305
U
6 Breng de opname in beeld.
Breng de opname in beeld en plaats de flitsers, zoals hieronder
wordt aangegeven. Houd er rekening mee dat de maximale
afstand waarop de externe flitsers kunnen worden geplaatst,
afhangt van de opnameomstandigheden.
7 Configureer de externe flitsers.
Zet alle externe flitsers aan, pas de groepsinstellingen naar wens
aan en stel ze in op het kanaal dat u hebt geselecteerd in stap 4.
Zie de instructiehandleiding van de flitser voor details.
8 Klap de ingebouwde flitser op.
Druk op de pop-upknop voor de flitser om de ingebouwde flitser
op te klappen. Merk op dat zelfs als – – is geselecteerd voor
Ingeb. flitser > Stand de ingebouwde flitser moet zijn
opgeklapt, zodat deze monitorvoorflitsen kan afgeven.
9 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Nadat u hebt gecontroleerd of het flitsgereedlampje op de
camera en de flitsgereedlampjes op alle andere flitsers branden,
kadreert u de foto, stelt u scherp en maakt u de opname.
Flitswaardevergrendeling (0 190) kan, indien gewenst, worden
gebruikt.
10 m of
minder
60 ° of minder
60 ° of minder
30 ° of
minder
30 ° of
minder
5 m of minder
5 m of minder
De sensoren voor
draadloze
bediening op de
flitsers moeten
naar de camera
zijn gericht.
306
U
A Het flitssynchronisatiescherm
M verschijnt niet in het bedieningspaneel van het flitssynchronisatiescherm
als – – is geselecteerd voor Ingeb. flitser > Stand.
A Flitscorrectie
De flitscorrectiewaarde die is geselecteerd met de knop M (Y) en de
secundaire instelschijf wordt opgeteld bij de flitscorrectiewaarden die zijn
geselecteerd voor de ingebouwde flitser, groep A en groep B in het menu
Commanderstand. Het pictogram Y wordt in het bedieningspaneel en in
de zoeker weergegeven als een andere flitscorrectiewaarde dan ±0 is
geselecteerd voor Ingeb. flitser > DDL. Het Y-pictogram knippert als de
ingebouwde flitser in de stand M staat.
D Commanderstand
Plaats de sensorvensters op de externe flitsers om het licht van de
ingebouwde flitser te detecteren (let vooral op als de camera niet op een
statief is gemonteerd). Zorg dat er geen direct licht of sterke reflecties van
de externe flitsers in het objectief van de camera (in DDL-stand) of op de
fotocellen van de externe flitsers (in AA-stand) vallen, aangezien dit de
belichting kan verstoren. Als u wilt voorkomen dat timerflitsen van de
ingebouwde flitser zichtbaar zijn in foto’s die op korte afstand worden
gemaakt, kiest u een lage ISO-gevoeligheid of een klein diafragma (hoge f-
waarde) of gebruikt u een optioneel SG-3IR infraroodfilter voor de
ingebouwde flitser. Een SG-3IR is vereist voor het beste resultaat met
synchronisatie op het tweede gordijn, waarbij de timerflitsen helderder zijn.
Maak na het plaatsen van de externe flitsers een testopname en bekijk de
resultaten in de cameramonitor.
Hoewel er geen beperkingen gelden voor het aantal externe flitsers dat kan
worden gebruikt, is drie uit praktisch oogpunt het maximum. Bij meer dan
drie flitsers zal het resultaat nadelig worden beïnvloed door het licht van de
externe flitsers.
307
U
Als Aan is geselecteerd wanneer de camera
wordt gebruikt met de ingebouwde flitser of
een optionele CLS-compatibele flitser (0 381),
wordt een testflits afgegeven wanneer de
voorbeeldknop voor scherptediepte op de
camera wordt ingedrukt (0 117). Er wordt geen
testflits afgegeven als Uit is geselecteerd.
Kies de instelling of instellingen met bracketing wanneer
automatische bracketing (0 132) van kracht is. Kies AE & flits (j) om
zowel belichting als flitsniveau-bracketing uit te voeren, Alleen AE (k)
voor enkel bracketing van de belichting, Alleen flits (l) om alleen
flitsniveau-bracketing uit te voeren, Witbalansbracketing (m) om
witbalansbracketing uit te voeren (0 137) of ADL-bracketing om
bracketing met behulp van Actieve D-Lighting uit te voeren (0 141).
Houd er rekening mee dat witbalansbracketing niet beschikbaar is bij
de beeldkwaliteitinstellingen NEF (RAW) of NEF (RAW) + JPEG.
e4: Testflits
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
e5: Inst. voor autom. bracketing
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
308
U
Deze optie bepaalt welke instellingen worden beïnvloedt wanneer AE
& flits of Alleen AE is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5 in
de handmatige belichtingsstand.
Flitsbracketing wordt alleen toegepast bij i-DDL- of AA-flitssturing. Als
een andere instelling dan Alleen flits is geselecteerd en de flitser niet
wordt gebruikt, blijft de ISO-gevoeligheid ingesteld op de waarde van
de eerste opname, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor
Instelling automatische ISO-gevoeligheid (0 111).
Bij de standaardinstelling van MTR>onder>over (H), worden
belichting, flitser en witbalansbracketing uitgevoerd in de volgorde
zoals beschreven op pagina 134 en 138. Als Onder>MTR>over (I)
is geselecteerd, wordt de opname voortgezet in volgorde van de
laagste tot de hoogste waarde. Deze instelling heeft geen invloed op
ADL-bracketing.
e6: Auto bracketing (M-stand)
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
F
Flits/sluitertijd
De camera varieert de sluitertijd (persoonlijke
instelling e5 ingesteld op Alleen AE) of de sluitertijd
en de flitssterkte (persoonlijke instelling e5 ingesteld
op AE & flits).
G
Flits/sluitertijd/
diafragma
De camera varieert de sluitertijd en het diafragma
(persoonlijke instelling e5 ingesteld op Alleen AE) of
de sluitertijd, het diafragma en de flitssterkte
(persoonlijke instelling e5 ingesteld op AE & flits).
H
Flits/diafragma
De camera varieert het diafragma (persoonlijke
instelling e5 ingesteld op Alleen AE) of het diafragma
en de flitssterkte (persoonlijke instelling e5 ingesteld
op AE & flits).
I
Alleen flits
De camera varieert alleen de flitssterkte (persoonlijke
instelling e5 ingesteld op AE & flits).
e7: Bracketingvolgorde
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
309
U
Kies wat er gebeurt als de hoofdschakelaar naar D wordt gedraaid.
Deze optie bepaalt de functie toegewezen aan de centrale knop van
de multi-selector tijdens zoekerfotografie, weergave en livebeeld
(door op de centrale knop van de multi-selector te drukken, wordt
ongeacht het selecteren van deze optie, een film beeldvullend
weergegeven als filmweergave wordt gestart).
❚❚ Opnamestand
f: Bedieningen
f1: Schakelaar D
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
D
Lcd-verlichting (D)
De verlichting van het bedieningspaneel
brandt gedurende 6 sec.
h
D en informatieweergave
De verlichting van het bedieningspaneel
brandt en de opname-informatie wordt in de
monitor weergegeven.
f2: Centrale knop multi-selector
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie
Functie toegewezen aan centrale knop van multi-
selector
J
Middelste scherpstelp. select. Selecteer het middelste scherpstelpunt.
K Actieve scherpstelpunt mark. Markeer het actieve scherpstelpunt.
Geen functie Geen.
310
U
❚❚ Weergavestand
❚❚ Livebeeld
Als Activeer belichtingsmeter is geselecteerd,
worden de belichtingsmeters geactiveerd
wanneer u de multi-selector gebruikt terwijl de
lichtmeters zijn uitgeschakeld (0 42). Als Doe
niets is geselecteerd, worden de
belichtingsmeters niet geactiveerd wanneer u
op de multi-selector drukt.
Optie Functie toegewezen aan centrale knop van multi-selector
n
Miniatuur aan/uit
Schakel tussen schermvullende weergave en
miniatuurweergave.
o
Histogrammen
weergeven
In zowel de schermvullende weergave als
miniatuurweergave wordt een histogram
weergegeven zo lang als de centrale knop van de
multi-selector wordt ingedrukt.
p
Zoom aan/uit
Schakel tussen schermvullende weergave of
miniatuurweergave en zoomweergave. Kies de eerste
zoominstelling uit Lage zoom, Gemiddelde zoom en
Hoge zoom. De zoomweergave wordt op het actieve
scherpstelpunt gecentreerd.
u
Sleuf en map
selecteren
Geef het selectievenster voor sleuf en map weer
(0 221).
Optie Functie toegewezen aan centrale knop van multi-selector
J
Middelste
scherpstelp.
select.
Door het indrukken van de centrale knop van de multi-
selector in livebeeld wordt het middelste
scherpstelpunt geselecteerd.
p
Zoom aan/uit
Druk op de centrale knop van de multi-selector om
tussen zoom aan en uit te schakelen. Kies de eerste
zoominstelling uit Lage zoom, Gemiddelde zoom en
Hoge zoom. De zoomweergave wordt op het actieve
scherpstelpunt gecentreerd.
Geen functie
Het indrukken van de centrale knop van de multi-
selector heeft geen effect in livebeeld.
f3: Multi-selector
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
311
U
Kies de functie die de Fn-knop vervult, hetzij
door de knop zelf (Fn-knop indrukken) of in
combinatie met de instelschijven (Fn-knop +
instelschijven).
❚❚ Fn-knop indrukken
Het selecteren van Fn-knop indrukken geeft de volgende opties
weer:
f4: Fn-knop toewijzen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
q
Voorbeeld
*
Druk op de Fn-knop om een voorbeeld van de
scherptediepte weer te geven (0 117).
r
Flitswaardevergr
endeling
*
Druk op de Fn-knop om de flitswaarde te vergrendelen
(alleen ingebouwde flitser en compatibele optionele
flitsers, 0 190, 382). Druk nogmaals om de
flitswaardevergrendeling te annuleren.
B
AE/AF-
vergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld zo
lang als de Fn-knop wordt ingedrukt.
C
AE-vergrendeling
De belichting wordt vergrendeld zo lang als de Fn-knop
wordt ingedrukt.
D
AE-vergr. (herstel
na ontspan.)
*
Belichting vergrendelt wanneer de Fn-knop wordt
ingedrukt en blijft vergrendeld totdat voor een tweede
maal op de knop wordt gedrukt, de sluiter wordt
ontspannen of de lichtmeters worden uitgeschakeld.
E
AE-vergrendeling
(vast)
*
Belichting vergrendelt wanneer de Fn-knop wordt
ingedrukt en blijft vergrendeld totdat voor een tweede
maal op de knop wordt gedrukt of de
belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
F
AF-vergrendeling
De scherpstelling wordt vergrendeld zo lang als de
Fn-knop wordt ingedrukt.
A
AF-ON
*
Het indrukken van de Fn-knop stelt autofocus in
werking.
s
Flitser uit
De flitser flitst niet in foto's die zijn gemaakt terwijl de
Fn-knop wordt ingedrukt.
312
U
1
Bracketingserie
Als de Fn-knop wordt ingedrukt terwijl belichtings-,
flits- of ADL-bracketing actief is in enkel beeld of de
stand stil ontspannen, worden alle opnamen in het
huidige bracketingprogramma gemaakt telkens
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Als
witbalansbracketing actief is of de continu
ontspanstand (stand C
H of CL) is geselecteerd, herhaalt
de camera de bracketingreeks zo lang als de
ontspanknop wordt ingedrukt.
L
Matrixmeting Matrix is actief zo lang als de Fn-knop wordt ingedrukt.
M
Centrumgerichte
meting
Centrumgerichte meting is actief zo lang als de
Fn-knop wordt ingedrukt.
N
Spotmeting
Spotmeting is actief zo lang als de Fn-knop wordt
ingedrukt.
K
Weergave
*
De Fn-knop voert dezelfde functies uit als de K-knop.
Selecteer bij het gebruik van een teleobjectief of onder
andere omstandigheden waarbij het moeilijk is de
K-knop met uw linkerhand te bedienen.
3
Bovenste optie in
MIJN MENU
*
Druk op de Fn-knop om naar het bovenste optie in
“MIJN MENU” te gaan. Selecteer deze optie om snel
naar een veelgebruikte menuoptie te gaan.
4 + NEF (RAW)
*
Als de beeldkwaliteit is ingesteld op JPEG Fijn, JPEG
Normaal of JPEG Basis, dan wordt “RAW”
weergegeven in het bedieningspaneel en een NEF
(RAW)-kopie opgenomen bij de eerstvolgende foto die
wordt gemaakt nadat op de Fn-knop is gedrukt (wilt u
NEF/RAW-kopieën maken van een reeks foto's, houdt
dan de ontspanknop tussen de opnamen half
ingedrukt). Als u wilt afsluiten zonder een NEF (RAW)-
kopie op te slaan, druk dan nogmaals op de Fn-knop.
Optie Beschrijving
313
U
!
Virtuele horizon
in zoeker
*
Druk op de Fn-knop om de weergave van de virtuele
horizon in de zoeker te bekijken (zie hieronder).
Geen
Er wordt geen bewerking uitgevoerd wanneer de
Fn-knop wordt ingedrukt.
* Deze optie is niet beschikbaar in combinatie met Fn-knop + instelschijven
(0 314). Het selecteren van deze optie geeft een bericht weer en stelt Fn-knop +
instelschijven in op Geen. Als er een andere optie is geselecteerd voor Fn-knop
+ instelschijven terwijl deze instelling actief is, wordt Fn-knop indrukken
ingesteld op Geen.
A Virtuele horizon
Wanneer Virtuele horizon in zoeker wordt geselecteerd voor Fn-knop
indrukken, wordt bij het indrukken van de Fn-knop de aanduiding voor
vallen en rollen weergegeven in de zoeker. Druk voor een tweede maal op
de knop om de aanduidingen in de weergave te wissen.
Rollen
Camera schuin rechts Camera waterpas Camera schuin links
Vallen
Camera schuin naar voren Camera waterpas Camera schuin naar achteren
Merk op dat de weergave niet nauwkeurig is als de camera sterk
voorwaarts of achterwaarts helt.
Optie Beschrijving
314
U
❚❚ Fn-knop + instelschijven
Het selecteren van Fn-knop + instelschijven geeft de volgende
opties weer:
Optie Beschrijving
i
Kies beeldveld
Druk op de Fn-knop en draai
aan een instelschijf om uit
vooraf geselecteerde
beeldvelden te selecteren
(0 79). Het selecteren van
Kies beeldveld geeft een
lijst met beeldvelden weer;
markeer opties en druk op
de multi-selector rechts om te selecteren of
deselecteren, markeer vervolgens Gereed en druk op
J.
$
Sltertijd en
diafragma
vergr.
Druk op de Fn-knop en draai aan de hoofdinstelschijf
om de sluitertijd te vergrendelen in de standen f en h;
druk op de Fn-knop en draai aan de secundaire
instelschijf om diafragma te vergrendelen in de
standen g en h. Zie pagina 126 voor meer informatie.
v
1 stap
sluitertijd/
diafragma
Als de Fn-knop wordt ingedrukt terwijl er aan de
instelschijven wordt gedraaid, worden de wijzigen van
de sluitertijd (belichtingsstanden f en h) en het
diafragma (belichtingsstanden g en h) in stappen van
1 LW gecreëerd, ongeacht de optie die is geselecteerd
voor persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst.
belichting, 0 287).
w
Nummer niet-
CPU-lens kiezen
Druk op de Fn-knop en draai aan een instelschijf om
een objectiefnummer te kiezen dat is opgegeven via
de optie Objectief zonder CPU (0 212).
y
Actieve
D-Lighting
Druk op de Fn-knop en draai aan de
hoofdinstelschijven om Actieve D-Lighting aan te
passen. (0 174).
Geen
Er wordt geen bewerking uitgevoerd wanneer er aan
de instelschijven wordt gedraaid terwijl de Fn-knop
wordt ingedrukt.
315
U
Kies de functie die de voorbeeldknop
scherptediepte vervult, hetzij door de knop zelf
(Voorbeeldknop indrukken) of in combinatie
met de instelschijven (Voorbeeld +
instelschijven). De beschikbare opties zijn
hetzelfde als voor Fn-knop toewijzen (0 311),
behalve dat AF-ON niet beschikbaar is voor Voorbeeldknop
toewijzen. De standaardopties voor Voorbeeldknop indrukken en
Voorbeeld + instelschijven zijn respectievelijk Voorbeeld en Geen.
Kies de functie die wordt vervult door de A AE-L/
AF-L-knop, hetzij door de knop zelf (AE-L/AF-L-
knop indrukken) of bij gebruik in combinatie
met de instelschijven (AE-L/AF-L +
instelschijven). De beschikbare opties zijn
hetzelfde als voor Fn-knop toewijzen (0 311),
behalve dat 1 stap sluitertijd/diafragma en Actieve D-Lighting niet
beschikbaar zijn. De standaardopties voor AE-L/AF-L-knop
indrukken en AE-L/AF-L + instelschijven zijn respectievelijk AE/AF-
vergrendeling en Geen.
f5: Voorbeeldknop toewijzen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
f6: AE-L/AF-L-knop toewijzen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
316
U
Het selecteren van Aan voor
Sluitertijdvergrendeling vergrendelt de
sluitertijd bij de waarde die momenteel is
geselecteerd in de stand f of h. Het selecteren
van Aan voor Diafragmavergrendeling
vergrendelt het diafragma bij de waarde die
momenteel is geselecteerd in de stand g of h. Sluitertijd en
diafragmavergrendeling zijn niet beschikbaar in de stand e.
Kies de functie voor de D-knop. Als hoog
dynamisch bereik of meervoudige belichting
actief is terwijl een andere functie aan de
D-knop is toegewezen, kan de D-knop pas
worden gebruikt als hoog dynamisch bereik of
meervoudige belichtingsfotografie is beëindigd.
f7: Sltertijd en diafragma vergr.
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
f8: BKT-knop toewijzen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
t
Automatische
bracketing
Druk op de t-knop en draai aan de instelschijven
om de stapgrootten voor bracketing en het aantal
opnamen te selecteren in de bracketingvolgorde
(0 132).
$
Meervoudige
belichting
Druk op de t-knop en draai aan de instelschijven
om de stand en het aantal opnamen voor
meervoudige belichtingen te kiezen (0 197).
2
HDR (hoog
dynamisch bereik)
Druk op de t-knop en draai aan de instelschijven
om de stand en het belichtingsverschil te kiezen
(0 176).
317
U
Deze optie regelt de werking van de hoofdinstelschijf en de
secundaire instelschijf.
f9: Functie instelschijven inst.
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
Rotatie
omkeren
Keer de rotatierichting van de
instelschijven om wanneer ze worden
gebruikt voor het aanpassen van
Belichtingscorrectie en/of Sluitertijd/
diafragma. Markeer opties en druk op de
multi-selector rechts om te selecteren of
deselecteren, markeer vervolgens Gereed
en druk op J. Deze instelling is ook van toepassing op de
instelschijven voor optionele MB-D12 multifunctionele battery
packs.
Verwissel
hoofd/
secundair
Als Uit is geselecteerd, regelt de
hoofdinstelschijf de sluitertijd en de
secundaire instelschijf het diafragma. Als
Aan is geselecteerd, regelt de
hoofdinstelschijf het diafragma en de
secundaire instelschijf de sluitertijd. Als
Aan (A-stand) is geselecteerd, wordt de
hoofdinstelschijf gebruikt om diafragma alleen in de
belichtingsstand g in te stellen. Deze instelling is tevens van
toepassing op de instelschijven voor de MB-D12.
Instellen
diafragma
Als Secundaire instelschijf is geselecteerd, kan het diafragma
alleen worden aangepast met de secundaire instelschijf (of met de
hoofdinstelschijf als het is geselecteerd voor Verwissel hoofd/
secundair). Als Diafragmaring is geselecteerd, kan het diafragma
alleen worden aangepast met de diafragmaring van het objectief
en wordt het diafragma op de camera weergegeven in stappen
van 1 LW (het diafragma voor G-type objectieven wordt nog
steeds ingesteld met de secundaire instelschijf). Als een objectief
zonder CPU is bevestigd, moet het diafragma worden aangepast
met de diafragmaring, ongeacht de geselecteerde instelling.
318
U
Door Ja te selecteren kunnen aanpassingen worden gemaakt die
normaliter worden gedaan door het ingedrukt houden van de
I (Q), E, M (Y), D, S, T, U of AF-standknop en aan een
instelschijf te draaien die worden gemaakt door aan de instelschijf te
draaien nadat de knop wordt losgelaten (dit is ook van toepassing op
de Fn-knop en voorbeeldknop scherptediepte als ze werden
toegewezen aan Actieve D-Lighting met behulp van persoonlijke
instelling f4, Fn-knop toewijzen; 0 314 of persoonlijke instelling f5,
Voorbeeldknop toewijzen; 0 315). De instelling wordt opgeheven
als één van de betreffende knoppen opnieuw wordt ingedrukt of als
de ontspanknop half wordt ingedrukt. De instelling wordt ook
opgeheven als de lichtmeters uitgaan, behalve als Geen limiet is
geselecteerd voor persoonlijke instelling c2 Lichtmeter automatisch
uit.
Menu’s en
weergave
Als Uit is geselecteerd, wordt de multi-selector gebruikt om de
foto te kiezen die wordt weergegeven tijdens schermvullende
weergave, om miniaturen te markeren en om in menu’s te
navigeren. Als Aan of Aan (geen controlebeeld) is geselecteerd,
kan de hoofdinstelschijf worden gebruikt om de foto te kiezen die
tijdens schermvullende weergave wordt getoond, om de cursor in
de miniatuurweergave naar links of naar rechts te verplaatsen en
om de menuselectiebalk omhoog of omlaag te verplaatsen. De
secundaire instelschijf wordt gebruikt om aanvullende foto-
informatie weer te geven in de schermvullende weergave en om
de cursor omhoog of omlaag te verplaatsen in de
miniatuurweergave. Selecteer Aan (controlebeeld
uitgezonderd) om te voorkomen dat de hoofdinstelschijven
worden gebruikt voor het weergeven tijdens controlebeeld.
Terwijl menu’s worden weergegeven, wordt bij het naar rechts
draaien van de secundaire instelschijf het submenu voor de
geselecteerde optie weergegeven, terwijl bij het naar links draaien
het vorige menu wordt weergegeven. Druk op 2, op de centrale
knop van de multi-selector of J om een selectie te maken.
f10: Knop loslaten voor instelsch.
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
319
U
Bij het selecteren van Ontgrendel ontspanknop kan de sluiter
worden ontspannen als er geen geheugenkaart is geplaatst. Er
worden geen beelden opgenomen (ze worden echter wel in de
monitor weergegeven in de demostand). Als Vergrendel
ontspanknop is geselecteerd, werkt de ontspanknop alleen als er een
geheugenkaart in de camera is geplaatst.
Als is geselecteerd worden de
belichtingsaanduidingen in het bedieningspaneel, in de zoeker en in
de informatieweergave weergegeven met positieve waarden rechts
en negatieve waarden links. Selecteer om positieve
waarden links en negatieve waarden rechts weer te geven.
f11: Ontspannen bij geen kaart
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
f12: Aanduidingen omkeren
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
320
U
Kies de functie die is toegewezen aan
de B-knop op het optionele
MB-D12 battery pack.
f13: AF-ON MB-D12 toewijzen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
A AF-ON
Met het indrukken van de MB-D12 B-knop
wordt autofocus in werking gesteld.
r Flitswaardevergrendeling
Druk op de MB-D12 B-knop om de
flitswaarde te vergrendelen (alleen
ingebouwde flitser en compatibele optionele
flitsers, 0 190, 382). Druk nogmaals om de
flitswaardevergrendeling te annuleren.
B AE/AF-vergrendeling
Scherpstelling en belichting vergrendelen zo
lang als de MB-D12 B-knop wordt ingedrukt.
C AE-vergrendeling
Scherpstelling vergrendelt zo lang als de
MBbD12 B-knop wordt ingedrukt.
D
AE-vergr. (herstel na
ontspan.)
De belichting vergrendelt wanneer de MB-D12
B-knop wordt ingedrukt en blijft
vergrendeld totdat nogmaals op de knop wordt
gedrukt, de sluiter wordt ontspannen of de
belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
E AE-vergrendeling (vast)
De belichting vergrendelt wanneer de MB-D12
B-knop wordt ingedrukt en blijft
vergrendeld totdat nogmaals op de knop wordt
gedrukt of de lichtmeters worden
uitgeschakeld.
F AE-vergrendeling
Scherpstelling vergrendelt zo lang als de
MB-D12 B-knop wordt ingedrukt.
G Zelfde als Fn-knop
De MB-D12 B-knop voert de functie uit die is
geselecteerd voor persoonlijke instelling f4
(0 311).
321
U
Kies de functie die wordt vervuld door de Fn-knop tijdens
filmlivebeeld.
g: Film
g1: Fn-knop toewijzen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
t
Motorges.
diafragma
(openen)
Het diafragma wordt breder zo lang als de Fn-knop
wordt ingedrukt. Gebruik in combinatie met
persoonlijke instelling g2 (Voorbeeldknop
toewijzen)> Motorges. diafragma (sluiten) voor
knopgestuurde diafragma-aanpassing.
r Indexmarkering
Druk op de knop tijdens filmopname om een index
aan de huidige positie toe te voegen (0 63). Indices
kunnen worden gebruikt bij het bekijken en bewerken
van films.
s
Foto-opname-info
weergeven
Druk op de knop om informatie over sluitertijd,
diafragma en ander foto-instellingen weer te geven in
plaats van filmopname-informatie. Druk nogmaals om
naar het filmopnamescherm terug te keren.
Geen Het indrukken van de knop heeft geen effect.
322
U
Kies de functie die wordt vervuld door de voorbeeldknop
scherptediepte tijdens filmlivebeeld.
g2: Voorbeeldknop toewijzen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
q
Motorges.
diafragma (sluiten)
Het diafragma wordt smaller zo lang als de knop
wordt ingedrukt. Gebruik in combinatie met
persoonlijke instelling g1 (Fn-knop toewijzen)>
Motorges. diafragma (openen) voor knopgestuurde
diafragma-aanpassing.
r Indexmarkering
Druk op de knop tijdens filmopname om een index
aan de huidige positie toe te voegen (0 63). Indices
kunnen worden gebruikt bij het bekijken en
bewerken van films.
s
Foto-opname-info
weergeven
Druk op de knop om informatie over sluitertijd,
diafragma en ander foto-instellingen weer te geven in
plaats van filmopname-informatie. Druk nogmaals
om naar het filmopnamescherm terug te keren.
Geen Het indrukken van de knop heeft geen effect.
A Motorgestuurd diafragma
Motorgestuurd diafragma is alleen beschikbaar in de belichtingsstanden g
en h en kan niet worden gebruikt tijdens het opnemen of terwijl er foto-
opnaminformatie wordt weergegeven (een 6-pictogram duidt aan dat
motorgestuurd diafragma niet kan worden gebruikt). De weergave kan
flikkeren zo lang als het diafragma wordt aangepast.
323
U
Kies de functie die wordt vervuld door de A AE-L/AF-L-knop tijdens
filmlivebeeld.
g3: AE-L/AF-L-knop toewijzen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
r Indexmarkering
Druk op de knop tijdens filmopname om een index
aan de huidige positie toe te voegen (0 63). Indices
kunnen worden gebruikt bij het bekijken en bewerken
van films.
s
Foto-opname-
info weergeven
Druk op de knop om informatie over sluitertijd,
diafragma en ander foto-instellingen weer te geven in
plaats van filmopname-informatie. Druk nogmaals om
naar het filmopnamescherm terug te keren.
B
AE/AF-
vergrendeling
Scherpstelling en belichting vergrendelen zo lang als
de knop wordt ingedrukt.
C
AE-vergrendeling
De belichting vergrendelt zo lang als de knop wordt
ingedrukt.
E
AE-vergrendeling
(vast)
De belichting vergrendelt wanneer de knop wordt
ingedrukt en blijft vergrendeld totdat nogmaals op de
knop wordt gedrukt of de belichtingsmeters worden
uitgeschakeld.
F
AF-vergrendeling
Scherpstelling vergrendelt zo lang als de knop wordt
ingedrukt.
Geen Het indrukken van de knop heeft geen effect.
324
U
Kies de rol die wordt vervuld door het indrukken van de ontspanknop
wanneer 1 is geselecteerd met de selectieknop voor livebeeld.
g4: Ontspanknop toewijzen
G-knop A menu persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
C Foto’s maken
Druk de ontspanknop volledig in om de filmopname te
beëindigen en maak de foto met een beeldverhouding
van 16 : 9 (voor informatie over beeldformaat, zie pagina
68).
1 Films opnemen
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de
filmlivebeeld. U kunt vervolgens de ontspanknop half
indrukken om scherp te stellen en daarna volledig
indrukken om de opname te starten of te eindigen. Druk
op de a-knop om filmlivebeeld te beëindigen. De
ontspanknoppen op optionele
afstandsbedieningskabels (0 389) werken op dezelfde
wijze als de ontspanknop van de camera.
A Films opnemen
Wanneer deze optie is geselecteerd, is intervalfotografie (0 201) niet
beschikbaar en functies die zijn toegewezen aan de sluiterknop (zoals het
maken van foto's, meten van de vooringestelde witbalans en het maken van
stof-referentiefoto's) kunnen niet worden gebruikt wanneer 1 is
geselecteerd met de selectieknop voor livebeeld.
Selecteer Foto’s maken
om deze opties te gebruiken.
325
U
B Het setup-menu: basisinstellingen
van de camera
Druk op G en selecteer het tabblad B (setup-menu) om het setup-
menu weer te geven.
1 Niet beschikbaar als de batterij bijna leeg is.
2 Alleen beschikbaar wanneer een compatibele Eye-Fi-kaart is geplaatst (0 340).
G-knop
Optie 0
Geheugenkaart formatteren 326
Monitorhelderheid 326
Beeldsensor reinigen 394
Spiegel omhoog (CCD reinigen)
1
397
Stof-referentiefoto 327
HDMI 256
Flikkerreductie 329
Tijdzone en datum 329
Taal (Language) 330
Automatische beeldrotatie 331
Batterij-informatie 332
Draadloze zender 245
Beeldcommentaar 333
Copyrightinformatie 334
Instellingen opslaan/laden 335
GPS 217
Virtuele horizon 337
Objectief zonder CPU 212
AF-fijnafstelling 338
Uploaden via Eye-Fi
2
339
Firmwareversie 340
Optie 0
A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 410.
326
U
Kies, om met formatteren te beginnen, een
geheugenkaartsleuf en selecteer Ja. Houd er
rekening mee dat bij formatteren alle foto’s en
andere gegevens op de geheugenkaart
permanent worden verwijderd. Maak daarom zo
nodig kopieën voordat u de kaart formatteert.
Pas de helderheid van de monitor aan voor weergave, menu’s en het
informatiescherm.
Geheugenkaart formatteren
G-knop B setup-menu
D Tijdens het formatteren
Schakel de camera niet uit en verwijder geen geheugenkaarten tijdens het
formatteren.
A Formatteren met twee knoppen
U kunt geheugenkaarten ook formatteren door de knoppen O (Q) en
I (Q) langer dan twee seconden ingedrukt te houden (0 32).
Monitorhelderheid
G-knop B setup-menu
Optie Beschrijving
Automatisch
Wanneer de monitor aan is, wordt de monitorhelderheid
automatisch aangepast aan de lichtomstandigheden in de
omgeving. Zorg ervoor dat de omgevingslichtsensor niet
wordt bedekt (0 5).
Handmatig
Druk op 1 of 3 om de helderheid van de monitor te kiezen.
Kies een hoge waarde om de helderheid te verhogen of een
lage waarde om de helderheid te verlagen.
A Zie ook
Voor informatie over het aanpassen van de monitorhelderheid in livebeeld,
zie pagina 53.
327
U
Verzamel referentiegegevens voor de optie stofverwijdering in
Capture NX 2 (los verkrijgbaar; voor meer informatie, zie de
handleiding voor Capture NX 2).
Stof-referentiefoto is alleen beschikbaar als er een CPU-objectief op
de camera is bevestigd. Een objectief zonder DX met een
brandpuntsafstand van minimaal 50 mm wordt aanbevolen. Zoom bij
het gebruik van een zoomlens helemaal in.
1 Kies een startoptie.
Markeer een van de
volgende opties en druk op
J. Druk op G om af te
sluiten zonder gegevens
voor stofverwijdering te
verzamelen.
Start:
Het bericht rechts wordt getoond en
“rEF“ verschijnt in de weergaveschermen
van de zoeker en het bedieningspaneel.
Sensor reinigen en dan starten: Selecteer deze
optie om de beeldsensor te reinigen
voordat de functie wordt gestart. Het
bericht rechts wordt weergegeven en
“rEF“ verschijnt in de weergaveschermen
van de zoeker en het bedieningspaneel
zodra het reinigen is voltooid.
Stof-referentiefoto
G-knop B setup-menu
D Beeldsensor reinigen
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen
voordat beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden
gebruikt op beelden die werden genomen nadat beeldsensor reinigen
werd uitgevoerd. Selecteer Sensor reinigen en dan starten alleen als
gegevens voor stofverwijdering niet worden gebruikt met bestaande
foto’s.
J-knop
328
U
2 Kadreer een egaal wit voorwerp in de zoeker.
Houd het objectief op circa tien cm afstand van een goed verlicht,
egaal wit voorwerp. Neem het voorwerp zo in beeld dat het de
zoeker vult en druk vervolgens de ontspanknop half in.
Bij autofocus wordt automatisch scherp gesteld op oneindig; bij
handmatige scherpstelling moet de scherpstelling handmatig op
oneindig worden ingesteld.
3 Verzamel referentiegegevens voor stofverwijdering.
Druk de ontspanknop helemaal in om referentiegegevens voor
stofverwijdering te verzamelen. De monitor wordt uitgeschakeld
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Als het referentievoorwerp te licht of te
donker is, kan de camera mogelijk geen
referentiegegevens voor stofverwijdering
binnenhalen en wordt de melding rechts
weergegeven. Kies een ander
referentieonderwerp en herhaal het proces
van stap 1.
D Referentiegegevens stofverwijdering
Dezelfde referentiegegevens kunnen worden
gebruikt voor foto’s die zijn gemaakt met
verschillende objectieven of verschillende
diafragma’s. Referentiefoto’s kunnen niet op de
computer worden weergegeven met
beeldbewerkingssoftware. Er wordt
een rasterpatroon weergegeven wanneer
referentiebeelden op de camera worden bekeken.
329
U
Verminder flikkeringen en bandvorming bij het
maken van opnamen onder tl-verlichting en
kwikdamplampen tijdens livebeeld en
filmopnamen. Kies Automatisch om de
camera automatisch de juiste frequentie te
laten kiezen, of zoek handmatig naar de
frequentie van het lokale lichtnet.
Wijzig tijdzones, stel de cameraklok in, kies de weergavevolgorde
voor de datum en schakel zomertijd in of uit (0 27).
B knippert in het bedieningspaneel wanneer de klok niet is
ingesteld.
Flikkerreductie
G-knop B setup-menu
D Flikkerreductie
Als
Automatisch
niet in staat is de gewenste resultaten te produceren en u
niet weet welke frequentie het lokale lichtnet heeft, test dan zowel de optie
50 als 60 Hz en kies de optie die de beste resultaten produceert.
Flikkerreductie produceert mogelijk niet de gewenste resultaten als het
onderwerp zeer helder is; probeer in dat geval een kleiner diafragma (hogere
f-waarde) te kiezen. Om flikkeringen te voorkomen, selecteer stand
h
en kies
een sluitertijd die is aangepast aan de frequentie van het lokale lichtnet:
1
/
125
sec.,
1
/
60
sec. of
1
/
30
sec. voor 60 Hz;
1
/
100
sec.,
1
/
50
sec. of
1
/
25
sec. voor
50 Hz.
Tijdzone en datum
G-knop B setup-menu
Optie Beschrijving
Tijdzone
Kies een tijdzone. De cameraklok wordt automatisch ingesteld
op de tijd in de nieuwe tijdzone.
Datum en tijd Stel de cameraklok in.
Datumnotatie
Kies de volgorde waarin dag, maand en jaar worden
weergegeven.
Zomertijd
Schakel de zomertijd in of uit. De cameraklok wordt
automatisch een uur vooruit- of teruggezet. De
standaardinstelling is Uit.
330
U
Kies een taal voor cameramenu’s en berichten. De volgende opties
zijn beschikbaar.
Taal (Language)
G-knop B setup-menu
Tsjechisch
Deens
Duits
Engels
Spaans
Frans
Indonesisch
Italiaans
Nederlands
Noors
Pools
Portugees
Čeština
Dansk
Deutsch
En
g
lish
Es
p
añol
Fran
ç
ais
Indonesia
Italiano
Nederlands
Nors
k
Polski
Portu
g
uês
Russisch
Roemeens
Fins
Zweeds
Turks
Oekraïens
Arabisch
Traditioneel Chinees
Vereenvoudigd Chinees
Japans
Koreaans
Thai
Р
у
сский
Română
Suomi
Svenska
Türk
ç
e
У
к
р
аїнська
331
U
Foto's die zijn gemaakt terwijl Aan is geselecteerd, bevatten
informatie over de oriëntatie van de camera, waardoor ze
automatisch kunnen worden gedraaid tijdens weergave (0 266) of
wanneer ze worden bekeken in ViewNX 2 (meegeleverd) of in
Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 390). De volgende oriëntaties
worden vastgelegd:
De oriëntatie van de camera wordt niet vastgelegd als Uit is
geselecteerd. Kies deze optie bij “pannen“ (horizontaal bewegen van
de camera) of als u foto’s maakt terwijl het objectief omhoog of
omlaag is gericht.
Automatische beeldrotatie
G-knop B setup-menu
Liggend (landschap)
Camera 90° rechtsom
gedraaid
Camera 90° linksom
gedraaid
A Draai portret
Selecteer, om staande foto’s (portretstand) staand weer te geven tijdens
weergave, Aan voor de optie Draai portret in het weergavemenu (0 266).
332
U
Bekijk informatie over de batterij die
momenteel in de camera is geplaatst.
Batterij-informatie
G-knop B setup-menu
Item Beschrijving
Lading Het huidige batterijniveau wordt uitgedrukt in percentages.
Aantal opn.
Het aantal malen dat de sluiter werd ontspannen met de
huidige batterij sinds de batterij voor het laatst werd
opgeladen. Denk eraan dat de camera de sluiter soms ontspant
zonder een opname te maken, bijvoorbeeld bij het meten van
de vooringestelde witbalans.
Kalibratie
Dit item wordt alleen weergegeven als de camera wordt
gevoed door een optioneel MB-D12 battery pack met een
EN-EL18 (los verkrijgbaar).
j: Door herhaald gebruik en herhaaldelijk opladen van de
batterij is kalibratie vereist om er zeker van te zijn dat het
batterijniveau nauwkeurig kan worden gemeten; kalibreer
nogmaals de batterij alvorens op te laden.
: Kalibratie niet vereist.
Levensduur
Een aanduiding met vijf niveaus geeft de levensduur van de
batterij aan. 0 (k) geeft aan dat de batterij de maximale
levensduur heeft bereikt, 4 (l) geeft aan dat de levensduur van
de batterij is verstreken en dat ze moet worden vervangen.
Merk op dat nieuwe batterijen die zijn opgeladen bij
temperaturen onder 5 °C een tijdelijke daling van de levensduur
van de batterij aan kunnen tonen. De weergave van het
batterijniveau keert echter terug naar normaal zodra de batterij
bij een temperatuur van ongeveer 20 °C of hoger wordt
opgeladen.
333
U
Voeg tijdens het fotograferen commentaar toe aan nieuwe foto’s.
Commentaar kan worden bekeken als metadata in ViewNX 2
(meegeleverd) of Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 390). Het
commentaar is tevens zichtbaar op de pagina met opnamegegevens
in het foto-informatiescherm (0 228).
Gereed: Sla wijzigingen op en keer terug naar het setup-menu.
Commentaar invoeren: Voer commentaar in zoals wordt
beschreven op pagina 170. Commentaar kan maximaal 36 tekens
lang zijn.
Commentaar toevoegen: Selecteer deze
optie als u het commentaar wilt toevoegen
aan alle volgende foto’s. Commentaar
toevoegen kan worden in- of uitgeschakeld
door deze optie te markeren en op 2 te
drukken.
A Het MB-D12 battery pack
De weergave voor de MB-D12 wordt rechts
getoond. In het geval van EN-EL18 batterijen toont
de weergave of er kalibratie is vereist. Als er
AA-batterijen worden gebruikt, wordt het
batterijniveau door een batterijniveaupictogram
aangeduid; andere items worden niet
weergegeven.
Beeldcommentaar
G-knop B setup-menu
334
U
Voeg copyrightinformatie toe aan foto’s op het moment dat ze
worden genomen. Copyrightinformatie is opgenomen in de
opnamegegevens die worden getoond in het foto-informatiescherm
(0 228) en kunnen worden bekeken als metadata in ViewNX 2
(meegeleverd) of in Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 390).
Gereed: Sla wijzigingen op en keer terug naar het setup-menu.
Fotograaf: Voer de naam van de fotograaf in, zoals beschreven op
pagina 170. De naam van de fotograaf kan maximaal 36 tekens
bevatten.
Copyright: Voer de naam van de copyrighthouder in, zoals
beschreven op pagina 170. De naam van de copyrighthouder kan
maximaal 54 tekens bevatten.
Copyrightinformatie toevoegen: Selecteer
deze optie als u het copyrightinformatie wilt
toevoegen aan alle volgende foto’s.
Copyrightinformatie toevoegen kan
worden in- of uitgeschakeld door deze optie
te markeren en op 2 te drukken.
Copyrightinformatie
G-knop B setup-menu
D Copyrightinformatie
Om oneigen gebruik te voorkomen van de naam van de fotograaf of de
eigenaar van het copyright, zorgt u ervoor dat Copyrightinformatie
toevoegen niet is geselecteerd en dat de velden Fotograaf en Copyright
leeg zijn alvorens u de camera aan iemand anders geeft. Nikon is niet
aansprakelijk voor schadeloosstellingen of geschillen die voortkomen uit
het gebruik van de optie Copyrightinformatie.
335
U
Selecteer Instellingen opslaan om de volgende instellingen op de
geheugenkaart of op de geheugenkaart in de eerste kaartsleuf op te
slaan als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst (0 89; indien de
geheugenkaart vol is, wordt een fout weergegeven). Gebruik de
opties om instellingen onder D800-camera’s te delen.
Instellingen opslaan/laden
G-knop B setup-menu
Menu Optie
Weergavemenu
Weergaveopties
Controlebeeld
Na wissen
Draai portret
Opnamemenu
(alle
geheugenbanken)
Geheugenbank opnamemenu
Uitgebreide menubanken
Naamgeving bestanden
Eerste sleuf selecteren
Functie tweede sleuf
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Beeldveld
JPEG-compressie
NEF (RAW)-opname
Witbalans (met fijnafstelling en voorinstellingen d-1–d-4)
Picture Control instellen
Kleurruimte
Actieve D-Lighting
Vignetteringscorrectie
Autom. vertekeningscorrectie
Ruisonderdr. lange tijdopname
Hoge ISO-ruisonderdrukking
Instellingen ISO-gevoeligheid
Filminstellingen
Menu
persoonlijke inst.
(alle banken)
Alle persoonlijke instellingen
336
U
Instellingen die zijn opgeslagen met de D800 kunnen worden
hersteld met de optie Instellingen laden. De optie Instellingen
opslaan/laden is alleen beschikbaar als een geheugenkaart in de
camera is geplaatst en de optie Instellingen laden is alleen
beschikbaar als de kaart opgeslagen instellingen bevat.
Setup-menu
Beeldsensor reinigen
HDMI
Flikkerreductie
Tijdzone en datum (behalve datum en tijd)
Taal (Language)
Automatische beeldrotatie
Beeldcommentaar
Copyrightinformatie
GPS
Objectief zonder CPU
Uploaden via Eye-Fi
Mijn menu/
Recente
instellingen
Alle items in Mijn menu
Alle recente instellingen
Tab kiezen
A Opgeslagen instellingen
Instellingen worden opgeslagen in een bestand met de naam NCSETUP8.
De camera kan instellingen niet laden als de bestandsnaam wordt
gewijzigd.
Menu Optie
337
U
Geef informatie voor rollen en vallen weer op basis van de
kantelsensor van de camera. Als de camera noch naar links noch naar
rechts wordt gekanteld, kleurt de referentielijn voor rollen groen,
terwijl als de camera noch naar voren noch naar achteren wordt
gekanteld, kleurt de referentielijn voor vallen groen en verschijnt er
een stip in het midden van de weergave. Elke verschil is equivalent
aan 5°.
Virtuele horizon
G-knop B setup-menu
Camera waterpas Camera schuin links of
rechts
Camera schuin naar
voren of achteren
D De camera kantelen
De virtuele horizon is niet nauwkeurig als de camera sterk voorwaarts of
achterwaarts helt. Wanneer de camera er niet in slaagt de hellingshoek te
meten, wordt de mate van hellen niet weergegeven.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f4 (Fn-knop toewijzen > Fn-knop indrukken;
0 311, 313 voor informatie over het bekijken van een virtuele horizon in de
zoeker). Voor informatie over het weergeven van een virtuele horizon in
livebeeld, zie pagina 54 en 66.
338
U
Stel de scherpstelling fijn af voor maximaal 20 objectieftypen. AF-
fijnafstelling wordt in de meeste situaties afgeraden en kan hinderen
bij normale scherpstelling. Gebruik alleen indien noodzakelijk.
AF-fijnafstelling
G-knop B setup-menu
Optie Beschrijving
AF-
fijnafstelling
(Aan/Uit)
Aan: Schakel AF-fijnafstelling in.
Uit: Schakel AF-fijnafstelling uit.
Opgeslagen
waarde
Stel AF af voor het huidige objectief
(enkel CPU-objectieven). Druk op
1
of
3
om een waarde tussen +20 en
–20 te kiezen. Er kunnen waarden
worden opgeslagen voor maximaal
20 objectieftypes. Er kan voor elk
type objectief slechts één waarde
worden opgeslagen.
Standaard
Kies de waarde voor AF-
fijnafstelling die wordt gebruikt
als er geen eerdere waarde
bestaat voor het huidige objectief
(alleen CPU-objectieven).
Opgeslagen
waarden
tonen
Geef de al opgeslagen waarden weer voor AF-fijnafstelling.
Markeer het gewenste objectief en druk op
O
(
Q
) om een
objectief uit de lijst te wissen. Om de identificatie van een objectief
te wijzigen (om bijvoorbeeld een identificatie te kiezen die gelijk is
aan de twee laatste cijfers van het serienummer van het objectief
om onderscheid te maken met andere objectieven van hetzelfde
type, aangezien
Opgeslagen waarde
slechts met een objectief
van elk type kan worden gebruikt), markeert u het gewenste
objectief en drukt u op
2
.
Het menu rechts wordt weergegeven.
Druk op 1 of 3 om een identificatie te
kiezen en druk op J om de wijzigingen
op te slaan en af te sluiten.
Verwijder het
scherpstelpunt
verder uit de
camera.
Huidige
waarde
Plaats het
scherpstelpunt
dichter bij de
camera.
Vorige
waarde
339
U
Deze optie wordt alleen weergegeven wanneer een Eye-Fi-
geheugenkaart (van een ander merk, los verkrijgbaar) in de camera is
geplaatst. Kies Inschakelen om foto’s te uploaden naar een vooraf
geselecteerde bestemming. De foto’s worden niet geüpload als de
signaalsterkte ontoereikend is.
Neem alle lokale wetten betreffende draadloze apparaten in acht en
kies Uitschakelen waar draadloze apparaten verboden zijn.
Als er een Eye-Fi-kaart is geplaatst, wordt de
status aangeduid door een pictogram in het
informatiescherm:
d: Uploaden via Eye-Fi uitgeschakeld.
e: Uploaden via Eye-Fi beschikbaar maar geen
foto’s beschikbaar voor uploaden.
f (statisch): Uploaden via Eye-Fi ingeschakeld; wachten om met
uploaden te beginnen.
f (animatie): Uploaden via Eye-Fi ingeschakeld; informatie aan het
uploaden.
g: Fout — de camera kan de Eye-Fi-kaart niet regelen. Als er een
knipperende W in het bedieningspaneel of de zoeker verschijnt,
raadpleeg pagina 420; als deze aanduiding niet knippert kunnen
foto’s op normale wijze worden vastgelegd, maar kunt u mogelijk
de instellingen voor Eye-Fi niet wijzigen.
D AF-fijnafstelling
De camera kan mogelijk niet scherpstellen op de minimale afstand of op
oneindig als AF-fijnafstelling wordt toegepast.
D Livebeeld
Fijnafstelling wordt niet toegepast op autofocus tijdens livebeeld (0 45).
A Opgeslagen waarde
Er kan voor elk type objectief slechts één waarde worden opgeslagen.
Wanneer een teleconverter wordt gebruikt, kunnen aparte waarden
worden opgeslagen voor elke combinatie van objectief en teleconverter.
Uplaoden via Eye-Fi
G-knop B setup-menu
340
U
Bekijk de huidige firmwareversie van de camera.
D Eye-Fi-kaarten
Eye-Fi-kaarten kunnen toch draadloze signalen uitzenden als Uitschakelen
is geselecteerd. Als er een waarschuwing wordt weergegeven in de monitor
(0 420), schakel dan de camera uit en verwijder de kaart.
Raadpleeg de bij uw Eye-Fi-kaart geleverde handleiding en richt u met uw
vragen tot de fabrikant van de kaart. De camera kan worden gebruikt om
Eye-Fi-kaarten aan en uit te zetten, maar kan mogelijk geen andere Eye-Fi-
functies ondersteunen.
A Ondersteunde Eye-Fi-kaarten
Vanaf september 2011 ondersteunt de camera 8 GB SDHC Pro X2 Eye-Fi-
kaarten. Bepaalde kaarten zijn mogelijk niet beschikbaar in bepaalde
landen of regio’s; raadpleeg de fabrikant voor meer informatie. Eye-Fi-
kaarten zijn alleen voor gebruik in het land van aankoop. Controleer of de
nieuwste firmwareversie voor de Eye-Fi-kaart werd geüpdate.
A Eye-Fi-kaarten in ad hoc-modus gebruiken
Er is extra tijd vereist bij verbinden met behulp van Eye-Fi-kaarten die de ad
hoc-modus ondersteunen, zoals de Eye-Fi Pro X2 SDHC 8 GB. Stel
persoonlijke instelling c2 (Lichtmeters automatisch uit, 0 291) in op
30 sec. of langer.
Firmwareversie
G-knop B setup-menu
341
U
N Het retoucheermenu:
geretoucheerde kopieën maken
Druk op G en selecteer de tab N (retoucheermenu) om het
retoucheermenu weer te geven.
De opties van het retoucheermenu worden gebruikt om bijgesneden
of geretoucheerde kopieën van bestaande foto’s te maken. Het
retoucheermenu wordt alleen weergegeven wanneer een
geheugenkaart met foto’s in de camera wordt geplaatst (merk op dat
de geheugenkaart wordt gebruikt om zowel RAW/NEF- als JPEG-
kopieën van dezelfde foto’s op te slaan, zoals beschreven op pagina
84, is het retoucheren anders dan Beeld-op-beeld en NEF (RAW)-
verwerking alleen van toepassing op de JPEG-kopieën).
1 Kan alleen worden geselecteerd door op de G-knop te drukken en de tab N te
selecteren.
2 Alleen beschikbaar als de J-knop wordt ingedrukt in schermvullende weergave
als een geretoucheerd beeld of origineel wordt weergegeven.
G-knop
Optie 0
i D-Lighting 344
j Rode-ogencorrectie 345
k Bijsnijden 346
l Monochroom 347
m Filtereffecten 348
n Kleurbalans 349
o Beeld-op-beeld
1
350
7 NEF (RAW)-verwerking 353
8 Formaat wijzigen 355
Y Snel retoucheren 357
Z Rechtzetten 357
a Vertekeningscorrectie 358
b Fisheye 358
c Lijntekening 359
d Kleurenschets 359
e Perspectiefcorrectie 360
f Miniatuureffect 361
g Selectieve kleur 362
9 Film bewerken 74
p Vergelijken
2
364
Optie 0
342
U
Geretoucheerde kopieën maken
Een geretoucheerde kopie maken:
1 Een item in het
retoucheermenu selecteren.
Druk op 1 of 3 om een item te
markeren, op 2 om te selecteren.
2 Selecteer een foto.
Markeer een foto en druk op J
(houd de X-knop ingedrukt om
de gemarkeerde foto
schermvullend te bekijken).
Druk op W en selecteer de gewenste kaart
en map om afbeeldingen op andere
locaties te bekijken, zoals beschreven op
pagina 221.
3 Selecteer opties voor retoucheren.
Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte voor het
geselecteerde item. Druk op G om af te sluiten zonder een
geretoucheerde kopie te maken.
A Retoucheren
De camera is mogelijk niet in staat om foto’s
die met andere toestellen zijn gemaakt, weer
te geven of te retoucheren.
A Monitor uit
De monitor schakelt automatisch uit als er voor een korte periode geen
handelingen worden uitgevoerd. Alle niet opgeslagen wijzigingen
zullen verloren gaan. Kies, om de ingeschakelde tijd van de monitor te
verlengen, een langere menuweergavetijd voor persoonlijke instelling
c4 (Monitor uit, 0 292).
343
U
4 Maak een
geretoucheerde kopie.
Druk op J om een
geretoucheerde kopie te
maken. Geretoucheerde
kopieën worden aangeduid
door een N-pictogram.
A Geretoucheerde kopieën maken tijdens weergave
U kunt ook tijdens weergave geretoucheerde kopieën maken.
Geef een foto
schermvullend weer en
druk op J.
Markeer de optie en
druk op J.
Maak een
geretoucheerde kopie.
D Kopieën retoucheren
De meeste bewerkingen kunnen ook worden toegepast op kopieën die met
andere retoucheerfuncties zijn gemaakt, maar met uitzondering van Beeld-
op-beeld en Film bewerken > Kies begin-/eindpunt kan iedere optie
slechts eenmaal worden toegepast (merk op dat meerdere bewerkingen tot
detailverlies kunnen leiden). Opties die niet kunnen worden toegepast op
het huidige beeld worden grijs gemaakt en zijn niet beschikbaar.
A Beeldkwaliteit
Kopieën van JPEG-afbeeldingen hebben dezelfde grootte en kwaliteit als
het origineel, behalve als de kopieën zijn gemaakt met Bijsnijden, Beeld-
op-beeld, NEF (RAW)-verwerking of Formaat wijzigen. Kopieën van NEF
(RAW)-foto’s worden opgeslagen als grote JPEG-foto’s met de kwaliteit Fijn
en kopieën van TIFF (RGB)-foto’s worden opgeslagen als JPEG-foto’s met de
kwaliteit Fijn en dezelfde grootte als het origineel. Als een kopie wordt
opgeslagen als JPEG-formaat, wordt compressie met vaste grootte
toegepast.
J-knop
344
U
D-Lighting maakt schaduwen lichter, waardoor deze functie ideaal is
voor donkere foto’s of foto’s die in tegenlicht zijn gemaakt.
Druk op 1 of 3 om de sterkte van de correctie
te kiezen. Het effect kan vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J
om de foto te kopiëren.
D-Lighting
G-knop N retoucheermenu
Voor Na
345
U
Deze optie wordt gebruikt om “rode ogen” te corrigeren die worden
veroorzaakt door de flitser en is alleen beschikbaar voor foto’s die met
de flitser zijn gemaakt. De geselecteerde foto voor rode-
ogencorrectie kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken.
Controleer de effecten van rode-ogencorrectie en maak een kopie,
zoals wordt beschreven in de volgende tabel. Houd er rekening mee
dat rode-ogencorrectie mogelijk niet altijd het verwachte resultaat
oplevert en in zeer uitzonderlijke gevallen wordt toegepast op delen
van de foto die geen rode-ogencorrectie nodig hebben; controleer
het voorbeeld zorgvuldig alvorens verder te gaan.
Rode-ogencorrectie
G-knop N retoucheermenu
Functie Knop Beschrijving
Inzoomen
X
Druk op X om in te zoomen,
op W om uit te zoomen.
Gebruik tijdens het
inzoomen op de foto, de
multi-selector om delen van
het beeld te bekijken die
niet op de monitor zichtbaar
zijn. Houd de multi-selector
ingedrukt om snel naar andere delen van het beeld te
gaan. Het navigatievenster wordt weergegeven
wanneer de zoomknoppen of multi-selector wordt
ingedrukt; het gedeelte dat momenteel in de monitor
zichtbaar is, wordt aangeduid door een gele rand.
Druk op J om zoom te annuleren.
Uitzoomen
W
Andere delen
van het beeld
weergeven
Zoom
annuleren
J
Kopie maken
J
Als de camera rode ogen detecteert in de
geselecteerde foto, wordt een kopie gemaakt waarin
het rode-ogeneffect wordt verminderd. Er wordt
geen kopie gemaakt als de camera geen rode ogen
detecteert.
346
U
Een uitgesneden kopie van de geselecteerde
foto maken. De geselecteerde foto wordt
weergegeven, waarbij de geselecteerde
uitsnede in geel wordt aangegeven; maak een
uitgesneden kopie, zoals wordt beschreven in
de onderstaande tabel.
Bijsnijden
G-knop N retoucheermenu
Functie Knop Beschrijving
Formaat van
uitsnede verkleinen
W
Druk op W om het formaat van de uitsnede te
verkleinen.
Formaat van
uitsnede vergroten
X
Druk op X om het formaat van de uitsnede te
vergroten.
Beeldverhouding
van uitsnede
wijzigen
Draai aan de hoofdinstelschijf om te schakelen
tussen beeldverhoudingen van 3:2, 4:3, 5:4,
1:1 en 16:9.
Uitsnede
positioneren
Gebruik de multi-selector om de uitsnede te
positioneren. Houd ingedrukt om de uitsnede
snel naar de gewenste positie te verplaatsen.
Voorbeelduitsnede
weergeven
Druk op de centrale knop van de multi-selector
om een voorbeeld van de uitsnede weer te
geven.
Kopie maken
J
Sla de huidige uitsnede op als een afzonderlijk
bestand.
A Uitsnijden: beeldkwaliteit en -formaat
Kopieën die zijn gemaakt van NEF (RAW), NEF
(RAW) + JPEG of TIFF (RGB)-foto’s hebben de
beeldkwaliteit (0 84) van JPEG Fijn; kopieën die
zijn gemaakt van JPEG-foto's hebben dezelfde
beeldkwaliteit als het origineel. De grootte van de
kopie hangt af van de grootte van de uitsnede en
de beeldverhouding en verschijnt linksboven in de
uitgesneden weergave.
A Kopieën met gewijzigd formaat weergeven
Mogelijk is zoomweergave niet beschikbaar wanneer kopieën met gewijzigd
formaat worden weergegeven.
347
U
Maak kopieën van foto’s in Zwart-wit, Sepia of
Koelblauw (blauw en wit monochroom).
Het selecteren van Sepia of
Koelblauw geeft een voorbeeld
van de geselecteerde afbeelding
weer; druk op 1 om
kleurverzadiging te vergroten, op
3 om te verkleinen. Druk op J om
een monochrome kopie te maken.
Monochroom
G-knop N retoucheermenu
Verzadiging
verhogen
Verzadiging
verlagen
348
U
Kies uit de volgende kleurfiltereffecten. Druk op J na het aanpassen
van de filtereffecten om de foto te kopiëren, zoals hieronder
beschreven.
Filtereffecten
G-knop N retoucheermenu
Optie Beschrijving
Skylight
Creëert het effect van een skylightfilter,
waarbij de foto minder blauw wordt. Het
effect kan vooraf op de monitor worden
bekeken (zie rechts).
Warm
filter
Maakt een kopie met het effect van een
warm filter, waardoor de kopie een warme,
rode kleurzweem krijgt. Het effect kan
vooraf op de monitor worden bekeken.
Rood
versterken
Versterkt rood (Rood versterken), groen
(Groen versterken) of blauw (Blauw
versterken). Druk op 1 om het effect te
vergroten, op 3 om te verkleinen.
Groen
versterken
Blauw
versterken
Ster
Voegt aan lichtbronnen het effect van een
stralenkrans toe.
Aantal punten: u heeft keuze uit vier, zes of
acht punten.
Filtersterkte: selecteer de helderheid van
de lichtbronnen waarop het effect moet
worden toegepast.
Filterhoek: selecteer de hoek van de punten.
Lengte van punten: selecteer de lengte van punten.
Bevestigen: controleer de effecten van het filter in een
voorbeeldweergave zoals de afbeelding rechts laat zien. Druk op
X om de kopie vooraf schermvullend te bekijken.
Opslaan: maak een geretoucheerde kopie.
Zacht
Voeg een zacht filtereffect toe. Druk op 1
of 3 om de filtersterkte te kiezen.
349
U
Gebruik de multi-selector om een kopie met een
gewijzigde kleurbalans te maken (zie
hieronder). Het effect wordt weergegeven op
de monitor, samen met histogrammen voor
rood, groen en blauw (0 225) die de verdeling
van toonwaarden in de kopie aangeven. Druk
op J om de foto te kopiëren.
Kleurbalans
G-knop N retoucheermenu
Meer groen toevoegen
Meer blauw toevoegen Meer amber toevoegen
Meer magenta toevoegen
A Zoom
Druk op X om op de afbeelding in te zoomen die in
de monitor wordt weergegeven. Het histogram
wordt geactualiseerd zodat het alleen de gegevens
weergeeft voor het gedeelte van het beeld dat op
de monitor staat. Druk op L (
Z/Q) terwijl de
afbeelding is ingezoomd om heen en weer te
schakelen tussen kleurbalans en zoom. Als zoom is
geselecteerd, kunt u inzoomen en uitzoomen met
de X en W knoppen en het beeld verschuiven met
de multi-selector.
350
U
Beeld-op-beeld combineert twee bestaande NEF (RAW)-foto’s om er
een enkele foto van te maken die apart wordt opgeslagen. De
resultaten, die gebaseerd zijn op RAW-gegevens van de beeldsensor
van de camera, zijn aanmerkelijk beter dan foto’s gecombineerd in
een beeldbewerkingsprogramma. De nieuwe foto wordt opgeslagen
met de geselecteerde instellingen voor beeldkwaliteit en -formaat.
Stel eerst de beeldkwaliteit en het beeldformaat in (0 84, 87; alle
opties zijn beschikbaar). Als u een NEF (RAW)-kopie wilt maken, kiest u
de beeldkwaliteit NEF (RAW).
1 Selecteer Beeld-op-beeld.
Markeer Beeld-op-beeld en
druk op 2. Het venster rechts
worden weergegeven, waarin
Beeld 1 wordt gemarkeerd; druk
op J om een fotoselectievenster
met alleen NEF (RAW)-afbeeldingen weer te geven die met deze
camera zijn gemaakt.
Beeld-op-beeld
G-knop N retoucheermenu
+
351
U
2 Selecteer de eerste
afbeelding.
Gebruik de multi-selector om de
eerste foto voor beeld-op-beeld
te markeren. Houd de X-knop
ingedrukt om de gemarkeerde
foto schermvullend te bekijken. Druk op W en selecteer de
gewenste kaart en map om afbeeldingen op andere locaties te
bekijken, zoals beschreven op pagina 221. Druk op J om de
gemarkeerde foto te selecteren en terug te keren naar de
voorbeeldweergave.
3 Selecteer de tweede afbeelding.
De geselecteerde foto wordt weergegeven als Beeld 1. Markeer
Beeld 2 en druk op J, selecteer vervolgens de tweede foto, zoals
beschreven in stap 2.
4 Sterkte aanpassen.
Markeer Beeld 1 of Beeld 2 en
optimaliseer de belichting voor
beeld-op-beeld door op 1 of 3
te drukken en de
versterkingsfactor uit waarden
tussen 0,1 en 2,0 te selecteren. Herhaal dit voor het tweede beeld.
De standaardwaarde is 1,0; selecteer 0,5 voor de halve sterkte of
2,0 om het te verdubbelen. De effecten van de sterkte zijn
zichtbaar in de kolom Voorbeeld.
352
U
5 Bekijk het voorbeeld van
beeld-op-beeld.
Druk op 4 of 2 om de cursor in
de kolom Voorbld te plaatsen
en druk op 1 of 3 om Bld>bld
te markeren. Druk op J om een
voorbeeld van beeld-op-beeld te bekijken, zoals rechts
weergegeven (selecteer Opslaan om het beeld-op-beeld zonder
voorbeeldweergave op te slaan). Druk op W om naar stap 4
terug te keren en selecteer nieuwe foto’s of pas de sterkte aan.
6 Sla het beeld-op-beeld
op.
Druk op J terwijl het
voorbeeld wordt
weergegeven om beeld-op-
beeld op te slaan. Nadat een
beeld-op-beeld is gemaakt,
wordt het beeldresultaat schermvullend op de monitor
weergegeven.
D Beeld-op-beeld
Alleen NEF (RAW)-foto’s met hetzelfde beeldveld en dezelfde bitdiepte
kunnen worden samengevoegd.
Het beeld-op-beeld heeft dezelfde foto-informatie (inclusief
opnamedatum, lichtmeting, sluitertijd, diafragma, belichtingsstand,
belichtingscorrectie, Picture Control en beeldoriëntatie) en waarden voor
witbalans en beeldinstelling als de foto die geselecteerd werd voor Beeld 1.
Het huidige beeldcommentaar wordt bij het opslaan aan de beeld-op-
beeld-kopie toegevoegd; copyrightinformatie wordt echter niet
gekopieerd. Beeld-op-beeld-kopieën die in NEF (RAW)-formaat zijn
opgeslagen, worden gecomprimeerd volgens de optie die is geselecteerd
voor Type in het menu NEF (RAW)-opname en hebben dezelfde bitdiepte
als de originele beelden; JPEG beeld-op-beeld-kopieën worden opgeslagen
met behulp van compressie voor formaatprioriteit.
J-knop
353
U
JPEG-kopieën van NEF (RAW)-foto’s maken.
1 Selecteer NEF (RAW)-
verwerking.
Markeer NEF (RAW)-verwerking
en druk op 2 om een
dialoogvenster weer te geven
waarin alleen NEF (RAW)-foto’s
worden getoond die met deze camera zijn gemaakt.
2 Selecteer een foto.
Markeer een foto (houd de
X-knop ingedrukt om de
gemarkeerde foto schermvullend
te bekijken; houd W ingedrukt
om beelden op andere locaties te
bekijken, zoals beschreven op pagina 221). Druk op J om de
gemarkeerde foto te selecteren en ga verder naar de volgende
stap.
NEF (RAW)-verwerking
G-knop N retoucheermenu
354
U
3 Pas de instellingen voor NEF (RAW)-verwerking aan.
Pas de hieronder vermelde instellingen aan. Merk op dat
witbalans en vignetteringscorrectie niet beschikbaar zijn voor
foto’s die zijn gemaakt met beeld-op-beeld en dat de
belichtingscorrectie alleen kan worden ingesteld op een waarde
tussen –2 en +2 LW. Als Automatisch is geselecteerd voor
witbalans, wordt het ingesteld op de functie Normaal of Kleuren
warm licht behouden welk van kracht was toen de foto werd
gemaakt. Het Picture Control-raster wordt niet weergegeven als
de Picture Controls zijn aangepast.
4 Kopieer de foto.
Markeer Uitvoeren en druk
op J om een JPEG-kopie
van de geselecteerde foto te
maken. Druk op de
G-knop om af te sluiten
zonder de foto te kopiëren.
Beeldkwaliteit (0
84
)
Beeldformaat (0
87
)
Witbalans (0
145
)
Belichtingscorrectie (0
130
)
Picture Control (0
163
)
Hoge ISO-ruisonderdrukking
(
0
277
)
Kleurruimte (0
274
)
Vignetteringscorrectie (
0
275
)
D-Lighting (0
344
)
J-knop
355
U
Maak kleinere kopieën van geselecteerde foto’s.
1 Selecteer Formaat wijzigen.
Druk op G om de menu’s weer
te geven om het formaat van de
geselecteerde beelden te
wijzigen en selecteer Formaat
wijzigen in het retoucheermenu.
2 Kies een bestemming.
Wanneer er twee
geheugenkaarten zijn geplaatst,
kunt u een bestemming voor de
kopie selecteren door Kies
bestemming te markeren en op
2 te drukken (als er slechts één
geheugenkaart is geplaatst, gaat
u verder naar stap 3).
Het menu rechts wordt
weergegeven; markeer een
kaartsleuf en druk op J.
3 Kies een formaat.
Markeer Kies formaat en druk op
2.
Formaat wijzigen
G-knop N retoucheermenu
356
U
De opties rechts worden
weergegeven; markeer een optie
en druk op J.
4 Kies foto's.
Markeer Selecteer foto en druk
op 2.
Markeer foto’s en druk op de
centrale knop van de multi-
selector om te selecteren of
deselecteren (houd de X-knop
ingedrukt om de gemarkeerde
foto schermvullend te bekijken;
druk op W om foto’s op andere locaties te bekijken, zoals
beschreven op pagina 221). Geselecteerde foto’s worden
gemarkeerd door een 8-pictogram. Druk op J wanneer de
selectie is voltooid. Merk op dat foto's die bij een
beeldveldinstelling van 5 : 4 (0 80) zijn gemaakt, niet van
formaat kunnen wijzigen.
5 Sla de kopieën met
gewijzigd formaat op.
Er wordt een
bevestigingvenster
weergegeven. Markeer Ja en
druk op J om de kopieën
met gewijzigd formaat op te
slaan.
J-knop
357
U
Maak kopieën waarvan verzadiging en contrast
zijn verbeterd. Waar nodig wordt D-Lighting
toegepast om donkere of met tegenlicht
belichte onderwerpen helderder te maken.
Druk op 1 of 3 om de mate van verbetering te
kiezen. Het effect kan vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te
kopiëren.
Een rechtgezette kopie van het geselecteerde
beeld maken. Druk op 2 om de foto maximaal
vijf graden rechtsom te draaien in stappen van
ca. 0,25 graden, of op 4 om de foto linksom te
draaien (het effect kan vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken; merk op
dat de randen van de foto worden bijgesneden om een rechthoekige
kopie te kunnen maken). Druk op J om de foto te kopiëren of druk op
K om naar de weergavestand terug te keren zonder een kopie te
maken.
A Kopieën met gewijzigd formaat bekijken
Mogelijk is zoomweergave niet beschikbaar wanneer kopieën met
gewijzigd formaat worden weergegeven.
A Beeldkwaliteit
Kopieën die zijn gemaakt van NEF (RAW)-, NEF (RAW) + JPEG- of TIFF (RGB)-
foto’s hebben de beeldkwaliteit (0 84) van JPEG Fijn; kopieën die zijn
gemaakt van JPEG-foto's hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel.
Snel retoucheren
G-knop N retoucheermenu
Rechtzetten
G-knop N retoucheermenu
358
U
Maak kopieën met minder vertekening.
Selecteer Automatisch om de camera de
vertekening automatisch te laten corrigeren en
voer daarna fijnafstelling uit met behulp van de
multi-selector, of selecteer Handmatig om
vertekening handmatig te corrigeren
(Automatisch is niet beschikbaar bij foto’s die gemaakt zijn met
automatische vertekeningscorrectie; zie pagina 276). Druk op 2 om
tonvormige vertekening te verminderen, op 4 om kussenvormige
vervorming te reduceren (het effect kan vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken; merk op dat hoe groter de mate
van vertekeningscorrectie, des te meer er van de randen van de foto
zal worden weggesneden). Druk op J om de foto te kopiëren of druk
op K om terug te keren naar weergave zonder een kopie te maken.
Merk op dat vertekeningscorrectie grote uitsneden maakt of randen
van kopieën vertekent die zijn gecreëerd van foto's gemaakt met DX-
objectieven bij beeldvelden anders dan DX (24×16) 1.5×.
Maak kopieën die lijken alsof ze met een
fisheye-objectief zijn genomen. Druk op 2 om
het effect te versterken (hierdoor wordt ook
meer van de randen van de foto weggesneden),
of op 4 om het effect te verzwakken. Het effect
kan vooraf in het bewerkingsvenster worden
bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren of druk op K om terug te
keren naar weergave zonder een kopie te maken.
Vertekeningscorrectie
G-knop N retoucheermenu
A Automatisch
Automatisch is uitsluitend bedoeld voor gebruik met foto’s die zijn
genomen met G- en D-type objectieven (uitgezonderd PC, fisheye en
sommige andere objectieven). Met andere objectieven kunnen de
resultaten niet worden gegarandeerd.
Fisheye
G-knop N retoucheermenu
359
U
Maak een lijntekening van een foto om als basis
te dienen voor een schilderij. Het effect kan
vooraf in het bewerkingsvenster worden
bekeken. Druk op J om de foto te kopiëren.
Maak een kopie van een foto, gelijkend op een
schets gemaakt met kleurpotloden. Druk op 1
of 3 om Levendigheid of Omtrekken te
markeren en druk op 4 of 2 om te wijzigen.
Levendigheid kan worden verhoogd door de
kleuren meer verzadigd te maken, of verlaagd
voor een vervaagd, monochroom effect terwijl de buitenlijnen dikker
of dunner kunnen worden gemaakt. Dikkere omtreklijnen zorgen
voor meer verzadigde kleuren. De resultaten kunnen vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te
kopiëren of druk op K om terug te keren naar weergave zonder een
kopie te maken.
Lijntekening
G-knop N retoucheermenu
Voor Na
Kleurenschets
G-knop N retoucheermenu
360
U
Maak kopieën waarin het achteroverhellen van
hoge gebouwen bij foto’s die vanaf de grond
zijn genomen, wordt gereduceerd. Gebruik de
multi-selector om het perspectief te corrigeren
(hoe groter de mate van perspectiefcorrectie,
hoe meer er van de randen van de foto
uitgesneden wordt). De resultaten kunnen vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken. Druk op J om de foto te
kopiëren of druk op K om naar de weergavestand terug te keren
zonder een kopie te maken.
Perspectiefcorrectie
G-knop N retoucheermenu
Voor Na
361
U
Maak een kopie die lijkt op een foto van een diorama. Dit effect werkt
het best bij foto’s die met een hoog camerastandpunt zijn genomen.
Miniatuureffect
G-knop N retoucheermenu
Functie Knop Beschrijving
Oriëntatie
kiezen
W
Druk op W om de oriëntatie van het veld te kiezen
dat is scherpgesteld.
Positie
kiezen
Als de foto liggend wordt
weergegeven, druk op 1 of 3
om het kader te positioneren
dat het scherp te stellen
kopieveld toont.
Als de foto staand (0 331)
wordt weergegeven, druk op 4
of 2 om het kader te
positioneren dat het scherp te
stellen kopieveld toont.
Formaat
kiezen
Druk op 4 of 2 om de hoogte te kiezen als het
betreffende veld liggend wordt getoond.
Druk op 1 of 3 om de breedte te kiezen als het
betreffende veld staand wordt getoond.
Voorbeeld
bekijken
X Bekijk het voorbeeld.
Annuleren K
Terugkeren naar schermvullende weergave zonder
een kopie te maken.
Kopie maken J Maak de kopie.
Scherpgesteld veld
362
U
Creëer een kopie waarin alleen gekleurde kleurschakeringen
verschijnen.
1 Selecteer Selectieve kleur.
Markeer Selectieve kleur in het
retoucheermenu en druk op 2
om een fotoselectievenster weer
te geven.
2 Selecteer een foto.
Markeer een foto (houd de
X-knop ingedrukt om de
gemarkeerde foto schermvullend
te bekijken; houd W ingedrukt
om beelden op andere locaties te
bekijken, zoals beschreven op pagina 221). Druk op J om de
gemarkeerde foto te selecteren en ga verder naar de volgende
stap.
3 Selecteer een kleur.
Gebruik de multi-selector om de
cursor boven een object te
positioneren en druk op de
centrale knop van de multi-
selector om de kleur van het
object als de kleur in de
definitieve kopie te selecteren (de camera kan moeite hebben
met het detecteren van onverzadigde kleuren; kies een
verzadigde kleur). Druk op X om in te zoomen op de foto voor
nauwkeurige kleurselectie. Druk op W om uit te zoomen.
Selectieve kleur
G-knop N retoucheermenu
Geselecteerde kleur
363
U
4 Markeer het kleurbereik.
Draai aan de hoofdinstelschijf om
het kleurbereik voor de
geselecteerde kleur te markeren.
5 Kies het kleurbereik.
Druk op 1 of 3 om het bereik
van gelijkwaardige tinten te
verhogen of verlagen die in de
definitieve foto of film worden
vastgelegd. Kies uit waarden
tussen 1 en 7; merk op dat hogere waarden tinten van andere
kleuren kan bevatten. Het effect kan vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken.
6 Selecteer extra kleuren.
Draai, om extra kleuren te
selecteren, aan de
hoofdinstelschijf om een van de
andere drie kleurvakken
bovenaan het scherm te
markeren en herhaal stap 3–5 om een andere kleur te selecteren.
Herhaal, indien gewenst, voor een derde kleur. Druk op O (Q) om
de gemarkeerde kleur te deselecteren of houd O (Q) ingedrukt
om alle kleuren te verwijderen.
7 Bewaar de bewerkte
kopie.
Druk op J om de foto te
kopiëren.
Kleurbereik
J-knop
364
U
Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto’s. Deze optie
is alleen beschikbaar wanneer de knop J wordt ingedrukt om het
retoucheermenu weer te geven terwijl een foto (origineel of kopie)
schermvullend wordt weergegeven.
1 Selecteer een foto.
Selecteer een
geretoucheerde kopie
(aangeduid met een
N-pictogram) of een foto
die is geretoucheerd in
schermvullende weergave
en druk op J.
2 Selecteer Vergelijken.
Markeer Vergelijken en druk
op J.
Vergelijken
J-knop
365
U
3 Vergelijk de kopie met het
origineel.
De bronfoto wordt links
weergegeven en de
geretoucheerde kopie rechts,
waarbij de opties die zijn
gebruikt om de kopie te maken
bovenaan worden
weergegeven. Druk op 4 of 2
om heen en weer te schakelen
tussen het bronbeeld en de geretoucheerde kopie. Houd de X
knop ingedrukt als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt
weergeven. Als de kopie werd gecreëerd van twee afbeeldingen
met behulp van Beeld-op-beeld, druk op 1 of 3 om het andere
bronbeeld te bekijken. Als er meerdere kopieën bestaan voor het
huidige bronbeeld, druk op 1 of 3 om de andere kopieën te
bekijken. Druk op de K-knop om terug te keren naar weergave of
druk op J om terug te keren naar weergave met de gemarkeerde
afbeelding geselecteerd.
D Vergelijken
Het bronbeeld zal niet worden weergegeven wanneer de kopie werd
aangemaakt met een beveiligde foto (0 233), met een foto op een
vergrendelde geheugenkaart of ondertussen werd gewist of verborgen
(0 260).
Opties gebruikt om
kopie te maken
Bronfoto
Geretoucheerde
kopie
366
U
O Mijn menu
/
mRecente
instellingen
Druk op G om Mijn menu weer te geven en selecteer de tab O (Mijn
menu).
De optie Mijn menu kan worden gebruikt om een aangepaste lijst
met opties te creëren of te bewerken voor snelle toegang tot de
weergave-, persoonlijke instellingen-, setup- en retoucheermenu's
(maximaal 20 menuopties). Indien gewenst kunnen recente
instellingen worden weergegeven in plaats van Mijn menu (0 370).
Op de volgende pagina’s wordt beschreven hoe u opties toevoegt,
wist en sorteert.
G-knop
367
U
❚❚ Opties aan Mijn menu toevoegen
1 Selecteer Opties toevoegen.
In Mijn menu (O), markeer
Opties toevoegen en druk op
2.
2 Selecteer een menu.
Markeer de naam van het menu
met de optie die u wilt
toevoegen en druk op 2.
3 Selecteer een optie.
Markeer de gewenste
menuoptie en druk op J.
4 Bepaal de positie van de nieuwe
optie.
Druk op 1 of 3 om de nieuwe optie
omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn
menu. Druk op J om de nieuwe optie toe
te voegen.
5 Voeg meer opties toe.
De opties die momenteel in Mijn menu
worden weergegeven, worden aangegeven
met een vinkje. Opties die worden aangeduid
met het pictogram
V
, kunnen niet worden
geselecteerd. Herhaal stap 1–4 als u meer
opties wilt selecteren.
J-knop
368
U
❚❚ Opties uit Mijn menu verwijderen
1 Selecteer Opties verwijderen.
Markeer in Mijn menu (O ) Opties verwijderen en druk op 2.
2 Selecteer opties.
Markeer de gewenste opties en
druk op 2 om een optie te
selecteren of te deselecteren.
Geselecteerde items worden
met een vinkje aangegeven.
3 Selecteer Gereed.
Markeer Gereed en druk op
J. Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven.
4 Verwijder de geselecteerde
opties.
Druk op J om de geselecteerde
opties te verwijderen.
A Opties uit Mijn menu verwijderen
Druk op de O (Q)-knop om de momenteel gemarkeerde optie in Mijn
menu te verwijderen. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; druk
nogmaals op O (Q) om de geselecteerde optie uit het menu te
verwijderen.
J-knop
369
U
❚❚ Opties in Mijn menu sorteren
1 Selecteer Opties sorteren.
Markeer in Mijn menu (O) Opties sorteren en druk op 2.
2 Selecteer een optie.
Markeer de optie die u wilt
verplaatsen en druk op J.
3 Verplaats de optie.
Druk op 1 of 3 om de nieuwe
optie omhoog of omlaag te
verplaatsen in Mijn menu en
druk op J. Herhaal stap 2 en 3
als u meer opties wilt
verplaatsen.
4 Keer terug naar Mijn
menu.
Druk op de G-knop om
naar Mijn menu terug te
keren.
J-knop
G-knop
370
U
Recente instellingen
Selecteer m Recente instellingen voor O Mijn menu > Tab kiezen
om de twintig meest recent gebruikte instellingen weer te geven.
1 Selecteer Tab kiezen.
Markeer in Mijn menu (O ) Tab
kiezen en druk op 2.
2 Selecteer m Recente
instellingen.
Markeer m Recente
instellingen en druk op J.
De naam van het menu zal
veranderen van “MIJN
MENU” in “RECENTE
INSTELLINGEN.”
Menuopties worden, zodra ze worden gebruikt, bovenaan het
menu recente instellingen toegevoegd. Selecteer O Mijn menu
voor m Recente instellingen > Tab kiezen om Mijn menu
nogmaals te bekijken.
A Opties uit het menu Recente instellingen verwijderen
Markeer een item uit het menu recente instellingen om het te verwijderen
en druk op de O (Q)-knop. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven;
druk nogmaals op O (Q) om de geselecteerde optie te verwijderen.
J-knop
n
371
n
Technische opmerkingen
Dit hoofdstuk bevat nuttige informatie over compatibele accessoires,
het reinigen en opbergen van de camera en wat u moet doen als er
een foutmelding verschijnt of als u tijdens het gebruik van de camera
op problemen stuit.
Compatibele objectieven
Camera-instelling
Scherpstelstand
Belichtin
gsstand
Lichtmeetsysteem
Objectief/accessoire
AF
M (met
elektronische
afstandsmeter)
M
e
f
g
h
L
M
N
3D Kleur
CPU-objectieven
1
G- of D-type AF NIKKOR
2
AF-S, AF-I NIKKOR
✔✔
3
PC-E NIKKOR-serie
5
✔✔
5
5
5
3,5
PC Micro 85mm f/2.8D
4
5
6
3,5
AF-S / AF-I Teleconverter
7
✔✔
3
Overige AF NIKKOR
(behalve objectieven voor
de F3AF)
9
9
✔✔ ✔✔
3
AI-P NIKKOR
10
✔✔ ✔✔
3
Objectieven zonder CPU
11
AI-, AI-gewijzigd NIKKOR of
Nikon-objectievenserie
12
10
13
14
15
Medische NIKKOR 120mm
f/4
✔✔
16
———
Reflex-NIKKOR
13
——
15
PC-NIKKOR
5
17
——
AI-type teleconverter
18
8
13
14
15
PB-6 balgapparaat
19
8
20
——
Automatische tussenringen
(PK-serie 11A, 12 of 13;
PN-11)
8
13
——
372
n
1 IX NIKKOR-objectieven kunnen niet worden gebruikt.
2 Vibratiereductie (VR) wordt ondersteund door VR-objectieven.
3 Spotmeting meet het geselecteerde scherpstelpunt (0 115).
4 Bij het hellen of verschuiven van het objectief, of wanneer het maximale diafragma
niet is ingesteld, functioneren de systemen voor lichtmeting en flitserregeling van de
camera mogelijk niet correct.
5 Kan niet worden gebruikt bij verschuiven of hellen.
6 Alleen in de stand voor handmatige belichting.
7 Kan alleen worden gebruikt bij AF-S- en AF-I-objectieven (0 373). Zie pagina 373
voor informatie over de beschikbare scherpstelpunten voor autofocus en
elektronische afstandsmeting.
8 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of hoger.
9 Bij het scherpstellen op de minimale scherpstelafstand met een AF 80-200mm f/2.8,
AF 35-70mm f/2.8, AF 28-85mm f/3.5-4.5 <Nieuw>, of AF 28-85mm f/3.5-4.5 objectief
op maximaal inzoomen, wordt de scherpstelindicator mogelijk weergegeven
wanneer het beeld op een mat scherm in de zoeker niet is scherpgesteld. Stel
handmatig scherp tot het beeld in de zoeker is scherpgesteld.
10 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of hoger.
11 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie pagina 374).
12 Rotatiebereik van de AI 80-200mm f/2.8 ED wordt bij bevestiging op een statief
beperkt door de camerabody. Wanneer de AI 200-400mm f/4 ED op de camera is
bevestigd, kunnen geen filters worden verwisseld.
13 Als het maximale diafragma wordt opgegeven via Objectief zonder CPU (0 212),
wordt de diafragmawaarde weergegeven in de zoeker en in het bedieningspaneel.
14 Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand en het maximale diafragma
zijn opgegeven via Objectief zonder CPU (0 212). Gebruik spotmeting of
centrumgerichte meting als niet het gewenste resultaat wordt bereikt.
15 Voor een grotere nauwkeurigheid stelt u de brandpuntsafstand en het maximale
diafragma in via Objectieven zonder CPU (0 212).
16 Kan worden gebruikt in de handmatige belichtingsstanden bij sluitertijden die ten
minste één stap langer zijn dan de flitssynchronisatietijd.
17 De belichting kan worden bepaald door het diafragma vooraf in te stellen. In de
belichtingsstand Automatische Diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen
met de diafragmaring alvorens de belichting te vergrendelen of het objectief te
verschuiven. In de handmatige belichtingsstand moet u het diafragma instellen met
de diafragmaring en de belichting bepalen alvorens het objectief te verschuiven.
18 Belichtingscorrectie is vereist in combinatie met de AI 28-85mm f/3.5-4.5, AI 35-
105mm f/3.5-4.5, AI 35-135mm f/3.5-4.5 en de AF-S 80-200mm f/2.8D. Raadpleeg de
handleiding van de teleconverter voor meer informatie.
19 Automatische tussenring PK-12 of PK-13 is vereist. Afhankelijk van de
cameraoriëntatie is mogelijk de PB-6D vereist.
20 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma. In de belichtingsstand automatische
diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen via de scherpsteltoepassing
alvorens de belichting te bepalen en de foto te maken.
Voor de repro-unit PF-4 is de camerahouder PA-4 vereist.
Ruis in de vorm van horizontale lijnen worden mogelijk in foto’s weergegeven die zijn
gemaakt met AF-S Zoom Nikkor 24-85 mm f/3.5-4.5G (IF)-objectieven bij ISO-
gevoeligheden van meer dan 6400; gebruik handmatige scherpstelling of
scherpstelvergrendeling.
373
n
A CPU- en G- en D-type objectieven herkennen
Het is raadzaam CPU-objectieven (voornamelijk G- en D-types) te gebruiken,
maar merk op dat IX-NIKKOR-objectieven niet geschikt zijn. CPU-
objectieven kunt u herkennen aan de CPU-contacten, G- en D-type
objectieven herkent u aan een letter op de objectiefvatting. G-type
objectieven zijn niet uitgerust met een diafragmaring.
A De AF-S/AF-I teleconverter
De AF-S/AF-I teleconverter kan worden gebruikt met de volgende AF-S- en
AF-I-objectieven:
AF-S NIKKOR 70-200mm f/2.8G ED
VR II
AF-S VR 70-200mm f/2.8G ED
AF-S 80-200mm f/2.8D ED
AF-S VR Micro-Nikkor 105mm
f/2.8G IF-ED
1
AF-S NIKKOR 200mm f/2G ED VR II
AF-S VR 200mm f/2G ED
AF-S NIKKOR 200-400mm f/4G ED
VR II
2
AF-S VR 200-400mm f/4G ED
2
AF-S NIKKOR 300mm f/2.8G ED VR II
AF-S VR 300mm f/2.8G ED
AF-S 300mm f/2.8D ED II
AF-S 300mm f/2.8D ED
AF-I 300mm f/2.8D ED
AF-S 300mm f/4D ED
2
AF-S NIKKOR 400mm f/2.8G ED VR
AF-S 400mm f/2.8D ED II
AF-S 400mm f/2.8D ED
AF-I 400mm f/2.8D ED
AF-S NIKKOR 500mm f/4G ED VR
2
AF-S 500mm f/4D ED II
2
AF-S 500mm f/4D ED
2
AF-I 500mm f/4D ED
2
AF-S NIKKOR 600mm f/4G ED VR
2
AF-S 600mm f/4D ED II
2
AF-S 600mm f/4D ED
2
AF-I 600mm f/4D ED
2
1 Autofocus wordt niet ondersteund.
2 Autofocus en elektronische
afstandsmeting ondersteunen de
rechts aangeduide
scherpstelpunten in combinatie
met TC-17E II, TC-20E II of TC-20E III AF-S teleconverters. Bij het gebruik met
TC-20E II/TC-20E III worden scherpstelgegevens voor andere scherpstelpunten dan
het middelste scherpstelpunt verkregen door lijnsensoren. Enkelpunts AF wordt
gebruikt wanneer 3D-tracking of automatisch veld-AF is geselecteerd voor AF-
veldstand (0 93); bij gecombineerde diafragma's trager dan f/5.6 is de camera
mogelijk niet in staat scherp te stellen op donkere onderwerpen of onderwerpen
met een laag contrast.
Diafragmaring
CPU-objectief G-type objectief D-type objectief
CPU-contacten
TC-17E II
TC-20E II/
TC-20E III
374
n
A De f-waarde van het objectief
De f-waarde in objectiefnamen staat voor het maximale diafragma van het
objectief.
D PC-E NIKKOR 24mm f/3.5D ED-objectieven
Door het kantelen van een op de camera gemonteerde PC-E NIKKOR 24mm
f/3.5D ED kan het objectief in aanraking komen met de camerabody, wat
letsel of schade aan het product tot gevolg kan hebben. Neem deze
voorzorgsmaatregelen in acht bij het kantelen van het objectief.
A Compatibele objectieven zonder CPU
Selecteer de belichtingsstand g of h en stel het diafragma in met behulp van
de diafragmaring van het objectief bij het gebruik van objectieven zonder
CPU en accessoires. In andere standen wordt de ontspanknop
uitgeschakeld. Objectief zonder CPU (0 212) kan worden gebruikt om vele
functies van de CPU-objectieven in te schakelen, inclusief
kleurenmatrixmeting. Als er geen gegevens beschikbaar zijn, wordt
centrumgerichte meting gebruikt in plaats van kleurenmatrixmeting. Als het
maximale diafragma niet beschikbaar is, toont de diafragmaweergave van
de camera het aantal stops van het maximale diafragma en de werkelijke
diafragmawaarde moet van de diafragmaring worden afgelezen.
D Niet-compatibele accessoires en objectieven zonder CPU
Het volgende kan niet worden gebruikt met de D800:
TC-16AS AF-teleconverter
Niet-AI-objectieven
Objectieven die alleen werken met
de AU-1-scherpsteleenheid (400mm
f/4.5, 600mm f/5.6, 800mm f/8,
1200mm f/11)
Fisheye-lens (6mm f/5.6, 7,5mm f/5.6,
8mm f/8, OP 10mm f/5.6)
•2,1cm f/4
Tussenring K2
180-600mm f/8 ED (serienummers
174041–174180)
360-1200mm f/11 ED (serienummers
174031–174127)
200-600mm f/9.5 (serienummers
280001–300490)
AF-objectieven voor de F3AF
(AF 80mm f/2.8, AF 200mm f/3.5 ED,
AF teleconverter TC-16)
PC 28mm f/4 (serienummer 180900
of eerder)
PC 35mm f/2.8 (serienummers
851001–906200)
PC 35mm f/3.5 (oud model)
1000mm f/6.3 Reflex (oud model)
1000mm f/11 Reflex (serienummers
142361–143000)
2000mm f/11 Reflex (serienummers
200111–200310)
375
n
A De ingebouwde flitser
De ingebouwde flitser kan worden gebruikt met CPU-objectieven met
brandpuntsafstanden van 24 mm (16 mm in DX-formaat) tot 300 mm,
waarbij moet worden opgemerkt dat de flitser bij sommige afstanden of
brandpuntsafstanden het onderwerp niet volledig zal kunnen verlichten als
gevolg van de door het objectief opgeworpen schaduw, terwijl objectieven
die het zicht van het onderwerp op de lamp voor rode-ogenreductie
belemmeren het goed functioneren van rode-ogenreductie kunnen
hinderen. Verwijder de zonnekap om schaduwen te voorkomen. De flitser
heeft een minimumbereik van 0,6 m en kan niet worden gebruikt in het
macrobereik van macro-zoomobjectieven. Bij de volgende objectieven kan
de flitser mogelijk niet het hele onderwerp belichten op afstanden die korter
zijn dan de afstanden in de onderstaande tabel:
Objectief
Zoomstand
Minimumafstand
zonder vignettering
DX
AF-S DX Zoom-Nikkor 12-24mm
f/4G IF-ED
18–24 mm Geen vignettering
AF-S DX Zoom-Nikkor 17-55mm
f/2.8G IF-ED
20 mm 1,5 m
24–55 mm Geen vignettering
FX
AF-S NIKKOR 16-35mm f/4G ED VR 35 mm 1,0 m
AF-S Zoom-Nikkor 17-35mm
f/2.8D IF-ED
28 mm 1,0 m
35 mm Geen vignettering
AF Zoom-Nikkor 18-35mm
f/3.5-4.5D IF-ED
24 mm 1,0 m
28–35 mm Geen vignettering
AF Zoom-Nikkor 20-35mm f/2.8D IF
24 mm 1,0 m
28–35 mm Geen vignettering
AF-S NIKKOR 24-70mm f/2.8G ED
35 mm 1,0 m
50–70 mm Geen vignettering
AF-S VR Zoom-Nikkor 24-120mm
f/3.5-5.6G IF-ED
24 mm 1,0 m
28–120 mm Geen vignettering
AF-S NIKKOR 24-120mm f/4G ED VR
28 mm 1,0 m
35–120 mm Geen vignettering
AF-S Zoom-Nikkor 28-70mm
f/2.8D IF-ED
35 mm 1,5 m
50–70 mm Geen vignettering
AF-S NIKKOR 28-300mm
f/3.5-5.6G ED VR
35 mm 1,0 m
50–300 mm Geen vignettering
PC-E NIKKOR 24mm f/3.5D ED * 24 mm 1,5 m
* Niet verschoven of hellend.
376
n
Bij gebruik van de AF-S NIKKOR 14-24mm f/2.8G ED kan de flitser niet op
alle afstanden het hele voorwerp verlichten.
De ingebouwde flitser kan ook worden gebruikt met de AI-S, AI-, AI-
gewijzigd NIKKOR, Nikon E-reeks objectieven en objectieven zonder CPU
met een brandpuntsafstand van 24-300 mm. AI 50-300mm f/4.5, gewijzigde
AI 50-300mm f/4.5 en AI-S 50-300mm f/4.5 ED objectieven moeten worden
gebruikt bij een zoompositie van 180 mm of meer en AI 50-300mm f/4.5 ED
objectieven bij een zoompositie van 135 mm of meer.
377
n
A AF-hulpverlichting
De AF-hulpverlichting is geschikt voor objectieven met een
brandpuntsafstand van 24–200 mm. Bij de volgende objectieven kan
AF-hulpverlichting echter niet worden gebruikt om het scherpstellen te
ondersteunen:
AF-S VR Nikkor 200mm f/2G IF-ED
AF-S NIKKOR 200mm f/2G ED VR II
AF-S VR Zoom-Nikkor 200-400mm
f/4G IF-ED
AF-S NIKKOR 200-400mm
f/4G ED VR II
Bij afstanden van minder dan 0,7 m kunnen de volgende objectieven de
AF-hulpverlichting blokkeren en de automatische scherpstelling
belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF-S NIKKOR 16-35mm f/4G ED VR
AF-S Zoom-Nikkor 17-35mm
f/2.8D IF-ED
AF-S DX Zoom-Nikkor 17-55mm
f/2.8G IF-ED
AF-S DX NIKKOR 18-200mm
f/3.5-5.6G ED VR II
AF-S NIKKOR 24-70mm f/2.8G ED
AF-S VR Zoom-Nikkor 24-120mm
f/3.5-5.6G IF-ED
AF-S Zoom Nikkor ED 28-70mm
f/2.8D (IF)
AF Micro-Nikkor 200mm f/4D IF-ED
Bij afstanden van minder dan 1,1 m kunnen de volgende objectieven de
AF-hulpverlichting blokkeren en de automatische scherpstelling
belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF-S NIKKOR 24-120mm f/4G ED VR
AF-S NIKKOR 28-300mm
f/3.5-5.6G ED VR
AF-S DX Zoom-Nikkor 55-200mm
f/4-5.6G ED
Bij afstanden van minder dan 1,5 m kunnen de volgende objectieven de
AF-hulpverlichting blokkeren en de automatische scherpstelling
belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF-S NIKKOR 14-24mm f/2.8G ED
AF-S VR Zoom-Nikkor ED 70-200mm
f/2.8G (IF)
AF-S NIKKOR 70-200mm
f/2.8G ED VR II
AF Zoom-Nikkor 70-300mm f/4-5.6G
AF Zoom-Nikkor 80-200mm
f/2.8D ED
AF-S Zoom-Nikkor 80-200mm
f/2.8D IF-ED
Bij afstanden van minder dan 2,3 m kunnen de volgende objectieven de
AF-hulpverlichting blokkeren en de automatische scherpstelling
belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF VR Zoom-Nikkor 80-400mm f/4.5-5.6D ED
378
n
A De beeldhoek berekenen
De D800 kan worden gebruikt met Nikon-objectieven voor
kleinbeeldcamera's (135). Als Automatische DX-uitsnede ingeschakeld is
(0 79) en er een 35 mm objectief is bevestigd, zal de hoek hetzelfde zijn als
een beeld van een 35 mm film (35,9 × 24,0 mm); als er een DX-objectief is
bevestigd, wordt de beeldhoek automatisch aangepast naar 23,4 × 15,6 mm
(DX-formaat).
Om een beeldhoek te kiezen anders dan het huidige objectief, schakel
Automatische DX-uitsnede uit en selecteer uit FX (36×24), 1,2× (30×20),
DX (24×16) en 5:4 (30×24). Als er een 35 mm objectief is bevestigd, kan de
beeldhoek 1,5 × worden verkleind door het selecteren van DX (24×16) of
1,2 × door het selecteren van 1,2× (30×20), om een kleiner veld te belichten,
of de beeldverhouding kan worden gewijzigd door het selecteren van 5:4
(30×24).
Objectief
FX (36×24) beeldgrootte (35,9 × 24,0 mm,
equivalent aan kleinbeeldcamera)
Beelddiagonaal
DX (24×16) beeldgrootte
(23,4 × 15,6 mm, equivalent aan DX-
formaat camera)
5:4 (30×24) beeldgrootte
(30,0 × 24,0 mm)
Beeldhoek (FX (36×24);
kleinbeeldcamera)
Beeldhoek (DX (24×16); DX-formaat)
Beeldhoek (5:4 (30×24))
1,2× (30×20) beeldgrootte
(30,0 × 19,9 mm)
Beeldhoek (1,2× (30×20))
379
n
A De beeldhoek berekenen (vervolg)
De DX (24×16) beeldhoek is circa 1,5 keer kleiner dan de 35 mm beeldhoek,
terwijl de 1,2× (30×20) beeldhoek circa 1,2 keer kleiner is en de 5:4 (30×24)
beeldhoek circa 1,1 keer kleiner is. Vermenigvuldig, om de
brandpuntsafstand van objectieven in 35 mm formaat te berekenen
wanneer DX (24×16) is geselecteerd, de brandpuntsafstand van het
objectief met circa 1,5 of met circa 1,2 wanneer 1,2× (30×20) is geselecteerd
of met circa 1,1 wanneer 5:4 (30×24) is geselecteerd (bijvoorbeeld de
effectieve brandpuntsafstand van een 50 mm objectief in 35 mm formaat
zou 75 mm moeten zijn wanneer DX (24×16) is geselecteerd, 60 mm
wanneer 1,2× (30×20) is geselecteerd of 55 mm wanneer 5:4 (30×24) is
geselecteerd).
380
n
Optionele flitsers (Speedlights)
De camera ondersteunt het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS)
en kan worden gebruikt met CVS-compatibele flitsers. Optionele
flitsers kunnen rechtstreeks op de accessoireschoen van de camera
worden bevestigd zoals hieronder wordt beschreven. De
accessoireschoen is voorzien van een vergrendeling voor flitsers met
een vergrendelingspin.
1 Verwijder het afdekkapje van de
accessoireschoen.
2 Monteer de flitser op de
accessoireschoen.
Raadpleeg de handleiding van de flitser
voor meer informatie. De ingebouwde
flitser zal niet flitsen wanneer een optionele
flitser is bevestigd.
A De flitseraansluiting
Indien vereist kan een synchronisatiekabel op de
flitseraansluiting worden aangesloten. Sluit geen
andere flitser aan via een synchronisatiekabel
wanneer u synchronisatie op het tweede gordijn
toepast met een flitser die op de accessoireschoen
van de camera is bevestigd.
381
n
Het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem
(CVS)
Nikons geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een
verbeterde communicatie tussen de camera en compatibele flitsers
voor betere flitsfoto’s.
❚❚ CVS-compatibele flitsers
De camera is geschikt voor de volgende CVS-compatibele flitsers:
De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600, SB-400 en SB-R200:
SU-800 draadloze Speedlight commander: Als de SU-800 op een CVS-
compatibele camera wordt bevestigd, kan deze worden gebruikt als
commander voor de externe flitsers SB-910, SB-900, SB-800, SB-700
en SB-600 of SB-R200 in maximaal drie groepen. De SU-800 zelf is
niet voorzien van een flitser.
Flitser
SB-910
1
SB-900
1
SB-800 SB-700
1
SB-600 SB-400
2
SB-R200
3
Kenmerk
Richtge
tal
4
ISO 100 34 34 38 28 30 21 10
ISO 200 48 48 53 39 42 30 14
1 Als een kleurfilter op de SB-910, SB-900 of SB-700 is bevestigd wanneer v of
N (flitser) is geselecteerd voor witbalans, zal de camera automatisch het filter
detecteren en de witbalans overeenkomstig aanpassen.
2 Draadloze flitserregeling is niet beschikbaar voor de SB-400.
3 Kan op afstand worden bediend met de ingebouwde flitser in de
commanderstand, met de optionele SB-910, SB-900, SB-800 of SB-700 flitser of
de SU-800 draadloze Speedlight Commander.
4 m, 20 °C, SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 bij 35 mm positie van de
zoomkop; SB-910, SB-900 en SB-700 bij standaardverlichting.
A Richtgetal
Als u het bereik van de flitser op vol vermogen wilt berekenen, deelt u het
richtgetal door het diafragma. Bijvoorbeeld bij ISO 100 beschikt de SB-800
over een richtgetal van 38 m (35 mm positie van de zoomkop); het bereik bij
een diafragma van f/5.6 is 38÷5,6 of circa 6,8 meter. Voor elke verdubbeling
van de ISO-gevoeligheid vermenigvuldigt u het richtgetal met de
vierkantswortel van twee (circa 1,4).
382
n
De volgende functies zijn beschikbaar voor CVS-compatibele flitsers:
1 Alleen beschikbaar als de SU-800 wordt gebruikt om andere flitsers aan te sturen. De
SU-800 zelf is niet voorzien van een flitser.
2 Standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR wordt gebruikt bij spotmeting of als deze
flitsstand op de flitser is geselecteerd.
3 Standaard i-DDL-flitser voor SLR wordt gebruikt bij spotmeting.
4 Geselecteerd op de flitser.
5 Automatisch diafragma (AA) wordt gebruikt, ongeacht de stand die is geselecteerd op
de flitser.
6 Kan met de camera worden geselecteerd.
7 Selecteer 1/320 sec. (autom. FP) of 1/250 sec. (autom. FP) voor persoonlijke
instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 299).
8 CPU-objectief vereist.
Flitser
SB-910
SB-900
SB-800 SB-700 SB-600 SB-400
Geavanceerde draadloze flitssturing
Master/commander Bediening op afstand
Flitsstand/functie
SB-910
SB-900
SB-800
SB-700
SU-800
1
SB-910
SB-900
SB-800
SB-700
SB-600
SB-R200
i-DDL
i-DDL
uitgebalanceerde
invulflits voor
digitale SLR
2
3
2
3
✔✔✔✔✔✔
AA
Automatisch
diafragma
4
———
5
5
5
——
A
Niet-DDL
automatisch
4
———
5
——
5
——
GN
Handmatig met
afstandsprioriteit
✔✔————————
M Handmatig ✔✔✔
6
✔✔✔✔✔✔
RPT
Stroboscopisch
flitsen
——— ✔✔✔
Automatische snelle FP-
synchronisatie
7
✔✔✔ ✔✔✔✔✔✔
Flitswaardevergrendeling ✔✔✔✔✔✔✔✔✔✔
AF-hulp voor meervelds-
AF
8
✔✔✔ ✔✔✔———
Doorgave van
flitskleurinformatie
✔✔✔✔✔✔————
REAR
Synchronisatie op
het tweede gordijn
✔✔✔✔✔✔✔✔✔✔
Y Rode-ogenreductie ✔✔✔✔✔✔————
Power zoom ✔✔✔ ✔✔————
383
n
A Overige flitsers
De volgende flitsers zijn geschikt in de stand niet-DDL automatisch en
handmatige standen.
Flitser SB-80DX,
SB-28DX,
SB-28, SB-26,
SB-25, SB-24
SB-50DX
SB-30, SB-27
1
,
SB-22S, SB-22,
SB-20, SB-16B,
SB-15
SB-23, SB-29
2
,
SB-21B
2
,
SB-29S
2
Flitsstand
A
Niet-DDL
automatisch
M Handmatig ✔✔✔✔
G
Stroboscopisch
flitsen
———
REAR
3
Synchronisatie
op het tweede
gordijn
✔✔✔✔
1 De flitsstand wordt automatisch ingesteld op DDL en de ontspanknop wordt
geblokkeerd. Stel de flitser in op A (niet-DDL automatisch flitsen).
2 Autofocus is alleen beschikbaar met AF-S VR Micro-Nikkor 105mm f/2.8G IF-ED en
AF-S Micro NIKKOR 60mm f/2.8G ED objectieven.
3 Beschikbaar wanneer de flitsstand met de camera wordt gekozen.
A Automatisch diafragma/Niet-DDL automatisch
Bij het kiezen van automatisch diafragma (AA) terwijl er een objectief zonder
CPU is bevestigd, wordt automatisch niet-DDL automatisch (A) geselecteerd,
tenzij de brandpuntsafstand en maximaal diafragma zijn gespecificeerd met
behulp van de optie Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 213).
384
n
D Opmerkingen over optionele flitsers
Raadpleeg de handleiding van de flitser voor meer informatie. Als de flitser
Nikons Creatieve Verlichtingssysteem ondersteunt, raadpleegt u het
hoofdstuk over CVS-compatibele SLR-camera’s. De D800 wordt niet in de
“digitale SLR” categorie van de SB-80DX-, SB-28DX- en SB-50DX-
handleidingen vermeld.
i-DDL flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden tussen de 100
en 6400. Bij waarden boven 6400 kunnen bij sommige afstanden of
diafragma-instellingen niet de gewenste resultaten worden verkregen. Als
de flitsgereedaanduiding na het maken van de foto nog ongeveer drie
seconden blijft knipperen, is de foto mogelijk onderbelicht terwijl de flitser
op de maximale sterkte heeft geflitst. Bekijk de foto in de monitor; indien
deze is onderbelicht, pas diafragma, ISO-gevoeligheid of de afstand tot het
onderwerp aan en probeer opnieuw.
Als u de SC-17, SC-28 of SC-29 synchronisatiekabel gebruikt om te
fotograferen met een externe flitser, wordt in de i-DDL-stand mogelijk niet
de juiste belichting bereikt. Gebruik bij voorkeur standaard i-DDL-
flitssturing. Maak een testopname en controleer het resultaat in de monitor.
Gebruik in de i-DDL-stand de groothoekdiffusor of reflectiekaart van de
flitser. Gebruik geen andere schermen, zoals reflectieschermen, aangezien
dit tot een onjuiste belichting kan leiden.
385
n
De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SB-400 bieden rode-
ogenreductie, terwijl de SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SU-800
zijn uitgerust met AF-hulpverlichting met de volgende beperkingen:
SB-910 en SB-900: AF-hulpverlichting
is beschikbaar voor 17–135 mm
AF-objectieven, autofocus is
echter alleen beschikbaar voor de
rechts aangeduide
scherpstelpunten.
SB-800, SB-600 en SU-800: AF-
hulpverlichting is beschikbaar
voor 24–105 mm AF-objectieven,
autofocus is echter alleen
beschikbaar voor de rechts
aangeduide scherpstelpunten.
SB-700: AF-hulpverlichting is
beschikbaar voor 24–135 mm AF-
objectieven, autofocus is echter
alleen beschikbaar voor de rechts
aangeduide scherpstelpunten.
In de belichtingsstand e wordt het maximale diafragma (laagste f-waarde)
beperkt overeenkomstig de ISO-gevoeligheid, zoals hieronder wordt
weergegeven:
Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van:
100 200 400 800 1600 3200 6400
455.67.181011
Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven
gegeven, dan wordt de maximale waarde voor diafragma het maximale
diafragma van het objectief.
17–19 mm 20–105 mm
106–135 mm
24–34 mm 35–49 mm 50–105 mm
24–27 mm 28–135 mm
386
n
A Flitserregelingsstand
Het informatiescherm geeft de flitserregelingsstand voor de optionele
ingebouwde flitsers als volgt weer:
Flitssynchronisatie Automatische FP (0 300)
i-DDL
Automatisch diafragma
(AA)
Niet-DDL automatische
flitser (A)
Handmatig met
afstandsprioriteit (GN)
Handmatig
Stroboscopisch flitsen
Geavanceerde draadloze
flitssturing
D Gebruik alleen originele Nikon-flitsaccessoires
Gebruik alleen Nikon-flitsers. Wanneer de accessoireschoen wordt
blootgesteld aan een negatieve spanning of een spanning van meer dan
250 V, kan dit niet alleen de normale werking verstoren, maar kunnen ook de
synchronisatieschakelingen van de camera of de flitser beschadigd raken.
Als u een Nikon-flitser wilt gebruiken die niet in dit hoofdstuk wordt
vermeld, dient u eerst een door Nikon geautoriseerd servicecenter te
raadplegen voor meer informatie.
387
n
Overige accessoires
Op het moment dat deze handleiding werd samengesteld, waren voor
de D800 de volgende accessoires beschikbaar.
Voedingsbronnen
Oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL15
(
0
19, 21): Extra EN-EL15
batterijen zijn verkrijgbaar in de detailhandel
en bij Nikon
servicevertegenwoordigers. Deze batterijen kunnen
worden herladen met behulp van de MH-25-batterijlader.
Batterijlader MH-25 (0 19): De MH-25 is geschikt voor het
herladen van EN-EL15 batterijen.
Multifunctionele battery pack MB-D12: De MB-D12 is
voorzien van een ontspanknop, een B-knop, een
multi-selector en een hoofd- en secundaire instelschijf
voor verbeterde werking wanneer u staande foto’s
(portretstand) maakt. Als u de MB-D12 wilt bevestigen,
verwijdert u het afdekkapje MB-D12 van de camera.
Het afdekkapje van het BL-5 batterijvak en een MH-26
batterijlader zijn vereist bij het gebruik van EN-EL18
batterijen.
Stroomaansluiting EP-5B, lichtnetadapter EH-5b
: Deze
accessoires kunnen worden gebruikt om de camera
gedurende langere tijd van stroom te voorzien (ook
kunnen EH-5a en EH-5 lichtnetadapters worden
gebruikt). Een EP-5B stroomaansluiting is vereist om de
camera op de EH-5b, EH-5a of EH-5 aan te sluiten; zie
pagina 391 voor meer informatie. Merk op dat wanneer
de camera wordt gebruikt met een MB-D12, de EP-5B in
de MB-D12 moet worden geplaatst en niet de camera.
Gebruik de camera niet met stroomaansluitingen voor
zowel in de camera als in de MB-D12.
Draadloze LAN-
adapters (0 245)
Draadloze zender WT-4
: Verbind de camera met draadloze en
Ethernet-netwerken. U kunt de foto’s op de geheugenkaart
op een computer binnen hetzelfde netwerk weergeven of
naar een computer kopiëren, waar u ze voor langere tijd kunt
opslaan. De camera kan ook vanaf elke computer binnen het
netwerk worden bediend met Camera Control Pro 2 (los
verkrijgbaar). Merk op dat de WT-4 een onafhankelijke
stroombron vereist in de vorm van een optionele EH-6b
lichtnetadapter of EN-EL3e batterij. Raadpleeg de
handleiding van de WT-4 voor meer informatie. Gebruik altijd
de nieuwste versie van de WT-4-software.
388
n
Accessoires voor
zoekeroculair
Rubberen oogschelp DK-19: De DK-19 laat het beeld in de
zoeker gemakkelijker zien, waarbij oogmoeheid wordt
voorkomen.
Zoekerobjectief met dioptrieregelaar DK-17C: Om de camera
aan het gezichtsvermogen van individuele gebruikers
aan te passen, zijn zoekerobjectieven beschikbaar met
een dioptrie van –3,2, 0, +1 en +2 m
–1
. Gebruik alleen
zoekerobjectieven met dioptrie-instelling als
scherpstellen niet lukt met behulp van de ingebouwde
dioptrieregelaar (–3 tot +1 m
–1
). Test de objectieven
met dioptrie-instelling alvorens ze aan te schaffen,
zodat u zeker weet dat ze het gewenste effect hebben.
De DK-17C is uitgerust met een
veiligheidsvergrendeling.
Vergrotend oculair DK-17M: De DK-17M vergroot het zicht
door de zoeker met circa 1,2 × voor grotere
nauwkeurigheid tijdens het kadreren. De DK-17M is
uitgerust met een veiligheidsvergrendeling.
Zoekerloep DG-2: De DG-2 vergroot het onderwerp in het
midden van de zoeker voor meer nauwkeurige
scherpstelling. DK-18 oculairadapter (los verkrijgbaar)
is vereist.
Oculairadapter DK-18: De DK-18 wordt gebruikt bij het
bevestigen van de DG-2 vergroter of DR-3 hoekzoeker
op de D800.
Anti-condens zoekeroculair DK-14/Anti-condens zoekeroculair DK-
17A: Deze zoekeroculairs voorkomen condens in
vochtige en koude omstandigheden. De DK-17A is
uitgerust met een veiligheidsvergrendeling.
Hoekzoeker DR-5/Hoekzoeker DR-4
: De DR-5 en DR-4 worden in
een rechte hoek op het zoekeroculair bevestigd zodat u
het beeld in de zoeker in een rechte hoek ten opzichte van
het objectief kunt bekijken van boven af met de camera in
horizontale opnamestand. De DR-5 ondersteunt
dioptrieregeling en kan tevens het zicht door de zoeker
2 × vergroten voor grotere nauwkeurigheid tijdens het
kadreren (merk op dat de randen van het beeld niet
zichtbaar zijn bij het vergroten van het zicht).
Accessoires voor
afstandsbedieningsaans
luiting
De D800 is voorzien van een tien-pins
afstandsbedieningsaansluiting (0 3) voor bediening op
afstand en automatisch fotograferen. De aansluiting is
voorzien van een afdekkapje, dat de contacten
beschermt als de aansluiting niet in gebruik is. De
volgende accessoires kunnen worden gebruikt (de
vermelde lengte is een benadering):
389
n
Accessoires voor
afstandsbedieningsaans
luiting
Afstandsbedieningskabel MC-22: Een kabel met een blauw,
geel en zwart contact waarmee de camera kan worden
aangesloten op een externe ontspaninrichting en via
geluidssignalen of elektronische signalen kan worden
bediend (lengte 1 m).
Afstandsbedieningskabel MC-30: Op afstand ontspannen;
kan worden gebruikt om cameratrilling te verminderen
(lengte 80 cm).
Afstandsbedieningskabel MC-36: Ontspannen op afstand;
kan worden gebruikt voor intervalfotografie, om
cameratrilling te verminderen of de sluiter open te
houden tijdens lange tijdopname (lengte 85 cm).
Verlengkabel MC-21: Kan worden aangesloten op de ML-3
of MC-serie 20, 22, 23, 25, 30 of 36. Er kan slechts één
MC-21 tegelijkertijd worden gebruikt (lengte 3 m).
Verbindingskabel MC-23: Verbind twee camera’s met elkaar
voor gelijktijdige bediening (lengte 40 cm).
Adapterkabel MC-25: Een tien-pins naar twee-pins
adapterkabel voor aansluiting op apparaten met 2-pins
aansluitingen, waaronder de MW-2 draadloze
afstandsbedieningsset, de MT-2 intervaltimer en de
ML-2 Modulite afstandsbedieningsset (lengte 20 cm).
GPS-apparaat GP-1 (0 215): Registreer lengtegraad,
breedtegraad, hoogte en UTC-tijd op foto’s.
GPS-adapterkabel MC-35 (0 215): Deze kabel van 35 cm
verbindt de camera met oudere GPS-apparaten uit de
GARMIN eTrex- en geko-serie die voldoen aan versie
2.01 of 3.01 van de National Marine Electronics
Association NMEA0183-gegevensindeling.
Ondersteuning geldt alleen voor modellen die
kabelverbindingen voor de pc-interface ondersteunen;
de MC-35 kan niet worden gebruikt om GPS-apparaten
via USB aan te sluiten. Deze apparaten worden met
behulp van een kabel met een D-sub 9-pins connector
op de MC-35 aangesloten, welke door de fabrikant van
het GPS-apparaat wordt geleverd; zie voor meer
informatie de instructiehandleiding van de MC-35. Stel
het GPS-apparaat in op de NMEA-stand (4800 baud)
alvorens de camera in te schakelen; zie voor meer
informatie de documentatie die met uw GPS-apparaat
werd geleverd.
Modulite afstandsbedieningsset ML-3:
Infraroodafstandsbediening met een bereik van
maximaal 8 m.
390
n
Filters
Filters bedoeld voor fotografie met specialeffect kunnen
mogelijk interfereren met autofocus of de elektronische
afstandsmeter.
De D800 kan niet worden gebruikt met lineaire
polarisatiefilters. Gebruik in plaats daarvan de C-PL of
C-PLII circulaire polarisatiefilter.
Gebruik NC-filters om het objectief te beschermen.
Als u een onderwerp in sterk tegenlicht fotografeert of
als zich een sterke lichtbron in het beeld bevindt, wordt
het gebruik van een filter afgeraden om spookbeelden
te voorkomen.
Centrumgerichte meting wordt aanbevolen bij gebruik
van filters met een belichtingsfactor (filterfactor) van
meer dan 1 × (Y44, Y48, Y52, O56, R60, X0, X1, C-PL,
ND2S, ND4, ND4S, ND8, ND8S, ND400, A2, A12, B2, B8,
B12). Raadpleeg de filterhandleiding voor meer
informatie.
PC-kaartadapters
PC-kaartadapter EC-AD1
: Met de EC-AD1 PC-kaartadapter
kunnen CompactFlash-geheugenkaarten van het Type I in
PCMCIA-kaartsleuven worden geplaatst.
Software
•CaptureNX 2
: Een compleet fotobewerkingspakket met
geavanceerde functies, waaronder een automatische
retoucheerborstel en selectie van controlepunten.
Camera Control Pro 2
: Bedient de camera op afstand vanaf
een computer om films en foto’s op te nemen en foto’s
direct op de vaste schijf opslaan.
Opmerking
: Gebruik de nieuwste versies van de Nikon-software;
raadpleeg de websites die staan vermeld op pagina xx voor de
laatste informatie over ondersteunde besturingssystemen. Als
standaardinstelling controleert Nikon Message Center 2
periodiek naar updates voor Nikon-software en -firmware zo
lang als u bent ingelogd op een account op de computer en de
computer met het internet verbonden is. Er wordt automatisch
een bericht weergegeven wanneer er een update is gevonden.
Bodydoppen
Bodydop BF-1B/Bodydop BF-1A: De bodydop houdt de
spiegel, het zoekerscherm en het laagdoorlaatfilter
stofvrij wanneer er geen objectief is geplaatst.
Microfoons
Stereomicrofoon
ME-1
(
0
65): Sluit de ME-1 op de
microfoonaansluiting van de camera aan voor het opnemen
van stereogeluid terwijl het geluid wordt verminderd dat
wordt veroorzaakt door objectieftrilling bij het opnemen van
films tijdens autofocus.
391
n
Een stroomaansluiting en lichtnetadapter
bevestigen
Zet de camera uit voordat u de optionele stroomaansluiting en
lichtnetadapter aansluit.
1 Maak de camera gereed.
Open de deksel van het batterijvak (q) en
stroomaansluiting (w).
2 Plaats de EP-5B stroomaansluiting.
Plaats de aansluiting in de aangegeven
richting en gebruik de aansluiting om de
oranje batterijvergrendeling naar één zijde
ingedrukt te houden. De vergrendeling
vergrendelt de aansluiting zodra de
aansluiting volledig is geplaatst.
3 Sluit het deksel van het batterijvak.
Leid de kabel van de stroomaansluiting
door de daarvoor bestemde gleuf en sluit
het deksel van het batterijvak.
392
n
4 Sluit de lichtnetadapter aan.
Sluit het netsnoer van de lichtnetadapter aan op de
wisselstroomaansluiting op de lichtnetadapter (e) en het
netsnoer van de EP-5B netsnoer op de gelijkstroomaansluiting
(r). Wanneer de camera door de lichtnetadapter en
stroomaansluiting wordt gevoed, schakelt de
batterijniveauweergave uit.
393
n
Behandeling van uw camera
Opslag
Als u de camera gedurende langere tijd niet gebruikt, verwijdert u de
batterij, plaatst u het afdekkapje en bewaart u de batterij op een koele,
droge plek. u voorkomt de vorming van schimmel of meeldauw door
de camera in een droge, goed geventileerde ruimte te bewaren. Berg
de camera niet op met nafta- of kamfermottenballen of in de volgende
omstandigheden:
in ruimten die slecht geventileerd zijn of waar de luchtvochtigheid
hoger is dan 60%
in de nabijheid van apparaten die sterke elektromagnetische velden
genereren, zoals televisie- of radiotoestellen
in ruimten waar de temperatuur hoger dan 50 °C of lager dan
–10 °C is
Reinigen
Gebruik geen alcohol, thinner of andere vluchtige vloeistoffen.
Camerabody
Gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de
camerabody vervolgens schoon met een zachte, droge doek. Na
gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u eventueel
zand of zout te verwijderen met een doek die licht is bevochtigd
met gedistilleerd water. Droog de camera daarna grondig af.
Belangrijk: Vuil of stof in de camera kan schade veroorzaken die niet
door de garantie wordt gedekt.
Objectief,
spiegel en
zoeker
Deze glazen onderdelen raken gemakkelijk beschadigd.
Verwijder stof en vuil met een blaasbalgje. Als u een
luchtspuitbus gebruikt, houd de bus dan verticaal om te
voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt. Verwijder
vingerafdrukken en andere vlekken door een beetje lensreiniger
op een zachte doek aan te brengen en het glas voorzichtig
schoon te vegen.
Monitor
Verwijder stof en vuil met een blaasbalgje. Voor het weghalen
van vingerafdrukken en andere vlekken kunt u het oppervlak
voorzichtig met een zachte doek of zeem schoonvegen. Duw
hierbij niet te hard, aangezien dit kan leiden tot schade of storing.
394
n
Het laagdoorlaatfilter
De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera, is
voorzien van een laagdoorlaatfilter dat moirévorming moet
voorkomen. Als u vermoedt dat vuil- of stofdeeltjes die op het filter
zitten op de foto’s te zien zijn, kunt u het filter reinigen via de optie
Beeldsensor reinigen in het setup-menu. U kunt het filter op elk
gewenst moment reinigen door de optie Nu reinigen te selecteren.
U kunt ook instellen dat het filter automatisch wordt gereinigd
wanneer de camera wordt in- of uitgeschakeld.
❚❚ “Nu reinigen”
1 Zet de camera neer met de onderzijde
omlaag.
De beeldsensor kan het beste worden
gereinigd als de camera wordt neergezet
met de onderzijde omlaag, zoals rechts
wordt weergegeven.
2 Selecteer Beeldsensor
reinigen in het setup-
menu.
Druk op G om de menu’s
weer te geven. Markeer
Beeldsensor reinigen in het
setup-menu en druk op 2.
G-knop
395
n
3 Selecteer Nu reinigen.
Markeer Nu reinigen en
druk op J. De camera
controleert de beeldsensor
en begint vervolgens met
reinigen. Dit proces duurt
circa tien seconden;
gedurende deze tijd wordt
1 in het
bedieningspaneel
weergegeven en kunnen er
geen andere bewerkingen
worden uitgevoerd.
Verwijder of ontkoppel de
voedingsbron niet voordat
het reinigen is voltooid en
1 niet langer wordt
weergegeven.
J-knop
396
n
❚❚ “Reinigen bij aan-/uitzetten”
Kies uit de volgende opties:
1 Selecteer Reinigen bij aan-/
uitzetten.
Geef het menu Beeldsensor
reinigen weer, zoals wordt
beschreven in stap 2 op de vorige
pagina. Markeer Reinigen bij
aan-/uitzetten en druk op 2.
2 Selecteer een optie.
Markeer een optie en druk
op J.
Optie Beschrijving
5
Reinigen bij
aanzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens
wanneer de camera wordt aangezet.
6
Reinigen bij
uitzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens
wanneer de camera wordt uitgezet.
7
Reinigen bij aan-
en uitzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd wanneer
de camera wordt aan- of uitgezet.
Reiniging uit De beeldsensor wordt niet automatisch gereinigd.
J-knop
397
n
❚❚ Handmatig reinigen
Als u stof of vuil niet van het laagdoorlaatfilter kunt verwijderen via de
optie Beeldsensor reinigen (0 394) in het setup-menu, kan het filter
handmatig worden gereinigd zoals hieronder beschreven. Denk er
echter aan dat het laagdoorlaatfilter uitermate kwetsbaar is en
gemakkelijk beschadigd kan raken. Nikon beveelt aan het reinigen van
het filter over te laten aan door Nikon geautoriseerd servicepersoneel.
1 Laad de batterij op of gebruik een lichtnetadapter.
Gebruik een betrouwbare stroombron wanneer u het
laagdoorlaatfilter controleert of reinigt. Zet de camera uit en
plaats een volledig opgeladen EN-EL15 batterij of gebruik een
optionele EP-5B stroomaansluiting en EH-5b lichtnetadapter.
2 Verwijder het objectief.
Zet de camera uit en verwijder het objectief.
D Reiniging van de beeldsensor
Het gebruik van camerabesturingen tijdens het opstarten, onderbreekt
reiniging van de beeldsensor. Het reinigen van de beeldsensor bij het
opstarten wordt mogelijk niet uitgevoerd als de flitser wordt geladen.
Reiniging gebeurt door het laten trillen van het laagdoorlaatfilter. Als stof
niet volledig kan worden verwijderd via de opties in het menu Beeldsensor
reinigen, reinig de beeldsensor handmatig (zie hieronder) of neem contact
op met een door Nikon geautoriseerd servicecenter.
Als de beeldsensor enkele keren achter elkaar wordt gereinigd, kan de
reinigingsfunctie tijdelijk worden geblokkeerd om de interne schakelingen
van de camera te beschermen. Na een korte pauze kan de beeldsensor weer
worden gereinigd.
398
n
3 Selecteer Spiegel
omhoog (CCD reinigen).
Zet de camera aan en druk
op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Spiegel omhoog
(CCD reinigen) in het setup-
menu en druk op 2 (deze optie is niet beschikbaar bij een
batterijniveau van J of lager).
4 Druk op J.
Het bericht rechts verschijnt op de
monitor en in het bedieningspaneel en in
de zoeker wordt een rij streepjes
weergegeven. Als u de normale werking
wilt herstellen zonder het
laagdoorlaatfilter te inspecteren, zet u de
camera uit.
5 Klap de spiegel omhoog.
Druk de ontspanknop volledig
in. De spiegel wordt omhoog
geklapt en het sluitergordijn
wordt geopend, zodat het
laagdoorlaatfilter zichtbaar wordt. De zoekerweergave wordt
uitgeschakeld en de rij streepjes in het bedieningspaneel begint
te knipperen.
G-knop
399
n
6 Controleer het laagdoorlaatfilter.
Houd de camera zodanig vast dat er licht op
het laagdoorlaatfilter valt en onderzoek het
filter op stof en vuil. Als er geen stof of vuil
aanwezig is, gaat u verder met stap 8.
7 Reinig het filter.
Verwijder stof en vuil op het filter met een
blaasbalgje. Gebruik geen blaaskwastje,
aangezien de haartjes van het kwastje het
filter kunnen beschadigen. Alleen door
Nikon geautoriseerd servicepersoneel mag
vuil verwijderen dat niet kan worden weggeblazen met een
blaasbalgje. U mag het filter onder geen beding aanraken of
schoonpoetsen.
8 Zet de camera uit.
De spiegel wordt weer neergeklapt en het sluitergordijn gaat
dicht. Plaats het objectief of de bodydop terug.
400
n
D Gebruik een betrouwbare voedingsbron
Het sluitergordijn is kwetsbaar en kan gemakkelijk beschadigd raken. Als de
camera wordt uitgeschakeld terwijl de spiegel is opgeklapt, wordt het
sluitergordijn automatisch gesloten. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan het sluitergordijn te
voorkomen:
Zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet
wanneer de spiegel is opgeklapt.
Als de batterij leeg raakt terwijl de spiegel is opgeklapt, klinkt er een
geluidssignaal en gaat het zelfontspannerlampje knipperen om u te
waarschuwen dat na circa twee minuten het sluitergordijn dichtgaat en de
spiegel wordt neergeklapt. Beëindig de reiniging of de inspectie
onmiddellijk.
D Verontreinigingen op het laagdoorlaatfilter
Nikon stelt al het mogelijke in het werk om te voorkomen dat tijdens
productie en vervoer verontreinigingen in contact komen met het
laagdoorlaatfilter. De D800 is echter ontworpen voor gebruik met
verwisselbare objectieven en het is mogelijk dat bij het verwisselen van
objectieven stof of vuil binnendringt. Eenmaal in de camera kunnen deze
verontreinigingen zich aan het laagdoorlaatfilter hechten en onder
bepaalde omstandigheden in foto’s zichtbaar zijn. Als u de camera wilt
beschermen wanneer er geen objectief is geplaatst, dient u beslist de
bodydop op de camera te plaatsen, waarbij u erop moet letten dat u eerst
alle stof en vuil van de bodydop verwijdert.
Als er toch stof of vuil terechtkomt op het laagdoorlaatfilter, maakt u het filter
schoon zoals hierboven wordt beschreven of laat u door Nikon geautoriseerd
servicepersoneel het filter reinigen. Foto's die door verontreinigingen op het
laagdoorlaatfilter zijn beïnvloed, kunnen worden geretoucheerd met
Capture NX 2 (los verkrijgbaar;
0
390) of met vergelijkbare functies in
beeldbewerkingssoftware van een andere fabrikant.
D Onderhoud van de camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist. Nikon
beveelt aan de camera elke één tot twee jaar te laten nakijken door de
leverancier of het servicecenter van Nikon en elke drie tot vijf jaar een
onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat hieraan kosten
verbonden zijn). Regelmatige inspectie en onderhoud worden vooral
aanbevolen wanneer u de camera voor professionele doeleinden gebruikt.
Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met uw camera eventuele
accessoires die u veel gebruikt, zoals objectieven of optionele flitsers, te
laten nakijken en onderhouden.
401
n
Onderhoud van camera en
batterij: waarschuwingen
Niet laten vallen: blootstelling aan sterke schokken of trillingen kan tot storingen
leiden.
Droog houden: dit product is niet waterbestendig, onderdompeling in water of
blootstelling aan een hoge luchtvochtigheid kan tot storing leiden. Roest van
het interne mechanisme kan tot onherstelbare schade leiden.
Vermijd plotselinge temperatuurverschillen: plotselinge temperatuurverschillen,
zoals die zich voordoen bij het binnenkomen of verlaten van een verwarmd
gebouw op een koude dag, kunnen condensatie in de camera veroorzaken. U
voorkomt condensatie door de camera in een cameratas of in een plastic tas te
plaatsen voordat u deze aan plotselinge temperatuurverschillen blootstelt.
Uit de buurt van sterke magnetische velden houden: u dient dit apparaat niet te
gebruiken of op te bergen in de buurt van apparatuur die een sterke
elektromagnetische straling of sterke magnetische velden produceert. Sterke
statische ladingen of de magnetische velden die worden geproduceerd door
bijvoorbeeld zendapparatuur, kunnen storingen veroorzaken op de monitor,
informatie op de geheugenkaart beschadigen of de interne schakelingen van
het product aantasten.
Het objectief niet langdurig op de zon richten: richt het objectief niet gedurende lange
tijd op de zon of een andere sterke lichtbron. Blootstelling aan intens licht kan
beschadiging van de beeldsensor of een witte onscherpte op de foto’s tot
gevolg hebben.
402
n
Reiniging: gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de
camerabody voorzichtig schoon met een zachte, droge doek. Na gebruik van
de camera op het strand of aan zee dient u eventueel aanwezig zand of zout te
verwijderen met een doek die licht bevochtigd is met schoon water. Droog de
camera daarna grondig af. In zeer uitzonderlijke gevallen wordt het lcd-
venster lichter of donkerder als gevolg van statische elektriciteit. Dit duidt niet
op een storing, de normale weergave wordt snel hersteld.
Het objectief en de spiegel kunnen gemakkelijk beschadigd raken. Verwijder
stof en vuil voorzichtig met een blaasbalgje. Als u een luchtspuitbus gebruikt,
houd de bus dan verticaal om te voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt.
Verwijder vingerafdrukken en andere vlekken van het objectief door een
beetje lensreiniger op een zachte doek aan te brengen en het glas voorzichtig
schoon te vegen.
Zie “Het laagdoorlaatfilter” (0 394) voor informatie over de reiniging van het
laagdoorlaatfilter.
Objectiefcontacten: houd de objectiefcontacten schoon.
Raak het sluitergordijn niet aan: het sluitergordijn is heel dun en zeer kwetsbaar.
Oefen nooit druk uit op het sluitergordijn, duw er niet op met
reinigingshulpmiddelen en stel het nooit bloot aan de sterke luchtstroom van
een blaasbalgje. Dit kan krassen, vervorming of scheuren veroorzaken.
Het sluitergordijn lijkt onregelmatig te zijn gekleurd, maar dit heeft geen
invloed op de foto’s en duidt geen defect aan.
Opslag: u voorkomt de vorming van schimmel of meeldauw door de camera in
een droge, goed geventileerde ruimte te bewaren. Gebruikt u een
lichtnetadapter, trek dan de stekker uit het stopcontact om brand te
voorkomen. Wanneer u niet van plan bent de camera binnen afzienbare tijd te
gebruiken, verwijder dan de batterij om lekkage te voorkomen en berg de
camera op in een plastic zak met een droogmiddel. Plaats de cameratas echter
niet in een plastic zak, aangezien het materiaal hierdoor kan worden
aangetast. Denk er ook aan dat het droogmiddel na verloop van tijd zijn
vermogen om vocht te absorberen verliest en daarom regelmatig dient te
worden vervangen.
U voorkomt schimmel en meeldauw door de camera ten minste één keer per
maand uit de opslag te halen. Zet de camera aan en ontspan de sluiter een
aantal malen voordat u de camera weer opbergt.
Bewaar de batterij op een koele, droge plaats. Plaats het afdekkapje van de
batterij terug wanneer u de batterij opbergt.
403
n
De camera uitzetten alvorens de voedingsbron te verwijderen of los te koppelen: trek de
stekker van de lichtnetadapter niet uit het stopcontact en verwijder de batterij
niet wanneer de camera aan staat of terwijl beelden worden opgeslagen of
gewist. In deze gevallen kan een stroomonderbreking leiden tot
gegevensverlies of beschadiging van de interne schakelingen of het
geheugen. Verplaats het product nooit wanneer de lichtnetadapter is
aangesloten. Zo voorkomt u een plotselinge stroomonderbreking.
Opmerkingen over de monitor: De monitor is met extreem hoge precisie
geconstrueerd; ten minste 99,99% van de pixels is effectief, waarbij slechts
0,01% ontbreekt of defect is. Vandaar dat deze weergaves pixels kunnen
bevatten die altijd branden (wit, rood, blauw of groen) of altijd uit (zwart) zijn.
Dit duidt echter niet op een defect en heeft geen effect op beelden die zijn
opgenomen met dit apparaat.
Bij helder licht kunnen de beelden op de monitor moeilijk te zien zijn.
Oefen geen druk uit op de monitor, aangezien dit schade of storing tot gevolg
kan hebben. Stof en vuil op de monitor kunnen worden verwijderd met een
blaasbalgje. U kunt vlekken verwijderen door het oppervlak zachtjes schoon te
wrijven met een zachte doek of zeem. Mocht de monitor breken, pas dan op
dat u zich niet verwondt aan de glassplinters en dat de vloeibare kristallen uit
de monitor niet in aanraking komen met uw huid, ogen of mond.
Plaats de beschermkap over de monitor wanneer u de camera vervoert of even
niet gebruikt.
Batterijen: batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan lekken of ontploffen.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van
batterijen:
Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat.
Stel de batterij niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
Houd de contacten van de batterijen schoon.
Zet de camera uit voordat u de batterij verwisselt.
Haal de batterij uit de camera of de lader wanneer deze niet in gebruik is en
plaats het afdekkapje terug. Deze apparaten onttrekken, zelfs als de camera
is uitgeschakeld, een geringe hoeveelheid stroom aan de batterij zodat de
batterij zodanig kan worden leeggetrokken dat deze niet langer
functioneert. Als de batterij tijdelijk niet wordt gebruikt, plaats de batterij in
de camera en laat deze leeglopen alvorens de batterij te verwijderen en de
camera voor opslag op te bergen. De batterij moet op een koele locatie
worden bewaard met een omgevingstemperatuur van 15 tot 25 °C (vermijd
zeer warme of extreem koude locaties). Herhaal dit proces ten minste eens in
de zes maanden.
404
n
Het herhaaldelijk in- en uitschakelen van de camera bij een helemaal lege
batterij verkort de levensduur van de batterij. Batterijen die helemaal leeg
zijn moeten voor gebruik worden opgeladen.
De interne temperatuur van de batterij kan tijdens gebruik aanzienlijk
oplopen. Het opladen van een batterij bij een te hoge interne temperatuur
heeft een negatieve invloed op de prestaties van de batterij. Mogelijk wordt
de batterij niet, of slechts gedeeltelijk opgeladen. Wacht met opladen totdat
de batterij is afgekoeld.
Als u een volledig opgeladen batterij blijft opladen, kunnen de prestaties van
de batterij afnemen.
Een aanmerkelijke daling van de tijd waarin een volledig opgeladen batterij
zijn lading dient te behouden wanneer deze bij kamertemperatuur wordt
gebruikt, duidt aan dat de batterij vervanging vereist. Koop een nieuwe
EN-EL15 batterij.
Laad de batterij op voordat u deze gebruikt. Als u foto’s van belangrijke
gebeurtenissen maakt, zorg dan dat u een extra, volledig opgeladen EN-EL15
batterij bij de hand hebt. Afhankelijk van de locatie waar u zich bevindt, kan
het soms moeilijk zijn om snel een vervangende batterij te kopen. Merk op
dat bij koud weer de capaciteit van de batterijen neigt af te nemen. Zorg dat
de batterij volledig is opgeladen voordat u bij koud weer buiten foto’s maakt.
Bewaar een reservebatterij op een warme plaats en vervang zo nodig de
batterij in de camera. Een koude batterij die weer op temperatuur is
gekomen, kan soms een deel van haar lading terugkrijgen.
Gebruikte batterijen zijn een waardevolle bron; recycle volgens de
plaatselijke regels voor klein chemisch afval.
405
n
Standaardinstellingen
In de onderstaande lijst worden de standaardinstellingen voor de
opties van de cameramenu's getoond. Voor informatie over reset met
twee knoppen, zie pagina 193.
❚❚ Standaardinstellingen weergavemenu
❚❚ Standaardinstellingen opnamemenu
1
Optie Standaard
Weergavemap (0 260) ND800
Controlebeeld (0 265) Uit
Na wissen (0 266) Toon volgende
Draai portret (0 266) Aan
Diashow (0 267)
Beeldtype (0 267) Foto’s en films
Beeldinterval (0 267) 2 sec.
Optie Standaard
Uitgebreide menubanken (0 270) Uit
Naamgeving bestanden (0 273) DSC
Eerste sleuf selecteren (0 89) SD-kaartsleuf
Functie tweede sleuf (0 89) Overloop
Beeldkwaliteit (0 84) JPEG Normaal
Beeldformaat (0 87) Groot
Beeldveld (0 79)
Automatische DX-uitsnede (0 79) Aan
Kies beeldveld (0 80) FX (36×24)
JPEG-compressie (0 86) Vaste grootte
NEF (RAW)-opname (0 86)
Type (0 86) Compressie zonder verlies
NEF (RAW)-bitdiepte (0 86) 14-bits
Witbalans (0 145) Automatisch > Normaal
Fijnafstelling (0 148) A-B: 0, G-M: 0
Kies kleurtemperatuur (0 152) 5000 K
Handmatige voorinstelling (0 154) d-1
406
n
Picture Control instellen (0 163) Standaard
Kleurruimte (0 274) sRGB
Actieve D-Lighting (0 174) Uit
HDR (hoog dynamisch bereik) (0 176)
HDR-stand (0 177) Uit
Belichtingsverschil (0 178) Automatisch
Verzachting (0 178) Normaal
Vignetteringscorrectie (0 275) Normaal
Autom. vertekeningscorrectie (0 276) Uit
Ruisonderdr. lange tijdopname (0 277) Uit
Hoge ISO-ruisonderdrukking (0 277) Normaal
ISO-gevoeligheid instellen (0 109)
ISO-gevoeligheid (0 109) 100
Autom inst ISO-gevoeligheidd
(0 111)
Uit
Meervoudige belichting (0 195)
2
Stand voor meerv. belichting (0 196) Uit
Aantal opnamen (0 197) 2
Automatische versterking (0 198) Aan
Intervalopname (0 201) Terugzetten
3
Time-lapse-fotografie (0 207) Terugzetten
4
Filminstellingen (0 70)
Beeldformaat/beeldsnelheid (0 70) 1920×1080; 30 bps
Filmkwaliteit (0 70) Hoge kwaliteit
Microfoon (0 70) Automatische gevoeligheid
Bestemming (0 70) SD-kaartsleuf
1 De standaardinstellingen kunnen worden hersteld met Geheugenbank
opnamemenu (0 269). Met uitzondering van Uitgebreide menubanken,
Meervoudige belichting, Intervalopname en Time-lapse-fotografie
worden alleen de instellingen in het huidige opnamemenu van de
geheugenbank teruggezet.
2 Geldt voor alle geheugenbanken. Opnamemenu terugzetten is niet
beschikbaar tijdens het fotograferen.
3 Geldt voor alle geheugenbanken. Als u een reset uitvoert, wordt de opname
beëindigd.
4 Geldt voor alle geheugenbanken. Interval wordt teruggezet naar 5 sec.,
opnametijd naar 25 minuten.
Optie Standaard
407
n
❚❚ Standaardinstellingen menu pers. instel.
*
Optie Standaard
a1 Selectie AF-C-prioriteit (0 281) Ontspannen
a2 Selectie AF-S-prioriteit (0 282) Scherpstelling
a3 Focus-tracking met Lock-on (0 283) 3 (Normaal)
a4 AF-activering (0 283) Ontspanknop/AF-ON
a5 Verlichting scherpstelpunt (0 284) Automatisch
a6 Doorloop scherpstelpunt (0 284) Geen doorloop
a7 Aantal scherpstelpunten (0 285) 51 punten
a8 Ingeb. AF-hulpverlichting (0 286) Aan
b1 Stapgrootte ISO-gevoeligh. (0 287) 1/3 stap
b2 Stapgrootte inst. belichting (0 287) 1/3 stap
b3 Stap belichtings-/flitscorr. (0 287) 1/3 stap
b4 Eenv. belichtingscorrectie (0 288) Uit
b5 Centrumgericht meetveld (0 289)
ø 12 mm
b6 Fijnafst. voor optimale belichting (0 290)
Matrixmeting 0
Centrumgerichte meting 0
Spotmeting 0
c1 AE-vergrend. ontspanknop (0 290) Uit
c2 Lichtmeter automatisch uit (0 291) 6 sec.
c3 Zelfontspanner (0 291)
Vertraging zelfontspanner 10 sec.
Aantal opnamen 1
Interval tussen opnamen 0,5 sec.
c4 Monitor uit (0 292)
Weergave 10 sec.
Menu’s 1 min
Informatieweergave 10 sec.
Controlebeeld 4 sec.
Livebeeld 10 min
408
n
d1 Signaal (0 292)
Volume Uit
Toonhoogte Hoog
d2 Opnamesnelheid CL-stand (0 293) 2 bps
d3 Max. aant. continu-opnamen (0 293) 100
d4 Belichtingsvertragingsstand (0 293) Uit
d5 Opeenvolgende nummering (0 294) Aan
d6 Rasterweergave in zoeker (0 295) Uit
d7 ISO tonen en aanpassen (0 295) Beeldteller
d8 Schermtips (0 295) Aan
d9 Informatieweergave (0 296) Automatisch
d10 Lcd-verlichting (0 296) Uit
d11 MB-D12 batterijen (0 297) LR6 (AA alkaline)
d12 Batterijvolgorde (0 298) MB-D12 batterijen eerst
e1 Flitssynchronisatiesnelheid (0 299) 1/250 sec.
e2 Langste sluitertijd bij flits (0 300) 1/60 sec.
e3 Flitserregeling ingeb. flitser/Optionele
flitser (0 301, 302)
DDL
e4 Testflits (0 307) Aan
e5 Inst. voor autom. bracketing (0 307) AE & flits
e6 Auto bracketing (M-stand) (0 308) Flits/sluitertijd
e7 Bracketingvolgorde (0 308) MTR > onder > boven
f1 Schakelaar D (0 309) Lcd-verlichting (D)
f2 Centrale knop multi-selector (0 309)
Opnamestand
Middelste scherpstelp.
select.
Weergavestand Miniatuur aan/uit
Livebeeld
Middelste scherpstelp.
select.
f3 Multi-selector (
0 310) Doe niets
f4 Fn-knop toewijzen (0 311)
Fn-knop indrukken (0 311) Virtuele horizon in zoeker
Fn-knop + instelschijven (0 314) Geen
Optie Standaard
409
n
f5 Voorbeeldknop toewijzen (0 315)
Voorbeeldknop indrukken Voorbeeld
Voorbeeld + instelschijven Geen
f6 AE-L/AF-L-knop toewijzen (0 315)
AE-L/AF-L-knop indrukken AE/AF-vergrendeling
AE-L/AF-L + instelschijven Geen
f7 Sltertijd en diafragma vergr. (0 316)
Sluitertijdvergrendeling Uit
Diafragmavergrendeling Uit
f8 BKT-knop toewijzen (0 316) Automatische bracketing
f9 Functie instelschijven inst. (0 317)
Rotatie omkeren (0 317)
Belichtingscorrectie: U
Sluitertijd/diafragma: U
Verwissel hoofd/secundair (0 317) Uit
Instellen diafragma (0 317) Secundaire instelschijf
Menu’s en weergave (0 318) Uit
f10 Knop loslaten voor instelsch. (0 318) Nee
f11 Ontspannen bij geen kaart (0 319) Ontgrendel ontspanknop
f12 Aanduidingen omkeren (0 319)
f13 AF-ON MB-D12 toewijzen (0 320) AF-ON
g1 Fn-knop toewijzen (0 321)
Fn-knop indrukken Geen
g2 Voorbeeldknop toewijzen (0 322)
Voorbeeldknop indrukken Indexmarkering
g3 AE-L/AF-L-knop toewijzen (0 323)
AE-L/AF-L-knop indrukken AE/AF-vergrendeling
g4 Ontspanknop toewijzen (0 324) Foto’s maken
* De standaardinstellingen voor de huidige instellingen van de bank voor
persoonlijke instellingen kunnen worden hersteld met behulp van
Geheugenbank pers. inst. (0 280).
Optie Standaard
410
n
❚❚ Standaardinstellingen setup-menu
Optie Standaard
Monitorhelderheid (0 326) Handmatig
Handmatig 0
Beeldsensor reinigen (0 394)
Reinigen bij aan-/uitzetten (0 396) Reinigen bij aan- en uitzetten
HDMI (0 256)
Uitvoerresolutie (0 257) Automatisch
Geavanceerd (0 257)
Uitvoerbereik Automatisch
Uitvoerformaat 95%
Schermweergave bij livebld Aan
Flikkerreductie (0 329) Automatisch
Tijdzone en datum (0 329)
Zomertijd (0 329) Uit
Automatische beeldrotatie (0 331) Aan
GPS (0 217)
Meter automatisch uit Inschakelen
Cameraklok instellen via GPS Ja
Uploaden via Eye-Fi (0 339) Inschakelen
411
n
Belichtingsprogramma
Het belichtingsprogramma voor automatisch programma (0 118)
wordt weergegeven in de volgende grafiek:
De maximale en minimale LW-waarden zijn afhankelijk van de ISO-
gevoeligheid. De bovenstaande grafiek gaat uit van een ISO-
gevoeligheid van ISO 100 equivalent. Wanneer matrixmeting wordt
gebruikt, worden waarden boven 16
1
/3 LW verlaagd tot 16
1
/3 LW.
f/1.4
f/1
f/2
f/2.8
f/4
f/5.6
f/8
f/11
f/16
f/22
f/32
-4
-5
-3
12
13
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
30" 15" 8"
4" 2" 1"
24
8 153060
125 250 500
1000
2000 4000
8000
22
21
20
19
18
17
16
15
14
[
LW
]
23
16
1
/
3
f/1.4 − f/16
Sluitertijd
Diafragma
ISO 100; objectief met maximaal diafragma van f/1.4 en
minimaal diafragma van f/16 (bijv. AF 50mm f/1.4D)
412
n
Problemen oplossen
Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan in de
onderstaande lijst met veelvoorkomende problemen voordat u uw
leverancier of Nikon-vertegenwoordiger raadpleegt.
❚❚ Weergavescherm
Zoeker is onscherp: pas de scherpstelling van het zoekerbeeld aan of gebruik een
optionele zoekerobjectief met dioptrieregelaar (0 35, 388).
Zoeker is donker: plaats een volledig opgeladen batterij (0 19, 37).
Weergaven schakelen uit zonder waarschuwing: selecteer een langere tijdsduur voor
persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit) of c4 (Monitor uit)
(0 291, 292).
Weergaven in het bedieningspaneel of de zoeker reageren niet en dimmen: De
reactietijden en helderheid van deze weergaven wisselen met de temperatuur.
A Als de camera niet meer reageert
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat de
weergaveschermen niet meer reageren zoals verwacht en stopt de camera
mogelijk zijn werking. Dit verschijnsel wordt meestal veroorzaakt door een
sterke statische lading van buitenaf. Zet de camera uit, verwijder de batterij
en plaats deze terug, kijk hierbij uit voor het oplopen van brandwonden, en
zet de camera weer aan. Als u een lichtnetadapter gebruikt (los verkrijgbaar),
koppelt u de adapter los, sluit u deze weer aan en zet u de camera aan.
Indien het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met uw
leverancier of een door Nikon geautoriseerd servicecenter.
413
n
❚❚ Opname
Het aanzetten van de camera duurt lang
: wis bestanden of mappen.
Ontspanknop uitgeschakeld
:
Geheugenkaart is vol (
0
29, 38).
Vergrendel ontspanknop
is geselecteerd voor persoonlijke instelling
f11 (
Ontspannen bij geen kaart
;
0
319) en er is geen geheugenkaart geplaatst
(
0
29).
CPU-objectief met diafragmaring bevestigd maar het diafragma is niet
vergrendeld op de hoogste f-waarde. Als
B
wordt weergegeven in het
bedieningspaneel, selecteer
Diafragmaring
voor persoonlijke instelling
f9 (
Functie instelschijven inst.
) >
Instellen diafragma
om de diafragmaring te
gebruiken voor het aanpassen van het diafragma (
0
317).
Belichtingsstand
f
geselecteerd met
A
geselecteerd voor sluitertijd
(
0
418).
Camera reageert traag op de ontspanknop
: Selecteer
Uit
voor persoonlijke instelling
d4 (
Belichtingsvertragingsstand
;
0
293).
Elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt in de continu opnamestand slechts één foto
gemaakt
:
Klap de ingebouwde flitser naar beneden (
0
107).
•Schakel HDR uit (
0
176).
Foto’s zijn niet scherp
:
Draai de selectieknop voor de focusstand naar
AF
(
0
91).
Camera kan niet scherp stellen met autofocus: gebruik handmatige
scherpstelling of scherpstelvergrendeling (
0
98, 101).
Niet alle sluitertijden zijn beschikbaar
: de flitser wordt gebruikt.
Flitssynchronisatiesnelheid kan worden geselecteerd met behulp van
persoonlijke instelling e1 (
Flitssynchronisatiesnelheid
); bij het gebruik van
compatibele flitsers, kies
1/320 sec. (autom. FP)
of
1/250 sec. (autom. FP)
voor
de volledige serie sluitertijden (
0
299).
Scherpstelling vergrendelt niet wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt
: camera
bevindt zich in de scherpstelstand
AF-C
: gebruik de
A
AE-L/AF-L
-knop om de
scherpstelling te vergrendelen (
0
98).
Kan geen scherpstelpunt selecteren
:
Ontgrendel de vergrendeling van de scherpstelselectieknop (
0
96).
Automatisch veld-AF of gezichtprioriteit-AF geselecteerd voor AF-veldstand;
kies een andere stand (
0
49, 93).
De camera staat in de weergavestand (
0
219).
De menu’s zijn in gebruik (
0
259).
Druk de ontspanknop half in om de belichtingsmeters te activeren (
0
42).
Beeldformaat kan niet worden gewijzigd
:
Beeldkwaliteit
ingesteld op
NEF (RAW)
(
0
84).
Camera fotografeert traag
: Schakel ruisonderdrukking lange tijdopnamen uit (
0
277).
414
n
AF-hulpverlichting brandt niet:
De AF-hulplamp brandt niet als AF-C is geselecteerd voor de autofocusstand
(0 91). Kies AF-S. Selecteer het middelste scherpstelpunt als er een andere
optie dan automatisch veld-AF is geselecteerd voor AF-veldstand (0 96).
De camera bevindt zich momenteel in livebeeld of er wordt een film
opgenomen.
Uit geselecteerd voor persoonlijke instelling a8 (Ingeb. AF-hulpverlichting)
(0 286).
Hulpverlichting is automatisch uitgeschakeld. Hulpverlichting kan heet
worden bij continu gebruik; wacht totdat de lamp is afgekoeld.
Bij livebeeld of filmopnamen verschijnen flikkeringen of strepen: kies een optie voor
Flikkerreductie die overeenkomt met de frequentie van het lokale lichtnet
(0 329).
Bij livebeeld of filmopnamen verschijnen heldere banden: een flitser of andere lichtbron
met korte tijdsduur werd gebruikt tijdens livebeeld of filmopname.
Ruis (heldere vlekken, willekeurig verspreide heldere pixels, waas, lijnen of roodachtige
gebieden) verschijnen in foto’s:
Kies een lagere ISO-gevoeligheid of een hogere ISO-ruisonderdrukking om
willekeurige heldere pixels, waas of lijnen te verminderen (0 109, 277).
Schakel ruisonderdrukking voor lange tijdopnamen in om heldere vlekken,
willekeurige heldere pixels of waas bij sluitertijden trager dan 1 sec. of om
rode gebieden of andere artefacten bij lange tijdopnamen te verminderen.
(0 277).
• Schakel Actieve D-Lighting uit en vermijd toename van de effecten van ruis
(0 175).
Foto’s zijn vlekkerig of hebben vegen:
Reinig het objectief.
Reinig het laagdoorlaatfilter (0 394).
Kleuren zijn onnatuurlijk:
Kies een witbalans die bij de lichtbron past (0 145).
Pas de instellingen voor Picture Control instellen aan (0 163).
Kan de witbalans niet meten: onderwerp is te donker of te licht (0 157).
415
n
❚❚ Weergave
Beeld kan niet worden ingesteld als bron voor vooringestelde witbalans: beeld werd niet
vervaardigd door D800 (0 158).
Witbalansbracketing niet beschikbaar:
De optie NEF (RAW) of NEF+JPEG is geselecteerd voor beeldkwaliteit (0 84).
De meervoudige belichtingsstand is in werking (0 195).
Effecten van Picture Control verschillen per foto: A (automatisch) is geselecteerd voor
verscherping, contrast of verzadiging. Voor consistente resultaten bij een reeks
foto’s selecteert u een andere instelling dan A (automatisch) (0 167).
Lichtmeting kan niet worden gewijzigd: vergrendeling automatische belichting of
filmlivebeeld is in werking (0 59, 129).
Belichtingscorrectie kan niet worden gebruikt: kies belichtingsstand e, f of g (0 131).
Geluid wordt niet opgenomen bij films: Microfoon uit is geselecteerd voor
Filminstellingen > Microfoon (0 70).
NEF (RAW)-afbeelding wordt niet weergegeven: de foto is genomen met een
beeldkwaliteit van NEF + JPEG (0 85).
Foto’s die met andere camera's zijn gemaakt kunnen niet worden bekeken: Foto’s die met
andere merken camera’s zijn gemaakt worden mogelijk onjuist weergegeven.
Sommige foto’s worden niet weergegeven tijdens weergave: selecteer Alle voor
Weergavemap (0 260).
Staande foto’s (portretstand) worden liggend (landschap) weergegeven:
Selecteer Aan voor Draai portret (0 266).
De foto werd gemaakt met Uit geselecteerd voor Automatische
beeldrotatie (0 331).
De foto wordt weergegeven in beeld terugspelen (0 220).
Camera was omhoog of omlaag gericht toen foto werd gemaakt (0
331).
Foto kan niet worden gewist:
De foto is beveiligd: verwijder de beveiliging (0 233).
Geheugenkaart is vergrendeld (0 34).
Kan foto niet retoucheren: foto werd niet met de D800 vervaardigd (0 342).
Een bericht wordt weergegeven met mededeling dat er geen afbeeldingen beschikbaar zijn
voor weergave: selecteer Alle voor Weergavemap (0 260).
416
n
❚❚ Diversen
Kan de afdrukopdracht niet wijzigen:
Geheugenkaart is vol: wis foto’s (0 38, 234).
Geheugenkaart is vergrendeld (0 34).
Kan geen foto voor afdrukken selecteren: NEF (RAW)- en TIFF-foto’s kunnen niet via
een directe USB-verbinding worden afgedrukt. Gebruik DPOF-afdrukservice
(alleen TIFF-afbeeldingen), maak JPEG-kopieën met behulp van NEF (RAW)-
verwerking (0 353) of zet over naar een computer en druk af met behulp
ViewNX 2 (meegeleverd) of Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 390).
Foto wordt niet weergegeven op high-definition video-apparaat: controleer of de HDMI-
kabel (los verkrijgbaar) is aangesloten (0 256).
NEF (RAW)-foto’s worden niet in Capture NX 2 weergegeven: installeer de nieuwste versie
(0 390).
Optie Stofverwijdering in Capture NX 2 heeft niet het gewenste effect: reiniging van de
beeldsensor wijzigt de positie van stof op het laagdoorlaatfilter.
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat
beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op
beelden die werden genomen nadat beeldsensor reinigen werd uitgevoerd.
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat
beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op
beelden die werden genomen nadat beeldsensor reinigen werd uitgevoerd
(0 327).
NEF (RAW)-afbeeldingen worden op de computer anders weergegeven dan op de camera:
software van derden geeft geen effecten van Picture Controls, Actieve
D-Lighting of vignetteringscorrectie weer. Gebruik ViewNX 2 (meegeleverd) of
optionele software van Nikon, zoals Capture NX 2 (los verkrijgbaar).
Foto’s kunnen niet naar de computer worden overgezet: het besturingssysteem is niet
compatibel met de camera of de software. Gebruik een kaartlezer voor het
kopiëren van foto’s naar een computer (0 242).
Opnamedatum klopt niet: stel de cameraklok in (0 27).
Menuoptie kan niet geselecteerd worden: sommige opties zijn niet beschikbaar bij
bepaalde combinaties van instellingen of wanneer geen geheugenkaart is
geplaatst. Merk op dat de optie Batterij-informatie niet beschikbaar is
wanneer de camera door een optionele EP-5B stroomaansluiting en EH-5b
lichtnetadapter wordt gevoed. (0 332).
417
n
Foutmeldingen
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de
waarschuwingsaanduidingen en foutmeldingen in de zoeker, in het
bedieningspaneel en op de monitor.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0
Bedieningspaneel
Zoeker
B
(knippert)
Diafragmaring van
objectief is niet
ingesteld op kleinste
diafragma.
Stel ring in op kleinste
diafragma (hoogste f-
waarde).
25
H d Batterij bijna leeg.
Houd een volledig
opgeladen
reservebatterij bij de
hand.
19, 37
H
(knippert)
d
(knippert)
Batterij is leeg.
Laad de batterij op of
vervang de batterij.
xix, 19,
21, 387
•Batterij kan niet
worden gebruikt.
Neem contact op
met een door Nikon
geautoriseerd
servicecenter.
•De camera of het
optionele MB-D12
battery pack bevat
een volledig lege
oplaadbare Li-
ionbatterij of een
batterij van een
andere fabrikant.
Vervang de batterij
als deze niet van
Nikon is of laad de
oplaadbare Li-
ionbatterij op als
deze bijna leeg is.
B
(knippert)
Cameraklok is niet
ingesteld.
Stel cameraklok in. 27
F
Geen objectief
bevestigd of objectief
zonder CPU
bevestigd zonder dat
maximaal diafragma
is opgegeven.
Diafragma wordt
weergegeven in
aantal stops tot
maximaal diafragma.
Diafragmawaarde
wordt weergegeven
als maximaal
diafragma is
opgegeven.
212
418
n
24
(knippert)
Camera kan niet
scherpstellen met
autofocus.
Verander de
compositie of stel
handmatig scherp.
40, 101
(Belichtingsaanduiding
en en sluitertijd- of
diafragmaweergave
knippert)
Onderwerp te helder;
foto wordt
overbelicht.
Gebruik een lagere
ISO-gevoeligheid.
109
Gebruik optioneel
grijsfilter (ND). In
belichtingsstand:
390
f Kies kortere
sluitertijd
119
g Kies een kleiner
diafragma
(hogere f-
waarde)
120
Onderwerp te
donker; foto wordt
onderbelicht.
Gebruik een hogere
ISO-gevoeligheid.
109
Gebruik flitser.
In belichtingsstand:
181,
380
f Kies een langere
sluitertijd
119
g Kies een groter
diafragma (lagere
f-waarde)
120
A
(knippert)
A geselecteerd
in belichtingsstand f.
Wijzig sluitertijd of
selecteer stand voor
handmatige
belichting.
119,
122
1
(knippert)
k
(knippert)
Afbeeldingen
worden verwerkt.
Wacht totdat het
verwerken is voltooid.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0
Bedieningspaneel
Zoeker
419
n
c
(knippert)
Als de aanduiding na
de flits 3 sec.
knippert, is de foto
mogelijk
onderbelicht.
Controleer foto in de
monitor; indien
onderbelicht, pas de
instellingen aan en
probeer opnieuw.
187
n
i/j
(knippert)
j
(knippert)
Onvoldoende
geheugen om foto’s
op te nemen bij de
huidige instellingen
of geen bestands- of
mapnummer
beschikbaar.
Verlaag
beeldkwaliteit of -
formaat.
84, 87
Wis foto’s na het
kopiëren van
belangrijke
afbeeldingen naar
een computer of
ander apparaat.
234
Plaats nieuwe
geheugenkaart.
29
O
(knippert)
Camerastoring.
Ontspan de sluiter. Als
de storing zich blijft
voordoen, neemt u
contact op met een
door Nikon
geautoriseerd
servicecenter.
A De pictogrammen i en j
Deze pictogrammen knipperen om aan te geven om welke geheugenkaart
het gaat.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0
Bedieningspaneel
Zoeker
420
n
Aanduiding
Probleem Oplossing 0Monitor
Bedieningspaneel
Geen
geheugenkaart.
S
Camera kan geen
geheugenkaart
vinden.
Zet de camera uit en
controleer of de
geheugenkaart
correct is geplaatst.
29
Kan deze
geheugenkaart
niet gebruiken. De
kaart is mogelijk
beschadigd. Plaats
een andere kaart.
W
R
i/j
(knippert)
Geen toegang
tot
geheugenkaart.
Gebruik een door
Nikon
goedgekeurde kaart.
434
Controleer of de
contacten schoon
zijn. Als de kaart
beschadigd is,
neemt u contact op
met uw leverancier
of een Nikon-
vertegenwoordiger.
Kan geen
nieuwe map
maken.
Wis bestanden of
plaats een nieuwe
geheugenkaart na
het kopiëren van
belangrijke
afbeeldingen naar
een computer of
ander apparaat.
29,
234
g
W, R
(knippert)
De camera kan de
Eye-Fi-kaart niet
bedienen.
Controleer of de
firmware van de
Eye-Fi-kaart up-to-
date is.
340
Kopieer bestanden
op een Eye-Fi-kaart
naar een computer
of ander apparaat en
formatteer de kaart
of plaats een nieuwe
kaart.
29,
239
Geheugenkaart is
vergrendeld. Zet de
vergrendeling in de
schrijfstand.
W, j
(knippert)
De
geheugenkaart is
vergrendeld
(schrijfbeveiligd).
Zet de schakelaar van
de schrijfbeveiliging in
de “schrijf”-positie.
34
Niet beschikbaar als
Eye-Fi-kaart is
vergrendeld.
W, R,
j
(knippert)
Eye-Fi-kaart is
vergrendeld
(schrijfbeveiligd).
421
n
Deze kaart is niet
geformatteerd.
Formatteer de
kaart.
[C]
(knippert)
Geheugenkaart is
niet
geformatteerd
voor gebruik in de
camera.
Formatteer of vervang
de geheugenkaart.
29, 32,
326
Kan geen firmware-
update voor de flit-
ser uitvoeren. Flit-
ser kan niet worden
gebruikt. Neem
contact op met een
door Nikon geauto-
riseerde servicever-
tegenwoordiger.
De firmware-
update voor de
flitser die op de
camera is
gemonteerd, is
niet correct
uitgevoerd.
Neem contact op met
een door Nikon
geautoriseerd
servicecenter.
Kan livebeeld niet
starten. Even
geduld.
De interne
temperatuur van
de camera is te
hoog.
Wacht totdat alle
interne schakelingen
zijn afgekoeld voordat
livebeeld of
filmopname wordt
hervat.
56, 69
Map bevat geen
beelden.
Geen beelden op
geheugenkaart of
in geselecteerde
weergavemap(pe
n).
Selecteer een map
met beelden in het
menu Weergavemap
of plaats een
geheugenkaart met
beelden.
29,
260
Alle beelden zijn
verborgen.
Alle foto’s in de
huidige map zijn
verborgen.
Selecteer een andere
map of gebruik Beeld
verbergen om ten
minste één beeld weer
te geven.
260
Aanduiding
Probleem Oplossing 0Monitor
Bedieningspaneel
422
n
Kan dit bestand
niet weergeven.
Bestand is
gemaakt of
gewijzigd met
een computer of
een ander merk
camera, of het
bestand is
beschadigd.
Bestand kan niet
worden
weergegeven op de
camera.
Kan bestand niet
selecteren.
Het
geselecteerde
beeld kan niet
worden
geretoucheerd.
Beelden die met
andere apparaten
zijn gemaakt, kunnen
niet worden
geretoucheerd.
342
Controleer de
printer.
—Printerfout.
Controleer de
printer. Selecteer
Doorgaan (indien
beschikbaar).
248
*
Controleer het
papier.
Papier in printer
heeft niet het
geselecteerde
formaat.
Plaats papier met het
juiste formaat en
selecteer Doorgaan.
248
*
Het papier zit vast.
Papier zit vast in
de printer.
Verwijder
vastgelopen papier
en selecteer
Doorgaan.
248
*
Het papier is op.
Geen papier
meer in de
printer.
Plaats papier met het
geselecteerd formaat
en selecteer
Doorgaan.
248
*
Controleer de inkt. Inktfout.
Controleer de inkt.
Selecteer Doorgaan
om te hervatten.
248
*
De inkt is op.
Geen inkt meer
in de printer.
Vervang de inkt en
selecteer Doorgaan.
248
*
* Raadpleeg de printerhandleiding voor meer informatie.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0Monitor
Bedieningspaneel
423
n
Specificaties
❚❚ Nikon D800/D800E digitale camera
Type
Type
Digitale spiegelreflexcamera
Objectiefvatting Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten)
Effectieve pixels
Effectieve pixels 36,3 miljoen
Beeldsensor
Beeldsensor
35,9 × 24,0 mm CMOS-sensor (Nikon FX-formaat)
Totaal aantal pixels 36,8 miljoen
Stofreductiesysteem Reiniging beeldsensor, referentiegegevens voor
stofverwijdering (optioneel programma Capture NX 2
vereist)
Opslag
Beeldformaat (pixels) FX-formaat (36×24) beeldveld
7.360 × 4.912 (L) 5.520 × 3.680 (M) 3.680 × 2.456 (S)
1,2× (30×20) beeldveld
6.144 × 4.080 (L) 4.608 × 3.056 (M) 3.072 × 2.040 (S)
DX-formaat (24×16) beeldveld
4.800 × 3.200 (L) 3.600 × 2.400 (M) 2.400 × 1.600 (S)
5 : 4 (30×24) beeldveld
6.144 × 4.912 (L) 4.608 × 3.680 (M) 3.072 × 2.456 (S)
FX-formaat foto's gemaakt in filmlivebeeld
6.720 × 3.776 (L) 5.040 × 2.832 (M) 3.360 × 1.888 (S)
DX-formaat foto’s in filmlivebeeld
4.800 × 2.704 (L) 3.600 × 2.024 (M) 2.400 × 1.352 (S)
Opmerking: Foto’s gemaakt in filmlivebeeld hebben een
beeldverhouding van 16 : 9. Een DX-gebaseerd formaat
wordt gebruikt voor foto’s gemaakt met behulp van het
DX (24 × 16) 1.5× beeldveld; een FX-gebaseerd formaat
wordt gebruikt voor alle andere foto’s.
424
n
Bestandsformaat NEF (RAW): 12- of 14-bits, compressie zonder verlies,
gecomprimeerd of ongecomprimeerd
•TIFF (RGB)
JPEG: JPEG-Baseline compatibel met Fijn (ca. 1 : 4),
Normaal (ca. 1 : 8) of Basis (ca. 1 : 16) compressie (Vaste
grootte); Optimale kwaliteit compressie beschikbaar
NEF (RAW)+JPEG: enkele foto vastgelegd in zowel NEF
(RAW)- en JPEG-formaten
Picture Control-systeem Kan worden geselecteerd uit Standaard, Neutraal,
Levendig, Monochroom, Portret, Landschap;
geselecteerde Picture Control kan worden aangepast;
opslag voor persoonlijke Picture Controls
Media SD (Secure Digital)- en UHS-I-compatibele SDHC- en
SDXC-geheugenkaarten; Type I CompactFlash-
geheugenkaarten (UDMA-compatibel)
Twee kaartsleuven Beide kaarten kunnen voor primaire of back-upopslag of
voor afzonderlijke opslag van NEF (RAW)- en JPEG-
afbeeldingen worden gebruikt; foto’s op de kaarten
kunnen onderling worden gekopieerd.
Bestandssysteem DCF (Design Rule for Camera File System) 2.0, DPOF
(Digital Print Order Format), Exif (Exchangeable Image File
Format for Digital Still Cameras) 2.3, PictBridge
Zoeker
Zoeker Spiegelreflexzoeker met pentaprisma op ooghoogte
Beelddekking
FX (36×24)
: ca. 100% horizontaal en 100% verticaal
1,2× (30×20): ca. 97% horizontaal en 97% verticaal
DX (24×16): ca. 97% horizontaal en 97% verticaal
5:4 (30×24): ca. 97% horizontaal en 100% verticaal
Vergroting Ca. 0,7 × (50 mm f/1.4 objectief oneindig, –1,0 m
–1
)
Oogafstand 17 mm (–1,0 m
–1
; vanuit het middenoppervlak van het
zoekeroculairobjectief)
Dioptrieregelaar –3–+1 m
–1
Scherpstelscherm Type B BriteView Clear Matte Mark VIII-scherm met AF-
veldhaakjes en raster
Reflexspiegel Direct terugkerend
Opslag
425
n
Scherptedieptevoorbeeld Als de knop voor scherptedieptevoorbeeld wordt
ingedrukt, wordt het diafragma ingesteld op een door de
gebruiker geselecteerde waarde (standen g en h) of de
door de camera geselecteerde waarde (standen e en f)
Diafragma Direct terugkerend, elektronisch gestuurd
Objectief
Compatibele objectieven
Compatibel met AF NIKKOR-objectieven, inclusief
G- en D-type objectieven (enkele restricties zijn van
toepassing op PC Micro-NIKKOR-objectieven) en
DX-objectieven (met behulp van DX 24 × 16 1,5×
beeldveld), AI-P NIKKOR-objectieven en objectieven
zonder CPU AI (alleen belichtingsstanden g en h).
IX NIKKOR-objectieven, objectieven voor de F3AF en
objectieven zonder AI kunnen niet worden gebruikt.
De elektronische afstandsmeter is geschikt voor
gebruik met objectieven die over een maximaal
diafragma beschikken van f/5.6 of sneller (de
elektronische afstandsmeter ondersteunt de 11
scherpstelpunten van objectieven die over een
maximaal diafragma beschikken van f/8 of sneller).
Sluiter
Type Elektronisch gestuurde verticaal aflopende filmvlaksluiter
Sluitertijd
1
/8.000 – 30 sec. in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW, bulb, X250
Flitssynchronisatiesnelheid X=
1
/250 sec.; synchroniseert met sluiter bij
1
/320 sec. of
langzamer (flitsbereik neemt af bij snelheden tussen
1
/250
en
1
/320 sec.)
Ontspannen
Ontspanstand S (enkel beeld), CL (continu lage snelheid), CH (continu
hoge snelheid), J (stil ontspannen), E (zelfontspanner),
M
UP (spiegel omhoog)
Zoeker
426
n
Geschatte beeldsnelheid Met EN-EL15 batterijen
Beeldveld: FX/5 : 4
C
L: 1–4 bps
C
H: 4 bps
Beeldveld: DX/1,2×
C
L: 1–5 bps
C
H: 5 bps
Overige voedingsbronnen
Beeldveld: FX/5 : 4
C
L: 1–4 bps
C
H: 4 bps
Beeldveld: 1,2×
C
L: 1–5 bps
C
H: 5 bps
Beeldveld: DX
C
L: 1–5 bps
C
H: 6 bps
Zelfontspanner 2 sec., 5 sec., 10 sec., 20 sec.; 1–9 opnamen bij intervallen
van 0,5, 1, 2 of 3 sec.
Belichting
Lichtmeting DDL-lichtmeting met behulp van een RGB-sensor met
circa 91K (91.000) pixels
Lichtmeetmethode Matrix: 3D-kleurenmatrixmeting III (G- en D-type
objectieven); kleurenmatrixmeting III (overige CPU-
objectieven); kleurenmatrixmeting beschikbaar met
objectieven zonder CPU wanneer de gebruiker
informatie over het objectief verschaft
Centrumgericht: 75% van het beeld wordt gemeten in een
cirkel van 12 mm in het midden van het beeld. De
diameter van de cirkel kan worden ingesteld op 8, 15 of
20 mm of het gemiddelde van het gehele beeld wordt
gemeten (objectieven zonder CPU gebruiken een
standaard cirkel van 12 mm)
Spot: meet een cirkel van 4 mm (circa 1,5% van het beeld)
in het geselecteerde scherpstelpunt (of in het middelste
scherpstelpunt wanneer een objectief zonder CPU
wordt gebruikt)
Bereik (ISO 100, f/1.4
objectief, 20 °C)
Matrix of centrumgerichte meting: 0–20 LW
Spotmeting: 2–20 LW
Lichtmeterkoppeling Gecombineerd CPU en AI
Belichtingsstand Automatisch programma met flexibel programma (e);
sluitertijdvoorkeuze (f); diafragmavoorkeuze (g);
handmatig (h)
Belichtingscorrectie –5 – +5 LW in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW
Belichtingsbracketing 2–9 beelden in stappen van
1
/3,
1
/2,
2
/3 of 1 LW
Flitsbracketing 2–9 beelden in stappen van
1
/3,
1
/2,
2
/3 of 1 LW
Ontspannen
427
n
Witbalansbracketing 2–9 beelden in stappen van 1, 2 of 3
ADL-bracketing 2 beelden gebruikmakend van een geselecteerde waarde
voor één beeld gekozen waarde of 3-5 beelden met
vooringestelde waarden voor alle beelden
Belichtingsvergrendeling Gemeten lichtwaarde vergrendeld bij een gedetecteerde
waarde met A AE-L/AF-L-knop
ISO-gevoeligheid
(aanbevolen
belichtingsindex)
ISO 100–6400 in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW. Kan tevens
worden ingesteld op ca. 0,3, 0,5, 0,7 of 1 LW (ISO 50
equivalent) onder ISO 100 of tot ca. 0,3, 0,5, 0,7, 1 of 2 LW
(ISO 25600 equivalent) boven ISO 6400; autom. inst. ISO-
gevoeligheid beschikbaar
Actieve D-Lighting Kan worden geselecteerd uit Automatisch, Extra hoog,
Hoog, Normaal, Laag of Uit
Scherpstelling
Autofocus Nikon Advanced Multi-CAM 3500FX autofocus
sensormodule met DDL-fasedetectie, fijnafstelling, 51
scherpstelpunten (waaronder 15 kruissensors; f/8
ondersteund door 11 sensors) en AF-hulpverlichting
(bereik ca. 0,5-3 m).
Detectiebereik –2 – +19 LW (ISO 100, 20 °C)
Objectiefscherpstelling Autofocus (AF): Enkelvoudige servo-AF (AF-S); continu
servo-AF (AF-C); anticiperende scherpstelling
automatisch geactiveerd overeenkomstig
onderwerpstatus
Handmatige scherpstelling (M): elektronische afstandsmeter
kan worden gebruikt
Scherpstelpunt Keuze uit 51 of 11 scherpstelpunten
AF-veldstand Enkelpunts AF, 9-, 21- of 51-punts dynamisch veld-AF, 3D-
tracking, automatisch veld-AF
Scherpstelvergrendeling Scherpstelling kan worden vergrendeld door de
ontspanknop half in te drukken (enkelvoudige servo-AF)
of door op de A AE-L/AF-L-knop te drukken
Belichting
428
n
Flitser
Ingebouwde flitser Handmatige pop-up met drukknop en een richtgetal van
12, 12 met handmatige flitser (m, ISO 100, 20 °C)
Flitserregeling DDL: i-DDL-flitssturing met behulp van RGB-sensor met
circa 91 K (91.000) pixels is beschikbaar voor ingebouwde
flitser en SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 of SB-400;
i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR wordt
gebruikt met matrix en centrumgerichte lichtmeting,
standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR met spotmeting.
Flitsstand Synchronisatie op het eerste gordijn, trage synchronisatie,
synchronisatie op het tweede gordijn, rode-ogenreductie,
rode-ogenreductie met trage synchronisatie,
synchronisatie op het tweede gordijn met trage,
automatische snelle FP-synchronisatie ondersteund
Flitscorrectie –3 – +1 LW in stappen van
1
/3,
1
/2 of 1 LW
Flitsgereedaanduiding Brandt wanneer de ingebouwde flitser of optionele flitser
volledig opgeladen is; knippert 3 sec. nadat dat flitser
heeft geflitst op volle sterkte
Accessoireschoen Standaard ISO 518 flitsschoencontact met synchronisatie
en vergrendeling
Nikon Creatief
Verlichtingssysteem (CVS)
Geavanceerde draadloze verlichting ondersteund met
ingebouwde flitser, SB-910, SB-900, SB-800 of SB-700 als
masterflitser en SB-600 of SB-R200 als secundaire flitsers,
of SU-800 als commander; de ingebouwde flitser kan in de
commanderstand als masterflitser dienen; automatische
snelle FP-synchronisatie en instellicht ondersteund met
alle CLS-compatibele flitsers, behalve SB-400; doorgave
van flitskleurinformatie en flitswaardevergrendeling
ondersteund met alle CLS-compatibele flitsers
Flitsaansluiting Standaard ISO 519-aansluiting met vastzetschroef
Witbalans
Witbalans
Automatisch (2 typen), gloeilamplicht, tl-licht (7 soorten),
direct zonlicht, flitslicht, bewolkt, schaduw, handmatige
preset (opslagmogelijkheid voor 4 waarden),
kleurtemperatuur keuze (2.500 K–10.000 K), met
fijnafstelling voor alle standen.
429
n
Livebeeld
Standen Livebeeldfotografie (foto’s), filmlivebeeld (films)
Objectiefscherpstelling Autofocus (AF): Enkelvoudige servo-AF (AF-S); fulltime
servo-AF (AF-F)
Handmatige scherpstelling (M)
AF-veldstand Gezichtprioriteit-AF, breedveld-AF, normaal veld-AF, AF
met meevolgende scherpstelling
Autofocus Contrastdetectie-AF over het volledige beeld (camera
selecteert automatisch het scherpstelpunt wanneer
gezichtsprioriteit-AF of AF met meevolgende
scherpstelling is gekozen)
Film
Lichtmeting DDL-lichtmeting met hoofdbeeldsensor
Beeldformaat (pixels) en
beeldsnelheid
1.920 × 1.080; 30 p (progressief), 25 p, 24 p
1.280 × 720; 60 p, 50 p, 30 p, 25 p
Werkelijke beeldsnelheden voor 60 p, 50 p, 30 p, 25 p
en 24 p zijn respectievelijk 59,94, 50, 29,97, 25 en
23.976 bps; opties ondersteunen zowel hoge en
normale beeldkwaliteit
Bestandsformaat MOV
Videocompressie H.264/MPEG-4 Advanced Video Coding
Geluidsindeling Lineair PCM
Geluidsrecorder Ingebouwde mono of externe stereomicrofoon;
gevoeligheid aanpasbaar
Overige opties Indexmarkering, time-lapse-fotografie
Monitor
Monitor 8-cm/3,2 inch, ca. 921.000 beeldpunten (VGA) TFT LCD
met 170 ° kijkhoek, ca. 100% beelddekking en
automatische aanpassing van de monitorhelderheid
met behulp van de omgevingslichtsensor
430
n
Weergave
Weergave Schermvullende en miniatuurweergave (4, 9 of 72
beelden) met zoomweergave, filmweergave, foto- en/
of filmdiashows, hoge lichten, histogramweergave,
automatische beeldrotatie en beeldcommentaar
(maximaal 36 tekens)
Interface
USB SuperSpeed USB (USB 3.0 Micro-B-aansluiting)
HDMI-uitgang Type C mini-pin HDMI-aansluiting; kan gelijktijdig met
cameramonitor worden gebruikt
Audio-ingang Stereo ministekkeraansluiting (diameter 3,5 mm)
Audio-uitgang Stereo ministekkeraansluiting (diameter 3,5 mm)
Tien-pins
afstandsbedieningsaansluiting
Kan worden gebruikt voor aansluiting van een
optionele afstandsbediening, GP-1 GPS-eenheid of
ander GPS-apparaat dat compatibel is met NMEA0183
versie 2.01 of 3.01 (een optionele MC-35 GPS-
adapterkabel en een kabel met een 9-pins D-sub-
aansluiting zijn vereist)
Beschikbare talen
Beschikbare talen Arabisch, Chinees (Vereenvoudigd en Traditioneel),
Tsjechisch, Deens, Nederlands, Engels, Fins, Frans, Duits,
Indonesisch, Italiaans, Japans, Koreaans, Noors, Oekraïens,
Pools, Portugees, Roemeens, Russisch, Spaans, Thais,
Turks, Zweeds
Voeding
Batterij Een oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL15 batterij
Battery pack Optionele MB-D12 multifunctionele battery pack met een
oplaadbare Nikon EN-EL18 Li-ionbatterij (los verkrijgbaar),
één oplaadbare Nikon EN-EL15 Li-ionbatterij of acht AA
alkaline, Ni-MH of lithiumbatterijen. Een deksel voor een
BL-5 batterijvak is vereist bij het gebruik van EN-EL18
batterijen.
Lichtnetadapter Lichtnetadapter EH-5b; vereist stroomaansluiting EP-5B
(los verkrijgbaar)
Statiefaansluiting
Statiefaansluiting
1
/4 in. (ISO 1222)
431
n
Tenzij anders vermeld, hebben alle getallen betrekking op een camera met een
volledig opgeladen batterij bij een omgevingstemperatuur van 20 °C.
Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en software
die in deze handleiding worden beschreven op enig moment zonder
voorafgaande aankondiging te wijzigen. Nikon kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor schade die kan voortvloeien uit eventuele fouten in deze
handleiding.
Afmetingen/gewicht
Afmetingen (B × H × D) Ca. 146 × 123 × 81,5 mm
Gewicht Ca. 1.000 g met batterij en SD-geheugenkaart zonder
bodydop; ca. 900 g (alleen camerabody)
Gebruiksomgeving
Temperatuur 0–40 °C
Luchtvochtigheid 85% of minder (geen condensatie)
432
n
MH-25 batterijlader
Invoer AC 100–240 V, 50/60 Hz, 0,12–0,23 A
Uitvoer DC 8,4 V/1,2 A
Ondersteunde batterijen Nikon EN-EL15 oplaadbare Li-onbatterijen
Laadtijd Ca. 2 uur en 35 minuten bij een omgevingstemperatuur
van 25 °C wanneer de batterij volledig leeg is
Gebruikstemperatuur 0–40 °C
Afmetingen (B × H × D) Ca. 91,5 × 33,5 × 71 mm, exclusief uitstekende delen
Snoerlengte Ca. 1,5 m
Gewicht Ca. 110 g, exclusief voedingskabel en lichtnetadapter
EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij
Type Oplaadbare lithium-ionbatterij
Capaciteit 7,0 V, 1.900 mAh
Gebruikstemperatuur 0–40 °C
Afmetingen (B × H × D) Ca. 40 × 56 × 20,5 mm
Gewicht Ca. 88 g, exclusief afdekkapje
433
n
A Ondersteunde standaards
DCF-versie 2.0: de Design Rule for Camera File System (DCF)
(ontwerpnormen voor camerabestandssystemen) is een algemeen
erkende norm voor digitale camera’s waarmee de compatibiliteit tussen
de verschillende cameramerken wordt gewaarborgd.
•DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het
mogelijk maakt foto’s af te drukken op basis van een afdrukopdracht die is
opgeslagen op de geheugenkaart.
Exif versie 2.3: de camera ondersteunt Exif (Exchangeable Image File Format
for Digital Still Cameras) (uitwisselbaar beeldbestandsformaat voor
digitale fotocamera's) versie 2.3, een norm voor informatie die bij foto’s
wordt opgeslagen. Deze informatie wordt gebruikt voor optimale
kleurreproductie wanneer de foto’s worden afgedrukt met Exif-
compatibele printers.
PictBridge: een norm die werd ontwikkeld door fabrikanten van digitale
camera’s en printers en die het mogelijk maakt foto’s rechtstreeks op een
printer af te drukken, zonder de camera op een computer aan te sluiten.
•HDMI: High-Definition Multimedia Interface is een norm voor multimedia
interfaces in consumentenelektronica en AV-apparatuur waarmee
audiovisuele gegevens en stuursignalen via één kabel kunnen worden
overgebracht naar HDMI-compatibele apparaten.
A Handelsmerkinformatie
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn in de Verenigde Staten en/of andere
landen geregistreerde handelsmerken van Apple Inc. Microsoft, Windows
en Windows Vista zijn in de Verenigde Staten en/of andere landen
geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft
Corporation. De SD-, SDHC- en SDXC-logo’s zijn handelsmerken van SD-3C,
LLC. CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. HDMI, het
HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of
geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
PictBridge is een handelsmerk. Alle overige handelsmerken in deze
handleiding of de overige documentatie die met uw Nikon product worden
meegeleverd, zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de
betreffende rechthebbenden.
434
n
Goedgekeurde geheugenkaarten
De camera accepteert de SD- en CompactFlash geheugenkaarten die
staan vermeld in de volgende paragrafen. Andere geheugenkaarten
zijn niet getest. Voor meer informatie over hieronder vermelde
kaarten kunt u contact opnemen met de fabrikant.
❚❚ SD-geheugenkaarten
De volgende geheugenkaarten werden getest en goedgekeurd voor
gebruik in de camera. Voor het opnemen van films worden kaarten
met een klasse 6 schrijfsnelheid aanbevolen. Wanneer een kaart met
een lagere schrijfsnelheid wordt gebruikt, kan de opname onverwacht
worden beëindigd.
1 Controleer of de kaartlezers of overige apparaten waarmee de kaarten zullen
worden gebruikt, ondersteuning bieden voor geheugenkaarten van 2 GB.
2 Controleer of de kaartlezers of overige apparaten waarmee de kaarten zullen
worden gebruikt, SDHC-compatibel zijn. De camera ondersteunt UHS-1.
3 Controleer of de kaartlezers of overige apparaten
waarmee de kaarten zullen worden gebruikt, SDXC-
compatibel zijn. De camera ondersteunt UHS-1.
SD-kaarten SDHC-kaarten
2
SDXC-kaarten
3
SanDisk
2GB
1
4GB, 8GB, 16GB, 32GB 64GB
Toshiba
Panasonic
4 GB, 6 GB, 8 GB, 12 GB,
16 GB, 24 GB, 32 GB
48 GB, 64 GB
Lexar Media
4GB, 8GB, 16GB
Platinum II
4GB, 8GB, 16GB, 32GB
Professional
Full-HD Video
4 GB, 8 GB, 16 GB
435
n
❚❚ CompactFlash-geheugenkaarten
De volgende Type I CompactFlash-geheugenkaarten werden getest
en goedgekeurd voor gebruik in de camera. Type II-kaarten en
microdrives kunnen niet worden gebruikt.
SanDisk
Extreme Pro SDCFXP 16 GB, 32 GB, 64 GB, 128 GB
Extreme SDCFX 8 GB, 16 GB, 32 GB
Extreme IV SDCFX4 2GB, 4GB, 8GB, 16GB
Extreme III SDCFX3 2GB, 4GB, 8GB, 16GB
Ultra II SDCFH 2GB, 4GB, 8GB
Standaard SDCFB 2GB, 4GB
Lexar
Media
Professional UDMA
1000 × 16 GB, 32 GB, 64 GB, 128 GB
600 × 8 GB, 16 GB, 32 GB
400 × 8 GB, 16 GB, 32 GB
300 × 2GB, 4GB, 8GB, 16 GB
Professional
233 × 2GB, 4GB, 8GB
133 × 2GB, 4GB, 8GB
80 × 2GB, 4GB
Platinum II
80 × 2GB, 4GB, 8GB, 16GB
60 × 4GB
436
n
Capaciteit geheugenkaart
De volgende tabel toont het geschatte aantal foto’s dat kan worden
opgeslagen op een 8 GB Toshiba R95 W80MB/s UHS-I SDHC-kaart bij
verschillende instellingen voor beeldkwaliteit (0 84), beeldformaat
(0 87) en beeldveld (0 79).
❚❚ FX (36×24) Beeldveld
*
* Bevat afbeeldingen gemaakt met objectieven zonder DX wanneer Aan is
geselecteerd voor Automatisch DX-uitsnede.
Beeldkwaliteit Beeldformaat
Bestandsfomaat
1
Aantal
afbeeldingen
1
Buffercapaciteit
2
NEF (RAW), compressie
zonder verlies, 12-bits
32,4 MB 133 21
NEF (RAW), compressie
zonder verlies, 14-bits
41,3 MB 103 17
NEF (RAW),
Gecomprimeerd,
12-bits
29,0 MB 182 25
NEF (RAW),
Gecomprimeerd,
14-bits
35,9 MB 151 20
NEF (RAW),
Ongecomprimeerd,
12-bits
57,0 MB 133 18
NEF (RAW),
Ongecomprimeerd,
14-bits
74,4 MB 103 16
TIFF (RGB)
L 108,2 MB 71 16
M 61,5 MB 126 18
S 28,0 MB 277 26
JPEG Fijn
3
L 16,3 MB 360 56
M 10,4 MB 616 100
S 5,2 MB 1.200 100
JPEG Normaal
3
L9,1MB718 100
M 5,3 MB 1.200 100
S 2,6 MB 2.400 100
JPEG Basis
3
L 4,0 MB 1.400 100
M 2,7 MB 2.400 100
S 1,4 MB 4.800 100
437
n
❚❚ DX (24×16) Beeldveld
*
* Bevat afbeeldingen gemaakt met DX-objectieven wanneer Aan is geselecteerd
voor Automatisch DX-uitsnede.
Beeldkwaliteit Beeldformaat
Bestandsfomaat
1
Aantal
afbeeldingen
1
Buffercapaciteit
2
NEF (RAW), compressie
zonder verlies, 12-bits
14,9 MB 303 38
NEF (RAW), compressie
zonder verlies, 14-bits
18,6 MB 236 29
NEF (RAW),
Gecomprimeerd,
12-bits
13,2 MB 411 54
NEF (RAW),
Gecomprimeerd,
14-bits
16,2 MB 343 41
NEF (RAW),
Ongecomprimeerd,
12-bits
25,0 MB 303 30
NEF (RAW),
Ongecomprimeerd,
14-bits
32,5 MB 236 25
TIFF (RGB)
L 46,6 MB 165 21
M 26,8 MB 289 26
S 12,5 MB 616 41
JPEG Fijn
3
L 8,0 MB 796 100
M 5,1 MB 1.200 100
S 2,7 MB 2.300 100
JPEG Normaal
3
L 4,1 MB 1.500 100
M 2,6 MB 2.500 100
S 1,4 MB 4.600 100
JPEG Basis
3
L 2,0 MB 3.000 100
M 1,3 MB 5.000 100
S 0,7 MB 8.900 100
438
n
1 Alle getallen zijn benaderingen. De bestandsgrootte hangt af van het onderwerp
van de foto.
2 Maximaal aantal opnamen dat in het buffergeheugen kan worden opgeslagen
bij ISO 100. Neemt af als Optimale kwaliteit is geselecteerd voor JPEG-
compressie, ISO-gevoeligheid is ingesteld op Hi 0,3 of hoger, Hoge ISO-
ruisonderdrukking is ingeschakeld wanneer automatisch instelling voor ISO-
gevoeligheid is ingesteld op ISO 1600 of hoger of als ruisonderdrukking bij lange
tijdopname, Actieve D-Lighting of automatische vertekeningscorrectie is
ingeschakeld.
3 Bij deze getallen wordt uitgegaan van de instelling Vaste grootte voor JPEG-
compressie. Het selecteren van Optimale kwaliteit verhoogt de
bestandsgrootte van JPEG-afbeeldingen; het aantal beelden en de
buffercapaciteit nemen omgekeerd evenredig af.
A d3-Max. aant. continu-opnamen (0 293)
Het maximaal aantal foto’s in serie-opname dat achter elkaar kan worden
gemaakt, kan worden ingesteld op een aantal tussen 1 en 100.
439
n
Gebruiksduur van de batterij
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig
opgeladen batterij, varieert afhankelijk van de staat van de batterij, de
temperatuur en het gebruik van de camera. In het geval van AA-
batterijen varieert de capaciteit ook afhankelijk van het merk en de
opslagomstandigheden; bepaalde batterijen kunnen niet worden
gebruikt. De onderstaande aantallen voor de camera en het optionele
MB-D12 multifunctionele battery pack zijn benaderingen.
CIPA-standaard
1
Eén EN-EL15 batterij (camera): ca. 900 opnamen
Eén EN-EL15 batterij (MB-D12): ca. 900 opnamen
Eén EN-EL18 batterij (MB-D12): circa 1.400 opnamen
Acht AA-alkalinebatterijen (MB-D12): circa 1.000 foto’s
Nikon-standaard
2
Eén EN-EL15 batterij (camera): ca. 2.400 opnamen
Eén EN-EL15 batterij (MB-D12): ca. 2.400 opnamen
Eén EN-EL18 batterij (MB-D12): circa 3.800 opnamen
Acht AA-alkalinebatterijen (MB-D12): circa 2.400 foto’s
1 Gemeten bij 23 °C (±2 °C) met een AF-S NIKKOR 24-120mm f/4G ED
VR-objectief onder de volgende testomstandigheden: objectief wordt
scherp gesteld van oneindig tot minimaal bereik en elke 30 sec. wordt één
foto gemaakt met behulp van de standaardinstellingen; flitser flitst bij elke
volgende opname. Livebeeld is niet gebruikt.
2 Gemeten bij 20 °C met een AF-S NIKKOR 70-200mm f/2.8G ED VR II-objectief
onder de volgende testomstandigheden: vibratiereductie uit, beeldkwaliteit
ingesteld op JPEG Normaal, beeldformaat ingesteld op L (groot), sluitertijd
1/250 sec., driemaal scherp gesteld van oneindig tot minimaal bereik nadat
ontspanknop 3 sec. half is ingedrukt; vervolgens worden zes opeenvolgende
opnamen gemaakt en de monitor wordt gedurende vijf seconden
ingeschakeld en vervolgens weer uitgeschakeld; dit wordt herhaald na
uitschakeling van de belichtingsmeters.
440
n
Het volgende kan de levensduur van de batterij verkorten:
Gebruik van de monitor
Half ingedrukt houden van de ontspanknop
Herhaaldelijk bedienen van autofocus
Het maken van NEF (RAW)- of TIFF (RGB)-foto’s
Lage sluitertijden
Gebruik van een optionele WT-4 draadloze zender
Gebruik van het optionele GP-1 GPS-apparaat
Gebruik van vibratiereductie (VR) met VR-objectieven
Let op het volgende als u de gebruiksduur van Nikon EN-EL15
oplaadbare batterijen optimaal wilt benutten:
Houd de batterijcontacten schoon. Bij vuile contacten kunnen de
prestaties van de batterij afnemen.
Gebruik batterijen onmiddellijk nadat ze zijn opgeladen. Batterijen
lopen leeg als ze niet worden gebruikt.
441
n
Index
Symbolen
e (Programmed auto) ............................. 118
f (Sluitertijdvoorkeuze).......................... 119
g (Diafragmavoorkeuze)........................ 120
h (Handmatig)............................................ 122
S....................................................................... 103
CL ............................................................ 103, 293
CH..................................................................... 103
J..................................................................... 103
E (Zelfontspanner)......................... 103, 106
MUP......................................................... 104, 108
K (Enkelpunts AF)...................................... 93
I (Dynamisch veld-AF)............................ 93
H (Automatisch veld-AF)......................... 94
! (Gezichtsprioriteit-AF) .......................... 49
5 (Breedveld-AF)......................................... 49
6 (Normaa veld-AF) ................................... 49
& (AF met meevolgende scherpstelling)
49
L (Matrix).................................................... 115
M (Centrumgericht)........................ 115, 289
N (Spot) ....................................................... 115
Fn-knop................................................ 311, 321
R (Info)-knop ........................................ 10, 13
a (Livebeeld)-knop............................. 45, 59
Q (Help) .................................................... 15, 18
t (Buffergeheugen).......................... 40, 105
D-schakelaar.......................................... 4, 309
I (Scherpstelaanduiding)....... 40, 98, 102
L (Preset manual)........................ 146, 154
Cijfers
1,2× (30×20) 1.2× ........................................ 80
12-bits.............................................................. 86
14-bits.............................................................. 86
3D-kleurenmatrixmeting II.................... 115
3D-tracking............................................. 94, 95
5:4 (30×24) ..................................................... 80
A
Aanduidingen omkeren......................... 319
Aantal afdrukken (PictBridge [Setup]
menu).......................................................... 249
Aantal scherpstelpunten....................... 285
Accessoires ................................................. 387
Accessoireschoen..................................... 380
Achtergrondverlichting ..................... 4, 296
Actieve D-Lighting.......................... 141, 174
ADL-bracketing................................ 141, 307
Adobe RGB (Kleurruimte)...................... 274
AE & flits (Inst. voor automatische
bracketing)....................................... 132, 307
AE-L/AF-L-knop......................... 98, 315, 323
AE-vergrend. ontspanknop .................. 290
AF .......................... 48–50, 91–100, 281–286
AF-activering.............................................. 283
AF-C........................................................ 91, 281
Afdrukken.................................................... 247
Afdrukken (DPOF) .................................... 251
Afdrukken starten ........................... 250, 253
Afdrukopties (PictBridge [Setup] menu)...
249
AF-F .................................................................. 48
AF-fijnafstelling......................................... 338
AF-hulpverlichting................ 286, 377, 385
AF-ON MB-D12 toewijzen ..................... 320
B-knop............................................ 92, 283
AF-S ................................................. 48, 91, 282
AF-standknop.......................... 48, 50, 92, 94
Afstandsbedieningskabel............. 124, 389
AF-veldstand.......................................... 49, 93
Alleen AE (Inst. voor automatische
bracketing)....................................... 132, 307
Alleen flits (Inst. voor automatische
bracketing)....................................... 132, 307
A-M-schakelaar .............................................. 25
Anticiperende scherpstelling.................. 92
Autofocus........... 48–50, 91–100, 281–286
Autofocusstand..................................... 48, 91
Automatisch (Witbalans)....................... 145
Automatisch programma...................... 118
Automatisch veld-AF .......................... 94, 95
Automatische beeldrotatie................... 331
Automatische bracketing... 132, 307, 308
Automatische bracketing (M-stand) . 308
Automatische DX-uitsnede .............. 79, 82
442
n
Automatische snelle FP-synchronisatie....
299, 300
Automatische vertekeningscorrectie 276
B
Back-up........................................................... 89
Batterij......... 19, 21, 37, 297, 298, 332, 387
Batterij-informatie .................................... 332
Batterijlader................................ 19, 387, 432
Batterijvolgorde......................................... 298
Battery pack .......... 104, 297, 298, 320, 387
Bedieningspaneel..................................... 6–7
Beeld verbergen........................................ 260
Beeld(en) kopiëren................................... 262
Beeldcommentaar.................................... 333
Beeldformaat................................................ 87
Beeldgrootte............................................... 378
Beeldhoek................................... 79, 378–379
Beeldinterval (Diashow) ......................... 267
Beeldkwaliteit............................................... 84
Beeld-op-beeld.......................................... 350
Beeldsensor reinigen............................... 394
Beeldsnelheid............................ 70, 104, 210
Beeldveld .................... 25, 67, 68, 79, 82, 87
Beeldverhouding ........................ 67, 79, 346
Belichting............... 115, 117, 128, 130, 132
Belichtingsaanduiding............................ 123
Belichtingsbracketing .......... 132, 307, 308
Belichtingscorrectie ................................. 130
Belichtingsmeters.............................. 42, 291
Belichtingsprogramma........................... 411
Belichtingsstand........................................ 117
Belichtingsvergrendeling....................... 128
Belichtingsverschil.................................... 178
Belichtingsvertragingsstand................. 293
Beschermkap monitor............................... 14
Bestandsinformatie.................................. 223
Bestemming (Filminstellingen).............. 70
Bevestigingsmarkering......................... 3, 25
Bewaar geselecteerd beeld.............. 74, 77
Bewolkt (Witbalans) ................................. 145
Bitdiepte voor NEF (RAW)-afbeeldingen..
86
D-knop...... 133, 137, 141, 180, 197, 316
Blauw versterken....................................... 348
Bodydop........................................... 1, 24, 390
Bracketing................................. 132, 307, 308
Bracketingvolgorde ................................. 308
Brandpuntsafstand .............. 212, 378–379
Breedveld-AF................................................ 49
Buffergeheugen................................. 40, 105
Bulb...................................................... 122, 124
C
Camera Control Pro 2.................... 246, 390
Capaciteit geheugenkaart..................... 436
Capture NX 2 ............................. 85, 327, 390
Centrale knop mult-selector................. 309
Centrumgerichte meting............. 115, 289
Commanderstand........................... 301, 303
CompactFlash ........................... 29, 326, 434
Compatibele objectieven...................... 371
Compressie zonder verlies (Type)......... 86
Computer..................................................... 239
Continu hoge snelheid........................... 103
Continu lage snelheid................... 103, 293
Continu ontspanstand............................ 103
Continu servo-AF............................... 91, 281
Contrast........................................................ 166
Controlebeeld......................... 211, 220, 265
Copyrightinformatie...................... 228, 334
CPU-contacten........................................... 373
CPU-objectief ...................................... 25, 371
Creatief Verlichtingssysteem................ 381
CVS................................................................. 381
D
Datum en tijd ...................................... 27, 329
Datumnotatie...................................... 28, 329
DCF....................................................... 274, 433
De batterij opladen............................. 19–20
Diafragma................................ 120–122, 126
Diafragmavergrendeling ....................... 126
Diafragmavoorkeuze............................... 120
Diashow........................................................ 267
Digital Print Order Format (DPOF)..... 251,
254, 433
Dioptrie.................................................. 35, 388
Direct zonlicht (Witbalans).................... 145
D-Lighting ................................................... 344
Doorloop scherpstelpunt ...................... 284
DPOF........................................... 251, 254, 433
DPOF-afdrukopdracht............................. 254
Draadloos .......................................... 245, 387
443
n
Draadloos netwerk.......................... 245, 387
Draadloze zender ............................ 245, 387
Draai portret............................................... 266
Druk de ontspanknop half in ........ 41, 128
D-type objectief............................... 371, 373
DX (24×16) 1.5× .................................... 67, 80
DX-formaat .................................................... 80
DX-gebaseerd (film) formaat................... 68
Dynamisch veld-AF.............................. 93, 95
E
Eenv. belichtingscorrectie..................... 288
Eerste sleuf.............................................. 38, 89
Elektronische afstandsmeter................ 102
Enkel beeld ................................................. 103
Enkelpunts-AF ....................................... 93, 95
Enkelvoudige servo-AF............. 48, 91, 282
Ethernet .............................................. 245, 387
Exif......................................................... 274, 433
Externe microfoon ..................... 65, 70, 390
F
Fijnafst. voor optimale belichting ...... 290
Film bewerken.................................... 74, 341
Filminstellingen ........................................... 70
Filmlivebeeld............................. 59, 321–324
Filmopnameknop........................................ 61
Films ................................................................. 59
Filmvlakmarkering ................................... 102
Filtereffecten.............................................. 348
Filtereffecten (Picture Control instellen)...
166, 167
Firmwareversie.......................................... 340
Fisheye.......................................................... 358
Flexibel programma................................ 118
Flikkerreductie........................................... 329
Flitsbereik.................................................... 187
Flitsbracketing........................ 132, 307, 308
Flitscorrectie............................................... 188
Flitser....................... 181, 188, 190, 380, 381
Flitserregeling ingeb. flitser.................. 301
Flitsgereedaanduiding ... 9, 181, 191, 305,
384, 428
Flitslicht (Witbalans) ................................ 145
Flitsstand ..................................................... 183
Flitssynchronisatie-aansluiting............ 380
Flitssynchronisatiesnelheid 299, 300, 413
Flitswaardevergrendeling..................... 190
Focus-tracking.................................... 92, 283
Focus-tracking met Lock-On................ 283
Formaat.......................................... 68, 87, 346
Formaat wijzigen...................................... 355
Formatteren ........................................ 32, 326
Foto's beveiligen ...................................... 233
Foto’s op een televisie bekijken.......... 256
Foto’s overzetten...................................... 243
Foto-informatie................................ 222, 261
Fulltime servo-AF ........................................ 48
Functie instelschijven inst..................... 317
Functie tweede sleuf.................................. 89
f-waarde.............................................. 121, 374
FX (36×24) 1.0×............................................ 80
FX-formaat.............................................. 67, 80
FX-gebaseerd (film) formaat ............ 67, 68
G
Gebruik GPS voor het instellen van de
cameraklok................................................ 217
Gecomprimeerd (Type)............................. 86
Geheugenbank opnamemenu............ 269
Geheugenbank pers. inst. ..................... 280
Geheugenkaart .................. 29, 32, 326, 434
Geheugenkaart formatteren................ 326
Geselecteerde foto’s wissen................. 236
Gevoeligheid..................................... 109, 111
Gezichtsprioriteit-AF.................................. 49
Gloeilamplicht (Witbalans) ................... 145
Goedgekeurde geheugenkaarten ..... 434
GPS ....................................................... 215, 229
GPS-apparaat............................................. 215
GPS-gegevens ........................................... 229
Groen versterken...................................... 348
G-type objectief............................... 371, 373
H
H.264............................................................. 429
Handmatig (belichtingsstand)............. 122
Handmatige flitser ................................... 301
Handmatige scherpstelling ........... 55, 101
Handmatige voorinstelling (Witbalans)....
146, 154
HDMI.................................................... 256, 433
HDMI mini-pinaansluiting................. 3, 256
Helderheid.................................................. 166
444
n
Help........................................................... 15, 18
Het objectief bevestigen.......................... 24
Het objectief verwijderen van de camera
25
Hi..................................................................... 110
High-definition................................. 256, 433
Histogram ................................. 225, 226, 310
Hoge ISO-ruisonderdrukking................ 277
Hoge lichten ............................................... 224
Hoofdtelefoon.............................................. 65
Hoog Dynamisch Bereik (HDR) ............ 176
I
i-DDL........................................... 181, 185, 382
Index......................................................... 63, 73
Indexprint .................................................... 251
Informatie .......................................... 222, 261
Informatiescherm .................... 10, 295, 296
Ingebouwde AF-hulpverlichting......... 286
Ingebouwde flitser ......................... 181, 375
Inst. voor autom. bracketing................. 307
Instelling automatische ISO-gevoeligheid
111
Instellingen opslaan/laden.................... 335
Intervalopname......................................... 201
ISO-gevoeligheid ............................ 109, 111
ISO-weergave en -aanpassing.............. 295
J
JPEG ................................................................. 84
JPEG Basis ...................................................... 84
JPEG Fijn......................................................... 84
JPEG Normaal............................................... 84
JPEG-compressie......................................... 86
K
Kies beeldveld....................................... 80, 82
Kies begin-/eindpunt................................. 74
Kies kleurtemperatuur (Witbalans).... 146,
152
Kleurbalans.................................................. 349
Kleurenschets............................................. 359
Kleurruimte ................................................. 274
Kleurtemperatuur .................. 146, 147, 152
Kleurtoon (Picture Control instellen) 166,
168
Klok.......................................................... 27, 329
Klokbatterij.................................................... 28
Knop loslaten voor instelsch................. 318
Koelblauw (monochroom).................... 347
L
L (groot) ................................................... 68, 87
LAN................................................................. 387
Landschap ................................................... 163
Lange sluitertijd ........................................ 183
Langste sluitertijd..................................... 112
Langste sluitertijd bij flits............. 184, 300
Lcd.................................................... 4, 296, 326
Lcd-helderheid .......................................... 326
Lcd-verlichting........................................... 296
Levendig (Picture Control instellen).. 163
Lichtmeting................................................. 115
Lichtnetadapter............................... 387, 391
Lijntekening................................................ 359
Livebeeld .................................. 45–57, 59–69
Livebeeldfotografie.................................... 45
Lo.................................................................... 110
M
M (Handmatige scherpstelling)............ 101
M (middel)............................................... 68, 87
Matrix ............................................................ 115
Max. aant. continu-opnamen............... 293
Maximaal diafragma...................... 102, 212
Maximale gevoeligheid.......................... 112
MB-D12............................................... 297, 298
Meervoudige belichting......................... 195
Meter automatisch uit............................. 217
Meter uit................................................ 42, 291
Microfoon ........................................... 3, 65, 70
Mijn menu ................................................... 366
Miniatuur ........................................... 219, 310
Miniatuureffect.......................................... 361
Minimaal diafragma.......................... 25, 117
Mired ............................................................. 150
Monitor.......................... 10, 43, 45, 219, 326
Monitor uit .................................................. 292
Monitorvoorflits .............................. 185, 301
Monochroom ............................................. 347
Monochroom (Picture Control instellen) .
163
Multi-selector ...................................... 16, 310
445
n
N
Na wissen..................................................... 266
Naamgeving bestanden ........................ 273
NEF...................................................... 84, 85, 86
NEF (RAW) .............................. 84, 85, 86, 353
NEF (RAW)-bitdiepte .................................. 86
NEF (RAW)-opname.................................... 86
NEF (RAW)-verwerking ........................... 353
Neutraal (Picture Control instellen) ... 163
Nikon Transfer 2........................................ 239
Normaal veld-AF.......................................... 49
O
Objectief ..................... 24–25, 212, 338, 371
Objectief zonder CPU..................... 212, 371
Objectiefafstandsinformatie ................ 185
Objectiefdop ................................................. 24
Objectiefvatting...................................... 4, 25
Omgevingslichtsensor........................ 5, 326
Ongecomprimeerd (Type)........................ 86
Ontspanknop..... 40, 41, 98, 128, 290, 324
Ontspannen bij geen kaart ................... 318
Ontspanstand ............................................ 103
Opeenvolgende nummering............... 294
Opnamegegevens.................................... 227
Opnamemenu ........................................... 268
Opnamesnelheid CL-stand ................... 293
Opslagmap ................................................. 271
Opties sorteren (Mijn menu) ................ 369
Opties toevoegen (Mijn menu) ........... 367
Opties verwijderen (Mijn menu)......... 368
Optimale kwaliteit (JPEG-compressie). 86
Optionele flitser ........................................ 380
Overloop......................................................... 89
Overzichtsgegevens................................ 230
P
Paginagrootte............................................ 249
Persoonlijke instellingen ....................... 278
Perspectiefcorrectie................................. 360
PictBridge........................................... 247, 433
Picture Control beheren......................... 169
Picture Control instellen ........................ 163
Picture Control Utility ............................. 172
Picture Controls......................................... 163
Pop-upknop voor de flitser................... 181
Portret........................................................... 163
R
Rand .............................................................. 250
Rasterweergave .................................... 8, 295
Recente instellingen................................ 370
Rechtzetten ................................................ 357
Reset met twee knoppen ...................... 193
Retoucheermenu...................................... 341
RGB ................................................ 84, 225, 274
RGB-histogram.......................................... 225
Rode-ogencorrectie ................................ 345
Rode-ogenreductie ................................. 183
Rood versterken........................................ 348
Ruisonderdrukking.................................. 277
Ruisonderdrukking lange sluitertijd.. 277
S
S (klein) ..................................................... 68, 87
Schaal brandpuntsafstand....................... 24
Schaalverdeling brandpuntsafstand.... 24
Schaduw (Witbalans) .............................. 145
Schakelaar scherpstelstand..................... 24
Schakelaar vibratiereductiestand.......... 24
Schakelaar voor scherpstelstand........... 25
Schermtips.................................................. 295
Schermvullende weergave................... 219
Scherpstelaanduiding .............. 40, 98, 102
Scherpstelhaakjes AF-veld.................. 8, 35
Scherpstelling..................................... 91–102
Scherpstelpunt..................... 49, 93, 96, 285
Scherpstelring objectief........... 24, 55, 101
Scherpstelscherm..................................... 424
Scherpstelstand ................. 48, 91, 281, 282
Scherpstelvergrendeling.......................... 98
Scherptediepte ................................ 117, 120
SD-geheugenkaart................... 30, 326, 434
Selectie afdrukken ................................... 251
Selectieknop voor livebeeld............. 45, 59
Selectieknop voor scherpstelstand 48, 91,
101
Selectieve kleur......................................... 362
Sepia (monochroom).............................. 347
Serie...................................................... 293, 312
Setup-menu ............................................... 325
Signaal.......................................................... 292
Skylight ........................................................ 348
446
n
Sleuf ................................................................. 29
Sleuf selecteren ...................... 159, 221, 342
Sluitertijd................................... 119, 122, 126
Sluitertijdvergrendeling......................... 126
Sluitertijdvoorkeuze................................. 119
Snel aanpassen .......................................... 166
Snel retoucheren....................................... 357
Speedlights ....................................... 181, 380
Spiegel ................................................ 108, 398
Spiegel omhoog.............................. 108, 398
Spiegel omhoog (CCD reinigen).......... 398
Spotmeting ................................................. 115
sRGB (Kleurruimte) ................................... 274
Stand spiegel omhoog.................. 104, 108
Standaard (Picture Control instellen) 163
Standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR.
185, 382
Standaardinstellingen................... 193, 405
Standaardinstellingen herstellen 193, 405
Stap belichtings-/flitscorr....................... 287
Stapgrootte inst. belichting .................. 287
Stapgrootte ISO-gevoeligh. .................. 287
Statief ........................................... 49, 106, 124
Ster ................................................................. 348
Stof-referentiefoto.................................... 327
Stroboscopisch flitsen............................. 301
Stroomaansluiting.......................... 387, 391
Synchronisatie op het eerste gordijn 183
Synchronisatie op het tweede gordijn 183
T
Taal (Language) .................................. 26, 330
Televisie........................................................ 256
Terugzetten................................................. 193
Testflits....................................... 117, 301, 307
Tien-pins afstandsbedieningsaansluiting
3, 215, 389
TIFF (RGB)....................................................... 84
Tijd........................................................... 27, 329
Tijdstempel (PictBridge)......................... 250
Tijdzone................................................. 27, 329
Tijdzone en datum ............................ 27, 329
Time-lapse-fotografie.............................. 207
Timer.................................................... 106, 201
Tint ................................................................. 166
TL-licht (Witbalans)................................... 145
U
Uitgebreide menubanken..................... 270
Uitsnijden .................................................... 346
Uitsnijden (PictBridge [Setup] menu) 250
Uploaden via Eye-Fi ................................. 339
USB....................................................... 243, 248
USB-kabel ...................................... 1, 243, 248
USB-kabelklem...................................... 1, 243
UTC................................................ 27, 216, 229
UTC (Coordinated Universal Time) 27, 216
V
Vaste grootte (JPEG-compressie).......... 86
Vergelijken .................................................. 364
Vergrotend oculair ................................... 388
Verscherping .............................................. 166
Vertekeningscorrectie............................. 358
Verzachting................................................. 178
Verzadiging................................................. 166
ViewNX 2.................. 85, 239, 274, 331, 334
Vignetteringscorrectie............................ 275
Virtuele horizon................. 54, 66, 313, 337
Voorbeeldknop................ 63, 117, 315, 322
Voorbeeldknop scherptediepte .. 63, 117,
315, 322
W
Warmfilter.................................................... 348
WB (Witbalans)................................. 137, 145
Weergave.............................................. 43, 219
Weergave-informatie .................... 222, 261
Weergavemap............................................ 260
Weergavemenu......................................... 259
Weergaveopties ........................................ 261
Wis alle beelden ........................................ 236
Wis huidig beeld ................................ 44, 234
Wissen.................................................... 44, 234
Witbalans........................................... 137, 145
Witbalansbracketing ............................... 137
Witbalansbracketing (Inst. voor
automatische bracketing).......... 137, 307
Z
Zacht.............................................................. 348
Zelfontspanner....................... 103, 106, 291
Zoeker............................................... 8, 35, 424
447
n
Zoekerbeeldscherpte....................... 35, 388
Zoekeroculair............................. 36, 106, 203
Zomertijd.............................................. 27, 329
Zoomweergave......................................... 231
Zwart-wit (monochroom)...................... 347
DIGITALE CAMERA
Nl
Gebruikshandleiding
Gedrukt in Europa
SB3C06(1F)
6MB1231F-06
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk
(behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen)
worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van
NIKON CORPORATION.
AMA14598
Nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420
  • Page 421 421
  • Page 422 422
  • Page 423 423
  • Page 424 424
  • Page 425 425
  • Page 426 426
  • Page 427 427
  • Page 428 428
  • Page 429 429
  • Page 430 430
  • Page 431 431
  • Page 432 432
  • Page 433 433
  • Page 434 434
  • Page 435 435
  • Page 436 436
  • Page 437 437
  • Page 438 438
  • Page 439 439
  • Page 440 440
  • Page 441 441
  • Page 442 442
  • Page 443 443
  • Page 444 444
  • Page 445 445
  • Page 446 446
  • Page 447 447
  • Page 448 448
  • Page 449 449
  • Page 450 450
  • Page 451 451
  • Page 452 452
  • Page 453 453
  • Page 454 454
  • Page 455 455
  • Page 456 456
  • Page 457 457
  • Page 458 458
  • Page 459 459
  • Page 460 460
  • Page 461 461
  • Page 462 462
  • Page 463 463
  • Page 464 464
  • Page 465 465
  • Page 466 466
  • Page 467 467
  • Page 468 468
  • Page 469 469
  • Page 470 470
  • Page 471 471
  • Page 472 472

Nikon D800 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor