Nikon D7100 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk (behalve voor korte
citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder de
schriftelijke toestemming van NIKON CORPORATION.
Nikon Gebruikersondersteuning
Bezoek de volgende website om uw camera te registreren en op de hoogte te blijven van de
recentste productinformatie. U vindt hier antwoorden op veelgestelde vragen (FAQ's) en u
kunt contact met ons opnemen voor technische bijstand.
http://www.europe-nikon.com/support
AMA15300 Gedrukt in Europa
SB4F03(1F)
6MB1781F-03
DIGITALE CAMERA
Gebruikshandleiding
Nl
Nl
Pakketinhoud
Controleer of het pakket de volgende onderdelen bevat:
D7100-camera
Kopers van de optionele objectiefset moeten controleren of het pakket ook een objectief
bevat.
Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht (0 347).
Camera’s aangeschaft in
Japan geven menu’s en berichten alleen in het Engels en Japans weer; andere talen
worden niet ondersteund.
Wij verontschuldigen ons voor het ongemak dat dit kan
veroorzaken.
A Voor uw veiligheid
Lees voordat u de camera voor het eerst gebruikt de veiligheidsinstructies in “Voor uw veiligheid”
(0 xxi–xxvi).
BS-1-afdekkapje accessoireschoen
DK-23 rubberen oogschelp
BF-1B-bodydop
EN-EL15 oplaadbare
Li-ionbatterij (met afdekkapje)
MH-25-batterijlader
(stekkeradapter enkel meegeleverd in
landen of regio's waar vereist. Vorm
van netsnoer is afhankelijk van land
van verkoop.)
DK-5-oculairkapje (0 60)
AN-DC1 BK-riem (0 iv) UC-E6 USB-kabel
ViewNX 2 CD Garantie
Gebruikshandleiding (deze handleiding)
vi
D WEERGAVEMENU (0 217) C OPNAMEMENU (0 224)
Menuopties
Wissen Selectie
Datum selecteren
Alle
Weergavemap D7100 (standaard)
Alle
Huidige
Beeld verbergen Selecteren/instellen
Datum selecteren
Alles deselecteren?
Weergaveopties Basisfoto-informatie
Scherpstelpunt
Aanvullende foto-informatie
Geen (alleen beeld)
Hoge lichten
RGB-histogram
Opnamegegevens
Overzicht
Beeld(en)
kopiëren
Bron selecteren
Beeld(en) selecteren
Doelmap selecteren
Beeld(en) kopiëren?
Controlebeeld Aan
Uit (standaard)
Na wissen Toon volgende (standaard)
Toon vorige
Doorgaan als tevoren
Draai portret Aan (standaard)
Uit
Diashow Starten
Beeldtype
Beeldinterval
DPOF-
afdrukopdracht
Selecteren/instellen
Alles deselecteren?
Opnamemenu
terugzetten
Ja
Nee
Opslagmap Map selecteren op nummer
Map selecteren in lijst
Naamgeving
bestanden
Naamgeving bestanden
Functie van kaart
in sleuf 2
Overloop (standaard)
Back-up
RAW sleuf 1 - JPEG sleuf 2
Beeldkwaliteit NEF (RAW) + JPEG Fijn
NEF (RAW) + JPEG Normaal
NEF (RAW) + JPEG Basis
NEF (RAW)
JPEG Fijn
JPEG Normaal (standaard)
JPEG Basis
Beeldformaat Groot (standaard)
Middel
Klein
Beeldveld DX (24×16) (standaard)
1,3× (18×12)
JPEG-compressie Vaste grootte (standaard)
Optimale kwaliteit
NEF (RAW)-
opname
Type
NEF (RAW)-bitdiepte
Witbalans Automatisch (standaard)
Gloeilamplicht
Tl-licht
Direct zonlicht
Flitslicht
Bewolkt
Schaduw
Kies kleurtemperatuur
Handmatige voorinstelling
(0 66)
(0 68)
(0 89)
Items gemarkeerd met een -pictogram kunnen worden opgeslagen op een geheugenkaart met
behulp van de optie Instellingen opslaan/laden > Instellingen opslaan in het setup-menu van de
camera (0 268).
Door de geheugenkaart in de camera te plaatsen en Instellingen opslaan/laden >
Instellingen laden te selecteren, kunnen opgeslagen instellingen naar andere D7100-camera's worden
gekopieerd.
vii
A MENU PERSOONLIJKE INST.
(0 229)
Picture Control
instellen
Standaard (standaard)
Neutraal
Levendig
Monochroom
Portret
Landschap
Picture Control
beheren
Opslaan/bewerken
Hernoemen
1
Wissen
1
Laden/opslaan
Kleurruimte sRGB (standaard)
Adobe RGB
Actieve D-Lighting
2
Automatisch
Extra hoog
Hoog
Normaal
Laag
Uit
HDR (hoog dynamisch
bereik)
HDR-stand
HDR-sterkte
Autom.
vertekeningscorrectie
Aan
Uit (standaard)
Ruisonderdr. lange
tijdopname
Aan
Uit (standaard)
Hoge ISO-
ruisonderdrukking
Hoog
Normaal (standaard)
Laag
Uit
ISO-gevoeligheid
instellen
ISO-gevoeligheid
Autom inst
ISO-gevoeligheid
Afstandsbedienings-
stand (ML-L3)
Vertraagd op afstand
Direct op afstand
Spiegel omhoog op afstand
Uit (standaard)
Meervoudige
belichting
Stand voor meerv.
belichting
Aantal opnamen
Automatische versterking
(0 79)
(0 82)
Intervalopname Starttijd kiezen
Nu
Starttijd
Interval
Kies aant. keren × aant. opn.
Starten
Filminstellingen Beeldformaat/
beeldsnelheid
Filmkwaliteit
Microfoon
Bestemming
1 Niet beschikbaar als er geen eigen Picture
Controls aanwezig zijn.
2Standaard ingesteld op Uit (standen P, S, A, M, %,
g, i, u, 1, 2 en 3) of Automatisch (overige
standen).
Herstel pers.
instellingen
Ja
Nee
a Autofocus
a1 Selectie
AF-C-prioriteit
Ontspannen (standaard)
Scherpstelling
a2 Selectie
AF-S-prioriteit
Ontspannen
Scherpstelling (standaard)
a3 Focus-tracking met
Lock-On
5 (Lang)
4
3 (Normaal) (standaard)
2
1 (Kort)
Uit
a4 Verlichting
scherpstelpunt
Automatisch (standaard)
Aan
Uit
a5 Doorloop
scherpstelpunt
Doorloop
Geen doorloop (standaard)
a6 Aantal
scherpstelpunten
51 punten (standaard)
11 punten
a7 Ingeb.
AF-hulpverlichting
Aan (standaard)
Uit
viii
b Lichtmeting/belichting
b1 Stapgrootte
ISO-gevoeligh.
1/3 stap (standaard)
1/2 stap
b2 Stapgrootte inst.
belichting
1/3 stap (standaard)
1/2 stap
b3 Eenv.
belichtingscorrectie
Aan
(automatisch herstellen)
Aan
Uit (standaard)
b4 Centrumgericht
meetveld
φ 6mm
φ 8 mm (standaard)
φ 10 mm
φ 13 mm
Gemiddeld
b5 Fijnafst. voor opt.
belichting
Ja
Nee (standaard)
c Timers/AE-vergrendeling
c1 AE-vergrend.
ontspanknop
Aan
Uit (standaard)
c2 Stand-by-timer 4 sec.
6 sec. (standaard)
10 sec.
30 sec.
1 min.
5 min.
10 min.
30 min.
Geen limiet
c3 Zelfontspanner Vertraging zelfontspanner
Aantal opnamen
Interval tussen opnamen
c4 Monitor uit Weergave
Menu's
Informatieweergave
Controlebeeld
Livebeeld
c5 Wachttijd
afstandsb. (ML-L3)
1 min. (standaard)
5 min.
10 min.
15 min.
d Opnemen/weergeven
d1 Signaal Volume
Toonhoogte
d2 Rasterweergave in
zoeker
Aan
Uit (standaard)
d3 ISO tonen en
aanpassen
ISO-gevoeligheid
ISO/eenvoudige ISO
Beeldteller (standaard)
d4 Schermtips Aan (standaard)
Uit
d5 Opnamesnelheid
CL-stand
6 bps
5 bps
4 bps
3 bps (standaard)
2 bps
1 bps
d6 Max. aant.
continu-opnamen
1–100
d7 Opeenvolgende
nummering
Aan (standaard)
Uit
Terugzetten
d8 Informatieweergave Automatisch (standaard)
Handmatig
d9 Lcd-verlichting Aan
Uit (standaard)
d10 Belichtingsvertra-
gingsstand
3 sec.
2 sec.
1 sec.
Uit (standaard)
d11 Flitswaarschuwing Aan (standaard)
Uit
d12 MB-D15 batterijen LR6 (AA alkaline)
(standaard)
HR6 (AA Ni-MH)
FR6 (AA lithium)
d13 Batterijvolgorde MB-D15 batterijen eerst
(standaard)
Camerabatterij eerst
ix
e Bracketing/flits
e1 Flitssynchronisa-
tiesnelheid
1/320 sec.
(automatische FP)
1/250 sec.
(automatische FP)
1/250 sec. (standaard)
1/200 sec.
1/160 sec.
1/125 sec.
1/100 sec.
1/80 sec.
1/60 sec.
e2 Langste sluitertijd
bij flits
1/60 sec. (standaard)
1/30 sec.
1/15 sec.
1/8 sec.
1/4 sec.
1/2 sec.
1 sec.
2 sec.
4 sec.
8 sec.
15 sec.
30 sec.
e3 Flitserregeling
ingeb. flitser
DDL (standaard)
Handmatig
Stroboscopisch flitsen
Commanderstand
e3 Optionele flitser
*
DDL (standaard)
Handmatig
e4 Belichtingscorr.
voor flitser
Heel beeld (standaard)
Alleen achtergrond
e5 Testflits Aan (standaard)
Uit
e6 Inst. voor autom.
bracketing
AE & flits (standaard)
Alleen AE
Alleen flits
Witbalansbracketing
ADL-bracketing
e7 Bracketingvolgorde MTR > onder > over
(standaard)
Onder > MTR > over
* Wordt alleen weergegeven wanneer een
optionele SB-400 flitser is bevestigd.
f Bediening
f1 OK-knop Opnamestand
Weergavestand
Livebeeld
f2 Fn-knop toewijzen Indrukken
Indrukken + instelschijven
f3 Voorbeeldknop
toewijzen
Indrukken
Indrukken + instelschijven
f4 AE-L/AF-L-knop
toewijzen
Indrukken
Indrukken + instelschijven
f5 Functie
instelschijven inst.
Rotatie omkeren
Verwissel hoofd/secundair
Instellen diafragma
Menu's en weergave
f6 Knop loslaten voor
instelsch.
Ja
Nee (standaard)
f7 Ontspannen bij
geen kaart
Sluiter vergrendeld
Sluiter ontgrendeld
(standaard)
f8 Aanduidingen
omkeren
(standaard)
f9 Knop 4 MB-D15
toewijzen
AE/AF-vergrendeling
(standaard)
AE-vergrendeling
AE-vergrendeling (vast)
AF-vergrendeling
AF-ON
Flitswaardevergrendeling
Zelfde als Fn-knop
g Film
g1 Fn-knop toewijzen Foto-opname-info
weergeven
AE/AF-vergrendeling
AE-vergrendeling
AE-vergrendeling (vast)
AF-vergrendeling
AF-ON
Geen (standaard)
g2 Voorbeeldknop
toewijzen
Foto-opname-info
weergeven
AE/AF-vergrendeling
AE-vergrendeling
AE-vergrendeling (vast)
AF-vergrendeling
AF-ON
Geen (standaard)
x
B SETUP-MENU (0 261)
g3 AE-L/AF-L-knop
toewijzen
Foto-opname-info
weergeven
AE/AF-vergrendeling
(standaard)
AE-vergrendeling
AE-vergrendeling (vast)
AF-vergrendeling
AF-ON
Geen
g4 Ontspanknop
toewijzen
Foto's maken (standaard)
Films opnemen
Geheugenkaart
formatteren
Sleuf 1
Sleuf 2
Gebruikersinstellingen
opslaan
Opslaan in U1
Opslaan in U2
Gebruikersinstell.
terugzetten
U1 terugzetten
U2 terugzetten
Monitorhelderheid –5 – +5
Beeldsensor reinigen Nu reinigen
Reinigen bij aan-/uitzetten
Spiegel omhoog
(CCD reinigen)
1
Starten
Stof-referentiefoto Starten
Sensor reinigen en dan
starten
Flikkerreductie Automatisch (standaard)
50 Hz
60 Hz
Tijdzone en datum Tijdzone
Datum en tijd
Datumnotatie
Zomertijd
Taal (Language) Zie pagina 340.
Automatische
beeldrotatie
Aan (standaard)
Uit
Batterij-informatie
Beeldcommentaar Commentaar toevoegen
Commentaar invoeren
Copyrightinformatie Copyrightinformatie
toevoegen
Fotograaf
Copyright
Instellingen opslaan/
laden
Instellingen opslaan
Instellingen laden
Virtuele horizon
g Film Objectief zonder CPU Objectiefnummer
Brandpuntsafstand (mm)
Maximaal diafragma
AF-fijnafstelling AF-fijnafstelling (Aan/Uit)
Opgeslagen waarde
Standaard
Opgeslagen waarden
tonen
HDMI Uitvoerresolutie
Apparaatbesturing
GPS Stand-by-timer
Positie
Cameraklok instellen via
GPS
Draadloze mobiele
adapter
Inschakelen (standaard)
Uitschakelen
Netwerk (beschikbaar
voor optionele UT-1)
Kies hardware
Netwerkinstellingen
Opties
Uploaden via Eye-Fi
2
Sleuf 1
Sleuf 2
Firmwareversie
1 Niet beschikbaar bij batterijniveaus van J of
lager.
2 Alleen beschikbaar voor compatibele Eye-Fi-
geheugenkaarten.
xi
N RETOUCHEERMENU (0 273) O MIJN MENU (0 291)
D-Lighting
Rode-ogencorrectie
Bijsnijden
Monochroom Zwart-wit
Sepia
Koelblauw
Filtereffecten Skylight
Warm filter
Rood versterken
Groen versterken
Blauw versterken
Ster
Zacht
Kleurbalans
Beeld-op-beeld
1
NEF (RAW)-verwerking
Formaat wijzigen Selecteer foto
Kies bestemming
Kies formaat
Snel retoucheren
Rechtzetten
Vertekeningscorrectie Automatisch
Handmatig
Fisheye
Lijntekening
Kleurenschets
Perspectiefcorrectie
Miniatuureffect
Selectieve kleur
Film bewerken Kies begin-/eindpunt
Bewaar geselecteerd
beeld
Vergelijken
2
1 Alleen beschikbaar wanneer de G-knop
wordt ingedrukt en de tab N in de menu's is
geselecteerd.
2 Alleen beschikbaar wanneer de P-knop wordt
ingedrukt om het retoucheermenu weer te
geven tijdens schermvullende weergave.
Opties
toevoegen
Weergavemenu
Opnamemenu
Menu persoonlijke inst.
Setup-menu
Retoucheermenu
Opties
verwijderen
*
Opties sorteren
Tab kiezen MIJN MENU
RECENTE INSTELLINGEN
* Opties kunnen tevens worden gewist door ze in
MIJN MENU te markeren en twee keer op de
O (Q)-knop te drukken.
xii
Vraag- en antwoordindex ...............................................................................................................ii
Snelhandleiding.................................................................................................................................iv
Menuopties .........................................................................................................................................vi
Voor uw veiligheid..........................................................................................................................xxi
Kennisgevingen.............................................................................................................................xxiii
Inleiding 1
Overzicht ...............................................................................................................................................1
Kennismaking met de camera.......................................................................................................2
De camerabody .................................................................................................................................. 2
De standknop...................................................................................................................................... 6
De keuzeknop ontspanstand ........................................................................................................ 7
Het bedieningspaneel...................................................................................................................... 8
De zoeker .............................................................................................................................................. 9
Het informatiescherm ....................................................................................................................10
De instelschijven ..............................................................................................................................13
De P-knop...........................................................................................................................................18
Cameramenu’s ................................................................................................................................. 19
Cameramenu’s gebruiken ............................................................................................................20
Eerste stappen.................................................................................................................................. 22
De batterij opladen .........................................................................................................................22
De batterij plaatsen.........................................................................................................................24
Een objectief bevestigen...............................................................................................................26
Basisinstellingen...............................................................................................................................28
Een geheugenkaart plaatsen.......................................................................................................30
De geheugenkaart formatteren .................................................................................................32
Zoekerbeeldscherpte aanpassen...............................................................................................33
Inhoudsopgave
xv
Flitserfotografie 119
De ingebouwde flitser gebruiken........................................................................................... 119
Flitsstand.......................................................................................................................................... 120
Flitscorrectie ...................................................................................................................................124
Flitswaardevergrendeling..........................................................................................................125
Fotograferen met de afstandsbediening 127
Een optionele ML-L3-afstandsbediening gebruiken .......................................................127
Draadloze afstandsbedieningen............................................................................................. 130
WR-1 draadloze afstandsbedieningen.................................................................................. 130
WR-R10/WR-T10 draadloze afstandsbedieningen............................................................ 130
Andere opnameopties 131
Reset met twee knoppen: standaardinstellingen herstellen........................................ 131
Bracketing........................................................................................................................................133
Meervoudige belichting............................................................................................................. 141
Intervalfotografie.......................................................................................................................... 145
Objectieven zonder CPU ............................................................................................................149
Een GPS-apparaat gebruiken....................................................................................................152
Livebeeldfotografie 153
In livebeeld scherpstellen.......................................................................................................... 155
De P-knop gebruiken .................................................................................................................. 157
De livebeeldweergave: livebeeldfotografie........................................................................ 158
De informatieweergave: livebeeldfotografie ..................................................................... 159
Handmatige scherpstelling.......................................................................................................159
Filmlivebeeld 161
De P-knop gebruiken .................................................................................................................. 164
De livebeeldweergave: filmlivebeeld.................................................................................... 165
De informatieweergave: filmlivebeeld.................................................................................. 166
Beeldveld ......................................................................................................................................... 167
Filminstellingen............................................................................................................................. 169
Films bekijken.................................................................................................................................171
Films bewerken.............................................................................................................................. 173
Films bijsnijden.............................................................................................................................. 173
Geselecteerde beelden opslaan.............................................................................................. 176
xvi
Speciale effecten 177
Opname met speciale effecten................................................................................................177
% Nachtzicht.............................................................................................................................. 178
g Kleurenschets ..................................................................................................................... 178
i Miniatuureffect .................................................................................................................. 178
u Selectieve kleur.................................................................................................................... 179
1 Silhouet................................................................................................................................... 179
2 High-key ................................................................................................................................. 179
3 Low-key .................................................................................................................................. 179
Beschikbare opties in livebeeld ............................................................................................... 180
Meer over weergave 185
Schermvullende weergave........................................................................................................185
Foto-informatie ............................................................................................................................. 187
Miniatuurweergave......................................................................................................................193
Kalenderweergave........................................................................................................................194
Foto’s van dichtbij bekijken: zoomweergave .....................................................................195
Foto’s tegen wissen beveiligen................................................................................................196
Foto’s wissen...................................................................................................................................197
Miniatuur- en kalenderweergave en schermvullende weergave ............................... 197
Het weergavemenu ..................................................................................................................... 198
Verbindingen 201
ViewNX 2 installeren ....................................................................................................................201
ViewNX 2 gebruiken.....................................................................................................................203
Foto’s naar de computer kopiëren ......................................................................................... 203
Bekijk foto’s ..................................................................................................................................... 204
Ethernet en draadloze netwerken .......................................................................................... 206
Foto’s afdrukken............................................................................................................................208
De printer aansluiten................................................................................................................... 208
Foto’s één voor één afdrukken ................................................................................................ 209
Meerdere foto’s afdrukken ........................................................................................................ 210
Een DPOF-afdrukopdracht maken: afdrukset..................................................................... 213
Foto’s op een televisie bekijken...............................................................................................215
xvii
Menugids 217
D Het weergavemenu: afbeeldingen beheren.............................................................................. 217
Weergavemap........................................................................................................................... 217
Beeld verbergen ....................................................................................................................... 218
Weergaveopties........................................................................................................................ 219
Beeld(en) kopiëren .................................................................................................................. 219
Controlebeeld ........................................................................................................................... 222
Na wissen .................................................................................................................................... 222
Draai portret .............................................................................................................................. 222
Diashow....................................................................................................................................... 223
C Het opnamemenu: opnameopties............................................................................................224
Opnamemenu terugzetten .................................................................................................. 224
Opslagmap................................................................................................................................. 225
Naamgeving bestanden........................................................................................................ 226
Kleurruimte ................................................................................................................................ 227
Autom. vertekeningscorrectie............................................................................................. 227
Ruisonderdr. lange tijdopname (Ruisonderdrukking lange tijdopname)........... 228
Hoge ISO-ruisonderdrukking............................................................................................... 228
A Persoonlijke instellingen: fijnafstelling camera-instellingen..................................................... 229
Herstel pers. instellingen....................................................................................................... 231
a: Autofocus.................................................................................................................................... 231
a1: Selectie AF-C-prioriteit ....................................................................................................231
a2: Selectie AF-S-prioriteit..................................................................................................... 231
a3: Focus-tracking met Lock-On......................................................................................... 232
a4: Verlichting scherpstelpunt ............................................................................................ 232
a5: Doorloop scherpstelpunt............................................................................................... 232
a6: Aantal scherpstelpunten ................................................................................................ 233
a7: Ingeb. AF-hulpverlichting .............................................................................................. 233
b: Lichtmeting/belichting.......................................................................................................... 234
b1: Stapgrootte ISO-gevoeligh. .......................................................................................... 234
b2: Stapgrootte inst. belichting.......................................................................................... 234
b3: Eenv. belichtingscorrectie ............................................................................................. 235
b4: Centrumgericht meetveld............................................................................................. 236
b5: Fijnafst. voor opt. belichting......................................................................................... 236
c: Timers/AE-vergrendeling ......................................................................................................236
c1: AE-vergrend. ontspanknop ........................................................................................... 236
c2: Stand-by-timer ................................................................................................................... 237
c3: Zelfontspanner................................................................................................................... 237
c4: Monitor uit........................................................................................................................... 238
c5: Wachttijd afstandsb. (ML-L3) ........................................................................................ 238
xviii
d: Opnemen/weergeven............................................................................................................ 238
d1: Signaal .................................................................................................................................. 238
d2: Rasterweergave in zoeker.............................................................................................. 239
d3: ISO tonen en aanpassen................................................................................................. 239
d4: Schermtips .......................................................................................................................... 239
d5: Opnamesnelheid CL-stand............................................................................................ 239
d6: Max. aant. continu-opnamen ....................................................................................... 240
d7: Opeenvolgende nummering........................................................................................ 240
d8: Informatieweergave ........................................................................................................ 241
d9: Lcd-verlichting................................................................................................................... 241
d10: Belichtingsvertragingsstand ...................................................................................... 241
d11: Flitswaarschuwing ......................................................................................................... 241
d12: MB-D15 batterijen.......................................................................................................... 242
d13: Batterijvolgorde.............................................................................................................. 243
e: Bracketing/flits .......................................................................................................................... 244
e1: Flitssynchronisatiesnelheid ........................................................................................... 244
e2: Langste sluitertijd bij flits ............................................................................................... 245
e3: Flitserregeling ingeb. flitser........................................................................................... 246
e4: Belichtingscorr. voor flitser............................................................................................ 250
e5: Testflits.................................................................................................................................. 251
e6: Inst. voor autom. bracketing......................................................................................... 251
e7: Bracketingvolgorde.......................................................................................................... 251
f: Bediening ..................................................................................................................................... 252
f1: OK-knop................................................................................................................................. 252
f2: Fn-knop toewijzen............................................................................................................. 253
f3: Voorbeeldknop toewijzen .............................................................................................. 255
f4: AE-L/AF-L-knop toewijzen.............................................................................................. 256
f5: Functie instelschijven inst............................................................................................... 257
f6: Knop loslaten voor instelsch.......................................................................................... 258
f7: Ontspannen bij geen kaart............................................................................................. 258
f8: Aanduidingen omkeren................................................................................................... 258
f9: Knop 4 MB-D15 toewijzen............................................................................................. 259
g: Film................................................................................................................................................ 259
g1: Fn-knop toewijzen............................................................................................................ 259
g2: Voorbeeldknop toewijzen............................................................................................. 260
g3: AE-L/AF-L-knop toewijzen............................................................................................. 260
g4: Ontspanknop toewijzen................................................................................................. 260
xix
B Het setup-menu: camera-instellingen..........................................................................................261
Geheugenkaart formatteren................................................................................................ 262
Monitorhelderheid .................................................................................................................. 262
Stof-referentiefoto................................................................................................................... 263
Flikkerreductie .......................................................................................................................... 264
Tijdzone en datum................................................................................................................... 265
Taal (Language) ........................................................................................................................ 265
Automatische beeldrotatie .................................................................................................. 265
Batterij-informatie ................................................................................................................... 266
Beeldcommentaar ................................................................................................................... 266
Copyrightinformatie ............................................................................................................... 267
Instellingen opslaan/laden................................................................................................... 268
Virtuele horizon ........................................................................................................................ 269
AF-fijnafstelling......................................................................................................................... 270
Draadloze mobiele adapter ................................................................................................. 271
Uploaden via Eye-Fi................................................................................................................. 272
Firmwareversie.......................................................................................................................... 272
N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken .............................................................. 273
Geretoucheerde kopieën maken ............................................................................................ 274
D-Lighting................................................................................................................................... 276
Rode-ogencorrectie ................................................................................................................ 276
Bijsnijden..................................................................................................................................... 277
Monochroom............................................................................................................................. 277
Filtereffecten.............................................................................................................................. 278
Kleurbalans................................................................................................................................. 279
Beeld-op-beeld ......................................................................................................................... 280
NEF (RAW)-verwerking........................................................................................................... 282
Formaat wijzigen...................................................................................................................... 283
Snel retoucheren...................................................................................................................... 284
Rechtzetten................................................................................................................................ 285
Vertekeningscorrectie............................................................................................................ 285
Fisheye ......................................................................................................................................... 285
Lijntekening ............................................................................................................................... 286
Kleurenschets ............................................................................................................................ 286
Perspectiefcorrectie ................................................................................................................ 286
Miniatuureffect ......................................................................................................................... 287
Selectieve kleur......................................................................................................................... 288
Vergelijken.................................................................................................................................. 290
O Mijn menu/m Recente instellingen.................................................................................. 291
Recente instellingen .................................................................................................................... 294
xx
Technische opmerkingen 295
Compatibele objectieven...........................................................................................................295
Optionele flitsers (Speedlights)................................................................................................303
Het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS)................................................................ 304
Overige accessoires......................................................................................................................308
Een stroomaansluiting en lichtnetadapter bevestigen .................................................. 311
Behandeling van uw camera.....................................................................................................312
Opslag............................................................................................................................................... 312
Reinigen ........................................................................................................................................... 312
Reiniging van de beeldsensor.................................................................................................. 313
“Nu reinigen” ............................................................................................................................. 313
“Reinigen bij aan-/uitzetten” ............................................................................................... 314
Handmatig reinigen................................................................................................................ 315
Onderhoud van camera en batterij: waarschuwingen....................................................318
Beschikbare instellingen.............................................................................................................321
Standaardinstellingen .................................................................................................................324
Belichtingsprogramma (stand P).............................................................................................327
Problemen oplossen....................................................................................................................328
Batterij/weergave ......................................................................................................................... 328
Opname (alle standen) ............................................................................................................... 328
Opname (P, S, A, M) .................................................................................................................... 330
Weergave......................................................................................................................................... 330
Diversen ........................................................................................................................................... 331
Foutmeldingen ..............................................................................................................................332
Specificaties.....................................................................................................................................336
Het AF-S DX NIKKOR 18-105mm f/3.5-5.6G ED VR-objectief ........................................ 343
Goedgekeurde geheugenkaarten...........................................................................................347
Capaciteit geheugenkaart .........................................................................................................348
Gebruiksduur van de batterij....................................................................................................350
Index ..................................................................................................................................................352
Garantievoorwaarden - Nikon Europees garantiebewijs................................................359
xxi
Voor uw veiligheid
Als u schade aan uw Nikon-product of letsel aan uzelf of anderen wilt voorkomen, dient u de
volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar
deze veiligheidsinstructies op een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk
worden met het volgende pictogram aangegeven:
❚❚ WAARSCHUWINGEN
A
Zorg dat de zon buiten beeld blijft
Zorg er bij tegenlichtopnamen voor dat de
zon ver buiten beeld blijft. Als zonlicht in de
camera convergeert doordat de zon zich in
of dicht bij het beeld bevindt, kan dit brand
veroorzaken.
A
Kijk niet via de zoeker in de zon
In de zon of andere sterke lichtbronnen
kijken via de zoeker kan tot blijvende
vermindering van het gezichtsvermogen
leiden.
A
De dioptrieregelaar van de zoeker gebruiken
Wanneer u de dioptrieregelaar van de
zoeker gebruikt met het oog tegen de
zoeker, dient u op te passen dat u niet per
ongeluk uw vinger in uw oog steekt.
A
Zet het apparaat onmiddellijk uit in geval van storing
Indien er rook of een ongewone geur
vrijkomt uit het apparaat of de
lichtnetadapter (apart verkrijgbaar), haalt u
onmiddellijk de stekker van de
lichtnetadapter uit het stopcontact en
verwijdert u de batterij. Pas daarbij op dat u
zich niet verbrandt. Voortgaand gebruik
kan leiden tot letsel. Nadat u de batterij
hebt verwijderd, brengt u het apparaat
voor onderzoek naar een door Nikon
geautoriseerd servicecenter.
A
Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van
ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur niet in de
nabijheid van ontvlambaar gas, omdat dit
kan leiden tot explosie of brand.
A
Plaats de polsriem niet om de hals van kinderen
Het dragen van de camerapolsriem om de
nek kan bij kinderen leiden tot verstikking.
A
Buiten bereik van kinderen houden
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan letsel tot gevolg
hebben. Houd er bovendien rekening mee
dat kleine onderdelen verstikkingsgevaar
opleveren. Mocht een kind enig onderdeel
van dit apparaat inslikken, raadpleeg dan
onmiddellijk een arts.
A
Haal het apparaat niet uit elkaar
Aanraking van interne onderdelen kan tot
letsel leiden. In geval van een defect mag
dit product uitsluitend worden
gerepareerd door een gekwalificeerde
reparateur. Mocht het product openbreken
als gevolg van een val of ander ongeluk,
verwijder dan de batterij en/of koppel de
lichtnetadapter los en breng het product
voor onderzoek naar een door Nikon
geautoriseerd servicecenter.
A
Vermijd langdurig contact met de camera, batterij
of lader zo lang als de apparaten ingeschakeld of in
gebruik zijn
Delen van het apparaat worden heet.
Langdurig direct contact van de huid met
het apparaat kan lichte brandwonden tot
gevolg hebben.
A
Richt een flitser niet op de bestuurder van een
motorvoertuig
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan ongelukken tot gevolg
hebben.
A
Vermijd contact met vloeibare kristallen
Mocht de monitor breken, pas dan op dat u
zich niet verwondt aan de glassplinters en
dat de vloeibare kristallen uit de monitor
niet in aanraking komen met uw huid, ogen
of mond.
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees om mogelijk letsel te voorkomen alle
waarschuwingen voordat u dit Nikon-product gebruikt.
A
xxii
A
Wees voorzichtig bij het gebruik van de flitser
Het gebruik van de camera met de flitser
terwijl deze zich dicht bij de huid of andere
voorwerpen bevindt, kan brandwonden
veroorzaken.
Het gebruik van de flitser dicht bij de ogen
van een persoon kan leiden tot tijdelijke
vermindering van het gezichtsvermogen.
Pas extra goed op als u kleine kinderen
fotografeert. De flitser mag zich niet op
minder dan één meter van de persoon
bevinden.
A
Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van batterijen
Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan
lekken of ontploffen. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de batterijen bij dit product:
Gebruik alleen batterijen die zijn
goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat.
U mag de batterij niet kortsluiten of uit
elkaar halen.
Zorg ervoor dat het product is uitgeschakeld
voordat u de batterij vervangt. Als u een
lichtnetadapter gebruikt, moet u deze eerst
loskoppelen.
Plaats batterijen niet ondersteboven of
achterstevoren.
Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge
temperaturen.
U mag batterijen niet blootstellen aan of
onderdompelen in water.
Plaats het afdekkapje van de batterij terug
wanneer u de batterij vervoert. Vervoer of
bewaar de batterij niet samen met metalen
voorwerpen, zoals halskettingen of
haarspelden.
Volledig ontladen batterijen kunnen gaan
lekken. Als u schade aan het product wilt
voorkomen, dient u een ontladen batterij
te verwijderen.
Als de batterij niet in gebruik is, plaatst u het
afdekkapje op de contactpunten en bergt u
de batterij op een koele, droge plaats op.
Direct na gebruik of als het product
gedurende een langere periode op de
batterij heeft gewerkt, kan de batterij zeer
warm zijn. Zet de camera daarom uit en laat
de batterij afkoelen voordat u deze
verwijdert.
Stop onmiddellijk met het gebruik van een
batterij als u veranderingen opmerkt, zoals
verkleuring of vervorming.
A
Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de lader
Houd het product droog. Het niet in acht
nemen van deze waarschuwing kan leiden
tot brand of een elektrische schok.
Verwijder stof op of bij metalen onderdelen
van de stekker met een droge doek.
Voortgaand gebruik kan leiden tot brand.
Tijdens onweer mag u het netsnoer niet
aanraken en niet in de buurt van de lader
komen. Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot een
elektrische schok.
Beschadig, wijzig of verbuig het netsnoer
niet en trek er niet met kracht aan. Plaats
het snoer niet onder zware objecten en stel
het niet bloot aan hitte of vuur. Als de
isolatie is beschadigd en de stroomdraden
blootliggen, brengt u het netsnoer voor
onderzoek naar een door Nikon
geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot brand of een
elektrische schok.
Houd de stekker of de lader niet met natte
handen vast. Het niet in acht nemen van
deze waarschuwing kan leiden tot een
elektrische schok.
Gebruik het product niet met reisadapters
of adapters die ontworpen werden om een
voltage om te zetten naar een ander
voltage of met omzetters voor gelijkstroom
naar wisselstroom. Het niet in acht nemen
van deze voorzorgsmaatregel kan schade
aan het product, oververhitting of brand
veroorzaken.
A
Gebruik geschikte kabels
Als u kabels op de in- en uitgangen aansluit,
gebruik dan uitsluitend de meegeleverde
kabels of kabels die Nikon voor het beoogde
doel verkoopt. Zo weet u zeker dat u de
voorschriften voor dit product naleeft.
A
CD-ROMs
CD-ROMs met software of
gebruikshandleidingen mogen niet op
audio-cd-apparatuur worden afgespeeld.
Het afspelen van een CD-ROM op een
audio-cd-speler kan gehoorverlies of
schade aan de apparatuur veroorzaken.
xxiii
Kennisgevingen
Niets uit de handleidingen die bij dit product
horen, mag in enigerlei vorm of op enigerlei
wijze worden verveelvoudigd, uitgezonden,
overgezet of opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand of
worden vertaald in een andere taal zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van
Nikon.
Nikon behoudt zich het recht voor de
specificaties van de hardware en de software
die in deze handleidingen zijn beschreven op
elk gewenst moment zonder aankondiging
te wijzigen.
Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade
die voortkomt uit het gebruik van dit
product.
Hoewel al het mogelijke in het werk is
gesteld om ervoor te zorgen dat de
informatie in deze handleidingen accuraat
en volledig is, stellen we het ten zeerste op
prijs als u eventuele fouten of
onvolkomenheden onder de aandacht wilt
brengen van de Nikon-vertegenwoordiger in
uw land/regio (adres apart vermeld).
Kennisgevingen voor klanten in Europa
Dit pictogram geeft aan dat
elektrische en elektronische
apparaten via gescheiden
inzameling moet worden afgevoerd.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in Europese landen:
Dit product moet gescheiden van het
overige afval worden ingeleverd bij een
daarvoor bestemd inzamelingspunt. Gooi
niet samen met het huishoudelijk afval weg.
Gescheiden inzameling en recycling helpt bij
het behoud van natuurlijke bronnen en
voorkomt negatieve consequenties voor
mens en milieu die kunnen ontstaan door
onjuist weggooien van afval.
Neem voor meer informatie contact op met
de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
Dit symbool op de batterij duidt aan
dat de batterij afzonderlijk moet
worden ingezameld.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in
Europese landen:
Alle batterijen, al dan niet voorzien van dit
symbool, moeten afzonderlijk worden
ingezameld op een geschikt inzamelpunt.
Gooi dit product niet weg als huishoudafval.
Neem voor meer informatie contact op met
de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR EXPLOSIE ALS BATTERIJ WORDT VERVANGEN VOOR EEN ONJUIST TYPE. VOER
BATTERIJEN AF VOLGENS DE INSTRUCTIES.
xxiv
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door
middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden
gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld,
munten, waardepapieren of obligaties van
(plaatselijke) overheden, zelfs niet als
dergelijke kopieën of reproducties worden
voorzien van een stempel “Voorbeeld” of
“Specimen”.
Het kopiëren of reproduceren van papiergeld,
munten of waardepapieren die in het
buitenland in omloop zijn, is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is het
kopiëren of reproduceren van ongebruikte
door de overheid uitgegeven postzegels of
briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de
overheid uitgegeven postzegels en
gecertificeerde wettelijke documenten is
verboden.
Waarschuwingen met betrekking tot het kopiëren of
reproduceren van bepaalde waardepapieren
De overheid heeft waarschuwingen
uitgevaardigd met betrekking tot het
kopiëren of reproduceren van
waardepapieren uitgegeven door
commerciële instellingen (aandelen, wissels,
cheques, cadeaubonnen en dergelijke),
vervoerspassen of coupons, behalve als het
gaat om een minimum aantal kopieën voor
zakelijk gebruik door een bedrijf. Het is
eveneens niet toegestaan om door de
overheid uitgegeven paspoorten,
vergunningen van overheidsinstellingen en
andere instanties, identiteitsbewijzen,
toegangsbewijzen, pasjes en maaltijdbonnen
te kopiëren of te reproduceren.
Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van creatief
materiaal waarop het auteursrecht rust, zoals
boeken, muziek, schilderijen, houtsneden,
afdrukken, plattegronden, tekeningen, films
en foto’s, is onderhevig aan nationale en
internationale auteurswetten. Gebruik dit
product niet om illegale kopieën te maken of
voor andere activiteiten die het auteursrecht
schenden.
xxv
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden verwijderd als u
beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia formatteert. Met behulp van in de handel
verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia
alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De
gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming van dergelijke gegevens.
Voordat een gegevensopslagapparaat wordt afgedankt of het eigendom wordt overgedragen aan
een ander persoon, wis alle gegevens met behulp van speciale verwijderingssoftware of formatteer
het apparaat en vul het vervolgens geheel met beelden die geen persoonlijke informatie bevatten
(bijvoorbeeld foto’s van de lucht).
Vervang ook alle foto’s die zijn geselecteerd voor handmatige
voorinstelling (0 95).
Alvorens de camera af te danken of het eigendom over te dragen aan een
ander persoon, moet u ook de Netwerk > Netwerkinstellingen-optie gebruiken in het setup-
menu van de camera om alle persoonlijke netwerkinformatie te verwijderen. Voor meer informatie
zie de meegeleverde documentatie bij de optionele communicatie-eenheid.
Wees voorzichtig en
vermijd letsel bij het fysiek vernietigen van gegevensopslagapparaten.
AVC Patent Portfolio License
D
IT PRODUCT IS GELICENTIEERD ONDER DE AVC PATENT PORTFOLIO LICENSE VOOR HET PERSOONLIJK EN NIET-
COMMERCIEEL GEBRUIK DOOR EEN CONSUMENT OM (i) VIDEO TE CODEREN IN OVEREENSTEMMING MET DE AVC-
STANDAARD (“AVC-VIDEO”) EN/OF (ii) AVC-VIDEO TE DECODEREN DIE DOOR EEN CONSUMENT WERD GECODEERD IN
HET KADER VAN EEN PERSOONLIJKE EN NIET-COMMERCIËLE ACTIVITEIT EN/OF WERD VERKREGEN VAN EEN
VIDEOLEVERANCIER DIE OVER EEN LICENTIE BESCHIKT OM AVC-VIDEO AAN TE BIEDEN. ER WORDT GEEN LICENTIE
VERLEEND OF GESUGGEREERD VOOR ENIG ANDER GEBRUIK. VOOR MEER INFORMATIE KUNT U TERECHT BIJ MPEG LA,
L.L.C. Z
IE http://www.mpegla.com
xxvi
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon-camera's zijn ontwikkeld volgens de hoogste standaards en bevatten complexe
elektronische schakelingen. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief
batterijladers, batterijen, lichtnetadapters en flitsaccessoires) die door Nikon speciaal zijn
gecertificeerd voor gebruik met deze digitale camera, zijn ontwikkeld om binnen de operationele
eisen en veiligheidseisen van deze elektronische schakelingen te werken en zijn met het oog
daarop getest en goedgekeurd.
Gebruik van niet-originele elektronische accessoires kan schade aan de camera tot
gevolg hebben die niet onder de Nikon-garantie valt. Het gebruik van oplaadbare
Li-ionbatterijen van andere fabrikanten, die niet zijn voorzien van het holografische
zegel van Nikon (zie rechts), kan de normale werking van de camera verstoren of ertoe
leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een door Nikon
geautoriseerde leverancier.
A Voordat u belangrijke foto’s gaat maken
Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of reis), kunt u het
beste enkele testopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet
aansprakelijk voor schade of gederfde winst veroorzaakt door het onjuist functioneren van het
product.
A Permanente kennisoverdracht (Life-Long Learning)
Als onderdeel van Nikons inzet voor “permanente kennisoverdracht” met het oog op
doorlopende productondersteuning en -educatie is voortdurend bijgewerkte informatie online
beschikbaar op de volgende sites:
Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support/
Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek de sites om up-to-date te blijven met de nieuwste productinformatie, tips, antwoorden op
veelgestelde vragen (FAQs) en algemeen advies over digital imaging en digitale fotografie.
Aanvullende informatie kan mogelijk worden verstrekt door de Nikon-importeur in uw land/
regio. Bezoek de volgende website voor contactgegevens: http://imaging.nikon.com/
D Gebruik alleen originele Nikon-accessoires
Alleen Nikon-accessoires gecertificeerd door Nikon die specifiek bedoeld zijn voor gebruik met
uw Nikon digitale camera zijn ontworpen en getest om binnen de operationele eisen en
veiligheidseisen te functioneren.
HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE NIKON-ACCESSOIRES KAN UW CAMERA
BESCHADIGEN EN KAN UW NIKON-GARANTIE ONGELDIG MAKEN.
D Onderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist. Nikon raadt u aan de
camera eens per jaar of per twee jaar te laten nakijken door de leverancier of een door Nikon
geautoriseerd servicecenter en elke drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er
rekening mee dat hieraan kosten zijn verbonden). Regelmatige inspectie en onderhoud worden
vooral aanbevolen wanneer de camera voor professionele doeleinden wordt gebruikt. Het wordt
aanbevolen om tegelijkertijd met uw camera eventuele accessoires die u veel gebruikt, zoals
objectieven of optionele flitsers, te laten nakijken en onderhouden.
1
X
X
Inleiding
Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale spiegelreflexcamera (SLR).
Lees
alle aanwijzingen grondig door, zodat u zeker weet dat u de camera optimaal benut en
bewaar de handleiding op een plaats waar iedereen die het product gebruikt deze kan
lezen.
❚❚ Symbolen en conventies
Om u te helpen de gewenste informatie gemakkelijker te vinden, worden de volgende
symbolen en conventies gebruikt:
In de cameramonitor weergegeven menu-items, opties en berichten worden vetgedrukt
aangeduid.
Overzicht
D
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees deze informatie vóór gebruik om
beschadiging van de camera te voorkomen.
A
Dit pictogram staat bij opmerkingen; lees deze informatie voordat u de camera
gebruikt.
0
Dit pictogram staat bij verwijzingen naar andere pagina’s in deze handleiding.
A Camera-instellingen
Deze handleiding gaat er steeds van uit dat de standaardinstellingen worden gebruikt.
A Help
Gebruik de ingebouwde hulpfunctie van de camera voor hulp over menu-items en andere
onderwerpen.
Zie pagina 19 voor meer informatie.
2
X
Kennismaking met de camera
Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningsonderdelen en
aanduidingen van de camera.
Leg eventueel een boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u
het gemakkelijk kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest.
De camerabody
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4
10
11
12
13
14
15
1 Keuzeknop ontspanstand .....................................7, 57
2 Standknop........................................................................6
3 Ontgrendelingsknop van standknop........................6
4 Oogje voor polsriem
5 Ontgrendelingsknop voor keuzeknop
ontspanstand........................................................7, 57
6 Accessoireschoen (voor optionele flitser)...........303
7 Afdekkapje accessoireschoen ................................303
8 Hoofdschakelaar.............................................................2
9 Ontspanknop..........................................................37, 38
10 E-knop
Belichtingscorrectie................................................ 86
Reset met twee knoppen....................................131
11 Filmopnameknop......................................................162
12 Z/Q-knop
Lichtmeting .............................................................. 83
Geheugenkaarten formatteren ........................... 32
13 Filmvlakmarkering (E)............................................. 78
14 Bedieningspaneel ......................................................... 8
15 Stereomicrofoon...............................................164, 169
A De hoofdschakelaar
Draai aan de hoofdschakelaar zoals aangeduid
om de camera in te schakelen.
Draai aan de hoofdschakelaar zoals aangeduid
om de camera uit te schakelen.
3
X
De camerabody (vervolg)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
18
17
16
15
14
1 Ingebouwde flitser....................................................119
2 Spiegel...................................................................61, 315
3 Diafragmasimulator..................................................338
4 Objectiefbevestigingsmarkering.............................27
5 M/Y-knop
Flitsstand.................................................................119
Flitscorrectie...........................................................124
6 Infraroodontvanger (voorzijde) .............................128
7 D-knop
Bracketing.............................................133, 137, 139
8 Deksel voor USB en externe
microfoonaansluitingen..............................165, 310
9 Deksel HDMI-aansluiting .......................203, 208, 215
10 Deksel voor accessoire-aansluiting en
hoofdtelefoonaansluiting................................... 310
11 Objectiefontgrendelingsknop..................................27
12 AF-standknop............................................... 72, 74, 155
13 Selectieknop voor scherpstelstand.................. 71, 78
14 Aansluiting voor externe microfoon.................... 165
15 USB-aansluiting
Verbinden met een computer .......................... 203
Verbinden met een printer ................................ 208
16 HDMI-mini-aansluiting (Type C) ........................... 215
17 Accessoire-aansluiting ...........................130, 152, 310
18 Hoofdtelefoonaansluiting ...................................... 165
A Lcd-verlichting
Het draaien van de hoofdschakelaar naar
D
activeert de
stand-by-timer en achtergrondverlichting (lcd-verlichting)
van het bedieningspaneel. Hierdoor is het scherm in het
donker te lezen.
Nadat de hoofdschakelaar wordt losgelaten
en naar de ON-positie terugkeert, blijft de verlichting
gedurende zes seconden branden terwijl de stand-by-timer
actief is of totdat de sluiter wordt ontspannen of de
hoofdschakelaar opnieuw naar
D
wordt gedraaid.
Hoofdschakelaar
4
X
De camerabody (vervolg)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
1 AF-hulpverlichting....................................................233
Zelfontspannerlampje ............................................... 59
Lampje rode-ogenreductie.....................................121
2 Secundaire instelschijf ...................................... 13, 257
3 Voorbeeldknop scherptediepte ............ 50, 255, 260
4 Fn (functie)-knop ..................... 65, 125, 151, 253, 259
5 Deksel van het batterijvak ........................................ 24
6 Ontgrendeling deksel batterijvak ........................... 24
7 Contactdeksel voor optioneel MB-D15 battery
pack...........................................................................308
8 Afdekking van de stroomaansluiting ...................311
9 CPU-contacten
10 Objectiefvatting.................................................... 27, 78
11 AF-koppeling
12 Statiefaansluiting
13 Bodydop ............................................................... 26, 309
D De microfoon en luidspreker
Plaats de microfoon of luidspreker niet in de dichte nabijheid van magnetische apparaten.
Het
niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de opgenomen gegevens op de
magnetische apparaten beïnvloeden.
5
X
De camerabody (vervolg)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
1 Zoekeroculair................................................................33
2 Rubberen oogschelp ..................................................60
3 O/Q-knop
Wissen............................................................... 40, 197
Geheugenkaarten formatteren ...........................32
4 K-knop
Weergave .........................................................39, 185
5 Monitor
Instellingen bekijken..............................................10
Livebeeld........................................................153, 161
Foto’s bekijken.........................................................39
Schermvullende weergave .................................185
6 G-knop
Menu .................................................................19, 217
7 L/U-knop
Help ............................................................................19
Beveiligen ...............................................................196
Witbalans .....................................................89, 91, 94
8 X/T-knop
Inzoomen op weergave.......................................195
Beeldkwaliteit/-formaat ................................. 66, 68
9 W/S-knop
Uitzoomen op weergave/miniaturen .....193, 194
ISO-gevoeligheid.....................................................79
Autom inst ISO-gevoeligheid...............................82
Reset met twee knoppen....................................131
10 P-knop............................................................................18
Instellingen wijzigen in het informatiescherm
..................................................................................12
Instellingen wijzigingen tijdens livebeeld/
filmopname................................................157, 164
Foto’s retoucheren............................................... 275
11 Dioptrieregelaar...........................................................33
12 A-knop
De AE/AF-vergrendelingsknop
gebruiken...................................... 76, 84, 256, 260
13 Hoofdinstelschijf.................................................13, 257
14 Multi-selector ...............................................................20
15 J (OK)-knop .......................................................20, 252
16 Vergrendeling van de scherpstelselectieknop.....75
17 Deksel geheugenkaartsleuf ......................................30
18 Toegangslampje geheugenkaart ..................... 30, 37
19 a-knop...............................................................153, 161
20 Infraroodontvanger (achterzijde)......................... 128
21 Livebeeldselectieknop
Livebeeldfotografie ............................................. 153
Filmlivebeeld......................................................... 161
22 Luidspreker
23 R (info)-knop
Het informatiescherm bekijken ...........................10
Aanduidingen verbergen en weergeven tijdens
livebeeld .....................................................159, 166
6
X
De standknop
De camera beschikt over de
hieronder vermelde standen.
Druk op de ontgrendelingsknop
van de standknop en draai aan
de standknop om een stand te
kiezen.
Standen voor speciale effecten (0 177)
Gebruik speciale effecten tijdens het fotograferen.
Standen P, S, A en M
Selecteer deze standen om de camera volledig naar wens te kunnen instellen.
PAutomatisch programma (0 48)
SSluitertijdvoorkeuze (0 49)
ADiafragmavoorkeuze (0 50)
M—Handmatig (0 51)
Automatische standen
Selecteer deze standen voor eenvoudige
richten-en-vastleggen-fotografie.
i Automatisch (0 36) j Automatisch (flitser uit) (0 36)
Onderwerpstanden (0 41)
De camera optimaliseert automatisch de instellingen die
passen bij het geselecteerde onderwerp.
Pas uw selectie aan
het te fotograferen onderwerp aan.
Standen U1 en U2 (0 55)
Bewaar en herroep aangepaste opname-instellingen.
A Objectieven zonder CPU
Objectieven zonder CPU (0 295) kunnen alleen in de standen A en M worden gebruikt.
Het
selecteren van een andere stand als er een objectief zonder CPU is bevestigd, schakelt het
ontspannen van de sluiter uit.
Standknop
Ontgrendelingsknop van standknop
7
X
De keuzeknop ontspanstand
Druk op de ontgrendelingsknop van de
keuzeknop ontspanstand om een
ontspanstand te kiezen en draai de
keuzeknop ontspanstand naar de
gewenste instelling (0 57).
Stand Beschrijving
S
Enkel beeld
Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt,
zal er één foto worden gemaakt.
CL
Continu lage snelheid
De camera maakt foto’s bij een lage snelheid terwijl
de ontspanknop wordt ingedrukt.
CH
Continu hoge snelheid
De camera maakt foto’s bij een hoge snelheid terwijl
de ontspanknop wordt ingedrukt.
J
Stil ontspannen
Als voor enkel beeld, behalve dat cameraruis wordt
verminderd.
E
Zelfontspanner Maak foto’s met de zelfontspanner.
MUP
Spiegel omhoog Klap de spiegel op alvorens foto’s te maken.
Ontgrendelingsknop voor keuzeknop ontspanstand
Keuzeknop ontspanstand
8
X
Het bedieningspaneel
Opmerking: Alle aanduidingen in de weergave branden voor illustratieve doeleinden.
1 Kleurtemperatuuraanduiding.................................. 94
2 Sluitertijd.................................................................49, 51
Belichtingscorrectiewaarde...................................... 86
Flitscorrectiewaarde .................................................124
Fijnafstelling witbalans.............................................. 92
Kleurtemperatuur .................................................89, 94
Voorinstellingnummer witbalans ........................... 95
Aantal opnamen in belichtings- en
flitsbracketingreeks...............................................133
Aantal opnamen in
witbalansbracketingreeks ...................................137
Aantal intervallen voor intervalfotografie ..........146
Brandpuntsafstand
(objectieven zonder CPU)....................................151
9
10
11
12
13
1
4
15
8
7
6
5
4
3
2
1
3 MB-D15-batterijaanduiding ...................................243
4 Batterijaanduiding ...................................................... 35
5 Flitsstand .....................................................................120
6 Autofocusstand............................................................ 71
7 Beeldformaat................................................................ 68
8 Beeldkwaliteit .............................................................. 66
9 Witbalans....................................................................... 89
Aanduiding fijnafstelling witbalans ....................... 92
10 Aanduiding diafragmastop.............................. 47, 298
11 Diafragma (f-waarde) .......................................... 50, 51
Diafragma (aantal stops) .................................. 47, 298
Stapgrootte bracketing ..................................134, 138
Aantal opnamen in
ADL-bracketingreeks ............................................139
HDR-sterkte.................................................................116
Aantal opnamen per interval .................................146
Maximaal diafragma
(objectieven zonder CPU)....................................151
Aanduiding pc-stand................................................207
12 Geheugenkaartaanduiding (sleuf 1)................ 31, 69
13 Geheugenkaartaanduiding (sleuf 2)................ 31, 69
14 ISO-gevoeligheidsaanduiding .................................79
Automatische ISO-gevoeligheidsaanduiding...... 82
15 Intervalaanduiding ...................................................147
16 Lichtmeting .................................................................. 83
17 Flitssynchronisatie-aanduiding .............................244
18 Aanduiding flexibel programma............................. 48
19 Aanduiding automatisch veld-AF ........................... 73
Aanduiding AF-veldstand ......................................... 74
Aanduiding 3D-tracking............................................ 73
20 HDR-aanduiding........................................................115
21 Meervoudige belichtingsaanduiding...................142
22
24
23
25
26
27
28
16
17
18
19
20
21
22 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing ........133
Aanduiding witbalansbracketing..........................137
Aanduiding ADL-bracketing...................................139
23 Afstandsbedieningsstand (ML-L3)........................127
24 Aanduiding voortgang bracketing .....133, 137, 139
25 Aanduiding belichtingscorrectie............................. 86
26 Aanduiding flitscorrectie.........................................124
27 “K” (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor
meer dan 1.000 opnamen).................................... 35
28 Aantal resterende opnamen .................................... 35
Aantal resterende opnamen tot buffergeheugen
vol is ............................................................ 37, 58, 348
ISO-gevoeligheid.......................................................239
Aanduiding voorinstelling witbalansopname ..... 96
Hoeveelheid Actieve D-Lighting ...........................114
HDR-stand...................................................................115
Handmatig objectiefnummer ................................151
Aanduiding opnamestand......................................207
Aanduiding HDMI-CEC-verbinding.......................216
9
X
De zoeker
12345 678
9
11 12 13 14 1516 17 18 19
21
20
2223
24
25
2627
10
1 Monochroomaanduiding (weergegeven in stand
% of wanneer de Picture Control Monochroom
of een Picture Control gebaseerd op
Monochroom is geselecteerd)........................105
2 Aanduiding stand speciale effecten .....................177
3 AF-veldhaakjes...................................................... 33, 37
4 Scherpstelpunten........................................ 37, 75, 232
AF-veldstand.................................................................73
5 1,3× DX-uitsnede.........................................................64
6 Raster (weergegeven wanneer Aan is geselecteerd
voor persoonlijke instelling d2)..........................239
7 Aanduiding 1,3× uitsnede ........................................64
8 Rolaanduiding (portretstand) ................................254
9 Rolaanduiding (landschapstand) ..........................254
10 Aanduiding “Geen geheugenkaart” .......................30
11 Scherpstelaanduiding ...................................37, 76, 78
12 Vergrendeling automatische belichting (AE).......84
13 Sluitertijd ................................................................ 49, 51
Autofocusstand............................................................71
14 Diafragma (f-waarde) .......................................... 50, 51
Diafragma (aantal stops) ..................................47, 298
HDR-sterkte.................................................................116
15 Waarschuwing batterij bijna leeg ...........................35
16 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing ........133
Aanduiding witbalansbracketing..........................137
Aanduiding ADL-bracketing...................................139
17 ISO-gevoeligheidsaanduiding..................................79
18 “K” (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is voor
meer dan 1.000 opnamen) ....................................35
19 Flitsgereedaanduiding......................................38, 241
20 Aantal resterende opnamen.....................................35
Aantal resterende opnamen tot buffergeheugen
vol is............................................................. 37, 58, 348
ISO-gevoeligheid ...................................................... 239
Hoeveelheid Actieve D-Lighting........................... 114
AF-veldstand.................................................................73
Aanduiding voorinstelling witbalansopname .....96
Belichtingscorrectiewaarde ......................................86
Flitscorrectiewaarde ................................................ 124
HDR-stand .................................................................. 115
21 Automatische ISO-gevoeligheidsaanduiding ......82
22 Aanduiding belichtingscorrectie .............................86
23 Aanduiding flitscorrectie ........................................ 124
24 Belichtingsaanduiding ...............................................51
Weergave belichtingscorrectie ................................86
25 Aanduiding diafragmastop..............................47, 298
26 Flitssynchronisatie-aanduiding............................. 244
27 Aanduiding flitswaardevergrendeling................ 125
Opmerking: Alle aanduidingen in de weergave branden voor illustratieve doeleinden.
D Geen batterij
Als de batterij volledig leeg is of als er geen batterij is geplaatst, wordt de weergave in de zoeker
gedimd.
Dit is normaal en duidt niet op een defect.
De zoekerweergave wordt hersteld wanneer
een volledig opgeladen batterij wordt geplaatst.
D Het bedieningspaneel en de zoekerweergaven
De helderheid van het bedieningspaneel en de zoekerweergaven verschillen afhankelijk van de
temperatuur en bij lage temperaturen kunnen de reactietijden van de weergaven afnemen.
Dit is
normaal en duidt niet op een defect.
10
X
Het informatiescherm
Druk op de R-knop om sluitertijd, diafragma, het aantal resterende
opnamen, AF-veldstand en andere opname-informatie in de
monitor weer te geven.
Opmerking: Alle aanduidingen in de weergave branden voor illustratieve doeleinden.
R-knop
1 Opnamestand ........................................36, 41, 47, 177
2 Aanduiding flexibel programma............................. 48
3 Flitssynchronisatie-aanduiding .............................244
4 Sluitertijd.................................................................49, 51
Aantal opnamen in belichtings- en
flitsbracketingreeks...............................................133
Aantal opnamen in
witbalansbracketingreeks ...................................137
Brandpuntsafstand
(objectieven zonder CPU)....................................149
Kleurtemperatuur .................................................89, 94
5 Kleurtemperatuuraanduiding.................................. 94
6 Aanduiding diafragmastop ............................. 47, 298
7 Diafragma (f-waarde)...........................................50, 51
Diafragma (aantal stops) .................................. 47, 298
Stapgrootte bracketing ..................................134, 138
Aantal opnamen in
ADL-bracketingreeks ............................................139
Maximaal diafragma
(objectieven zonder CPU)....................................151
8 Ontspanstand...........................................................7, 57
Continue opnamesnelheid ..............................58, 239
9 Belichtingsaanduiding............................................... 51
Weergave belichtingscorrectie................................ 86
Aanduiding voortgang bracketing
Belichtings- en flitsbracketing...........................133
Witbalansbracketing............................................137
10 ISO-gevoeligheid.................................................. 79, 82
11 Batterijaanduiding camera ....................................... 35
12 Weergave MB-D15-batterijtype ............................242
MB-D15-batterijaanduiding ...................................243
13 “K” (verschijnt als er genoeg geheugen vrij is
voor meer dan 1.000 opnamen) ..........................35
14 Aantal resterende opnamen .................................... 35
Handmatig objectiefnummer ................................151
15 Toewijzing Fn-knop...................................................253
16 Toewijzing AE-L/AF-L-knop.......................................256
17 Picture Control ...........................................................106
18 Ruisonderdrukking lange sluitertijd.....................228
19 Afstandsbedieningsstand (ML-L3)........................127
20 Witbalans....................................................................... 89
Aanduiding fijnafstelling witbalans ....................... 92
21 Beeldkwaliteit .............................................................. 66
Functie van kaart in sleuf 2 ....................................... 69
22 Beeldformaat................................................................ 68
23 Flitsstand .....................................................................120
24 Aanduiding automatisch veld-AF ........................... 73
Aanduiding scherpstelpunten ................................. 75
Aanduiding AF-veldstand ......................................... 74
Aanduiding 3D-tracking ............................................ 73
11
X
25 Automatische vertekeningscorrectie ...................227
26 Aanduiding “Klok niet ingesteld” ...................29, 265
27 Intervalaanduiding....................................................147
28 Belichtingsvertragingsstand...................................241
29 Aanduiding flitswaardevergrendeling.................125
30 Aanduiding flitscorrectie.........................................124
Flitscorrectiewaarde .................................................124
31 Aanduiding belichtingscorrectie.............................86
Belichtingscorrectiewaarde ......................................86
25 26 27 28 29 30 31
32
33
34
35
36
42
43
44
45
3738394041
32 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing ....... 133
Aanduiding witbalansbracketing......................... 137
Aanduiding ADL-bracketing.................................. 139
Meervoudige belichtingsaanduiding.................. 143
33 Aanduiding “pieptoon”........................................... 238
34 Hoeveelheid ADL-bracketing ................................ 139
35 Copyrightinformatie ................................................ 267
36 Aanduiding beeldcommentaar............................. 266
37
Toewijzing voorbeeldknop scherptediepte
........... 255
38 HDR (hoog dynamisch bereik) .............................. 115
39 Actieve D-Lighting ................................................... 114
40 Hoge ISO-ruisonderdrukking................................. 228
41 Beeldveld.......................................................................64
42 Autofocusstand............................................................71
43 Aanduiding Eye-Fi-verbinding.............................. 272
44 Aanduiding GPS-verbinding.................................. 152
45 Lichtmeting...................................................................83
A De monitor uitzetten
Druk op de
R
-knop of druk de ontspanknop half in om de opname-informatie van de monitor te
wissen.
De monitor schakelt automatisch uit als er gedurende circa 10 seconden geen
handelingen worden uitgevoerd.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, 0 238) voor informatie over hoe lang de monitor
ingeschakeld blijft. Voor informatie over het wijzigen van de kleur of de letters in het
informatiescherm, zie persoonlijke instelling d8 (Informatieweergave, 0 241).
12
X
❚❚ Instellingen wijzigen in het informatiescherm
Druk op de P -knop om de instellingen voor de hieronder vermelde
opties te wijzigen.
Markeer items met behulp van de multi-selector
en druk op J om opties voor het gemarkeerde item te bekijken.
P-knop
1 Beeldveld....................................................................... 63
2 Hoge ISO-ruisonderdrukking .................................228
3 Actieve D-Lighting ....................................................113
4 HDR (hoog dynamisch bereik) ...............................115
5
Toewijzing voorbeeldknop scherptediepte
...........255
6 Toewijzing Fn-knop...................................................253
7 Toewijzing AE-L/AF-L-knop.......................................256
8 Picture Control ...........................................................105
9 Ruisonderdrukking lange sluitertijd.....................228
10 Afstandsbedieningsstand (ML-L3)........................127
A Tooltips
Een tooltip met de naam van het geselecteerde item verschijnt in het
informatiescherm.
Tooltips kunnen met behulp van persoonlijke
instelling d4 (Schermtips; 0 239) worden uitgeschakeld.
13
X
De instelschijven
De hoofdinstelschijf en secundaire instelschijf worden afzonderlijk of in combinatie met
andere besturingen gebruikt om een verscheidenheid aan instellingen aan te passen.
Flitsstand
Flitscorrectie
Bracketing
M/Y-knop
D-knop
Standknop
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
Belichtingscorrectie
E-knop
Lichtmeting
Z/Q-knop
Autofocusstand
AF-veldstand
AF-standknop
Witbalans
L/U-knop
ISO-gevoeligheid
Autom inst ISO-gevoeligheid
W/S-knop
Beeldkwaliteit/-formaat
X/T-knop
14
X
❚❚ Onderwerpstand en stand voor speciale effecten
❚❚ Beeldkwaliteit en -formaat
❚❚ Autofocus
Kies een onderwerp (h; 0 41).
h-stand Hoofdinstelschijf Monitor
Kies een speciaal effect-stand
(q; 0 177).
q-stand Hoofdinstelschijf Monitor
Stel beeldkwaliteit in (0 66).
+
X (T)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
Kies een beeldformaat (0 68).
+
X (T)-knop Secundaire
instelschijf
Bedieningspaneel
Kies een autofocusstand (0 72).
+
AF-standknop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
Kies een AF-veldstand (0 74).
+
AF-standknop Secundaire
instelschijf
Bedieningspaneel
15
X
❚❚ ISO-gevoeligheid
❚❚ Belichting
Stel ISO-gevoeligheid in (0 79).
+
W (S)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
Stel automatische
ISO-gevoeligheid in (0 82).
+
W (S)-knop Secundaire
instelschijf
Bedieningspaneel
Kies een combinatie van
diafragma en sluitertijd
(stand P; 0 48).
Stand P Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
Kies een sluitertijd (stand S of M;
0 49, 51).
Stand S of M Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
Kies een diafragma (stand A of M;
0 50, 51).
Stand A of M Secundaire
instelschijf
Bedieningspaneel
Kies een optie voor lichtmeting
(stand P, S, A of M; 0 83).
+
Z (Q)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
16
X
❚❚ Witbalans
Stel de belichtingscorrectie in
(stand P, S, A, M of % ; 0 86).
+
E-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
Activeer of annuleer bracketing/
selecteer aantal opnamen in
bracketingreeks (stand P, S, A of M;
0 133).
+
D-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
Selecteer stapgrootte bracketing
(stand P, S, A of M; 0 134).
+
D-knop Secundaire
instelschijf
Bedieningspaneel
Kies een optie voor witbalans
(stand P, S, A of M; 0 89).
+
L (U)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
Verfijn witbalans (0 91), stel
kleurtemperatuur in (0 94) of kies
een voorinstelling witbalans
(0 95) in stand P, S, A of M.
+
L (U)-knop Secundaire
instelschijf
Bedieningspaneel
17
X
❚❚ Flitserinstellingen
Kies een flitsstand (0 120).
+
M (Y)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
Stel flitscorrectie in
(stand P, S, A of M; 0 124).
+
M (Y)-knop Secundaire
instelschijf
Bedieningspaneel
19
X
Cameramenu’s
De meeste opname-, weergave- en instellingenopties zijn
toegankelijk via de cameramenu's.
Druk op de G-knop om de
menu’s te bekijken.
Tabs
Kies uit de volgende menu’s:
D: Weergave (0 217)
C: Opname (0 224)
A: Persoonlijke instellingen (0 229)
B: Instellingen (0 261)
N: Retoucheren (0 273)
O/m: Mijn menu of Recente instellingen
(standaard ingesteld op Recente instellingen;
0 291)
d
Als er een d-pictogram in de linkerbenedenhoek van de
monitor wordt weergegeven, kan de helpfunctie worden
weergegeven door de L (U)-knop in te drukken.
Een
beschrijving van de momenteel geselecteerde optie of het
menu wordt weergegeven zo lang als de knop wordt
ingedrukt.
Druk op 1 of 3 om door het scherm te
bladeren.
G-knop
Schuifbalk geeft positie in huidig menu aan.
Huidige instellingen worden aangeduid door pictogrammen.
Menuopties
Opties in huidig menu.
L (U)-knop
20
X
Cameramenu’s gebruiken
De multi-selector en J-knop worden gebruikt om door de cameramenu’s te navigeren.
Voer de onderstaande stappen uit om door de menu’s te navigeren.
1 Geef de menu’s weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te geven.
2 Markeer het pictogram voor het huidige
menu.
Druk op 4 om het pictogram voor het huidige
menu te markeren.
3 Selecteer een menu.
Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te
selecteren.
4 Plaats de cursor in het geselecteerde menu.
Druk op 2 om de cursor in het geselecteerde menu
te plaatsen.
Selecteer gemarkeerd item
of geef submenu weer
Beweeg cursor omhoog
Beweeg cursor omlaag
J-knop: selecteer gemarkeerd item
Annuleer en keer terug
naar het vorige menu
G-knop
21
X
5 Markeer een menu-item.
Druk op 1 of 3 om een menu-item te markeren.
6 Geef de opties weer.
Druk op 2 om opties voor het geselecteerde
menu-item weer te geven.
7 Markeer een optie.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren.
8 Selecteer het gemarkeerde item.
Druk op J om het gemarkeerde item te selecteren.
Druk op
de G-knop om af te sluiten zonder een selectie te maken.
Let op het volgende:
Menu-items die grijs worden weergegeven, zijn momenteel niet beschikbaar.
Terwijl het indrukken van 2 doorgaans hetzelfde effect heeft als het indrukken van J,
zijn er bepaalde gevallen waarin alleen een selectie kan worden gemaakt door J in te
drukken.
Druk de ontspanknop half in om de menu's af te sluiten en naar de opnamestand terug
te keren (0 38).
22
X
Eerste stappen
De batterij opladen
De camera wordt gevoed door een EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij (meegeleverd).
Voor een maximale opnameduur moet de batterij vóór gebruik in de meegeleverde
MH-25-batterijlader worden opgeladen.
Het duurt circa 2 uur en 35 minuten om een lege
batterij volledig op te laden.
1 Sluit het lichtnetsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan. De stekker van de lichtnetadapter
moet zich in de rechts aangeduide positie bevinden; niet
draaien.
2 Verwijder het afdekkapje.
Verwijder het afdekkapje van de batterij.
3 Plaats de batterij.
Plaats de batterij in de batterijuitsparing zoals aangeduid op
de illustratie van de lader.
4 Steek de lader in een stopcontact.
Het lampje CHARGE (OPLADEN) knippert traag terwijl de batterij
oplaadt.
5 Verwijder de batterij wanneer het opladen is voltooid.
Het laden is voltooid zodra het lampje CHARGE (OPLADEN) stopt met knipperen.
Trek
de stekker van de lader uit het stopcontact en verwijder de batterij.
D De batterij opladen
Laad de batterij binnenshuis op bij omgevingstemperaturen
tussen 5 °C–35 °C.
De batterij laadt niet op bij temperaturen lager
dan 0 °C of hoger dan 60 °C.
Batterij
laadt op
Opladen
voltooid
23
X
A De stekkeradapter
Afhankelijk van het land of de regio van aankoop wordt er mogelijk ook
een stekkeradapter meegeleverd met de lader. Plaats voor gebruik de
adapter in de voedingsingang van de lader (q). Schuif de
vergrendeling van de stekkeradapter in de aangegeven richting (w) en
draai de adapter 90° om het in de aangegeven positie (e) te
vergrendelen. Voer deze stappen in omgekeerde volgorde uit om de
adapter te verwijderen.
Vergrendeling
stekkeradapter
90°
24
X
De batterij plaatsen
Draai voor het plaatsen van de batterij de hoofdschakelaar naar UIT.
1 Open het deksel van het batterijvak.
Ontgrendel (q) en open (w) het deksel van het batterijvak.
2 Plaats de batterij.
Plaats de batterij in de aangegeven richting (q) en gebruik
de batterij om de oranje batterijvergrendeling naar één zijde
ingedrukt te houden.
De vergrendeling vergrendelt de
batterij op zijn plaats wanneer deze in zijn geheel is geplaatst
(w).
3 Sluit het deksel van het batterijvak.
D Batterijen plaatsen en verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat batterijen worden geplaatst of verwijderd.
A De batterij verwijderen
Zet de camera uit en open het deksel van het batterijvak. Druk de
batterijvergrendeling met behulp van de pijl in de aangegeven richting
om de batterij vrij te geven en verwijder de batterij vervolgens
handmatig.
Batterijvergrendeling
25
X
D De batterij en lader
Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina’s xxi–xxii en 318–320 van deze
handleiding en volg ze op.
Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen lager dan 0 °C of
hoger dan 40 °C. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de batterij
beschadigen of de prestaties doen verslechteren.
De capaciteit kan afnemen en de oplaadtijden
kunnen toenemen bij batterijtemperaturen van 0 °C tot 15 °C en van 45 °C tot 60 °C.
Indien het lampje CHARGE (OPLADEN) snel knippert (ongeveer acht keer per seconde) tijdens het
opladen, controleer dan of de temperatuur binnen het juiste bereik ligt en trek vervolgens de
stekker van de lader uit het stopcontact en verwijder de batterij en plaats hem terug.
Als het
probleem zich blijft voordoen, stop dan onmiddellijk het gebruik en breng de lader naar uw
winkelier of een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
Sluit de ladercontacten niet kort; het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan
oververhitting en schade aan de lader tot gevolg hebben.
Verplaats de lader niet en raak de
batterij niet aan tijdens het opladen.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan in
zeer zeldzame gevallen tot gevolg hebben dat de lader aanduidt dat het laden is voltooid terwijl
de batterij in werkelijkheid slechts gedeeltelijk is opgeladen.
Verwijder de batterij en plaats deze
terug om het opladen opnieuw te starten.
De batterijcapaciteit kan tijdelijk afnemen als de
batterij bij een lage temperatuur wordt opgeladen of als de batterij wordt gebruikt bij een
temperatuur die lager is dan de temperatuur waarbij de batterij is opgeladen.
Als de batterij
wordt opgeladen bij een temperatuur lager dan 5 °C, kan de gebruiksduuraanduiding van de
batterij in de weergave Batterij-informatie (0 266) een tijdelijke daling tonen.
Direct na gebruik kan de batterij zeer warm zijn.
Wacht met opladen totdat de batterij is
afgekoeld.
Het meegeleverde netsnoer en de stekkeradapter zijn alleen voor gebruik met de MH-25.
Gebruik
de lader alleen met compatibele batterijen.
Haal de lader uit het stopcontact wanneer deze niet
in gebruik is.
Een aanmerkelijke daling van de tijd waarin een volledig opgeladen batterij zijn lading dient te
behouden wanneer deze bij kamertemperatuur wordt gebruikt, duidt aan dat de batterij
vervanging vereist.
Koop een nieuwe EN-EL15-batterij.
A EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterijen
De meegeleverde EN-EL15 deelt informatie met compatibele apparaten, zodat de camera de
oplaadstatus van de batterij op zes niveaus kan tonen (0 35).
De optie Batterij-informatie in het
setup-menu toont details over het opladen van de batterij, de gebruiksduur van de batterij en het
aantal gemaakte foto’s sinds de laatste oplaadsessie van de batterij (0 266).
26
X
Een objectief bevestigen
Het objectief dat doorgaans in deze handleiding wordt gebruikt voor illustratieve
doeleinden is een AF-S DX NIKKOR 18–105mm f/3.5–5.6G ED VR.
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer het objectief wordt verwijderd.
1 Zet de camera uit.
2 Verwijder de achterste
objectiefdop en de
camerabodydop.
Objectiefdop
Zonnekap
Schaal brandpuntsafstand
Objectiefbevestigingsmarkering
Markering brandpuntsafstand
CPU-contacten (0 296)
Schakelaar A-M-stand (0 27, 78)
Schakelaar vibratiereductie AAN/UIT
Scherpstelring (0 78, 159)
Achterste objectiefdop
Zoomring
27
X
3 Bevestig het objectief.
Indien het objectief is voorzien van een schakelaar voor de
A-M- of M/A-M-stand, selecteer A (autofocus) of M/A
(autofocus met handcorrectie).
A Het objectief verwijderen
Vergeet niet de camera uit te zetten bij het verwijderen of verwisselen
van objectieven.
Houd, om het objectief te verwijderen, de
objectiefontgrendeling (q) ingedrukt terwijl het objectief naar rechts
wordt gedraaid (w).
Plaats, na het verwijderen van het objectief, de
objectiefdoppen en de bodydop van de camera terug.
D CPU-objectieven met diafragmaringen
Vergrendel het diafragma op de kleinste instelling (hoogste f-waarde)
in geval het CPU-objectieven betreft die zijn uitgerust met een diafragmaring (0 296).
Bevestigingsmarkering
(camera)
Bevestigingsmarkering (objectief)
Houd de markeringen (aangeduid door een witte stip) op één
lijn, plaats het objectief op de camera en draai vervolgens
totdat het objectief op zijn plaats klikt.
28
X
Basisinstellingen
Zodra de camera voor de eerste keer wordt ingeschakeld, zal een taalselectievenster
worden weergegeven.
Kies een taal en stel de tijd en datum in.
Pas als u de tijd en datum
hebt ingesteld, kunnen er foto's worden gemaakt.
1 Zet de camera aan.
Er wordt een taalselectievenster weergegeven.
2 Kies een taal en stel de cameraklok in.
Gebruik de multi-selector en de J-knop om
een taal te selecteren en de cameraklok in te
stellen.
qwe
Selecteer taal Selecteer tijdzone Selecteer datumnotatie
rt Opmerking: De instellingen
voor taal en datum/tijd
kunnen op elk gewenst
moment worden gewijzigd
met behulp van de opties
Taal (Language) en
Tijdzone en datum in het
setup-menu (0 265).
Selecteer de optie
zomertijd
Stel tijd en datum in
(merk op dat de camera
een 24-uurs klok
gebruikt)
Beweeg cursor omhoog
J-knop: selecteer
gemarkeerd item
Selecteer
gemarkeerd item
of geef submenu
weer
Beweeg cursor omlaag
29
X
A De klokbatterij
De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke, oplaadbare voedingsbron die indien nodig
wordt opgeladen als de hoofdbatterij is geplaatst of als de camera wordt gevoed door een
optionele EP-5B-stroomaansluiting en EH-5b-lichtnetadapter (0 308).
Twee dagen opladen is
voldoende om de klok ongeveer drie maanden van stroom te voorzien.
Indien de camera bij het
opstarten een waarschuwing weergeeft met de mededeling dat de klok niet is ingesteld en een
B
-pictogram knippert in het informatiescherm, dan is de klokbatterij leeg en werd de klok
teruggezet. Stel de klok in op de juiste datum en tijd.
A De cameraklok
De cameraklok is minder nauwkeurig dan de meeste horloges en gewone klokken.
Controleer
daarom regelmatig of de klok de juiste tijd aangeeft en pas de tijd zo nodig aan.
De cameraklok
kan tevens worden gesynchroniseerd met GPS-apparaten (0 152).
30
X
Een geheugenkaart plaatsen
De camera bewaart foto's op Secure Digital (SD)-geheugenkaarten (los verkrijgbaar;
0 347).
Zet, om een geheugenkaart te installeren, de camera uit en houd de camera in de
hieronder aangeduide richting en schuif de geheugenkaart naar binnen tot deze op zijn
plaats klikt.
Het toegangslampje van de geheugenkaart zal gedurende enkele seconden
branden.
De camera heeft twee geheugenkaartensleuven (sleuf 1 en sleuf 2); gebruikt u
slechts één geheugenkaart, plaats deze dan in sleuf 1.
Formatteer geheugenkaarten voor eerste gebruik of nadat ze in andere apparaten zijn
gebruikt (0 32).
De geheugenkaarten ondersteboven of achterstevoren plaatsen kan de camera of de
kaart beschadigen.
Controleer of de kaart in de juiste richting is geplaatst.
Het deksel van
de kaartsleuf zal niet sluiten als de kaart niet juist is geplaatst.
A Geheugenkaarten verwijderen
Schakel, na bevestiging dat het toegangslampje van de geheugenkaart
uit is, de camera uit, open het deksel van de geheugenkaartsleuf en druk
op de kaart om deze uit te werpen (q).
De kaart kan vervolgens met de
hand worden verwijderd (w).
A Geen geheugenkaart
Indien de camera met een opgeladen EN-EL15-batterij wordt
uitgeschakeld terwijl er geen geheugenkaart is geplaatst, wordt S in
het bedieningspaneel en de zoeker weergegeven.
8
GB
Voorzijde
Sleuf 1 Sleuf 2
8
GB
31
X
D Geheugenkaarten
Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn.
Ga daarom voorzichtig te werk bij het
verwijderen van geheugenkaarten uit de camera.
Zet de camera uit voordat geheugenkaarten worden geplaatst of verwijderd.
Verwijder geen
geheugenkaarten uit de camera, zet de camera niet uit en koppel de lichtnetadapter niet los
terwijl de geheugenkaart wordt geformatteerd of terwijl gegevens worden opgeslagen,
verwijderd of naar een computer worden gekopieerd.
Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan gegevensverlies of beschadiging van de camera of de kaart tot
gevolg hebben.
Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen voorwerpen.
U mag de kaart niet buigen, laten vallen of blootstellen aan hevige schokken.
Oefen geen druk uit op de behuizing van de kaart.
Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan de kaart beschadigen.
Niet blootstellen aan water, hitte, hoge luchtvochtigheid of direct zonlicht.
Formatteer geheugenkaarten niet in een computer.
A Twee geheugenkaarten gebruiken
Sleuf 1 is voor de hoofdkaart; de kaart in sleuf 2 fungeert als back-up of
speelt een secundaire rol. Indien de standaardinstelling Overloop is
geselecteerd voor Functie van kaart in sleuf 2 (0 69) wanneer er twee
geheugenkaarten zijn geplaatst, wordt de kaart in sleuf 2 pas gebruikt als
de kaart in sleuf 1 vol is.
Sleuf 1
Sleuf 2
Het bedieningspaneel toont de sleuf of sleuven die momenteel een
geheugenkaart bevatten (het voorbeeld rechts toont de pictogrammen
die worden weergegeven wanneer er een kaart in één van de sleuven is
geplaatst).
Als de geheugenkaart vol of vergrendeld is of als zich een fout
heeft voorgedaan, gaat het pictogram voor de betreffende kaart
knipperen (0 334).
Bedieningspaneel
Informatiescherm
A De beveiligingsschakelaar
SD-geheugenkaarten zijn voorzien van een
beveiligingsschakelaar die ongewenst overschrijven
voorkomt. Wanneer deze schakelaar in de “lock” positie staat,
kunt u geen foto’s vastleggen of wissen en kunt u de
geheugenkaart niet formatteren (er wordt een waarschuwing
weergegeven als u de sluiter probeert te ontspannen). Schuif
de schakelaar naar de “write” positie om de geheugenkaart te
ontgrendelen.
Beveiligingsschakelaa
r
8
GB
32
X
De geheugenkaart formatteren
Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voor eerste gebruik of nadat ze in
andere apparaten zijn gebruikt of geformatteerd.
1 Zet camera aan.
2 Druk op de knoppen O (Q) en Z (Q).
Houd de knoppen O (Q) en Z (Q) gelijktijdig
ingedrukt totdat een knipperende C
(formatteren) in de sluitertijdweergaven in het
bedieningspaneel en de zoeker verschijnt.
Als er
twee geheugenkaarten zijn geplaatst, wordt de
kaart in sleuf 1 (0 31) geselecteerd; u kunt de
kaart in sleuf 2 kiezen door aan de
hoofdinstelschijf te draaien.
Om af te sluiten
zonder de geheugenkaart te formatteren, wacht
totdat C stopt met knipperen (ongeveer zes
seconden) of druk op een andere knop dan de
knoppen O (Q) en Z (Q).
3 Druk opnieuw op de knoppen O (Q) en Z (Q).
Druk de knoppen O (Q) en Z (Q) voor de tweede keer tegelijkertijd in zolang als
C knippert om de geheugenkaart te formatteren.
Verwijder niet de
geheugenkaart of ontkoppel niet de voedingsbron tijdens het formatteren.
Zodra het formatteren is voltooid, tonen het bedieningspaneel en de zoeker het
aantal foto's dat kan worden vastgelegd bij de huidige instellingen.
D Geheugenkaarten formatteren
Bij het formatteren van geheugenkaarten worden alle gegevens op de kaart voorgoed gewist.
Vergeet niet foto's en andere gegevens die u wilt bewaren naar een computer te kopiëren
alvorens verder te gaan (0 203).
A Zie ook
Zie pagina 262 voor informatie over het formatteren van geheugenkaarten met behulp van de
optie Geheugenkaart formatteren in het setup-menu.
O (Q)-knop Z (Q)-knop
33
X
Zoekerbeeldscherpte aanpassen
De camera is uitgerust met een dioptrieregelaar, waarmee de camera aan het
gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast.
Controleer of de weergave
in de zoeker scherp is voordat foto’s in de zoeker worden gekadreerd.
1 Zet camera aan.
Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan.
2 Stel de zoeker scherp.
Draai aan de dioptrieregelaar totdat de
AF-veldhaakjes zijn scherpgesteld. Pas op dat uw
vingers of vingernagels niet in uw oog komen bij
het bedienen van de dioptrieregelaar met uw
oog tegen de zoeker.
A Zoekerbeeldscherpte aanpassen
Indien u de zoeker niet kunt scherpstellen zoals hierboven beschreven, selecteer enkelvoudige
servo-autofocus (AF-S; 0 71), enkelpunts AF (0 73) en het middelste scherpstelpunt (0 75) en
kadreer vervolgens een onderwerp met hoog contrast in het middelste scherpstelpunt en druk de
ontspanknop half in om de camera scherp te stellen.
Gebruik de dioptrieregelaar met
scherpgestelde camera om het onderwerp duidelijk scherp te stellen in de zoeker.
Wanneer
nodig kan de zoekerbeeldscherpte met gebruik van optionele correctielenzen verder worden
aangepast (0 308).
AF-veldhaakjes
34
X
35
s
s
Basisfotografie en weergave
Controleer het batterijniveau en het aantal resterende opnamen voordat u met
fotograferen begint.
1 Zet camera aan.
Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan.
Het bedieningspaneel gaat aan en de weergave in
de zoeker gaat branden.
2 Controleer het batterijniveau.
Controleer het batterijniveau in het bedieningspaneel of de
zoeker.
3 Controleer het aantal resterende opnamen.
Het bedieningspaneel en de zoeker tonen het aantal foto’s
dat kan worden gemaakt met de huidige instellingen
(waarden boven 1.000 worden naar beneden afgerond naar
het dichtstbijzijnde honderdtal, d.w.z. waarden tussen 1.000
en 1.099 worden aangeduid als 1,0 K).
Als er twee
geheugenkaarten zijn geplaatst, tonen de schermen de beschikbare ruimte op de
kaart in sleuf 1 (0 31).
Zodra het aantal resterende opnamen A bereikt, knippert het
nummer, gaat n of j in de sluitertijdweergaven knipperen en gaat het
pictogram voor de betreffende kaart knipperen.
Plaats een andere geheugenkaart
(0 30) of verwijder een aantal foto’s (0 40, 197).
Batterijniveau en kaartcapaciteit
Bedieningspaneel Zoeker Beschrijving
L Batterij volledig opgeladen.
K
Batterij gedeeltelijk ontladen.J
I
H d
Batterij bijna leeg.
Laad de batterij op of maak een
reservebatterij gereed.
H
(knippert)
d
(knippert)
Ontspanknop uitgeschakeld.
Laad de batterij op of vervang de
batterij.
A Beeldsensor reinigen
De camera laat de beeldsensor trillen om stof te verwijderen wanneer de camera wordt in- of
uitgeschakeld (0 313).
36
s
“Richten-en-vastleggen”-fotografie
(standen i en j)
Deze paragraaf beschrijft de procedure voor het fotograferen in de
standen i en j, een automatische “richten-en-vastleggen”-stand waarin
de meeste instellingen door de camera worden geregeld op basis van de
opnameomstandigheden.
1 Selecteer stand i of j.
Om te fotograferen op plaatsen waar het verboden
is een flitser te gebruiken, kinderen te fotograferen
of natuurlijk licht bij slechte lichtomstandigheden
vast te leggen, selecteer de automatische stand
(flitser uit) door de standknop naar j te draaien.
Draai anders de instelschijf naar i (automatisch).
2 Maak de camera gereed.
Houd bij het kadreren van foto’s in de
zoeker de handgreep in uw
rechterhand en ondersteun de
camerabody of het objectief met uw
linkerhand.
Houd ter ondersteuning
uw ellebogen lichtjes tegen uw
lichaam gedrukt en plaats één voet een halve pas naar voren
om uw bovenlichaam stabiel te houden.
Houd bij het
kadreren van foto’s in de portretstand (staand) de camera
vast zoals aangeduid onderaan de drie afbeeldingen die
rechts worden weergegeven.
In stand j zijn de sluitertijden langer bij slecht licht; het
gebruik van een statief wordt aanbevolen.
A Een zoomobjectief gebruiken
Gebruik de zoomring om in te zoomen op het onderwerp zodat
deze een groter gebied van het beeld vult, of zoom uit om het
zichtbare gebied in de definitieve foto te vergroten (selecteer
langere brandpuntsafstanden op de schaal van de
brandpuntsafstand van het objectief om in te zoomen, kortere
brandpuntsafstanden om uit te zoomen).
Standknop
39
s
Basisweergave
1 Druk op de K-knop.
Er wordt een foto in de monitor weergegeven.
De geheugenkaart met de huidig
weergegeven foto wordt door een pictogram
aangeduid.
2 Bekijk extra foto’s.
Extra foto’s kunnen worden weergegeven
door op 4 of 2 te drukken.
Druk op 1 en 3
om extra informatie over de huidige foto te
bekijken (0 187).
Druk de ontspanknop half in om weergave te
beëindigen en terug te keren naar de
opnamestand.
A Controlebeeld
Wanneer Aan is geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu (0 222), worden foto’s
na de opname gedurende een aantal seconden in de monitor weergegeven.
A Zie ook
Zie pagina 186 voor informatie over het kiezen van een geheugenkaartsleuf.
K-knop
0, 0
1
/
125 F5
.
685
mm
100
100
D
7100
D
S
C
_
0001
.
JP
G
15
/
10
/
2012 10
:
02
:
28
N
N
OR
OR
M
AL
AL
6000x4000
NIKON D7100
1
/
12
40
s
Ongewenste foto’s wissen
Druk op de O (Q)-knop om de huidige foto te wissen die momenteel in de monitor wordt
weergegeven.
Merk op dat foto's niet kunnen worden hersteld nadat ze zijn gewist.
1 Geef de foto weer.
Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals wordt
beschreven op de voorgaande pagina.
De
locatie van de huidige afbeelding wordt met
een pictogram in de linkerbenedenhoek van
het scherm weergegeven.
2 Wis de foto.
Druk op de O (Q)-knop.
Er wordt een
bevestigingsvenster weergegeven; druk
opnieuw op de O (Q)-knop om de afbeelding
te wissen en terug te keren naar weergave.
Druk op K om af te sluiten zonder de foto te
wissen.
A Wissen
Gebruik de optie Wissen in het weergavemenu om alle geselecteerde afbeeldingen (0 198), alle
afbeeldingen gemaakt op een geselecteerde datum (0 199) of alle afbeeldingen in een gekozen
locatie op een geselecteerde geheugenkaart (0 198) te wissen.
O (Q)-knop
41
s
Creatieve fotografie
(Onderwerpstanden)
De camera beschikt over verschillende onderwerpstanden.
Het
automatisch kiezen van een onderwerpstand optimaliseert de
instellingen die passen bij het geselecteerde onderwerp, waardoor
creatieve fotografie net zo eenvoudig wordt als het selecteren van een
stand, kadreren van een foto en fotograferen, zoals beschreven op
pagina 36-38.
❚❚ h-stand
Draai de standknop naar h en druk op de R-knop om het momenteel geselecteerde
onderwerp te bekijken.
Draai aan de hoofdinstelschijf om een ander onderwerp te
kiezen.
Standknop
Hoofdinstelschijf Monitor
k Portret l Landschap
Gebruik deze stand voor portretten met
zachte, natuurlijke huidtinten.
Als het
onderwerp zich te ver van de achtergrond
bevindt of als een teleobjectief wordt
gebruikt, worden de achtergronddetails
verzacht om de compositie een gevoel van
diepte te geven.
Gebruik deze stand voor levendige
landschapsfoto's bij daglicht.
De
ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting
schakelen uit; gebruik van een statief
wordt aanbevolen om onscherpte bij
slecht licht te voorkomen.
42
s
p Kinderen m Sport
Gebruik voor snapshots van kinderen.
Kleding en achtergronddetails worden
levendig weergegeven, terwijl huidtinten
zacht en natuurlijk blijven.
Korte sluitertijden bevriezen beweging
voor dynamische sportfoto's waarin het
onderwerp duidelijk naar voren komt.
De
ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting
schakelen uit.
Selecteer de continue
opnamestand om een reeks foto's te
maken (0 7, 57).
n Close-up o Nachtportret
Gebruik deze stand voor close-upfoto's van
bloemen, insecten of andere kleine
voorwerpen (voor scherpstellen op zeer
korte afstand kan een macro-objectief
worden gebruikt).
Gebruik van een statief
wordt aanbevolen om onscherpte te
voorkomen.
Gebruik voor een natuurlijke balans tussen
het hoofdonderwerp en de achtergrond in
portretten met weinig licht.
Gebruik van
een statief wordt aanbevolen om
onscherpte bij te weinig licht te
voorkomen.
43
s
r Nachtlandschap s Party/binnen
Verminder ruis en onnatuurlijke kleuren bij
het fotograferen van nachtlandschappen,
inclusief straatverlichting en neonreclame.
De ingebouwde flitser en
AF-hulpverlichting schakelen uit; om
onscherpte te voorkomen, wordt het
gebruik van een statief aanbevolen.
Leg de effecten van
achtergrondverlichting binnenshuis vast.
Gebruik deze stand voor party's en andere
onderwerpen binnenshuis.
t Strand/sneeuw u Zonsondergang
Leg de helderheid vast van zonlicht dat
zich over water, sneeuw of zand uitstrekt.
De ingebouwde flitser en
AF-hulpverlichting schakelen uit.
Behoudt de diepe tinten in zonsonder- en
zonsopgangen.
De ingebouwde flitser en
AF-hulpverlichting schakelen uit; gebruik
van een statief wordt aanbevolen om
onscherpte bij slecht licht te voorkomen.
44
s
v Schemering w Dierenportret
Behoudt de kleuren die te zien zijn in het
zwakke natuurlijke licht voor zonsopkomst
en na zonsondergang.
De ingebouwde
flitser en AF-hulpverlichting schakelen uit;
gebruik van een statief wordt aanbevolen
om onscherpte bij slecht licht te
voorkomen.
Gebruik deze stand voor portretten van
actieve huisdieren.
De AF-hulpverlichting
schakelt uit.
x Kaarslicht y Bloesem
Voor foto’s gemaakt bij kaarslicht.
De
ingebouwde flitser schakelt uit; gebruik
van een statief wordt aanbevolen om
onscherpte bij slecht licht te voorkomen.
Gebruik voor bloemenvelden, bloeiende
boomgaarden en andere landschappen
met uitgestrekte bloesemlandschappen.
De ingebouwde flitser schakelt uit; gebruik
van een statief wordt aanbevolen om
onscherpte bij slecht licht te voorkomen.
45
s
z Herfstkleuren 0 Voedsel
Legt de stralende rode en gele kleuren in
herfstbladeren vast.
De ingebouwde flitser
schakelt uit; gebruik van een statief wordt
aanbevolen om onscherpte bij slecht licht
te voorkomen.
Gebruik deze stand voor levendige foto's
van voedsel.
Gebruik van een statief wordt
aanbevolen om onscherpte te voorkomen;
tevens kan de flitser worden gebruikt
(0 119).
46
s
47
#
#
Standen P, S, A en M
De standen P, S, A en M bieden verschillende regelniveaus voor sluitertijd
en diafragma.
Stand Beschrijving
P
Automatisch programma (0 48): de camera stelt sluitertijd en diafragma in voor optimale
belichting. Aanbevolen voor snapshots en in andere situaties met weinig tijd voor het
aanpassen van de camera-instellingen.
S
Sluitertijdvoorkeuze (0 49): de gebruiker kiest de sluitertijd; de camera selecteert het
diafragma voor de beste resultaten. Gebruik om beweging te bevriezen of onscherp te
maken.
A
Diafragmavoorkeuze (0 50): de gebruiker kiest het diafragma; de camera selecteert de
sluitertijd voor de beste resultaten. Gebruik om de achtergrond onscherp te maken of om
zowel voorgrond als achtergrond scherp weer te geven.
M
Handmatig (0 51): de gebruiker regelt sluitertijd en diafragma.
Stel sluitertijd in op Bulb
(A) of Tijd (%) voor lange tijdopnamen.
A Type objectieven
Vergrendel bij het gebruik van een CPU-objectief dat is uitgerust met een diafragmaring (0 296),
de diafragmaring op het kleinste diafragma (hoogste f-waarde).
G-type objectieven zijn niet
voorzien een diafragmaring.
Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de standen A (diafragmavoorkeuze)
en M (handmatig) wanneer diafragma alleen kan worden aangepast met behulp van de
diafragmaring van het objectief.
Het selecteren van een andere stand schakelt de ontspanknop
uit.
A Objectieven zonder CPU (0 295)
Gebruik de diafragmaring om het diafragma aan te passen.
Indien het
hoogste diafragma van het objectief is gespecificeerd met behulp van
het item Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 149) terwijl er
een objectief zonder CPU is bevestigd, wordt de huidige f-waarde in
de zoeker en het bedieningspaneel weergegeven, afgerond op het
dichtstbijzijnde puntteken.
Anders geeft het diafragma alleen het
aantal stops weer (F, met het hoogste diafragma weergegeven als
FA) en moet de f-waarde van de diafragmaringen worden afgelezen.
48
#
P: Automatisch programma
In deze stand past de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch
aan volgens een ingebouwd programma om in de meeste situaties
verzekerd te zijn van een optimale belichting. Deze stand wordt
aanbevolen voor snapshotfoto’s en andere situaties waarin u de sluitertijd
en het diafragma door de camera wilt laten bepalen.
A Flexibel programma
In de stand P kunt u verschillende combinaties van
sluitertijd en diafragma selecteren door aan de
hoofdinstelschijf te draaien terwijl de belichtingsmeters
ingeschakeld zijn (“flexibel programma”).
Draai de knop
naar rechts voor grote diafragma's (lage f-waarden) om
de achtergronddetails onscherp te maken of voor korte
sluitertijden om bewegingen te “bevriezen”.
Draai de
schijf naar links voor kleine diafragma's (hoge f-waarden)
om de scherptediepte te vergroten of voor lange sluitertijden om bewegingen onscherp te
maken.
Alle combinaties leveren dezelfde belichting op.
Terwijl het flexibele programma actief
is, verschijnt er een U-aanduiding in het bedieningspaneel.
Om de standaardinstellingen voor
sluitertijd en diafragma te herstellen, draait u aan de hoofdinstelschijf totdat de aanduiding niet
langer wordt weergegeven of kies een andere stand of zet de camera uit.
A De sluitertijd- en diafragmaweergaven
De sluitertijd- en diafragmaweergaven kunnen worden geactiveerd door de ontspanknop half in
te drukken om de stand-by-timer te starten (0 38).
A Zie ook
Zie pagina 327 voor informatie over het ingebouwde belichtingsprogramma.
Hoofdinstelschijf
49
#
S: Sluitertijdvoorkeuze
In de stand sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen, waarna
de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting
oplevert.
Gebruik lange sluitertijden om beweging te suggereren door
bewegende voorwerpen onscherp te maken en gebruik korte
sluitertijden om bewegingen te “bevriezen”.
Draai, om een sluitertijd te kiezen, aan de
hoofdinstelschijf terwijl de belichtingsmeters aan
zijn. Sluitertijd kan worden ingesteld op “v” of
op waarden tussen 30 sec. en
1
/8.000 sec.
Korte sluitertijd (
1
/1.600 sec.) Lange sluitertijd (
1
/6 sec.)
A Zie ook
Zie pagina 333 voor informatie over wat te doen als knipperende Bulb (A)- of Tijd (%)-
aanduidingen in de sluitertijdweergaven verschijnen.
Hoofdinstelschijf
50
#
A: Diafragmavoorkeuze
In automatische diafragmavoorkeuze kunt u zelf het diafragma kiezen
terwijl de camera automatisch de sluitertijd kiest die de optimale
belichting oplevert.
Een groot diafragma (lage f-waarden) verhoogt het
flitsbereik (0 123) en vermindert de scherptediepte, zodat voorwerpen
achter en voor het hoofdonderwerp onscherp zijn.
Een klein diafragma
(hoge f-waarden) verhoogt de scherptediepte, zodat voorwerpen achter
en voor het hoofdonderwerp scherp zijn.
Een beperkte scherptediepte wordt doorgaans
gebruikt voor portretten om achtergronddetails onscherp weer te geven, terwijl een grote
scherptediepte wordt gebruikt voor landschapsfoto’s om zowel de voorgrond als de
achtergrond scherp weer te geven.
Draai aan de secundaire instelschijf terwijl de
belichtingsmeters ingeschakeld zijn om het
gewenste diafragma te kiezen tussen het minimale
en maximale diafragma van het objectief.
Groot diafragma (f/5.6) Klein diafragma (f/22)
A Voorbeeld scherptediepte
Houd de voorbeeldknop scherptediepte ingedrukt om de
effecten van diafragma vooraf te bekijken.
Het objectief
wordt ingesteld op de huidige diafragmawaarde, zodat
de scherptediepte vooraf in de zoeker kan worden
bekeken.
A Persoonlijke instelling e5—Testflits
Deze instelling bepaalt of de ingebouwde en optionele flitsapparaten, zoals de SB-910, SB-900,
SB-800, SB-700 en SB-600 (0 304), een testflits afgeven wanneer de voorbeeldknop
scherptediepte wordt ingedrukt.
Zie pagina 251 voor meer informatie.
Secundaire instelschijf
Voorbeeldknop scherptediepte
51
#
M: Handmatig
In de handmatige stand regelt u zowel sluitertijd als diafragma. Draai aan
de hoofdinstelschijf en kies een sluitertijd terwijl de belichtingsmeters
ingeschakeld zijn en draai aan de secundaire instelschijf om het diafragma
in te stellen.
Sluitertijd kan worden ingesteld op “v” of op waarden
tussen 30 sec. en
1
/8.000 sec. of de sluiter kan voor een lange tijdopname
voor onbepaalde tijd open worden gehouden (Bulb/A of Tijd/%,
0 52).
Diafragma kan worden ingesteld op waarden tussen de minimale en maximale
waarden voor het objectief.
Gebruik de belichtingsaanduidingen om de belichting te
controleren.
Sluitertijd Diafragma
Hoofdinstelschijf Secundaire instelschijf
A AF Micro NIKKOR-objectieven
Onder voorwaarde dat een externe belichtingsmeter wordt gebruikt, hoeft u alleen rekening te
houden met de belichtingsverhouding wanneer de diafragmaring wordt gebruikt voor het
instellen van het diafragma.
A De belichtingsaanduiding
Als er een andere sluitertijd dan Bulb (A) of Tijd (%) is geselecteerd, dan toont de
belichtingsaanduiding in de zoeker of de foto zal worden onder- of overbelicht bij de huidige
instellingen.
Afhankelijk van de optie die is gekozen voor persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte
inst. belichting, 0 234), wordt de hoeveelheid onder- of overbelichting in stappen van
1
/3 LW of
1
/2 LW aangeduid (de onderstaande illustraties tonen de weergave in de zoeker wanneer 1/3 stap
is geselecteerd voor persoonlijke instelling b2).
Als de limieten van de belichtingsmeting of het
belichtingscontrolesysteem voor livebeeld worden overschreden, zal de aanduiding gaan
knipperen.
Optimale belichting
Onderbelicht met
1
/3 LW
Overbelicht met meer dan 2 LW
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling f8 (Aanduidingen omkeren, 0 258) voor informatie over het omkeren
van de belichtingsindicators, zodat negatieve waarden rechts en positieve waarden links worden
weergegeven.
52
#
❚❚ Lange tijdopnamen (alleen M-stand)
Selecteer de volgende sluitertijden voor lange
tijdopnamen of bewegende lichten, de sterren,
nachtlandschappen of vuurwerk.
Bulb (A): de sluiter blijft open zolang als de
ontspanknop wordt ingedrukt.
Gebruik een statief of
een optionele draadloze afstandsbediening (0 309) of
afstandsbedieningskabel (0 310).
Tijd (%): start de belichting met behulp van de
ontspanknop op de camera of op een optionele
afstandsbediening, afstandsbedieningskabel of
draadloze afstandsbediening.
De sluiter blijft
gedurende dertig minuten open of totdat de knop
voor een tweede keer wordt ingedrukt.
1 Maak de camera gereed.
Monteer de camera op een statief of plaats op een stabiele, vlakke ondergrond.
Verwijder de rubberen oogschelp en bedek de zoeker met het meegeleverde DK-5
oculairkapje om te voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenkomt de belichting
hindert (0 60).
Gebruik een volledig opgeladen EN-EL15-batterij of een optionele
EH-5b-lichtnetadapter en EP-5B-stroomaansluiting om stroomverlies te voorkomen
voordat de belichting is voltooid.
Merk op dat er ruis (heldere vlekken, willekeurige
heldere pixels of waas) kan optreden tijdens lange tijdopnamen; kies vóór het
opnemen Aan voor Ruisonderdr. lange tijdopname in het opnamemenu (0 228).
Als u een ML-L3-afstandsbediening gaat gebruiken, selecteer een
afstandsbedieningsstand (Vertraagd op afstand, Direct op afstand of Spiegel
omhoog op afstand) met behulp van de optie Afstandsbedieningsstand (ML-L3)
in het opnamemenu (0 127).
2 Draai de standknop naar M.
Belichtingstijd: 35 sec.
Diafragma: f/25
Standknop
53
#
3 Kies een sluitertijd.
Draai, terwijl de belichtingsmeters aan zijn,
aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd
Bulb (A) of Tijd (%) te kiezen.
4 Open de sluiter.
Bulb: druk na het scherpstellen op de ontspanknop op de camera of optionele WR-1,
WR-T10 of MC-DC2 volledig in.
Houd de ontspanknop ingedrukt totdat de
belichting is voltooid.
Tijd: druk de ontspanknop op de camera of optionele afstandsbediening,
afstandsbedieningskabel of draadloze afstandsbediening volledig in.
Als de
belichting wordt gestart door het indrukken van de ontspanknop op de optionele
ML-L3-afstandsbediening, dan worden foto’s in de stand “Tijd” (%) gemaakt, zelfs
wanneer “Bulb” (A) is geselecteerd voor sluitertijd.
5 Sluit de sluiter.
Bulb: haal uw vinger van de ontspanknop.
Tijd: herhaal de bewerking uitgevoerd in stap 4.
De opname eindigt automatisch na
dertig minuten.
Hoofdinstelschijf Bulb
Tijd
54
#
55
$
$
Gebruikersinstellingen:
U1- en U2-standen
Wijs veelgebruikte instellingen toe aan de posities U1 en U2 op de standknop.
Gebruikersinstellingen opslaan
1 Selecteer een stand.
Draai de standknop naar de gewenste stand.
2 Pas de instellingen aan.
Maak de gewenste aanpassingen aan flexibel programma (stand P), sluitertijd
(standen S en M), diafragma (standen A en M), belichtings- en flitscorrectie, flitsstand,
scherpstelpunt, lichtmeting, autofocus en AF-veldstanden, bracketing en
instellingen in het opnamemenu (0 224) en persoonlijke instellingenmenu
(0 229) (merk op dat de camera niet de opties geselecteerd voor Opslagmap,
Naamgeving bestanden, Beeldveld, Picture Control beheren,
Afstandsbedieningsstand (ML-L3), Meervoudige belichting of Intervalopname
bewaard).
3 Selecteer Gebruikersinstellingen
opslaan.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
Markeer Gebruikersinstellingen
opslaan in het setup-menu en druk op 2.
4 Selecteer Opslaan in U1 of Opslaan in
U2.
Markeer Opslaan in U1 of Opslaan in U2 en
druk op 2.
Standknop
G-knop
56
$
5 Sla de gebruikersinstellingen op.
Markeer Instellingen opslaan en druk op J
om instellingen geselecteerd in stap 1 en 2 toe
te wijzen aan de standknoppositie
geselecteerd in stap 4.
Gebruikersinstellingen herroepen
Draai de standknop eenvoudig naar U1 om de
instellingen te herroepen die zijn toegewezen aan
Opslaan in U1 of naar U2 om de instellingen te
herroepen die zijn toegewezen aan Opslaan in U2.
Gebruikersinstellingen terugzetten
Om instellingen voor U1 of U2 terug te zetten naar standaardwaarden:
1 Selecteer Gebruikersinstell.
terugzetten.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
Markeer Gebruikersinstell.
terugzetten in het setup-menu en druk op 2.
2 Selecteer U1 terugzetten of U2
terugzetten.
Markeer U1 terugzetten of U2 terugzetten en
druk op 2.
3 Zet de gebruikersinstellingen terug.
Markeer Terugzetten en druk op J.
Standknop
G-knop
57
k
k
Ontspanstand
Druk op de ontgrendelingsknop voor keuzeknop ontspanstand om
een ontspanstand te kiezen en draai de keuzeknop ontspanstand
naar de gewenste instelling.
Een ontspanstand kiezen
Stand Beschrijving
S
Enkel beeld: de camera maakt één foto telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
CL
Continu lage snelheid: terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, maakt de camera
foto’s bij een beeldsnelheid geselecteerd voor persoonlijke instelling
d5 (Opnamesnelheid CL-stand, 0 58, 239).
Onderste ingebouwde flitser (0 120); continu
ontspannen is niet beschikbaar terwijl de flitser is opgeklapt.
CH
Continu hoge snelheid: terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, maakt de camera
foto’s bij een beeldsnelheid gegeven op pagina 58. Gebruik voor bewegende
onderwerpen.
Onderste ingebouwde flitser (0 120); continu ontspannen is niet
beschikbaar terwijl de flitser is opgeklapt.
J
Stil ontspannen: zoals voor enkel beeld, behalve dat de spiegel niet terug op zijn plaats klikt
terwijl de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, waardoor de gebruiker de timing van de
klik van de spiegel kan regelen, wat tevens stiller is dan in de stand enkel beeld.
Bovendien
is er geen signaal te horen, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor persoonlijke
instelling d1 (Signaal; 0 238).
E
Zelfontspanner: maak foto’s met de zelfontspanner (0 59).
MUP
Spiegel omhoog: kies deze stand om cameratrillingen te minimaliseren in tele- of
close-upfotografie of in andere omstandigheden waarbij de kleinste camerabeweging kan
resulteren in onscherpe foto’s.
58
k
Beeldsnelheid
De beeldsnelheid voor continu opnemen (lage en hoge snelheid) varieert afhankelijk van
de optie die is gekozen voor beeldveld (0 63) en, wanneer een optie voor NEF (RAW)-
beeldkwaliteit is geselecteerd, de NEF (RAW)-bitdiepte (0 67).
De onderstaande tabel
geeft de gemiddelde beeldsnelheden voor een volledig opgeladen EN-EL15-batterij,
continu servo-AF, handmatig of belichting sluitertijdvoorkeuze, een sluitertijd van
1
/250 sec. of korter weer; de resterende instellingen staan op de standaardwaarden
ingesteld.
De beeldsnelheid neemt af bij lange sluitertijden of zeer kleine diafragma's (hoge
f-waarden) als vibratiereductie (beschikbaar voor VR-objectieven) of automatische
instelling ISO-gevoeligheid ingeschakeld is (0 79, 81) of wanneer de batterij bijna leeg is.
Beeldveld Beeldkwaliteit
Geschatte beeldsnelheid
CL CH
DX (24×16)
JPEG/12-bits NEF (RAW) 1–6 bps 6 bps
14-bits NEF (RAW) 1–5 bps 5 bps
1,3× (18×12)
JPEG/12-bits NEF (RAW)
1–6 bps
7bps
14-bits NEF (RAW) 6 bps
A Het buffergeheugen
De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke
opslag, zodat u kunt blijven fotograferen terwijl de foto’s op de
geheugenkaart worden opgeslagen.
Er kunnen maximaal 100
foto’s na elkaar worden gemaakt. Merk echter op dat de
beeldsnelheid afneemt zodra de buffer vol is (t00).
Terwijl de
ontspanknop wordt ingedrukt, geeft de opnameteller in de
zoeker en het bedieningspaneel het geschatte aantal beelden
aan dat bij de huidige instellingen kan worden opgeslagen in de buffer.
In de illustratie rechts ziet
u de weergave wanneer de buffer nog voldoende ruimte heeft voor circa 17 foto’s.
Terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden vastgelegd, brandt het toegangslampje naast de
geheugenkaartsleuf.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden en prestaties van de
geheugenkaart, kan het enkele seconden tot enkele minuten duren om een foto op te slaan.
U
mag de geheugenkaart niet verwijderen en de voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen voordat
het toegangslampje uit is.
Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl de buffer nog gegevens
bevat, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto’s in de buffer zijn opgeslagen.
Als de
batterij leeg is terwijl de buffer nog beelden bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en
worden de beelden overgezet naar de geheugenkaart.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling d6 (Max. aant. continu-opnamen, 0 240) voor informatie over het
kiezen van het maximaal aantal foto's dat in serieopname kan worden gemaakt.
Zie pagina 348
voor informatie over het aantal foto’s dat in serieopname kan worden gemaakt.
59
k
Zelfontspannerstand
De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling voor zelfportretten te
verminderen.
Plaats voor het vastleggen de camera op een statief of op een stabiele,
vlakke ondergrond.
1 Selecteer de zelfontspannerstand.
Druk op de ontgrendelingsknop voor keuzeknop
ontspanstand en draai de keuzeknop
ontspanstand naar E.
2 Kadreer de foto en stel scherp.
In enkelvoudige servo-autofocus (0 71) kunnen
alleen foto’s worden gemaakt als de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker verschijnt.
3 Start de timer.
Druk de ontspanknop volledig in om de timer te
starten. Het zelfontspannerlampje begint te
knipperen.
Twee seconden voordat de foto wordt
gemaakt, stopt het zelfontspannerlampje met
knipperen.
De sluiter wordt ongeveer tien
seconden na het starten van de timer ontspannen.
Zet de keuzeknop ontspanstand naar een andere instelling om de zelfontspanner uit te
schakelen voordat een foto is gemaakt.
D De ingebouwde flitser gebruiken
Druk voor het fotograferen met de flitser in de standen P, S, A, M of 0 op de M (Y)-knop om de
flitser op te klappen en wacht tot de M-aanduiding in de zoeker wordt weergegeven (0 119).
De
opname wordt onderbroken als de flitser is opgeklapt nadat de zelfontspanner werd gestart.
Merk op dat er slechts één foto wordt gemaakt als de flitser flitst, ongeacht het aantal opnamen
dat is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner; 0 237).
Keuzeknop ontspanstand
60
k
A De zoeker afdekken
Verwijder bij het maken van foto's zonder uw oog
tegen de zoeker, de DK-23 rubberen oogschelp
(q) en plaats het meegeleverde DK-5-
oculairkapje zoals aangeduid in (w).
Dit
voorkomt dat via de zoeker binnenkomend licht
de belichting belemmert.
Houd de camera stevig
vast bij het verwijderen van de rubberen
oogschelp.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner; 0 237) voor informatie over het kiezen van de
duur van de zelfontspanner, het aantal te maken foto's en het interval tussen twee opnamen.
Voor informatie over het instellen van een signaal tijdens het aftellen van de timer, zie
persoonlijke instelling d1 (Signaal; 0 238).
DK-23 rubberen
oogschelp DK-5-oculairkapje
61
k
Stand spiegel omhoog
Kies deze stand om onscherpte te minimaliseren welke wordt veroorzaakt door
camerabewegingen wanneer de spiegel wordt opgeklapt.
Gebruik van een statief wordt
aanbevolen.
1 Selecteer de stand spiegel omhoog.
Druk op de ontgrendelingsknop voor keuzeknop
ontspanstand en draai de keuzeknop van de
ontspanstand naar M
UP.
2 Klap de spiegel omhoog.
Kadreer de foto, stel scherp en druk vervolgens de
ontspanknop volledig in om de spiegel op te
klappen.
3 Maak een foto.
Druk de ontspanknop opnieuw volledig in om een
foto te maken.
Druk de ontspanknop soepel in of
gebruik een optionele afstandsbedieningskabel of
draadloze afstandsbediening om onscherpte te voorkomen die wordt veroorzaakt
door camerabeweging (0 309, 310).
De spiegel wordt ingeklapt wanneer de
opname is beëindigd.
D Spiegel omhoog
Wanneer de spiegel is opgeklapt kunnen foto's niet in de zoeker worden gekadreerd en
kunnen autofocus en lichtmeting niet worden uitgevoerd.
A Stand spiegel omhoog
Er wordt automatisch een foto gemaakt als er ongeveer 30 sec. geen bewerkingen worden
uitgevoerd nadat de spiegel is opgeklapt.
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van de optionele ML-L3-afstandsbediening voor fotografie met
de spiegel omhoog, zie pagina 127.
Keuzeknop ontspanstand
62
k
63
d
d
Opties voor beeldopname
Kies een beeldveld uit DX (24×16) en 1,3× (18×12).
Beeldveld (Image Area)
Optie Beschrijving
a DX (24×16)
Foto’s worden vastgelegd met een beeldveld van 23,5 × 15,6 mm
(DX-formaat).
c 1,3× (18×12)
Foto’s worden vastgelegd met een beeldveld van 18,8 × 12,5 mm,
waardoor een tele-effect wordt geproduceerd zonder objectieven te
verwisselen (0 68, 167).
Bovendien kan de camera meer foto’s per seconde
vastleggen tijdens continu-opname (0 58).
Zoekerweergave
Foto met DX-beeldveld
(24×16)
Foto met beeldveld
van 1,3× (18×12)
64
d
Beeldveld kan worden ingesteld met behulp van de optie Beeldveld in het
opnamemenu of door op een besturing te drukken en aan een instelschijf te draaien
(0 65).
❚❚ Het beeldveldmenu
1 Selecteer Beeldveld in het
opnamemenu.
Druk op G om de menu’s weer te geven.
Markeer Beeldveld in het opnamemenu
(0 224) en druk op 2.
2 Pas de instellingen aan.
Kies een optie en druk op J.
A De zoekerweergave
De zoekerweergave voor de 1,3× DX-uitsnede wordt rechts getoond.
Er wordt een c-pictogram in de zoeker weergegeven wanneer de
1,3× DX-uitsnede is geselecteerd.
A Beeldveld
De geselecteerde optie wordt in het informatiescherm weergegeven.
G-knop
1,3× DX-uitsnede
67
d
De volgende opties zijn toegankelijk vanuit het opnamemenu.
Druk op de G-knop om
de menu’s weer te geven, markeer de gewenste optie en druk op 2.
❚❚ JPEG-compressie
Kies het compressietype voor JPEG-afbeeldingen.
❚❚ NEF (RAW)-opname > Type
Kies het compressietype voor NEF (RAW)-afbeeldingen.
❚❚ NEF (RAW)-opname > NEF (RAW)-bitdiepte
Kies een bitdiepte voor NEF (RAW)-afbeeldingen.
Optie Beschrijving
O
Vaste grootte
Beelden worden gecomprimeerd om relatief gelijke bestandsgroottes
te produceren.
P Optimale kwaliteit
Optimale beeldkwaliteit.
De bestandsgrootte wisselt met het
opgenomen onderwerp.
Optie Beschrijving
N
Compressie
zonder verlies
NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met behulp van een
omkeerbaar algoritme, waarbij de bestandsgrootte ongeveer 20–40%
wordt verkleind zonder dat dit invloed heeft op de beeldkwaliteit.
O Gecomprimeerd
NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met behulp van een niet-
omkeerbaar algoritme, waarbij de bestandsgrootte ongeveer 35–55%
wordt verkleind, wat bijna geen invloed heeft op de beeldkwaliteit.
Optie Beschrijving
q 12-bits NEF (RAW)-afbeeldingen worden vastgelegd bij een bitdiepte van 12 bits.
r 14-bits
NEF (RAW)-afbeeldingen worden vastgelegd bij een bitdiepte van 14 bits,
waarbij grotere bestanden worden geproduceerd dan die met een
bitdiepte van 12 bits, maar waarbij de opgenomen kleurgegevens
worden vermeerderd.
A NEF (RAW)-afbeeldingen
NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen op de camera worden bekeken of met behulp van software
zoals Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 309) of ViewNX 2 (beschikbaar op de meegeleverde
ViewNX 2-cd).
Merk op dat de geselecteerde optie voor beeldformaat geen invloed heeft op het
formaat van NEF (RAW)-afbeeldingen; bij het bekijken op een computer hebben NEF (RAW)-
afbeeldingen de afmetingen van grote (#-formaat) afbeeldingen, zoals vermeld in de tabel op
pagina 68.
JPEG-kopieën van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden gecreëerd met behulp
van de optie NEF (RAW)-verwerking in het retoucheermenu (0 282).
A NEF+JPEG
Als foto’s, die zijn gemaakt met de instellingen van NEF (RAW) + JPEG, op de camera worden
bekeken met slechts één geplaatste geheugenkaart, wordt alleen de JPEG-afbeelding
weergegeven.
Als beide kopieën op dezelfde kaart zijn vastgelegd, worden beide kopieën gewist
zodra de foto wordt verwijderd.
Als de JPEG-kopie op een afzonderlijke geheugenkaart is
vastgelegd met behulp van de optie Functie van kaart in sleuf 2 > RAW sleuf 1 – JPEG sleuf 2,
zal het wissen van de JPEG-kopie niet de NEF (RAW)-afbeelding wissen.
68
d
Beeldformaat
Beeldformaat wordt in pixels gemeten.
Kies uit # Groot, $ Middel of % Klein (merk op
dat het beeldformaat varieert afhankelijk van de geselecteerde optie voor Beeldveld,
0 63):
Beeldformaat kan worden ingesteld door op de X (T)-knop te drukken en aan de
secundaire instelschijf te draaien totdat de gewenste optie in het bedieningspaneel
wordt weergegeven.
Beeldveld Optie Grootte (pixels) Afdrukformaat (cm)
*
DX (24×16)
Groot 6.000 × 4.000 50,8 × 33,9
Middel 4.496 × 3.000 38,1 × 25,4
Klein 2.992 × 2.000 25,3 × 16,9
1,3× (18×12)
Groot 4.800 × 3.200 40,6 × 27,1
Middel 3.600 × 2.400 30,5 × 20,3
Klein 2.400 × 1.600 20,3 × 13,5
* Globaal formaat bij een afdruk van 300 dpi.
Afdrukformaat in inches is gelijk aan beeldformaat in
pixels gedeeld door printerresolutie in dots per inch (dpi; 1 inch=circa 2,54 cm).
X (T)-knop Secundaire instelschijf Bedieningspaneel
A Het opnamemenu
Het beeldformaat kan bovendien worden aangepast met behulp van
de optie Beeldformaat in het opnamemenu (0 224).
69
d
Twee geheugenkaarten gebruiken
Wanneer twee geheugenkaart in de camera zijn geplaatst, kunt u de optie Functie van
kaart in sleuf 2 in het opnamemenu gebruiken om de functie van de kaart in sleuf 2 te
kiezen.
Kies uit Overloop (de kaart in sleuf 2 wordt alleen gebruikt wanneer de kaart in
sleuf 1 vol is), Back-up (elke foto wordt twee keer vastgelegd, één keer naar de kaart in
sleuf 1 en nogmaals naar de kaart in sleuf 2) en RAW sleuf 1 – JPEG sleuf 2 (als voor
Back-up, behalve dat de NEF/RAW-kopieën van foto's vastgelegd bij instellingen van
NEF/RAW + JPEG alleen worden vastgelegd op de kaart in sleuf 1 en JPEG-kopieën alleen
naar de kaart in sleuf 2).
A “Back-up” en “RAW sleuf 1 – JPEG sleuf 2”
De camera toont het aantal resterende opnamen op de kaart met de minste hoeveelheid
geheugen.
De ontspanstand wordt uitgeschakeld wanneer één van de kaarten vol is.
A Films opnemen
Wanneer er twee geheugenkaarten in de camera zijn geplaatst, kan de sleuf, die wordt gebruikt
voor het opnemen van films, worden geselecteerd voor het gebruik van de optie
Filminstellingen > Bestemming in het opnamemenu (0 169).
70
d
71
N
N
Scherpstelling
Deze paragraaf beschrijft de beschikbare scherpstelopties wanneer foto’s in de zoeker
worden gekadreerd.
Scherpstelling kan automatisch (zie hieronder) of handmatig
worden aangepast (0 78).
De gebruiker kan bovendien het scherpstelpunt voor
automatisch of handmatig scherpstellen (0 75) selecteren, of scherpstelvergrendeling
gebruiken om scherp te stellen, zodat foto’s na het scherpstellen opnieuw kunnen
worden samengesteld (0 76).
Draai aan de selectieknop voor de scherpstelstand om AF
te gebruiken voor autofocus.
Autofocusstand
Kies uit de volgende autofocusstanden:
Autofocus
Stand Beschrijving
AF-A
Automatische servo-AF: de camera selecteert automatisch enkelvoudige servo-autofocus als het
onderwerp stilstaat, continue servo-autofocus als het onderwerp beweegt.
AF-S
Enkelvoudige servo-AF: voor niet-bewegende onderwerpen. Scherpstelling vergrendelt wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Bij de standaardinstellingen kan de sluiter alleen
worden ontspannen wanneer de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven
(focusprioriteit; 0 231).
AF-C
Continue servo-AF: voor bewegende onderwerpen. De camera stelt continu scherp terwijl de
ontspanknop half wordt ingedrukt; als het onderwerp beweegt, schakelt de camera
anticiperende scherpstelling in om de uiteindelijke afstand tot het onderwerp in te schatten en
pas, indien noodzakelijk, de scherpstelling aan.
Bij de standaardinstellingen kan de sluiter
worden ontspannen al dan niet met scherpgesteld onderwerp (ontspanprioriteit; 0 231).
A Anticiperende scherpstelling
In de AF-C-stand of wanneer continue servo-autofocus is geselecteerd in AF-A-stand, zal de camera
anticiperende scherpstelling starten als het onderwerp in de richting of weg van de camera
beweegt, terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Hierdoor kan de camera de scherpstelling
volgen terwijl deze probeert in te schatten waar het onderwerp zich zal bevinden wanneer de
sluiter wordt ontspannen.
Selectieknop voor scherpstelstand
72
N
De autofocusstand kan worden geselecteerd door op de
AF-standknop te drukken en aan de hoofdinstelschijf te
draaien totdat de gewenste instelling in de zoeker en
het bedieningspaneel wordt weergegeven.
AF-A AF-S AF-C
A Goede resultaten verkrijgen met autofocus
Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden.
Als de camera onder deze
omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt mogelijk de ontspanknop geblokkeerd, of de
scherpstelaanduiding (
I) wordt weergegeven en de camera laat een geluidssignaal horen om
aan te geven dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan scherpstellen op
het onderwerp.
Stel in deze gevallen handmatig scherp (0 78) of gebruik
scherpstelvergrendeling (0 76) om op een ander onderwerp op dezelfde afstand scherp te
stellen en pas vervolgens de compositie van de foto aan.
Er is weinig of geen contrast
tussen het onderwerp en de
achtergrond.
Voorbeeld: het onderwerp
heeft dezelfde kleur als de
achtergrond.
Het scherpstelpunt bevat
gebieden met sterk
verschillende helderheid.
Voorbeeld: het onderwerp
bevindt zich half in de
schaduw.
Het scherpstelpunt bevat
voorwerpen op verschillende
afstanden van de camera.
Voorbeeld: het onderwerp
bevindt zich in een kooi.
Voorwerpen op de
achtergrond zijn groter dan het
onderwerp.
Voorbeeld: achter het
onderwerp staat een gebouw
in beeld.
Het onderwerp bestaat
grotendeels uit regelmatige
geometrische patronen.
Voorbeeld: lamellen of een rij
vensters in een flatgebouw.
Het onderwerp bevat veel fijne
details.
Voorbeeld: een veld met
bloemen of andere
onderwerpen die klein zijn of
weinig variatie in helderheid
hebben.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling a1 (Selectie AF-C-prioriteit, 0 231) voor informatie over het gebruik
van focusprioriteit in continue servo-AF.
Zie persoonlijke instelling a2 (Selectie AF-S-prioriteit,
0 231) voor informatie over het gebruik van de ontspanprioriteit in enkelvoudige servo-AF.
Zie
pagina 155 voor informatie over de beschikbare opties voor autofocus in livebeeld of tijdens
filmopname.
AF-standknop
Hoofdinstelschij
f
73
N
AF-veldstand
Hier kunt u selecteren hoe het scherpstelpunt voor autofocus wordt geselecteerd.
Enkelpunts AF: selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op pagina 75; de camera
zal uitsluitend scherpstellen op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.
Gebruik voor niet-bewegende onderwerpen.
Dynamisch veld-AF: selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op pagina 75.
In de
scherpstelstanden AF-A en AF-C stelt de camera scherp op basis van informatie uit de
omringende scherpstelpunten als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt
kortstondig verlaat.
Het aantal scherpstelpunten varieert afhankelijk van de
geselecteerde stand:
- 9-punten dynamische veld-AF: kies deze optie wanneer er tijd is om de foto samen te
stellen of bij het fotograferen van onderwerpen die voorspelbaar bewegen (bijv.
hardlopers of raceauto’s op een parcours).
- 21-punten dynamisch veld-AF: kies deze optie bij het fotograferen van onderwerpen die
onvoorspelbaar bewegen (bijv. spelers op het voetbalveld).
- 51-punten dynamisch veld-AF: kies deze optie bij het fotograferen van onderwerpen die
snel bewegen en niet eenvoudig kunnen worden gekadreerd in de zoeker (bijv.
vogels).
3D-tracking: selecteer het scherpstelpunt zoals beschreven op pagina 75.
In de
scherpstelstanden AF-A en AF-C volgt de camera onderwerpen die het geselecteerde
scherpstelpunt verlaten en selecteert nieuwe scherpstelpunten, zoals vereist.
Gebruik
deze optie om snel foto’s in beeld te brengen met onderwerpen die onregelmatig van
de ene naar de andere kant bewegen (bijv. tennisspelers).
Als het onderwerp de
zoeker verlaat, laat u de ontspanknop los en brengt u de foto opnieuw in beeld met het
onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.
Automatisch veld-AF: de camera detecteert automatisch het
onderwerp en selecteert het scherpstelpunt.
Als een G- of
D-type objectief wordt gebruikt (0 296), kunnen voor
verbeterde onderwerpdetectie menselijke onderwerpen
worden onderscheiden van de achtergrond.
De actieve
scherpstelpunten worden kort gemarkeerd nadat de camera
scherpstelt; in de AF-C-stand of wanneer continue servo-
autofocus is geselecteerd in de AF-A-stand, blijft het hoofdscherpstelpunt gemarkeerd
nadat de andere scherpstelpunten zijn uitgeschakeld.
76
N
Scherpstelvergrendeling
De scherpstelvergrendeling kan worden gebruikt om de in beeld gebrachte
onderwerpen te wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u
scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in een
scherpstelpunt bevindt.
Als de camera niet kan scherpstellen met behulp van autofocus
(0 72), kan scherpstelvergrendeling tevens worden gebruikt voor het aanpassen van de
fotocompositie na het scherpstellen op een ander voorwerp op dezelfde afstand als uw
oorspronkelijke onderwerp.
Scherpstelvergrendeling geeft het beste resultaat wanneer
een andere optie dan automatisch veld-AF is geselecteerd voor AF-veldstand (0 73).
1 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in om
de scherpstelling te activeren.
Controleer of de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker wordt
weergegeven.
2 Vergrendel de scherpstelling.
Scherpstelstanden AF-A en AF-C: druk, met de ontspanknop half
ingedrukt (q), op de A AE-L/AF-L-knop (w) om zowel
scherpstelling als belichting (in de zoeker zal een
f-pictogram worden weergegeven) te vergrendelen.
Scherpstelling en belichting blijven vergrendeld zo lang als
de A AE-L/AF-L-knop wordt ingedrukt, zelfs als u later uw
vinger van de ontspanknop haalt.
Scherpstelstand AF-S: de scherpstelling wordt automatisch
vergrendeld wanneer de scherpstelaanduiding (I) verschijnt
en blijft vergrendeld totdat u uw vinger van de ontspanknop
haalt.
Bovendien kan de scherpstelling worden vergrendeld
door op de A AE-L/AF-L-knop te drukken (zie hierboven).
3 Pas de compositie aan en maak de foto.
De scherpstelling blijft vergrendeld tussen
opnamen als u de ontspanknop half ingedrukt
houdt (AF-S) of houd de A AE-L/AF-L-knop ingedrukt,
zodat opeenvolgend meerdere foto’s kunnen
worden gemaakt met dezelfde scherpstelinstelling.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet wanneer de scherpstelling
is vergrendeld.
Als het onderwerp beweegt, stel opnieuw scherp bij de nieuwe afstand.
Ontspanknop
A AE-L/AF-L-knop
77
N
A Scherpstelling vergrendelen met de AF-ON-knop
Indien gewenst kan de autofocus aan een afzonderlijke knop worden toegewezen in het menu
Persoonlijke instellingen, waarbij scherpstelling zal vergrendelen wanneer de knop wordt
ingedrukt en vergrendeld blijft totdat de knop opnieuw wordt ingedrukt.
De sluiter kan elk
gewenst moment worden ontspannen, ongeacht de opties geselecteerd voor persoonlijke
instelling a1 (Selectie AF-C-prioriteit, 0 231) en a2 (Selectie AF-S-prioriteit, 0 231), en wordt
de scherpstelaanduiding (I) niet in de zoeker weergegeven.
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c1 (AE-vergrend. ontspanknop, 0 236) voor informatie over het
gebruik van de ontspanknop om de belichting te vergrendelen, persoonlijke instelling
f4 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 256) voor informatie over het kiezen van de functie uitgevoerd
door de A AE-L/AF-L-knop.
78
N
Handmatige scherpstelling
Handmatige scherpstelling is beschikbaar voor objectieven die geen autofocus (niet-AF
NIKKOR-objectieven) ondersteunen of wanneer de autofocus niet het gewenste resultaat
produceert (0 72).
AF-objectieven: stel de schakelaar voor de
scherpstelstand van het objectief (indien aanwezig) in
en stel de selectieknop voor de scherpstelstand van de
camera in op M.
Handmatige scherpstelobjectieven: stel de schakelaar voor de scherpstelstand van de
camera in op M.
Pas de scherpstelring van het objectief aan om
handmatig scherp te stellen totdat het beeld op het
matglas in de zoeker scherp is.
Er kunnen op elk
gewenst moment foto’s worden gemaakt, zelfs
wanneer het beeld niet is scherpgesteld.
❚❚ De elektronische afstandsmeter
De aanduiding van de zoekerbeeldscherpte kan worden
gebruikt om te controleren of het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt is scherpgesteld (het
scherpstelpunt kan uit 51 scherpstelpunten worden
geselecteerd).
Druk de ontspanknop half in nadat het
onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt is
geplaatst en draai aan de scherpstelring van het objectief
totdat de scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven.
Merk op dat bij de
onderwerpen die worden vermeld op pagina 72, de scherpstelaanduiding soms ook
wordt weergegeven wanneer het onderwerp niet is scherpgesteld; controleer
voorafgaand aan de opname de scherpstelling in de zoeker.
D AF-objectieven die geen AF-S-objectieven zijn
Gebruik geen AF-objectieven terwijl de schakelaar voor de
scherpstelstand van het objectief is ingesteld op M en de
selectieknop voor de scherpstelstand van de camera is
ingesteld op AF.
Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan de camera of het objectief
beschadigen.
Dit is niet van toepassing op AF-S-
objectieven, die kunnen worden gebruikt in stand M
zonder de selectieknop voor de scherpstelstand van de
camera in te stellen op M.
A Filmvlakpositie
Om de afstand tussen uw onderwerp en de camera te bepalen,
meet vanaf de filmvlakmarkering (E) op de camerabody.
De
afstand tussen het objectiefbevestigingsvlak en het filmvlak
bedraagt 46,5 mm.
Selectieknop voor scherpstelstand
Filmvlakmarkering
46,5
mm
79
S
S
ISO-gevoeligheid
Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te minder licht nodig is om een foto te maken. Zo
kunt u kortere sluitertijden of een kleinere diafragma’s gebruiken.
Door Automatisch te
kiezen, kan de camera, als antwoord op de lichtomstandigheden, de ISO-gevoeligheid
automatisch aanpassen.
De volgende opties zijn beschikbaar:
ISO-gevoeligheid kan worden aangepast
door op de W (S)-knop te drukken en
aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat
de gewenste instelling wordt
weergegeven in het bedieningspaneel of
de zoeker.
Stand ISO-gevoeligheid
% Automatisch
P, S, A, M 100–6400 in stappen van
1
/3 LW; Hi 0,3 tot Hi 2
Overige opnamestanden Automatisch; 100–6400 in stappen van
1
/3 LW; Hi 0,3 tot Hi 2
W (S)-knop Hoofdinstelschijf
Bedieningspaneel Zoeker
80
S
A ISO-gevoeligheid in het informatiescherm bekijken
ISO-gevoeligheid wordt in het informatiescherm weergegeven.
Wanneer Automatisch is geselecteerd, worden ISO-AUTO en de door de
camera gekozen gevoeligheid weergegeven, zoals rechts aangeduid.
A Automatisch
Als de standknop naar P, S, A of M is gedraaid, nadat de ISO-gevoeligheid in een andere stand op
Automatisch is gezet, wordt de ISO-gevoeligheid die het laatst is geselecteerd in de stand P, S, A
of M weer hersteld.
A Hi 0,3–Hi 2
De instellingen Hi 0,3 tot en met Hi 2 komen overeen met de ISO-gevoeligheden 0,3–2 LW boven
ISO 6400 (gelijk aan ISO 8000–25.600).
Foto’s gemaakt bij deze instellingen hebben meer kans op
ruis (willekeurig heldere pixels, waas of lijnen).
A Het opnamemenu
ISO-gevoeligheid kan bovendien worden aangepast met behulp van
de optie ISO-gevoeligheid instellen in het opnamemenu (0 224).
A Zie ook
Voor informatie over het kiezen van de stapgrootte voor ISO-gevoeligheid, zie persoonlijke
instelling b1 (Stapgrootte ISO-gevoeligh.; 0 234).
Zie persoonlijke instelling d3 (ISO tonen en
aanpassen; 0 239) voor informatie over het weergeven van de ISO-gevoeligheid in het
bedieningspaneel of het aanpassen van de ISO-gevoeligheid zonder de W (S)-knop te
gebruiken.
Zie pagina 228 voor informatie over het gebruik van de optie Hoge
ISO-ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te verminderen bij hoge
ISO-gevoeligheden.
81
S
Autom inst ISO-gevoeligheid
Als Aan voor ISO-gevoeligheid instellen > Autom inst ISO-gevoeligheid in het
opnamemenu is geselecteerd, wordt de ISO-gevoeligheid automatisch aangepast als er
geen optimale belichting tot stand kan worden gebracht met de waarde die de gebruiker
heeft geselecteerd (de ISO-gevoeligheid wordt aangepast wanneer de flitser wordt
gebruikt).
1 Selecteer Autom inst ISO-gevoeligheid
voor ISO-gevoeligheid instellen in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
Selecteer ISO-gevoeligheid instellen
in het opnamemenu, markeer Autom inst
ISO-gevoeligheid en druk op 2.
2 Selecteer Aan.
Markeer Aan en druk op J (als Uit is
geselecteerd, blijft ISO-gevoeligheid ingesteld
op de waarde die is geselecteerd door de
gebruiker).
3 Pas de instellingen aan.
De maximale waarde voor automatische
ISO-gevoeligheid kan worden geselecteerd
met behulp van Maximale gevoeligheid (de
minimale waarde voor automatische
ISO-gevoeligheid is automatisch ingesteld op
ISO 100; merk op dat wanneer de waarde die is
geselecteerd door de gebruiker hoger is dan de waarde gekozen voor Maximale
gevoeligheid, dan wordt de waarde geselecteerd door de gebruiker daar voor in
de plaats gebruikt).
In de standen P en A wordt gevoeligheid alleen aangepast als
zich onderbelichting voordoet bij de sluitertijd die is geselecteerd voor Langste
sluitertijd (
1
/4.000–1 sec. of Automatisch; in de standen S en M wordt
ISO-gevoeligheid aangepast voor optimale belichting bij de sluitertijd die door de
gebruiker is geselecteerd).
Indien Automatisch (alleen beschikbaar voor
CPU-objectieven; gelijk aan
1
/30 sec. wanneer een objectief zonder CPU wordt
gebruikt) is geselecteerd, zal de camera de langste sluitertijd kiezen die is
gebaseerd op de brandpuntsafstand op het objectief (automatisch
sluitertijdselectie kan worden fijnafgesteld door Automatisch te markeren en op 2
te drukken; zelfs snellere waarden dan de waarden die doorgaans automatisch
door de camera worden geselecteerd, zijn geschikt voor teleobjectieven om
onscherpte te verminderen).
Er worden mogelijk langere sluitertijden dan de
minimale waarde gebruikt als de optimale belichting niet kan worden behaald bij
de ISO-gevoeligheidswaarde die is geselecteerd voor Maximale gevoeligheid.
Druk op J om af te sluiten wanneer de instellingen zijn voltooid.
(All
een stan
d
en
P
,
S
,
A
en
M)
G-knop
82
S
Wanneer Aan is geselecteerd, tonen de
zoeker en het bedieningspaneel ISO-AUTO.
Als de gevoeligheid is gewijzigd ten
opzichte van de waarde die is
geselecteerd door de gebruiker, gaan deze
aanduidingen knipperen.
A Automatische instelling ISO-gevoeligheid in- of uitschakelen
U kunt de automatische instelling voor ISO-gevoeligheid in-
of uitschakelen door op de W (S)-knop te drukken en aan
de secundaire instelschijf te draaien.
ISO-AUTO wordt
weergegeven wanneer automatische instelling
ISO-gevoeligheid is ingeschakeld.
A Autom inst ISO-gevoeligheid
Bij hogere gevoeligheden is de kans op ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) groter.
Gebruik de optie Hoge ISO-ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te verminderen (zie
pagina 228).
Wanneer een flitser wordt gebruikt, zal de langste sluitertijd worden ingesteld op de
waarde geselecteerd voor Langste sluitertijd tenzij deze waarde korter is dan Persoonlijke
instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 244) of langer is dan Persoonlijke instelling e2
(Langste sluitertijd bij flits, 0 245), waarbij de waarde geselecteerd voor Persoonlijke instelling
e2 in plaats ervan wordt gebruikt.
Merk op dat de ISO-gevoeligheid mogelijk automatisch wordt
verhoogd wanneer automatische instelling voor ISO-gevoeligheid wordt gebruikt in combinatie
met flitsstanden met synchronisatie met lange sluitertijd (beschikbaar voor de ingebouwde flitser
en de optionele flitsers vermeld op pagina 304), wat mogelijkerwijs voorkomt dat de camera
lange sluitertijden selecteert.
Wanneer automatische instelling voor ISO-gevoeligheid in
werking is, verschijnen de aangepaste en geselecteerde
waarden in het informatiescherm, zoals rechts aangeduid.
Bedieningspaneel Zoeker
W (S)-knop Secundaire
instelschijf
Aangepaste waarde
Geselecteeerde waarde
83
Z
V
Belichting
Kies hoe de camera de belichting instelt in de standen P, S, A en M (in andere standen
selecteert de camera automatisch de methode voor lichtmeting).
Druk op de Z (Q)-knop om een
lichtmeetoptie te kiezen en draai
aan de hoofdinstelschijf totdat de
gewenste instelling in het
bedieningspaneel wordt
weergegeven.
Lichtmeting
Optie Beschrijving
a
Matrix: produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties.
De camera meet een breed
veld van het beeld en stelt de belichting in volgens de verdeling van toonwaarden, kleur en
compositie met G- of D-type objectieven (0 296) en afstandsinformatie
(3D-kleurenmatrixmeting II; met andere CPU-objectieven gebruikt de camera
kleurenmatrixmeting II waarbij de 3D-afstandsinformatie niet is inbegrepen).
Met
objectieven zonder CPU gebruikt de camera kleurenmatrixmeting als het
brandpuntsafstand en maximaal diafragma zijn gespecificeerd met behulp van de optie
Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 150); anders gebruikt de camera
centrumgerichte meting.
Z
Centrumgericht: de camera meet het gehele beeld maar wijst de grootste waarde toe aan het
middelste meetveld (is er een CPU-objectief bevestigd, dan kan de grootte van het
meetveld worden geselecteerd met behulp van persoonlijke instelling b4, Centrumgericht
meetveld, 0 236; is er een objectief zonder CPU bevestigd, dan beschikt het meetveld over
een diameter van 8 mm).
Klassieke meter voor portretten; aanbevolen bij het gebruik van
filters met een belichtingsfactor (filterfactor) van meer dan 1×.
*
b
Spot: de camera meet een cirkel met een diameter van 3,5 mm (circa 2,5% van het beeld).
De
cirkel wordt op het huidige scherpstelpunt gecentreerd, waardoor het mogelijk is
onderwerpen buiten het centrum te meten (als er een objectief zonder CPU wordt gebruikt
of als automatisch veld-AF uitgevoerd wordt, meet de camera het middelste
scherpstelpunt).
Zorgt ervoor dat het onderwerp correct belicht wordt, ook als de
achtergrond veel lichter of donkerder is.
*
* Voor een grotere nauwkeurigheid met objectieven zonder CPU stelt u de brandpuntsafstand en
het maximale diafragma in met behulp van het menu Objectief zonder CPU (0 150).
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b5 (Fijnafst. voor opt. belichting, 0 236) voor informatie over het
maken van afzonderlijke aanpassingen voor optimale belichting van elke meetmethode.
een stan
en
,
,
en
Z (Q)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
84
V
Vergrendeling automatische belichting
Gebruik vergrendeling voor automatische belichting om foto’s opnieuw samen te stellen
na het gebruik van centrumgerichte meting en spotmeting voor het meten van de
belichting. Merk op dat matrixmeting niet de gewenste resultaten oplevert.
1 Vergrendel de belichting.
Plaats het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in.
Druk, met de ontspanknop half ingedrukt en het
onderwerp in het scherpstelpunt geplaatst, op de
A AE-L/AF-L-knop om de belichting te vergrendelen
(als u autofocus gebruikt, wordt eveneens de
scherpstelling vergrendeld; controleer of de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker verschijnt).
Terwijl belichtingsvergrendeling in werking is,
wordt een f-aanduiding weergegeven.
2 Pas de compositie van de foto aan.
Houd de A AE-L/AF-L-knop ingedrukt, pas de
compositie aan en maak de foto.
Ontspanknop
A AE-L/AF-L-knop
85
V
A Gemeten veld
In spotmeting wordt de belichting vergrendeld bij de waarde die is gemeten in een cirkel van
3,5-mm, gecentreerd op het geselecteerde scherpstelpunt. In centrumgerichte meting wordt de
belichting vergrendeld bij de waarde die is gemeten in een cirkel van 8-mm in het midden van de
zoeker.
A Sluitertijd en diafragma aanpassen
Terwijl belichtingsvergrendeling in werking is, kunnen de volgende instellingen worden
aangepast zonder dat dit van invloed is op de gemeten belichtingswaarde:
Stand Instelling
P Sluitertijd en diafragma (flexibel programma; 0 48)
S Sluitertijd
A Diafragma
De nieuwe waarden kunnen in de zoeker en het bedieningspaneel worden bevestigd.
Merk op
dat de lichtmeting niet kan worden gewijzigd terwijl belichtingsvergrendeling in werking is.
A Zie ook
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c1 (AE-vergrend. ontspanknop, 0 236),
wordt de belichting vergrendeld zodra de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Voor informatie
over het wijzigen van de functie van de A AE-L/AF-L-knop, zie persoonlijke instelling
f4 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 256).
86
V
Belichtingscorrectie
Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde belichtingswaarde
gewijzigd worden om foto’s lichter of donkerder te maken.
Deze functie werkt het beste
in combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (0 83).
Kies uit waarden
tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van
1
/3 LW.
Kies in
het algemeen positieve waarden om het onderwerp lichter te maken of negatieve
waarden om het onderwerp donkerder te maken.
Druk op de E-knop om een waarde voor belichtingscorrectie te
kiezen en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste waarde
in het bedieningspaneel of de zoeker wordt weergegeven.
Bij waarden anders dan ±0,0 knippert de 0 in het midden van de
belichtingsaanduidingen (alleen in de standen P, S en A) en een
E-pictogram wordt in het bedieningspaneel en de zoeker
weergegeven nadat u de E-knop ontspant.
Door de E-knop in te
drukken kan de huidige waarde voor belichtingscorrectie in de
belichtingsaanduiding worden bevestigd.
Normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie in te stellen op ±0.
Belichtingscorrectie wordt niet teruggezet wanneer de camera is uitgeschakeld, maar
wordt teruggezet als u een andere stand selecteert na het kiezen van %.
–1 LW Geen belichtingscorrectie +1 LW
±0 LW
(E-knop ingedrukt)
–0,3 LW +2,0 LW
(Alleen de standen P, S, A, M en
%)
E-knop
Hoofdinstelschij
f
87
V
A Stand M
In de stand M heeft de belichtingscorrectie enkel gevolgen voor de belichtingsaanduiding;
sluitertijd en diafragma veranderen niet.
A Een flitser gebruiken
Bij het gebruik van een flitser heeft belichtingscorrectie zowel gevolgen voor de flitssterkte als de
belichting, waardoor de helderheid van zowel het onderwerp als de achtergrond wordt
aangepast. Persoonlijke instelling e4 (Belichtingscorr. voor flitser, 0 250) is alleen geschikt om
de effecten van belichtingscorrectie voor de achtergrond te beperken.
A Zie ook
Voor informatie over het kiezen van de beschikbare stapgroottes voor belichtingscorrectie, zie
persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 234).
Zie persoonlijke instelling
b3 (Eenv. belichtingscorrectie, 0 235) voor informatie over het maken van aanpassingen aan
belichtingscorrectie zonder de E-knop in te drukken.
Zie pagina 133 voor informatie over
automatisch variërende belichting, flitssterkte, witbalans of Actieve D-Lighting.
88
V
89
r
r
Witbalans
Witbalans zorgt ervoor dat de kleuren niet worden beïnvloed door de kleur van de
lichtbron.
In standen die anders zijn dan P, S, A en M wordt witbalans automatisch
ingesteld door de camera.
Automatische witbalans wordt aanbevolen voor de meeste
lichtbronnen in de standen P, S, A en M, maar indien noodzakelijk kunnen andere waarden
worden geselecteerd die geschikt zijn voor het type bron:
Witbalans kan worden
geselecteerd door op de
L (U)-knop te drukken en aan
de hoofdinstelschijf te draaien
totdat de gewenste instelling in
het bedieningspaneel wordt
weergegeven.
Optie Kleurtemperatuur
*
Beschrijving
v Automatisch
3.500–8.000 K
Witbalans wordt automatisch aangepast. Gebruik
G-of D-type objectieven voor het beste resultaat.
Wanneer de ingebouwde of een optionele flitser
flitst, worden de resultaten voor de flitser
aangepast.
Normaal
Kleur warm licht behouden
J Gloeilamplicht 3.000 K Gebruik bij gloeilampverlichting.
I Tl-licht Gebruik met:
Natriumdamplampen 2.700 K
Natriumdamplampen (te vinden bij
sportevenementen).
Warm wit tl-licht 3.000 K Warmwitte tl-lampen.
Wit tl-licht 3.700 K Witte tl-lampen.
Koel wit tl-licht 4.200 K Koelwitte tl-lampen.
Dag wit tl-licht 5.000 K Daglicht met witte tl-lampen.
Daglicht tl-licht 6.500 K Daglicht tl-lampen.
Kwikdamp op hoge temp. 7.200 K
Lichtbronnen met hoge kleurtemperatuur (bijv.
kwikdamplampen).
H Direct zonlicht 5.200 K
Gebruik in combinatie met onderwerpen die
worden verlicht door direct zonlicht.
N Flitslicht 5.400 K Gebruik met ingebouwde of optionele flitsers.
G Bewolkt 6.000 K Gebruik bij daglicht onder een bewolkte hemel.
M Schaduw 8.000 K
Gebruik bij daglicht met onderwerpen in de
schaduw.
K Kies kleurtemperatuur 2.500–10.000 K Kies kleurtemperatuur uit lijst met waarden (0 94).
L Handmatige voorinstelling
Gebruik onderwerp, lichtbron of bestaande foto
als referentie voor witbalans (0 95).
* Alle waarden zijn bij benadering en komen niet overeen met fijnafstelling (indien van
toepassing).
(All
een stan
d
en
P
,
S
,
A
en
M)
L (U)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
90
r
A Het opnamemenu
Witbalans kan tevens met behulp van de optie Witbalans in het
opnamemenu (0 224) worden aangepast, welke ook voor het verder
verfijnen van de witbalans (0 91) of het meten van een vooringestelde
waarde voor de witbalans (0 95) kan worden gebruikt.
De optie
Automatisch in het menu Witbalans biedt u de keuze uit Normaal en
Kleur warm licht behouden, welke de warme kleuren behoudt die
worden geproduceerd door gloeilampverlichting, terwijl de optie
I Tl-licht kan worden gebruikt om de lichtbron uit de bulb-types te
selecteren.
A Studioflitslicht
Automatische witbalans produceert mogelijk niet de gewenste resultaten met grote
studioflitsapparaten.
Gebruik witbalansvoorinstelling of stel witbalans in op Flitslicht en gebruik
fijnafstelling om de witbalans aan te passen.
A Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron varieert per beeld en andere omstandigheden.
Kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een lichtbron, die wordt
gedefinieerd als de temperatuur waarop een voorwerp zou moeten worden verhit om licht met
dezelfde golflengte uit te stralen.
Terwijl lichtbronnen met een kleurtemperatuur in de buurt van
5.000–5.500 K er wit uitzien, beschikken lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals
gloeilamplicht, een enigszins gele of rode zweem.
Lichtbronnen met een hogere
kleurtemperatuur hebben een blauwe zweem.
De cameraopties voor witbalans zijn aangepast
aan de volgende kleurtemperaturen (alle waarden zijn bij benadering):
I (Natriumdamplampen): 2.700 K
J (Gloeilamplicht)/
I (Warm wit tl-licht): 3.000 K
I (Wit tl-licht): 3.700 K
I (Koel wit tl-licht): 4.200 K
I (Dag wit tl-licht): 5.000 K
H (Direct zonlicht): 5.200 K
N (Flitslicht): 5.400 K
G (Bewolkt): 6.000 K
I (Daglicht tl-licht): 6.500 K
I (Kwikdamp op hoge temp.): 7.200 K
M (Schaduw): 8.000 K
A Zie ook
Als Witbalansbracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e6 (Inst. voor autom.
bracketing, 0 251), dan maakt de camera verschillende beelden telkens wanneer de sluiter
wordt ontspannen.
Witbalans wordt bij elk beeld afgewisseld, waarbij “bracketing” wordt
gebruikt voor de waarde die momenteel is geselecteerd voor witbalans (0 137).
91
r
Fijnafstelling witbalans
De instelling van de witbalans kan verder worden verfijnd om variaties in de kleur van de
lichtbron te corrigeren of om een foto opzettelijk een kleurzweem te geven.
Witbalans
wordt verder verfijnd met behulp van de optie Witbalans in het opnamemenu of druk op
de L (U)-knop en draai aan de secundaire instelschijf.
❚❚ Het witbalansmenu
1 Selecteer een optie voor witbalans in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
Selecteer Witbalans in het
opnamemenu en markeer vervolgens een
witbalansoptie en druk op 2.
Ga naar stap 2
als er een andere optie dan Automatisch,
Tl-licht, Kies kleurtemperatuur of Handmatige voorinstelling is geselecteerd.
Als Automatisch, Tl-licht of Kies kleurtemperatuur is geselecteerd, markeer de
gewenste instelling en druk op 2.
Zie pagina 101 voor informatie over het verder
verfijnen van de witbalansvoorinstelling.
2 Verfijn witbalans.
Gebruik de multi-selector om de witbalans
verder te verfijnen.
Witbalans kan op de amber
(A)–blauw (B) as en de groen (G)–magenta (M)
as worden fijnafgesteld.
De horizontale
(amber-blauw) as komt overeen met de
kleurtemperatuur, waarbij elke stapgrootte
gelijk is aan ongeveer 5 mired (0 93).
De
verticale (groen-magenta) as heeft hetzelfde
effect op de overeenkomstige kleurcorrectiefilters (CC).
G-knop
Coördinaten
Aanpassing
Meer groen toevoegen
Meer magenta toevoegen
Meer blauw toevoegen Meer amber toevoegen
Groen (G)
Magenta (M)
Blauw (B) Amber (A)
92
r
3 Druk op J.
Druk op J om de instellingen op te slaan en keer
terug naar het opnamemenu.
Na het verfijnen
van de witbalans wordt er een sterretje (“E”) in
het bedieningspaneel weergegeven.
❚❚ De L (U)-knop
Bij andere instellingen dan K (Kies kleurtemperatuur)
en L (Handmatige voorinstelling), kan de L (U)-
knop worden gebruikt om witbalans verder te verfijnen
op de amber (A)–blauw (B) as (0 91; gebruik het
opnamemenu voor het verder verfijnen van witbalans
wanneer K of L is geselecteerd, zoals beschreven op
pagina 91).
In beide richtingen zijn er zes instellingen
beschikbaar; elke stapgrootte is gelijk aan ongeveer
5mired (0 93).
Druk op de L (U)-knop en draai aan
de secundaire instelschijf totdat de gewenste stand in
het bedieningspaneel wordt weergegeven.
Draai de
secundaire instelschijf naar links om de hoeveelheid
amber (A) te verhogen.
Draai de secundaire instelschijf
naar rechts om de hoeveelheid blauw (B) te verhogen.
Bij andere instellingen dan 0 verschijnt een sterretje
(“E”) in het bedieningspaneel.
L (U)-knop Secundaire
instelschij
f
Bedieningspaneel
93
r
A Fijnafstelling witbalans
De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de cursor bijvoorbeeld
in de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een “warme” instelling zoals J (Gloeilamplicht) is
geselecteerd voor witbalans, worden foto’s iets “kouder” maar niet blauw.
A Fijnafstelling kleurtemperatuur
Wanneer Kies kleurtemperatuur is geselecteerd, kunt u de
kleurtemperatuur bekijken terwijl witbalans verder wordt
verfijnd.
A “Mired”
Elke wijziging in kleurtemperatuur produceert een groter verschil in kleur bij lage
kleurtemperaturen dan bij hoge kleurtemperaturen.
Een wijziging van bijvoorbeeld 1.000 K
produceert een veel grotere verandering van kleur bij 3.000 K dan bij 6.000 K.
Mired, berekend
door het omgekeerde van de kleurtemperatuur met 10
6
te vermenigvuldigen, is een maat voor
de kleurtemperatuur die rekening houdt met een dergelijke variatie en als zodanig de eenheid is
die wordt gebruikt voor kleurtemperatuurcompensatiefilters.
Bijv.:
4.000 K–3.000 K (een verschil van 1.000 K)=83 mired
7.000 K–6.000 K (een verschil van 1.000 K)=24 mired
94
r
Een kleurtemperatuur kiezen
Wanneer K (Kies kleurtemperatuur) is geselecteerd
voor witbalans, kan de kleurtemperatuur worden
geselecteerd door de L (U)-knop in te drukken en
aan de secundaire instelschijf te draaien.
De
kleurtemperatuur wordt in het bedieningspaneel
weergegeven.
D Kies kleurtemperatuur
Merk op dat de gewenste resultaten niet worden verkregen met flitser of tl-verlichting.
Kies
N (Flitslicht) of I (Tl-licht) voor deze bronnen.
Maak bij andere lichtbronnen een testopname
om te bepalen of de geselecteerde waarde juist is.
A Het witbalansmenu
Kleurtemperatuur kan tevens worden geselecteerd in het
witbalansmenu.
Merk op dat de kleurtemperatuur met de
L (U)-knop en de secundaire instelschijf de waarde
vervangt die is geselecteerd in het witbalansmenu.
L (U)-knop Secundaire
instelschij
f
Bedieningspaneel
95
r
Handmatige voorinstelling
U kunt handmatige voorinstelling gebruiken om aangepaste witbalansinstellingen op te
slaan en om opnamen bij verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een
duidelijke kleurzweem te corrigeren.
De camera kan maximaal zes waarden opslaan voor
vooringestelde witbalans in de voorinstellingen d-1 tot en met d-6.
Er zijn twee
methoden beschikbaar voor het instellen van witbalansvoorinstelling:
❚❚ Een waarde voor witbalans meten tijdens zoekerfotografie
1 Belicht een referentievoorwerp.
Plaats een neutraal grijs of wit voorwerp onder het licht dat in de definitieve foto
wordt gebruikt.
In studio-instellingen kan een standaard grijskaart als
referentievoorwerp worden gebruikt.
Merk op dat bij het meten van witbalans de
belichting automatisch wordt verhoogd met 1 LW; pas in stand M de belichting aan,
zodat de belichtingsaanduiding ±0 (0 51) toont.
2 Stel witbalans in op L (Handmatige voorinstelling).
Druk op de L (U)-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat L in het
bedieningspaneel wordt weergegeven.
Methode Beschrijving
Directe meting
Een neutraal grijs of wit voorwerp wordt onder licht geplaatst dat in de
definitieve foto zal worden gebruikt en witbalans wordt door de camera
gemeten (0 95).
In livebeeldfotografie (0 153) kan witbalans in een
geselecteerd veld van het beeld worden gemeten (spot-witbalans, 0 98).
Kopie van bestaande foto Witbalans wordt van foto op geheugenkaart gekopieerd (0 100).
L (U)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
96
r
3 Selecteer een voorinstelling.
Druk op de L (U)-knop en draai aan de secundaire instelschijf totdat de
gewenste witbalansvoorinstelling (d-1 tot d-6) in het bedieningspaneel wordt
weergegeven.
4 Selecteer de stand voor direct meten.
Ontspan kort de L (U)-knop en druk vervolgens op de
knop totdat het pictogram L in het bedieningspaneel
begint te knipperen.
Tevens verschijnt er een knipperende
D in de zoeker.
De weergaven knipperen ongeveer zes
seconden.
5 Meet de witbalans.
Kadreer, voordat de aanduidingen stoppen met
knipperen, het referentievoorwerp zodat deze de zoeker
vult en druk de ontspanknop volledig in.
De camera zal
een waarde voor witbalans meten en de voorinstelling die is geselecteerd in stap 3
opslaan.
Er wordt geen foto vastgelegd; witbalans kan nauwkeurig worden
gemeten, zelfs als de camera niet is scherpgesteld.
L (U)-knop Secundaire instelschijf Bedieningspaneel
A Beveiligde voorinstellingen
Als de huidige instelling is beveiligd (0 103), dan zal 3 in het bedieningspaneel en de zoeker
knipperen in het geval u een nieuwe waarde probeert te meten.
Bedieningspaneel
Zoeker
97
r
6 Controleer de resultaten.
Als de camera een waarde voor witbalans kon meten,
knippert C ongeveer zes seconden in het
bedieningspaneel, terwijl de zoeker een knipperende a
toont.
Als het te donker of te licht is, kan de camera witbalans
mogelijk niet meten.
Een knipperende ba verschijnt
ongeveer zes seconden in het bedieningspaneel en de
zoeker.
Druk de ontspanknop half in om terug te keren
naar stap 5 en de witbalans opnieuw te meten.
D Stand voor direct meten
Als er geen handelingen worden uitgevoerd tijdens zoekerfotografie terwijl de
weergaveschermen knipperen, wordt de stand voor direct meten beëindigd op het tijdstip dat is
geselecteerd voor persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer, 0 237).
D Voorinstelling witbalans meten (Zoekerfotografie)
Handmatige voorinstelling witbalans kan niet worden gemeten terwijl HDR of meervoudige
belichtingsfotografie (0 115, 141) bezig is of wanneer Films opnemen is geselecteerd voor
persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen, 0 260) en de livebeeldselectieknop naar 1
is gedraaid.
A Een voorinstelling selecteren
Door Handmatige voorinstelling voor de optie Witbalans in het
opnamemenu te selecteren, wordt het rechts getoonde venster
weergegeven; markeer een voorinstelling en druk op J.
Als er
momenteel geen waarde is voor de geselecteerde voorinstelling, wordt
witbalans ingesteld op 5.200 K, hetzelfde als voor Direct zonlicht.
Bedieningspaneel
Zoeker
Bedieningspaneel
Zoeker
98
r
❚❚ Witbalans meten tijdens livebeeld (spot-witbalans)
In livebeeld kan witbalans in een geselecteerd veld van het beeld worden gemeten,
waarbij de noodzaak van het voorbereiden van een referentievoorwerp of het
verwisselen van objectieven tijdens telefotografie wordt opgeheven.
1 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld door het objectief
zal in de cameramonitor worden weergegeven.
2 Stel witbalans in op L (Handmatige voorinstelling).
Druk op de L (U)-knop en draai aan de hoofdinstelschijf totdat L in de
monitor wordt weergegeven.
3 Selecteer een voorinstelling.
Druk op de L (U)-knop en draai aan de secundaire instelschijf totdat de
gewenste witbalansvoorinstelling (d-1 tot d-6) in de monitor wordt weergegeven.
4 Selecteer de stand voor direct meten.
Ontspan kort de L (U)-knop en druk vervolgens op de
knop totdat het L-pictogram in de monitor begint te
knipperen.
Er wordt een spot-witbalansdoel (r)
weergegeven bij het geselecteerde scherpstelpunt.
L (U)-knop Hoofdinstelschijf Monitor
L (U)-knop Secundaire instelschijf Monitor
a-knop
Monitor
99
r
5 Plaats de doelpositie boven een wit of grijs veld.
Gebruik, terwijl D in de weergave knippert, de multi-
selector om de r boven een wit of grijs veld van het
onderwerp te plaatsen.
6 Meet de witbalans.
Druk op J of druk de ontspanknop volledig in om witbalans
te meten.
De tijd die beschikbaar is voor het meten van
witbalans is de tijd die is geselecteerd voor persoonlijke
instelling c4 (Monitor uit) > Livebeeld (0 238).
Wanneer in het opnamemenu Handmatige voorinstelling
is geselecteerd voor Witbalans, wordt de doelpositie,
gebruikt voor het meten van de witbalansvoorinstelling,
weergegeven op voorinstellingen die zijn vastgelegd tijdens
livebeeldfotografie.
A Voorinstelling witbalans meten (Livebeeldfotografie)
De voorinstelling handmatige witbalans kan niet worden ingesteld terwijl HDR-belichting in
werking is (0 115) of wanneer Films opnemen is geselecteerd voor Persoonlijke instelling g4
(Ontspanknop toewijzen, 0 260) en de livebeeldselector naar 1 is gedraaid.
100
r
❚❚ Witbalans van een foto kopiëren
Voer de onderstaande stappen uit om een waarde voor witbalans vanaf een bestaande
foto naar een geselecteerde voorinstelling te kopiëren.
1 Selecteer L (Handmatige
voorinstelling) voor Witbalans in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop en selecteer Witbalans
in het opnamemenu. Markeer Handmatige
voorinstelling en druk op 2.
2 Selecteer een bestemming.
Markeer de bestemmingsvoorinstelling
(d-1 tot d-6) en druk op W (S).
3 Kies Selecteer foto.
Markeer Selecteer foto en druk op 2.
4 Markeer een bronfoto.
Markeer de bronfoto.
5 Druk op J.
Druk op J om de witbalanswaarde voor de gemarkeerde
foto naar de geselecteerde voorinstelling te kopiëren.
Als de
gemarkeerde foto commentaar bevat (0 266), dan wordt het
commentaar naar het commentaar voor de geselecteerde
voorinstelling gekopieerd.
G-knop
W (S)-knop
101
r
A Een bronfoto kiezen
Houd de X (T)-knop ingedrukt om de gemarkeerde
foto in stap 4 schermvullend te bekijken.
Houd de D-knop ingedrukt en druk op 1 om
afbeeldingen op andere locaties te bekijken.
Het rechts
aangeduide dialoogvenster wordt weergegeven;
selecteer de gewenste kaart en map (0 186).
A Een voorinstelling witbalans kiezen
Druk op 1 om de huidige witbalansvoorinstelling
(d-1d-6) te markeren en druk op 2 om een andere
voorinstelling te selecteren.
A Voorinstelling witbalans verfijnen
De geselecteerde voorinstelling kan verder worden
verfijnd door Fijnafstelling te selecteren en witbalans
aan te passen, zoals beschreven op pagina 91.
X (T)-knop
D-knop
102
r
❚❚ Commentaar invoeren
Volg de onderstaande stappen om voor een witbalansvoorinstelling een beschrijvend
commentaar in te voeren van maximaal zesendertig tekens.
1 Selecteer L (Handmatige
voorinstelling).
Markeer Handmatige voorinstelling in het
witbalansmenu en druk op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste voorinstelling en druk
op W (S).
3 Select Commentaar bewerken.
Markeer Commentaar bewerken en druk
op 2.
4 Bewerk het commentaar.
Bewerk het commentaar zoals beschreven
op pagina 111.
W (S)-knop
103
r
❚❚ Een voorinstelling witbalans beveiligen
Voer de onderstaande stappen uit om de geselecteerde witbalansvoorinstelling te
beveiligen.
Beveiligde voorinstellingen kunnen niet worden aangepast en de opties
Fijnafstelling en Commentaar bewerken kunnen niet worden gebruikt.
1 Selecteer L (Handmatige
voorinstelling).
Markeer Handmatige voorinstelling in het
witbalansmenu en druk op 2.
2 Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste voorinstelling en druk
op W (S).
3 Selecteer Beveiligen.
Markeer Beveiligen en druk op 2.
4 Selecteer Aan.
Markeer Aan en druk op J om de
geselecteerde witbalansvoorinstelling te
beveiligen.
Selecteer Uit om de beveiliging te
verwijderen.
W (S)-knop
104
r
105
J
J
Beeldverbetering
Dankzij het unieke Picture Control-systeem van Nikon kunt u
beeldverwerkingsinstellingen inclusief verscherping, contrast, helderheid, verzadiging
en tint delen met compatibele apparaten en software.
Een Picture Control selecteren
De camera beschikt over verschillende Picture Control-voorinstellingen.
In de standen
P, S, A en M kunt u een Picture Control kiezen die overeenkomt met het onderwerp of het
type scène (in andere standen selecteert de camera automatisch een Picture Control).
1 Geef Picture Controls weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven. Markeer Picture Control instellen in
het opnamemenu en druk op 2 om een lijst
met Picture Controls weer te geven.
2 Kies een Picture Control.
Markeer de gewenste Picture Control en druk
op J.
Picture Controls
Optie Beschrijving
Q Standaard
Standaardverwerking voor evenwichtige resultaten.
Aanbevolen voor de meeste
situaties.
R Neutraal
Minimale bewerking voor natuurlijke resultaten.
Kies deze optie voor foto’s die
later uitgebreid zullen worden bewerkt of geretoucheerd.
S Levendig
Foto’s worden verbeterd voor een levendig fotoprint-effect.
Kies deze optie voor
foto’s met voornamelijk primaire kleuren.
T Monochroom Maak monochrome foto’s.
e Portret
Geeft een natuurlijke textuur en een egaal gevoel van de huid bij het verwerken
van portretten.
f Landschap Produceert levendige landschappen en stadsgezichten.
(All
een stan
d
en
P
,
S
,
A
en
M)
G-knop
106
J
A Eigen Picture Controls
Eigen Picture Controls worden aangemaakt door middel van aanpassingen aan de bestaande
Picture Controls met behulp van de optie Picture Control beheren in het opnamemenu (0 110).
Eigen Picture Controls kunnen op een geheugenkaart worden opgeslagen en met andere
camera’s van hetzelfde model en met compatibele software worden gedeeld (0 112).
A De Picture Control-aanduiding
Wanneer de R-knop wordt ingedrukt, wordt de huidige Picture
Control in het informatiescherm weergegeven.
Picture Control-aanduiding
107
J
Picture Controls wijzigen
Bestaande voorinstellingen of eigen Picture Controls (0 110) kunnen worden aangepast
aan het onderwerp of aan de creatieve wensen van de gebruiker.
Kies een evenwichtige
combinatie van verscherping, contrast en verzadiging met behulp van Snel aanpassen
of pas de individuele instellingen handmatig aan.
1 Selecteer een Picture Control.
Markeer de gewenste Picture Control in de Picture
Control-lijst (0 105) en druk op 2.
2 Pas de instellingen aan.
Druk op 1 of 3 om de gewenste instelling (0 108)
te markeren en druk op 4 of 2 om een waarde te
kiezen.
Herhaal deze stap totdat alle instellingen
zijn aangepast of selecteer Snel aanpassen om
instellingen van een vooringestelde combinatie te
selecteren.
U kunt de standaardinstellingen herstellen door op de O (Q)-knop te
drukken.
3 Druk op J.
A Aanpassingen aan originele Picture Controls
Picture Controls waarvan de standaardwaarden zijn gewijzigd,
worden aangeduid met een sterretje (“E”).
108
J
❚❚ Picture Control-instellingen
Optie Beschrijving
Snel aanpassen
Kies uit opties tussen –2 en +2 om het effect van de geselecteerde Picture
Control te verminderen of te versterken door verscherping, contrast en
verzadiging aan te passen (hierdoor worden alle handmatige aanpassingen
ongedaan gemaakt).
Het kiezen van bijvoorbeeld positieve waarden voor
Levendig maakt alle foto’s levendiger.
Niet beschikbaar voor Neutraal,
Monochroom of eigen Picture Controls.
Handmatige aanpassingen
(alle Picture Controls)
Verscherping
Bepaalt de scherpte van de contouren.
Selecteer A om de verscherping
automatisch aan het soort onderwerp aan te passen of kies uit waraden
tussen 0 (geen verscherping) en 9 (hoe hoger de waarde, des te sterker de
verscherping).
Contrast
Selecteer A om het contrast automatisch aan het scènetype aan te passen of
kies uit waarden tussen –3 en +3 (kies lagere waarden om te voorkomen dat
hoge lichten in portretonderwerpen verbleken in direct zonlicht en kies
hogere waarden om details in mistige landschappen en andere
onderwerpen met een laag contrast te behouden).
Helderheid
Kies –1 voor een lagere helderheid of kies +1 voor een grotere helderheid.
Heeft geen invloed op de belichting.
Handmatige aanpassingen
(alleen niet-monochroom)
Verzadiging
Bepaal de levendigheid van kleuren.
Selecteer A om verzadiging
automatisch aan het soort onderwerp aan te passen of kies uit waarden
tussen –3 en +3 (bij een lage waarde wordt de verzadiging verminderd en bij
een hoge waarde wordt de verzadiging versterkt).
Tint
Kies negatieve waarden (het minimum is –3) om roodtinten paarser,
blauwtinten groener en groentinten geler te maken. Kies een positieve
waarde (maximaal +3) om roodtinten meer oranje, groentinten blauwer en
blauwtinten paarser te maken.
Handmatige
aanpassingen
(alleen monochroom)
Filtereffecten
Bootst het effect van kleurfilters op monochrome foto’s na.
Kies uit Off (Uit),
geel, oranje, rood en groen (0 109).
Kleurtoon
Kies de kleurtoon die wordt gebruikt in monochrome foto's uit B&W (Z/W)
(zwart-wit), Sepia (Sepia), Cyanotype (Koelblauw) (blauwgetint
monochroom), Red (Rood), Yellow (Geel), Green (Groen), Blue Green
(Blauwgroen), Blue (Blauw), Purple Blue (Paarsblauw), Red Purple
(Roodpaars) (0 109).
D “A” (Automatisch)
De resultaten voor automatische verscherping, contrast en verzadiging variëren afhankelijk van
de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld.
Gebruik een G- of D-type objectief
voor de beste resultaten.
A Eigen Picture Controls
De beschikbare opties voor Picture Controls zijn dezelfde opties als de originele eigen Picture
Control waarop het is gebaseerd.
109
J
A Het Picture Control-raster
Bij het indrukken van de W (S)-knop in stap 2 op pagina 107, wordt
een Picture Control-raster weergegeven waarin het contrast en de
verzadiging voor de geselecteerde Picture Control worden weergegeven
in vergelijking met de andere Picture Controls (contrast wordt alleen
weergegeven wanneer Monochroom is geselecteerd).
Ontspan de
W (S)-knop om naar het menu Picture Control terug te keren.
De pictogrammen voor Picture Controls die automatisch contrast en
automatische verzadiging gebruiken, worden groen weergegeven in het
Picture Control-raster en er verschijnen lijnen die parallel lopen met de
assen van het raster.
A Vorige instellingen
Het streepje onder de weergegeven waarde in het instellingenmenu van
de Picture Control geeft de vorige waarde voor de instelling aan.
Gebruik
dit als referentie bij het aanpassen van de instellingen.
A Filtereffecten (alleen monochroom)
De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome foto’s na.
De volgende
filtereffecten zijn beschikbaar:
Optie Beschrijving
Y Geel
Vergroot het contrast.
Kan worden gebruikt om de helderheid van de lucht in
landschapsfoto’s te verzachten.
Oranje produceert meer contrast dan geel en
rood produceert meer contrast dan oranje.
O Oranje
R Rood
G Groen Verzacht huidtinten.
Kan worden gebruikt voor portretten.
Houd er rekening mee dat het effect van Filtereffecten groter is dan van echte glazen filters.
A Kleurtoon (alleen monochroom)
Door op 3 te drukken wanneer Kleurtoon is geselecteerd, worden de
opties voor verzadiging weergegeven.
Druk op 4 of 2 om de
verzadiging aan te passen.
Verzadiging is niet beschikbaar wanneer
B&W (Z/W) (zwart-wit) is geselecteerd.
110
J
Eigen Picture Controls aanmaken
De met de camera meegeleverde Picture Controls kunnen worden aangepast en als
eigen Picture Controls worden opgeslagen.
1 Selecteer Picture Control beheren in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
Markeer Picture Control beheren in
het opnamemenu en druk op 2.
2 Selecteer Opslaan/bewerken.
Markeer Opslaan/bewerken en druk op 2.
3 Selecteer een Picture Control.
Markeer een bestaande Picture Control en
druk op 2 of druk op J om verder te gaan
naar stap 5 om zonder verdere wijziging een
kopie van de gemarkeerde Picture Control op
te slaan.
4 Bewerk de geselecteerde Picture
Control.
Zie pagina 108 voor meer informatie.
Druk op
de O (Q)-knop om de wijzigingen ongedaan
te maken en start opnieuw vanaf de
standaardinstellingen.
Druk op J wanneer de
instellingen zijn voltooid.
5 Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de eigen Picture
Control (C-1 tot en met C-9) en druk op 2.
G-knop
111
J
6 Geef de Picture Control een naam.
Het dialoogvenster voor tekstinvoer, zoals
rechts afgebeeld, wordt weergegeven.
Standaard worden nieuwe Picture Controls
benoemd door een tweecijferig getal
(automatisch toegewezen) aan de naam van
de bestaande Picture Control toe te voegen; ga verder naar stap 7 om de
standaardnaam te gebruiken.
Houd de W (S)-knop ingedrukt en druk op 4 of 2
om de cursor in het naamveld te verplaatsen.
Gebruik, om een nieuwe letter bij de
huidige cursorpositie in te voeren, de multi-selector om het gewenste teken in het
toetsenbordveld te markeren en druk op J.
Druk op de O (Q)-knop om het teken
bij de huidige cursorpositie te verwijderen.
Namen van eigen Picture Controls kunnen maximaal negentien tekens lang zijn.
Alle tekens die na het negentiende teken worden ingevoerd, worden verwijderd.
7 Druk op X (T).
Druk op de X (T)-knop om de wijzigingen
op te slaan en af te sluiten.
De nieuwe Picture
Control verschijnt in de lijst met Picture
Controls.
A Picture Control beheren > Hernoemen
Eigen Picture Controls kunnen op elk gewenst moment
worden hernoemd met behulp van de optie Hernoemen
in het menu Picture Control beheren.
A Picture Control beheren > Wissen
De optie Wissen in het menu Picture Control beheren
kan worden gebruikt om de geselecteerde eigen Picture
Controls te verwijderen wanneer ze niet langer nodig zijn.
A Het oorspronkelijke pictogram Picture Control
De originele voorinstelling Picture Control waarop de
eigen Picture Control is gebaseerd, wordt aangeduid door
een pictogram in de rechterbovenhoek van het
bewerkingsvenster.
Pictogram oorspronkelijke
Picture Control
Toetsenbordveld
Naamveld
X (T)-knop
112
J
Eigen Picture Controls delen
Eigen Picture Controls gemaakt met behulp van de Picture Control Utility van ViewNX 2
of optionele software zoals Capture NX 2 kunnen naar een geheugenkaart worden
gekopieerd en in de camera worden geladen. Omgekeerd kunnen de eigen Picture
Controls gemaakt met de camera naar de geheugenkaart worden gekopieerd om in
andere D7100-camera’s en compatibele software te gebruiken en kunnen deze
vervolgens worden verwijderd wanneer ze niet langer nodig zijn.
Markeer Laden/opslaan in het menu Picture Control
beheren en druk op 2 om eigen Picture Controls naar of
van de geheugenkaart te kopiëren of eigen Picture
Controls van de geheugenkaart te verwijderen.
De
volgende opties worden weergegeven:
Kopiëren naar camera: kopieer eigen Picture Controls van
de geheugenkaart naar eigen Picture Controls C-1 tot
en met C-9 op de camera en geef ze naar wens een
naam.
Wissen van kaart: wis geselecteerde eigen Picture
Controls van de geheugenkaart.
Voordat een Picture
Control wordt gewist, wordt het rechts aangeduide
bevestigingsvenster weergegeven; markeer Ja en druk
op J om de geselecteerde Picture Control te wissen.
Kopiëren naar kaart: kopieer een eigen Picture Control
(C-1 tot en met C-9) van de camera naar een
geselecteerde bestemming (1 tot en met 99) op de geheugenkaart.
A Eigen Picture Controls opslaan
Maximaal 99 eigen Picture Controls kunnen op elk gewenst moment op de geheugenkaart
worden opgeslagen.
De geheugenkaart kan alleen worden gebruikt voor het opslaan van eigen
Picture Controls die door de gebruiker zijn aangemaakt.
De vooringestelde Picture Controls die
met de camera (0 105) zijn meegeleverd, kunnen niet naar de geheugenkaart worden
gekopieerd, worden hernoemd of gewist.
De opties in het menu Picture Control beheren zijn alleen van toepassing op de geheugenkaart
in sleuf 1. Eigen Picture Controls kunnen niet worden verwijderd van of worden gekopieerd naar
de kaart in sleuf 2.
113
J
Detail in hoge lichten en schaduwen
behouden
Actieve D-Lighting
Met Actieve D-Lighting blijven details in hoge lichten en schaduwen behouden voor
foto’s met een natuurlijk contrast.
Gebruik voor onderwerpen met een hoog contrast,
bijvoorbeeld wanneer u vanuit een deur of raam een fel verlicht buitentafereel
fotografeert, of wanneer u op een zonnige dag foto’s maakt van onderwerpen in de
schaduw.
Deze functie werkt het best in combinatie met matrixmeting (0 83).
Actieve D-Lighting uit Actieve D-Lighting: Y Automatisch
D “Actieve D-Lighting” versus “D-Lighting”
De optie Actieve D-Lighting in het opnamemenu past de belichting voorafgaand aan de
opname aan om zo het dynamische bereik te optimaliseren, terwijl de optie D-Lighting in het
retoucheermenu (0 276) schaduwen in beelden na de opname helderder maakt.
(Alleen standen P, S, A en M)
114
J
Om Actieve D-Lighting te gebruiken:
1 Selecteer Actieve D-Lighting in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven. Markeer Actieve D-Lighting in het
opnamemenu en druk op 2.
2 Kies een optie.
Markeer Y Automatisch, Z Extra hoog,
P Hoog, Q Normaal, R Laag of Uit en
druk op J.
Als Y Automatisch is
geselecteerd, zal de camera automatisch
Actieve D-Lighting aanpassen overeenkomstig
de opnameomstandigheden (merk echter op dat de effecten mogelijk niet
zichtbaar zijn in de stand M en wanneer centrumgericht of spotmeting wordt
gebruikt).
D Actieve D-Lighting
Actieve D-Lighting is niet geschikt voor gebruik met films.
Op foto’s die met Actieve D-Lighting
zijn gemaakt, kan ruis (willekeurig heldere pixels, waas of lijnen) verschijnen.
Er kunnen
onregelmatige schaduwen in combinatie met bepaalde onderwerpen zichtbaar zijn. Actieve
D-Lighting kan niet worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden van Hi 0,3 of hoger.
A Zie ook
Wanneer ADL-bracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e6 (Inst. voor autom.
bracketing, 0 251) varieert de camera Actieve D-Lighting voor een reeks opnamen (0 139).
Zie
pagina 255 voor informatie over het gebruik van de Fn-knop of de voorbeeldknop scherptediepte
en een instelschijf om een optie Actieve D-Lighting te selecteren.
G-knop
115
J
Hoog Dynamisch Bereik (HDR)
Wordt gebruikt voor onderwerpen met een hoog contrast, High Dynamic Range (HDR)
behoudt details in hoge lichten en schaduwen door twee opnamen te combineren die bij
verschillende belichtingen zijn vastgelegd.
HDR is het meest effectief bij het gebruik van
matrixmeting (0 83; met andere meetmethodes en een objectief zonder CPU, is een
sterkte v Automatisch gelijk aan T Normaal).
Het is niet geschikt voor het
vastleggen van NEF (RAW)-afbeeldingen.
Terwijl HDR actief is, kunnen filmopname
(0 161), flitslicht, bracketing (0 133) en meervoudige belichting (0 141) niet worden
gebruikt en zijn sluitertijden Bulb (A) en Tijd (%) niet beschikbaar.
1 Selecteer HDR (hoog dynamisch
bereik).
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven. Markeer HDR (hoog dynamisch
bereik) in het opnamemenu en druk op 2.
2 Selecteer een stand.
Markeer HDR-stand en druk op 2.
Markeer een van de volgende opties en druk
op J.
Selecteer 6 Aan (reeks) om een reeks HDR-
foto’s te maken.
De HDR-opname wordt
voortgezet totdat u Uit voor
HDR-stand selecteert.
Selecteer Aan (één foto) om één HDR-foto te maken.
Normaal vastleggen wordt
automatisch hervat nadat u één HDR-foto hebt gecreëerd.
Selecteer Uit om af te sluiten zonder extra HDR-foto’s te maken.
Als Aan (reeks) of Aan (één foto) is geselecteerd, wordt er
een k-pictogram in het bedieningspaneel weergegeven.
+
Eerste opname (donkerder) Tweede opname (lichter) Gecombineerd HDR-beeld
(Alleen standen P, S, A en M)
G-knop
116
J
3 Kies de HDR-sterkte.
Markeer HDR-sterkte en druk op 2 om het
verschil in belichting tussen de twee
opnamen (HDR-sterkte) te kiezen.
Markeer v Automatisch,
c Extra hoog,
S Hoog, T Normaal of U Laag en druk
op J.
Als v Automatisch is geselecteerd,
past de camera automatisch HDR-sterkte aan
overeenkomstig de opnameomstandigheden.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera maakt twee opnamen wanneer de ontspanknop
volledig wordt ingedrukt.
l k flitst in het
bedieningspaneel en
l u in de zoeker terwijl de
beelden worden gecombineerd; pas als de opname is
voltooid, kunnen weer foto’s worden gemaakt.
Ongeacht
de huidig geselecteerde optie voor de ontspanstand wordt
er slechts één foto gemaakt, telkens wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt.
Als Aan (reeks) is geselecteerd, schakelt HDR alleen uit als
Uit is geselecteerd voor HDR-stand; als Aan (één foto) is geselecteerd, schakelt
HDR automatisch uit nadat de foto is gemaakt.
Het k-pictogram verdwijnt uit het
weergavescherm als de HDR-opname is beëindigd.
Bedieningspaneel
Zoeker
117
J
D HDR-foto’s kadreren
De randen van het beeld zullen worden bijgesneden.
De gewenste resultaten worden mogelijk
niet behaald als de camera of het onderwerp beweegt tijdens het vastleggen.
Afhankelijk van het
onderwerp is het effect mogelijk niet zichtbaar, kunnen schaduwen rond heldere objecten
verschijnen of kunnen kransen rond donkere objecten verschijnen.
Er kunnen onregelmatige
schaduwen in combinatie met bepaalde onderwerpen zichtbaar zijn.
A Intervalfotografie
Als Aan (reeks) is geselecteerd voor HDR-stand voordat intervalopname begint, zet de camera
het maken van HDR-foto’s voort bij het geselecteerde interval (als Aan (één foto) is geselecteerd,
eindigt de intervalopname na een enkele foto).
A Zie ook
HDR kan eveneens worden aangepast met behulp van de Fn-knop of voorbeeldknop
scherptediepte en de instelschijven.
Zie persoonlijke instelling f2 (Fn-knop toewijzen, 0 255) of
f3 (Voorbeeldknop toewijzen, 0 255).
118
J
119
l
l
Flitserfotografie
De ingebouwde flitser heeft een richtlijn (GN) van 12 (m, ISO 100, 20 °C) en biedt dekking
voor de beeldhoek van een 16 mm objectief.
Het is niet alleen geschikt bij weinig
natuurlijk licht, maar ook om schaduwen en onderwerpen met achtergrondverlichting in
te vullen of om een twinkeling aan de ogen van het onderwerp toe te voegen.
❚❚ De ingebouwde flitser gebruiken: standen i, k, p, n, o, s, w en g
1 Kies een flitsstand (0 120).
2 Maak foto´s.
De flitser klapt op zoals vereist wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt en flitst wanneer
er een foto wordt gemaakt.
Mocht de flitser niet
automatisch opklappen, probeer de flitser dan
NIET
handmatig op te klappen.
Het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregel kan de flitser beschadigen.
❚❚ De ingebouwde flitser gebruiken: standen P, S, A, M en 0
1 Klap de flitser omhoog.
Druk op de M (Y)-knop om de flitser op te klappen.
2 Kies een flitsstand (alleen de standen P, S, A
en M; 0 120).
3 Maak foto´s.
De flitser flitst zodra een foto wordt gemaakt.
De ingebouwde flitser gebruiken
A Lichtmeting
Selecteer matrix of centrumgerichte meting om i-DDL uitgebalanceerde invulflits voor digitale
SLR te activeren.
Standaard i-DDL flitser voor digitale SLR wordt automatisch geactiveerd
wanneer spotmeting is geselecteerd (0 122).
M (Y)-knop
120
l
Flitsstand
De beschikbare flitsstanden variëren met de opnamestand:
Druk op de M (Y)-knop om een flitsstand te kiezen en draai aan de hoofdinstelschijf
totdat de gewenste instelling in het bedieningspaneel wordt weergegeven.
i, k, p, n, s, w, g
o 0
Automatisch
Automatisch+
synchronisatie met lange sluitertijd+
rode-ogenreductie
Invulflits
Automatisch+
rode-ogenreductie
Automatisch+
synchronisatie met lange sluitertijd
j Uit j Uit
P, A
S, M
Invulflits Invulflits
Rode-ogenreductie Rode-ogenreductie
Synchronisatie met lange sluitertijd+
rode-ogenreductie
Synchronisatie op het tweede gordijn
Synchronisatie met lange sluitertijd
Tweede gordijn+
synchronisatie met lange sluitertijd
*
* S wordt weergegeven wanneer de instelling is voltooid.
M (Y)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
A De ingebouwde flitser neerklappen
Druk de flitser, om energie te besparen wanneer de flitser niet in gebruik
is, voorzichtig naar beneden totdat de vergrendeling op zijn plaats klikt.
121
l
A Standaard flitsstanden
Standaard flitsstanden worden hieronder aangeduid.
Stand Standaard Stand Standaard
i, k, p, n, w, g Automatisch o
Automatisch+synchronisatie
met lange sluitertijd
s
Automatisch+
rode-ogenreductie
0, P, S, A, M Invulflits
A Flitsstanden
De flitsstanden op de vorige pagina kunnen één of meer van de volgende instellingen
combineren, aangeduid met het flitsstandpictogram:
AUTO (automatisch flitsen): wanneer de belichting slecht is of bij tegenlicht klapt de flitser
automatisch omhoog wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt en flitst zoals vereist.
Y (rode-ogenreductie): gebruik voor portretten.
Het lampje rode-ogenreductie brandt voordat
de flitser flitst, waardoor rode-ogen” wordt verminderd.
j (uit): de flitser flitst niet, zelfs niet bij weinig licht of als het onderwerp te donker is.
SLOW (synchronisatie met lange sluitertijd): de sluitertijd wordt automatisch verlengd om de
achtergrondverlichting bij nacht onder weinig licht vast te leggen.
Gebruik om
achtergrondverlichting aan portretten toe te voegen.
REAR (synchronisatie op het tweede gordijn): de flitser flitst net voordat de sluiter sluit, waardoor een
bundel licht achter bewegende lichtbronnen wordt gecreëerd (rechtsonder).
Als dit pictogram
niet wordt weergegeven, zal de flitser flitsen als de sluiter opent (synchronisatie op het eerste
gordijn; het geproduceerde effect met bewegende lichtbronnen wordt linksonder aangeduid).
Synchronisatie op het eerste gordijn Synchronisatie op het tweede gordijn
D De ingebouwde flitser
Zie pagina 299 voor informatie over de objectieven die met de ingebouwde flitser kunnen
worden gebruikt.
Verwijder zonnekappen om schaduwen te voorkomen.
De flitser heeft een
minimumbereik va 0,6 m en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven
met een macrofunctie.
i-DDL-flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden tussen 100
en 6400.
Bij waarden hoger dan 6400 kunnen sommige afstanden of diafragma-instellingen
mogelijk niet de gewenste resultaten opleveren.
Als de flitser flitst in de continue ontspanstand (0 57), dan kan er slechts één foto worden
gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
De ontspanknop wordt mogelijk kort uitgeschakeld om de flitser te beschermen nadat deze voor
verschillende opeenvolgende opnamen werd gebruikt.
De flitser kan na een korte pauze
opnieuw worden gebruikt.
122
l
A Beschikbare sluitertijden met de ingebouwde flitser
De volgende sluitertijden zijn beschikbaar voor de ingebouwde flitser.
Stand Sluitertijd Stand Sluitertijd
i, P, A, k, p, s, w, g
1
/250
1
/60 sec. S
1
/250–30 sec.
n, 0
1
/250
1
/125 sec. M
1
/250–30 sec., A
o
1
/250–1 sec.
A Flitserregelingsstand
De camera ondersteunt de volgende standen voor i-DDL-flitserregeling:
i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR: onmiddellijk voor de hoofdflitser, geeft de flitser
een reeks van bijna onzichtbare voorflitsen (monitorvoorflitsen) af.
Voorflitsen gereflecteerd
door voorwerpen in alle delen van het beeld worden opgepikt door de RGB-sensor met 2016
pixels en worden samen met de afstandsinformatie van het meetsysteem geanalyseerd om de
flitssterkte voor een natuurlijke balans tussen het hoofdonderwerp en achtergrondverlichting
in de omgeving aan te passen.
Als er G- of D-type objectieven worden gebruikt, dan is de
afstandsinformatie al inbegrepen bij het berekenen van de flitssterkte.
Nauwkeurige
berekening kan worden verhoogd voor objectieven zonder CPU door objectiefgegevens te
verschaffen (brandpuntsafstand en maximaal diafragma; zie 0 149).
Niet beschikbaar
wanneer spotmeting wordt gebruikt.
Standaard i-DDL-flitser voor digitale SLR: de flitssterkte wordt aangepast om licht in het beeld naar
een standaardniveau te brengen; met de helderheid van de achtergrond wordt geen rekening
gehouden.
Aanbevolen voor opnamen waarin het hoofdonderwerp wordt benadrukt ten
koste van de achtergronddetails, of wanneer belichtingscorrectie wordt gebruikt.
Standaard
i-DDL-flitser voor digitale SLR wordt automatisch geactiveerd wanneer spotmeting is
geselecteerd.
De flitserregelingstand voor de ingebouwde flitser kan worden geselecteerd met behulp van
persoonlijke instelling e3 (Flitserregeling ingeb. flitser, 0 246).
Het informatiescherm geeft de
flitserregelingsstand voor de optionele ingebouwde flitsers als volgt weer:
Flitssynchronisatie Automatische FP (0 244)
i-DDL
Handmatig
Stroboscopisch flitsen
Commanderstand
123
l
A Diafragma, Gevoeligheid en Flitsbereik
Het flitsbereik varieert afhankelijk van gevoeligheid (ISO-equivalent) en diafragma.
Diafragma bij ISO-equivalent van Geschat bereik
100 200 400 800 1600 3200 6400 m
1.422.845.6811 0,78,5
2 2.8 4 5.6 8 11 16 0,6–6,0
2.8 4 5.6 8 111622 0,64,2
4 5.6 8 11162232 0,63,0
5.6 8 11 16 22 32 0,6–2,1
8 11162232— 0,61,5
11 16 22 32 0,6–1,1
16 22 32 0,6–0,8
De ingebouwde flitser heeft een minimumbereik van 0,6 m.
In stand P wordt het maximale diafragma (laagste f-waarde) beperkt overeenkomstig
ISO-gevoeligheid, zoals hieronder wordt weergegeven:
Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van:
100 200 400 800 1600 3200 6400
2.8 3.5 4 5 5.6 7.1 8
Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven gegeven, dan wordt de
maximale waarde voor diafragma het maximale diafragma van het objectief.
A Zie ook
Zie pagina 125 voor informatie over het vergrendelen van de flitswaarde (FV) voor een gemeten
onderwerp alvorens de compositie van de foto aan te passen.
Voor informatie over automatische snelle FP-synchronisatie en het kiezen van een
flitssynchronisatiesnelheid, zie persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 244).
Voor informatie over het kiezen van de traagst beschikbare sluitertijd bij het gebruik van een
flitser, zie persoonlijke instelling e2 (Langste sluitertijd bij flits, 0 245).
Voor informatie over
flitserregeling en het gebruik van de ingebouwde flitser in de commanderstand, zie persoonlijke
instelling e3 (Flitserregeling ingeb. flitser, 0 246).
Zie pagina 303 voor informatie over het gebruik van optionele flitsers.
124
l
Flitscorrectie
Flitscorrectie wordt gebruikt om flitssterkte aan te passen van –3LW tot +1LW in stappen
van
1
/3LW, waarbij de helderheid van het hoofdonderwerp ten opzichte van de
achtergrond wordt gewijzigd.
Flitssterkte kan worden verhoogd om het
hoofdonderwerp lichter te laten lijken, of worden verlaagd om ongewenste hoge lichten
of reflecties te voorkomen.
Druk op de M (Y)-knop en draai aan de secundaire
instelschijf totdat de gewenste stand in het
bedieningspaneel wordt weergegeven.
Kies
doorgaans positieve waarden om het onderwerp
lichter te maken of negatieve waarden om het
onderwerp donkerder te maken.
Bij waarden anders dan ±0,0, wordt een
Y-pictogram in het bedieningspaneel en de zoeker
weergegeven nadat u de M (Y)-knop ontspant.
De
huidige waarde voor flitscorrectie kan worden
gecontroleerd door op de M (Y)-knop te drukken.
De normale flitssterkte kan worden hersteld door de
flitscorrectie in te stellen op ±0,0.
De flitscorrectie wordt
niet teruggezet wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
A Optionele flitsers
Flitscorrectie is tevens beschikbaar voor optionele SB-910-, SB-900-, SB-800-, SB-700-, SB-600-,
SB-400- en SB-R200-flitsers. De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 maken tevens
flitscorrecties met behulp van de besturingen op de flitser mogelijk; de waarde die is geselecteerd
voor de flitser wordt aan de waarde die is geselecteerd voor de camera toegevoegd.
A Zie ook
Voor informatie over het kiezen van de beschikbare stapgroottes voor flitscorrectie, zie
persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 234).
Voor informatie over de manier
waarop flitscorrectie en belichtingscorrectie kunnen worden gecombineerd, zie persoonlijke
instelling e4 (Belichtingscorr. voor flitser, 0 250).
Zie pagina 133 voor informatie over
automatisch variërende flitssterkte voor een serie opnamen.
(All
een stan
d
en
P
,
S
,
A
en
M)
M (Y)-knop
Secundaire
instelschij
f
±0 LW
(M (Y)-knop ingedrukt)
–0,3 LW
+1,0 LW
125
l
Flitswaardevergrendeling
Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen, zodat de compositie van
foto's kan worden aangepast zonder de flitssterkte te wijzigen en zorgt ervoor dat de
flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs wanneer het onderwerp niet in het
midden van het beeld is geplaatst.
Flitssterkte wordt automatisch aangepast voor
wijzigingen in ISO-gevoeligheid en diafragma.
Flitswaardevergrendeling gebruiken:
1 Wijs flitswaardevergrendeling aan de
Fn-knop toe.
Selecteer Flitswaardevergrendeling voor
persoonlijke instelling f2 (Fn-knop toewijzen >
Indrukken 0 253).
2 Klap de flitser omhoog.
In de standen P, S, A, M en 0 kan de flitser worden
opgeklapt door de M (Y)-knop in te drukken.
In de
standen i, k, p, n, o, s, w en g klapt de flitser,
indien noodzakelijk, automatisch omhoog.
3 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het midden van het beeld
en druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen.
4 Vergrendel de flitssterkte.
Druk op de Fn-knop na controle of de
flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker wordt
weergegeven.
De flitser geeft een monitor voorflits
af om zo de juiste flitssterkte te bepalen.
De
flitssterkte wordt op dit niveau vergrendeld en de
pictogrammen voor flitswaardevergrendeling (e)
verschijnen in de zoeker.
M (Y)-knop
Fn-knop
126
l
5 Pas de compositie van de foto aan.
6 Maak de foto.
Druk de ontspanknop volledig in om te fotograferen.
Indien gewenst kunnen extra
foto’s worden gemaakt zonder de flitswaardevergrendeling te ontspannen.
7 Ontspan flitswaardevergrendeling.
Druk op de Fn-knop om flitswaardevergrendeling te ontspannen.
Controleer of het
pictogram van de flitswaardevergrendeling (e) niet langer in de zoeker wordt
weergegeven.
D Flitswaardevergrendeling met de ingebouwde flitser gebruiken
Flitswaardevergrendeling is alleen beschikbaar voor de ingebouwde flitser wanneer DDL is
geselecteerd voor persoonlijke instelling e3 (Flitserregeling ingeb. flitser, 0 246).
A Flitswaardevergrendeling met optionele flitsers gebruiken
Flitswaardevergrendeling is tevens beschikbaar voor optionele flitsers in DDL en (indien
ondersteund) de flitserregelingsstanden monitorvoorflits AA en monitorvoorflits A.
Merk op dat
wanneer de commanderstand is geselecteerd voor persoonlijke instelling e3 (Flitserregeling
ingeb. flitser, 0 246), u de fliterregelingsstand in moet stellen voor de master of ten minste één
groep op afstand naar DDL of AA.
A Lichtmeting
De meetvelden voor flitswaardevergrendeling bij het gebruik van een optionele flitser zijn als
volgt:
Flitser Flitsstand Gemeten veld
Stand-alone flitser
i-DDL
4-mm cirkel in het
midden van het beeld
AA
Gemeten veld door
belichtingsmeter van de flitser
Wordt gebruikt met andere flitsers
(Geavanceerde draadloze flitssturing)
i-DDL Heel beeld
AA
Gemeten veld door
belichtingsmeter van de flitser
A (masterflitser)
A Zie ook
Voor informatie over het gebruik van de voorbeeldknop scherptediepte of A AE-L/AF-L-knop voor
flitswaardevergrendeling, zie persoonlijke instelling f3 (Voorbeeldknop toewijzen, 0 255) of
persoonlijke instelling f4 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 256).
127
&
&
Fotograferen met de
afstandsbediening
De optionele ML-L3-afstandsbediening (0 309) kan worden gebruikt om cameratrilling
te verminderen of voor zelfportretten.
1 Selecteer Afstandsbedieningsstand (ML-L3).
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven. Markeer Afstandsbedieningsstand
(ML-L3) in het opnamemenu en druk op 2.
2 Kies een afstandsbedieningsstand.
Markeer een van de volgende opties en druk op J.
3 Kadreer de foto.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond.
Een optionele
ML-L3-afstandsbediening gebruiken
Optie Beschrijving
%
Vertraagd op
afstand
De sluiter wordt 2 sec. na het indrukken van de
ML-L3-ontspanknop ontspannen.
$ Direct op afstand
De sluiter wordt na het indrukken van de ML-L3-ontspanknop
ontspannen.
&
Spiegel omhoog
op afstand
Druk op de ML-L3-ontspanknop zodra de spiegel opklapt,
opnieuw om de sluiter te ontspannen en maak de foto.
Voorkomt
onscherpte veroorzaakt door camerabeweging bij het opklappen
van de spiegel.
#
Uit De sluiter kan niet worden ontspannen met behulp van de ML-L3.
A Ontspanstand
Wanneer een optionele ML-L3-afstandsbediening wordt gebruikt, wordt de ontspanstand die is
geselecteerd met keuzeknop ontspanstand (0 57) genegeerd ten gunste van de optie
geselecteerd voor Afstandsbedieningsstand (ML-L3) in het opnamemenu.
G-knop
128
&
4 Maak de foto.
Richt op een afstand van 5 m of minder de zender van de
ML-L3 op één van de infraroodontvangers op de camera
(0 3, 5) en druk op de ML-L3-ontspanknop.
In de stand
vertraagd op afstand brandt het zelfontspannerlampje circa
twee seconden voordat de sluiter wordt ontspannen.
In de
stand direct op afstand knippert het zelfontspannerlampje
nadat de sluiter werd ontspannen.
In de stand spiegel omhoog op afstand wordt
door het één keer indrukken van de ML-L3-ontspanknop de spiegel opgeklapt; de
sluiter wordt ontspannen en het zelfontspannerlampje knippert na 30 sec. of
wanneer de knop voor een tweede keer wordt ingedrukt.
D Voordat de ML-L3-afstandsbedieningen worden gebruikt
Verwijder voordat de afstandsbediening voor de eerste keer wordt gebruikt, de transparante
plastic beschermfolie van de batterijcontacten.
A De ingebouwde flitser gebruiken
Druk voor het fotograferen met de flitser in de standen P, S, A, M of 0 op de M (Y)-knop om de
flitser op te klappen en wacht tot de M-aanduiding in de zoeker wordt weergegeven (0 119).
De
opname wordt onderbroken als de flitser is opgeklapt terwijl de afstandsbedieningsstand actief
is. Als de flitser is vereist, zal de camera alleen reageren op de ML-L3-ontspanknop zodra de flitser
is geladen.
In de automatische stand, onderwerpstand en stand voor speciale effecten, waarbij de
flitser automatisch opklapt, begint de flitser met laden wanneer de afstandsbedieningsstand is
geselecteerd; zodra de flitser opgeladen is, klapt deze automatisch op en flitst wanneer vereist.
In de flitsstanden waarin rode-ogenreductie wordt ondersteund, brandt het lampje van de rode-
ogenreductie ongeveer een seconde voordat de sluiter wordt ontspannen.
In de stand vertraagd
op afstand brandt het zelfontspannerlampje twee seconden, gevolgd door het lampje van de
rode-ogenreductie welke gedurende een seconde brandt voordat de sluiter wordt ontspannen.
A In de afstandsbedieningsstand scherpstellen
De camera zal de scherpstelling niet continu aanpassen wanneer continue servo-autofocus is
geselecteerd; merk echter op dat ongeacht de stand geselecteerd voor autofocus, u kunt
scherpstellen door voorafgaand aan de opname de ontspanknop van de camera half in te
drukken.
Als automatische of enkelvoudige servo-autofocus is geselecteerd of de camera staat in
livebeeld of in de stand vertraagd of direct op afstand, dan past de camera voorafgaand aan de
opname automatisch de scherpstelling aan; als de camera niet kan scherpstellen in
zoekerfotografie, dan keert deze terug naar stand-by zonder de sluiter te ontspannen.
A Stand spiegel omhoog op afstand
Wanneer de spiegel is opgeklapt kunnen foto's niet in de zoeker worden gekadreerd en kunnen
autofocus en lichtmeting niet worden uitgevoerd.
129
&
A Afstandsbedieningsstand afsluiten
Afstandsbediening wordt automatisch geannuleerd als er geen foto wordt gemaakt voordat de
tijd geselecteerd voor persoonlijke instelling c5 (Wachttijd afstandsb. (ML-L3), 0 238), Uit is
geselecteerd voor Afstandsbedieningsstand (ML-L3), een reset met twee knoppen wordt
uitgevoerd of opnameopties worden teruggezet met behulp van Opnamemenu terugzetten.
D Ontspanknop toewijzen
Als Films opnemen is geselecteerd voor persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen,
0 260), dan kan de ML-L3 niet worden gebruikt wanneer de livebeeldkeuzeknop naar 1 is
gedraaid.
A De zoeker bedekken
Verwijder de rubberen oogschelp en bedek de zoeker met het meegeleverde DK-5-oculairkapje
om te voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenkomt de belichting hindert (0 60).
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c5 (Wachttijd afstandsb. (ML-L3); 0 238) voor informatie over het
kiezen van de tijdsduur dat de camera in de stand-by-stand blijft, wachtend op een signaal van de
afstandsbediening. Voor informatie over het regelen van de signalen die klinken wanneer de
afstandsbediening worden gebruikt, zie persoonlijke instelling d1 (Signaal; 0 238).
130
&
Draadloze afstandsbedieningen
Wanneer de camera wordt gebruikt met optionele WR-1 (0 309) en WR-R10/WR-T10
(0 309) draadloze afstandsbedieningen, voeren de ontspanknoppen op de WR-1 en
WR-T10 dezelfde functies uit als de ontspanknop van de camera, waardoor continu op
afstand en zelfontspannerfotografie mogelijk is.
WR-1 draadloze afstandsbedieningen
Wanneer een WR-1 is verbonden met de accessoire-aansluiting van de camera, kan de
sluiter worden ontspannen met behulp van een andere WR-1.
WR-R10/WR-T10 draadloze afstandsbedieningen
Wanneer een WR-R10 (zendontvanger) is verbonden met de camera, kan de sluiter
worden ontspannen met behulp van een WR-T10 (zender).
Het indrukken van de
ontspanknop op de zender…
…ontspant de sluiter op de camera’s
die zijn verbonden met de ontvangers.
Het indrukken van de
ontspanknop op de WR-T10
(zender)…
…ontspant de sluiter op de
camera’s die zijn verbonden met
de WR-R10 (zendontvangers).
131
t
t
Andere opnameopties
De standaardwaarden van de hieronder vermelde
camera-instellingen kunnen worden hersteld door de
knoppen W (S) en E langer dan twee seconden
tegelijk ingedrukt te houden (deze knoppen worden
aangegeven met een groene stip).
Het
bedieningspaneel schakelt kort uit terwijl de
instellingen worden teruggezet.
Reset met twee knoppen:
standaardinstellingen herstellen
Optie Standaard 0
Beeldkwaliteit JPEG Normaal 66
Beeldformaat Groot 68
Witbalans Automatisch > Normaal 89
Fijnafstelling A-B: 0, G-M: 0 91
HDR (hoog dynamisch bereik) Uit
1
115
ISO-gevoeligheid instellen
ISO-gevoeligheid
P, S, A, M 100
79
Overige opnamestanden Automatisch
Autom inst ISO-gevoeligheid Uit 81
Afstandsbedieningsstand (ML-L3) Uit 127
Intervalopname Uit
2
145
Autofocus (zoeker)
Autofocusstand
% AF-S
71
Andere standen dan % AF-A
AF-veldstand
n, x, 0, 1, 2, 3 Enkelpunts AF
73
m, w 51-punten dynamisch veld-AF
i, j, k, l, p, o, r, s, t, u, v, y, z, g, u,
P, S, A, M
Automatisch veld-AF
E-knop
W (S)-knop
132
t
Autofocus (livebeeld/film)
Autofocusstand AF-S 155
AF-veldstand
m, r, w, %, g, u, 1, 2, 3, P, S, A, M Breedveld-AF
156n, 0 Normaal veld-AF
i, j, k, l, p, o, s, t, u, v, x , y, z Gezichtprioriteit-AF
Scherpstelpunt
3
Midden 75
Lichtmeting Matrix 83
AE-vergrendeling vast Uit 76, 84
Bracketing Uit 133
Picture Control-instellingen
4
Ongewijzigd 105
Flitscorrectie Uit 124
Belichtingscorrectie Uit 86
Belichtingsvertragingsstand Uit 241
Flitsstand
i, k, p, n, w, g Automatisch
120
s Automatisch+rode-ogenreductie
o
Automatisch+
synchronisatie met lange sluitertijd
0, P, S, A, M Invulflits
Flitswaardevergrendeling Uit 125
Meervoudige belichting Uit
5
141
Flexibel programma Uit 48
+ NEF (RAW) Uit 253
Stand speciale effecten
g
Levendigheid 0
180
Omtrekken 0
i
Oriëntatie Landschap
181
Breedte Normaal
u
Kleur Uit
182
Kleurbereik 3
1 HDR-sterkte wordt niet teruggezet.
2 Als intervalopname momenteel bezig is, zal de opname beëindigen. Starttijd, opname-interval en het aantal
intervallen en opnamen worden niet teruggezet.
3 Scherpstelpunt wordt niet weergegeven als automatisch veld-AF is geselecteerd voor AF-veldstand.
4 Alleen huidige Picture Control.
5 Als meervoudige belichting momenteel bezig is, zal de opname eindigen en wordt meervoudige belichting
gecreëerd van opnamen die op dat moment worden vastgelegd. Versterking en aantal opnamen worden niet
teruggezet.
Optie Standaard 0
133
t
Bracketing
Bracketing varieert automatisch de belichting, flitssterkte, Actieve D-Lighting (ADL) of
witbalans enigszins bij elke opname door “bracketing” van de huidige waarde.
Kies in
situaties waarin het moeilijk is de belichting, flitssterkte (alleen de standen i-DDL en,
indien ondersteund, flitsstand automatisch diafragma; zie pagina 122, 246 en 305),
witbalans of Actieve D-Lighting in te stellen en er geen tijd is de resultaten van iedere foto
te controleren of de instellingen van iedere foto aan te passen of te experimenteren met
verschillende instellingen voor hetzelfde onderwerp.
❚❚ Belichtings- en flitsbracketing
Om de belichting en/of de flitssterkte van een serie foto’s te veranderen:
1 Selecteer flits- of belichtingsbracketing
voor persoonlijke instelling e6 (Inst.
voor autom. bracketing) in het menu
Persoonlijke instellingen.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
Selecteer persoonlijke instelling
e6 (Inst. voor autom. bracketing) in het
menu Persoonlijke instellingen, markeer een
optie en druk op J.
Kies AE & flits om zowel
belichting als flitssterkte te variëren, Alleen AE
om alleen belichting te variëren of Alleen flits
om alleen flitssterkte te variëren.
2 Kies het aantal opnamen.
Druk op de D-knop en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in
de bracketingreeks en de volgorde waarin ze worden gemaakt te kiezen.
D wordt in de zoeker weergegeven (zie
rechts); het bedieningspaneel toont M.
Aantal opnamen
Aanduiding
voortgang
bracketing
D-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
(All
een stan
d
en
P
,
S
,
A
en
M)
G-knop
134
t
3 Selecteer een stapgrootte voor bracketing.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om de stapgrootte
voor bracketing te kiezen.
De bracketingprogramma’s met een stapgrootte van
1
/3 LW staan hieronder
vermeld:
Stapgrootte
bracketing
D-knop Secundaire
instelschijf
Bedieningspaneel
Weergave bedieningspaneel Aantal opnamen Bracketingvolgorde (LW’s)
3 0/+0,3/+0,7
3 0/–0,7/–0,3
20/+0,3
20/0,3
3 0/–0,3/+0,3
5 0/–0,7/–0,3/+0,3/+0,7
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 234) voor informatie over
het kiezen van de stapgrootte.
Zie persoonlijke instelling e7 (Bracketingvolgorde, 0 251)
voor informatie over het kiezen van de volgorde waarin bracketing wordt uitgevoerd.
135
t
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera verandert de belichting en/of flitssterkte beeld
voor beeld, overeenkomstig het geselecteerde
bracketingprogramma.
Aanpassingen aan de belichting
worden toegevoegd aan de aanpassingen die zijn gemaakt met
belichtingscorrectie (0 86), waardoor het mogelijk is correctiewaarden van meer
dan 5 LW te behalen.
Terwijl bracketing actief is, wordt een voortgangsaanduiding bracketing in het
bedieningspaneel weergegeven.
Na elke opname verdwijnt een deel van de
aanduiding.
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de hoofdinstelschijf tot de
voortgangsaanduiding van de bracketing en het M-pictogram niet langer worden
weergegeven.
Belichting aangepast met:
0 LW
Belichting aangepast met:
–1 LW
Belichting aangepast met:
+1 LW
136
t
A Belichtings- en flitsbracketing
In de ontspanstanden continu lage snelheid en continu hoge snelheid pauzeert de opname nadat
het aantal opnamen, zoals gespecificeerd in het bracketingprogramma, werd vastgelegd.
De
opname wordt hervat zodra de ontspanknop de eerstvolgende keer wordt ingedrukt.
Telkens
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera het aantal opnamen dat is
geselecteerd in stap 2 op pagina 133, ongeacht de optie die is geselecteerd voor persoonlijke
instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen (0 237); het interval tussen de opnamen
wordt echter door persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Interval tussen opnamen
geregeld.
In andere standen wordt er een opname gemaakt telkens wanneer de ontspanknop
wordt ingedrukt.
Als de geheugenkaart vol is voordat de hele opnamereeks is gemaakt, kan het opnemen worden
hervat vanaf de volgende opnamereeks nadat de geheugenkaart is vervangen of opnamen zijn
verwijderd om ruimte op de geheugenkaart vrij te maken.
Als de camera wordt uitgeschakeld
voordat alle fotos in de reeks zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de volgende foto in de
serie nadat de camera weer is ingeschakeld.
A Belichtingsbracketing
De camera past de belichting aan door sluitertijd en diafragma (stand P), diafragma (stand S) of
sluitertijd (standen A en M) te variëren.
Als Aan is geselecteerd voor ISO-gevoeligheid
instellen > Autom inst ISO-gevoeligheid (0 81) in de standen P, S en A, dan varieert de camera
automatisch ISO-gevoeligheid voor optimale belichting wanneer de limieten van het
belichtingssysteem van de camera worden overschreden; in de M-stand gebruikt de camera eerst
automatische instelling ISO-gevoeligheid om de belichting zo dicht mogelijk bij het optimale te
brengen en voert vervolgens bracketing uit voor deze belichting door de sluitertijd te variëren.
137
t
❚❚ Witbalansbracketing
De camera maakt meerdere kopieën van elke foto, elk met een andere witbalans.
Zie
pagina 89 voor meer informatie over witbalans.
1 Selecteer witbalansbracketing.
Kies Witbalansbracketing voor persoonlijke instelling
e6 Inst. voor autom. bracketing.
2 Kies het aantal opnamen.
Druk op de D-knop en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in
de bracketingreeks en de volgorde waarin ze worden gemaakt te kiezen.
D wordt in de zoeker weergegeven (zie rechts); het
bedieningspaneel toont W.
Aantal opnamen
Aanduiding
voortgang
bracketing
D-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
A Witbalansbracketing
Witbalansbracketing is niet beschikbaar bij NEF (RAW)-beeldkwaliteit.
Het selecteren van NEF
(RAW), NEF (RAW) + JPEG Fijn, NEF (RAW) + JPEG Normaal of NEF (RAW) + JPEG Basis
annuleert witbalansbracketing.
Witbalansbracketing heeft alleen invloed op de kleurtemperatuur (de amberblauwe as in de
weergave voor het verfijnen van de witbalans, 0 91).
Er worden geen aanpassingen gedaan aan
de groenmagenta as.
Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt in de zelfontspannerstand (0 59) het aantal
gespecificeerde aantal kopieën in het witbalansprogramma aangemaakt, ongeacht de optie die
is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen (0 237).
Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl het toegangslampje van de geheugenkaart brandt,
wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto’s in de reeks zijn vastgelegd.
138
t
3 Selecteer een stapgrootte voor witbalans.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om uit stapgroottes
van 1 (5 mired; 0 93), 2 (10 mired) of 3 (15 mired) te kiezen.
De B-waarde duidt de
hoeveelheid blauw aan, de A-waarde de hoeveelheid amber (0 91).
De bracketingprogramma’s met een stapgrootte van 1 staan hieronder vermeld.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Elke opname wordt verwerkt om het aantal kopieën,
zoals gespecificeerd in het bracketingprogramma, te
maken en elke kopie heeft een andere witbalans.
Aanpassingen aan de witbalans worden toegevoegd
aan de witbalansaanpassing die zijn gemaakt met
fijnafstelling voor witbalans.
Als het aantal opnamen in het bracketingprogramma
groter is dan het aantal resterende opnamen,
knipperen n en het pictogram voor de
betreffende kaart in het bedieningspaneel, verschijnt
er een knipperend j-pictogram in de zoeker en
wordt de ontspanknop uitgeschakeld.
De opname
kan beginnen zodra een nieuwe geheugenkaart is
geplaatst.
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de hoofdinstelschijf tot de
aanduiding voor de bracketingvoortgang en het W-pictogram niet langer worden
weergegeven.
Stapgrootte voor
witbalans
D-knop Secundaire
instelschijf
Bedieningspaneel
Weergave bedieningspaneel Aantal opn. Stapgrootte voor witbalans Bracketingvolgorde
31B 0/1B/2B
31A 0/2A/1A
21B 0/1B
21A 0/1A
3 1A, 1B 0/1A/1B
5 1A, 1B 0/2A/1A/1B/2B
139
t
❚❚ ADL-bracketing
De camera varieert Actieve D-Lighting voor een serie belichtingen.
Zie pagina 113 voor
meer informatie over Actieve D-Lighting.
1 Selecteer ADL-bracketing.
Kies ADL-bracketing voor persoonlijke instelling e6 Inst.
voor autom. bracketing.
2 Kies het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal
opnamen in de bracketingreeks te kiezen.
Kies twee opnamen om één foto te
maken met Actieve D-Lighting uitgeschakeld en een andere bij de waarde die
momenteel is geselecteerd voor Actieve D-Lighting in het opnamemenu (als
Active D-Lighting uit is, wordt de tweede opname met Actieve D-Lighting ingesteld
op Automatisch gemaakt).
Kies drie opnamen om een serie foto's te maken met
Actieve D-Lighting ingesteld op Uit, Normaal en Hoog.
D wordt in de zoeker weergegeven (zie rechts); het
bedieningspaneel toont d.
Aantal opnamen
Aanduiding
voortgang
bracketing
D-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
140
t
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera verandert Actieve D-Lighting beeld voor beeld,
overeenkomstig het geselecteerde bracketingprogramma.
Terwijl bracketing actief is, wordt een aanduiding voor de
voortgang van de bracketing in het bedieningspaneel
weergegeven.
Na elke opname verdwijnt een deel uit de
aanduiding: als het bracketingprogramma twee opnamen
bevat, verandert de aanduiding van naar en als het
programma drie opnamen bevat, verandert de aanduiding
van naar naar .
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de hoofdinstelschijf tot de
aanduiding voor de voortgang van de bracketing en het d-pictogram niet langer
worden weergegeven.
A ADL-bracketing
In de ontspanstanden continu lage snelheid en continu hoge snelheid pauzeert de opname nadat
het aantal opnamen, zoals gespecificeerd in het bracketingprogramma, werd vastgelegd.
De
opname wordt hervat zodra de ontspanknop de eerstvolgende keer wordt ingedrukt.
Telkens
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera het aantal opnamen dat is
geselecteerd in stap 2 op pagina 139, ongeacht de optie die is geselecteerd voor persoonlijke
instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen (0 237); het interval tussen de opnamen
wordt echter door persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Interval tussen opnamen
geregeld.
In andere standen wordt er een opname gemaakt telkens wanneer de ontspanknop
wordt ingedrukt.
Als de geheugenkaart vol is voordat de hele opnamereeks is gemaakt, kan het opnemen worden
hervat vanaf de volgende opnamereeks nadat de geheugenkaart is vervangen of opnamen zijn
verwijderd om ruimte op de geheugenkaart vrij te maken.
Als de camera wordt uitgeschakeld
voordat alle fotos in de reeks zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de volgende foto in de
serie nadat de camera weer is ingeschakeld.
141
t
Meervoudige belichting
Volg de onderstaande stappen om een serie van twee of drie opnamen in een enkele foto
vast te leggen.
Meervoudige belichtingen produceren kleuren die zichtbaar superieur
zijn ten opzichte van software-gegenereerde beeld-op-beeld fotografie van bestaande
beelden.
❚❚ Een meervoudige belichting aanmaken
Meervoudige belichtingen kunnen niet in livebeeld worden opgenomen.
Sluit livebeeld
af alvorens verder te gaan.
1 Selecteer Meervoudige belichting in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven. Markeer Meervoudige belichting in
het opnamemenu en druk op 2.
A Verlengde opnametijden
Verleng, voor een interval tussen belichtingen van meer dan 30 sec., de wachttijd voor het
uitschakelen van de meter met behulp van persoonlijke instelling c2 (Stand-by-timer, 0 237).
Het maximuminterval tussen belichtingen is 30 sec. langer dan de optie geselecteerd voor
persoonlijke instelling c2.
De opname eindigt automatisch als er gedurende een ingestelde
periode geen bewerkingen worden uitgevoerd en wordt er een meervoudige belichting
aangemaakt van de opnamen die tot op dat punt werden opgenomen.
(All
een stan
d
en
P
,
S
,
A
en
M)
G-knop
142
t
2 Selecteer een stand.
Markeer Stand voor meerv. belichting en
druk op 2.
Markeer een van de volgende opties en druk
op J.
Selecteer 6 Aan (reeks) om een reeks
meervoudige belichtingen te maken.
Meervoudige belichtingsopname wordt
voortgezet totdat u Uit voor Stand voor
meerv. belichting selecteert.
Selecteer Aan (één foto) om één meervoudige belichting te maken.
Normaal
opnemen wordt automatisch hervat nadat u een enkele HDR-foto hebt
gecreëerd.
Selecteer Uit om af te sluiten zonder extra meervoudige belichtingen te creëren.
Als Aan (reeks) of Aan (één foto) is
geselecteerd, wordt een n-pictogram in het
bedieningspaneel weergegeven.
3 Kies het aantal opnamen.
Markeer Aantal opnamen en druk op 2.
Druk op 1 of 3 en kies het aantal te
combineren belichtingen om één foto samen
te stellen en druk op J.
143
t
4 Kies de hoeveelheid versterking.
Markeer Automatische versterking en druk
op 2.
De volgende opties worden weergegeven.
Markeer een optie en druk op J.
Aan: versterking wordt aangepast aan het
werkelijke aantal vastgelegde belichtingen
(versterking voor elke belichting is ingesteld
op
1
/2 voor twee belichtingen,
1
/3 voor drie
belichtingen, enz.).
Uit: versterking wordt niet aangepast bij het opnemen van meervoudige
belichting.
Aanbevolen bij een donkere achtergrond.
5 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
In de ontspanstanden continu hoge snelheid en continu lage
snelheid (0 57) neemt de camera alle belichtingen in een
enkele serieopname op.
Als Aan (reeks) is geselecteerd, blijft
de camera meerdere belichtingen opnemen zo lang als de ontspanknop wordt
ingedrukt; als Aan (één foto) is geselecteerd, eindigt meervoudige
belichtingsopname na de eerste foto.
In de zelfontspannerstand registreert de
camera automatisch het aantal opnamen dat is geselecteerd in stap 3
op pagina 142, ongeacht de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling
c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen (0 237); het interval tussen opnamen
wordt echter geregeld door persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Interval
tussen opnamen.
In andere ontspanstanden wordt één foto gemaakt, elke keer
dat de ontspanknop wordt ingedrukt; ga door met het opnemen totdat alle
belichtingen zijn opgenomen (voor informatie over het onderbreken van een
meervoudige belichting voordat alle foto’s zijn vastgelegd, zie pagina 144).
Het n-pictogram knippert totdat de opname is beëindigd.
Als Aan (reeks) is geselecteerd, eindigt meervoudige
belichtingsopname alleen wanneer Uit is geselecteerd voor
de stand meervoudige belichting; als Aan (één foto) is
geselecteerd, eindigt meervoudige belichtingsopname
wanneer de meervoudige belichting is voltooid.
Het n-pictogram verdwijnt uit het
weergavescherm wanneer de meervoudige belichtingsopname wordt beëindigd.
144
t
❚❚ Meervoudige belichtingen onderbreken
Selecteer Uit voor de stand meervoudige belichting om een
meervoudige belichting te onderbreken voordat het
gespecificeerde aantal belichtingen is gemaakt.
Als de opname
eindigt voordat het gespecificeerde aantal belichtingen is
gemaakt, wordt een meervoudige belichting aangemaakt van de
belichtingen die tot op dat punt zijn opgenomen.
Als
Automatische versterking aan is, wordt de versterking aangepast aan het werkelijke
aantal vastgelegde opnamen.
Merk op dat de opname automatisch eindigt als:
er een reset met twee knoppen wordt uitgevoerd (0 131)
de camera uit is
de batterij leeg is
foto's zijn verwijderd
D Meervoudige belichtingen
Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens het opnemen van een meervoudige
belichting.
Meervoudige belichtingen kunnen niet in livebeeld worden opgenomen.
Het maken van foto's in
livebeeld zet Stand voor meerv. belichting terug naar Uit.
Er kan ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) op foto’s verschijnen die met Uit
geselecteerd voor automatische versterking (0 143) zijn gemaakt.
De informatie vermeld in het foto-informatiescherm (inclusief lichtmeting, belichting,
opnamestand, brandpuntsafstand, opnamedatum en cameraoriëntatie) is bedoeld voor de
eerste opname in de meervoudige belichting.
A Intervalfotografie
Als intervalfotografie is geactiveerd voordat de eerste belichting is gemaakt, neemt de camera de
belichtingen op bij het geselecteerde interval totdat het aantal belichtingen dat is gespecificeerd
in het meervoudige belichtingsmenu zijn gemaakt (het aantal opnamen weergegeven in het
intervalopnamemenu wordt genegeerd).
Deze opnamen worden dan als één foto vastgelegd en
intervalopname wordt beëindigd (als Aan (één foto) is geselecteerd voor de stand meervoudige
belichting wordt ook meervoudige belichtingsopname automatisch beëindigd).
A Overige instellingen
Terwijl er een meervoudige belichting wordt gemaakt, kunnen er geen geheugenkaarten worden
geformatteerd en worden bepaalde menu-items grijs weergegeven en kunnen deze niet worden
gewijzigd.
145
t
Intervalfotografie
De camera is uitgerust met intervalvoorinstellingen voor automatisch fotograferen.
1 Selecteer Intervalopname in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven. Markeer Intervalopname in het
opnamemenu en druk op 2.
2 Kies een starttijd.
Kies uit de volgende startmogelijkheden.
Markeer Nu en druk op 2 om de opname
onmiddellijk te starten.
De opname start
circa 3 sec. nadat de instelling is voltooid; ga
door naar stap 3.
Om een starttijd te kiezen, markeer Starttijd en
druk op 2 om de rechts weergegeven
starttijdopties weer te geven.
Druk op 4 of
2 om uren of minuten te markeren en druk
op 1 of 3 om te wijzigen.
Druk op 2 om
door te gaan.
3 Kies het interval.
Druk op 4 of 2 om uren, minuten of seconden
te markeren; druk op 1 of 3 om te wijzigen.
Kies een interval dat langer is dan de tijd die
nodig is voor het maken van het aantal
opnamen geselecteerd in stap 4.
Als het
interval te kort is, kan het aantal vastgelegde foto’s minder zijn dan het totaal dat is
vermeld in stap 4 (het aantal intervallen vermenigvuldigd met het aantal opnamen
per interval).
Druk op 2 om door te gaan.
D Voordat u gaat fotograferen
Selecteer niet zelfontspanner (E) of M
UP-ontspanstand bij het gebruik van de intervaltimer.
Maak
een testopname bij de huidige instellingen en bekijk de resultaten in de monitor voordat
intervalfotografie wordt gestart.
Selecteer, voor het kiezen van een starttijd, Tijdzone en datum in het setup-menu en zorg dat de
cameraklok op de juiste tijd en datum is ingesteld (0 265).
Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
Monteer de camera op een statief voordat de opname
start.
Om ervoor te zorgen dat de opname niet wordt onderbroken, moet de
EN-EL15-camerabatterij volledig opgeladen zijn.
Bij twijfel, laad voor gebruik de batterij op of
gebruik de EH-5b-lichtnetadapter en EP-5B-stroomaansluiting (apart verkrijgbaar).
G-knop
146
t
4 Kies het aantal intervallen en het aantal
opnamen per interval.
Druk op 4 of 2 om het aantal intervallen of
aantal opnamen te markeren. Druk op 1 of 3
om te wijzigen.
Druk op 2 om door te gaan.
5 Start de opname.
Markeer Aan en druk op J (markeer Uit en
druk op J om naar het opnamemenu terug te
keren zonder de intervaltimer te starten).
De
eerste serie opnamen wordt bij de
gespecificeerde starttijd gemaakt, of na
ongeveer 3 sec. als Nu werd geselecteerd voor Starttijd kiezen in stap 2.
De
opname wordt voortgezet met het geselecteerde interval tot alle opnamen werden
vastgelegd.
Omdat de sluitertijd, beeldsnelheid en benodigde tijd die nodig is voor
het vastleggen van beelden per interval kan variëren, kan de tijd tussen het einde
van het ene interval en het begin van het volgende interval variëren.
Als de
opname niet kan worden voortgezet bij de huidige instellingen (bijvoorbeeld als
sluitertijd Bulb (A) of Tijd (%) momenteel in opnamestand M is geselecteerd of
als de starttijd binnen een minuut begint), wordt een waarschuwing in de monitor
weergegeven.
D Geheugen is vol
Als de geheugenkaart vol is, blijft de intervaltimer actief maar worden er geen foto's gemaakt.
Hervat de opname (0 148) na het verwijderen van bepaalde foto’s of schakel de camera uit en
plaats een andere geheugenkaart.
A De zoeker afdekken
Verwijder de rubberen oogschelp en bedek de zoeker met het meegeleverde DK-5-oculairkapje
om te voorkomen dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de belichting (0 60).
Aantal
intervallen
Aantal
opnamen/
intervallen
Totaal
aantal
opnamen
147
t
A Intervalfotografie
Intervalfotografie kan niet worden gecombineerd met fotograferen met de afstandsbediening
door gebruik te maken van de optionele ML-L3-afstandsbediening (0 127), livebeeldfotografie
(0 153) of filmlivebeeld (0 161).
A Ontspanstand
Ongeacht de geselecteerde ontspanstand, maakt de camera het gespecificeerde aantal opnamen
bij elke interval.
In de continustanden worden foto's vastgelegd bij een snelheid die is vermeld
op pagina 58.
In stand S (enkel beeld) worden foto’s gemaakt bij een snelheid die is gekozen in
persoonlijke instelling d5 (Opnamesnelheid CL-stand, 0 239); in stand J wordt cameraruis
verminderd.
A Bracketing
Pas de bracketinginstellingen aan voordat intervalfotografie wordt gestart.
Als belichting, flitser
of ADL-bracketing van kracht is terwijl intervalfotografie in werking is, maakt de camera bij elke
interval het aantal opnamen in het bracketingprogramma, ongeacht het aantal opnamen dat is
gespecificeerd in het intervaltimermenu.
Als witbalansbracketing van kracht is terwijl
intervalfotografie in werking is, maakt de camera bij elk interval een opname in het
bracketingprogramma en verwerkt het om het aantal kopieën dat is gespecificeerd in het
bracketingprogramma aan te maken.
A Tijdens opname
Tijdens intervalfotografie knippert het Q-pictogram in het
bedieningspaneel.
Onmiddellijk voordat het volgende opname-interval
begint, toont de sluitertijdweergave het aantal resterende aantal
intervallen en de diafragmaweergave toont het aantal resterende
opnamen in het huidige interval.
Op andere momenten kunnen het
aantal resterende aantal intervallen en het aantal opnamen in elke interval worden bekeken door
de ontspanknop half in te drukken (zodra de knop wordt ontspannen, worden sluitertijd en
diafragma weergegeven totdat de stand-by-timer uitschakelt).
Selecteer Intervalopname tussen twee opnamen om de huidige
intervaltimerinstellingen te bekijken.
Terwijl intervalfotografie bezig is,
toont het intervaltimermenu de starttijd, het opname-interval en het
aantal intervallen en resterende opnamen.
Geen van deze items kan
worden gewijzigd terwijl intervalfotografie bezig is.
Foto’s kunnen worden weergegeven en opname- en menu-instellingen
kunnen vrij worden aangepast terwijl intervalfotografie bezig is.
Voorafgaand aan elke interval schakelt de monitor ongeveer vier seconden automatisch uit.
148
t
❚❚ Intervalfotografie pauzeren
Intervalfotografie kan worden gepauzeerd door:
op de J-knop te drukken tussen intervallen
Starten > Pauze te markeren in het intervaltimermenu en J in te drukken
de camera uit en vervolgens weer in te schakelen (indien gewenst kan de
geheugenkaart worden vervangen terwijl de camera is uitgeschakeld)
de zelfontspanner (E) of M
UP-ontspanstand te selecteren
Om de opname te hervatten:
1 Kies een nieuwe starttijd.
Kies een nieuwe starttijd zoals beschreven op
pagina 145.
2 Hervat de opname.
Markeer Herstarten en druk op J.
Merk op
dat wanneer intervalfotografie werd
gepauzeerd tijdens de opname, alle resterende
opnamen in het huidige interval worden
geannuleerd.
❚❚ Intervalfotografie onderbreken
Intervalopname beëindigt automatisch als de batterij leeg is.
Intervalfotografie kan
eveneens worden beëindigd door:
Starten > Uit in het intervaltimermenu te selecteren
een reset met twee knoppen uit te voeren (0 131)
Opnamemenu terugzetten in het opnamemenu (0 224) te selecteren
de bracketinginstellingen te wijzigen (0 133)
Normaal fotograferen zal worden hervat zodra intervalfotografie eindigt.
❚❚ Geen foto
De camera zal het huidige interval overslaan als een van de volgende situaties acht
seconden of langer voortduurt nadat het interval had moeten starten: de foto of foto’s
van het vorige interval zijn nog niet gemaakt, het buffergeheugen is vol of de camera kan
niet scherpstellen in AF-S of wanneer enkelvoudige servo-AF is geselecteerd in AF-A (merk
op dat de camera voorafgaand aan elke opname opnieuw scherpstelt).
De opname
wordt hervat bij het volgende interval.
149
t
Objectieven zonder CPU
Door de objectiefgegevens te specificeren (brandpuntsafstand en maximaal diafragma)
kan de gebruiker toegang verkrijgen tot verschillende functies van het CPU-objectief bij
het gebruik van objectieven zonder CPU.
Als de brandpuntsafstand van het objectief bekend is:
is powerzoom geschikt voor gebruik met de optionele flitsers SB-910, SB-900, SB-800,
SB-700 en SB-600.
staat de brandpuntsafstand van het objectief vermeld (met een sterretje) in het
informatiescherm voor fotoweergave
Als het maximaal diafragma van het objectief bekend is:
wordt de diafragmawaarde in het bedieningspaneel en in de zoeker weergegeven
het flitsniveau aangepast voor veranderingen in diafragma als de flitser de AA
(automatisch diafragma)-stand ondersteunt
staat het diafragma vermeld (met een sterretje) in het informatiescherm voor
fotoweergave
Als zowel de brandpuntsafstand als het maximaal diafragma van het objectief zijn
gespecificeerd:
is kleurenmatrixmeting ingeschakeld (merk op dat het noodzakelijk kan zijn gebruik te
moeten maken van centrumgerichte of spotmeting om nauwkeurige resultaten met
bepaalde objectieven tot stand te brengen, inclusief Reflex-NIKKOR-objectieven)
verbetert de nauwkeurigheid van centrumgerichte en spotmeting
en i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR
150
t
De camera kan gegevens van maximaal negen objectieven zonder CPU opslaan.
Om
gegevens voor objectieven zonder CPU in te voeren of te bewerken:
1 Selecteer Objectief zonder CPU.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven. Markeer Objectief zonder CPU in het
setup-menu en druk op 2.
2 Kies een objectiefnummer.
Markeer Objectiefnummer en druk op 4 of 2
om een objectiefnummer tussen 1 en 9 te
kiezen.
3 Voer de brandpuntsafstand en het
diafragma in.
Markeer Brandpuntsafstand (mm) of
Maximaal diafragma en druk op 4 of 2 om
het gemarkeerde item te bewerken.
Brandpuntsafstand kan worden geselecteerd
uit waarden tussen 6 en 4.000 mm en maximaal diafragma uit waarden tussen f/1.2
en f/22.
4 Sla de instellingen op en sluit af.
Druk op J.
De gespecificeerde brandpuntsafstand en het
diafragma worden onder het gekozen objectiefnummer
opgeslagen.
A Brandpuntsafstand niet vermeld
Als de juiste brandpuntsafstand niet vermeld staat, kies dan de dichtstbijzijnde waarde
groter dan de werkelijke brandpuntsafstand van het objectief.
A Teleconverters en Zoomlenzen
Het maximale diafragma voor teleconverters is de combinatie van maximaal diafragma van
de teleconverter en het objectief.
Merk op dat de objectiefgegevens niet worden
aangepast wanneer objectieven zonder CPU worden in- of uitgezoomd.
De gegevens voor
verschillende brandpuntsafstanden kunnen als afzonderlijke objectiefnummers worden
ingevoerd, of de gegevens voor het objectief kunnen worden bewerkt om de nieuwe
waarden voor de brandpuntsafstand van het objectief en maximaal diafragma aan te
duiden, telkens wanneer zoom wordt aangepast.
G-knop
151
t
Om objectiefgegevens tijdens het gebruik van objectieven zonder CPU op te roepen:
1 Wijs een objectiefnummerselectie zonder CPU toe aan een
camerabesturing.
Selecteer Nr. object. zonder CPU kiezen als optie “Indrukken + instelschijven”
voor een camerabesturing in het menu persoonlijke instellingen.
Nummerselectie
van een objectief zonder CPU kan worden toegewezen aan de Fn-knop
(persoonlijke instelling f2, Fn-knop toewijzen, 0 253), de voorbeeldknop
scherptediepte (persoonlijke instelling f3, Voorbeeldknop toewijzen, 0 255) of
de A AE-L/AF-L-knop (persoonlijke instelling f4, AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 256).
2 Gebruik de geselecteerde besturing om een objectiefnummer te kiezen.
Druk op de geselecteerde knop en draai aan de hoofdinstelschijf of secundaire
instelschijf totdat het gewenste objectiefnummer in het bedieningspaneel wordt
weergegeven.
Brandpuntsafstand
Maximaal
diafragma
Objectiefnummer
Fn-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
152
t
Een GPS-apparaat gebruiken
Een optioneel GP-1 GPS-apparaat kan worden verbonden met de accessoire-aansluiting
van de camera (0 310) met behulp van de kabel meegeleverd met het GPS-apparaat,
zodat informatie over de huidige positie van de camera kan worden opgeslagen wanneer
foto’s worden vastgelegd.
Schakel de camera uit alvorens het GPS-apparaat te
verbinden; voor meer informatie, zie de gebruikshandleiding die is meegeleverd met het
GPS-apparaat.
❚❚ Opties voor het setup-menu
Het GPS-item in het setup-menu bevat de hieronder vermeld opties.
Stand-by-timer: kies of de belichtingsmeters automatisch uitschakelen zodra een
GPS-apparaat wordt bevestigd.
Positie: deze optie is alleen beschikbaar als een GPS-apparaat is verbonden, wanneer
het de huidige breedtegraad, lengtegraad, hoogte en UTC (Coordinated Universal
Time) weergeeft zoals aangegeven door de GPS.
Cameraklok instellen via GPS: selecteer Ja om de cameraklok met de geregistreerde tijd van
het GPS-apparaat te synchroniseren.
Optie Beschrijving
Inschakelen
Belichtingsmeters schakelen automatisch uit als er geen handelingen worden
uitgevoerd gedurende de periode die is geselecteerd in persoonlijke instelling
c2 (Stand-by-timer, 0 237; om de camera genoeg tijd te geven om de
GPS-gegevens op te halen, wordt de vertraging met een minuut verlengd na het
activeren van de belichtingsmeters of het inschakelen van de camera).
Hierdoor
wordt de gebruiksduur van de batterij verlengd.
Uitschakelen De belichtingsmeters schakelen niet uit terwijl een GPS-apparaat is verbonden.
A Coordinated Universal Time (UTC)
UTC-gegevens zijn afkomstig van het GPS-apparaat en staan los van de cameraklok.
A Het n-pictogram
De verbindingsstatus wordt aangeduid door het n-pictogram:
n (statisch): de camera heeft communicatie met het GPS-apparaat tot
stand gebracht.
Foto-informatie voor foto’s gemaakt terwijl dit
pictogram wordt weergegeven, bevat een extra pagina met
GPS-gegevens (0 191).
n (knipperen): het GPS-apparaat zoekt naar een signaal.
Foto’s
gemaakt terwijl het pictogram knippert, bevatten geen
GPS-gegevens.
Geen pictogram: er werden geen nieuwe GPS-gegevens ontvangen door het GPS-apparaat
gedurende ten minste twee seconden.
Foto’s gemaakt terwijl het n-pictogram niet wordt
weergegeven, bevatten geen GPS-gegevens.
153
x
x
Livebeeldfotografie
Voer de onderstaande stappen uit om foto’s in livebeeld vast te leggen.
1 Draai de livebeeldselectieknop naar
C (livebeeldfotografie).
2 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld door het objectief
wordt weergegeven in de cameramonitor.
Het onderwerp
zal niet langer zichtbaar zijn in de zoeker.
3 Positioneer het scherpstelpunt.
Positioneer het scherpstelpunt boven uw onderwerp, zoals beschreven op
pagina 155.
4 Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
Het scherpstelpunt knippert groen terwijl de camera
scherpstelt.
Als de camera kan scherpstellen, wordt het
scherpstelpunt groen weergegeven; als de camera niet kan
scherpstellen, knippert het scherpstelpunt rood (merk op dat
het vastleggen van foto's tevens mogelijk is als het
scherpstelpunt rood knippert; controleer voorafgaand aan
het fotograferen de scherpstelling in de monitor).
Belichting
kan worden vergrendeld door op de A AE-L/AF-L-knop te
drukken (0 84); scherpstelling vergrendelt terwijl de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
In de M-stand kan de belichting worden aangepast met hulp van een
belichtingsaanduiding (0 51).
D De zoeker bedekken
Verwijder de rubberen oogschelp en dek de zoeker af met het
meegeleverde DK-5-oculairkapje alvorens opnamen te maken. Dit
voorkomt dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op
de belichting (0 60).
Livebeeldselectieknop
a-knop
A AE-L/AF-L-knop
154
x
5 Maak de foto.
Druk de ontspanknop volledig in om te fotograferen.
De
monitor zal uitschakelen.
6 Sluit de livebeeldstand af.
Druk op de a-knop om de livebeeldstand af te sluiten.
D Livebeeld beëindigen
Livebeeld eindigt automatisch als het objectief wordt verwijderd.
Om schade aan de
interne schakelingen van de camera te voorkomen, kan het zijn dat livebeeld automatisch
wordt beëindigd; sluit livebeeld af wanneer de camera niet in gebruik is.
Merk op dat de
temperatuur van de interne schakelingen van de camera kan stijgen en dat er in de
volgende gevallen ruis (heldere vlekken, willekeurige heldere pixels of waas) te zien kan
zijn (de camera kan ook voelbaar warm worden, maar dit duidt niet op een storing):
als de omgevingstemperatuur te hoog is
als de camera voor langere tijd in livebeeld of voor het opnemen van films is gebruikt
als de camera voor langere tijd in continue ontspanstand is gebruikt
Als livebeeld niet start wanneer u livebeeld probeert te starten, wacht dan totdat de interne
schakelingen zijn afgekoeld en probeer het vervolgens opnieuw.
A Films
Filmopname is niet beschikbaar tijdens livebeeldfotografie en bij het indrukken van de
filmopnameknop gebeurt er niets.
Selecteer filmlivebeeld (0 161) om films vast te leggen.
155
x
In livebeeld scherpstellen
Draai om scherp te stellen met behulp van autofocus, de
selectieknop voor de scherpstelstand naar AF en volg de
onderstaande stappen om autofocus en AF-veldstanden
te kiezen.
Voor informatie over handmatig scherpstellen,
zie pagina 159.
❚❚ Een scherpstelstand kiezen
De volgende scherpstelstanden zijn beschikbaar in livebeeld (merk op dat fulltime-servo-
AF niet beschikbaar is in de standen g en i):
Druk op de AF-standknop om een autofocusstand te kiezen en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat de gewenste stand in de monitor wordt weergegeven.
Stand Beschrijving
AF-S
Enkelvoudige servo-AF: voor niet-bewegende onderwerpen.
Scherpstelling vergrendelt
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
AF-F
Fulltime-servo-AF: voor bewegende onderwerpen.
De camera stelt continu scherp totdat de
ontspanknop wordt ingedrukt.
Scherpstelling vergrendelt wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt.
AF-standknop Hoofdinstelschijf Monitor
D Autofocus in livebeeld gebruiken
Gebruik een AF-S-objectief.
De gewenste resultaten zijn mogelijk niet haalbaar met ander
objectieven of teleconverters.
Merk op dat in livebeeld autofocus trager is en de monitor lichter
of donkerder kan worden terwijl de camera scherpstelt.
Het scherpstelpunt wordt soms groen
weergegeven wanneer de camera niet kan scherpstellen.
In de volgende situaties is de camera
mogelijk niet in staat scherp te stellen:
als het onderwerp lijnen parallel aan de lange rand van het beeld bevat
als het onderwerp over te weinig contrast beschikt
als het onderwerp in het scherpstelpunt gebieden bevat met sterk contrasterende helderheid,
of spotverlichting of neonverlichting of een andere lichtbron bevat dat van helderheid
verandert
als flikkeringen of banden verschijnen bij tl-verlichting, kwikdamplampen,
natriumdamplampen of vergelijkbare verlichting
als een kruisfilter (ster) of ander speciaal filter wordt gebruikt
als het onderwerp kleiner lijkt dan het scherpstelpunt
als het onderwerp wordt gedomineerd door regelmatige geometrische patronen (bijv.
jaloezieën of een rij ramen in een wolkenkrabber)
als het onderwerp beweegt
Selectieknop voor
scherpstelstand
156
x
❚❚ Een AF-veldstand kiezen
In andere standen dan i kunnen de volgende AF-veldstanden worden geselecteerd in
livebeeld (merk op dat AF met meevolgende scherpstelling niet beschikbaar is in de
standen %, g en u):
Druk op de AF-standknop om een autofocusstand te kiezen en draai aan de secundaire
instelschijf totdat de gewenste stand in de monitor wordt weergegeven.
Stand Beschrijving
!
Gezichtprioriteit-AF: gebruik voor portretten.
De camera detecteert en stelt automatisch
scherp op portretonderwerpen; het geselecteerde onderwerp wordt aangeduid door een
dubbele gele rand (bij het detecteren van meerdere gezichten, maximaal 35, stelt de
camera scherp op het dichtstbijzijnde onderwerp; gebruik de multi-selector om een ander
onderwerp te kiezen).
Als de camera het onderwerp niet langer kan detecteren
(bijvoorbeeld omdat het onderwerp zich heeft weggedraaid van de camera), wordt de
rand niet langer weergegeven.
$
Breedveld-AF: gbruik voor het uit de hand fotograferen van landschappen en andere
onderwerpen die niet als portretten worden beschouwd.
Gebruik de multi-selector om
het scherpstelpunt door het gehele beeld te bewegen, of druk op J om het
scherpstelpunt in het midden van het beeld te plaatsen.
%
Normaal veld-AF: gebruik voor nauwkeurige scherpstelling op een geselecteerde plek in het
beeld.
Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt door het gehele beeld te
bewegen, of druk op J om het scherpstelpunt in het midden van het beeld te plaatsen.
Een statief wordt aanbevolen.
&
AF met meevolg. scherpst.: plaats het scherpstelpunt over uw onderwerp en druk op J.
Het
scherpstelpunt volgt het geselecteerde onderwerp als het door het beeld beweegt.
Druk
opnieuw op J om het volgen te beëindigen.
Merk op dat de camera mogelijk niet in staat
is onderwerpen te volgen die snel bewegen, het beeld verlaten of andere voorwerpen
bedekken, zichtbaar in grootte, kleur of helderheid veranderen of te klein, te groot, te
helder, te donker of over dezelfde kleur of helderheid beschikken als de achtergrond.
AF-standknop Secundaire
instelschijf
Monitor
157
x
De P-knop gebruiken
De hieronder vermelde opties zijn toegankelijk door
het indrukken van de P-knop tijdens
livebeeldfotografie.
Markeer items met behulp van
de multi-selector en druk op 2 om opties voor het
gemarkeerde item te bekijken.
Druk op J om af te
sluiten na het kiezen van de gewenste instelling.
Optie Beschrijving
Beeldveld
Kies uit DX (24×16)- en 1,3× (18×12)-
beeldvelden (0 63).
Beeldkwaliteit Kies beeldkwaliteit (0 66).
Beeldformaat Kies beeldformaat (0 68).
Picture Control instellen
Kies een Picture Control (0 105).
Actieve D-Lighting
Pas Actieve D-Lighting aan om details in hoge lichten en schaduwen te
behouden (0 113).
Afstandsbedieningsstand
(ML-L3)
Kies uit de standen Vertraagd op afstand,
Direct op afstand en Spiegel omhoog op
afstand voor fotograferen met de
afstandsbediening door gebruik te maken van
de optionele ML-L3-afstandsbediening
(0 127).
Monitorhelderheid
Druk op 1 of 3 om de monitorhelderheid
voor livebeeld aan te passen.
Wijzigingen aan
de monitorhelderheid hebben geen invloed
op foto’s die met de camera zijn vastgelegd.
P-knop
158
x
De livebeeldweergave: livebeeldfotografie
Opmerking: Alle aanduidingen in de weergave branden voor illustratieve doeleinden.
Item Beschrijving 0
q
Resterende tijd
De resterende tijd voordat livebeeld automatisch stopt.
Wordt
weergegeven als de opname binnen 30 sec. of minder wordt
beëindigd.
160
w
Autofocusstand De huidige autofocusstand. 155
e
AF-veldstand De huidige AF-veldstand. 156
r
Scherpstelpunt
Het huidige scherpstelpunt.
De weergave wisselt met de optie
die is geselecteerd voor AF-veldstand.
153
t
Belichtingsaanduiding
Duidt aan of de foto onder- of overbelicht zal zijn bij de huidige
instellingen (alleen M-stand).
51
A Belichting
Afhankelijk van het onderwerp kan de belichting verschillen van de belichting die zou zijn
verkregen wanneer livebeeld niet wordt gebruikt.
Lichtmeting in livebeeld wordt aangepast voor
livebeeldweergave en er worden foto's geproduceerd waarvan de belichting sterk overeenkomt
met wat er zichtbaar is in de monitor.
In de standen P, S, A, M en % kan de belichting worden
aangepast met ±5 LW (0 86).
Merk op dat de effecten van waarden boven +3 LW of onder
–3 LW niet als voorbeeld in de monitor kunnen worden bekeken.
A Zie ook
Zie pagina 98 voor informatie over het meten van een waarde voor witbalansvoorinstelling
tijdens livebeeld.
r
t
q
e
w
159
x
De informatieweergave: livebeeldfotografie
Druk op de R-knop om aanduidingen in de monitor te verbergen of weer te geven
tijdens livebeeldfotografie.
Handmatige scherpstelling
Draai aan de scherpstelring van het objectief totdat het
onderwerp scherp is om scherp te stellen in de handmatige
scherpstelstand (0 78).
Druk voor nauwkeurige scherpstelling op de X (T)-knop om
het beeld in de monitor tot ongeveer 19× te vergroten.
Terwijl het
beeld door het objectief wordt ingezoomd, verschijnt een
navigatiescherm in een grijs beeld in de rechterbenedenhoek van
het scherm.
Gebruik de multi-selector om door de delen van het
beeld te bladeren die niet zichtbaar zijn in de monitor (alleen
beschikbaar als breedveld-AF of normaal veld-AF wordt
geselecteerd voor AF-veldstand) of druk op W (S) om uit te
zoomen.
Informatie aan Informatie uit
Virtuele horizon (0 269) Hulplijnen
X (T)-knop
Navigatievenster
160
x
A Objectieven zonder CPU
Zorg ervoor dat bij het gebruik van objectieven zonder CPU de brandpuntsafstand en het
maximaal diafragma worden ingevoerd met behulp van de optie Objectief zonder CPU in het
setup-menu (0 149).
Objectieven zonder CPU kunnen alleen in de standen A en M worden
gebruikt (0 47); diafragma kan worden aangepast met behulp van de diafragmaring van het
objectief.
D De livebeeldweergave
Hoewel ze niet op de definitieve foto verschijnen, kunnen gekartelde randen, valse kleuren, moiré
en heldere vlekken in de monitor verschijnen, terwijl in bepaalde velden met knipperende tekens
en andere met tussenpozen verschijnende lichtbronnen heldere banden kunnen verschijnen of
als het onderwerp kort door een flits of andere heldere, kortstondige lichtbron wordt verlicht.
Bovendien kan vertekening voorkomen als de camera horizontaal wordt gepand of een
onderwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt. Flikkeringen en banden die zichtbaar zijn
in de monitor onder tl-licht, kwikdamplampen of natriumdamplampen kunnen worden
verminderd met behulp van Flikkerreductie (0 264), ondanks dat ze in de definitieve foto nog
steeds zichtbaar kunnen zijn bij bepaalde sluitertijden.
Richt de camera niet naar de zon of
andere sterke lichtbronnen tijdens het opnemen in livebeeldstand.
Het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de interne schakelingen van de camera tot gevolg
hebben.
D De tellerweergave
Dertig sec. voordat livebeeld automatisch eindigt wordt een teller weergegeven (0 158; de timer
wordt rood als livebeeld op het punt staat te eindigen om de interne schakelingen te beschermen
of als er een andere optie dan Geen limiet is geselecteerd voor persoonlijke instelling
c4—Monitor uit > Livebeeld; 0 238—5 sec. voordat de monitor automatisch wordt
uitgeschakeld).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden wordt de timer soms onmiddellijk
weergegeven wanneer livebeeld is geselecteerd.
Merk op dat ondanks het niet verschijnen van
de teller tijdens het afspelen, livebeeld alsnog automatisch zal eindigen wanneer de timer
afloopt.
A HDMI
Als de camera is verbonden met een HDMI-videoapparaat tijdens livebeeldfotografie, blijft de
cameramonitor ingeschakeld en wordt het beeld dat door het objectief te zien is op het
videoapparaat weergegeven.
Als het apparaat HDMI-CEC ondersteunt, selecteer Uit voor de
optie HDMI > Apparaatbesturing in het setup-menu (0 216) alvorens opnamen te maken in
livebeeld.
161
y
y
Filmlivebeeld
Films kunnen worden opgenomen in livebeeld.
1 Draai de selectieknop voor livebeeld naar
1 (filmlivebeeld).
2 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld dat zichtbaar is door
het objectief wordt weergegeven in de cameramonitor, zoals
het ook in de werkelijke film te zien zou zijn, aangepast voor
de belichtingseffecten.
Het onderwerp zal niet langer
zichtbaar zijn in de zoeker.
3 Kies een scherpstelstand (0 155).
4 Kies een AF-veldstand (0 156).
A Het 0-pictogram
Een 0-pictogram (0 165) geeft aan dat er geen films kunnen worden opgenomen.
A Voordat u gaat opnemen
Kies voor het opnemen een diafragma (alleen standen A en M, 0 50, 51) en, indien gewenst,
een kleurruimte (0 227).
Livebeeldselectieknop
a-knop
162
y
5 Stel scherp.
Kadreer de openingsopname en stel scherp zoals beschreven
in stap 3 en 4 op pagina 153 (zie pagina 155 voor meer
informatie over het scherpstellen in filmlivebeeld).
Merk op
dat het aantal te detecteren onderwerpen in gezichtprioriteit-AF afneemt in
filmlivebeeld.
6 Start de opname.
Druk op de filmopnameknop om de opname te starten.
Een
opnameaanduiding en de beschikbare tijd worden
weergegeven in de monitor.
Belichting wordt ingesteld met
behulp van matrixmeting en kan worden vergrendeld door
de A AE-L/AF-L-knop (0 84) in te drukken of (in de standen
P, S, A en %) worden aangepast met maximaal ±3 LW in
stappen van
1
/3 LW door de E-knop in te drukken en aan de
hoofdinstelschijf te draaien (0 86).
In de autofocusstand
kan de scherpstelling worden vergrendeld door de
ontspanknop half in te drukken.
A Belichting
De volgende instellingen kunnen in filmlivebeeld worden aangepast:
Diafragma Sluitertijd ISO-gevoeligheid Belichtingscorrectie
P, S, A, % ——
M ✔✔
Overige opnamestanden
In de M-stand kan ISO-gevoeligheid worden ingesteld op waarden tussen 100 en Hi 2 en
sluitertijd op waarden tussen
1
/25 sec. en
1
/8.000 sec. (de langst beschikbare sluitertijd
varieert afhankelijk van de beeldsnelheid; 0 169).
In andere standen worden sluitertijd en
ISO-gevoeligheid automatisch aangepast.
Sluit en herstart filmlivebeeld als het resultaat
over- of onderbelicht is.
Filmopnameknop
Opnameaanduiding
Resterende tij
d
163
y
7 Beëindig de opname.
Druk opnieuw op de filmopnameknop om de opname te
beëindigen.
De opname wordt automatisch beëindigd
wanneer de maximale lengte is bereikt of wanneer de
geheugenkaart vol is.
8 Sluit de livebeeldstand af.
Druk op de a-knop om de livebeeldstand af te sluiten.
A Maximale lengte
De maximale lengte voor individuele filmbestanden bedraagt 4 GB (voor maximale
opnametijden, zie 169); merk op dat afhankelijk van de schrijfsnelheid van de
geheugenkaart de opname mogelijk eindigt voordat deze lengte is bereikt (0 347).
A Foto’s maken
Druk de ontspanknop helemaal in om een foto te maken terwijl de opname aan de gang is
(indien gewenst kan de opname-informatieweergave aan de Fn-knop, voorbeeldknop
scherptediepte of A AE-L/AF-L-knop worden toegewezen en aan de knop die wordt gebruikt
om fotografie-instellingen weer te geven alvorens op te nemen; 0 259, 260).
De
filmopname eindigt (de tot op dat punt opgenomen filmopnamen worden opgeslagen) en
de camera keert terug naar livebeeld.
De foto wordt bij de huidige beeldveldinstelling
vastgelegd, waarbij een uitsnede met een beeldverhouding van 16 : 9 wordt gebruikt.
Foto’s worden met uitgeschakelde flitser gemaakt.
Merk op dat de belichting voor foto's
niet vooraf tijdens filmlivebeeld kan worden bekeken; stand P, S of A wordt aanbevolen,
maar nauwkeurige resultaten kunnen in de M-stand worden verkregen door de Fn-knop,
voorbeeldknop scherptediepte of de A AE-L/AF-L-knop te gebruiken (0 259, 260) om
opname-informatie weer te geven en de belichtingsaanduiding te controleren.
Belichtingscorrectie voor de foto kan worden ingesteld op waarden tussen –5 en +5 LW,
maar enkel waarden tussen –3 en +3 kunnen vooraf in de monitor worden bekeken
(standen P, S, A en %; 0 86).
D De tellerweergave
Een teller wordt 30 sec. voor het automatisch beëindigen van livebeeld weergegeven
(0 158).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, kan de timer onmiddellijk
verschijnen wanneer de filmopname begint.
Merk op dat ongeacht de hoeveelheid op te
nemen beschikbare tijd, livebeeld alsnog automatisch zal eindigen wanneer de timer
afloopt.
Wacht totdat alle interne schakelingen zijn afgekoeld voordat het opnemen van
een film wordt hervat.
164
y
De P-knop gebruiken
De hieronder vermelde opties zijn toegankelijk door
de P-knop in te drukken voordat de opname begint
in filmlivebeeld (bij het indrukken van de P-knop
terwijl de opname aan de gang is, gebeurt er niets).
Markeer items met behulp van de multi-selector en
druk op 2 om opties voor het gemarkeerde item te
bekijken.
Druk op J om af te sluiten na het kiezen
van de gewenste instelling.
Optie Beschrijving
Beeldveld
Kies uit DX (24×16)- en 1,3× (18×12)-
beeldvelden (0 63).
Picture Control instellen
Kies een Picture Control (0 105).
Monitorhelderheid
Druk op 1 of 3 om de monitorhelderheid
voor livebeeld aan te passen.
Wijzigingen aan
de monitorhelderheid hebben geen invloed
op films die met de camera zijn vastgelegd.
Beeldformaat/beeldsnelheid Selecteer een beeldformaat en -snelheid (0 169).
Filmkwaliteit Kies filmkwaliteit (0 169).
Microfoon
Druk op 1 of 3 om de
microfoongevoeligheid aan te passen
(0 169).
Zowel de ingebouwde microfoon als
optionele ME-1-stereomicrofoon worden
beïnvloed.
Bestemming
Als er twee kaarten zijn geplaatst, kunt u de kaart kiezen waarop de
films zijn opgenomen (0 169).
Volume hoofdtelefoon
Wordt alleen weergegeven wanneer een
hoofdtelefoon van een ander merk op de
hoofdtelefoonaansluiting is aangesloten.
Druk op 1 of 3 om het volume van de
hoofdtelefoon aan te passen (0 165).
P-knop
166
y
De informatieweergave: filmlivebeeld
Druk op de R-knop om aanduidingen in de monitor te verbergen of weer te geven
tijdens filmlivebeeld.
Informatie aan Informatie uit
Virtuele horizon (0 269) Hulplijnen
A Zie ook
Beeldformaat, microfoongevoeligheid en opties voor de kaartsleuf zijn eveneens beschikbaar in
het menu Filminstellingen (0 169).
Scherpstelling kan handmatig worden aangepast, zoals
beschreven op pagina 159.
De functies uitgevoerd door de J, Fn-knop, voorbeeldknop
scherptediepte en A AE-L/AF-L-knop kunnen worden gekozen met behulp van persoonlijke
instellingen f1 (OK-knop; 0 252), g1 (Fn-knop toewijzen; 0 259), g2 (Voorbeeldknop
toewijzen; 0 260) en respectievelijk g3 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 260) (met de laatste drie
opties kunt u tevens de belichting vergrendelen zonder een knop ingedrukt te houden).
Persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen; 0 260) regelt of de ontspanknop kan
worden gebruikt om filmlivebeeld te starten of om filmopname te starten en te eindigen.
167
y
Beeldveld
Ongeacht de geselecteerde optie voor Beeldveld in het opnamemenu (0 63), hebben
alle films en foto's opgenomen in filmlivebeeld (0 161) een beeldverhouding van 16 : 9.
Het selecteren van 1,3× (18×12) verkleint echter de beeldhoek en vergroot de
waarschijnlijke brandpuntsafstand van het objectief.
Er wordt een c-pictogram
weergegeven wanneer 1,3× (18×12) is geselecteerd.
DX (24×16) 1,3× (18×12)
A Filmlivebeeldfoto’s
De volgende tabel toont het formaat van foto’s die zijn gemaakt in filmlivebeeld:
Beeldveld Optie formaat/beeldkwaliteit Grootte (pixels) Afdrukformaat (cm)
*
DX (24×16)
Groot 6.000 × 3.368 50,8 × 28,5
Middel 4.496 × 2.528 38,1 × 21,4
Klein 2.992 × 1.680 25,3 × 14,2
1,3× (18×12)
Groot 4.800 × 2.696 40,6 × 22,8
Middel 3.600 × 2.024 30,5 × 17,1
Klein 2.400 × 1.344 20,3 × 11,4
* Geschat formaat bij een afdruk van 300 dpi.
Het afdrukformaat in inches is gelijk aan het
beeldformaat in pixels gedeeld door de printerresolutie in dots per inch
(dpi; 1 inch = circa 2,54 cm).
Beeldkwaliteit wordt bepaald door de optie die is geselecteerd voor Beeldkwaliteit in het
opnamemenu (0 66).
168
y
A HDMI
Als de camera wordt verbonden met een HDMI-apparaat (0 215), wordt het beeld dat door het
objectief te zien is zowel in de cameramonitor als op het HDMI-apparaat weergegeven.
Aanduidingen in de monitor en op het HDMI-apparaat kunnen worden verborgen of
weergegeven met behulp van de R-knop.
Selecteer Uit voor HDMI > Apparaatbesturing in het
setup-menu om livebeeld te gebruiken wanneer de camera met een HDMI-CEC-apparaat is
verbonden (0 216).
Als 1920×1080; 60i, 1920×1080; 50i, 1280×720; 60p of 1280×720; 50p is
geselecteerd voor Beeldformaat/beeldsnelheid, zal de monitor uitschakelen wanneer de
camera met een HDMI-videoapparaat is verbonden.
A Op afstand films opnemen
Als Films opnemen is geselecteerd voor persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen,
0 260), dan kunnen de ontspanknoppen op optionele afstandsbedieningskabels of optionele
draadloze afstandsbedieningen (0 309, 310) worden gebruikt om filmlivebeeld te starten en de
filmopname te starten en te beëindigen.
D Films opnemen
Flikkeringen, banden of vertekeningen kunnen in de monitor en in de uiteindelijke film onder
fluorescerende lampen of lampen met kwikdamp of natrium zichtbaar zijn, of wanneer de camera
horizontaal wordt bewogen of een voorwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt (voor
informatie over het verminderen van flikkeringen en banden, zie Flikkerreductie, 0 264).
Er
kunnen ook gekartelde randen, valse kleuren, moiré en heldere vlekken zichtbaar zijn.
Heldere
banden kunnen in bepaalde delen van het beeld met knipperende borden en andere
onderbroken lichtbronnen verschijnen of als het onderwerp kort door een flits of een andere
heldere, kortstondige lichtbron wordt verlicht.
Richt de camera niet naar de zon of andere sterke
lichtbronnen tijdens het opnemen van films.
Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan schade aan de interne schakelingen van de camera tot gevolg hebben.
Merk op dat ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) en onverwachte kleuren kunnen
verschijnen als u inzoomt op het beeld dat door het objectief (0 159) zichtbaar is tijdens
filmlivebeeld.
De camera kan zowel video als geluid opnemen; dek de microfoon niet af tijdens een opname.
Merk op dat de ingebouwde microfoon mogelijk objectiefgeluiden opneemt tijdens autofocus en
vibratiereductie.
Er kan geen flitslicht worden gebruikt tijdens filmlivebeeld.
De opname eindigt automatisch als het objectief wordt verwijderd of als er aan de standknop
wordt gedraaid.
Livebeeld wordt mogelijk automatisch beëindigd om schade aan de interne schakelingen te
voorkomen; sluit livebeeld af wanneer de camera niet in gebruik is.
Merk op dat de temperatuur
van de interne schakelingen van de camera kan stijgen en dat er in de volgende gevallen ruis
(heldere vlekken, willekeurige heldere pixels of waas) te zien kan zijn (de camera kan ook voelbaar
warm worden, maar dit duidt niet op een storing):
als de omgevingstemperatuur te hoog is
als de camera voor langere tijd in livebeeld of voor het opnemen van films is gebruikt
als de camera voor langere tijd in continue ontspanstand is gebruikt
Als livebeeld niet start wanneer u livebeeld of een filmopname probeert te starten, wacht dan
totdat de interne schakelingen zijn afgekoeld en probeer het vervolgens opnieuw.
169
y
Filminstellingen
Gebruik de optie Filminstellingen in het opnamemenu om de volgende instellingen aan
te passen.
Beeldformaat/beeldsnelheid, Filmkwaliteit: kies uit de volgende opties:
Microfoon: schakel de ingebouwde of optionele ME-1-stereomicrofoon in of uit, of pas
de microfoongevoeligheid aan.
Kies Automatische gevoeligheid om de
gevoeligheid automatisch aan te passen, Microfoon uit om geluidsopname uit te
schakelen; om de microfoongevoeligheid handmatig te selecteren, selecteer
Handmatige gevoeligheid en kies een gevoeligheid.
Bestemming: kies de sleuf waarin films zijn opgenomen.
Het menu
toont de beschikbare tijd op elke kaart; de opname eindigt
automatisch zodra er geen tijd resteert.
Beeldformaat/beeldsnelheid Filmkwaliteit
Maximale lengte
( hoge kwaliteit/
normaal)
Beeldformaat (pixels) Beeldsnelheid
*
Maximale bitsnelheid (Mbps)
( hoge kwaliteit/normaal)
v/8 1.920 × 1.080 60i
24/12
20 min./
29 min. 59 sec.
w/9 1.920 × 1.080 50i
o/1 1.920 × 1.080 30p
p/2 1.920 × 1.080 25p
q/3 1.920 × 1.080 24p
r/4 1.280 × 720 60p
s/5 1.280 × 720 50p
* Vermelde waarde. Werkelijke beeldsnelheden voor 60 p, 50 p, 30 p, 25 p en 24 p zijn respectievelijk 59,94;
50; 29,97; 25 en 23,976 bps.
A Beeldformaat/beeldsnelheid
De instellingen 1920×1080; 60i en 1920×1080; 50i zijn niet beschikbaar voor
Filminstellingen > Beeldformaat/beeldsnelheid wanneer DX (24×16) is geselecteerd voor
Beeldveld in het opnamemenu (0 63). Deze instellingen zijn toegankelijk door Beeldveld in te
stellen op 1,3× (18×12). Door DX (24×16) voor Beeldveld te kiezen wanneer een van deze opties
in werking is, zorgt ervoor dat Beeldformaat/beeldsnelheid wordt teruggezet naar 1920×1080;
30p (indien 1920×1080; 60i is geselecteerd) of naar 1920×1080; 25p (indien 1920×1080; 50i is
geselecteerd).
170
y
1 Selecteer Filminstellingen.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
Markeer Filminstellingen in het
opnamemenu en druk op 2.
2 Kies filmopties.
Markeer het gewenste item en druk op 2 en
markeer vervolgens een optie en druk op J.
D Beeldformaat en -snelheid
Beeldformaat en -snelheid hebben invloed op de verdeling en hoeveelheid ruis (willekeurige
heldere pixels, waas of heldere vlekken).
G-knop
171
y
Films bekijken
In schermvullende weergave (0 185) worden films aangeduid door een 1-pictogram.
Druk op J om weergave te starten.
De volgende bewerkingen kunnen worden uitgevoerd:
1-pictogram Tijdsduur Huidige positie/totale tijdsduur
Filmvoortgangsbalk Volume Gids
Functie Knop Beschrijving
Pauze Afspelen pauzeren.
Afspelen J
Het afspelen hervatten wanneer de film wordt gepauzeerd of
tijdens achteruit/vooruit.
Achteruit/vooruit
De snelheid neemt toe bij elke druk op
de knop, van 2× naar 4× naar 8× naar
16×; houd deze knop ingedrukt om naar het begin of het einde
van de film (eerste beeld wordt aangeduid door h in de
rechterbovenhoek van de monitor en het laatste beeld door i)
te gaan.
Als het afspelen wordt gepauzeerd, gaat de film met
één beeld tegelijk achteruit of vooruit; houd deze knop
ingedrukt om continu achteruit of vooruit te gaan.
Sla 10 sec. over
Draai aan de hoofdinstelschijf om 10 sec. vooruit of achteruit
over te slaan.
Naar vorig/volgend
beeld bladeren
Draai aan de secundaire instelschijf om naar het laatste of
eerste beeld te gaan.
Volume aanpassen
X
(T)/
W (S)
Druk op
X
(T) om het volume te verhogen en op W (S)
om het te verlagen.
Film bijsnijden P Zie pagina 173 voor meer informatie.
Afsluiten
/
K
Terug naar schermvullende weergave.
Terugkeren naar de
opnamestand
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
172
y
A Het 2-pictogram
2 wordt schermvullend en in filmweergave weergegeven indien de film
zonder geluid werd opgenomen.
173
y
Films bewerken
Snijd filmopnamen bij om bewerkte filmkopieën te maken of sla de geselecteerde
beelden op als JPEG-foto’s.
Films bijsnijden
Om bijgesneden filmkopieën te maken:
1 Geef een film schermvullend weer.
Druk op de K-knop om foto’s schermvullend
in de monitor weer te geven en druk op 4 en
2 om door de foto’s te bladeren totdat de film
die u wenst te bewerken, wordt weergegeven.
2 Kies een start- of eindpunt.
Speel de film af zoals beschreven op pagina
171, druk op J om het afspelen te starten en
te hervatten en op 3 om te pauzeren en druk
op 4 of 2 of draai aan de hoofdinstelschijf of
secundaire instelschijf om de positie van het
gewenste beeld te bepalen (0 171).
Uw
geschatte positie in de film kunt u te weten
komen met behulp van de filmvoortgangsbalk.
3 Geef de opties voor filmbewerking weer.
Druk op de P-knop om opties voor film
bewerken weer te geven.
Optie Beschrijving
9 Kies begin-/eindpunt
Maak een kopie waarvan de filmopnamen aan het begin of het einde
zijn verwijderd.
4
Bewaar geselecteerd beeld Een geselecteerd beeld als een JPEG-foto opslaan.
K-knop
Filmvoortgangsbalk
P-knop
174
y
4 Selecteer Kies begin-/eindpunt.
Markeer Kies begin-/eindpunt en druk op J.
Het dialoogvenster rechts wordt
weergegeven; kies of het huidige beeld het
begin- of eindpunt van de kopie wordt en druk
op J.
5 Wis beelden.
Druk op 4 of 2 om vooruit of achteruit te gaan
als het gewenste beeld momenteel niet wordt
weergegeven (draai aan de hoofdinstelschijf
om 10 sec. vooruit of achteruit over te slaan;
draai aan de secundaire instelschijf om naar
het eerste of laatste beeld te gaan).
Om de
huidige selectie van beginpunt (w) naar
eindpunt (x) om te wisselen of omgekeerd, druk op L (U).
Druk op 1 zodra u het beginpunt en/of eindpunt heeft
geselecteerd.
Alle beelden voor het geselecteerde startpunt
en na het geselecteerde eindpunt worden uit de kopie
verwijderd.
6 Sla de kopie op.
Markeer een van de volgende opties en druk
op J:
Opslaan als nieuw bestand: sla de kopie op als
een nieuw bestand.
Bestaand bestand vervangen: vervang het
originele filmbestand voor de bewerkte kopie.
Annuleren: keer terug naar stap 5.
Voorbeeld: bekijk een voorbeeld van de kopie.
Bewerkte kopieën worden aangeduid door een 9-pictogram in schermvullende
weergave.
L (U)-knop
175
y
A Films bijsnijden
Films moeten ten minste twee seconden lang zijn.
Als er in de huidige weergavepositie geen
kopie kan worden gemaakt, wordt de huidige positie in rood in stap 5 weergegeven en wordt er
geen kopie gemaakt.
De kopie wordt niet opgeslagen als er onvoldoende ruimte beschikbaar is
op de geheugenkaart.
Kopieën hebben dezelfde aanmaaktijd en -datum als het origineel.
A Het retoucheermenu
Films kunnen tevens met behulp van de optie Film bewerken in het
retoucheermenu (0 273) worden bewerkt.
176
y
Geselecteerde beelden opslaan
Om een geselecteerd beeld als een JPEG-foto op te slaan:
1 Bekijk de film en kies een beeld.
Speel de film af zoals beschreven op pagina
171; uw geschatte positie in de film kunt u te
weten komen met behulp van de
filmvoortgangsbalk.
Druk op 4 of 2 om
achteruit of vooruit te gaan en druk op 3 om
de film te pauzeren bij het beeld dat u van plan bent te kopiëren.
2 Geef de opties voor filmbewerking weer.
Druk op de P-knop om opties voor film
bewerken weer te geven.
3 Kies Bewaar geselecteerd beeld.
Markeer Bewaar geselecteerd beeld en druk
op J.
4 Maak een foto.
Druk op 1 om een foto van het huidige beeld
te maken.
5 Sla de kopie op.
Markeer Ja en druk op J om een JPEG-kopie
met de kwaliteit Fijn (0 66) van het
geselecteerde beeld te maken.
Filmbeelden
worden aangegeven door een 9-pictogram in
schermvullende weergave.
A Bewaar geselecteerd beeld
JPEG-filmbeelden aangemaakt met de optie Bewaar geselecteerd beeld kunnen niet worden
geretoucheerd.
Bij JPEG-filmbeelden ontbreekt het aan bepaalde categorieën foto-informatie
(0 187).
P-knop
177
%
%
Speciale effecten
Speciale effecten kunnen worden gebruikt bij het vastleggen van
beelden.
Draai de standknop naar q en druk op de R-knop om de momenteel geselecteerde
stand voor speciale effecten te bekijken.
Draai aan de hoofdinstelschijf om een andere
stand voor speciale effecten te kiezen.
Opname met speciale effecten
Standknop Hoofdinstelschijf Monitor
A NEF (RAW)
Als NEF (RAW) + JPEG is geselecteerd voor beeldkwaliteit in de stand %, g, i of u , worden
alleen de JPEG-afbeeldingen vastgelegd (0 66).
Als NEF (RAW) is geselecteerd, worden JPEG-
foto’s met de kwaliteit Fijn vastgelegd in plaats van NEF (RAW)-afbeeldingen.
A Continue ontspanstanden
Wanneer g of i is geselecteerd, neemt de beeldsnelheid voor continu ontspannen af.
Als het
buffergeheugen vol raakt, geeft de camera een bericht weer waarin wordt aangeduid dat de
opname aan de gang is en wordt de opname onderbroken totdat het bericht van het scherm
verdwijnt.
A Het retoucheermenu
De opties Kleurenschets (0 286), Miniatuureffect (0 287) en Selectieve kleur (0 288) in het
retoucheermenu kunnen worden gebruikt om deze effecten aan bestaande foto’s toe te voegen.
178
%
% Nachtzicht
Gebruik onder donkere omstandigheden
om monochrome beelden bij hoge
ISO-gevoeligheden vast te leggen (bij
bepaalde soorten ruis in de vorm van
willekeurige heldere pixels, waas of lijnen).
Handmatige scherpstelling kan worden
gebruikt als de camera niet kan
scherpstellen met behulp van autofocus.
De
ingebouwde flitser schakelt uit; het gebruik
van een statief wordt aanbevolen om
onscherpte te verminderen.
Tijdens
zoekerfotografie zal de ingebouwde AF-
hulpverlichting branden om hulp te bieden
bij de scherpstelbewerking; selecteer Uit
voor persoonlijke instelling a7 (Ingeb. AF-
hulpverlichting, 0 233) om de verlichting
uit te schakelen.
g Kleurenschets
De camera detecteert en kleurt omtreklijnen
voor een kleurenschetseffect.
Films
opgenomen in deze stand worden als een
diashow van een serie filmbeelden
afgespeeld.
Het effect kan worden gekozen
tijdens livebeeld (0 180); merk op dat de
actualisatiesnelheid van het scherm daalt
wanneer livebeeld in werking is en dat de
beeldsnelheid daalt in de continue
ontspanstanden.
Autofocus is niet
beschikbaar tijdens een filmopname.
i Miniatuureffect
Verre onderwerpen lijken miniaturen.
Films
met miniatuureffect spelen op hoge
snelheid af, waarbij 30 tot 45 minuten
filmopnamen, vastgelegd bij
1.920 × 1.080/30p, worden gecomprimeerd
naar een film die in circa drie minuten wordt
afgespeeld.
Het effect kan worden gekozen
tijdens livebeeld (0 181); merk op dat de
actualisatiesnelheid van het scherm daalt
wanneer livebeeld in werking is en dat de
beeldsnelheid daalt in de continue
ontspanstanden.
Bij films wordt geen geluid
opgenomen; autofocus is niet beschikbaar
tijdens filmopname.
De ingebouwde flitser
en AF-hulpverlichting schakelen uit; bij
slechte verlichting wordt het gebruik van
een statief aanbevolen.
179
%
u Selectieve kleur
Alle andere kleuren dan de geselecteerde
kleuren worden in zwart en wit opgenomen.
Het effect kan worden gekozen tijdens
livebeeld (0 182).
De ingebouwde flitser
schakelt uit; bij slechte verlichting wordt het
gebruik van een statief aanbevolen.
1 Silhouet
Silhouetonderwerpen tegen heldere
achtergronden.
De ingebouwde flitser
schakelt uit; bij slechte verlichting wordt het
gebruik van een statief aanbevolen.
2 High-key
Gebruik bij het fotograferen van heldere
onderwerpen om heldere beelden aan te
maken die met licht lijken te zijn gevuld.
De
ingebouwde flitser schakelt uit.
3 Low-key
Gebruik bij het fotograferen van donkere
onderwerpen om donkere, sombere
beelden met opvallende hoge lichten te
maken.
De ingebouwde flitser schakelt uit;
bij slechte verlichting wordt het gebruik van
een statief aanbevolen.
180
%
Beschikbare opties in livebeeld
❚❚ g Kleurenschets
1 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld door
het objectief zal in de cameramonitor worden
weergegeven.
2 Pas opties aan.
Druk op J om de rechts aangeduide opties weer
te geven (merk op dat de opties tijdelijk van het
scherm verdwijnen tijdens autofocus).
Druk op
1 of 3 om Levendigheid of Omtrekken te
markeren en druk op 4 of 2 om te wijzigen.
Levendigheid kan worden verhoogd om kleuren meer verzadigd te maken, of
verlaagd voor een vervaagd, monochroom effect terwijl de omtreklijnen dikker of
dunner kunnen worden gemaakt.
Het verdikken van de lijnen zorgt bovendien
voor meer verzadigde kleuren.
Druk op J om af te sluiten wanneer de instellingen
zijn voltooid.
Druk opnieuw op de a-knop om livebeeld af te sluiten.
De
geselecteerde instellingen blijven van kracht en worden toegepast op foto’s die
met behulp van de zoeker zijn gemaakt.
a -knop
181
%
❚❚ i Miniatuureffect
1 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld door
het objectief zal in de cameramonitor worden
weergegeven.
2 Positioneer het scherpstelpunt.
Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt
in het scherp te stellen veld te plaatsen en druk
vervolgens de ontspanknop half in om scherp te
stellen (merk op dat de opties tijdelijk van het
scherm verdwijnen tijdens autofocus).
Druk op
X (T) om de opties voor miniatuureffect tijdelijk uit het scherm te wissen en het
beeld in de monitor te vergroten om nauwkeurig te kunnen scherpstellen.
Druk op
W (S) om de weergave van het miniatuureffect te herstellen.
3 Geef de opties weer.
Druk op J om de opties voor miniatuureffect
weer te geven.
4 Pas opties aan.
Druk op 4 of 2 om de richting te kiezen van het
scherp te stellen gebied en druk op 1 of 3 om de
breedte van het gebied aan te passen.
5 Keer terug naar de livebeeldweergave.
Druk op J om naar livebeeld terug te keren.
Druk opnieuw op de a-knop om
livebeeld af te sluiten.
De geselecteerde instellingen blijven van kracht en worden
toegepast op foto’s die met behulp van de zoeker zijn gemaakt.
a -knop
182
%
❚❚ u Selectieve kleur
1 Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld door
het objectief zal in de cameramonitor worden
weergegeven.
2 Geef de opties weer.
Druk op J om de opties voor selectieve kleur
weer te geven.
3 Selecteer een kleur.
Kadreer een voorwerp in het witte vierkant in het
midden van het scherm en druk op 1 om de
kleur van het voorwerp te kiezen als de kleur die
behouden blijft in het uiteindelijke beeld (de
camera kan problemen ondervinden bij het
detecteren van onverzadigde kleuren; kies een
verzadigde kleur).
Druk op X (T) om in te
zoomen op het midden van het scherm voor meer nauwkeurige kleurselectie.
Druk
op W (S) om uit te zoomen.
4 Kies het kleurbereik.
Druk op 1 of 3 om het bereik van gelijkwaardige
tinten die in het uiteindelijke beeld worden
vastgelegd, te verhogen of te verlagen.
Kies uit
waarden tussen 1 en 7; merk op dat hogere
waarden tinten van andere kleuren kunnen
bevatten.
5 Selecteer extra kleuren.
Draai, om extra kleuren te selecteren, aan de
hoofdinstelschijf om een van de andere 3
kleurvakken bovenaan het scherm te markeren
en herhaal stap 3 en 4 om een andere kleur te
selecteren.
Herhaal voor een derde kleur, indien
gewenst.
Om selectie van de gemarkeerde kleur
ongedaan te maken, druk op O/Q (Houd O/Q ingedrukt om alle kleuren te
verwijderen.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; selecteer Ja).
a -knop
Geselecteerde kleur
Kleurbereik
183
%
6 Keer terug naar de livebeeldweergave.
Druk op J om naar livebeeld terug te keren.
Tijdens de opname worden alleen
voorwerpen van de geselecteerde tinten in kleur vastgelegd; alle overige kleuren
worden in zwart-wit vastgelegd.
Om livebeeld af te sluiten, druk opnieuw op de
a-knop.
De geselecteerde instellingen blijven van kracht en worden toegepast op
foto’s die met behulp van de zoeker zijn gemaakt.
184
%
185
I
I
Meer over weergave
Om foto’s af te spelen, druk op de K-knop.
De laatst
gemaakte foto wordt op de monitor weergegeven.
Schermvullende weergave
A Draai Portret
Om “staande” foto’s (portretstand) staand weer te geven, selecteer Aan
voor de optie Draai portret in het weergavemenu (
0
222).
A Controlebeeld
Wanneer Aan is geselecteerd voor Controlebeeld in het weergavemenu (
0
222), worden foto’s
automatisch in de monitor weergegeven gedurende ongeveer 4 sec. na opname (omdat de
camera al in de juiste richting staat, worden beelden niet automatisch gedraaid tijdens het
bekijken van het controlebeeld).
In continue ontspanstand begint de weergave zodra de
opname eindigt, waarbij de eerste foto in de huidige serie wordt weergegeven.
K-knop
K-knop
P-knop
X (T)-knop
J-knop
Multi-selector
O (Q)-knop
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
W (S)-knop
G-knop
L (U)-knop
186
I
Functie Knop Beschrijving
Bekijk extra foto’s
Druk op 2 om foto’s te bekijken in de volgorde waarin ze
zijn gemaakt, of op 4 om foto’s in omgekeerde volgorde te
bekijken.
Bekijk foto-informatie
Druk op 1 of 3 om informatie over de huidige foto (0 187)
te bekijken.
Bekijk
miniatuurweergaven
W (S) Zie pagina 193 voor meer informatie.
Inzoomen op de foto X (T) Zie pagina 195 voor meer informatie.
Beelden verwijderen O (Q)
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Druk
opnieuw op O (Q) om de foto te verwijderen.
Beveiligingsstatus
wijzigen
L (U)
Om het beeld te beveiligen, of om de beveiliging van een
beveiligd beeld te verwijderen, druk op L (U) (0 196).
Terugkeren naar de
opnamestand
/
K
De monitor schakelt uit.
Er kunnen onmiddellijk foto’s
worden gemaakt.
Foto retoucheren of
film bijsnijden
P
Maak een geretoucheerde kopie aan van de huidige foto of
film (0 173, 273).
Film afspelen J
Indien de huidige foto is gemarkeerd met het 1-pictogram
om aan te duiden dat het een film is, wordt filmopname
gestart door J in te drukken (0 171).
A Een geheugenkaartsleuf kiezen
Indien twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u een kaart voor
weergave selecteren door de D-knop ingedrukt te houden en op 1
te drukken tijdens de schermvullende weergave of
miniatuurweergave.
Het rechts getoonde dialoogvenster wordt
weergegeven; markeer de gewenste sleuf en druk op 2 om een lijst
met mappen op de geselecteerde kaart weer te geven, markeer
vervolgens een map en druk op J om de foto’s in de gemarkeerde
map te bekijken.
Dezelfde procedure kan worden gebruikt bij het
selecteren van foto’s voor bewerkingen bij de weergave- (0 217) en
retoucheermenu’s (0 273) of bij het kopiëren van de witbalans van
een bestaande foto (0 101).
A Zie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, 0 238) voor informatie over de tijdsduur dat de
monitor ingeschakeld blijft wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd.
Zie persoonlijke
instelling f5 (Functie instelschijven inst.) > Menu's en weergave (0 257) voor informatie over
het gebruik van de instelschijven om extra foto’s of foto-informatie te bekijken.
D-knop
187
I
Foto-informatie
Foto-informatie wordt op afbeeldingen getoond die in schermvullende weergave
worden weergegeven.
Druk op 1 of 3 om door de foto-informatie te bladeren, zoals
hieronder aangeduid.
Merk op dat “alleen beeld”, opnamegegevens,
RGB-histogrammen, hoge lichten en overzichtsgegevens alleen worden weergegeven als
de overeenkomstige optie is geselecteerd voor Weergaveopties (0 219).
GPS-
gegevens worden alleen weergegeven wanneer de foto werd vastgelegd terwijl een GPS-
apparaat werd gebruikt.
❚❚ Bestandsinformatie
1 Wordt alleen weergegeven als Scherpstelpunt is geselecteerd voor Weergaveopties (0 219).
2 Indien de foto werd genomen met behulp van AF-S of met enkelvoudige servo-autofocus geselecteerd tijdens
AF-A, toont de weergave het punt waar scherpstelling voor het eerst werd vergrendeld.
Indien de foto werd
genomen met behulp van AF-C of met continue servo-autofocus geselecteerd tijdens AF-A, wordt het
scherpstelpunt alleen weergegeven als een andere optie dan automatisch veld-AF werd geselecteerd voor
AF-veldstand en de camera in staat was scherp te stellen.
Bestandsinformatie Geen (alleen beeld) Overzicht GPS-gegevens
Hoge lichten RGB-histogram Opnamegegevens
1
/
12
100
D
7100
D
S
C
_
0001
.
JP
G
15
/
10
/
2012
10
:
02
:
28
N
N
OR
OR
M
AL
AL
6000x4000
0, 0
1
/
125 F5
.
685
mm
100
100
D
7100
D
S
C
_
0001
.
JP
G
15
/
10
/
2012 10
:
02
:
28
N
N
OR
OR
M
AL
AL
6000x4000
NIKON D7100
1
/
12
L
L
A
T
A
O
L
I
T
N
T
M
I
G
I
E
T
I
T
(
U
T
U
U
D
U
D
T
E
D
E
C
E
)
:
:
:
:
:
:
:
N
E
1
3
1
0
3
3
5
5
1
5
9
m
/
:
º
º
1
1
3
4
0
5
5
3
/
:
.
.
2
0
9
6
0
0
7
9
1
1
6
2
NIKON D7100
100
-
1
100
-
1
RGB
Hoge lich.
Kies R, G, B
100
-
1
RGB
Kies R, G, B
Hoge lich.
M
E
F
L
A
F
S
T
X
O
E
F
L
Y
,
R
P
C
N
A
N
,
.
A
S
/
S
C
S
M
L
H
P
O
V
M
D
D
L
R
T
O
,
E
E
Y
D
A
,
N
P
E
P
I
G
E
.
S
T
O
H
:
:
:
:
:
:
:
:
:
0
8
8
S
.
5
5
,
,
0
m
1
1
m
/
0
,
1
0
25
+
1
/
/
,
6
1
F
.
5
4
.
6
NIKON D7100
100
-
1
1
/
12
100
D
7100
D
S
C
_
0001
.
JP
G
15
/
10
/
2012 10
:
02
:
28
N
N
OR
OR
M
AL
AL
6000x4000
1
Beveiligingsstatus................................................ 196
2
Retouche-aanduiding......................................... 273
3
Scherpstelpunt
1, 2
...................................................75
4
AF-veldhaakjes
1
.......................................................33
5
Beeldnummer/totaal aantal beelden
6
Beeldkwaliteit...........................................................66
7
Beeldformaat ............................................................68
8
Beeldveld....................................................................63
9
Opnametijd ..................................................... 28, 265
10
Opnamedatum............................................... 28, 265
11
Huidige kaartsleuf......................................... 69, 186
12
Mapnaam ................................................................ 225
13
Bestandsnaam....................................................... 226
188
I
❚❚ Hoge lichten
❚❚ RGB-histogram
100
-
1
RGB
Hoge lich.
Kies R, G, B
1
2
3
1
Hoge lichten afbeelding
*
2
Mapnummer—beeldnummer.........................225
3
Huidig kanaal
*
* Knipperende velden duiden op hoge lichten (velden die mogelijk overbelicht
worden) voor het huidige kanaal.
Houd de W (S)-knop ingedrukt en druk op
4 of 2 om als volgt door de kanalen te bladeren:
W (S)-knop
RGB
(alle kanalen)
R
(rood)
G
(groen)
B
(blauw)
1
Hoge lichten afbeelding
*
2
Mapnummer—beeldnummer.........................225
100
-
1
RGB
Kies R, G, B
Hoge lich.
1
2
5
6
7
8
4
3
3
Witbalans................................................................... 89
Kleurtemperatuur................................................ 94
Fijnafstelling witbalans ..................................... 91
Handmatige voorinstelling.............................. 95
4
Huidig kanaal
*
5
Histogram (RGB-kanaal).
In alle histogrammen
staat de horizontale as voor de helderheid
van de pixels en de verticale as voor het
aantal pixels.
6
Histogram (rood kanaal)
7
Histogram (groen kanaal)
8
Histogram (blauw kanaal)
* Knipperende velden duiden op hoge lichten (velden die mogelijk overbelicht
worden) voor het huidige kanaal.
Houd de W (S)-knop ingedrukt en druk op
4 of 2 om als volgt door de kanalen te bladeren:
W (S)-knop
RGB
(alle kanalen)
R
(rood)
G
(groen)
B
(blauw)
Markeren weergave uit
189
I
A Zoomweergave
Om in te zoomen op de foto wanneer het histogram wordt
weergegeven, druk op X (T).
Gebruik de X (T) en
W (S)-knop om in- en uit te zoomen en het beeld met de
multi-selector te verschuiven.
Het histogram wordt
geactualiseerd en toont alleen de gegevens voor het gedeelte
van het beeld dat zichtbaar is in de monitor.
A Histogrammen
De camerahistogrammen dienen alleen als richtlijn en kunnen afwijken van de histogrammen in
beeldbewerkingsprogramma’s.
Hieronder worden enkele voorbeeldhistogrammen getoond:
Als het beeld voorwerpen bevat met een breed scala aan
helderheden, zal de verdeling van toonwaarden relatief
gelijkmatig zijn.
Als het beeld donker is, wordt de verdeling van toonwaarden
naar links verschoven.
Als het beeld helder is, wordt de verdeling van toonwaarden
naar rechts verschoven.
Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verhoogd, verschuift de verdeling van
toonwaarden naar rechts. Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verlaagd, verschuift de
verdeling van toonwaarden naar links.
Wanneer foto’s bij fel licht moeilijk in de monitor te zien
zijn, geven histogrammen een globaal beeld van de totale belichting.
190
I
❚❚ Opnamegegevens
1
Lichtmeting ...............................................................83
Sluitertijd .............................................................49, 51
Diafragma............................................................50, 51
2
Opnamestand...................................36, 41, 47, 177
ISO-gevoeligheid
1
...................................................79
M
E
F
L
A
F
S
T
X
O
E
F
L
Y
,
R
P
C
N
A
N
,
.
A
S
/
S
C
S
M
L
H
:
P
O
V
M
M
D
D
L
R
T
O
:
,
E
E
Y
D
T
A
,
N
P
E
T
P
I
G
E
L
.
S
T
,
O
H
+
3
.
:
:
:
:
:
:
:
:
0
+
8
8
S
B
1
5
5
u
,
,
.
m
/
i
S
A
1
H
3
m
l
L
:
/
i
,
V
t
O
T
4
0
R
-
W
T
0
.
-
i
L
0
3
+
O
n
,
0
,
5
n
,
+
/
/
C
3
,
6
1
M
.
F
.
D
0
2
4
.
8
B
:
---
C
:
---
NIKON D7100
100
-
1
W
C
P
H
O
I
Q
S
C
B
S
H
I
L
C
U
H
O
R
A
U
T
O
T
I
A
N
I
T
E
E
R
U
C
R
T
G
U
R
K
P
R
H
R
B
S
E
E
A
T
A
A
P
A
N
S
N
T
L
A
C
D
I
T
E
I
A
C
T
J
N
S
O
N
E
R
U
G
S
N
C
L
S
E
T
:
:
:
:
:
:
:
:
:
A
s
S
0
3
0
0
0
0
U
R
T
T
G
A
O
B
N
1
D
,
A
R
0
D
,0
NIKON D7100
100
-
1
N
A
H
O
C
D
I
T
R
S
.
E
D
R
-
E
L
D
I
U
G
C
H
.
T
.
:
:
:
H
N
A
I
O
U
R
T
I
M
O
S
A
O
L
,
NO
R
M
RET
OU
CH
:
D
W
C
T
-
A
Y
R
L
R
A
I
I
M
N
M
G
O
H
F
T
T
I
Y
I
L
P
N
T
E
G
ER
C
O
MM
E
N
T
:
SPRI
NG
HA
S
C
O
M
E
.
N
I
KO
N
D7100
100
-
1
A
C
R
O
T
P
I
Y
S
R
T
I
G
H
T
:
:
N
N
I
I
K
K
O
O
N
N
T
A
R
O
NIKON D7100
100
-
1
3
Belichtingscorrectie............................................... 86
Afstelling optimale belichting
2
.......................236
4
Brandpuntsafstand..................................... 149, 302
5
Objectiefgegevens...............................................149
6
Scherpstelstand................................................ 71, 78
VR-objectief (vibratiereductie)
3
7
Flitsertype...................................................... 119, 303
Commanderstand.................................................247
8
Flitsstand..................................................................120
9
Flitserregeling.....................................246, 305, 306
Flitscorrectie...........................................................124
10
Cameranaam
11
Beeldveld................................................................... 63
12
Mapnummer—beeldnummer.........................225
13
Witbalans................................................................... 89
Kleurtemperatuur................................................ 94
Fijnafstelling witbalans ..................................... 91
Handmatige voorinstelling.............................. 95
14
Kleurruimte .............................................................227
15
Picture Control.......................................................105
16
Snel aanpassen
4
....................................................108
Originele Picture Control
5
.................................111
17
Verscherping ..........................................................108
18
Contrast....................................................................108
19
Helderheid...............................................................108
20
Verzadiging
6
..........................................................108
Filtereffecten
7
.............................................. 108, 109
21
Tint
6
...........................................................................108
Kleurtoon
7
..................................................... 108, 109
22
Hoge ISO-ruisonderdrukking ...........................228
Ruisonderdrukking lange sluitertijd ..............228
23
Actieve D-Lighting ...............................................113
24
HDR-sterkte.............................................................115
25
Retouche-geschiedenis......................................273
26
Beeldcommentaar................................................266
27
Naam van fotograaf
8
...........................................267
28
Copyrighthouder
8
................................................267
191
I
1 Wordt rood weergegeven als de foto is genomen met de instelling automatische ISO-gevoeligheid
ingeschakeld.
2 Wordt weergegeven als persoonlijke instelling b5 (Fijnafst. voor opt. belichting, 0 236) werd
ingesteld op een andere waarde dan nul voor een willekeurige lichtmeetmethode.
3 Wordt alleen weergegeven als een VR-objectief is bevestigd.
4 Alleen Picture Controls Standaard, Levendig, Portret en Landschap.
5 Neutraal, Monochroom en eigen Picture Controls.
6 Wordt niet weergegeven voor monochrome Picture Controls.
7 Alleen monochrome Picture Controls.
8 De vierde pagina van de opnamegegevens wordt alleen weergegeven als de copyrightinformatie bij
het maken van de foto werd opgenomen, zoals beschreven op pagina 267.
❚❚ GPS-gegevens
*
* Gegevens voor films zijn bestemd voor het starten van de opname.
L
L
A
T
A
O
L
I
T
N
T
M
I
G
I
E
T
I
T
(
U
T
U
U
D
U
D
T
E
D
E
C
E
)
:
:
:
:
:
:
:
N
E
1
3
1
0
3
3
5
5
1
5
9
m
/
:
º
º
1
1
3
4
0
5
5
3
/
:
.
.
2
0
9
6
0
0
7
9
1
1
6
2
NIKON D7100
100
-
1
1
Breedtegraad
2
Lengtegraad
3
Hoogte
4
Coordinated Universal Time (UTC)
192
I
❚❚ Overzichtsgegevens
* Wordt rood weergegeven als de foto is genomen met de instelling automatische ISO-gevoeligheid
ingeschakeld.
1. 3
+
1
.
0 SLOW
0, 0
1
/
4000 F2
.
885
mm
H
i 0
.
3
1. 3
+
1
.
0 SLOW
0, 0
1
/
4000 F2
.
885
mm
H
i 0
.
3
100
D
7100
D
S
C
_
0001
.
JP
G
15
/
10
/
2012 10
:
02
:
28
N
N
OR
OR
M
AL
AL
6000x4000
NIKON D7100
1
/
12
1
Beeldnummer/totaal aantal beelden
2
Beveiligingsstatus ................................................196
3
Cameranaam
4
Retouche-aanduiding.........................................273
5
Histogram waarin de verdeling van de tinten in
het beeld wordt weergegeven (0 189).
6
Beeldkwaliteit ...........................................................66
7
Beeldformaat.............................................................68
8
Beeldveld....................................................................63
9
Bestandsnaam .......................................................226
10
Opnametijd......................................................28, 265
11
Mapnaam ................................................................225
12
Opnamedatum...............................................28, 265
13
Huidige kaartsleuf.........................................69, 186
14
Lichtmeting ...............................................................83
15
Opnamestand...................................36, 41, 47, 177
16
Sluitertijd .............................................................49, 51
17
Diafragma........................................................... 50, 51
18
ISO-gevoeligheid
*
.................................................. 79
19
Brandpuntsafstand..................................... 149, 302
20
Aanduiding GPS-gegevens...............................152
21
Aanduiding beeldcommentaar.......................266
22
Actieve D-Lighting ...............................................113
23
Picture Control.......................................................105
24
Kleurruimte .............................................................227
25
Flitsstand..................................................................120
26
Witbalans................................................................... 89
Kleurtemperatuur................................................ 94
Fijnafstelling witbalans ..................................... 91
Handmatige voorinstelling.............................. 95
27
Flitscorrectie...........................................................124
Commanderstand.................................................247
28
Belichtingscorrectie............................................... 86
193
I
Miniatuurweergave
Om beelden in “overzichten” van vier, negen of 72 beelden weer te geven, druk op de
W (S)-knop.
Schermvullende
weergave
Miniatuurweergave Kalenderweergave
Functie Knop Beschrijving
Meer afbeeldingen weergeven W (S)
Druk op W (S) om het aantal weergegeven
afbeeldingen te verhogen.
Minder afbeeldingen weergeven X (T)
Druk op X (T) om het aantal weergegeven
afbeeldingen te verlagen.
Druk om de
gemarkeerde afbeelding in volledig scherm weer
te geven wanneer er vier afbeeldingen worden
weergegeven.
Foto’s markeren
Gebruik de multi-selector om afbeeldingen te
markeren voor schermvullende weergave,
zoomweergave (0 195), verwijdering (0 197) of
beveiliging (0 196).
Bekijk de gemarkeerde
afbeelding
J
Druk op J om de gemarkeerde afbeelding
schermvullend weer te geven.
Verwijder de gemarkeerde
afbeelding
O (Q) Zie pagina 197 voor meer informatie.
Wijzig de beveiligingsstatus van
de gemarkeerde afbeelding
L (U) Zie pagina 196 voor meer informatie.
Terugkeren naar de
opnamestand
/
K
De monitor schakelt uit.
Er kunnen onmiddellijk
foto’s worden gemaakt.
Foto retoucheren of film
bijsnijden
P
Maak een geretoucheerde kopie aan van de
huidige foto of film (0 173, 273).
W (S)
X (T)
W (S)
X (T)
194
I
Kalenderweergave
Om afbeeldingen te bekijken die op een geselecteerde datum zijn gemaakt, druk op de
W (S)-knop wanneer 72 afbeeldingen worden weergegeven.
Welke handelingen kunnen worden verricht, hangt af van waar de cursor zich bevindt in
de kalender of de lijst met miniaturen:
Schermvullende
weergave
Miniatuurweergave Kalenderweergave
Functie Knop Beschrijving
Schakelen tussen kalender en
lijst met miniaturen
W (S)/J
Druk op de W (S)- of J-knop in de kalender om
de cursor in de miniaturenlijst te plaatsen.
Druk
opnieuw op W (S) om naar de kalender terug te
keren.
Afsluiten naar
miniatuurweergave/Inzoomen
op gemarkeerde foto
X (T)
Kalender: terug naar weergave 72 foto’s.
Miniaturenlijst: houd de X (T)-knop ingedrukt
om in te zoomen op de gemarkeerde foto.
Datums markeren/
Afbeeldingen markeren
Kalender: markeer datum.
Miniaturenlijst: markeer foto.
Schakel naar schermvullende
weergave
J Miniaturenlijst: bekijk gemarkeerde foto.
Verwijder de gemarkeerde
foto(‘s)
O (Q)
Kalender: wis alle foto’s die op een geselecteerde
datum zijn gemaakt.
Miniaturenlijst: wis gemarkeerde foto (0 197).
Wijzig de beveiligingsstatus
van gemarkeerde foto
L (U) Zie pagina 196 voor meer informatie.
Terugkeren naar de
opnamestand
/
K
De monitor schakelt uit.
Er kunnen onmiddellijk
foto’s worden gemaakt.
Foto retoucheren of film
bijsnijden
P
Maak een geretoucheerde bijgesneden kopie van
de foto of film gemarkeerd in de miniaturenlijst
(0 173, 273).
W (S)
X (T)
W (S)
X (T)
Miniaturenlijst
Kalender
195
I
Foto’s van dichtbij bekijken:
zoomweergave
Druk op de X (T)-knop om in te zoomen op de foto die schermvullend wordt
weergegeven of die momenteel is gemarkeerd in de miniatuurweergave.
De volgende
bewerkingen kunnen worden uitgevoerd terwijl zoom in werking is:
Functie Knop Beschrijving
In- of uitzoomen
X (T)/
W (S)
Druk op X (T) om in te zoomen op
het maximum van circa 38× (grote
afbeeldingen), 24 × 16/DX-formaat,
28× (middelgrote afbeeldingen) of
19× (kleine afbeeldingen).
Druk op
W (S) om uit te zoomen.
Gebruik,
tijdens het inzoomen op de foto, de
multi-selector om delen van het beeld te bekijken die niet op
de monitor zichtbaar zijn.
Houd de multi-selector ingedrukt
om snel naar andere delen van het beeld te gaan.
Wanneer de
zoomfactor wordt gewijzigd, verschijnt er een
navigatievenster; het gedeelte dat zichtbaar is in de monitor
wordt aangegeven met een gele rand.
Andere delen van
het beeld bekijken
Gezichten
selecteren
De gezichten (maximaal 35) die
tijdens het zoomen worden
gedetecteerd, worden in het
navigatievenster met witte randen
omgeven.
Draai aan de secundaire
instelschijf om andere gezichten te
bekijken.
Andere foto’s
weergeven
Draai aan de hoofdinstelschijf om dezelfde locatie met de
huidige zoomfactor in andere foto’s te bekijken.
Zoomweergave wordt geannuleerd wanneer een film wordt
weergegeven.
Beveiligingsstatus
wijzigen
L (U) Zie pagina 196 voor meer informatie.
Terugkeren naar de
opnamestand
/
K
De monitor schakelt uit.
Er kunnen onmiddellijk foto’s worden
gemaakt.
Foto retoucheren P
Maak een geretoucheerde kopie van de huidige foto aan
(0 273).
196
I
Foto’s tegen wissen beveiligen
In de schermvullende, zoom-, miniatuur- en kalenderweergave kan de L (U)-knop
worden gebruikt om foto's te beveiligen en zo te voorkomen dat u ze per ongeluk wist.
Beveiligde bestanden kunnen niet worden gewist met de O (Q)-knop of de optie Wissen
in het weergavemenu.
Merk op dat beveiligde foto’s zullen worden gewist wanneer de
geheugenkaart wordt geformatteerd (0 32, 262).
Voer de onderstaande stappen uit om een foto te beveiligen:
1 Selecteer een afbeelding.
Geef de foto weer in de schermvullende weergave of zoomweergave of markeer de
foto in de lijst met miniaturen in de miniatuur- of kalenderweergave.
2 Druk op de L (U)-knop.
De foto zal gemarkeerd worden met het
pictogram P.
Geef, om de beveiliging van
een foto op te heffen zodat deze kan worden
gewist, de foto weer of markeer deze in de lijst
met miniaturen en druk vervolgens op de
L (U)-knop.
Schermvullende
weergave
Miniatuurweergave Kalenderweergave
A Beveiliging van alle foto’s opheffen
Druk de knoppen L (U) en O (Q) circa twee seconden tijdens weergave tegelijk in om de
beveiliging van alle foto’s op te heffen in de map of mappen die momenteel in het menu
Weergavemap zijn geselecteerd.
L (U)-knop
197
I
Foto’s wissen
Om een foto in beeldvullende weergave of gemarkeerd in de miniaturenlijst te wissen,
druk op de O (Q)-knop.
Gebruik de optie Wissen in het weergavemenu om meerdere
geselecteerde foto's, alle gemaakte foto's op een geselecteerde datum of alle foto's in de
huidige weergavemap te wissen.
Eenmaal gewist, kunnen foto’s niet meer worden
hersteld.
Merk op dat foto’s die beveiligd of verborgen zijn, niet kunnen worden gewist.
Miniatuur- en kalenderweergave en
schermvullende weergave
Druk op de O (Q)-knop om de huidige foto te wissen.
1 Selecteer een afbeelding.
Geef het beeld weer of markeer het in de miniaturenlijst in miniatuur- of
kalenderweergave.
2 Druk op de O (Q)-knop.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
3 Druk nogmaals op de O (Q)-knop.
Om de foto te wissen, druk op de O (Q)-knop.
Om af te sluiten
zonder de foto te wissen, druk op de K-knop.
O (Q)-knop Schermvullende
weergave
Miniatuurweergave Kalenderweergave
(miniaturenlijst)
A Kalenderweergave
Tijdens de kalenderweergave kunt u alle foto’s genomen op een geselecteerde datum wissen
door de datum te markeren in de kalender en op de O (Q)-knop (0 194) te drukken.
A Zie ook
De optie Na wissen in het weergavemenu bepaalt of de volgende afbeelding of de vorige
afbeelding wordt weergegeven nadat een afbeelding is gewist (0 222).
O (Q)-knop
198
I
Het weergavemenu
De optie Wissen in het weergavemenu bevat de volgende opties.
Merk op dat
afhankelijk van het aantal foto’s, het enige tijd kan duren voordat de foto’s zijn gewist.
❚❚ Selectie: geselecteerde foto's wissen
1 Kies Selectie voor de optie Wissen in het
weergavemenu.
Druk op de G-knop en selecteer Wissen in
het weergavemenu.
Markeer Selectie en druk
op 2.
2 Markeer een foto.
Gebruik de multi-selector om een foto te
markeren (om de gemarkeerde foto
schermvullend te bekijken, houd de
X (T)-knop ingedrukt; om beelden op
andere locaties te bekijken, houd de D-knop
ingedrukt, druk op 1 en selecteer de gewenste kaart en map zoals beschreven op
pagina 186).
3 Selecteer de gemarkeerde foto.
Druk op de W (S)-knop om de gemarkeerde
foto te selecteren.
Geselecteerde foto’s
worden gemarkeerd door een O-pictogram.
Herhaal stap 2 en 3 om extra foto’s te
selecteren; om een fotoselectie ongedaan te
maken, markeer deze en druk op W (S).
Optie Beschrijving
Q Selectie Wis geselecteerde foto’s.
n Datum selecteren Verwijder alle foto’s gemaakt op een geselecteerde datum (0 199).
R Alle
Wis alle foto’s in de map die momenteel is
geselecteerd voor weergave (0 217). Als er twee
kaarten zijn geplaatst, kunt u de kaart selecteren
waarop de foto’s worden gewist.
G-knop
W (S)-knop
199
I
4 Druk op J om de bewerking te
voltooien.
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja en druk op J.
❚❚ Datum selecteren: foto’s wissen die op een geselecteerde datum zijn gemaakt
1 Kies Datum selecteren.
Markeer Datum selecteren en druk op 2 in
het menu wissen.
2 Markeer een datum.
Druk op 1 of 3 om een datum te markeren.
Voor het bekijken van foto’s genomen op de
gemarkeerde datum, druk op W (S).
Gebruik de multi-selector om door de foto’s te
bladeren of druk op X (T) en houd deze
ingedrukt om de huidige foto schermvullend
te bekijken.
Druk op W (S) om terug te
keren naar de kalender.
3 Selecteer de gemarkeerde datum.
Druk op 2 om alle foto’s gemaakt op de
gemarkeerde datum te selecteren.
Geselecteerde data worden gemarkeerd door
een M-pictogram.
Herhaal stap 2 en 3 om
extra data te selecteren; om een datumselectie
ongedaan te maken, markeer deze en druk op 2.
4 Druk op J om de bewerking te
voltooien.
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja en druk op J.
W (S)-knop
202
Q
4 Sluit het installatieprogramma af.
De volgende software wordt geïnstalleerd:
5 Verwijder de installatie-cd uit het cd-romstation.
Windows Mac OS
Klik op Ja Klik op OK
ViewNX 2 Apple QuickTime (alleen Windows)
A Systeemvereisten
Windows Mac OS
CPU
Foto’s/JPEG-films: Intel Celeron, Pentium 4
of Core-serie, 1,6 GHZ of hoger
H.264 films (weergave): 3,0 GHz of hoger
Pentium D; Intel Core i5 of hoger
aanbevolen bij het bekijken van films
met een beeldformaat van 1.280 × 720
of meer bij een beeldsnelheid van
30 bps of hoger of films met een
beeldformaat van 1.920 × 1.080 of
meer
H.264 films (bewerken): 2,6 GHz of hoger
Core 2 Duo
Foto’s/JPEG-films: Intel Core of Xeon-serie
H.264 films (weergave): Core Duo 2 GHz of
hoger; Intel Core i5 of hoger
aanbevolen bij het bekijken van films
met een beeldformaat van 1.280 × 720
of meer bij een beeldsnelheid van
30 bps of hoger of films met een
beeldformaat van 1.920 × 1.080 of
meer
H.264 films (bewerken): 2,6 GHz of hoger
Core 2 Duo
Besturingssysteem
Vooraf geïnstalleerde versies van
Windows XP, Windows Vista, Windows 7 en
Windows 8; alleen 32-bit versies van
Windows XP worden ondersteund
Mac OS X versie 10,6, 10,7 of 10,8
RAM
Windows 8/Windows 7/Windows Vista: 1 GB
of meer ( )
Windows XP: 512 MB of meer (
)
512 MB of meer ( )
Vrije ruimte harde
schijf
Minimaal 500 MB beschikbaar op de opstartdisk ( )
Monitor
Resolutie: 1.024 × 768 pixels ( ) of meer
( )
Kleur: 24-bit kleuren ( ) of meer
Resolutie: 1.024 × 768 pixels ( ) of meer
( )
Kleur: 24-bit kleuren ( ) of meer
Raadpleeg de websites opgesomd op pagina xxvi voor de laatste informatie over ondersteunde
besturingssystemen.
203
Q
ViewNX 2 gebruiken
Foto’s naar de computer kopiëren
Controleer, alvorens verder te gaan, eerst of u de software op de meegeleverde
ViewNX 2-cd hebt geïnstalleerd (0 201).
1 Kies hoe u foto’s naar de computer wilt kopiëren.
Kies een van de volgende methodes:
Directe USB-verbinding: schakel de camera uit en zorg dat de geheugenkaart in de
camera is geplaatst.
Sluit met behulp van de meegeleverde UC-E6 USB-kabel de
camera op de computer aan en schakel vervolgens de camera in.
SD-kaartsleuf: is uw computer voorzien van een SD-kaartsleuf, dan kan de kaart
rechtstreeks in de sleuf worden geplaatst.
SD-kaartlezer: sluit een kaartlezer (los verkrijgbaar in de detailhandel) op de
computer aan en plaats de geheugenkaart.
2 Start de Nikon Transfer 2-component van ViewNX 2.
Indien er een bericht wordt weergegeven met de melding dat u een programma
moet kiezen, selecteer Nikon Transfer 2.
A Gebruik een betrouwbare voedingsbron
Om er zeker van te zijn dat de gegevensoverdracht niet wordt onderbroken, moet de
EN-EL15-batterij volledig opgeladen zijn. Laad bij twijfel de batterij voor gebruik op of
gebruik de EH-5b-lichtnetadapter en EP-5B-stroomaansluiting (los verkrijgbaar).
A USB-hubs
Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; sluit de kabel niet aan via een
USB-hub of toetsenbord.
A Windows 7
Selecteer Nikon Transfer 2 zoals hieronder beschreven als het volgende venster wordt
weergegeven.
1 Onder Afbeeldingen en video's importeren, klik
op Ander programma.
Een dialoogvenster voor
programmaselectie zal worden weergegeven;
selecteer Bestand importeren met
Nikon Transfer 2 en klik op OK.
2 Dubbelklik op Bestand importeren.
204
Q
3 Klik op Overspelen starten.
Bij standaardinstellingen worden alle foto’s op
de geheugenkaart naar de computer
gekopieerd.
4 Beëindig de verbinding.
Schakel de camera uit en ontkoppel de USB-kabel wanneer de camera op de
computer wordt aangesloten.
Kies de juiste optie in het besturingssysteem van de
computer overeenkomstig de geheugenkaart om de verwijderbare disk uit te
werpen en verwijder vervolgens de kaart uit de kaartlezer of kaartsleuf, indien u een
kaartlezer of kaartsleuf gebruikt.
Bekijk foto’s
Zodra de overdracht is voltooid, worden de foto’s in
ViewNX 2 weergegeven.
❚❚ Foto’s retoucheren
Klik op de Bewerking-knop in de taakbalk van ViewNX 2 om foto’s
uit te snijden en taken uit te voeren zoals het aanpassen van de
scherpte en de kleurtoonniveaus.
❚❚ Films bewerken
Klik op de Movie Editor-knop in de taakbalk van ViewNX 2 om
taken zoals het bijsnijden van ongewenste filmopnamen uit te
voeren van films die met de camera zijn vastgelegd.
❚❚ Foto’s afdrukken
Klik op de Afdrukken-knop in de taakbalk van ViewNX 2.
Er wordt
een dialoogvenster weergegeven, waarin u foto’s kunt afdrukken
op een printer die is verbonden met de computer.
A ViewNX 2 handmatig starten
Windows: dubbelklik op de ViewNX 2-snelkoppeling
op het bureaublad.
Mac OS: klik op het ViewNX 2-pictogram in het Dock.
Overspelen starten
205
Q
A Voor meer informatie
Raadpleeg de online helpfunctie voor meer informatie over
het gebruik van ViewNX 2.
A Kabels aansluiten
Zorg ervoor dat de camera is uitgeschakeld, wanneer u interfacekabels aansluit of loskoppelt.
Forceer of probeer niet de stekker schuin in de aansluiting te steken.
Sluit het deksel van de
aansluiting wanneer de aansluiting niet in gebruik is.
D Tijdens het overzetten
Zet de camera niet uit en ontkoppel de USB-kabel niet terwijl beelden worden overgezet.
A Windows
Wilt u de Nikon-website bezoeken na het installeren van ViewNX 2, selecteer dan Alle
programma’s > Link to Nikon in het startmenu van Windows (internetverbinding vereist).
206
Q
Ethernet en draadloze netwerken
De optionele UT-1-communicatie-eenheid (0 310) vereist Wireless Transmitter Utility
versie 1.4.0 of hoger (de Wireless Transmitter Utility wordt meegeleverd met de UT-1; de
nieuwste versies van de UT-1-firmware en Wireless Transmitter Utility kunnen worden
gedownload op de websites die staan vermeld op pagina
xxvi). Bij gebruik met de D7100
vereist de UT-1 firmwareversie 1.1 of hoger (de firmwareversie kan worden weergegeven
door de UT-1 aan te sluiten en Netwerk > Opties > Firmwareversie in het setup-menu
te selecteren; 0 261). Indien verbonden met de camera via de USB-kabel die is
meegeleverd met de camera, kan de UT-1 worden gebruikt om foto’s via ethernet-
netwerken naar een computer of ftp-server te uploaden of, als een optionele WT-5
draadloze zender (0 310) is verbonden met de UT-1, via draadloze LAN’s.
❚❚ Beschikbare standen
De volgende standen zijn beschikbaar wanneer de camera met behulp van de UT-1 of de
UT-1 en een WT-5 draadloze zender met een netwerk is verbonden:
Voor meer informatie, raadpleeg de documentatie die is meegeleverd met de UT-1 en/of
WT-5.
Stand Functie
FTP-upload
Upload bestaande foto’s en films naar een computer of ftp-server of upload
nieuwe foto’s terwijl ze worden gemaakt.
Beeldoverdracht
Camerabediening
Bedien de camera vanaf een computer met behulp van Camera Control Pro 2
(los verkrijgbaar).
207
Q
D Beeld uploaden
Wanneer de UT-1 is verbonden, werkt de P-knop tijdens weergave om foto’s voor uploaden in ftp
en beeldoverdrachtstanden te selecteren.
Andere weergavebewerkingen die de P-knop
gebruikt, zoals Vergelijken (0 290), kunnen niet worden uitgevoerd, zelfs niet als de camera op
dat moment niet met een netwerk is verbonden.
Deze functies zijn echter toegankelijk door een
andere optie dan FTP-upload of Beeldoverdracht voor Verbindingstype te selecteren.
A Tijdens het overzetten
Films kunnen niet worden opgenomen of afgespeeld wanneer de UT-1 is verbonden en als er nog
te versturen resterende afbeeldingen of afbeeldingen zijn die momenteel worden overgezet via
een Ethernet of draadloos netwerk.
A Films
Films kunnen in de overdrachtstand worden geüpload als de camera met een Ethernet of een
draadloos netwerk is verbonden en als Automatisch verzenden of Verzend map niet voor
Opties is geselecteerd.
A WT-5 draadloze zenders
De voornaamste verschillen tussen de WT-5 en WT-5A/B/C/D/E bevinden zich in het aantal
ondersteunde kanalen; tenzij anders vermeld, zijn alle referenties met betrekking tot de WT-5
eveneens van toepassing op de WT-5A/B/C/D/E.
A Camera Control Pro 2
Camera Control Pro 2-software (los verkrijgbaar; 0 309) kan worden gebruikt om de camera
vanaf een computer te bedienen. Wanneer Camera Control Pro 2 wordt gebruikt om foto's en
video's rechtstreeks op de computer vast te leggen, zal de verbindingsaanduiding van de
computer (c) in het bedieningspaneel verschijnen.
208
Q
Foto’s afdrukken
Geselecteerde JPEG-afbeeldingen kunnen worden afgedrukt op een PictBridge-printer
(0 346) die rechtstreeks is verbonden met de camera.
De printer aansluiten
Sluit de camera aan met behulp van de meegeleverde UC-E6 USB-kabel.
1 Zet de camera uit.
2 Sluit de USB-kabel aan.
Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals aangegeven.
Forceer of probeer
niet de stekker schuin in de aansluiting te steken.
3 Zet de camera aan.
Op de monitor verschijnt een welkomstscherm, gevolgd door
het PictBridge-weergavescherm.
D USB-hubs
Sluit de camera rechtstreeks aan op de printer; Sluit de kabel niet aan via een USB-hub.
A Afdrukken via directe USB-verbinding
Zorg ervoor dat de EN-EL15-batterij volledig is opgeladen of gebruik een optionele
EH-5b-lichtnetadapter en EP-5B-stroomaansluiting.
Stel Kleurruimte in op sRGB bij het maken
van foto’s die via de directe USB-verbinding worden afgedrukt (0 227).
D Foto’s selecteren voor afdrukken
NEF (RAW)-foto’s (0 66) kunnen niet voor afdrukken worden geselecteerd.
JPEG-kopieën van
NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden gecreëerd met behulp van de optie
NEF (RAW)-verwerking in het retoucheermenu (0 282).
A Zie ook
Zie pagina 335 voor informatie over wat te doen als een fout optreedt tijdens het afdrukken.
209
Q
Foto’s één voor één afdrukken
1 Selecteer een foto.
Druk op 4 of 2 om extra foto’s te bekijken.
Druk op de
X (T)-knop om in te zoomen op het huidige beeld
(0 195; druk op K om het inzoomen af te sluiten).
Om zes
foto's tegelijk te bekijken, druk op de W (S)-knop.
Gebruik de multi-selector om
foto's te markeren, of druk op X (T) om de gemarkeerde foto schermvullend
weer te geven; om de afbeeldingen op andere locaties te bekijken wanneer de
miniaturen worden weergegeven, houd de D-knop ingedrukt, druk op 1 en
selecteer de gewenste kaart en map zoals beschreven op pagina 186.
2 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te
geven.
3 Pas de afdrukopties aan.
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om te selecteren.
4 Start afdrukken.
Selecteer Afdrukken starten en druk op J om het
afdrukken te starten.
Om te annuleren voordat alle
exemplaren zijn afgedrukt, druk op J.
Optie Beschrijving
Paginagrootte
Markeer een paginagrootte (alleen groottes ondersteund door de huidige
printer worden vermeld) en druk op J om te selecteren en keer terug naar het
vorige menu (selecteer Printerstandaard om op de standaard paginagrootte
van de huidige printer af te drukken).
Aantal
afdrukken
Druk op 1 of 3 om het aantal afdrukken (maximaal 99) te kiezen en druk
vervolgens op J om te selecteren en terug te keren naar het vorige menu.
Rand
Deze optie is alleen beschikbaar indien ondersteund door de printer.
Markeer
Printerstandaard (gebruik huidige printerinstellingen), Afdrukken met
randen (druk foto met witte rand af) of Geen randen en druk op J om te
selecteren en keer terug naar het vorige menu.
Tijdstempel
Markeer Printerstandaard (gebruik huidige printerinstellingen), Tijdstempel
afdrukken (afdruktijden en data van opnamen op foto’s) of Geen tijdstempel
en druk op J om te selecteren en af te sluiten naar het vorige menu.
Uitsnijden
Deze optie is alleen beschikbaar indien ondersteund door de printer.
Markeer,
om af te sluiten zonder bijsnijden, Niet uitsnijden en druk op J.
Markeer
Uitsnijden en druk op 2 om de huidige foto uit te snijden.
Er wordt een uitsnedeselectievenster weergegeven; druk op X (T) om de
grootte van de uitsnede te vergroten, op W (S) om deze te verkleinen.
Plaats de uitsnede met behulp van de multi-selector en druk op J.
Merk op
dat de afdrukkwaliteit kan afnemen als kleine uitsneden op groot formaat
worden afgedrukt.
210
Q
Meerdere foto’s afdrukken
1 Geef het PictBridge-menu weer.
Druk op de G-knop in het PictBridge-weergavescherm (zie
stap 3 op pagina 208).
2 Kies een optie.
Markeer één van de volgende opties en druk op 2.
Selectie afdrukken: selecteer de af te drukken foto’s.
Datum selecteren: druk één kopie af van alle foto’s die op de
geselecteerde datum zijn gemaakt.
Afdrukken (DPOF): druk een bestaande afdrukopdracht af die werd gecreëerd met
de optie DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu (0 213).
De huidige
afdrukopdracht zal worden weergegeven in stap 3.
Indexprint: ga verder naar stap 4 om van alle JPEG-foto’s (0 66) op de
geheugenkaart een indexprint te maken.
Mocht de geheugenkaart meer dan
256 foto’s bevatten, dan worden alleen de eerste 256 foto’s afgedrukt.
G-knop
211
Q
3 Selecteer foto’s of kies een datum.
Indien u kiest voor Selectie afdrukken of Afdrukken (DPOF)
in stap 2, druk dan op 4 of 2 om door de foto’s op de
geheugenkaart te bladeren; om afbeeldingen op andere
locaties te bekijken, houd de D-knop ingedrukt, druk op
1 en selecteer de gewenste kaart en map zoals
beschreven op pagina 186.
Om de huidige foto
schermvullend weer te geven, houd de X (T)-knop
ingedrukt.
Druk op 1 om de huidige foto te selecteren
voor afdrukken.
De foto zal worden gemarkeerd met een
Z-pictogram en het aantal afdrukken zal worden
ingesteld op 1.
Druk op 1 of 3 om het aantal afdrukken te
specificeren (maximaal 99; om de fotoselectie ongedaan
te maken, druk op 3 wanneer het aantal afdrukken 1 is).
Ga verder tot alle gewenste foto’s zijn geselecteerd.
Als u kiest voor Datum selecteren in stap 2, druk dan op 1 of
3 om een datum te markeren en druk op 2 om de
gemarkeerde datum in of uit te schakelen.
Om foto’s
gemaakt op de geselecteerde datum te bekijken, druk op
W (S).
Gebruik de multi-selector om door de foto’s te
bladeren of houd X (T) ingedrukt om de huidige foto
schermvullend te bekijken.
Druk opnieuw op W (S) om
terug te keren naar het dialoogvenster voor
datumselectie.
X (T)-knop: bekijk de foto
s
chermvullend
X (T)-knop: bekijk de
g
emarkeerde foto schermvullend
W (S)-knop: bekijk foto's voor
de geselecteerde datum
212
Q
4 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te
geven.
5 Pas de afdrukopties aan.
Kies de opties voor paginagrootte, rand en tijdstempel, zoals wordt beschreven op
pagina 209 (er verschijnt een waarschuwing als de geselecteerde paginagrootte te
klein is voor een indexprint).
6 Start afdrukken.
Selecteer Afdrukken starten en druk op J om het
afdrukken te starten.
Om te annuleren voordat alle
exemplaren zijn afgedrukt, druk op J.
213
Q
Een DPOF-afdrukopdracht maken: afdrukset
De optie DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu wordt gebruikt om digitale
“afdrukopdrachten” samen te stellen voor PictBridge-compatibele printers en apparaten
die DPOF ondersteunen.
1 Kies Selecteren/instellen voor de optie
DPOF-afdrukopdracht in het
weergavemenu.
Druk op de G-knop en selecteer
DPOF-afdrukopdracht in het weergavemenu.
Markeer Selecteren/instellen en druk op
2 (selecteer Alles deselecteren? om alle
foto’s uit de afdrukopdracht te verwijderen).
2 Selecteer foto’s.
Druk op 4 of 2 om door de foto’s op de
geheugenkaart te bladeren (om afbeeldingen
op andere locaties te bekijken, houd de D-
knop ingedrukt en druk op 1).
Om de huidige
foto schermvullend weer te geven, houd de
X (T)-knop ingedrukt.
Druk op 1 om de
huidige foto te selecteren voor afdrukken.
De
foto zal worden gemarkeerd met een
Z-pictogram en het aantal afdrukken zal
worden ingesteld op 1.
Druk op 1 of 3 om het
aantal afdrukken te specificeren (maximaal 99;
om de fotoselectie ongedaan te maken, druk
op 3 wanneer het aantal afdrukken 1 is).
Ga
verder tot alle gewenste foto’s zijn
geselecteerd.
3 Geef de afdrukopties weer.
Druk op J om de afdrukopties voor data weer
te geven.
G-knop
X (T)-knop: bekijk de foto schermvullend
214
Q
4 Selecteer afdrukopties.
Markeer de gewenste opties en druk op 2 om
deze in of uit te schakelen (als u de
afdrukopdracht wilt voltooien zonder deze
informatie in de opdracht op te nemen, gaat u
verder met stap 5).
Opnamegegevens afdrukken: druk sluitertijd en diafragma af op alle foto’s in de
afdrukopdracht.
Datum afdrukken: druk de opnamedatum af op alle foto’s in de afdrukopdracht.
5 Voltooi de afdrukopdracht.
Druk op J om de afdrukopdracht te voltooien.
D DPOF-afdrukopdracht
Om de huidige afdrukopdracht af te drukken terwijl de camera is verbonden met een
PictBridge-printer, selecteer Afdrukken (DPOF) in het PictBridge-menu en volg de stappen in
“Meerdere foto’s afdrukken” om de huidige afdrukopdracht aan te passen en af te drukken
(0 210).
Opties voor DPOF-afdrukgegevens en opnamegegevens worden niet ondersteund bij
het afdrukken via een directe USB-verbinding; gebruik de optie PictBridge Tijdstempel om de
opnamedatum op foto’s in de huidige afdrukopdracht af te drukken.
De optie DPOF-afdrukopdracht kan niet worden gebruikt als er onvoldoende ruimte op de
geheugenkaart beschikbaar is om de afdrukopdracht op te slaan.
NEF (RAW)-foto’s (0 66) kunnen niet worden geselecteerd met behulp van deze optie.
JPEG-
kopieën van NEF (RAW)-afbeeldingen kunnen worden gecreëerd met behulp van de optie
NEF (RAW)-verwerking in het retoucheermenu (0 282).
Afdrukopdrachten worden mogelijk niet correct uitgevoerd als foto’s via een computer of een
ander apparaat worden verwijderd nadat de afdrukopdracht is aangemaakt.
215
Q
Foto’s op een televisie bekijken
Met behulp van een High-Definition Multimedia Interface (HDMI)-kabel (los verkrijgbaar
in de detailhandel) kan de camera met high-definition videoapparaten worden
verbonden.
Voor aansluiting op de camera moet de kabel over een HDMI-mini-
aansluiting (Type C) beschikken.
1 Zet de camera uit.
Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of loskoppelt.
2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals aangeduid.
3 Stem het apparaat af op het HDMI-kanaal.
4 Zet de camera aan en druk op de K-knop.
Tijdens weergave zullen beelden op het televisiescherm worden weergegeven.
D Sluit het deksel van de aansluiting
Sluit het aansluitingendeksel van de camera wanneer de aansluitingen niet in gebruik zijn.
Stof in
de aansluitingen kan storing tijdens gegevensoverdracht veroorzaken.
A Weergave op televisie
Het gebruik van een EH-5b-lichtnetadapter en een EP-5B-stroomaansluiting (apart verkrijgbaar)
wordt aanbevolen voor langdurige weergave.
De televisie zal afbeeldingen schermvullend
weergeven als de foto-informatie verborgen is tijdens schermvullende weergave (0 187).
Merk
op dat de randen mogelijk niet zichtbaar zijn wanneer foto’s op een televisiescherm worden
bekeken.
A Audio
Audio wordt niet afgespeeld via een met de camera verbonden hoofdtelefoon.
Het volume kan
met behulp van de televisiebesturingen worden aangepast; de camerabesturingen kunnen niet
worden gebruikt.
Verbinden met
high-definition apparaat
(kies kabel met aansluiting
voor een HDMI-apparaat)
Verbinden met
camera
216
Q
❚❚ HDMI-opties
De HDMI-optie in het setup-menu (0 261) bedient de outputresolutie en kan worden
gebruikt om de camera op afstand te bedienen met apparaten die HDMI-CEC
(High-Definition Multimedia Interface–Consumer Electronics Control, een standaard die
toelaat dat HDMI-apparaten worden gebruikt om andere apparaten te bedienen
waarmee zij zijn verbonden) ondersteunen.
Uitvoerresolutie
Kies het formaat waarbij beelden naar het HDMI-apparaat
worden uitgevoerd.
Als Automatisch is geselecteerd, zal de
camera automatisch het juiste formaat selecteren.
Apparaatbesturing
Als de camera is verbonden met een televisie die HDMI-CEC
ondersteunt en Aan is geselecteerd voor HDMI >
Apparaatbesturing in het setup-menu en zowel de camera
als de televisie aan staan, dan verschijnt het rechts
weergegeven scherm op de televisie en kan de
afstandsbediening van de televisie worden gebruikt in
plaats van de multi-selector en kan de J-knop worden gebruikt tijdens schermvullende
weergave en diashows.
Indien Uit is geselecteerd, kan de afstandsbediening van de
televisie niet worden gebruikt om de camera te bedienen.
A HDMI en livebeeld
HDMI-schermen aangesloten via een HDMI-kabel kunnen worden gebruikt voor
livebeeldfotografie en filmlivebeeld (0 160, 168).
Tijdens filmlivebeeld en filmopname worden
afbeeldingen naar het HDMI-apparaat uitgevoerd bij de resolutie die is geselecteerd voor HDMI >
Uitvoerresolutie in het setup-menu. Als Automatisch is geselecteerd, wordt HDMI-uitvoer
aangepast overeenkomstig de optie die is geselecteerd voor Filminstellingen > Beeldformaat/
beeldsnelheid in het opnamemenu (0 169). Als het HDMI-apparaat niet de instelling
ondersteunt die automatisch wordt geselecteerd bij het huidige beeldformaat en de huidige
beeldsnelheid, kies dan een andere optie dan Automatisch voor Uitvoerresolutie.
Films
worden mogelijk bij een kleiner beeldformaat uitgevoerd dan de waarde geselecteerd voor
Beeldformaat/beeldsnelheid (0 169).
A HDMI-CEC-apparaten
Wanneer de camera is verbonden met een HDMI-CEC-apparaat, zal ) in plaats van het aantal
resterende opnamen het bedieningspaneel verschijnen.
A Apparaatbesturing
Raadpleeg de televisiehandleiding voor meer informatie.
217
M
U
Menugids
Druk op G en selecteer de tab D (weergavemenu) om het weergavemenu weer te
geven.
Het weergavemenu bevat de volgende opties:
Kies een map voor weergave (0 185):
D
Het weergavemenu:
afbeeldingen beheren
G-knop
Optie 0
Wissen 198
Weergavemap 217
Beeld verbergen 218
Weergaveopties 219
Beeld(en) kopiëren 219
Controlebeeld 222
Na wissen 222
Draai portret 222
Diashow 223
DPOF-afdrukopdracht 213
Optie 0
A Zie ook
Menustandaards worden vermeld op pagina 324.
Weergavemap
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
D7100
De foto’s in alle mappen die zijn aangemaakt met de D7100 zijn zichtbaar tijdens
weergave.
Alle Foto’s in alle mappen zijn zichtbaar tijdens weergave.
Huidige Alleen foto’s in de huidige map zijn zichtbaar tijdens weergave.
218
U
Verberg of toon foto’s.
Verborgen foto’s zijn alleen zichtbaar in het menu Beeld
verbergen en kunnen alleen worden verwijderd door de geheugenkaart te formatteren.
Volg de onderstaande stappen om geselecteerde foto’s te verbergen of te tonen.
1 Kies Selecteren/instellen.
Markeer Selecteren/instellen en druk op 2.
2 Selecteer foto’s.
Gebruik de multi-selector om door de foto’s op
de geheugenkaart te bladeren (om de
gemarkeerde foto schermvullend te bekijken,
druk op de X (T)-knop en houd deze
ingedrukt; om de afbeeldingen op andere
locaties te bekijken zoals beschreven op
pagina 186, houd D ingedrukt en druk op 1)
en druk op W (S) om de huidige foto te selecteren.
Geselecteerde foto’s zijn
gemarkeerd met een R-pictogram; om een fotoselectie ongedaan te maken,
markeer deze en druk opnieuw op W (S). Ga door totdat alle gewenste fotos zijn
geselecteerd.
3 Druk op J.
Druk op J om de bewerking te voltooien.
Beeld verbergen
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
Selecteren/instellen Verberg of toon geselecteerde foto’s.
Datum selecteren
Als u deze optie selecteert, wordt een kalender
weergegeven. Om alle foto’s op een datum gemaakte
foto’s te verbergen, markeer de datum en druk op 2.
Geselecteerde data zijn gemarkeerd met een L; om
alle foto’s genomen op een geselecteerde datum te
tonen, markeer deze en druk op 2. Druk op J om de
bewerking te voltooien.
Alles deselecteren? Alle foto’s tonen.
D Beveiligde en verborgen beelden
Als u een beveiligd beeld weergeeft, wordt tevens de beveiliging van het beeld verwijderd.
W (S)-knop
219
U
Kies de informatie die beschikbaar is in het informatiescherm voor
fotoweergave (0 187).
Druk op 1 of 3 om een optie te markeren,
druk vervolgens op 2 om de optie voor foto-informatieweergave
te selecteren.
Een L verschijnt naast de geselecteerde items; om de
selectie ongedaan te maken, markeer en druk op 2.
Druk op J om
naar het weergavemenu terug te keren.
Kopieer foto’s van de ene naar de andere geheugenkaart.
Deze optie is enkel beschikbaar
wanneer twee geheugenkaarten worden ingebracht in de camera.
1 Kies Bron selecteren.
Markeer Bron selecteren en druk op 2.
2 Selecteer de bronkaart.
Markeer de sleuf voor de kaart met de beelden
die gekopieerd moeten worden en druk op J.
Weergaveopties
G-knop D weergavemenu
Beeld(en) kopiëren
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
Bron selecteren Kies de kaart waarvan de foto’s worden gekopieerd.
Beeld(en) selecteren Selecteer te kopiëren foto’s.
Doelmap selecteren Selecteer doelmap op overgebleven kaart.
Beeld(en) kopiëren? Kopieer geselecteerde foto’s naar gespecificeerde bestemming.
220
U
3 Kies Beeld(en) selecteren.
Markeer Beeld(en) selecteren en druk op 2.
4 Selecteer de bronmap.
Markeer de map met de beelden die
gekopieerd moeten worden en druk op 2.
5 Maak de beginselectie.
Voordat u verder gaat met het selecteren of
deselecteren van afzonderlijke beelden, kunt u
alle beelden of alle beveiligde beelden in de
map markeren om te kopiëren met behulp van
Alle beelden selecteren of Beveiligde
beelden selecteren.
Om alleen afzonderlijk
geselecteerde beelden te kopiëren, kies Alles
deselecteren voordat u verder gaat.
6 Selecteer meer beelden.
Markeer foto's en druk op W (S) om te
selecteren of deselecteren (om de
gemarkeerde foto schermvullend te bekijken,
houd de X (T)-knop ingedrukt).
Geselecteerde beelden zijn met een L
gemarkeerd.
Druk op J om verder te gaan
naar stap 7 als uw selectie is voltooid.
7 Kies Doelmap selecteren.
Markeer Doelmap selecteren en druk op 2.
W (S)-knop
221
U
8 Selecteer een doelmap.
Om een mapnaam in te voeren, kies Map
selecteren op nummer, voer het nummer in
(0 225) en druk op J.
Als de map met het
geselecteerde nummer nog niet bestaat,
wordt een nieuwe map aangemaakt.
Om uit een lijst met bestaande mappen te
kiezen, kies Map selecteren in lijst, markeer
een map en druk op J.
9 Kopieer de beelden.
Markeer Beeld(en) kopiëren? en druk op J.
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven; markeer Ja en druk op J.
Druk
opnieuw op J om af te sluiten zodra het
kopiëren is voltooid.
D Beelden kopiëren
Beelden worden niet gekopieerd als er onvoldoende vrije ruimte op de doelkaart is.
Zorg ervoor
dat de batterij volledig is opgeladen voordat u films kopieert.
Als de doelmap een beeld bevat met dezelfde naam als
één van de te kopiëren beelden, wordt er een
bevestigingsvenster weergegeven.
Selecteer Bestaand
beeld vervangen om het beeld te vervangen met het te
kopiëren beeld of selecteer Alles vervangen om alle
bestaande beelden met dezelfde naam zonder verdere
waarschuwing te vervangen.
Om door te gaan zonder het
beeld te vervangen, selecteer Overslaan of selecteer
Annuleren om af te sluiten zonder andere beelden te
kopiëren.
De beveiligde status wordt samen met de beelden gekopieerd, maar dit geldt niet voor
afdrukmarkering (0 213).
Verborgen beelden kunnen niet worden gekopieerd.
222
U
Kies of foto’s direct na het fotograferen automatisch in de monitor
worden weergegeven.
Als Uit is geselecteerd, kunnen foto's enkel
worden weergegeven door op de K -knop te drukken.
Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een foto hebt verwijderd.
Kies of u “staande” foto’s (portretstand) voor weergave wilt draaien
tijdens het afspelen.
Merk op dat aangezien de camera zelf al de
geschikte oriëntatie heeft tijdens de opname, de beelden niet
automatisch gedraaid worden tijdens het controleren van beelden.
Controlebeeld
G-knop D weergavemenu
Na wissen
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
S Toon volgende
Geef de volgende foto weer.
Als de verwijderde foto het laatste beeld
was, zal de vorige foto worden weergegeven.
T Toon vorige
Geef de vorige foto weer.
Als de verwijderde foto het eerste beeld was,
zal de volgende foto worden weergegeven.
U Doorgaan als tevoren
Als de gebruiker door de foto’s bladerde in de volgorde waarin ze zijn
opgenomen, wordt de volgende foto weergegeven, zoals wordt
beschreven bij Toon volgende.
Als de gebruiker in omgekeerde
volgorde door de foto’s bladerde, wordt de vorige foto weergegeven,
zoals wordt beschreven bij Toon vorige.
Draai portret
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
Aan
“Staande” foto’s (portretstand) worden automatisch gedraaid voor weergave op de
cameramonitor.
Foto’s gemaakt met Uit geselecteerd voor Automatische
beeldrotatie (0 265) zullen “liggend” (landschap) worden weergegeven.
Uit “Staande” foto’s (portretstand) worden “liggend” (landschap) weergegeven.
223
U
Maak een diashow van de foto’s in de huidige weergavemap (0 217).
Verborgen
beelden (0 218) worden niet weergegeven.
Markeer Starten en druk op J om de diashow te starten.
De
volgende bewerkingen kunnen worden uitgevoerd terwijl de
diashow aan de gang is:
Het rechts aangeduide dialoogvenster wordt weergegeven
wanneer de show eindigt.
Selecteer Herstarten om te herstarten
of Afsluiten om terug te keren naar het weergavemenu.
Diashow
G-knop D weergavemenu
Optie Beschrijving
Starten Start de diashow.
Beeldtype
Kies het type beeld dat wordt weergegeven vanuit Foto's en films, Alleen foto's
en Alleen films.
Beeldinterval Kies hoe lang elke foto zal worden weergegeven.
Functie Indrukken Beschrijving
Naar vorig/volgend
beeld bladeren
Druk op 4 om naar het vorige beeld terug te keren, of op 2
om naar het volgende beeld te bladeren.
Extra foto-informatie
bekijken
Wijzig of verberg de weergegeven foto-informatie (alleen
foto’s; 0 187).
Pauze/hervatten J Pauzeer of hervat de diashow.
Verhoog/verlaag
volume
X
(T)/
W (S)
Druk op
X
(T) tijdens de filmweergave om het volume te
verhogen, op W (S) om te verlagen.
Terug naar
weergavemenu
G Beëindig de diashow en keer terug naar weergavemenu.
Terug naar
weergavestand
K Beëindig de diashow en keer terug naar de weergavestand.
Terug naar
opnamestand
Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
224
U
C Het opnamemenu: opnameopties
Druk op G en selecteer de tab C (opnamemenu) om het opnamemenu weer te geven.
Het opnamemenu bevat de volgende opties:
Opmerking: afhankelijk van de camera-instellingen zijn sommige opties grijs aangeduid en dus niet
beschikbaar.
Voor informatie over de beschikbare opties in elke opnamestand, zie pagina 321.
Selecteer Ja om de opties van het opnamemenu te herstellen naar
hun standaardwaarden (0 324).
G-knop
Optie 0
Opnamemenu terugzetten 224
Opslagmap 225
Naamgeving bestanden 226
Functie van kaart in sleuf 2 69
Beeldkwaliteit 66
Beeldformaat 68
Beeldveld 63
JPEG-compressie 67
NEF (RAW)-opname 67
Witbalans 89
Picture Control instellen 105
Picture Control beheren 110
Kleurruimte 227
Actieve D-Lighting 113
HDR (hoog dynamisch bereik) 115
Autom. vertekeningscorrectie 227
Ruisonderdr. lange tijdopname 228
Hoge ISO-ruisonderdrukking 228
ISO-gevoeligheid instellen 79
Afstandsbedieningsstand (ML-L3) 127
Meervoudige belichting 141
Intervalopname 145
Filminstellingen 169
Optie 0
Opnamemenu terugzetten
G-knop C opnamemenu
225
U
Selecteer de map waarin de navolgende beelden worden opgeslagen.
❚❚ Mappen op mapnummer selecteren
1 Kies Map selecteren op nummer.
Markeer Map selecteren op nummer en druk op 2.
Het rechts getoonde dialoogvenster wordt
weergegeven.
2 Kies een mapnummer.
Druk op 4 of 2 om een cijfer te markeren, druk op 1 of 3 om te wijzigen.
Als er al
een map met het geselecteerde nummer bestaat, wordt er een W, X of
Y-pictogram links van het mapnummer weergegeven:
W : map is leeg.
X : map is gedeeltelijk vol.
Y : map bevat 999 foto’s of een foto met het nummer 9999.
Er kunnen geen
foto’s meer worden opgeslagen in deze map.
De kaart waarop de map is opgeslagen, wordt getoond door het
kaartsleufpictogram in de rechterbovenhoek van het dialoogvenster Map
selecteren op nummer.
De kaart gebruikt voor nieuwe mappen is afhankelijk van
de huidige geselecteerde optie voor Functie van kaart in sleuf 2 (0 69).
3 Sla de wijzigingen op en sluit af.
Druk op J om de bewerking te voltooien en keer terug naar het opnamemenu (om
af te sluiten zonder de opslagmap te kiezen, druk op de G-knop). Als er nog geen
map met het opgegeven nummer bestaat, zal een nieuwe map worden
aangemaakt. De volgende foto’s zullen worden opgeslagen in de geselecteerde
map, tenzij deze al vol is.
Opslagmap
G-knop C opnamemenu
D Map- en bestandsnummers
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto’s of een foto met het nummer 9999 bevat, zal
de ontspanknop worden uitgeschakeld en kunnen er geen foto’s meer worden gemaakt.
Maak
een map aan met een nummer dat lager is dan 999 om het fotograferen voort te zetten of
selecteer een bestaande map met een nummer lager dan 999 en minder dan 999 afbeeldingen.
A Opstarttijd
Als de geheugenkaart een zeer groot aantal bestanden of mappen bevat, kan het langer duren
voordat de camera is opgestart.
226
U
❚❚ Mappen uit een lijst selecteren
1 Kies Map selecteren in lijst.
Markeer Map selecteren in lijst en druk op 2.
2 Markeer een map.
Druk op 1 of 3 om een map te markeren.
3 Selecteer de gemarkeerde map.
Druk op J om de gemarkeerde map te selecteren en naar het opnamemenu terug
te keren.
De navolgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden
opgeslagen.
Foto’s worden opgeslagen met een bestandsnaam die bestaat uit “DSC_” of, in het geval
van afbeeldingen die Adobe RGB kleurruimte gebruiken, “_DSC”, gevolgd door een getal
van vier cijfers en een extensie van drie letters (vb. “DSC_0001.JPG”). De optie
Naamgeving bestanden wordt gebruikt om drie letters te selecteren om het gedeelte
“DSC” van de bestandsnaam te vervangen. Voor informatie over het bewerken van
bestandsnamen, zie pagina 111.
Naamgeving bestanden
G-knop C opnamemenu
A Extensies
De volgende extensies worden gebruikt: “.NEF” voor NEF (RAW)-afbeeldingen, “.JPG” voor
JPEG-afbeeldingen, “.MOV” voor films en “.NDF” voor stofreferentiegegevens. De NEF- en
JPEG-bestanden van elk paar foto’s dat met de beeldkwaliteitsinstelling NEF (RAW) + JPEG wordt
gemaakt, krijgen dezelfde bestandsnaam maar een andere extensie.
227
U
De kleurruimte bepaalt het kleurengamma dat beschikbaar is voor kleurreproductie.
Kies
sRGB voor foto’s die “onbewerkt” worden afgedrukt of gebruikt, zonder verdere
aanpassing.
Adobe RGB heeft een breder kleurbereik en wordt aanbevolen voor
afbeeldingen die uitgebreid bewerkt of geretoucheerd zullen worden nadat ze de
camera hebben verlaten.
Selecteer Aan om tonvormige vertekening in foto’s gemaakt met
een groothoekobjectief en om kussenvormige vertekening in foto’s
met lange objectieven te verminderen (merk op dat het kan
voorkomen dat de zichtbare hoeken in de zoeker uit de
uiteindelijke foto worden gesneden en dat de benodigde tijd voor
het verwerken van de foto’s voordat het opnemen begint, groter
wordt).
Deze opties zijn niet van toepassing op films en is alleen beschikbaar voor type
G- en D-objectieven (pc, fisheye en sommige andere objectieven uitgezonderd);
resultaten worden niet gegarandeerd voor andere objectieven.
Kleurruimte
G-knop C opnamemenu
A Kleurruimte
Kleurruimtes bepalen de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke waarden waarmee ze in
een digitaal beeldbestand worden aangegeven.
De sRGB-kleurruimte wordt veel gebruikt, terwijl
de Adobe RGB-kleurruimte typisch wordt gebruikt in uitgeverijen en commerciële drukkerijen.
sRGB wordt aanbevolen wanneer u foto’s maakt die zonder wijziging worden afgedrukt of
worden weergegeven in toepassingen die geen kleurbeheer ondersteunen, of wanneer u foto’s
maakt die worden afgedrukt met ExifPrint, de optie voor direct afdrukken van sommige
consumentenprinters of commerciële afdrukservices.
Adobe RGB-foto’s kunnen bovendien
worden afgedrukt met behulp van deze opties, maar kleuren zullen minder levendig zijn.
JPEG-foto’s die zijn gemaakt met de kleurruimte Adobe RGB zijn DFC-compatibel; toepassingen
en printers die DFC ondersteunen zullen automatisch de juiste kleurruimte selecteren.
Als de
toepassing of het apparaat geen DCF ondersteunt, selecteer dan de juiste kleurruimte
handmatig.
Voor meer informatie, raadpleeg de documentatie meegeleverd met de toepassing
of het apparaat.
A Nikon software
ViewNX 2 (meegeleverd) of Capture NX 2 (los verkrijgbaar) selecteren automatisch de juiste
kleurruimte bij het openen van foto’s die met deze camera zijn gemaakt.
Autom. vertekeningscorrectie
G-knop C opnamemenu
A Retoucheren: vertekeningscorrectie
Voor informatie over het maken van kopieën van bestaande foto's met verminderde tonvormige
of kussenvormige vertekening, zie pagina 285.
228
U
Als Aan is geselecteerd, worden foto’s die zijn gemaakt bij
sluitertijden langer dan 1 sec. verwerkt om ruis te verminderen
(heldere vlekken, willekeurige heldere pixels of waas). De
vereiste tijd voor het verwerken wordt grofweg verdubbeld;
tijdens deze bewerking knippert “lm” in de
sluitertijdweergave/diafragmaweergave en kunnen er geen
foto’s worden gemaakt (als de camera wordt uitgeschakeld
voordat de bewerking is voltooid, zal de foto worden
opgeslagen maar wordt de ruisonderdrukking niet uitgevoerd).
In de continue
ontspanstand daalt de beeldsnelheid en neemt tijdens de bewerking van foto’s de
capaciteit van het buffergeheugen af.
Ruisonderdrukking lange tijdopname is niet
beschikbaar tijdens filmopname.
Foto’s die bij hoge ISO-gevoeligheden zijn gemaakt, kunnen worden bewerkt om “ruis” te
verminderen.
Ruisonderdr. lange tijdopname
(Ruisonderdrukking lange tijdopname)
G-knop C opnamemenu
Hoge ISO-ruisonderdrukking
G-knop C opnamemenu
Optie
Beschrijving
Hoog
Verminder ruis (willekeurige heldere pixels, lijnen of waas) voornamelijk in foto’s
gemaakt bij hoge ISO-gevoeligheden.
Kies uit de hoeveelheid ruisonderdrukking
uitgevoerd door Hoog, Normaal en Laag.
Normaal
Laag
Uit
Ruisonderdrukking wordt alleen uitgevoerd bij ISO-gevoeligheden van ISO 1250 en
hoger.
De hoeveelheid ruisonderdrukking is minder dan de hoeveelheid die wordt
uitgevoerd wanneer Laag is geselecteerd voor Hoge ISO-ruisonderdrukking.
229
U
A Persoonlijke instellingen:
fijnafstelling camera-instellingen
Druk op G en selecteer de tab A (menu persoonlijke instellingen) om het menu
persoonlijke instellingen weer te geven.
G-knop
Groepen persoonlijke
instellingen
Hoofdmenu
Herstel pers.
instellingen
(0 231)
Gebruik persoonlijke instellingen om de
camera-instellingen aan individuele wensen aan te passen.
230
U
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar:
Opmerking: afhankelijk van de camera-instellingen zijn sommige opties grijs aangeduid en dus niet
beschikbaar.
Voor informatie over de beschikbare opties in elke opnamestand, zie pagina 321.
Wanneer de instellingen in de huidige bank werden gewijzigd vanuit standaardwaarden (0 325),
zal een sterretje verschijnen naast de gewijzigde instellingen op het tweede niveau van het menu
Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instelling
0
Herstel pers. instellingen 231
a Autofocus
Selectie AF-C-prioriteit 231
Selectie AF-S-prioriteit 231
Focus-tracking met Lock-On 232
Verlichting scherpstelpunt 232
Doorloop scherpstelpunt 232
Aantal scherpstelpunten 233
Ingeb. AF-hulpverlichting 233
b Lichtmeting/belichting
Stapgrootte ISO-gevoeligh. 234
Stapgrootte inst. belichting 234
Eenv. belichtingscorrectie 235
Centrumgericht meetveld 236
Fijnafst. voor opt. belichting 236
c Timers/AE-vergrendeling
AE-vergrend. ontspanknop 236
Stand-by-timer 237
Zelfontspanner 237
Monitor uit 238
Wachttijd afstandsb. (ML-L3) 238
d Opnemen/weergeven
Signaal 238
Rasterweergave in zoeker 239
ISO tonen en aanpassen 239
Schermtips 239
Opnamesnelheid CL-stand 239
Max. aant. continu-opnamen 240
Opeenvolgende nummering 240
Informatieweergave 241
d Opnemen/weergeven
Lcd-verlichting 241
Belichtingsvertragingsstand 241
Flitswaarschuwing 241
MB-D15 batterijen 242
Batterijvolgorde 243
e Bracketing/flits
Flitssynchronisatiesnelheid 244
Langste sluitertijd bij flits 245
Flitserregeling ingeb. flitser 246
Belichtingscorr. voor flitser 250
Testflits 251
Inst. voor autom. bracketing 251
Bracketingvolgorde 251
f Bediening
OK-knop 252
Fn-knop toewijzen 253
Voorbeeldknop toewijzen 255
AE-L/AF-L-knop toewijzen 256
Functie instelschijven inst. 257
Knop loslaten voor instelsch. 258
Ontspannen bij geen kaart 258
Aanduidingen omkeren 258
Knop 4 MB-D15 toewijzen 259
g Film
Fn-knop toewijzen 259
Voorbeeldknop toewijzen 260
AE-L/AF-L-knop toewijzen 260
Ontspanknop toewijzen 260
Persoonlijke instelling
0
231
U
Selecteer Ja om de opties van het menu Persoonlijke instellingen te
herstellen naar hun standaardwaarden (0 325).
Wanneer AF-C is geselecteerd voor zoekerfotografie (0 71), regelt deze optie of foto’s
kunnen worden vastgelegd wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt (ontspanprioriteit)
of alleen zodra de camera is scherpgesteld (focusprioriteit).
Ongeacht de geselecteerde optie wordt scherpstelling niet vergrendeld wanneer AF-C is
geselecteerd voor de autofocusstand.
De camera blijft de scherpstelling aanpassen
totdat de sluiter wordt ontspannen.
Wanneer AF-S is geselecteerd voor zoekerfotografie (0 71), dan bepaalt deze optie of er
alleen foto’s worden gemaakt wanneer de camera scherpstelt (focusprioriteit) of telkens
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt (ontspanprioriteit) in enkelvoudige servo-AF.
Ongeacht de geselecteerde optie, indien de scherpstelaanduiding (
I) wordt
weergegeven wanneer AF-S is geselecteerd voor de autofocusstand, wordt de
scherpstelling vergrendeld zo lang als de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Scherpstelling wordt voortgezet totdat de sluiter wordt ontspannen.
Herstel pers. instellingen
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
a: Autofocus
a1: Selectie AF-C-prioriteit
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
G Ontspannen Er kunnen foto’s worden gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
F Scherpstelling
Er kunnen alleen foto’s worden gemaakt als de scherpstelaanduiding (I)
wordt weergegeven.
a2: Selectie AF-S-prioriteit
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
G Ontspannen Er kunnen foto’s worden gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
F Scherpstelling
Er kunnen alleen foto’s worden gemaakt als de scherpstelaanduiding (I)
wordt weergegeven.
232
U
Deze optie bepaalt hoe autofocus zich aanpast aan plotse grote veranderingen in de
afstand tot het onderwerp wanneer AF-C is geselecteerd of continue servo-autofocus is
geselecteerd, wanneer de camera in AF-A-stand voor zoekerfotografie (0 71) staat.
Kies of het actieve scherpstelpunt rood wordt aangeduid in de zoeker.
Kies of de selectie van het scherpstelpunt “doorloopt” van de ene rand van de weergave
naar de andere.
a3: Focus-tracking met Lock-On
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
C 5 (Lang)
Als de afstand tot het onderwerp plotseling verandert, wacht de camera
gedurende de ingestelde periode alvorens de afstand tot het onderwerp aan te
passen.
Zo wordt voorkomen dat de camera opnieuw scherpstelt wanneer het
onderwerp tijdelijk niet zichtbaar is doordat andere onderwerpen door het
beeld bewegen.
( 4
D 3 (Normaal)
) 2
E 1 (Kort)
Uit
De camera past de scherpstelling onmiddellijk aan wanneer de afstand tot het
onderwerp verandert.
Gebruik deze optie wanneer een reeks onderwerpen op
verschillende afstanden snel achter elkaar worden gefotografeerd.
a4: Verlichting scherpstelpunt
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Automatisch
Het geselecteerde scherpstelpunt licht zo nodig automatisch op, zodat het
contrasteert met de achtergrond.
Aan
Het geselecteerde scherpstelpunt licht altijd op, ongeacht de helderheid van de
achtergrond.
Het geselecteerde scherpstelpunt is mogelijk niet goed zichtbaar,
afhankelijk van de helderheid van de achtergrond.
Uit Het geselecteerde scherpstelpunt licht niet op.
a5: Doorloop scherpstelpunt
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Doorloop
De selectie van het scherpstelpunt loopt door van boven
naar onder, van onder naar boven, van rechts naar links
en van links naar rechts, zodat bijvoorbeeld bij het
indrukken van 2 het overeenkomstige scherpstelpunt
aan de linkerrand van de weergave wordt geselecteerd
(w), terwijl een scherpstelpunt aan de rechterrand van de
weergave is gemarkeerd (q).
Geen doorloop
De weergave van het scherpstelpunt wordt begrensd door de buitenste
scherpstelpunten, zodat bijvoorbeeld bij het indrukken van 2 niets gebeurt terwijl
een scherpstelpunt aan de rechterrand is geselecteerd.
q
w
233
U
Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is voor handmatige
scherpstelpuntselectie.
Kies of de ingebouwde AF-hulpverlichting bij weinig licht gaat
branden ter ondersteuning van de scherpstelling.
a6: Aantal scherpstelpunten
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
B 51 punten Kies uit de rechts aangeduide 51 scherpstelpunten.
A 11 punten
Kies uit de rechts aangeduide 11 scherpstelpunten.
Gebruik voor snelle scherpstelpuntselectie.
a7: Ingeb. AF-hulpverlichting
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Aan
De AF-hulpverlichting gaat branden bij weinig licht (alleen zoekerfotografie).
De
AF-hulpverlichting is alleen beschikbaar als aan de twee volgende voorwaarden wordt
voldaan:
1. AF-S is geselecteerd voor autofocusstand (0 71) of enkelvoudige servo-autofocus is
geselecteerd wanneer de camera in AF-A-stand staat.
2. Automatisch veld-AF is gekozen voor AF-veldstand (0 73) of enkelpunts- of
dynamisch veld-AF is gekozen en het middelste scherpstelpunt is geselecteerd.
Uit
De AF-hulpverlichting gaat niet branden ter ondersteuning van de scherpstelling.
Bij
weinig licht kan de camera mogelijk niet scherpstellen met autofocus.
A De AF-hulpverlichting
Verwijder zonnekappen bij het gebruik van de AF-hulpverlichting.
A Zie ook
Voor informatie over de opnamestanden waarin AF-hulp beschikbaar is, zie pagina 321.
Zie
pagina 301 voor beperkingen aangaande de objectieven die geschikt zijn voor AF-hulp.
234
U
Selecteer de stappen gebruikt bij het maken van aanpassingen aan
de ISO-gevoeligheid.
Indien mogelijk wordt de instelling van de
huidige ISO-gevoeligheid behouden wanneer de stapgrootte
wordt gewijzigd.
Als de huidige instelling niet beschikbaar is bij de
nieuwe stapgrootte, dan wordt ISO-gevoeligheid afgerond op de
dichtstbijzijnde beschikbare instelling.
Selecteer de stappen gebruikt bij het maken van aanpassingen aan
sluitertijd, diafragma, belichting, flitscorrectie en bracketing.
b: Lichtmeting/belichting
b1: Stapgrootte ISO-gevoeligh.
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
b2: Stapgrootte inst. belichting
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
235
U
Deze optie bepaalt of de knop E nodig is om de belichtingscorrectie in te stellen (0 86).
Indien Aan (automatisch herstellen) of Aan is geselecteerd, zal de 0 in het midden van
de belichtingsweergave knipperen zelfs wanneer de belichtingscorrectie staat ingesteld
op ±0.
b3: Eenv. belichtingscorrectie
G-knop A menu Persoonlijke
instellingen
Optie Beschrijving
Aan
(automatisch
herstellen)
Belichtingscorrectie wordt ingesteld door aan één van de instelschijven te draaien
(zie de onderstaande opmerking).
De instelling geselecteerd met behulp van de
instelschijf wordt teruggezet wanneer de camera uitschakelt of de stand-by-timer
afloopt (instellingen voor belichtingscorrectie geselecteerd met behulp van de
E-knop worden niet teruggezet).
Aan
Zoals hierboven, behalve dat de waarde voor belichtingscorrectie die is
geselecteerd met de instelschijf niet wordt teruggezet wanneer de camera
uitschakelt of de stand-by-timer afloopt.
Uit
Belichtingscorrectie wordt ingesteld door de E-knop in te drukken en aan de
hoofdinstelschijf te draaien.
A Verwissel hoofd/secundair
De instelschijf die wordt gebruikt voor het instellen van belichtingscorrectie wanneer Aan
(automatisch herstellen) of Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling
b3 (Eenv. belichtingscorrectie) hangt af van de optie die is geselecteerd voor persoonlijke
instelling f5 (Functie instelschijven inst.)> Verwissel hoofd/secundair (0 257).
Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/secundair
Uit Aan
Stand
P Secundaire instelschijf Secundaire instelschijf
S Secundaire instelschijf Hoofdinstelschijf
A Hoofdinstelschijf Secundaire instelschijf
M N.v.t.
A ISO/eenvoudige ISO
Persoonlijke instelling b3 (Eenv. belichtingscorrectie) kan niet worden gebruikt met
persoonlijke instelling d3 (ISO tonen en aanpassen)> ISO/eenvoudige ISO.
Het aanpassen van
een van deze items zet het overgebleven item terug; er wordt een bericht weergegeven wanneer
het item wordt teruggezet.
236
U
Bij het berekenen van de belichting wordt bij centrumgerichte
meting het grootste gewicht toegekend aan een cirkel in het
midden van het beeld.
De diameter (φ) van deze cirkel kan worden
ingesteld op 6, 8, 10 of 13 mm of op het gemiddelde van het hele
beeld.
Merk op dat de diameter standaard staat ingesteld op 8 mm wanneer er een objectief
zonder CPU wordt gebruikt, ongeacht de instelling die is geselecteerd voor Objectief
zonder CPU in het setup-menu (
0 149).
Wanneer Gemiddeld is geselecteerd, wordt het
gemiddelde van het hele beeld voor CPU-objectieven gebruikt.
Gebruik deze optie om de door de camera geselecteerde
belichtingswaarde fijn af te stellen.
U kunt de belichting voor elke
meetmethode afzonderlijk afstellen met een waarde tussen +1 en
–1 LW in stappen van
1
/6 LW.
Als Aan is geselecteerd, wordt de belichting vergrendeld als de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
b4: Centrumgericht meetveld
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
b5: Fijnafst. voor opt. belichting
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
D Fijnafstelling belichting
Afstelling van de belichting wordt niet beïnvloed door terugzetten met behulp van twee
knoppen.
Als het pictogram voor belichtingscorrectie (E) niet wordt weergegeven, is de enige
manier om te bepalen in hoeverre de belichting is gewijzigd, het bekijken van het aantal in het
menu voor fijnafstelling.
Belichtingscorrectie (0 86) heeft in de meeste situaties de voorkeur.
c: Timers/AE-vergrendeling
c1: AE-vergrend. ontspanknop
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
237
U
Kies hoe lang de camera de belichting blijft meten wanneer er geen
handelingen worden uitgevoerd. De sluitertijd- en
diafragmaweergaven op het bedieningspaneel en in de zoeker
worden automatisch uitgeschakeld wanneer de timer afloopt.
Kies een kortere uitschakelperiode van de stand-by-timer voor een
langere gebruiksduur van de batterij.
Kies de wachttijd van de ontspanknop, het aantal gemaakte
opnamen en het interval tussen twee opnamen in de
zelfontspannerstand (0 59).
Vertraging zelfontspanner: kies de lengte van de
ontspanknopvertraging.
Aantal opnamen: Druk op 1 en 3 om het aantal gemaakte
opnamen te kiezen telkens wanneer de ontspanknop wordt
ingedrukt.
Interval tussen opnamen: kies het interval tussen de opnamen
wanneer het Aantal opnamen meer dan 1 is.
c2: Stand-by-timer
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
c3: Zelfontspanner
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
238
U
Kies hoe lang de monitor ingeschakeld blijft wanneer er geen
handelingen worden uitgevoerd tijdens weergave (Weergave;
standaard op 10 sec.) en controlebeeld (Controlebeeld; standaard
op 4 sec.), wanneer menu’s (Menu’s; standaard op 1 minuut) of
informatie (Informatieweergave; standaard op 10 sec.) wordt
weergegeven, of tijdens livebeeld en filmopname (Livebeeld;
standaard op 10 minuten).
Kies een kortere uitschakelperiode als u de batterij wilt
sparen.
Kies hoe lang de camera stand-by zal blijven in de
afstandsbedieningsstand (0 127).
Indien er geen handelingen
worden uitgevoerd voor de geselecteerde periode, zal opname op
afstand eindigen en wordt Uit automatisch geselecteerd voor
Afstandsbedieningsstand (ML-L3) in het opnamemenu.
Kies
kortere tijden voor een langere gebruiksduur van de batterij.
Kies de toonhoogte en het volume van het signaal dat klinkt wanneer de camera
scherpstelt met behulp van enkelvoudige servo-AF (AF-S of wanneer enkelvoudige
servo-AF is geselecteerd voor AF-A; 0 71), wanneer de scherpstelling vergrendelt tijdens
livebeeldfotografie terwijl de ontspanner aftelt in de standen zelfontspanner (0 59) en
vertraagd op afstand (0 127), wanneer een foto direct op afstand of in de stand spiegel
omhoog op afstand (0 127) wordt gemaakt of als u een foto probeert te maken terwijl de
geheugenkaart is vergrendeld (0 31).
Merk op dat er geen signaal klinkt in filmlivebeeld
(0 161) of de stand stil ontspannen (stand J; 0 57), ongeacht of de optie wel of niet is
geselecteerd.
Volume: kies 3 (hoog), 2 (middel), 1 (laag) of Uit (dempen).
Wanneer er een andere optie dan Uit is geselecteerd, verschijnt
c in het informatiescherm.
Toonhoogte: kies Hoog of Laag.
c4: Monitor uit
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
c5: Wachttijd afstandsb. (ML-L3)
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
d: Opnemen/weergeven
d1: Signaal
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
239
U
Kies Aan om ter referentie on-demand rasterlijnen in de zoeker
(0 9) weer te geven bij het samenstellen van foto’s met behulp van
het beeldveld in DX-formaat (0 63).
Als ISO-gevoeligheid of ISO/eenvoudige ISO is geselecteerd, toont het
bedieningspaneel ISO-gevoeligheid in plaats van het aantal resterende opnamen.
Als
ISO/eenvoudige ISO is geselecteerd, kan ISO-gevoeligheid worden ingesteld in de
standen P en S door aan de secundaire instelschijf te draaien of in stand A door aan de
hoofdinstelschijf te draaien.
Selecteer Beeldteller om het aantal resterende belichtingen
in het bedieningspaneel weer te geven.
Kies Aan om tool-tips weer te geven voor items die in het
informatiescherm zijn geselecteerd (0 12).
Kies de maximale beeldsnelheid in de stand C
L (continu lage
snelheid) (0 57; bij intervalfotografie bepaalt deze instelling ook
de beeldsnelheid in de ontspanstand voor enkel beeld).
d2: Rasterweergave in zoeker
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
d3: ISO tonen en aanpassen
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
d4: Schermtips
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
d5: Opnamesnelheid CL-stand
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
240
U
Het maximum aantal opnamen dat achter elkaar kan worden gemaakt in een
enkelvoudige serieopname in de continustand kan worden ingesteld op een waarde
tussen 1 en 100.
Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera het laatst
gebruikte bestandsnummer met één en wordt deze naam voor het
nieuwe bestand gebruikt.
Deze optie regelt of de
bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst gebruikte nummer
wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart
wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera
wordt geplaatst.
d6: Max. aant. continu-opnamen
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
A Het buffergeheugen
Ongeacht de gekozen optie voor persoonlijke instelling d6, neemt de opnamesnelheid af als het
buffergeheugen vol raakt (t00).
Zie pagina 348 voor meer informatie over de capaciteit van het
buffergeheugen.
d7: Opeenvolgende nummering
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Aan
Wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of
een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst, gaat de
bestandsnummering verder vanaf het laatst gebruikte nummer of vanaf het hoogste
nummer in de huidige map, afhankelijk van welk getal het hoogste is.
Als er een foto
is gemaakt terwijl de huidige map een foto met het nummer 9999 bevat, wordt
automatisch een nieuwe map aangemaakt en begint de bestandsnummering weer bij
0001.
Uit
De bestandsnummering begint weer bij 0001 wanneer een nieuwe map wordt
aangemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart
in de camera wordt geplaatst.
Merk op dat er automatisch een nieuwe map wordt
aangemaakt als er een foto wordt gemaakt terwijl de huidige map 999 foto’s bevat.
Terugzetten
Hetzelfde als bij Aan, behalve dat de volgende foto die u maakt een bestandsnummer
krijgt dat één hoger is dan het hoogste bestandsnummer in de huidige map.
Als de
map leeg is, wordt de bestandsnummering teruggezet naar 0001.
D Opeenvolgende nummering
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto’s of een foto met het nummer 9999 bevat,
wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen geen foto’s meer worden gemaakt.
Kies
Terugzetten voor persoonlijke instelling d7 (Opeenvolgende nummering) en formatteer
vervolgens de huidige geheugenkaart of plaats een nieuwe geheugenkaart.
241
U
Als Automatisch (v) is geselecteerd, verandert de kleur van de tekens in de
informatieweergave (0 10) automatisch van zwart in wit of van wit in zwart om te zorgen
voor voldoende contrast met de achtergrond.
Om altijd dezelfde kleur letters te
gebruiken, selecteer Handmatig en kies Donker op licht (w; zwarte letters) of Licht op
donker (x; witte letters).
De helderheid van de monitor wordt automatisch aangepast
voor een maximaal contrast met de geselecteerde tekstkleur.
Als Uit is geselecteerd, brandt de achtergrondverlichting van het
bedieningspaneel (lcd-verlichting) alleen als de hoofdschakelaar
naar D is gedraaid.
Als Aan is geselecteerd, zal het
bedieningspaneel oplichten telkens wanneer de stand-by-timer
actief is (0 38).
Selecteer Uit voor een langere gebruiksduur van de
batterij.
In situaties waar de minste camerabeweging een foto onscherp kan
maken, selecteer 1 sec., 2 sec. of 3 sec. om de ontspanknop één,
twee of drie seconden te vertragen na het opklappen van de
spiegel.
Als Aan is geselecteerd, zal de flitsgereedaanduiding (c) knipperen in de zoeker indien de
flitser vereist is om optimale belichting te verzekeren.
d8: Informatieweergave
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Donker op licht Licht op donker
d9: Lcd-verlichting
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
d10: Belichtingsvertragingsstand
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
d11: Flitswaarschuwing
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
242
U
Om ervoor te zorgen dat de camera naar verwachting functioneert zoals wanneer het
optionele MB-D15-battery pack met AA-batterijen wordt gebruikt, moet de in dit menu
geselecteerde optie overeenkomen met het type batterijen dat in het battery pack is
geplaatst.
Deze optie hoeft niet worden aangepast bij het gebruik van
EN-EL15-batterijen.
d12: MB-D15 batterijen
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
1 LR6 (AA alkaline) Selecteer deze optie bij het gebruik van LR6 alkaline AA-batterijen.
2 HR6 (AA Ni-MH) Selecteer deze optie bij het gebruik van HR6 Ni-MH AA-batterijen.
3 FR6 (AA lithium) Selecteer deze optie bij het gebruik van FR6 lithium AA-batterijen.
A AA-batterijen gebruiken
De capaciteit van AA-batterijen neemt aanzienlijk af bij temperaturen lager dan 20 °C en hangt af
van het merk en de opslagomstandigheden; in sommige gevallen werken batterijen mogelijk niet
meer voordat hun vervaldatum is verstreken.
Bepaalde AA-batterijen kunnen niet worden
gebruikt; vanwege hun prestatie-eigenschappen en beperkte capaciteit hebben
alkalinebatterijen minder capaciteit dan sommige andere soorten batterijen en dienen deze
alleen te worden gebruikt als er geen alternatief beschikbaar is en uitsluitend bij hogere
temperaturen.
De camera geeft het niveau van AA-batterijen als volgt weer:
Bedieningspaneel Zoeker Beschrijving
L Batterijen volledig opgeladen.
H d Batterij bijna leeg.
Houd nieuwe batterijen bij de hand.
H
(knippert)
d
(knippert)
Ontspanknop uitgeschakeld.
Verwissel de batterijen.
243
U
Kies of de batterij in de camera of de batterijen in het battery pack
het eerst worden gebruikt als een optioneel MB-D15 battery pack is
bevestigd. Let op: De lichtnetadapter wordt gebruikt als de MB-D15
wordt gevoed door een optionele EH-5b-lichtnetadapter en een
EP-5B-stroomaansluiting, ongeacht de geselecteerde optie.
Een s-pictogram wordt weergegeven in het
camerabedieningspaneel wanneer de batterijen in de MB-D15 in
gebruik zijn.
d13: Batterijvolgorde
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
A Het MB-D15 battery pack
De MB-D15 gebruikt één EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij of zes AA alkaline-, Ni-MH- of
lithiumbatterijen (een EN-EL15 is met de camera meegeleverd; AA-batterijen zijn los
verkrijgbaar).
Het informatiescherm geeft het batterijtype dat in de MB-D15 is
geplaatst als volgt weer:
MB-D15-batterijtypeweergave Batterijtype
$ EN-EL15 oplaadbare Li-ionbatterij
w AA-batterijen
244
U
Deze optie bepaalt de flitssynchronisatiesnelheid.
e: Bracketing/flits
e1: Flitssynchronisatiesnelheid
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
1/320 sec.
(automatische FP)
Automatische snelle FP-synchronisatie wordt gebruikt wanneer er een
compatibele flitser is bevestigd (0 305).
Als de ingebouwde flitser of andere
flitsers worden gebruikt, staat sluitertijd ingesteld op
1
/320 sec.
Wanneer de
camera in de stand P of A een sluitertijd van
1
/320 sec. toont, wordt automatische
snelle FP-synchronisatie geactiveerd als de werkelijke sluitertijd korter is dan
1
/320 sec.
1/250 sec.
(automatische FP)
Automatische snelle FP-synchronisatie wordt gebruikt wanneer er een
compatibele flitser is bevestigd (0 305).
Als de ingebouwde flitser of andere
flitsers worden gebruikt, staat sluitertijd ingesteld op
1
/250 sec.
Wanneer de
camera in de stand P of A een sluitertijd van
1
/250 sec. toont, wordt automatische
snelle FP-synchronisatie geactiveerd als de werkelijke sluitertijd korter is dan
1
/250 sec.
1/250 sec.–1/60 sec. Flitssynchronisatiesnelheid ingesteld op de geselecteerde waarde.
A Sluitertijd vast instellen op maximale flitssynchronisatiesnelheid
Selecteer de volgende sluitertijd na de langst mogelijke sluitertijd (30 sec. of Tijd/%) om de
sluitersnelheid vast te zetten op de maximale synchronisatiesnelheid in stand S of M.
Er zal een X
(aanduiding voor flitssynchronisatie) worden weergegeven in de zoeker en het
bedieningspaneel.
A Automatische snelle FP-synchronisatie
Hiermee is het mogelijk de flitser te gebruiken bij de kortste sluitertijd die de camera ondersteunt,
zodat het maximale diafragma kan worden gekozen voor een verminderde scherptediepte zelfs
wanneer het onderwerp wordt verlicht door fel zonlicht.
Het informatiescherm voor aanduiding
van de flitsstand geeft “FP” weer als automatische FP voor snelle synchronisatie actief is (0 306).
245
U
❚❚ Automatische snelle FP-synchronisatie
Wanneer 1/320 sec. (automatische FP) of 1/250 sec. (automatische FP) is geselecteerd
voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 244), kan de
ingebouwde flitser worden gebruikt bij sluitertijden zo snel als
1
/320 sec. of
1
/250 sec,
terwijl compatibele optionele flitsers (0 305) kunnen worden gebruikt bij elke sluitertijd
(Automatische snelle FP-synchronisatie).
Deze optie bepaalt de langst mogelijke sluitertijd bij synchronisatie
op het eerste of tweede gordijn of rode-ogenreductie in standen
P of A (ongeacht de gekozen instelling kunnen sluitertijden een
waarde aannemen van maximaal 30 sec. in standen S en M of bij
flitserinstellingen met trage synchronisatie, trage synchronisatie op
het tweede gordijn of rode-ogenreductie met trage
synchronisatie).
Opties variëren van
1
/60 sec. (1/60 sec.) tot 30 sec. (30 sec.).
Flitssynchroni-
satiesnelheid
1/320 sec. (automatische FP) 1/250 sec. (automatische FP) 1/250 sec.
Sluitertijd
Ingebouwde
flitser
Optionele flitser
Ingebouwde
flitser
Optionele flitser
Ingebouwde
flitser
Optionele
flitser
Van
1
/8.000 tot maar
niet inclusief
1
/320 sec.
Automatische
FP
Automatische
FP
——
Van
1
/320 tot maar
niet inclusief
1
/250 sec.
Flitssynchronisatie
*
Automatische
FP
——
1
/250–30 sec. Flitssynchronisatie
* Het flitsbereik neemt af naarmate de sluitertijd korter wordt.
Het flitsbereik zal desalniettemin
groter zijn dan die verkregen bij dezelfde snelheden met automatische FP.
e2: Langste sluitertijd bij flits
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
246
U
Kies de flitsstand voor de ingebouwde flitser.
❚❚ Handmatig
Kies een flitssterkte uit Volle flits en 1/128 (
1
/128 van de volledige sterkte).
Bij volle
flitssterkte heeft de ingebouwde flitser een richtgetal van 12 (m, ISO 100, 20 °C).
❚❚ Stroboscopisch flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter open is, waardoor het
effect van een stroboscooplicht ontstaat.
Druk op 4 of 2 om de
volgende opties te markeren, op 1 of 3 om te wijzigen.
e3: Flitserregeling ingeb. flitser
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
1 DDL
De flitssterkte wordt automatisch aangepast aan de
opnameomstandigheden.
2 Handmatig Kies het flitsniveau (0 246). De camera geeft geen monitorvoorflitsen af.
3 Stroboscopisch flitsen
De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter open is, waardoor het effect
van een stroboscooplicht ontstaat (0 246).
4 Commanderstand
Gebruik de ingebouwde flitser als een hoofdflitserregelaar die een of
meerdere groepen optionele flitsers op afstand aanstuurt (0 247).
Optie Beschrijving
Sterkte
Kies de flitssterkte (uitgedrukt als een fractie van de volledige
flitssterkte).
Aantal
Kies het aantal malen dat de flitser flitst op de geselecteerde
sterkte.
Het daadwerkelijke aantal flitsen kan lager zijn dat het
geselecteerde aantal, afhankelijk van de sluitertijd en de optie
die is geselecteerd voor Frequentie.
Frequentie Kies hoe vaak de flitser per seconde flitst.
A Flitserregelingsstand
De flitserregelingsstand voor de ingebouwde flitser wordt weergegeven
in het informatiescherm (0 122).
A “Handmatig” en “Stroboscopisch flitsen”
De Y-pictogrammen in het bedieningspaneel en de zoeker knipperen wanneer deze opties zijn
geselecteerd.
247
U
❚❚ Commanderstand
Gebruik de ingebouwde flitser als hoofdflitser die een of meer externe optionele flitsers
in maximaal twee groepen (A en B) aanstuurt met behulp van geavanceerde draadloze
flitssturing (0 305).
Het selecteren van deze optie geeft het rechts getoonde menu
weer.
Druk op 4 of 2 om de volgende opties te markeren, op 1 of
3 om te wijzigen.
A De SB-400
Wanneer een optionele SB-400 flitser is bevestigd en ingeschakeld, verandert persoonlijke
instelling e3 in Optionele flitser, zodat de flitserregelingsstand voor de SB-400 kan worden
geselecteerd uit DDL en Handmatig (de opties Stroboscopisch flitsen en Commanderstand
zijn niet beschikbaar).
A “Aantal”
De flitssterkte bepaalt welke opties beschikbaar zijn voor Stroboscopisch flitsen > Aantal.
Sterkte Beschikbare opties voor “Aantal” Sterkte Beschikbare opties voor “Aantal”
1/4 2 1/32 2–10, 15
1/8 2–5 1/64 2–10, 15, 20, 25
1/16 2–10 1/128 2–10, 15, 20, 25, 30, 35
Optie Beschrijving
Ingeb. flitser Kies een flitsstand voor de ingebouwde flitser (commanderflits).
DDL
i-DDL-stand.
Kies flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en –3,0 LW in stapgroottes van
1
/3 LW.
M Kies de flitssterkte uit waarden tussen 1/1 en 1/128 (
1
/128 van de volledige sterkte).
––
De ingebouwde flitser zal niet flitsen, hoewel de draadloze flitsers dit wel doen.
De
ingebouwde flitser moet worden opgeklapt zodat deze monitorvoorflitsen kan
afgeven.
Groep A Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep A.
DDL
i-DDL-stand.
Kies flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en –3,0 LW in stapgroottes van
1
/3 LW.
AA
Automatisch diafragma (alleen beschikbaar voor compatibele flitsers; 0 305).
Kies
flitscorrectie uit waarden tussen +3,0 en –3,0 LW in stapgroottes van
1
/3 LW.
M Kies de flitssterkte uit waarden tussen 1/1 en 1/128 (
1
/128 van de volledige sterkte).
–– De flitsers in deze groep worden niet geactiveerd.
Groep B
Kies een flitsstand voor alle flitsers in groep B.
De beschikbare opties zijn dezelfde als
deze opgesomd voor Groep A hierboven.
Kanaal
Kies uit kanalen 1–4.
Alle flitsers in beide groepen moeten op hetzelfde kanaal
worden ingesteld.
248
U
Voer de onderstaande stappen uit om foto’s te maken in de commanderstand.
1 Wijzig de instellingen voor de ingebouwde flitser.
Kies de flitserregelingsstand en de flitssterkte voor de
ingebouwde flitser.
Merk op dat de flitssterkte niet kan
worden aangepast in de stand ––.
2 Pas de instellingen aan voor groep A.
Kies de flitserregelingsstand en de flitssterkte voor de
flitsers in groep A.
3 Pas de instellingen aan voor groep B.
Kies de flitserregelingsstand en de flitssterkte voor de
flitsers in groep B.
4 Selecteer het kanaal.
5 Druk op J.
249
U
6 Stel de opname samen.
Stel de opname samen en stel de flitsers op, zoals hieronder wordt aangegeven.
Houd er rekening mee dat de maximale afstand waarop de externe flitsers kunnen
worden geplaatst, afhangt van de opnameomstandigheden.
7 Configureer de externe flitsers.
Zet alle externe flitsers aan, pas de groepsinstellingen naar wens aan en stel ze in op
het kanaal dat is geselecteerd in stap 4. Raadpleeg de gebruikshandleiding van de
flitser voor informatie.
8 Klap de ingebouwde flitser op.
Druk op de M (Y)-knop om de ingebouwde flitser op te klappen.
Merk op dat zelfs
als –– is geselecteerd voor Ingeb. flitser > Stand, de ingebouwde flitser moet zijn
opgeklapt, zodat deze monitorvoorflitsen kan afgeven.
9 Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Na controle of het flitsgereedlampje op de camera en de flitsgereedlampjes op alle
andere flitsers branden, kadreer, stel scherp en maak de foto.
Flitswaardevergrendeling (0 125) kan naar wens worden gebruikt.
60° of minder
30° of
minder
10 m
of minder
30° of minder
60° of minder
5m
of minder
5m
of minder
Camera
(ingebouwde flitser)
De draadloze
bedieningssensoren op
flitsers moeten naar de
camera zijn gericht.
250
U
Kies hoe de camera het flitsniveau aanpast wanneer de belichtingscorrectie wordt
gebruikt.
A De weergave van de flitssynchronisatiestand
M verschijnt niet in de bedieningspaneelweergave van de flitssynchronisatiestand wanneer –– is
geselecteerd voor Ingeb. flitser > Stand.
A Flitscorrectie
De flitscorrectiewaarde die is geselecteerd met de M (Y)-knop en de secundaire instelschijf wordt
opgeteld bij de flitscorrectiewaarden die zijn geselecteerd voor de ingebouwde flitser, groep A en
groep B in het menu Commanderstand.
Het pictogram Y wordt in het bedieningspaneel en in
de zoeker weergegeven als een andere flitscorrectiewaarde dan ±0 is geselecteerd voor
Ingeb. flitser > DDL.
Het pictogram Y knippert wanneer de ingebouwde flitser in de stand M
staat.
D Commanderstand
Plaats de sensorvensters op de externe flitsers om het licht van de ingebouwde flitser te
detecteren (let vooral op als de camera niet op een statief is gemonteerd).
Zorg dat er geen direct
licht of sterke reflecties van de externe flitsers in het objectief van de camera (in DDL-stand) of op
de fotocellen van de externe flitsers (in AA-stand) vallen, aangezien dit de belichting kan
verstoren.
Kies lage ISO-gevoeligheden of een kleine diafragma’s (hoge f-waarden) om te
voorkomen dat timerflitsen van de ingebouwde flitser zichtbaar zijn in foto’s die op korte afstand
worden gemaakt, of gebruik een optioneel SG-3IR-infraroodfilter voor de ingebouwde flitser.
Een
SG-3IR is vereist voor het beste resultaat met synchronisatie op het tweede gordijn, waarbij de
timerflitsen helderder zijn.
Maak na het plaatsen van de externe flitsers een testopname en bekijk
de resultaten in de cameramonitor.
Hoewel er geen beperkingen gelden voor het aantal externe flitsers dat kan worden gebruikt, is
drie uit praktisch oogpunt het maximum.
Bij meer dan drie flitsers zal het resultaat nadelig
worden beïnvloed door het licht van de externe flitsers.
e4: Belichtingscorr. voor flitser
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
YE Heel beeld
Zowel flitsniveau als belichtingscorrectie worden aangepast om de
belichting over het hele beeld te wijzigen.
E Alleen achtergrond Belichtingscorrectie is enkel van toepassing op de achtergrond.
251
U
Als Aan is geselecteerd wanneer de camera wordt gebruikt met de
ingebouwde flitser of een optionele CLS-compatibele flitser
(0 305), wordt een testflits afgegeven wanneer de voorbeeldknop
voor scherptediepte op de camera wordt ingedrukt (0 50).
Er
wordt geen testflits afgegeven als Uit is geselecteerd.
Kies de instelling of instellingen met bracketing wanneer automatische bracketing
(0 133) van kracht is.
Kies AE & flits (j) om zowel belichting als flitssterkte met
bracketing uit te voeren, Alleen AE (k) om enkel belichting met bracketing uit te voeren,
Alleen flits (l) om enkel flitssterkte met bracketing uit te voeren,
Witbalansbracketing (m) om witbalansbracketing (0 137) of ADL-bracketing (y) om
bracketing met Actieve D-Lighting (0 139) uit te voeren.
Houd er rekening mee dat
witbalansbracketing niet beschikbaar is bij de beeldkwaliteitsinstellingen NEF (RAW) of
NEF (RAW) + JPEG.
Bij de standaardinstelling van MTR > onder > over (H), worden belichting, flitser en
witbalansbracketing uitgevoerd in de volgorde zoals beschreven op pagina 133 en 137.
Als Onder > MTR > over (I) is geselecteerd, zal de opname worden voortgezet in
volgorde van de laagste tot de hoogste waarde.
Deze instelling heeft geen invloed op
ADL-bracketing.
e5: Testflits
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
e6: Inst. voor autom. bracketing
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
e7: Bracketingvolgorde
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
252
U
Deze optie bepaalt de functie die is toegewezen aan de J-knop tijdens zoekerfotografie,
weergave en livebeeld (het indrukken van J start filmweergave wanneer een film
schermvullend wordt weergegeven, ongeacht de geselecteerde optie).
❚❚ Opnamestand
❚❚ Weergavestand
❚❚ Livebeeld
f: Bediening
f1: OK-knop
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Functie toegewezen aan J-knop
J
Middelste scherpstelp. select. Selecteer het middelste scherpstepunt.
K
Actieve scherpstelpunt mark. Markeer het actieve scherpstelpunt.
Geen functie Geen.
Optie Functie toegewezen aan J-knop
n
Miniatuur aan/uit Schakelt tussen schermvullende en miniatuurweergave.
o
Histogrammen weergeven
In zowel schermvullende als miniatuurweergave wordt een
histogram (0 189) weergegeven terwijl de J-knop wordt
ingedrukt.
X
Zoom aan/uit
Schakelt tussen schermvullende of miniatuurweergave en
zoomweergave.
Kies de begininstelling voor zoom uit Lage
zoom, Gemiddelde zoom en Hoge zoom.
De zoomweergave
concentreert zich op het actieve scherpstelpunt.
p
Sleuf en map selecteren Geef het selectievenster voor de sleuf en map weer (0 186).
Optie Functie toegewezen aan J-knop
J
Middelste scherpstelp. select.
Het indrukken van de J-knop in livebeeld selecteert het
middelste scherpstelpunt.
X
Zoom aan/uit
Druk op de J-knop om tussen zoom aan en zoom uit te
schakelen.
Kies de begininstelling voor zoom uit Lage zoom,
Gemiddelde zoom en Hoge zoom.
De zoomweergave
concentreert zich op het actieve scherpstelpunt.
Geen functie Het indrukken van de J-knop heeft geen effect in livebeeld.
253
U
Kies de functie die wordt vervuld door de Fn-knop, door de knop
zelf (Indrukken) of bij gebruik in combinatie met de instelschijven
(Indrukken + instelschijven).
❚❚ Indrukken
Het selecteren van Indrukken geeft de volgende opties weer:
f2: Fn-knop toewijzen
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
q
Voorbeeld
Druk op de Fn-knop om een voorbeeld van de scherptediepte te
bekijken (0 50).
r
Flitswaardevergrendeling
Druk op de Fn-knop om de flitswaarde te vergrendelen (alleen
ingebouwde flitser en compatibele optionele flitsers, 0 125, 305).
Druk opnieuw om de flitswaardevergrendeling te annuleren.
B
AE/AF-vergrendeling
Scherpstelling en belichting vergrendelen terwijl de Fn-knop wordt
ingedrukt.
C
AE-vergrendeling Belichting vergrendelt terwijl de Fn-knop wordt ingedrukt.
E
AE-vergrendeling (vast)
Belichting vergrendelt wanneer de Fn-knop wordt ingedrukt en blijft
vergrendeld totdat de knop voor de tweede keer wordt ingedrukt of
de stand-by-timer afloopt.
F
AF-vergrendeling Scherpstelling vergrendelt terwijl de Fn-knop wordt ingedrukt.
A
AF-ON
Het indrukken van de Fn-knop stelt autofocus in werking.
De
ontspanknop kan niet worden gebruikt om scherp te stellen.
s
Flitser uit
De flitser flitst niet in foto's die zijn gemaakt terwijl de Fn-knop wordt
ingedrukt.
t
Bracketingserie
Als de Fn-knop wordt ingedrukt terwijl belichtings-, flits- of ADL-
bracketing actief is in enkel beeld of de stand stil ontspannen,
worden alle opnamen in het huidige bracketingprogramma
gemaakt telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Als
witbalansbracketing actief is of de continue ontspanstand (stand C
H
of C
L) is geselecteerd, herhaalt de camera de bracketingserie terwijl
de ontspanknop wordt ingedrukt.
e
+NEF (RAW)
Als de beeldkwaliteit is ingesteld op JPEG Fijn, JPEG Normaal of
JPEG Basis, dan wordt “RAW” weergegeven in het bedieningspaneel
en zal een NEF (RAW)-kopie opgenomen worden bij de
eerstvolgende foto die wordt gemaakt nadat op de Fn-knop is
gedrukt (om NEF/RAW-kopieën te maken van een reeks foto's, houdt
dan de ontspanknop tussen de opnamen half ingedrukt). Als u wilt
afsluiten zonder een NEF (RAW)-kopie op te slaan, druk dan opnieuw
op de Fn-knop.
L
Matrixmeting Matrix is actief terwijl de Fn-knop wordt ingedrukt.
M
Centrumgerichte meting Centrumgerichte meting is actief terwijl de Fn-knop wordt ingedrukt.
N
Spotmeting Spotmeting is geactiveerd terwijl de Fn-knop wordt ingedrukt.
254
U
9
Rasterweergave in zoeker
Als DX (24×16) is geselecteerd voor Beeldveld (0 63), kan de Fn-
knop worden gebruikt om het raster in de zoeker weer te geven of te
verbergen (0 239).
m
Virtuele horizon in zoeker
Druk op de Fn-knop om weergave van een virtuele horizon in de
zoeker te bekijken.
n
MIJN MENU Het indrukken van de Fn-knop geeft “MIJN MENU” (0 291) weer.
6
Bovenste optie in MIJN
MENU
Druk op de Fn-knop om naar het bovenste item in “MIJN MENU” te
springen. Selecteer deze optie voor snelle toegang tot een
veelgebruikt menu-item.
K
Weergave
De Fn-knop voert dezelfde functies uit als de K-knop.
Selecteer bij
het gebruik van een teleobjectief of onder andere omstandigheden
waarbij het moeilijk is de K-knop met uw linkerhand te bedienen.
Geen Het indrukken van de knop heeft geen effect.
A Incompatibele opties
Als de optie geselecteerd voor Indrukken niet kan worden gebruikt in combinatie met de optie
geselecteerd voor Indrukken + instelschijven, wordt een bericht weergegeven en wordt, om
het even welke van Indrukken of Indrukken + instelschijven het eerst werd geselecteerd,
ingesteld op Geen.
A Virtuele horizon in zoeker
Wanneer Virtuele horizon in zoeker is geselecteerd voor persoonlijke instelling
f2 (Fn-knop toewijzen), wordt bij het indrukken van de Fn-knop een rolaanduiding in de zoeker
weergegeven.
Druk opnieuw op de knop om de aanduiding naar zijn normale functie te
herstellen.
Camera schuin rechts Camera waterpas Camera schuin links
Zoeker (camera liggend
(landschap))
Zoeker (camera staand
(portret))
Merk op dat de weergave niet nauwkeurig is als de camera sterk voorwaarts of achterwaarts helt.
Om een virtuele horizon in de monitor weer te geven, gebruik de optie Virtuele horizon in het
setup-menu (0 269).
Optie Beschrijving
255
U
❚❚ Indrukken + instelschijven
Het selecteren van Indrukken + instelschijven geeft de volgende opties weer:
Kies de functie die wordt vervuld door de voorbeeldknop
scherptediepte, door de knop zelf (Indrukken) of bij gebruik in
combinatie met de instelschijven (Indrukken + instelschijven).
De beschikbare opties zijn dezelfde als voor Fn-knop toewijzen
(0 253).
De standaardopties voor Indrukken en Indrukken +
instelschijven zijn respectievelijk Voorbeeld en Geen.
Optie Beschrijving
5
Kies beeldveld
Druk op de Fn-knop en draai aan een instelschijf om een beeldveld (0 63)
te kiezen.
v
1 stap sluitertijd/
diafragma
Als de Fn-knop wordt ingedrukt terwijl er aan de instelschijven wordt
gedraaid, worden wijzigingen aan sluitertijd (standen S en M) en diafragma
(standen A en M) gemaakt in stappen van 1 LW, ongeacht de optie
geselecteerd voor persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst.
belichting, 0 234).
w
Nr. object. zonder
CPU kiezen
Druk op de Fn-knop en draai aan een instelschijf om een objectiefnummer
te kiezen dat is opgegeven via de optie Objectief zonder CPU (0 149).
y
Actieve D-Lighting
Druk op de Fn-knop en draai aan de instelschijf om Actieve D-Lighting
(0 113) aan te passen.
z
HDR (hoog
dynamisch bereik)
Draai, terwijl de Fn-knop wordt ingedrukt, aan de hoofdinstelschijf om een
HDR-stand te kiezen, of draai aan de secundaire instelschijf om
HDR-sterkte te kiezen (0 116).
Geen
Er worden geen bewerkingen uitgevoerd wanneer aan de instelschijven
wordt gedraaid en de Fn-knop wordt ingedrukt.
f3: Voorbeeldknop toewijzen
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
256
U
Kies de functie die wordt vervuld door de A AE-L/AF-L-knop, door de
knop zelf (Indrukken) of bij gebruik in combinatie met de
instelschijven (Indrukken + instelschijven).
❚❚ Indrukken
Het selecteren van Indrukken geeft de volgende opties weer:
❚❚ Indrukken + instelschijven
Het selecteren van Indrukken + instelschijven geeft de volgende opties weer:
f4: AE-L/AF-L-knop toewijzen
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
B
AE/AF-vergrendeling
Scherpstelling en belichting vergrendelen terwijl de A AE-L/AF-L-
knop wordt ingedrukt.
C
AE-vergrendeling Belichting vergrendelt terwijl de A AE-L/AF-L-knop wordt ingedrukt.
E
AE-vergrendeling (vast)
Belichting vergrendelt wanneer de A AE-L/AF-L-knop wordt
ingedrukt, en blijft vergrendeld totdat de knop een tweede keer
wordt ingedrukt of de stand-by-timer afloopt.
F
AF-vergrendeling
Scherpstelling vergrendelt terwijl de A AE-L/AF-L-knop wordt
ingedrukt.
A AF-ON
De A AE-L/AF-L-knop start autofocus. De ontspanknop kan niet
worden gebruikt om scherp te stellen.
r
Flitswaardevergrendeling
Druk op de A AE-L/AF-L-knop om de flitswaarde te vergrendelen
(enkel ingebouwde flitser en compatibele, optionele flitsers, 0 125,
305).
Druk opnieuw om de flitswaardevergrendeling te annuleren.
Geen Het indrukken van de knop heeft geen effect.
Optie Beschrijving
5
Kies beeldveld
Druk op de A AE-L/AF-L-knop en draai aan een instelschijf om een
beeldveld (0 63) te kiezen.
w
Nr. object. zonder CPU kiezen
Druk op de A AE-L/AF-L-knop en draai aan een instelschijf om een
objectiefnummer te kiezen dat is gespecificeerd met behulp van
de optie Objectief zonder CPU (0 149).
Geen
Er worden geen bewerkingen uitgevoerd wanneer aan de
instelschijven wordt gedraaid en de A AE-L/AF-L-knop wordt
ingedrukt.
257
U
Deze optie regelt de werking van de hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf.
Rotatie omkeren: Keer de rotatierichting van de instelschijven om
wanneer ze worden gebruikt voor het aanpassen van
Belichtingscorrectie en/of Sluitertijd/diafragma.
Markeer
opties en druk op 2 om te selecteren of de selectie ongedaan te
maken en druk vervolgens op J.
Deze instelling is eveneens van
toepassing op de instelschijven voor de MB-D15.
Verwissel hoofd/secundair: Als Uit is geselecteerd, regelt de
hoofdinstelschijf sluitertijd en de bediening van de secundaire
instelschijf diafragma.
Selecteer Aan (A-stand) om de
hoofdinstelschijf te gebruiken voor het selecteren van diafragma
in de opnamestand A, Aan om de hoofdinstelschijf te gebruiken
voor het selecteren van diafragma in de standen A en M en de
secundaire instelschijf voor het selecteren van sluitertijd in de standen S en M.
Deze
instelling is eveneens van toepassing op de instelschijven voor de MB-D15.
Instellen diafragma: Als Secundaire instelschijf is geselecteerd, kan diafragma alleen
worden aangepast met de secundaire instelschijf (of met de hoofdinstelschijf als Aan
is geselecteerd voor Verwissel hoofd/secundair).
Als Diafragmaring is geselecteerd,
kan diafragma alleen worden aangepast met de diafragmaring en zal de
diafragmaweergave van de camera het diafragma in stapgroottes van 1 LW tonen
(diafragma voor type G-objectieven wordt nog steeds ingesteld met de secundaire
instelschijf).
Merk op dat ongeacht de gekozen instelling, de diafragmaring moet
worden gebruikt om diafragma aan te passen wanneer een objectief zonder CPU is
bevestigd.
Menu’s en weergave: Als Uit is geselecteerd, wordt de multi-selector gebruikt om de foto
te kiezen die wordt weergegeven tijdens schermvullende weergave, om miniaturen te
markeren en om in menu’s te navigeren.
Als Aan of Aan (geen controlebeeld) is
geselecteerd, kan de hoofdinstelschijf worden gebruikt om de foto te kiezen die
tijdens schermvullende weergave wordt weergegeven, om de cursor naar links of naar
rechts te verplaatsen tijdens miniatuurweergave en om de menumarkeringsbalk
omhoog of omlaag te verplaatsen.
De secundaire instelschijf wordt gebruikt om
aanvullende foto-informatie in schermvullende weergave weer te geven en om de
cursor omhoog of omlaag te verplaatsen tijdens miniatuurweergave.
Selecteer Aan
(geen controlebeeld) om te voorkomen dat de hoofdinstelschijven worden gebruikt
voor weergave tijdens controlebeeld.
Terwijl menu’s worden weergegeven, wordt bij
het naar rechts draaien van de secundaire instelschijf het submenu voor de
geselecteerde optie weergegeven, terwijl bij het naar links draaien het vorige menu
wordt weergegeven.
Om een selectie te maken, druk op 2 of J.
f5: Functie instelschijven inst.
G-knop A menu Persoonlijke instellingen
262
U
Om met formatteren te beginnen, kies een geheugenkaartsleuf en
selecteer Ja.
Merk op dat bij het formatteren alle foto's en andere
gegevens op de geheugenkaart in de geselecteerde sleuf permanent
worden verwijderd.
Maak indien nodig van tevoren back-up
kopieën alvorens te formatteren.
Druk op 1 of 3 om de monitorhelderheid voor weergave, menu’s
en het informatiescherm te kiezen.
Kies hogere waarden om de
helderheid te verhogen en lagere waarden om de helderheid te
verlagen.
Geheugenkaart formatteren
G-knop B setup-menu
D Tijdens het formatteren
Schakel de camera niet uit of verwijder geen geheugenkaarten tijdens het formatteren.
A Formatteren met twee knoppen
Geheugenkaarten kunnen eveneens worden geformatteerd door de O (Q) en Z (Q)-knoppen
langer dan twee seconden in te drukken (0 32).
Monitorhelderheid
G-knop B setup-menu
A Monitorhelderheid
Waarden van +4 of hoger zorgen ervoor dat de monitor eenvoudiger kan worden afgelezen in
helder licht maar resulteert eveneens in gele kleuren die een groene zweem aannemen.
Kies
lagere waarden voor nauwkeurige kleurreproductie.
A Zie ook
Voor informatie over het aanpassen van de monitorhelderheid in livebeeld, zie pagina 157.
263
U
Verzamel referentiegegevens voor de optie stofverwijdering in Capture NX 2 (los
verkrijgbaar; voor meer informatie, zie de Capture NX 2-handleiding).
Stof-referentiefoto is alleen beschikbaar als er een CPU-objectief op de camera is
bevestigd.
Een objectief met een brandpuntsafstand van minimaal 50 mm wordt
aanbevolen.
Bij het gebruik van een zoomobjectief moet helemaal worden ingezoomd.
1 Kies een startoptie.
Markeer een van de volgende opties en druk op J.
Druk op G om af te sluiten zonder
stof-referentiegegevens te verzamelen.
Starten: het rechts getoonde bericht zal worden
getoond en “rEF” verschijnt in de
weergaveschermen van de zoeker en het
bedieningspaneel.
Sensor reinigen en dan starten: selecteer deze optie
om de beeldsensor te reinigen voordat de functie
wordt gestart.
Het rechts getoonde bericht
wordt weergegeven en “rEF” verschijnt in de
weergaveschermen van de zoeker en het
bedieningspaneel zodra het reinigen is voltooid.
2 Kadreer een egaal wit voorwerp in de zoeker.
Houd het objectief op circa tien cm afstand van een goed verlicht, egaal wit
voorwerp. Neem het voorwerp zo in beeld dat het de zoeker vult en druk
vervolgens de ontspanknop half in.
Bij autofocus wordt automatisch scherp gesteld op oneindig; bij handmatige
scherpstelling moet de scherpstelling handmatig op oneindig worden ingesteld.
Stof-referentiefoto
G-knop B setup-menu
264
U
3 Verzamel stof-referentiegegevens.
Druk de ontspanknop volledig in om stof-referentiegegevens te verzamelen.
De
monitor schakelt uit zodra de ontspanknop wordt ingedrukt.
Merk op dat
ruisonderdrukking zal worden uitgevoerd als het onderwerp slecht belicht is, en zo
de opnametijden verhoogt.
Als het referentievoorwerp te licht of te donker is, kan de
camera mogelijk geen stof-referentiegegevens verzamelen
en wordt de rechts aangeduide melding weergegeven.
Kies
een ander referentievoorwerp en herhaal de procedure vanaf
stap 1.
Verminder flikkeringen en bandvorming bij het maken van opnamen onder tl-verlichting
en kwikdamplampen tijdens livebeeld en filmopnamen.
Kies Automatisch om de
camera automatisch de juiste frequentie te laten kiezen, of zoek handmatig naar de
frequentie van het lokale lichtnet.
D Reiniging van de beeldsensor
Stof-referentiegegevens die werden opgenomen voordat beeldsensor reinigen wordt
uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op beelden die werden gemaakt nadat beeldsensor
reinigen werd uitgevoerd.
Selecteer Sensor reinigen en dan starten alleen als
stof-referentiegegevens niet worden gebruikt met bestaande foto’s.
A Stof-referentiegegevens
Dezelfde referentiegegevens kunnen worden gebruikt voor foto’s
genomen met verschillende objectieven of met verschillende
diafragma’s.
Referentiefoto’s kunnen niet worden bekeken met behulp
van beeldbewerkingssoftware.
Een rasterpatroon wordt weergegeven
wanneer referentiefoto's op de camera worden bekeken.
Flikkerreductie
G-knop B setup-menu
A Flikkerreductie
Als Automatisch niet in staat is de gewenste resultaten te produceren en u niet weet welke
frequentie het lokale lichtnet heeft, test dan zowel de optie 50 als 60 Hz en kies de optie die de
beste resultaten produceert.
Flikkerreductie produceert mogelijk niet de gewenste resultaten als
het onderwerp erg helder is. In dat geval moet u stand A of M selecteren en kies een kleiner
diafragma (hogere f-waarde) voordat livebeeld wordt gestart.
265
U
Wijzig tijdzones, stel de cameraklok in, kies de weergavevolgorde voor de datum en
schakel zomertijd in of uit (0 28).
Kies een taal voor cameramenu’s en berichten.
Foto’s die zijn gemaakt terwijl Aan is geselecteerd, bevatten informatie over de oriëntatie
van de camera, waardoor ze automatisch kunnen worden gedraaid tijdens weergave
(0 185) of wanneer ze worden bekeken in ViewNX 2 (meegeleverd) of in Capture NX 2
(apart verkrijgbaar; 0 309).
De volgende oriëntaties worden vastgelegd:
De oriëntatie van de camera wordt niet vastgelegd als Uit is geselecteerd.
Kies deze optie
bij het pannen of fotograferen met het objectief omhoog of omlaag is gericht.
Tijdzone en datum
G-knop B setup-menu
Optie Beschrijving
Tijdzone
Kies een tijdzone.
De cameraklok wordt automatisch ingesteld op de tijd in de
nieuwe tijdzone.
Datum en tijd
Stel de cameraklok in.
Als de klok niet is ingesteld, zal een knipperend
B-pictogram in het informatiescherm verschijnen.
Datumnotatie Kies de volgorde waarin dag, maand en jaar worden weergegeven.
Zomertijd
Schakel zomertijd in of uit.
De cameraklok wordt automatisch een uur
vooruit- of teruggezet.
De standaardinstelling is Uit.
Taal (Language)
G-knop B setup-menu
Automatische beeldrotatie
G-knop B setup-menu
Liggend (landschap) Camera 90° rechtsom
gedraaid
Camera 90° linksom
gedraaid
A Draai portret
Om staande foto’s “staand” (portretstand) weer te geven tijdens weergave, selecteer Aan voor de
optie Draai portret in het weergavemenu (0 222).
266
U
Bekijk informatie over de batterij die momenteel in de camera is
geplaatst.
Voeg commentaar toe aan nieuwe foto’s op het moment dat ze worden genomen.
Commentaar kan als metadata in ViewNX 2 (meegeleverd) of Capture NX 2 (los
verkrijgbaar; 0 309) worden bekeken.
Het commentaar is tevens zichtbaar op de pagina
met opnamegegevens in het foto-informatiescherm (0 190).
De volgende opties zijn
beschikbaar:
Commentaar invoeren: voer commentaar in zoals beschreven op pagina 111.
Commentaar kan maximaal 36 tekens lang zijn.
Commentaar toevoegen: selecteer deze optie om het
commentaar aan alle volgende foto’s toe te voegen.
Commentaar toevoegen kan worden in- of uitgeschakeld door
deze optie te markeren en op 2 te drukken.
Druk op J om af te
sluiten na het kiezen van de gewenste instelling.
Batterij-informatie
G-knop B setup-menu
Item Beschrijving
Lading Het huidige batterijniveau wordt uitgedrukt in percentages.
Aantal opn.
Het aantal malen dat de sluiter werd ontspannen met de huidige batterij sinds de
batterij voor het laatst werd opgeladen.
Merk op dat de camera soms de sluiter
ontspant zonder een opname te maken, bijvoorbeeld bij het meten van de
witbalansvoorinstelling.
Levensduur
Een aanduiding met vijf niveaus geeft de levensduur van de batterij aan.
0 (k)
geeft aan dat de batterij de maximale levensduur heeft bereikt, 4 (l ) geeft aan dat
de levensduur van de batterij is verstreken en dat ze moet worden vervangen.
Merk op dat batterijen die zijn opgeladen bij temperaturen lager dan ongeveer
5 °C mogelijk een tijdelijke daling in levensduur vertonen; het scherm voor de
levensduur van de batterij zal echter naar normale stand terugkeren eens de
batterij is herladen op een temperatuur van ongeveer 20 °C of hoger.
A Het MB-D15 battery pack
Het scherm voor het MB-D15 battery pack wordt rechts weergegeven.
Als er AA-batterijen worden gebruikt, wordt het batterijniveau door een
batterijniveaupictogram aangeduid; andere items zullen niet worden
weergegeven.
Beeldcommentaar
G-knop B setup-menu
267
U
Voeg copyrightinformatie toe aan nieuwe foto’s op het moment dat ze worden
genomen.
Copyrightinformatie is opgenomen in de opnamegegevens die worden
getoond in het foto-informatiescherm (0 190) en kunnen worden bekeken als metadata
in ViewNX 2 (meegeleverd) of in Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 309).
De volgende
opties zijn beschikbaar:
Fotograaf: voer de naam van de fotograaf in, zoals beschreven op pagina 111.
De
naam van de fotograaf kan maximaal 36 tekens bevatten.
Copyright: voer de naam van de copyrighthouder in, zoals beschreven op pagina 111.
De naam van de copyrighthouder kan maximaal 54 tekens bevatten.
Copyrightinformatie toevoegen: selecteer deze optie om het
copyrightinformatie aan alle volgende foto’s toe te voegen.
Copyrightinformatie toevoegen kan in- en uitgeschakeld
worden door het te markeren en te drukken op 2.
Druk op J
om af te sluiten na het kiezen van de gewenste instelling.
Copyrightinformatie
G-knop B setup-menu
D Copyrightinformatie
Om oneigen gebruik te voorkomen van de naam van de fotograaf of de eigenaar van het
copyright, zorgt u ervoor dat Copyrightinformatie toevoegen niet is geselecteerd en dat de
velden Fotograaf en Copyright leeg zijn alvorens u de camera aan iemand anders geeft.
Nikon
is niet aansprakelijk voor schadeloosstellingen of geschillen die voortkomen uit het gebruik van
de optie Copyrightinformatie.
268
U
Selecteer Instellingen opslaan om de volgende instellingen op de geheugenkaart in
sleuf 1 op te slaan (0 69; indien de kaart vol is, zal een foutmelding worden
weergegeven).
Gebruik deze optie om instellingen met andere D7100-camera’s te delen.
Instellingen die zijn opgeslagen met dit cameramodel kunnen worden hersteld door het
selecteren van Instellingen laden.
Merk op dat de optie Instellingen opslaan/laden
alleen beschikbaar is wanneer een geheugenkaart in de camera is geplaatst en dat de
optie Instellingen laden alleen beschikbaar is als de kaart opgeslagen instellingen bevat.
Instellingen opslaan/laden
G-knop B setup-menu
Menu Optie
Weergave
Weergaveopties
Controlebeeld
Na wissen
Draai portret
Opname
Naamgeving bestanden
Functie van kaart in sleuf 2
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Beeldveld
JPEG-compressie
NEF (RAW)-opname
Witbalans (met fijnafstelling en
voorinstellingen d-1–d-6)
Picture Control instellen
Kleurruimte
Actieve D-Lighting
Autom. vertekeningscorrectie
Ruisonderdr. lange tijdopname
Hoge ISO-ruisonderdrukking
ISO-gevoeligheid instellen
Filminstellingen
Persoonlijke
instellingen
Alle Persoonlijke Instellingen
behalve Herstel pers.
instellingen
Instellingen
Beeldsensor reinigen
Flikkerreductie
Tijdzone en datum
(behalve datum en tijd)
Taal (Language)
Automatische beeldrotatie
Beeldcommentaar
Copyrightinformatie
Objectief zonder CPU
HDMI
GPS
Draadloze mobiele adapter
Uploaden via Eye-Fi
Mijn menu/
Recente
instellingen
Alle items in Mijn menu
Alle recente instellingen
Tab kiezen
Menu Optie
A Opgeslagen instellingen
Instellingen worden opgeslagen in een bestand genaamd NCSETUPB.
De camera zal niet in staat
zijn de instellingen te laden als de bestandsnaam wordt gewijzigd.
269
U
Geef een virtuele horizon weer op basis van informatie van de kantelsensor van de
camera.
Als de camera nog naar links of naar rechts is gekanteld, wordt de
rolreferentielijn groen weergegeven.
Elke verschil is gelijk aan 5°.
Virtuele horizon
G-knop B setup-menu
Camera waterpas Camera links of rechts
gekanteld
D De camera kantelen
De weergave van de virtuele horizon is niet nauwkeurig als de camera sterk voorwaarts of
achterwaarts wordt gekanteld. Als de camera er niet in slaagt de hellingshoek te meten, wordt de
mate van kantelen niet weergegeven.
A Zie ook
Voor informatie over het bekijken van een virtuele horizon in de zoeker, zie persoonlijke instelling
f2 (Fn-knop toewijzen; 0 253, 254).
Voor informatie over het weergeven van een virtuele
horizon in livebeeld, zie pagina 159 en 166.
270
U
Verfijn de scherpstelling voor maximaal 12 objectieftypen. AF-fijnafstelling wordt in de
meeste situaties afgeraden en kan hinderen bij normale scherpstelling. Gebruik alleen
indien noodzakelijk.
AF-fijnafstelling
G-knop B setup-menu
Optie Beschrijving
AF-fijnafstelling
(Aan/Uit)
Aan: schakel AF-fijnafstelling in.
Uit: schakel AF-fijnafstelling uit.
Opgeslagen
waarde
Stel AF af voor het huidige objectief (enkel
CPU-objectieven). Druk op 1 of 3 om te
kiezen voor een waarde tussen +20 en -20.
Waarden tot maximaal 12 objectieftypes
kunnen worden hersteld. Er kan voor elk type
objectief slechts één waarde worden
opgeslagen.
Standaard
Kies de waarde voor AF-fijnafstelling die
wordt gebruikt als er geen eerdere waarde
bestaat voor het huidige objectief (alleen
CPU-objectieven).
Opgeslagen
waarden tonen
Geef de al opgeslagen waarden voor AF-fijnafstelling weer.
Om een objectief uit
de lijst te wissen, markeer het gewenste objectief en druk op O (Q).
Om de
identificatie van een objectief te wijzigen (om bijvoorbeeld een identificatie te
kiezen die gelijk is aan de twee laatste cijfers van het serienummer van het
objectief om onderscheid te maken met andere objectieven van hetzelfde type,
aangezien Opgeslagen waarde slechts met een objectief van elk type kan
worden gebruikt), markeert u het gewenste objectief en drukt u op 2.
Het rechts getoonde menu wordt weergegeven; druk op
1 of 3 om een identificatie te kiezen en druk op J om de
wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
D AF-fijnafstelling
De camera kan mogelijk niet scherpstellen op de minimale afstand of op oneindig als
AF-fijnafstelling wordt toegepast.
D Livebeeld
Fijnafstelling wordt niet toegepast op autofocus tijdens livebeeld (0 153).
A Opgeslagen waarde
Er kan voor elk type objectief slechts één waarde worden opgeslagen.
Wanneer een
teleconverter wordt gebruikt, kunnen aparte waarden worden opgeslagen voor elke combinatie
van objectief en teleconverter.
Plaats het scherpstelpunt
weg van de camera.
Huidige
waarde
Plaats het scherpstelpunt
dichter bij de camera.
Vorige
waarde
271
U
Kies of de camera draadloze verbindingen met smartapparaten tot stand zal brengen
wanneer een optionele WU-1a draadloze mobiele adapter (0 310) op de USB-aansluiting
van de camera is bevestigd.
Draadloze mobiele adapter
G-knop B setup-menu
Optie Beschrijving
Inschakelen
Schakel draadloze verbindingen in voor smartapparaten die over de Wireless
Mobile Utility beschikken.
Uitschakelen
Schakel draadloze verbindingen met smartapparaten uit.
Kies deze optie op
plaatsen waar het gebruik van draadloze apparaten verboden is.
Het selecteren
van deze optie verhoogt bovendien de gebruiksduur van de camerabatterij.
272
U
Deze optie wordt alleen weergegeven wanneer een Eye-Fi-geheugenkaart (apart
verkrijgbaar van een ander merk) in de camera is geplaatst.
Kies Inschakelen om foto’s
naar een vooraf geselecteerde bestemming te uploaden (als er twee Eye-Fi-kaarten zijn
geplaatst, kunt u de kaart kiezen die voor uploaden wordt gebruikt).
Merk op dat de
foto’s niet zullen worden geüpload als de signaalsterkte ontoereikend is.
Neem alle lokale wetten betreffende draadloze apparaten in acht en kies Uitschakelen
waar draadloze apparaten verboden zijn.
Als er een Eye-Fi-kaart is geplaatst, wordt de status aangeduid door
een pictogram in het informatiescherm:
d: uploaden via Eye-Fi uitgeschakeld.
e: uploaden via Eye-Fi beschikbaar maar geen foto’s
beschikbaar voor uploaden.
f (statisch): uploaden via Eye-Fi ingeschakeld; wachten om met
uploaden te beginnen.
f (animatie): uploaden via Eye-Fi ingeschakeld; informatie aan het uploaden.
g: fout — de camera kan de Eye-Fi-kaart niet bedienen.
Als er een knipperende W
in het bedieningspaneel of de zoeker verschijnt, raadpleeg pagina 334; als deze
aanduiding niet knippert kunnen foto’s op normale wijze worden vastgelegd, maar
kunt u mogelijk de instellingen voor Eye-Fi niet wijzigen.
Bekijk de huidige firmwareversie van de camera.
Uploaden via Eye-Fi
G-knop B setup-menu
D Eye-Fi-kaarten
Eye-Fi-kaarten kunnen toch draadloze signalen uitzenden wanneer Uitschakelen is geselecteerd.
Als er een waarschuwing wordt weergegeven in de monitor (0 334), schakel de camera uit en
verwijder de kaart.
Raadpleeg de bij uw Eye-Fi-kaart geleverde handleiding en richt uw vragen tot de fabrikant van
de kaart.
De camera kan worden gebruikt om Eye-Fi-kaarten in en uit te schakelen, maar is
mogelijk niet in staat andere Eye-Fi-functies te ondersteunen.
Bepaalde kaarten zijn mogelijk niet beschikbaar in bepaalde landen of regio’s; raadpleeg de
fabrikant voor meer informatie.
Eye-Fi-kaarten zijn alleen voor gebruik in het land van aankoop.
Controleer of de firmwareversie van de Eye-Fi-kaart is geactualiseerd tot de laatste versie.
A Eye-Fi-kaarten in ad hoc-modus gebruiken
Er kan extra tijd nodig zijn bij het verbinden met behulp van Eye-Fi-kaarten die de ad hoc-stand
ondersteunen.
Stel persoonlijke instelling c2 in (Stand-by-timer, 0 237) op 30 sec of langer.
Firmwareversie
G-knop B setup-menu
273
U
N Het retoucheermenu:
geretoucheerde kopieën maken
Om het retoucheermenu weer te geven, druk op G en selecteer de tab N
(retoucheermenu).
De opties van het retoucheermenu worden gebruikt om bijgesneden of geretoucheerde
kopieën van bestaande foto’s te maken.
Het retoucheermenu wordt alleen weergegeven
wanneer een geheugenkaart met foto’s in de camera is geplaatst (merk op dat de
geheugenkaart wordt gebruikt om zowel RAW/NEF- als JPEG-kopieën van dezelfde foto’s
op te slaan, zoals beschreven op pagina 66, is het retoucheren anders dan Beeld-op-
beeld en is NEF (RAW)-verwerking alleen van toepassing op de JPEG-kopieën).
1 Kan alleen worden geselecteerd door op de G-knop te drukken en de tab N te selecteren.
2 Alleen beschikbaar als P wordt ingedrukt in schermvullende weergave wanneer een
geretoucheerd beeld of origineel wordt weergegeven.
G-knop
Optie 0
i D-Lighting 276
j Rode-ogencorrectie 276
k Bijsnijden 277
l Monochroom 277
m Filtereffecten 278
n Kleurbalans 279
o Beeld-op-beeld
1
280
7 NEF (RAW)-verwerking 282
8 Formaat wijzigen 283
& Snel retoucheren 284
e Rechtzetten 285
( Vertekeningscorrectie 285
) Fisheye 285
f Lijntekening 286
g Kleurenschets 286
h Perspectiefcorrectie 286
i Miniatuureffect 287
u Selectieve kleur 288
9 Film bewerken 173
p Vergelijken
2
290
Optie 0
D Kopieën retoucheren
De meeste opties kunnen worden toegepast op kopieën die zijn aangemaakt met behulp van
andere retoucheeropties, met uitzondering van Beeld-op-beeld en Film bewerken >
Kies begin-/eindpunt, waarbij elke optie slechts één keer kan worden toegepast (merk op dat
meerdere bewerkingen tot detailverlies kan leiden).
Opties die niet kunnen worden toegepast op
het huidige beeld worden grijs gemaakt en zijn niet beschikbaar.
A Beeldkwaliteit
Behalve in het geval van kopieën gemaakt met Bijsnijden, Beeld-op-beeld,
NEF (RAW)-verwerking en Formaat wijzigen, hebben kopieën gemaakt van JPEG-afbeeldingen
hetzelfde formaat en dezelfde kwaliteit als het origineel, terwijl kopieën van NEF (RAW)-foto’s
worden opgeslagen als grote JPEG-afbeeldingen met beeldkwaliteit-Fijn.
Compressie met
formaatprioriteit wordt gebruikt wanneer kopieën worden opgeslagen in JPEG-formaat.
274
U
Geretoucheerde kopieën maken
Een geretoucheerde kopie maken:
1 Selecteer een item in het retoucheermenu.
Druk op 1 of 3 om een item te markeren, op 2 om
te selecteren.
2 Selecteer een foto.
Markeer een foto en druk op J (om de
gemarkeerde foto schermvullend te bekijken, houd
de X (T)-knop ingedrukt; om beelden op andere
locaties te bekijken zoals beschreven op pagina 186,
houd D ingedrukt en druk op 1).
3 Selecteer opties voor retoucheren.
Raadpleeg voor meer informatie de paragraaf voor
het geselecteerde item.
Druk op G om af te
sluiten zonder een geretoucheerde kopie te maken.
4 Maak een geretoucheerde kopie.
Druk op J om een geretoucheerde kopie te maken.
Geretoucheerde kopieën worden aangeduid door
een o-pictogram.
A Retoucheren
De camera is mogelijk niet in staat om foto’s die met andere toestellen zijn gemaakt, weer
te geven of te retoucheren.
A Monitor uit
De monitor zal uitschakelen en de bewerking zal worden geannuleerd als er voor een korte
periode geen acties worden uitgevoerd.
Alle niet opgeslagen wijzigingen zullen verloren
gaan.
Om de tijd dat de monitor ingeschakeld blijft te vergroten, kies een langere
weergavetijd voor persoonlijke instelling c4 (Monitor uit; 0 238).
275
U
A Geretoucheerde kopieën maken tijdens weergave
U kunt ook tijdens weergave geretoucheerde kopieën maken.
22
Geef een foto in volledig
scherm weer en druk op P.
Markeer een optie en druk
op J.
Maak een geretoucheerde
kopie.
276
U
D-Lighting maakt schaduwen lichter, waardoor deze functie ideaal is voor donkere foto’s
of foto’s die met tegenlicht zijn gemaakt.
Druk op 1 of 3 om de hoeveelheid uit te voeren correctie te
kiezen.
Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden
bekeken.
Druk op J om de foto te kopiëren.
Deze optie wordt gebruikt om “rode-ogen” te corrigeren die worden veroorzaakt door de
flitser en is alleen beschikbaar voor foto’s die met de flitser zijn gemaakt.
De foto die is
geselecteerd voor rode-ogencorrectie kan vooraf in het bewerkingsvenster worden
bekeken.
Controleer de effecten van rode-ogencorrectie en maak een kopie, zoals
beschreven in de volgende tabel.
Merk op dat rode-ogencorrectie mogelijk niet altijd het
verwachte resultaat oplevert en in zeer uitzonderlijke gevallen wordt toegepast op delen
van de foto die geen rode-ogencorrectie nodig hebben. Controleer het voorbeeld
zorgvuldig alvorens verder te gaan.
D-Lighting
G-knop N retoucheermenu
Voor Na
Rode-ogencorrectie
G-knop N retoucheermenu
Functie Knop Beschrijving
Inzoomen X (T)
Druk op X (T) om in te zoomen, op W (S) om uit te zoomen.
Gebruik, tijdens het inzoomen op de foto, de multi-selector om delen
van het beeld te bekijken die niet op de monitor zichtbaar zijn.
Houd
de multi-selector ingedrukt om snel naar andere delen van het beeld
te gaan.
Het navigatievenster wordt weergegeven wanneer de
zoomknoppen of de multi-selector wordt ingedrukt; het gedeelte dat
momenteel zichtbaar is in de monitor wordt aangeduid door een
gele rand.
Druk op J om zoom te annuleren.
Uitzoomen W (S)
Andere delen van
het beeld bekijken
Zoom annuleren J
Kopie maken J
Als de camera rode ogen detecteert in de geselecteerde foto, wordt
een kopie gemaakt waarin het rode-ogeneffect wordt verminderd.
Er wordt geen kopie gemaakt als de camera geen rode ogen kan
detecteren.
277
U
Een uitgesneden kopie van de geselecteerde foto maken.
De
geselecteerde foto wordt weergegeven, waarbij de geselecteerde
uitsnede in geel wordt aangegeven; maak een uitgesneden kopie,
zoals beschreven in de volgende tabel.
0
Maak kopieën van foto’s in Zwart-wit, Sepia of
Koelblauw (blauw en wit monochroom).
Het selecteren van Sepia of Koelblauw geeft een
voorbeeld van de geselecteerde afbeelding weer; druk
op 1 om kleurverzadiging te vergroten, op 3 om te
verkleinen.
Druk op J om een monochrome kopie te
maken.
Bijsnijden
G-knop N retoucheermenu
Functie Knop Beschrijving
Formaat van uitsnede
verkleinen
W (S)Druk op W (S) om het formaat van de uitsnede te verkleinen.
Formaat van uitsnede
vergroten
X (T)Druk op X (T ) om het formaat van de uitsnede te vergroten.
Beeldverhouding van
uitsnede wijzigen
Draai aan de instelschijf om tussen beeldverhoudingen van 3 : 2,
4 : 3, 5 : 4, 1 : 1 en 16 : 9 te schakelen.
Uitsnede positioneren
Gebruik de multi-selector om de uitsnede te positioneren.
Houd ingedrukt om de uitsnede snel naar de gewenste positie
te verplaatsen.
Kopie maken J Sla de huidige uitsnede op als een afzonderlijk bestand.
A Bijsnijden: beeldkwaliteit en -formaat
Kopieën die zijn gemaakt van NEF (RAW) of NEF (RAW) + JPEG-foto’s
hebben de beeldkwaliteit (0 66) van JPEG Fijn; bijgesneden kopieën die
zijn gemaakt van JPEG-foto's hebben dezelfde beeldkwaliteit als het
origineel.
Het formaat van de kopie is afhankelijk van de grootte van de
uitsnede en de beeldverhouding en verschijnt linksboven in de
uitgesneden weergave.
A Bijgesneden kopieën bekijken
Mogelijk is zoomweergave niet beschikbaar wanneer uitgesneden kopieën worden
weergegeven.
Monochroom
G-knop N retoucheermenu
Verzadiging
vergroten
Verzadiging
verkleinen
278
U
Kies uit de volgende kleurfiltereffecten.
Na het aanpassen van de filtereffecten zoals
hieronder beschreven, druk op J om de foto te kopiëren.
Filtereffecten
G-knop N retoucheermenu
Optie Beschrijving
Skylight
Creëert het effect van een skylightfilter, waarbij de foto
minder blauw wordt.
Het effect kan vooraf in de monitor
worden bekeken, zoals rechts aangeduid.
Warm filter
Maakt een kopie met het filtereffect van een warme
tinten, waardoor de kopie een “warme”, rode kleurzweem
krijgt.
Het effect kan vooraf in de monitor worden
bekeken.
Rood versterken
Versterk rood (Rood versterken), groen (Groen
versterken) of blauw (Blauw versterken).
Druk op 1 om
het effect te vergroten, op 3 om te verkleinen.
Groen versterken
Blauw versterken
Ster
Voegt aan lichtbronnen het effect van een stralenkrans
toe.
Aantal punten: kies uit vier, zes of acht.
Filtersterkte: kies de helderheid van de lichtbronnen
waarop het effect moet worden toegepast.
Filterhoek: kies de hoek van de punten.
Lengte van punten: kies de lengte van punten.
Bevestigen: controleer de effecten van het filter in een
voorbeeldweergave zoals de afbeelding rechts laat
zien.
Druk op X (T) om de kopie vooraf
schermvullend te bekijken.
Opslaan: maak een geretoucheerde kopie.
Zacht
Voeg een zacht filtereffect toe.
Druk op 1 of 3 om de
filtersterkte te kiezen.
279
U
Gebruik de multi-selector om een kopie met een gewijzigde
kleurbalans te maken zoals hieronder weergegeven.
Het effect
wordt samen met rode, groene en blauwe histogrammen (0 189)
in de monitor weergegeven, zodat de verdeling van de tonen in de
kopie wordt aangegeven.
Kleurbalans
G-knop N retoucheermenu
Meer groen toevoegen
Meer blauw toevoegen
Maak een geretoucheerde kopie
Meer amber toevoegen
Meer magenta toevoegen
A Zoom
Om in te zoomen op de afbeelding weergegeven op de monitor, druk op
X (T).
Het histogram wordt geactualiseerd zodat het alleen de
gegevens weergeeft voor het gedeelte van het beeld dat in de monitor
wordt aangeduid.
Terwijl het beeld is ingezoomd, druk op L (U) om te
schakelen tussen kleurbalans en zoom.
Wanneer zoom is geselecteerd,
kunt u in- en uitzoomen met X (T ) en W (S) en het beeld
verschuiven met de multi-selector.
280
U
Beeld-op-beeld combineert twee bestaande NEF (RAW)-foto’s om er een enkele foto van
te maken die apart van de originelen wordt opgeslagen; de resultaten, die gebaseerd zijn
op RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera, zijn opmerkelijk beter dan foto’s
gecombineerd in een beeldbewerkingsprogramma.
De nieuwe foto wordt opgeslagen
bij de huidige instellingen voor beeldkwaliteit- en formaat; stel eerst de beeldkwaliteit en
het beeldformaat in alvorens beelden over elkaar te plaatsen (0 66, 68; alle opties zijn
beschikbaar).
Kies de beeldkwaliteit NEF (RAW) om een NEF (RAW)-kopie te creëren.
1 Selecteer Beeld-op-beeld.
Markeer Beeld-op-beeld in het retoucheermenu en
druk op 2.
Het rechts getoonde dialoogvenster zal worden
weergegeven, waarin Beeld 1 wordt gemarkeerd;
druk op J om een lijst van alle NEF-foto’s gemaakt
met deze camera weer te geven.
2 Selecteer de eerste afbeelding.
Gebruik de multi-selector om de eerste foto voor
beeld-op-beeld te markeren.
Om de gemarkeerde
foto schermvullend te bekijken, houd de
X (T)-knop ingedrukt (om beelden op andere
locaties te bekijken zoals beschreven op pagina 186,
houd D ingedrukt en druk op 1).
Druk op J om de gemarkeerde foto te
selecteren en terug te keren naar de voorbeeldweergave.
3 Selecteer de tweede afbeelding.
De geselecteerde afbeelding verschijnt als Beeld 1.
Markeer Beeld 2 en druk op J
en selecteer vervolgens
de tweede foto, zoals beschreven in stap 2.
Beeld-op-beeld
G-knop N retoucheermenu
+
281
U
4 Pas versterking toe.
Markeer Beeld 1 of Beeld 2 en optimaliseer de
belichting voor beeld-op-beeld door op 1 of 3 te
drukken en de versterkingsfactor uit waarden
tussen 0,1 en 2,0 te selecteren.
Herhaal dit voor de
tweede afbeelding.
De standaardwaarde is 1,0;
selecteer 0,5 voor een halve versterking of 2,0 om de versterking te verdubbelen.
De effecten zijn zichtbaar in de Voorbld-kolom.
5 Bekijk het voorbeeld van beeld-op-beeld.
Druk op 4 of 2 om de cursor in de Voorbld-kolom
te plaatsen en druk op 1 of 3 om Bld>bld te
markeren. Druk op J om een voorbeeld van beeld-
op-beeld te bekijken, zoals rechts weergegeven (om
het beeld-op-beeld zonder voorbeeldweergave op
te slaan, selecteer Opslaan).
Druk op W (S) om naar stap 4 terug te keren en
selecteer nieuwe foto’s of pas de sterkte aan.
6 Sla het beeld-op-beeld op.
Druk op J terwijl het voorbeeld wordt
weergegeven om beeld-op-beeld op te slaan.
Nadat een beeld-op-beeld is gemaakt, wordt het
beeldresultaat in volledig scherm in de monitor
weergegeven.
D Beeld-op-beeld
Alleen NEF (RAW)-foto’s met hetzelfde beeldveld en dezelfde bitdiepte kunnen worden
samengevoegd.
Het beeld-op-beeld heeft dezelfde foto-informatie (inclusief opnamedatum, lichtmeting,
sluitertijd, diafragma, opnamestand, belichtingscorrectie, brandpuntafstand en beeldoriëntatie)
en waarden voor witbalans en Picture Control als de foto die geselecteerd werd voor Beeld 1.
Het
huidige beeldcommentaar wordt bij het opslaan aan de beeld-op-beeld-kopie toegevoegd;
copyrightinformatie wordt echter niet gekopieerd.
Beeld-op-beeld-kopieën die in
NEF (RAW)-formaat zijn opgeslagen, worden gecomprimeerd volgens de optie die is
geselecteerd voor Type in het menu NEF (RAW)-opname en hebben dezelfde bitdiepte als de
originele beelden; JPEG beeld-op-beeld-kopieën worden opgeslagen met behulp van
compressie voor formaatprioriteit.
282
U
JPEG-kopieën van NEF (RAW)-foto’s maken.
1 Selecteer NEF (RAW)-verwerking.
Markeer NEF (RAW)-verwerking in het
retoucheermenu en druk op 2 om een
fotoselectievenster weer te geven waarin alleen
NEF (RAW)-afbeeldingen worden weergegeven die
met deze camera zijn gemaakt.
2 Selecteer een foto.
Markeer een foto (om de gemarkeerde foto
schermvullend te bekijken, druk en houd de
X (T)-knop ingedrukt; om beelden op andere
locaties te bekijken zoals beschreven op pagina 186,
houd D ingedrukt en druk op 1).
Druk op J om
de gemarkeerde foto te selecteren en ga verder naar de volgende stap.
3 Wijzig de instellingen voor de JPEG-kopie.
Pas de hieronder vermelde instellingen aan.
Merk op dat witbalans en
vignetteringscorrectie niet beschikbaar zijn voor meerdere belichtingen of foto’s
die zijn gemaakt met beeld-op-beeld en dat de belichtingscorrectie alleen kan
worden ingesteld op een waarde tussen –2 en +2 LW.
Het Picture Control-raster
wordt niet weergegeven als de Picture Controls zijn aangepast.
NEF (RAW)-verwerking
G-knop N retoucheermenu
Beeldkwaliteit (0 66)
Beeldformaat (0 68)
Witbalans (0 89)
Belichtingscorrectie (0 86)
Picture Control instellen (0 105)
Hoge ISO-ruisonderdrukking (0 228)
Kleurruimte (0 227)
D-Lighting (0 276)
283
U
4 Kopieer de foto.
Markeer Uitvoeren en druk op J om een
JPEG-kopie van de gemarkeerde foto aan te maken
(om af te sluiten zonder de foto te kopiëren, druk op
de G-knop).
Maak kleinere kopieën van geselecteerde foto’s.
Foto’s met een beeldverhouding van
16 : 9 (0 163) kunnen niet worden gewijzigd.
1 Selecteer Formaat wijzigen.
Druk op G om de menu’s weer te geven om het
formaat van de geselecteerde beelden te wijzigen
en selecteer Formaat wijzigen in het
retoucheermenu.
2 Kies een bestemming.
Wanneer er twee geheugenkaarten zijn geplaatst,
kunt u een bestemming voor de bijgesneden
kopieën selecteren door Kies bestemming te
markeren en op 2 te drukken (als er slechts één
geheugenkaart is geplaatst, gaat u verder naar
Stap 3).
Het rechts getoonde menu zal worden
weergegeven; markeer een kaartsleuf en druk
op J.
3 Kies een formaat.
Markeer Kies formaat en druk op 2.
De rechts getoonde opties zullen worden
weergegeven; markeer een optie en druk op J.
Formaat wijzigen
G-knop N retoucheermenu
284
U
4 Kies foto's.
Markeer Selecteer foto en druk op 2.
Het rechts getoonde dialoogvenster zal worden
weergegeven; markeer foto’s met behulp van de
multi-selector en druk op de W (S)-knop om te
selecteren of deselecteren (om een gemarkeerde
foto schermvullend te bekijken, druk en houd de
X (T)-knop ingedrukt; om beelden op andere
locaties te bekijken zoals beschreven op pagina 186,
houd D ingedrukt en druk op 1).
Geselecteerde
foto's worden gemarkeerd door een 8-pictogram.
Druk op J zodra de selectie is voltooid.
5 Sla de kopieën met gewijzigd formaat op.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven.
Markeer
Ja en druk op J om de kopieën met gewijzigd formaat op te
slaan.
Maak kopieën waarvan verzadiging en contrast zijn verbeterd.
Waar nodig wordt D-Lighting toegepast om donkere of met
tegenlicht belichte onderwerpen helderder te maken.
Druk op 1 of 3 om de mate van verbetering te kiezen.
Het effect
kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken.
Druk op J
om de foto te kopiëren.
A Kopieën met gewijzigd formaat bekijken
Mogelijk is zoomweergave niet beschikbaar wanneer kopieën met gewijzigd formaat worden
weergegeven.
A Beeldkwaliteit
Kopieën gemaakt van NEF (RAW) of NEF (RAW) + JPEG-foto’s hebben beeldkwaliteit (0 66) JPEG
Fijn; kopieën gemaakt van JPEG-foto’s hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel.
Snel retoucheren
G-knop N retoucheermenu
285
U
Maak een rechtgezette kopie van het geselecteerde beeld.
Druk op
2 om de foto maximaal vijf graden rechtsom te draaien in stappen
van ca. 0,25 graden, of op 4 om de foto linksom te draaien (het
effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden bekeken; merk
op dat de randen van de foto worden bijgesneden om een
rechthoekige kopie te kunnen maken).
Druk op J om de foto te
kopiëren, of druk op K om weergave af te sluiten zonder een kopie te maken.
Maak kopieën met minder perifere vertekening.
Selecteer
Automatisch om de camera de vertekening automatisch te laten
corrigeren en voer daarna fijnafstelling uit met behulp van de
multi-selector, of selecteer Handmatig om vertekening handmatig
te corrigeren (merk op dat Automatisch niet beschikbaar is bij
foto’s die gemaakt zijn met automatische vertekeningscorrectie; zie
pagina 227).
Druk op 2 om tonvormige vertekening te verminderen, op 4 om
kussenvormige vervorming te reduceren (het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster
worden bekeken; merk op dat hoe groter de mate van vertekeningscorrectie, des te meer
er van de randen van de foto zal worden weggesneden).
Druk op J om de foto te
kopiëren, of druk op K om weergave af te sluiten zonder een kopie te maken.
Maak kopieën die lijken alsof ze met een fisheye-objectief zijn
genomen.
Druk op 2 om het effect te vergroten (dit vergroot
bovendien de mate van uitsnijden bij de randen van het beeld),
4 om het effect te verkleinen.
Het effect kan vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken.
Druk op J om de foto te
kopiëren, of druk op K om weergave af te sluiten zonder een kopie
te maken.
Rechtzetten
G-knop N retoucheermenu
Vertekeningscorrectie
G-knop N retoucheermenu
A Automatisch
Automatisch is uitsluitend bedoeld voor gebruik met foto’s die zijn genomen met G- en D-type
objectieven (uitgezonderd pc, fisheye en sommige andere objectieven).
Met andere objectieven
kunnen de resultaten niet worden gegarandeerd.
Fisheye
G-knop N retoucheermenu
286
U
Maak een lijntekeningkopie van een foto om als basis voor een
schilderij te gebruiken.
Het effect kan vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken.
Druk op J om de foto te
kopiëren.
Maak een kopie van een foto die lijkt op een schets gemaakt met
kleurpotloden.
Druk op 1 of 3 om Levendigheid of Omtrekken
te markeren en druk op 4 of 2 om te wijzigen.
Levendigheid kan
worden verhoogd om kleuren meer verzadigd te maken, of
verlaagd voor een vervaagd, monochroom effect terwijl de
omtreklijnen dikker of dunner kunnen worden gemaakt.
Dikkere
omtreklijnen zorgen voor meer verzadigde kleuren.
De resultaten kunnen vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken.
Druk op J om de foto te kopiëren, of druk op
K om weergave af te sluiten zonder een kopie te maken.
Maak kopieën die de perspectiefeffecten genomen vanaf de basis
van een hoog object verminderen.
Gebruik de multi-selector om
het perspectief te corrigeren (merk op dat hoe groter de mate van
perspectiefcorrectie, hoe meer er van de randen van de foto
uitgesneden wordt).
De resultaten kunnen vooraf in het
bewerkingsvenster worden bekeken.
Druk op J om de foto te
kopiëren, of druk op K om weergave af te sluiten zonder een kopie te maken.
Lijntekening
G-knop N retoucheermenu
Voor Na
Kleurenschets
G-knop N retoucheermenu
Perspectiefcorrectie
G-knop N retoucheermenu
Voor Na
287
U
Maak een kopie die lijkt op een foto van een diorama.
Dit effect werkt het best bij foto’s
die vanuit een hoog camerastandpunt zijn genomen.
Het gebied dat is scherpgesteld in
het beeld wordt aangeduid door een geel kader.
Miniatuureffect
G-knop N retoucheermenu
Functie Indrukken Beschrijving
Oriëntatie
kiezen
W (S)
Druk op W (S) om de oriëntatie van het veld te kiezen dat is
scherpgesteld.
Positie kiezen
Druk, als het betreffende gedeelte liggend
wordt weergegeven op 1 of 3 om het kader
dat het scherp te stellen gedeelte toont, te
verplaatsen.
Druk, als het betreffende gedeelte staand wordt
weergegeven op 4 of 2 om het kader dat het
scherp te stellen gedeelte toont, te verplaatsen.
Kies formaat
Druk, als het betreffende gedeelte liggend wordt weergegeven op 4
of 2 om de hoogte te kiezen.
Indien het effectgebied staand wordt weergegeven, druk op 1 of 3
om de breedte te kiezen.
Kopie vooraf
bekijken
X
(T)
Bekijk de kopie vooraf.
Annuleren
K
Keer terug naar schermvullende weergave zonder een kopie te maken.
Kopie maken
J
Maak de kopie.
Scherpgesteld veld
288
U
Creëer een kopie waarin alleen gekleurde kleurschakeringen verschijnen.
1 Selecteer Selectieve kleur.
Markeer Selectieve kleur in het
retoucheermenu en druk op 2 om een
fotoselectievenster weer te geven.
2 Selecteer een foto.
Markeer een foto (om de gemarkeerde foto
schermvullend te bekijken, druk en houd de
X (T)-knop ingedrukt; om beelden op
andere locaties te bekijken zoals beschreven
op pagina 186, houd D ingedrukt en druk
op 1).
Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren en ga verder naar de
volgende stap.
3 Selecteer een kleur.
Gebruik de multi-selector om de cursor boven
een object te positioneren en druk op de
A AE-L/AF-L-knop om de kleur van het object als
de kleur in de definitieve kopie te selecteren
(de camera kan moeite hebben met het
detecteren van onverzadigde kleuren; kies een
verzadigde kleur).
Om in te zoomen op de foto
voor een precieze kleurselectie, druk
op X (T).
Druk op W (S) om uit te zoomen.
4 Markeer het kleurbereik.
Draai aan de hoofdinstelschijf om het
kleurbereik voor de geselecteerde kleur te
markeren.
Selectieve kleur
G-knop N retoucheermenu
Geselecteerde kleur
A AE-L/AF-L-knop
Kleurbereik
289
U
5 Kies het kleurbereik.
Druk op 1 of 3 om het bereik van
gelijkwaardige tinten die in de uiteindelijke
foto worden vastgelegd, te verhogen of te
verlagen.
Kies uit waarden tussen 1 en 7; merk
op dat hogere waarden tinten van andere
kleuren kunnen bevatten.
Het effect kan vooraf in het bewerkingsvenster worden
bekeken.
6 Selecteer extra kleuren.
Draai, om extra kleuren te selecteren, aan de
hoofdinstelschijf om een van de andere drie
kleurvakken bovenaan het scherm te markeren
en herhaal stap 3–5 om een andere kleur te
selecteren.
Herhaal voor een derde kleur,
indien nodig (Om de gemarkeerde kleur ongedaan te maken, druk op
O/Q of
houd
O/Q ingedrukt om alle kleuren te verwijderen.
Er wordt een
bevestigingsvenster weergegeven; selecteer Ja).
7 Sla de bewerkte kopie op.
Druk op J om de foto te kopiëren.
290
U
Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto’s.
Deze optie is alleen
beschikbaar als de P-knop wordt ingedrukt om het retoucheermenu weer te geven
terwijl een kopie of origineel in volledig scherm wordt weergegeven.
1 Selecteer een foto.
Selecteer in schermvullende weergave een
geretoucheerde kopie (aangeduid door een
o-pictogram) of een foto die werd
geretoucheerd en druk op P.
2 Selecteer Vergelijken.
Markeer Vergelijken en druk op J.
3 Vergelijk de kopie met het origineel.
De bronfoto wordt links weergegeven en de
geretoucheerde kopie rechts, waarbij de opties die
zijn gebruikt om de kopie te maken bovenaan
worden weergegeven.
Druk op 4 of 2 om tussen
de bronfoto en de geretoucheerde foto te
schakelen.
Houd de X (T)-knop ingedrukt om
de foto schermvullend te bekijken.
Indien de kopie
werd aangemaakt van twee bronfoto’s met behulp
van Beeld-op-beeld, of indien de bron meerdere
malen werd gekopieerd, druk op 1 of 3 om andere
bronfoto’s of -kopieën te bekijken.
Druk op de K-
knop om de weergavestand af te sluiten of druk op J om de weergave af te sluiten
met het geselecteerde gemarkeerde beeld.
Vergelijken
D Vergelijkingen
Het bronbeeld wordt niet weergegeven als de kopie werd gecreëerd van een foto die beveiligd
was (0 196), sindsdien is gewist of verborgen (0 218), of het beeld staat op een kaart in een
andere sleuf dan de sleuf die werd gebruikt toen het beeld werd gecreëerd.
P-knop
Opties gebruikt om een
kopie te maken
Bronfoto Geretou-
cheerde
kopie
291
U
O Mijn menu/m Recente instellingen
Druk op G om Mijn menu weer te geven en selecteer de tab O (Mijn menu).
De optie MIJN MENU kan worden gebruikt om een aangepaste lijst met opties te creëren
of te bewerken voor snelle toegang tot de weergave, opname, persoonlijke instellingen,
setup- en retoucheermenu's (maximaal 20 items).
Indien gewenst kunnen recente
instellingen worden weergegeven in plaats van Mijn menu (0 294).
Opties kunnen worden toegevoegd, gewist en opnieuw gesorteerd worden zoals
hieronder omschreven.
❚❚ Opties aan Mijn menu toevoegen
1 Selecteer Opties toevoegen.
Markeer, in Mijn menu (O), Opties toevoegen
en druk op 2.
2 Selecteer een menu.
Markeer de naam van het menu dat de optie
bevat die u wilt toevoegen en druk op 2.
3 Selecteer een optie.
Markeer het gewenste menuoptie en druk
op J.
4 Bepaal de positie van de nieuwe optie.
Druk op 1 of 3 om de nieuwe optie omhoog
of omlaag te verplaatsen in Mijn menu.
Druk
op J om de nieuwe optie toe te voegen.
G-knop
293
U
❚❚ Opties in Mijn menu sorteren
1 Selecteer Opties sorteren.
Markeer in Mijn menu (O) Opties sorteren en druk op 2.
2 Selecteer een optie.
Markeer de optie die u wilt verplaatsen en druk
op J.
3 Positioneer het item.
Druk op 1 of 3 om de optie omhoog of
omlaag te verplaatsen in Mijn menu en druk
op J.
Herhaal stap 2–3 om aanvullende opties
te rangschikken.
4 Keer terug naar Mijn menu.
Druk op de G-knop om naar Mijn menu
terug te keren.
G-knop
294
U
Recente instellingen
Om de twintig meest recent gebruikte instellingen weer te geven, selecteer m Recente
instellingen voor O Mijn menu > Tab kiezen.
1 Selecteer Tab kiezen.
Markeer in Mijn menu (O) Tab kiezen en druk
op 2.
2 Selecteer m Recente instellingen.
Markeer m Recente instellingen en druk op
J.
De naam van het menu wijzigt van “MIJN
MENU” naar “RECENTE INSTELLINGEN”.
Menuopties worden bovenaan het menu recente instellingen toegevoegd, zodra ze
worden gebruikt.
Om Mijn menu opnieuw te bekijken, selecteer O Mijn menu voor
m Recente instellingen > Tab kiezen.
A Opties uit het menu recente instellingen verwijderen
Om een optie uit het menu recente instellingen te verwijderen, markeer deze en druk op de
O (Q)-knop.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; druk opnieuw op O (Q) om de
geselecteerde optie te verwijderen.
295
n
n
Technische opmerkingen
Dit hoofdstuk bevat nuttige informatie over compatibele accessoires, het reinigen en
opbergen van de camera en wat u moet doen als er een foutmelding verschijnt of als u
tijdens het gebruik van de camera op problemen stuit.
1 IX-NIKKOR-objectieven kunnen niet worden gebruikt.
2 Vibratiereductie (VR) wordt ondersteund door VR-objectieven.
3 Spotmeting meet het geselecteerde scherpstelpunt (0 83).
4 Bij het kantelen of verschuiven van het objectief, of wanneer het maximale diafragma niet is ingesteld,
functioneren de systemen voor lichtmeting en flitserregeling van de camera mogelijk niet correct.
5 Kan niet worden gebruikt bij verschuiven of kantelen.
6 Alleen in de handmatige opnamestand.
7 Kan alleen worden gebruikt bij AF-S- en AF-I-objectieven (0 297). Voor informatie over de beschikbare
scherpstelpunten voor autofocus en elektronisch afstand zoeken, zie pagina 297.
8 Bij het scherpstellen op de minimale scherpstelafstand met een AF 80-200mm f/2.8, AF 35-70mm f/2.8,
AF 28-85mm f/3.5-4.5 <Nieuw> of AF 28-85mm f/3.5-4.5 objectief op maximaal inzoomen, wordt de
scherpstelindicator (I) mogelijk weergegeven wanneer het beeld op een mat scherm in de zoeker niet is
scherpgesteld.
Stel handmatig scherp tot het beeld in de zoeker is scherpgesteld.
9 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of sneller.
10 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie pagina 298).
Compatibele objectieven
Camera-instelling Scherpstelstand Opnamestand Lichtmeetsysteem
Objectief/accessoire
AF
M (met elektronische
afstandsmeter)
M
P
S
A
M
L
M
N
3D Kleur
CPU-objectieven
G- of D-type AF NIKKOR
AF-S, AF-I NIKKOR
✔✔✔
PC-E NIKKOR-serie ✔✔
PC Micro 85mm f/2.8D
AF-S/AF-I-teleconverter ✔✔✔
Overige AF NIKKOR
(behalve objectieven voor de F3AF)
✔✔✔ ✔✔
AI-P NIKKOR ✔✔✔ ✔✔
Objectieven zonder CPU
AI-, AI-gewijzigde, NIKKOR of Nikon-
serie E-objectieven
Medische NIKKOR 120mm f/4 ✔✔ ———
Reflex-NIKKOR ——
PC-NIKKOR ——
AI-type teleconverter
18
PB-6-balgapparaat
18
——
Automatische tussenringen
(PK-serie 11A, 12 of 13; PN-11)
18
——
296
n
11 Rotatiebereik van de AI 80–200mm f/2.8 ED wordt bij bevestiging op een statief beperkt door de camerabody.
Filters kunnen niet worden verwisseld terwijl de AI 200–400mm f/4 ED op de camera is gemonteerd.
12 Als het maximale diafragma wordt opgegeven met behulp van Objectief zonder CPU (0 149), wordt de
diafragmawaarde weergegeven in de zoeker en in het bedieningspaneel.
13 Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand en het maximale diafragma zijn opgegeven met
behulp van Objectief zonder CPU (0 149).
Gebruik spotmeting of centrumgerichte meting als de gewenste
resultaten niet worden bereikt.
14 Voor een grotere nauwkeurigheid stelt u de brandpuntsafstand en het maximale diafragma in met behulp
van Objectief zonder CPU (0 149).
15 Kan worden gebruikt in de handmatige stand M bij sluitertijden die ten minste één stap langer zijn dan de
flitssynchronisatietijd.
16 De belichting kan worden bepaald door het diafragma vooraf in te stellen.
Stel in stand A het diafragma
vooraf in met behulp van de diafragmaring van het objectief alvorens AE-vergrendeling uit te voeren en het
objectief te verschuiven.
Stel in de stand M het diafragma in met behulp van de diafragmaring van het
objectief en bepaal de belichting alvorens het objectief te verschuiven.
17 Belichtingscorrectie is vereist wanneer gebruikt in combinatie met AI 28–85mm f/3.5–4.5, AI 35–105mm
f/3.5–4.5, AI 35–135mm f/3.5–4.5, of AF-S 80–200mm f/2.8D.
Raadpleeg de handleiding van de teleconverter
voor meer informatie.
18 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of sneller.
19 Automatische tussenring PK-12 of PK-13 is vereist.
Afhankelijk van de cameraoriëntatie is mogelijk de PB-6D
vereist.
20 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma.
Stel in stand A het diafragma in met behulp van de
scherpstelbevestiging alvorens de belichting te bepalen en de foto te maken.
Voor de repro-unit PF-4 is de camerahouder PA-4 vereist.
Ruis in de vorm van horizontale lijnen kan verschijnen in films opgenomen met de volgende objectieven aan
ISO-gevoeligheden van 6400 of hoger; gebruik handmatige scherpstelling of scherpstelvergrendeling.
- AF-S Zoom Nikkor 24–85mm f/3.5–4.5G (IF)
- AF-S DX Zoom-Nikkor 18–70mm f/3.5–4.5G IF-ED
A CPU- en G- en D-type objectieven herkennen
Het is raadzaam CPU-objectieven (voornamelijk G- en D-types) te gebruiken, maar merk op dat
IX-NIKKOR-objectieven niet geschikt zijn. CPU-objectieven zijn te herkennen aan de
aanwezigheid van CPU-contacten, G- en D-type objectieven aan een letter op de objectiefvatting.
301
n
D AF-hulpverlichting
Bij de volgende objectieven is AF-hulpverlichting niet beschikbaar:
AF-S NIKKOR 14-24mm f/2.8G ED
AF-S NIKKOR 200mm f/2G ED VR II
AF-S VR Nikkor 200mm f/2G IF-ED
AF-S VR Zoom-Nikkor 200-400mm f/4G IF-ED
AF-S NIKKOR 200-400mm f/4G ED VR II
AF-S NIKKOR 300mm f/2.8G ED VR II
Bij afstanden van minder dan 0,7 m kunnen de volgende objectieven de AF-hulpverlichting
blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF-S Zoom-Nikkor 17-35mm f/2.8D IF-ED
AF-S DX Zoom-Nikkor 17-55mm f/2.8G IF-ED
AF Zoom-Nikkor 20-35mm f/2.8D IF
AF Zoom-Nikkor 24-85mm f/2.8–4D IF
AF-S NIKKOR 24-85mm f/3.5-4.5G ED VR
AF-S VR Zoom-Nikkor 24-120mm
f/3.5-5.6G IF-ED
AF-S NIKKOR 35mm f/1.4G
AF Micro-Nikkor 200mm f/4D IF-ED
Bij afstanden van minder dan 1,0 m kunnen de volgende objectieven de AF-hulpverlichting
blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF-S DX VR Zoom-Nikkor 18-200mm
f/3.5-5.6G IF-ED
AF-S NIKKOR 24-70mm f/2.8G ED
AF Zoom-Nikkor 24-120mm f/3.5-5.6D IF
AF-S Zoom-Nikkor 28-70mm f/2.8D IF-ED
AF Zoom Micro Nikkor ED 70-180mm
f/4.5-5.6D
AF-S VR Micro-Nikkor 105mm f/2.8G IF-ED
Bij afstanden van minder dan 1,5 m kunnen de volgende objectieven de AF-hulpverlichting
blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF-S DX NIKKOR 18-300mm f/3.5-5.6G ED VR
AF-S NIKKOR 24-120mm f/4G ED VR
AF-S NIKKOR 28-300mm f/3.5-5.6G ED VR
AF-S DX NIKKOR 55-300mm f/4.5-5.6G ED VR
AF-S NIKKOR 70-200mm f/2.8G ED VR II
AF Zoom-Nikkor 80-200mm f/2.8D ED
Bij afstanden van minder dan 2,0 m kunnen de volgende objectieven de AF-hulpverlichting
blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is:
AF-S VR Zoom-Nikkor ED 70-200mm
f/2.8G (IF)
AF-S NIKKOR 70-200mm f/4G ED VR
AF-S Zoom Nikkor ED 80-200mm f/2.8D (IF)
302
n
A De beeldhoek berekenen
De grootte van het gebied dat door een 35-mm camera wordt belicht is 36 × 24 mm.
De grootte
van het gebied dat door de D7100 wordt belicht wanneer DX (24×16) is geselecteerd voor
Beeldveld in het opnamemenu, in contrast is 23,5 × 15,6 mm, wat betekent dat de beeldhoek
van een 35-mm camera ongeveer 1,5 keer dat van de D7100 betreft (wanneer 1,3× (18×12) is
geselecteerd, wordt de grootte van het belichte gebied verkleind en de beeldhoek wordt nog
eens met 1,3× verkleind).
Beeldgrootte (35-mm formaat)
(36 × 24 mm)
Objectief
Beeldgrootte wanneer DX (24×16) is
geselecteerd voor Beeldveld (23,5 × 15,6 mm)
Beeldgrootte wanneer 1,3× (18×12) is
geselecteerd voor Beeldveld (18,8 × 12,5 mm)
Beelddiagonaal
Beeldhoek (35-mm formaat)
Beeldhoek wanneer DX (24×16) is geselecteerd voor Beeldveld
Beeldhoek wanneer 1,3× (18×12) is geselecteerd voor Beeldveld
303
n
Optionele flitsers (Speedlights)
De camera ondersteunt het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) en kan worden
gebruikt met CVS-compatibele flitsers.
Optionele flitsers kunnen rechtstreeks op de
accessoireschoen van de camera worden bevestigd zoals hieronder wordt beschreven.
De accessoireschoen is voorzien van een vergrendeling voor flitsers met een
vergrendelingspin.
1 Verwijder het afdekkapje van de accessoireschoen.
2 Monteer de flitser op de accessoireschoen.
Raadpleeg de handleiding die is meegeleverd met de flitser
voor meer informatie.
De ingebouwde flitser zal niet flitsen
wanneer een optionele flitser is bevestigd.
A De AS-15-synchronisatieflitsadapter
Wanneer de AS-15-synchronisatieflitsadapter (los verkrijgbaar) is bevestigd op de
accessoireschoen van de camera, kunnen flitseraccessoires aangesloten worden via een
synchronisatieflits.
D Gebruik alleen originele Nikon-flitsaccessoires
Gebruik alleen Nikon-flitsers.
Wanneer de accessoireschoen wordt blootgesteld aan een negatieve
spanning of een spanning van meer dan 250 V, kan dit niet alleen de normale werking verstoren,
maar kunnen ook de synchronisatieschakelingen van de camera of de flitser beschadigd raken.
Als u een Nikon-flitser wilt gebruiken die niet in dit hoofdstuk wordt vermeld, dient u eerst een
door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger te raadplegen voor meer informatie.
304
n
Het Nikon Creatieve Verlichtingssysteem (CVS)
Nikons geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een verbeterde
communicatie tussen de camera en compatibele flitsers voor betere flitserfotografie.
Raadpleeg de documentatie die is meegeleverd met de flitser voor meer informatie.
❚❚ CVS-compatibele flitsers
De camera is geschikt voor gebruik met CVS-compatibele flitsers:
De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600, SB-400 en SB-R200:
SU-800 draadloze Speedlight commander: wanneer gemonteerd op een CVS-compatibele
camera, kan de SU-800 worden gebruikt als een commander voor externe flitsers
SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 of SB-R200 in maximaal drie groepen.
De
SU-800 zelf is niet voorzien van een flitser.
Flitser
SB-910 SB-900 SB-800 SB-700 SB-600 SB-400 SB-R200Functie
Richtgetal
ISO 100 34 34 38 28 30 21 10
ISO 200 48 48 53 39 42 30 14
1 Als een kleurfilter op de SB-910, SB-900 of SB-700 is bevestigd wanneer v of N (flitser) is geselecteerd voor
witbalans, zal de camera automatisch het filter detecteren en de witbalans overeenkomstig aanpassen.
2 Draadloze flitserregeling is niet beschikbaar voor de SB-400.
3 Op afstand bediend met de ingebouwde flitser in de commanderstand of met behulp van optionele
SB-910-, SB-900-, SB-800- of SB-700-flitser of SU-800 draadloze Speedlight commander.
4 m, 20 °C, SB-910, SB-900, SB-800, SB-700 en SB-600 bij 35-mm positie van de zoomkop; SB-910, SB-900 en
SB-700 bij standaardverlichting.
A Richtgetal
Deel het richtgetal door het diafragma om het bereik van de flitser op vol vermogen te
berekenen.
Als de flitser bijvoorbeeld over een richtgetal van 34 m (ISO 100, 20 °C) beschikt; het
bereik bij een diafragma van f/5.6 is 34÷5,6 of ongeveer 6,1 meter.
Voor elke verdubbeling van
de ISO-gevoeligheid vermenigvuldig het richtgetal met de vierkantswortel van twee (circa 1,4).
305
n
De volgende functies zijn beschikbaar voor CVS-compatibele flitsers:
1 Niet beschikbaar voor spotmeting.
2 Kan tevens worden geselecteerd voor flitser.
3 Selectie van AA/A-stand uitgevoerd op flitser met behulp van aangepaste instellingen.
A is geselecteerd
wanneer een objectief zonder CPU wordt gebruikt.
4 Kan alleen met de camera worden geselecteerd (0 247).
5 Wanneer een objectief zonder CPU wordt gebruikt, wordt niet- DDL automatisch (A) gebruikt, ongeacht de
stand die is geselecteerd voor de flitser.
6 Alleen beschikbaar in i-DDL-, AA-, A-, GN- en M-standen voor flitserregeling.
7 Alleen beschikbaar in i-DDL-, AA- en A-standen voor flitserregeling.
CVS-compatibele flitsers
SB-910
SB-900 SB-800 SB-700 SB-600
SU-800
SB-R200 SB-400Commander
Close-
upfotografie
Enkele flitser
i-DDL
i-DDL-uitgebalanceerde invulflits
voor digitale SLR
zzzz ——z
Standaard i-DDL-invulflits voor
digitale SLR
z z zz ——z
AA Automatisch diafragma z z ——
A Niet-DDL automatisch z z ——
GN Handmatig met afstandsprioriteit zzz——
M Handmatig zzzz ——z
RPT Stroboscopisch flitsen zz——
Geavanceerde draadloze flitssturing
Master
Externe flitserregeling zzz zz——
i-DDL i-DDL zzz——
[A:B] Snelle draadloze flitserregeling ——z —— z ——
AA Automatisch diafragma z z ——
A Niet-DDL automatisch zz——
M Handmatig zzz——
RPT Stroboscopisch flitsen zz——
Op afstand
i-DDL i-DDL zzzz ——z
[A:B] Snelle draadloze flitserregeling zzzz ——z
AA Automatisch diafragma z z ——
A Niet-DDL automatisch zz——
M Handmatig zzzz ——z
RPT Stroboscopisch flitsen zzzz ——
Doorgave van flitskleurinformatie
zzzz ——z
Automatische snelle FP-synchronisatie
6
zzzz z z z
Flitswaardevergrendeling
7
zzzz z z z z
AF-hulp voor meervelds-AF zzzz z ——
Rode-ogenreductie zzzz ——z
Camera-instellicht zzzz z z z
Selectie flitsstand camera ———— z
Firmware-update cameraflitser z z ——
A Automatisch diafragma/Niet-DDL automatisch
Tenzij de brandpuntafstand en het maximaal diafragma worden gespecificeerd met behulp van
de optie Objectief zonder CPU in het setup-menu, wordt bij het kiezen van automatisch
diafragma (AA) wanneer een objectief zonder CPU is aangesloten, automatisch niet-DDL auto (A)
geselecteerd.
306
n
❚❚ Overige flitsers
De volgende flitsers zijn geschikt in de stand niet-DDL automatisch en handmatige
standen.
Flitser
SB-80DX, SB-28DX, SB-28,
SB-26, SB-25, SB-24 SB-50DX
SB-30, SB-27 , SB-22S, SB-22,
SB-20, SB-16B, SB-15
SB-23, SB-29 ,
SB-21B , SB-29SFlitsstand
A
Niet-DDL
automatisch
M Handmatig ✔✔
G
Stroboscopisch
flitsen
——
REAR
Synchronisatie op
het tweede gordijn
✔✔
1 Selecteer de stand P, S, A of M, klap de ingebouwde flitser neer en gebruik alleen de optionele flitser.
2 De flitsstand wordt automatisch ingesteld op DDL en de ontspanknop wordt uitgeschakeld.
Stel de flitser in
op A (DDL zonder automatisch flitsen).
3 Autofocus is alleen beschikbaar voor AF-S VR Micro-NIKKOR 105mm f/2.8G IF-ED en AF-S Micro NIKKOR 60mm
f/2.8G ED-objectieven.
4 Beschikbaar wanneer de flitsstand met de camera wordt gekozen.
A Flitserregelingsstand
Het informatiescherm toont de flitserregelingsstand voor optionele flitsers aangesloten op de
accessoireschoen van de camera als volgt:
Flitssynchronisatie Automatische FP (0 244)
i-DDL
Automatisch diafragma (AA)
Niet-DDL automatische flitser (A)
Handmatig met afstandsprioriteit (GN)
Handmatig
Stroboscopisch flitsen
Geavanceerde draadloze flitssturing
307
n
D Opmerkingen over optionele flitsers
Raadpleeg de Speedlight-handleiding voor gedetailleerde instructies.
Als de flitser Nikons
Creatieve Verlichtingssysteem ondersteunt, raadpleegt u het hoofdstuk over CVS-compatibele
SLR-camera’s.
In de handleidingen van de SB-80DX, SB-28DX en SB-50DX wordt de D7100 niet
vermeld in de categorie “digitale SLR”.
Wanneer een optionele flitser wordt gemonteerd in een andere opnamestand dan j, % en u,
dan flitst de flitser bij iedere opname, zelfs in opnamestanden waarin de ingebouwde flitser niet
kan worden gebruikt.
i-DDL flitserregeling kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden tussen 100 en 6400.
Bij waarden
hoger dan 6400 kunnen sommige afstanden of diafragma-instellingen mogelijk niet de gewenste
resultaten opleveren.
Als de flitsgereedaanduiding na het maken van de foto nog ongeveer drie
seconden blijft knipperen, heeft de flitser op maximale sterkte geflitst en is de foto mogelijk
onderbelicht.
Als u de SC-17, SC-28 of SC-29 synchronisatiekabel gebruikt om te fotograferen met een externe
flitser, wordt in de i-DDL-stand mogelijk niet de juiste belichting bereikt.
We raden u aan een
standaard i-DDL-flitserregeling selecteert.
Maak een testopname en bekijk de resultaten in de
monitor.
Gebruik in de i-DDL-stand het flitsvenster of de reflectiekaart die is meegeleverd met de flitser.
Gebruik geen andere schermen, zoals reflectieschermen, aangezien dit tot een onjuiste
belichting kan leiden.
De SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SB-400 bieden rode-ogenreductie, terwijl de
SB-910, SB-900, SB-800, SB-700, SB-600 en SU-800 zijn uitgerust met AF-hulpverlichting met de
volgende beperkingen:
SB-910 en SB-900: AF-hulpverlichting is beschikbaar
voor 17–135mm AF-objectieven, autofocus is echter
alleen beschikbaar voor de rechts aangeduide
scherpstelpunten.
SB-800, SB-600 en SU-800: AF-hulpverlichting is
beschikbaar voor 24–105mm AF-objectieven,
autofocus is echter alleen beschikbaar voor de rechts
aangeduide scherpstelpunten.
SB-700: AF-hulpverlichting is beschikbaar voor
24–135mm AF-objectieven, autofocus is echter
alleen beschikbaar voor de rechts aangeduide
scherpstelpunten.
In de belichtingsstand P, wordt het maximale diafragma (laagste f-waarde) beperkt
overeenkomstig de ISO-gevoeligheid, zoals hieronder wordt weergegeven:
Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van:
100 200 400 800 1600 3200 6400
455.67.181011
Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven gegeven, dan wordt de
maximale waarde voor diafragma het maximale diafragma van het objectief.
17–19 mm 20–105 mm 106–135 mm
314
n
❚❚ “Reinigen bij aan-/uitzetten”
Kies uit de volgende opties:
1 Selecteer Reinigen bij aan-/uitzetten.
Geef het menu Beeldsensor reinigen weer, zoals
wordt beschreven in stap 2 op de vorige pagina.
Markeer Reinigen bij aan-/uitzetten en druk op 2.
2 Selecteer een optie.
Markeer een optie en druk op J.
Optie Beschrijving
5 Reinigen bij aanzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de
camera wordt aangezet.
6 Reinigen bij uitzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de
camera wordt uitgezet.
7 Reinigen bij aan- en uitzetten
De beeldsensor wordt automatisch gereinigd wanneer de
camera wordt aan- of uitgezet.
Reiniging uit De beeldsensor wordt niet automatisch gereinigd.
D Beeldsensor reinigen
Het gebruik van camerabesturingen tijdens het opstarten, onderbreekt reiniging van de
beeldsensor.
Het reinigen van de beeldsensor bij het opstarten wordt mogelijk niet uitgevoerd
als de flitser wordt geladen.
Reinig de beeldsensor handmatig (0 315) als stof niet volledig kan worden verwijderd met
behulp van de opties in het menu Beeldsensor reinigen of neem contact op met een door Nikon
geautoriseerde servicevertegenwoordiger.
Als de beeldsensor enkele keren achter elkaar wordt gereinigd, kan de reinigingsfunctie tijdelijk
worden geblokkeerd om de interne schakelingen van de camera te beschermen.
Na een korte
pauze kan de beeldsensor weer worden gereinigd.
315
n
❚❚ Handmatig reinigen
Als stof of vuil niet van de beeldsensor kan worden verwijderd met behulp van de optie
Beeldsensor reinigen in het setup-menu (0 313), kan de sensor handmatig worden
gereinigd zoals hieronder beschreven.
Merk echter op dat de sensor uitermate
kwetsbaar is en gemakkelijk beschadigd kan raken.
Nikon raadt aan het reinigen van de
sensor over te laten aan Nikon geautoriseerd servicepersoneel.
1 Laad de batterij op of gebruik een lichtnetadapter.
Bij het inspecteren of reinigen van de beeldsensor is een betrouwbare
voedingsbron vereist.
Zet de camera uit en plaats een volledig opgeladen
EN-EL15-batterij of gebruik een optionele EP-5B-stroomaansluiting en
EH-5b-lichtnetadapter.
De optie Spiegel omhoog (CCD reinigen) is enkel
beschikbaar in het setup-menu bij batterijniveaus boven J.
2 Verwijder het objectief.
Zet de camera uit en verwijder het objectief.
3 Selecteer Spiegel omhoog (CCD
reinigen).
Zet de camera aan en druk op de G-knop om
de menu’s weer te geven.
Markeer Spiegel
omhoog (CCD reinigen) in het setup-menu en
druk op 2.
4 Druk op J.
Het rechts getoonde bericht verschijnt op de
monitor en in het bedieningspaneel en in de
zoeker wordt een rij streepjes weergegeven.
Schakel de camera uit om de normale werking
te herstellen zonder de beeldsensor te
inspecteren.
G-knop
316
n
5 Klap de spiegel omhoog.
Druk de ontspanknop volledig in.
De spiegel
wordt omhoog geklapt en het sluitergordijn
wordt geopend, zodat de beeldsensor
zichtbaar wordt.
Het scherm in de zoeker
wordt uitgeschakeld en de rij streepjes in het bedieningspaneel begint te
knipperen.
6 Onderzoek de beeldsensor.
Houd de camera zodanig vast dat er licht op de beeldsensor
valt en onderzoek de sensor op stof en vuil.
Als er geen stof of
vuil aanwezig is, ga verder naar stap 8.
7 Reinig de sensor.
Verwijder stof en vuil op de sensor met een blaasbalgje.
Gebruik geen blaasborsteltje, aangezien de haartjes van het
kwastje de sensor kunnen beschadigen.
Alleen door Nikon
geautoriseerd servicepersoneel mag vuil verwijderen dat niet
kan worden weggeblazen met een blaasbalgje.
U mag de
sensor onder geen beding aanraken of schoonpoetsen.
8 Zet de camera uit.
De spiegel wordt weer neergeklapt en het sluitergordijn gaat dicht.
Plaats het
objectief of de bodydop terug.
317
n
A Gebruik een betrouwbare voedingsbron
Het sluitergordijn is kwetsbaar en kan gemakkelijk beschadigd raken.
Als de camera wordt
uitgeschakeld terwijl de spiegel is opgeklapt, wordt het sluitergordijn automatisch gesloten.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan het sluitergordijn te
voorkomen:
Zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet wanneer de spiegel is
opgeklapt.
Als de batterij leeg raakt terwijl de spiegel is opgeklapt, klinkt er een geluidssignaal en gaat het
zelfontspannerlampje knipperen om u te waarschuwen dat na circa twee minuten het
sluitergordijn dichtgaat en de spiegel wordt neergeklapt.
Beëindig de reiniging of de inspectie
onmiddellijk.
D Verontreinigingen op de beeldsensor
Nikon stelt al het mogelijke in het werk om te voorkomen dat tijdens productie en vervoer
verontreinigingen in contact komen met de beeldsensor.
De D7100 is echter ontworpen voor
gebruik met verwisselbare objectieven en het is mogelijk dat bij het verwisselen van objectieven
stof of vuil binnendringt.
Eenmaal in de camera kunnen deze verontreinigingen zich aan de
beeldsensor hechten en onder bepaalde omstandigheden in foto’s zichtbaar zijn.
Om de camera
te beschermen wanneer er geen objectief is geplaatst moet de bij de camera meegeleverde
bodydop terug worden geplaatst, waarbij voorzichtig eerst alle stof en vuil van de bodydop moet
worden verwijderd.
Vermijd het verwisselen van objectieven in stoffige omgevingen.
Mocht er toch stof of vuil op de beeldsensor terechtkomen, maak dan het filter schoon zoals
hierboven beschreven of laat de sensor door Nikon geautoriseerd servicepersoneel reinigen.
Foto's die door verontreinigingen op de sensor zijn aangetast, kunnen worden geretoucheerd
met Capture NX 2 (los verkrijgbaar; 0 309) of met vergelijkbare functies in
beeldbewerkingssoftware van een andere fabrikant.
318
n
Onderhoud van camera en batterij:
waarschuwingen
Laat niet vallen: blootstelling aan sterke schokken of trillingen kan tot storingen leiden.
Houd droog: dit product is niet waterbestendig, onderdompeling in water of blootstelling aan een
hoge luchtvochtigheid kan tot storing leiden.
Roesten van het interne mechanisme kan tot
onherstelbare schade leiden.
Vermijd plotselinge temperatuurverschillen: plotselinge temperatuurverschillen, zoals die zich voordoen
bij het binnenkomen of verlaten van een verwarmd gebouw op een koude dag, kunnen
condensatie in de camera veroorzaken.
U voorkomt condensatie door de camera in een cameratas
of in een plastic tas te plaatsen voordat deze aan plotselinge temperatuurverschillen wordt
blootgesteld.
Houd uit de buurt van sterke magnetische velden: u dient dit apparaat niet te gebruiken of op te bergen in
de buurt van apparatuur die een sterke elektromagnetische straling of sterke magnetische velden
produceert.
Sterke statische ladingen of de magnetische velden die worden geproduceerd door
bijvoorbeeld zendapparatuur, kunnen storingen veroorzaken op de monitor, informatie op de
geheugenkaart beschadigen of de interne schakelingen van het product aantasten.
Richt het objectief niet langdurig op de zon: richt het objectief niet gedurende lange tijd op de zon of een
andere sterke lichtbron.
Blootstelling aan intens licht kan beschadiging van de beeldsensor of een
witte onscherpte op de foto’s tot gevolg hebben.
Zet de camera uit alvorens de voedingsbron te verwijderen of los te koppelen: trek de stekker van de
lichtnetadapter niet uit het stopcontact en verwijder de batterij niet wanneer de camera aan staat
of terwijl beelden worden opgeslagen of gewist.
In deze gevallen kan een gedwongen
stroomonderbreking leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de interne schakelingen of het
geheugen.
Verplaats het product nooit wanneer de lichtnetadapter is aangesloten. Zo voorkomt u
een plotselinge stroomonderbreking.
Reiniging: gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de camerabody voorzichtig
schoon met een zachte, droge doek.
Na gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u
eventueel aanwezig zand of zout te verwijderen met een doek die licht bevochtigd is met schoon
water. Droog de camera daarna grondig af.
In zeer uitzonderlijke gevallen wordt het lcd-venster
lichter of donkerder als gevolg van statische elektriciteit.
Dit duidt niet op een storing en de
normale weergave wordt snel hersteld.
Het objectief en de spiegel kunnen gemakkelijk beschadigd raken.
Verwijder stof en vuil
voorzichtig met een blaasbalgje.
Houd bij het gebruik van een luchtspuitbus de bus verticaal om te
voorkomen dat er vloeistof uit de bus lekt.
Verwijder vingerafdrukken en andere vlekken van het
objectief door een beetje lensreiniger op een zachte doek aan te brengen en het glas voorzichtig
schoon te vegen.
Raadpleeg “Reiniging van de beeldsensor” (0 313, 315) voor informatie ove het reinigen van de
beeldsensor.
Objectiefcontacten: houd de objectiefcontacten schoon.
Raak het sluitergordijn niet aan: het sluitergordijn is heel dun en zeer kwetsbaar.
Oefen onder geen
enkel beding druk uit op het sluitergordijn, duw er niet op met reinigingshulpmiddelen en stel het
nooit bloot aan de sterke luchtstroom van een blaasbalgje.
Dit kan krassen, vervorming of scheuren
veroorzaken.
319
n
Opslag: voorkom de vorming van schimmel of meeldauw door de camera in een droge, goed
geventileerde ruimte te bewaren.
Gebruikt u een lichtnetadapter, trek dan de stekker uit het
stopcontact om brand te voorkomen.
Als het product voor langere tijd niet wordt gebruikt,
verwijder dan de batterij om lekkage te voorkomen en berg de camera op in een plastic zak met een
droogmiddel.
Plaats de cameratas echter niet in een plastic zak, aangezien het materiaal hierdoor
kan worden aangetast.
Denk er ook aan dat het droogmiddel na verloop van tijd zijn vermogen om
vocht te absorberen verliest en daarom regelmatig dient te worden vervangen.
Voorkom schimmel of aanslag door de camera ten minste één keer per maand uit de opslag te
halen.
Zet de camera aan en ontspan de sluiter een aantal malen voordat u de camera weer
opbergt.
Bewaar de batterij op een koele, droge plaats.
Plaats het afdekkapje van de batterij terug wanneer
u de batterij opbergt.
Opmerkingen met betrekking tot de monitor: de monitor is met extreem hoge precisie gefabriceerd; ten
minste 99,99% pixels zijn effectief, met niet meer dan 0,01% ontbrekende of defecte pixels.
Vandaar
dat deze schermen pixels kunnen bevatten die altijd branden (wit, rood, blauw of groen) of altijd uit
(zwart) zijn. Dit is geen defect en heeft geen gevolgen voor beelden die zijn vastgelegd met dit
apparaat.
Bij helder licht kunnen de beelden op de monitor moeilijk te zien zijn.
Oefen geen druk uit op de monitor, aangezien dit schade of storing tot gevolg kan hebben.
Stof of
vuil op de monitor kan worden verwijderd met een blaasbalgje.
Vlekken kunnen worden
verwijderd door het oppervlak zachtjes schoon te wrijven met een zachte doek of zeem.
Mocht de
monitor breken, pas dan op dat u zich niet verwondt aan de glassplinters en dat de vloeibare
kristallen uit de monitor niet in aanraking komen met uw huid, ogen of mond.
Batterijen: batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan lekken of ontploffen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van batterijen:
Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat.
Stel de batterij niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
Houd de contacten van de batterijen schoon.
Zet de camera uit voordat u de batterij verwisselt.
Haal de batterij uit de camera of de lader wanneer deze niet in gebruik is en plaats het afdekkapje
terug.
Deze appa raten onttrekken, zelfs als de camera is uitgeschakeld, een geringe hoeveelheid
stroom aan de batterij zodat de batterij zodanig kan leegraken dat deze niet langer functioneert.
Als de batterij voor langere tijd niet wordt gebruikt, plaats deze in de camera en laat de batterij
leeglopen terwijl u de camera gebruikt. Verwijder daarna de batterij en berg deze op bij een
omgevingstemperatuur van 15 °C tot 25 °C; vermijd hete of extreem koude locaties).
Herhaal dit
proces tenminste eenmaal elke zes maanden.
Het herhaaldelijk in- en uitschakelen van de camera bij een helemaal lege batterij verkort de
levensduur van de batterij.
Batterijen die helemaal leeg zijn moeten voor gebruik worden
opgeladen.
De interne temperatuur van de batterij kan tijdens gebruik aanzienlijk oplopen.
Het opladen van
een batterij bij een te hoge interne temperatuur heeft een negatieve invloed op de prestaties van
de batterij en de batterij wordt mogelijk niet of slechts gedeeltelijk opgeladen.
Wacht met
opladen totdat de batterij is afgekoeld.
320
n
Als u een volledig opgeladen batterij blijft opladen, kunnen de prestaties van de batterij
afnemen.
Een aanmerkelijke daling van de tijd waarin een volledig opgeladen batterij zijn lading dient te
behouden wanneer deze bij kamertemperatuur wordt gebruikt, duidt aan dat de batterij
vervanging vereist.
Koop een nieuwe EN-EL15-batterij.
Laad de batterij voor gebruik op.
Leg een extra, volledig opgeladen EN-EL15-batterij klaar bij het
fotograferen van belangrijke gebeurtenissen.
Afhankelijk van waar u zich bevindt, kan het soms
moeilijk zijn om snel een vervangende batterij te kopen.
Bij koud weer nemen de prestaties van
batterijen vaak af.
Zorg dat de batterij volledig is opgeladen voordat u bij koud weer buiten foto’s
maakt.
Bewaar een reservebatterij op een warme plaats en vervang zo nodig de batterij in de
camera.
Zodra opgewarmd kan een koude batterij soms een deel van haar lading terugkrijgen.
Gebruikte batterijen zijn een waardevolle hulpbron; recycle volgens de plaatselijke regels voor
klein chemisch afval.
321
n
Beschikbare instellingen
De volgende tabel somt de instellingen op die kunnen worden aangepast in elke stand.
i j P
S, A,
M
k, p,
n, o,
s
l, m,
r, t,
u, v
w
x, y,
z, 0
% g i u
1, 2,
3
Opnamemenu
Opslagmap zzzzz zzzzzzzz
Naamgeving bestanden
1
zzzzz zzzzzzzz
Functie van kaart in sleuf 2
1
zzzzz zzzzzzzz
Beeldkwaliteit
1, 2
zzzzz zzzzzzzz
Beeldformaat
1, 2
zzzzz zzzzzzzz
Beeldveld
1
zzzzz zzzzzzzz
JPEG-compressie
1
zzzzz zzzzzzzz
NEF (RAW)-opname
1
zzzzz zzzzzzzz
Witbalans
1, 2
——zz ————
Picture Control instellen
1, 2
——zz ————
Kleurruimte
1
zzzzz zzzzzzzz
Actieve D-Lighting
1
3
3
zz
3
3
3
3
————
HDR (hoog dynamisch bereik)
1, 2
——zz ————
Autom. vertekeningscorrectie
1
zzzzz zzzzzzzz
Ruisonderdr. lange tijdopname
1
zzzz z z z z zzz z
Hoge ISO-ruisonderdrukking
1
zzzz z z z z zzz z
ISO-gevoeligheid instellen
1, 2
z
4
z
4
zz
z
4
z
4
z
4
z
4
z
4
z
4
z
4
z
4
Afstandsbedieningsstand
(ML-L3)
1, 2
zzzzz zzzzzzzz
Meervoudige belichting
1, 2
——zz ————
Intervalopname
1, 2
zzzzz zzzzzzzz
Filminstellingen
1
zzzzz zzzzzzzz
Overige instellingen
2
Autofocusstand (zoeker) z
5
z
5
zz z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
——— z
5
AF-veldstand (zoeker) z
5
z
5
zz z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
Autofocusstand (livebeeld/film) zzzzz zzzz——zz
AF-veldstand (livebeeld/film) z
5
z
5
zz z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
A AE-L/AF-L-knop ingedrukt
z
5
z
5
zz z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
z
5
Flexibel programma z ————
Lichtmeting zz ————
Belichtingscorrectie zz ——z
5
———
Bracketing zz ————
Flitsstand z
5
zz z
5
z
5
——z
5
——
Flitscorrectie zz ————
Flitswaardevergrendeling z zz z z ——z ——
322
n
Persoonlijke Instellingen
6
a1: Selectie AF-C-prioriteit zzzzz zzzzzzzz
a2: Selectie AF-S-prioriteit zzzzz zzzzzzzz
a3: Focus-tracking met Lock-On zzzzz zzzzzzzz
a4: Verlichting scherpstelpunt zzzzz zzzzzzzz
a5: Doorloop scherpstelpunt zzzzz zzzzzzzz
a6: Aantal scherpstelpunten zzzzz zzzzzzzz
a7: Ingeb. AF-hulpverlichting zzzz z ——zzz zz
b1: Stapgrootte ISO-gevoeligh. zzzzz zzzzzzzz
b2: Stapgrootte inst. belichting zzzzz zzzzzzzz
b3: Eenv. belichtingscorrectie zz ——————
b4: Centrumgericht meetveld zz ——————
b5: Fijnafst. voor opt. belichting zzzzz zzzzzzzz
c1: AE-vergrend. ontspanknop zzzzz zzzzzzzz
c2: Stand-by-timer zzzzz zzzzzzzz
c3: Zelfontspanner zzzzz zzzzzzzz
c4: Monitor uit zzzzz zzzzzzzz
c5: Wachttijd afstandsb. (ML-L3) zzzzz zzzzzzzz
d1: Signaal zzzzz zzzzzzzz
d2: Rasterweergave in zoeker zzzzz zzzzzzzz
d3: ISO tonen en aanpassen zzzzz zzzzzzzz
d4: Schermtips zzzzz zzzzzzzz
d5: Opnamesnelheid CL-stand zzzzz zzzzzzzz
d6: Max. aant. continu-opnamen zzzzz zzzzzzzz
d7: Opeenvolgende nummering zzzzz zzzzzzzz
d8: Informatieweergave zzzzz zzzzzzzz
d9: Lcd-verlichting zzzzz zzzzzzzz
d10: Belichtingsvertragingsstand
2
zzzzz zzzzzzzz
d11: Flitswaarschuwing zz ——————
d12: MB-D15 batterijen zzzzz zzzzzzzz
d13: Batterijvolgorde zzzzz zzzzzzzz
i j P
S, A,
M
k, p,
n, o,
s
l, m,
r, t,
u, v
w
x, y,
z, 0
% g i u
1, 2,
3
323
n
Persoonlijke Instellingen
6
e1: Flitssynchronisatiesnelheid zzzzz zzzzzzzz
e2: Langste sluitertijd bij flits zz ————
e3: Flitserregeling ingeb. flitser/
Optionele flitser
——zz ————
e4: Belichtingscorr. voor flitser zz ————
e5: Testflits zz ————
e6: Inst. voor autom. bracketing zz ————
e7: Bracketingvolgorde zz ————
f1: OK-knop zzzzz zzzzzzzz
f2: Fn-knop toewijzen zzzzz zzzzzzzz
f3: Voorbeeldknop toewijzen zzzzz zzzzzzzz
f4: AE-L/AF-L-knop toewijzen zzzzz zzzzzzzz
f5: Functie instelschijven inst. zzzzz zzzzzzzz
f6: Knop loslaten voor instelsch. zzzzz zzzzzzzz
f7: Ontspannen bij geen kaart zzzzz zzzzzzzz
f8: Aanduidingen omkeren zzzzz zzzzzzzz
f9: Knop 4 MB-D15 toewijzen zzzzz zzzzzzzz
g1: Fn-knop toewijzen zzzzz zzzzzzzz
g2: Voorbeeldknop toewijzen zzzzz zzzzzzzz
g3: AE-L/AF-L-knop toewijzen zzzzz zzzzzzzz
g4: Ontspanknop toewijzen zzzzz zzzzzzzz
1 Terugzetten met Opnamemenu terugzetten (0 224).
2 Reset met twee knoppen (0 131).
Individuele instellingen voor meervoudige belichting en
intervalopnamen blijven onaangetast, maar een reset met twee knoppen beëindigt
intervalopnamen.
3 Vastgezet op Automatisch.
4 Autom inst ISO-gevoeligheid is niet beschikbaar.
5 Terugzetten wanneer de standknop naar een nieuwe instelling is gedraaid.
6 Terugzetten met Herstel pers. instellingen (0 231).
i j P
S, A,
M
k, p,
n, o,
s
l, m,
r, t,
u, v
w
x, y,
z, 0
% g i u
1, 2,
3
324
n
Standaardinstellingen
In de onderstaande lijst worden de standaardinstellingen voor de opties van de
cameramenu's getoond.
Voor informatie over reset met twee knoppen, zie pagina 131.
❚❚ Standaardinstellingen weergavemenu
❚❚ Standaardinstellingen opnamemenu
1
1 Standaardinstellingen hersteld met Opnamemenu terugzetten (0 224).
2 Opnamemenu terugzetten kan niet worden geselecteerd terwijl de opname bezig is.
3 Starttijd terugzetten naar Nu, interval terugzetten naar 1 minuut, het aantal intervallen en aantal opnames
terugzetten naar 1 en Starten instellen op Uit.
De opname wordt beëindigd als u het terugzetten uitvoert.
Optie Standaard 0 Optie Standaard 0
Optie Standaard 0
P S A M % g i u 1 2
3
P S A M
Optie Standaard 0
325
n
❚❚ Standaardinstellingen menu pers. instellingen
*
* Standaardinstellingen hersteld met Herstel pers. instellingen (0 231).
Optie Standaard 0
U
U
4
Optie Standaard 0
326
n
❚❚ Standaardinstellingen setup-menu
Optie Standaard 0
P
Optie Standaard 0
327
n
Belichtingsprogramma (stand P)
Het belichtingsprogramma voor stand P wordt aangeduid in de volgende grafiek:
De maximale en minimale waarden voor LW zijn afhankelijk van de ISO-gevoeligheid; de
bovenstaande grafiek gaat uit van een ISO-gevoeligheid van ISO 100 equivalent.
Wanneer matrixmeting wordt gebruikt, worden waarden hoger dan 16
1
/3 LW verlaagd
naar 16
1
/3 LW.
f/1.4
f/1
f/2
f/2.8
f/4
f/5.6
f/8
f/11
f/16
f/22
f/32
-4
-5
-3
12
13
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
30" 15" 8"
4" 2" 1"
24
8 153060
125 250 500
1000
2000 4000
8000
22
21
20
19
18
17
16
15
14
[
LW
]
23
16
1
/
3
f/1.4 − f/16
ISO 100; objectief met maximaal diafragma van f/1.4 en
minimaal diafragma van f/16 (bijv. AF-S NIKKOR 50mm f/1.4G)
Sluitertijd (seconden)
Diafragma
328
n
Problemen oplossen
Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan in de onderstaande lijst met
veelvoorkomende problemen voordat u uw leverancier of Nikon-vertegenwoordiger
raadpleegt.
Batterij/weergave
Opname (alle standen)
De camera is aan, maar reageert niet: wacht totdat de opname is beëindigd.
Zet de camera uit als het
probleem zich blijft voordoen.
Als de camera niet uitschakelt, verwijder de batterij en plaats deze
terug of, als u een lichtnetadapter gebruikt, ontkoppel de lichtnetadapter en sluit de
lichtnetadapter weer aan.
Merk op dat momenteel opgenomen gegevens verloren zullen gaan,
maar dat al opgenomen gegevens niet aangetast zullen worden door het verwijderen of
ontkoppelen van de voedingsbron.
Zoeker is onscherp: pas de zoekerbeeldscherpte aan of gebruik optionele zoekercorrectielenzen
(0 33, 308).
Zoeker is donker: plaats een volledig opgeladen batterij (0 22, 35).
Weergaven schakelen uit zonder waarschuwing: kies langere vertragingstijden voor persoonlijke instelling
c2 (Stand-by-timer) of c4 (Monitor uit ) (0 237, 238).
Bedieningspaneel en zoekerweergaven reageren niet en dimmen: de reactietijden en helderheid van deze
weergaven wisselen met de temperatuur.
Fijne lijnen zijn zichtbaar rond het actieve scherpstelpunt of het scherm wordt rood wanneer het scherpstelpunt is
gemarkeerd: dze fenomenen zijn normaal voor dit type zoeker en duiden niet op een defect.
Het aanzetten van de camera duurt lang: wis bestanden of mappen.
Ontspanknop uitgeschakeld:
De geheugenkaart is vergrendeld, vol of niet ingebracht (0 30, 31).
Sluiter vergrendeld is geselecteerd voor persoonlijke instelling
f7 (Ontspannen bij geen kaart; 0 258) en er is geen geheugenkaart geplaatst (0 30).
De ingebouwde flitser is aan het opladen (0 38).
Camera is niet scherpsgesteld (0 37).
CPU-objectief met diafragmaring bevestigd maar het diafragma is niet vergrendeld op de
hoogste f-waarde. Als B wordt weergegeven in het bedieningspaneel, selecteer
Diafragmaring voor persoonlijke instelling f5 (Functie instelschijven inst.) > Instellen
diafragma om de diafragmaring te gebruiken voor het aanpassen van het diafragma (0 257).
Een objectief zonder CPU is bevestigd, maar de camera staat niet in stand A of M (0 298).
Camera reageert traag op ontspanknop: selecteer Uit voor persoonlijke instelling
d10 (Belichtingsvertragingsstand; 0 241).
Er wordt geen foto gemaakt als de ontspanknop van de afstandsbediening wordt ingedrukt:
Vervang de batterij in de afstandsbediening (0 309).
Kies een andere optie dan Uit voor Afstandsbedieningsstand (ML-L3) (0 127).
De flitser is aan het opladen (0 38).
De tijd geselecteerd voor persoonlijke instelling c5 (Wachttijd afstandsb. (ML-L3); 0 238) is
verstreken.
Fel licht verstoort de ML-L3-afstandsbediening.
329
n
Foto’s zijn niet scherp:
Draai de selectieknop voor de focusstand naar AF (0 71).
Camera kan niet scherp stellen met autofocus: gebruik handmatige scherpstelling of
scherpstelvergrendeling (0 76, 78).
De ontspanknop kan niet worden gebruikt om scherp te stellen wanneer AF-ON is toegewezen
als de optie Indrukken voor persoonlijke instelling f2 (Fn-knop toewijzen, 0 253),
f3 (Voorbeeldknop toewijzen, 0 255), f4 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 256) of
f9 (Knop 4 MB-D15 toewijzen, 0 259).
Gebruik de knop waaraan AF-ON is toegewezen.
Scherpstelling vergrendelt niet wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt: gebruik de A AE-L/AF-L-knop om
scherpstelling te vergrendelen wanneer AF-C voor autofocusstand is geselecteerd of tijdens het
fotograferen van bewegende onderwerpen in de AF-A-stand.
Kan geen scherpstelpunt selecteren:
Ontgrendel de vergrendeling van de scherpstelselectieknop (0 75).
Automatisch veld-AF of gezichtprioriteit-AF voor AF-veldstand: kies een andere stand.
Camera is in weergavestand (0 185) of de menu's zijn in gebruik (0 217).
Druk de ontspanknop half in om de monitor uit te schakelen of de stand-by-timer te starten
(0 38).
Kan AF-veldstand niet selecteren: handmatige scherpstelling geselecteerd (0 78, 159).
Er wordt slechts één foto gemaakt elke keer dat de ontspanknop in de continue ontspanstand wordt ingedrukt:
continu-opname is niet beschikbaar als de ingebouwde flitser flitst (0 121).
Beeldformaat kan niet worden gewijzigd: Beeldkwaliteit ingesteld op NEF (RAW) (0 67).
Camera fotografeert traag: schakel ruisonderdrukking lange tijdopname uit (0 228).
Er verschijnt ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) op foto’s:
Kies een lagere ISO-gevoeligheid of gebruik hoge ISO-ruisonderdrukking (0 79, 228).
Sluitertijd is langer dan 1 sec.: gebruik ruisonderdrukking lange tijdopname (0 228).
Schakel Actieve D-Lighting uit om toename van de effecten van ruis te vermijden (0 113).
AF-hulpverlichting brandt niet:
AF-hulplampje licht niet op als AF-C is geselecteerd voor autofocusstand (0 71) of als continue
servo-autofocus is geselecteerd wanneer de camera in AF-A stand is. Kies AF-S. Selecteer het
middelste scherpstelpunt als enkelpunts- of dynamisch veld-AF is geselecteerd voor AF-
veldstand (0 73, 75).
De camera bevindt zich momenteel in livebeeld of er wordt een film opgenomen.
Uit
geselecteerd voor Persoonlijke Instelling a7 (Ingeb. AF-hulpverlichting) (0 233).
Hulpverlichting werd automatisch uitgeschakeld.
Hulpverlichting kan heet worden bij continu
gebruik; wacht totdat de lamp is afgekoeld.
Er verschijnen vlekken in foto's: Reinig de voorste en achterste objectiefonderdelen.
Als het probleem
aanhoudt, voer een reiniging van de beeldsensor (0 313) uit.
Geluid wordt niet opgenomen bij films: Microfoon uit is geselecteerd voor Filminstellingen >
Microfoon.
De helderheid van het beeld op de monitor verschilt van de belichting van de foto's genomen in livebeeld:
Centrumgerichte of spotmeting is geselecteerd (0 83).
De camera bevindt zich in stand M.
Het onderwerp is te helder of te donker.
Actieve D-Lighting is in werking (0 113).
De foto is een lange tijdopname (0 52).
De flitser wordt gebruikt (0 119).
330
n
Opname (P, S, A, M)
Weergave
Tijdens livebeeld of filmopnamen verschijnen flikkeringen of strepen: kies een optie voor Flikkerreductie
overeenkomstig de frequentie van het lokale lichtnet (0 264).
Er verschijnen heldere banden tijdens livebeeld of filmopname: een knipperend teken, flitser of andere
lichtbron met korte tijdsduur werd gebruikt tijdens livebeeld of filmopname.
Menuoptie kan niet worden geselecteerd: sommige opties zijn niet beschikbaar in alle standen.
Ontspanknop uitgeschakeld:
Objectief zonder CPU bevestigd: draai de standknop van de camera naar A of M (0 47, 298).
Standknop naar S gedraaid na sluitertijd Bulb (A) of Tijd (%) geselecteerd in stand M: kies
nieuwe sluitertijd (0 49).
Niet alle sluitertijden zijn beschikbaar: flitser in gebruik.
Flitssynchronisatiesnelheid kan worden
geselecteerd met behulp van persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid); bij het
gebruik van compatibele flitsers, kies 1/320 sec. (automatische FP) of 1/250 sec. (automatische
FP) voor de volledige serie sluitertijden (0 244).
Kleuren zijn onnatuurlijk:
Kies een witbalans die bij de lichtbron past (0 89).
Pas de instellingen Picture Control instellen aan (0 105).
Kan de witbalans niet meten: onderwerp is te donker of te licht (0 97).
Beeld kan niet worden geselecteerd als bron voor voorinstelling witbalans: beeld werd niet vervaardigd door
D7100 (0 100).
Witbalansbracketing niet beschikbaar:
De optie NEF (RAW) of NEF+JPEG beeldkwaliteit is geselecteerd voor beeldkwaliteit (0 66).
De meervoudige belichtingsstand is in werking (0 144).
Effecten van Picture Control verschillen per foto: A (automatisch) is geselecteerd voor verscherping,
contrast of verzadiging.
Voor consequente resultaten van een serie foto's, kies een andere instelling
(0 108).
Lichtmeting kan niet worden gewijzigd: vergrendeling automatische belichting of filmlivebeeld is actief
(0 84, 161).
Belichtingscorrectie kan niet worden gebruikt: kies stand P, S of A (0 48, 49, 50).
Ruis (rode vlekken of andere onregelmatigheden) verschijnen in foto’s met lange belichtingstijden: schakel
ruisonderdrukking lange sluitertijd in (0 228).
NEF (RAW)-afbeelding wordt niet weergegeven: foto werd vastgelegd bij een beeldkwaliteit NEF + JPEG
(0 66).
Kan geen foto’s bekijken die met een andere camera zijn vastgelegd: foto’s die met andere merken camera’s
zijn gemaakt worden mogelijk onjuist weergegeven.
Een bericht wordt weergegeven met mededeling dat er geen afbeeldingen beschikbaar zijn voor weergave: selecteer
Alle voor Weergavemap (0 217).
331
n
Diversen
“Staande” foto’s (portretstand) worden “liggend” (landschap) weergegeven:
Selecteer Aan voor Draai portret (0 222).
De foto werd vastgelegd met Uit geselecteerd voor Automatische beeldrotatie (0 265).
Camera was omhoog of omlaag gericht toen foto werd gemaakt (0 265).
Foto wordt in controlebeeld weergegeven (0 222).
Kan foto niet wissen:
Foto is beveiligd: verwijder beveiliging (0 196).
Geheugenkaart is vergrendeld (0 31).
Kan foto niet retoucheren: de foto kan niet verder worden bewerkt met deze camera (0 274).
Kan de afdrukopdracht niet wijzigen:
Geheugenkaart is vol: wis foto’s (0 35, 197).
Geheugenkaart is vergrendeld (0 31).
Kan geen foto voor afdrukken selecteren: foto is in NEF (RAW)-formaat.
Maak een JPEG-kopie met behulp
van NEF (RAW)-verwerking of zet over naar een computer en druk af met behulp van ViewNX 2
(meegeleverd) of Capture NX 2 (los verkrijgbaar).
Foto wordt niet op televisie weergegeven:
Kies de juiste uitvoerresolutie (0 216).
HDMI (0 215)-kabel is niet juist verbonden.
Camera reageert niet op afstandsbediening voor HDMI-CEC-televisie:
Selecteer Aan voor HDMI > Apparaatbesturing in het setup-menu (0 216).
Pas HDMI-CEC-instellingen voor de televisie aan zoals beschreven in de documentatie die met
het apparaat werd meegeleverd.
Kan foto’s niet overzetten naar computer: het besturingssysteem is niet compatibel met de camera of
overdrachtsoftware.
Gebruik een kaartlezer voor het kopiëren van foto’s naar een computer
(0 202).
Foto’s worden niet in Capture NX 2 weergegeven: installeer de meest recente versie (0 309).
Optie stofverwijdering in Capture NX 2 heeft niet het gewenste effect: reiniging van de beeldsensor wijzigt de
positie van stof op de beeldsensor.
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden
opgenomen voordat beeldsensor reinigen wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op
beelden die werden genomen nadat het reinigen van de beeldsensor werd uitgevoerd.
Referentiegegevens voor stofverwijdering die werden opgenomen voordat het reinigen van
beeldsensor wordt uitgevoerd, kunnen niet worden gebruikt op beelden die werden genomen
nadat het reinigen van beeldsensor werd uitgevoerd (0 264).
Computer geeft NEF (RAW)-beelden anders weer dan op de camera: software van andere merken tonen niet de
effecten van Picture Controls of Actieve D-Lighting.
Gebruik ViewNX 2 (meegeleverd) of optionele
software van Nikon zoals Capture NX 2 (los verkrijgbaar).
Opnamedatum klopt niet: stel cameraklok in (0 28, 265).
Menuoptie kan niet worden geselecteerd: sommige opties zijn niet beschikbaar bij bepaalde
instellingencombinaties of wanneer geen geheugenkaart is geplaatst. Merk op dat de optie
Batterij-informatie niet beschikbaar is wanneer de camera door een optionele EP-5B-
stroomaansluiting en EH-5b-lichtnetadapter wordt gevoed (0 266).
332
n
Foutmeldingen
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de waarschuwingsaanduidingen en
foutmeldingen in de zoeker, in het bedieningspaneel en op de monitor.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0Bedieningspaneel Zoeker
B
(knippert)
Diafragmaring van objectief
is niet ingesteld op kleinste
diafragma.
Stel ring in op kleinste
diafragma (hoogste
f-waarde).
27
H d Batterij bijna leeg.
Houd een volledig opgeladen
reservebatterij bij de hand.
22
H
(knippert)
d
(knippert)
Batterij is leeg. Laad de batterij op of
vervang de batterij.
xxvi, 22,
24
Batterij kan niet worden
gebruikt.
Neem contact op met een
door Nikon geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
De camera of het optionele
MB-D15 battery pack bevat
een volledig lege
oplaadbare Li-ionbatterij
of een batterij van een
ander merk.
Vervang de batterij als
deze niet van Nikon is of
laad de oplaadbare
Li-ionbatterij op als deze
bijna leeg is.
F
Geen objectief bevestigd of
objectief zonder CPU
bevestigd zonder dat
maximaal diafragma is
opgegeven.
Diafragma
wordt weergegeven in aantal
stops vanaf maximaal
diafragma.
Diafragmawaarde wordt
weergegeven als maximaal
diafragma is opgegeven.
149
i
(knippert)
Geen objectief bevestigd. Bevestig een objectief.
Indien een CPU-objectief is
bevestigd, verwijder en
plaats het objectief terug.
26, 295
Objectief zonder CPU is
bevestigd.
Selecteer stand A of M. 47, 298
24
(knippert)
Camera kan niet
scherpstellen met autofocus.
Verander de compositie of
stel handmatig scherp.
72, 78
333
n
(Belichtingsaanduidingen
en sluitertijd- of
diafragmaweergave
knippert)
Onderwerp te helder; foto
wordt overbelicht.
Gebruik een lagere
ISO-gevoeligheid
79
In opnamestand:
P Gebruik optionele
ND-filter
308
S Kies kortere sluitertijd
49
A Kies een kleiner
diafragma
(hogere f-waarde)
50
% Kies een andere
opnamestand
178
Onderwerp te donker; foto
wordt onderbelicht.
Gebruik een hogere
ISO-gevoeligheid
79
In opnamestand:
P Gebruik flitser
119
S Kies een langere
sluitertijd
49
A Kies een groter
diafragma
(lagere f-waarde)
50
A
(knippert)
Bulb (A) geselecteerd in
stand S.
Wijzig sluitertijd of selecteer
stand M.
49, 51
%
(knippert)
Tijd (%) geselecteerd in
stand S.
Wijzig sluitertijd of selecteer
stand M.
49, 51
P
(knippert)
k
(knippert)
Afbeeldingen worden
verwerkt.
Wacht totdat het verwerken
is voltooid.
c
(knippert)
Als de aanduiding na de flits 3
sec. knippert, is de foto
mogelijk onderbelicht.
Controleer foto in de monitor;
indien onderbelicht, pas de
instellingen aan en probeer
opnieuw.
185
n
(knippert)
j
(knippert)
Onvoldoende geheugen om
foto’s op te nemen bij de
huidige instellingen of geen
bestands- of mapnummer
beschikbaar.
Verlaag beeldkwaliteit of
-formaat.
66, 68
Wis foto’s. 197
Plaats nieuwe
geheugenkaart.
30
O
(knippert)
Camerastoring.
Ontspan de sluiter.
Als de
fout zich blijft voordoen,
neem dan contact op met
een door Nikon
geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0Bedieningspaneel Zoeker
334
n
Aanduiding
Probleem Oplossing 0Monitor Bedieningspaneel
Geen geheugenkaart. S
Camera kan geen
geheugenkaart
vinden.
Zet de camera uit en
controleer of de
geheugenkaart correct is
geplaatst.
30
Kan deze geheugenkaart
niet gebruiken.
De kaart is mogelijk
beschadigd.
Plaats een andere kaart.
W,
O
(knippert)
Geen toegang tot
geheugenkaart.
Gebruik een door Nikon
goedgekeurde kaart.
347
Controleer of de contacten
schoon zijn.
Indien de
kaart is beschadigd, neem
dan contact op met uw
winkelier of een door
Nikon geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
Kan geen nieuwe
map maken.
Wis bestanden of plaats
een nieuwe geheugenkaart
na het kopiëren van
belangrijke afbeeldingen
naar een computer of
ander apparaat.
30, 197
g
W,
O
(knippert)
De camera kan de
Eye-Fi-kaart niet
bedienen.
Controleer of de
firmware van de Eye-Fi-
kaart up-to-date is.
272
Kopieer bestanden op
een Eye-Fi-kaart naar een
computer of ander
apparaat en formatteer
de kaart of plaats een
nieuwe kaart.
30, 32,
203
Geheugenkaart is
vergrendeld. Zet de
vergrendeling in de
schrijfstand.
W,
X
(knippert)
Geheugenkaart is
vergrendeld (tegen
schrijven beveiligd).
Zet de schakelaar van de
schrijfbeveiliging in de
“schrijf”-positie.
31
Niet beschikbaar als
Eye-Fi-kaart is
vergrendeld.
W,
O
(knippert)
Eye-Fi-kaart is
vergrendeld
(schrijfbeveiligd).
Deze kaart is niet
geformatteerd.
Formatteer de kaart.
[C]
(knippert)
Geheugenkaart werd
niet geformatteerd
voor gebruik in de
camera.
Formatteer of plaats nieuwe
geheugenkaart.
30, 32
Klok is opnieuw
ingesteld.
Cameraklok is niet
ingesteld.
Stel cameraklok in. 28, 265
Kan geen firmware-update
voor de flitser uitvoeren.
Flitser kan niet worden
gebruikt. Neem contact op
met een door Nikon
geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
De firmware-update
voor de flitser die op
de camera is
gemonteerd, is niet
correct uitgevoerd.
Neem contact op met een
door Nikon geautoriseerde
servicevertegenwoordiger.
Kan livebeeld niet
starten.
Even geduld.
De interne
temperatuur van de
camera is te hoog.
Wacht totdat alle interne
schakelingen zijn afgekoeld
voordat livebeeld of
filmopname wordt hervat.
154,
168
335
n
Map bevat geen beelden.
Geen beelden op
geheugenkaart of in
geselecteerde
weergavemap(pen).
Selecteer een map met
beelden in het menu
Weergavemap of plaats
een geheugenkaart met
beelden.
30, 217
Alle beelden zijn
verborgen.
Alle foto’s in de
huidige map zijn
verborgen.
Selecteer een andere map
of gebruik Beeld
verbergen om ten minste
één beeld weer te geven.
218
Kan dit bestand niet
weergeven.
Bestand is gemaakt of
gewijzigd met een
computer of een
ander merk camera, of
het bestand is
beschadigd.
Bestand kan niet worden
afgespeeld op de camera.
Kan deze film niet
afspelen.
De camera kan de
geselecteerde film
niet afspelen.
De camera kan geen films
afspelen die zijn gecreëerd
of bewerkt met andere
apparaten.
161
Kan dit bestand niet
selecteren.
Het geselecteerde
beeld kan niet worden
geretoucheerd.
Beelden die met andere
apparaten zijn gemaakt,
kunnen niet worden
geretoucheerd.
274
Deze film kan niet worden
bewerkt.
De geselecteerde film
kan niet worden
bewerkt.
Films die met andere
apparaten zijn gemaakt,
kunnen niet worden
bewerkt.
Films moeten ten minste
twee seconden lang zijn.
175
Controleer de printer. —Printerfout.
Controleer de printer.
Selecteer Doorgaan (indien
beschikbaar) om te
hervatten.
208
*
Controleer het papier.
Papier in printer heeft
niet het geselecteerde
formaat.
Plaats papier met het juiste
formaat en selecteer
Doorgaan.
208
*
Het papier zit vast.
Papier zit vast in de
printer.
Verwijder vastgelopen
papier en selecteer
Doorgaan.
208
*
Het papier is op.
Geen papier meer in
de printer.
Plaats papier met het
geselecteerd formaat en
selecteer Doorgaan.
208
*
Controleer de inkt. Inktfout.
Controleer de inkt.
Selecteer Doorgaan om te
hervatten.
208
*
De inkt is op.
Geen inkt meer in de
printer.
Vervang de inkt en selecteer
Doorgaan.
208
*
* Raadpleeg de printerhandleiding voor meer informatie.
Aanduiding
Probleem Oplossing 0Monitor Bedieningspaneel
336
n
Specificaties
❚❚ Nikon D7100 digitale camera
Type
Type Digitale reflexcamera
Objectiefvatting Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten)
Effectieve beeldhoek
Nikon DX-formaat; brandpuntsafstand in 35 mm [135]-formaat equivalent
aan ca. 1,5× de brandpuntsafstand van objectieven met FX-formaat
beeldhoek
Effectieve pixels
Effectieve pixels 24,1 miljoen
Beeldsensor
Beeldsensor 23,5 × 15,6 mm CMOS-sensor
Totaal aantal pixels 24,71 miljoen
Stofreductiesysteem Reiniging beeldsensor, stof-referentiegegevens (optionele software
Capture NX 2 vereist)
Opslag
Beeldformaat (pixels) DX (24×16) beeldveld
6.000 × 4.000 (#) 4.496 × 3.000 ($) 2.992 × 2.000 (%)
1,3× (18×12) beeldveld
4.800 × 3.200 (#) 3.600 × 2.400 ($) 2.400 × 1.600 (%)
Foto’s met beeldveld DX (24×16) die zijn gemaakt in filmlivebeeld
6.000 × 3.368 (#) 4.496 × 2.528 ($) 2.992 × 1.680 (%)
Foto’s met beeldveld 1,3× (18×12) die zijn gemaakt in filmlivebeeld
4.800 × 2.696 (#) 3.600 × 2.024 ($) 2.400 × 1.344 (%)
Bestandsindeling NEF (RAW): 12- of 14-bits, compressie zonder verlies of gecomprimeerd
JPEG: JPEG-Baseline compatibel met compressie (Vaste grootte) Fijn
(ca. 1 : 4), Normaal (ca. 1 : 8) of Basis (ca. 1 : 16); Optimale kwaliteit
compressie beschikbaar
NEF (RAW) + JPEG: enkele foto vastgelegd in zowel NEF (RAW)- en JPEG-
formaten
Picture Control-systeem Standaard, Neutraal, Levendig, Monochroom, Portret, Landschap;
geselecteerde Picture Control kan worden aangepast; opslag voor
persoonlijke Picture Controls
Media SD (Secure Digital) en UHS-I compatibel SDHC- en SDXC-geheugenkaarten
Dubbele sleuf Sleuf 2 kan worden gebruikt voor overloop of back-up-opslag of voor aparte
opslag van kopieën aangemaakt met NEF + JPEG; foto's kunnen worden
gekopieerd tussen kaarten.
Bestandssysteem DCF (Design Rule for Camera File System) 2.0, DPOF (Digital Print Order
Format), Exif (Exchangeable Image File Format for Digital Still Cameras) 2.3,
PictBridge
338
n
Lichtmeetmethode Matrix: 3D-kleurmatrixmeting II (objectieven type G en D);
kleurmatrixmeting II (andere CPU-objectieven); kleurmatrixmeting
beschikbaar met objectieven zonder CPU indien de gebruiker de
objectiefgegevens ter beschikking stelt
Centrumgericht: 75% van het beeld wordt gemeten in een cirkel van
8 mm in het midden van het beeld.
De diameter van de cirkel kan
worden ingesteld op 6, 10 of 13 mm of het gemiddelde van het gehele
beeld wordt gemeten (objectieven zonder CPU gebruiken een
standaard cirkel van 8 mm)
Spot: meet een cirkel van 3,5 mm (circa 2,5% van het beeld) in het
geselecteerde scherpstelpunt (of in het middelste scherpstelpunt
wanneer een objectief zonder CPU wordt gebruikt)
Bereik (ISO 100, f/1.4
objectief, 20 °C)
Matrix of centrumgerichte meting: 020 LW
Spotmeting: 220 LW
Lichtmeterkoppeling Gecombineerd CPU en AI
Stand Automatische standen (i j ); automatisch
programma met flexibel programma (P); sluitertijdvoorkeuze (S);
diafragmavoorkeuze (A); handmatig (M); onderwerpstanden (k
l p m n o r s
t u v w x
y z 0 ); standen voor speciale effecten (%
g i u 1 2 3
); U1 ( ); U2 ( )
Belichtingscorrectie
Kan worden aangepast met –5 – +5 LW in stappen van
1
/3 of
1
/2 LW in de
standen P, S, A en M
Belichtingsbracketing 25 beelden in stappen van
1
/3,
1
/2,
2
/3, 1, 2 of 3 LW
Flitsbracketing 25 beelden in stappen van
1
/3,
1
/2,
2
/3, 1, 2 of 3 LW
Witbalansbracketing 25 beelden in stappen van 1, 2 of 3
ADL-bracketing
2 beelden gebruikmakend van een geselecteerde waarde voor één beeld
gekozen waarde of 3 beelden met vooraf ingestelde waarden voor alle beelden
Belichtingsvergrendeling Gemeten lichtwaarde vergrendeld bij een gedetecteerde waarde met
A AE-L/AF-L-knop
ISO-gevoeligheid
(aanbevolen
belichtingsindex)
ISO 100–6400 in stappen van
1
/3 of
1
/2 LW.
Kan bovendien worden
ingesteld op ca. 0,3, 0,5, 0,7, 1 of 2 LW (equivalent aan ISO 25600) boven
ISO 6400; automatische instelling ISO-gevoeligheid beschikbaar
Actieve D-Lighting Automatisch, Extra hoog, Hoog, Normaal, Laag, Uit
Scherpstelling
Autofocus Nikon geavanceerde Multi-CAM 3500DX autofocussensormodule met
DDL-fasedetectie, fijnafstelling, 51 scherpstelpunten (inclusief 15
kruistype-sensoren; het middelste 1 scherpstelpunt is beschikbaar bij
diafragma’s langzamer dan f/5.6 en sneller dan f/8 of bij f/8) en
AF-hulpverlichting (bereik ca. 0,53 m)
Detectiebereik –2 – +19 LW (ISO 100, 20 °C)
Objectiefscherpstelling Autofocus (AF): enkelvoudige servo-AF (AF-S); continu servo-AF (AF-C);
automatische AF-S/AF-C-selectie (AF-A); anticiperende scherpstelling
automatisch geactiveerd overeenkomstig onderwerpstatus
Handmatige scherpstelling (M): elektronische afstandsmeter kan worden
gebruikt
Scherpstelpunt Keuze uit 51 of 11 scherpstelpunten
AF-veldstand Enkelpunts AF; 9-, 21- of 51-punten dynamisch veld-AF, 3D-tracking,
automatisch-veld-AF
Belichting
339
n
Scherpstelvergrendeling
Scherpstelling kan worden vergrendeld door de ontspanknop half in te
drukken (enkelvoudige servo-AF) of door op de
A
AE-L
/
AF-L
-knop te drukken
Flitser
Ingebouwde flitser i, k, p, n, o, s, w, g: automatisch flitsen met automatische pop-up
P, S, A, M, 0: handmatige pop-up met knop ontspannen
Richtgetal Ca. 12, 12 met handmatige flitser (m, ISO 100, 20 °C)
Flitserregeling DDL: i-DDL-flitserregeling met behulp van RGB-sensor met 2016 pixels is
beschikbaar met ingebouwde flitser en SB-910, SB-900, SB-800, SB-700,
SB-600 of SB-400; i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR
wordt gebruikt met matrixmeting en centrumgerichte meting, standaard
i-DDL-flitser voor digitale SLR met spotmeting
Flitsstand Automatisch, automatisch met rode-ogenreductie, automatische trage
synchronisatie, automatische trage synchronisatie met rode-
ogenreductie, invulflits, rode-ogenreductie, trage synchronisatie, trage
synchronisatie met rode-ogenreductie, synchronisatie op het tweede
gordijn met trage synchronisatie, synchronisatie op het tweede gordijn,
uit; automatische snelle FP-synchronisatie ondersteund
Flitscorrectie –3 – +1 LW in stappen van
1
/3 of
1
/2 LW
Flitsgereedaanduiding Brandt wanneer de ingebouwde flitser of optionele flitser volledig
opgeladen is; knippert nadat dat flitser heeft geflitst op volle sterkte
Accessoireschoen ISO 518-flitsschoencontact met synchronisatie en vergrendeling
Nikon Creatief
Verlichtingssysteem (CVS)
Geavanceerde draadloze flitssturing ondersteund door:
- SB-910, SB-900, SB-800 of SB-700 als masterflitser en SB-600 of
SB-R200 als externe flitsers of SU-800 als commander
- Ingebouwde flitser kan in de commanderstand als masterflitser
dienen
Automatisch snelle FP-synchronisatie en instellicht ondersteund door
alle CLS-compatibele flitsers behalve SB-400; doorgave van
flitskleurinformatie en flitswaardvergrendeling ondersteund door alle
CLS-compatibele flitsers
Synchronisatieflits AS-15 synchronisatieflitsadapter (los verkrijgbaar)
Witbalans
Witbalans Automatisch (2 typen), gloeilamplicht, tl-licht (7 soorten), direct zonlicht,
flitslicht, bewolkt, schaduw, handmatige voorinstelling
(opslagmogelijkheid voor max. 6 waarden, spot-witbalansmeting
beschikbaar tijdens livebeeld), keuze van kleurtemperatuur (2.500 K–
10.000 K), met fijnafstelling voor alle standen
Livebeeld
Standen Livebeeldfotografie (foto’s), filmlivebeeld (films)
Objectiefscherpstelling Autofocus (AF): enkelvoudige servo-AF (AF-S); fulltime servo-AF (AF-F)
Handmatige scherpstelling (M)
AF-veldstand Gezichtprioriteit-AF, breedveld-AF, normaal veld-AF, AF met
meevolgende scherpstelling
Autofocus Contrastdetectie-AF over het volledige beeld (camera selecteert
automatisch het scherpstelpunt wanneer gezichtsprioriteit-AF of AF met
meevolgende scherpstelling is gekozen)
Film
Lichtmeting DDL-lichtmeting met hoofdbeeldsensor
Lichtmeetmethode Matrix
Scherpstelling
340
n
* Alleen beschikbaar wanneer 1,3× (18×12) is geselecteerd voor beeldveld.
Sensoruitvoer is ongeveer 60 of
50 bps.
Beeldformaat (pixels) en
beeldsnelheid
1.920 × 1.080; 60i (59,94 velden/sec.)/ 50i (50 velden/sec.)
*
1.920 × 1.080; 30p (progressief), 25p, 24p
1.280 × 720; 60p, 50p
Werkelijke beeldsnelheden voor 60p, 50p, 30p, 25p en 24p zijn
respectievelijk 59,94, 50, 29,97, 25 en 23,976 ; opties ondersteunen zowel
hoge als normale beeldkwaliteit
Bestandsindeling MOV
Videocompressie H.264/MPEG-4 Advanced Video Coding
Geluidsindeling Lineair PCM
Geluidsrecorder Ingebouwde of externe stereomicrofoon; gevoeligheid aanpasbaar
Monitor
Monitor 8-cm/3,2 in., ca. 1.229.000 punten (VGA; 640 × 480 × 4 = 1.228.800
punten), TFT-monitor met ca. 170° kijkhoek, ca. 100% beelddekking en
helderheidaanpassing
Weergave
Weergave Schermvullende weergave en miniaturenweergave (4, 9 of 72 beelden of
kalender) met zoomweergave, filmweergave, foto- en/of videoshows,
histogramweergave, hoge lichten, foto-informatie,
GPS-gegevensweergave, en automatische beeldrotatie
Interface
USB Hoge-snelheid USB
HDMI-uitgang HDMI-mini-aansluiting (Type C)
Accessoire-aansluiting Draadloze afstandsbediening: WR-1 en WR-R10 (los verkrijgbaar)
Afstandsbedieningskabel: MC-DC2 (los verkrijgbaar)
GPS-apparaat: GP-1 (los verkrijgbaar)
Audio-ingang Stereo mini-stekkeraansluiting (3,5 mm diameter; plug-in stroom
ondersteund)
Audio-uitgang Stereo mini-stekkeraansluiting (diameter 3,5 mm)
Beschikbare talen
Beschikbare talen Arabisch, Bengaals, Chinees (Vereenvoudigd en Traditioneel), Deens,
Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Hindi, Hongaars, Indonesisch, Italiaans,
Japans, Koreaans, Nederlands, Noors, Oekraïens, Perzisch, Pools,
Portugees (Europees en Braziliaans), Roemeens, Russisch, Spaans, Tamil,
Thais, Tsjechisch, Turks, Vietnamees, Zweeds
Voeding
Batterij Een oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL15-batterij
Battery pack Optioneel MB-D15 multifunctioneel battery pack met één oplaadbare
Nikon EN-EL15 Li-ionbatterij of zes AA-alkaline-, Ni-MH- of
lithiumbatterijen
Lichnetadapter Lichtnetadapter EH-5b; vereist stroomaansluiting EP-5B (los verkrijgbaar)
Statiefaansluiting
Statiefaansluiting
1
/4 in. (ISO 1222)
Film
342
n
❚❚ AF-S DX NIKKOR 18-105mm f/3.5-5.6G ED VR-objectief
Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en software die in deze handleiding worden
beschreven op enig moment zonder voorafgaande aankondiging te wijzigen.
Nikon kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor schade die kan voortvloeien uit eventuele fouten in deze handleiding.
Type G-type AF-S DX NIKKOR zoomobjectief met ingebouwde CPU en F-vatting,
uitsluitend bedoeld voor gebruik met Nikon digitale SLR-camera’s in
DX-formaat
Brandpuntsafstand 18–105 mm
Maximaal diafragma f/3.5–5.6
Objectiefopbouw 15 elementen in 11 groepen (inclusief 1 asferisch element en 1 ED-
glaselement)
Beeldhoek 76°15° 20´
Schaal
brandpuntsafstand
Gradaties in millimeters (18, 24, 35, 50, 70, 105)
Afstandsinformatie Uitvoer naar camera
Zoom Handmatige zoom met onafhankelijke zoomring
Scherpstelling Nikon Internal Focusing (IF)-systeem met autofocus geregeld door Silent
Wave Motor; handmatige scherpstelling ondersteund wanneer A-M-
schakelaar is ingesteld op A of M.
Scherpstelling kan worden aangepast door
aan de scherpstelring van het objectief te draaien terwijl scherpstelling is
vergrendeld in enkelvoudige servo-autofocus.
Gebruik geen scherpstelring
terwijl de camera scherpstelt.
Vibratiereductie Objectiefverschuiving met voice coil motors (VCMs)
Minimale
scherpstelafstand
0,45 m van filmvlakmarkering (0 78) bij alle zoomposities
Diafragmalamellen 7 (ronde diafragmaopening)
Diafragma Volautomatisch
Diafragmabereik 18 mm brandpuntsafstand: f/3.5–22 105 mm brandpuntsafstand: f/5.6–38
Lichtmeting Volledig geopend diafragma
Maat voor filters/
voorzetlenzen
67 mm (P=0,75 mm)
Afmetingen Ca. 76 mm diameter × 89 mm (afstand gemeten vanaf
objectiefbevestigingsvlak van de camera)
Gewicht Ca. 420 g
343
n
Het AF-S DX NIKKOR 18-105mm f/3.5-5.6G ED VR-
objectief
Het AF-S DX NIKKOR 18-105mm f/3.5-5.6G ED VR-objectief is uitsluitend bedoeld voor
gebruik met Nikon digitale camera's in DX-formaat.
Superieure optische prestaties en
beeldweergave zijn gegarandeerd door het gebruik van asferische lenselementen en
elementen gemaakt met behulp van glas met een extra lage dispersie (ED) om
chromatische aberratie te corrigeren.
Een rond diafragma produceert zachte, esthetisch-
plezierige onscherpte van puntlichtbronnen in gebieden die zich buiten de
scherpstelling van het beeld bevinden (bokeh).
❚❚ Vibratiereductie (VR)
AF-S DX NIKKOR 18-105mm f/3.5-5.6G ED VR-objectieven ondersteunen vibratiereductie
(VR). Dit vermindert onscherpe beelden door een trillende camera, zelfs wanneer de
camera wordt bewogen, waardoor sluitertijden met circa 3 LW langer zijn (Nikon-
metingen; de verschillen variëren naargelang de gebruiker en de
opnameomstandigheden).
Schuif de AAN/UIT-schakelaar van de vibratiereductie naar AAN om
gebruik te maken van vibratiereductie.
Vibratiereductie wordt
geactiveerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt,
waardoor de effecten van cameratrillingen op het beeld in de
zoeker worden verminderd en het proces van onderwerpen
kadreren en scherpstellen in zowel autofocus als handmatige
scherpstelstanden eenvoudiger wordt gemaakt.
Wanneer de
camera wordt gepand, wordt vibratiereductie alleen toegepast op
bewegingen die geen deel uitmaken van de bewuste
panhandeling (als de camera bijvoorbeeld horizontaal wordt
gepand, zal vibratiereductie alleen op verticale trilling worden
toegepast), zodat u de camera veel gemakkelijker zonder haperingen in een grote boog
kunt pannen.
Vibratiereductie kan worden uitgeschakeld door de AAN/UIT-schakelaar voor
vibratiereductie naar UIT te schuiven.
Schakel vibratiereductie uit wanneer de camera
stevig op een statief is bevestigd, maar houd vibratiereductie ingeschakeld als de
statiefkop niet is vastgezet of als een statief met één poot wordt gebruikt.
D Vibratiereductie
Zet de camera niet uit en verwijder het objectief niet terwijl vibratiereductie in werking is.
Als de
stroom naar het objectief wordt onderbroken terwijl vibratiereductie in werking is, kan het
objectief rammelen wanneer u ermee schudt.
Dit is geen defect en kan worden gecorrigeerd
door het objectief opnieuw te bevestigen en de camera in te schakelen.
Vibratiereductie wordt uitgeschakeld tijdens het laden van de ingebouwde flitser.
Wanneer
vibratiereductie in werking is, kan het beeld in de zoeker onscherp worden nadat de sluiter wordt
ontspannen.
Dit duidt niet op een storing.
344
n
A De ingebouwde flitser gebruiken
Bij het gebruik van de ingebouwde flitser moet het onderwerp zich op een afstand van ten minste
0,6 m bevinden en verwijdert u de zonnekappen om vignettering te voorkomen (schaduwen die
ontstaan waar het einde van het objectief de ingebouwde flitser bedekt).
Camera Zoomstand Minimumafstand zonder vignettering
D5000, D3100, D3000
18 mm 2,5 m
24 mm 1,0 m
D5200, D5100, D3200
18 mm 3,0 m
24 mm 1,0 m
D700-, D7100-, D7000-, D300-serie,
D200, D100, D80
Alle
Geen vignettering op elk van de
scherpstelafstanden
D90-, D70-serie
18 mm 1,5 m
24–105 mm
Geen vignettering op elk van de
scherpstelafstanden
D50
18 mm 1,0 m
24–105 mm
Geen vignettering op elk van de
scherpstelafstanden
D60-, D40-serie
18 mm 2,5 m
24 mm 1,0 m
35–105 mm
Geen vignettering op elk van de
scherpstelafstanden
Aangezien de ingebouwde flitsers van de D100 en de D70 alleen de beeldhoek van een objectief
met een brandpuntsafstand van 20 mm of meer kan beslaan, ontstaat vignettering bij een
brandpuntsafstand van 18 mm.
D Onderhoud van het objectief
Houd de CPU-contacten schoon.
Verwijder stof en vuil op het objectiefglas met een blaasbalgje.
Voor het verwijderen van
vlekken en vingerafdrukken brengt u een kleine hoeveelheid ethanol of objectiefreiniger aan
op een zachte, schone katoenen doek of op een lensdoekje en veegt u vanuit het midden in
een cirkelvormige beweging naar de buitenkant over het objectiefglas.
Gebruik nooit organische oplosmiddelen zoals verfverdunner of benzeen om het objectief te
reinigen.
Om het voorste uiteinde van het objectief te beschermen kunt u een zonnekap of NC-filter
gebruiken.
Bevestig de objectiefdoppen aan weerszijden alvorens het objectief in het zachte objectiefetui
te plaatsen.
Als er een zonnekap is bevestigd, dient u het objectief of de camera niet alleen hieraan vast te
houden.
Als u het objectief gedurende langere tijd niet gebruikt, bewaart u het objectief op een koele,
droge plek om schimmel- en roestvorming te voorkomen.
Berg het objectief niet op met nafta-
of kamfermottenballen of waar het wordt blootgesteld aan direct zonlicht.
Houd het objectief droog.
Roesten van het interne mechanisme kan tot onherstelbare schade
leiden.
Als het objectief wordt blootgesteld aan extreme warmte, kunnen de versterkte plastic
onderdelen kromtrekken of beschadigd worden.
345
n
A Meegeleverde accessoires
67 mm opklikbare voorste objectiefdop LC-67
Achterste objectiefdop
Zachte objectieftas CL-1018
Bajonetkap HB-32 (wordt bevestigd zoals rechts
weergegeven)
A Optionele accessoires
67 mm schroeffilters
Achterste objectiefdop LF-1 of achterste
objectiefdop LF-4
A Opmerking over groothoekobjectieven
Het kan in de volgende gevallen voorkomen dat autofocus met groothoek- en super
groothoekobjectieven niet de gewenste resultaten geeft:
1 Het onderwerp is kleiner dan het scherpstelpunt.
Als het onderwerp kleiner is dan het scherpstelpunt,
dan stelt de camera mogelijk scherp op de achter-
grond en kan het onderwerp onscherp zijn.
Voorbeeld: een portretonderwerp in de
verte dat zich op enige afstand van
de achtergrond bevindt
2 Het onderwerp bevat veel fijne details.
De camera kan moeite hebben scherp te stellen op
onderwerpen die heel veel fijne details bevatten of
weinig contrast hebben.
Voorbeeld: een veld met bloemen
Stel in dit geval handmatig scherp of gebruik de scherpstelvergrendeling om op een
ander onderwerp op dezelfde afstand scherp te stellen en pas dan de compositie van
de foto aan.
Zie “Goede resultaten met autofocus” (0 72) voor meer informatie.
346
n
❚❚ Ondersteunde normen
DCF-versie 2.0: de Design Rule for Camera File System (DCF) (ontwerpnormen voor
camerabestandssystemen) is een algemeen erkende norm voor digitale camera’s
waarmee de compatibiliteit tussen de verschillende cameramerken wordt
gewaarborgd.
DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het mogelijk
maakt foto’s af te drukken op basis van een afdrukopdracht die is opgeslagen op de
geheugenkaart.
Exof-versie 2.3: de camera ondersteunt Exif (Exchangeable Image File Format for Digital
Still Cameras) versie 2.3, een norm waarbij informatie bij foto’s wordt opgeslagen en
wordt gebruikt voor optimale kleurreproductie wanneer de foto’s worden afgedrukt
met Exif-compatibele printers.
PictBridge: een norm die werd ontwikkeld door fabrikanten van digitale camera’s en
printers en die het mogelijk maakt foto’s rechtstreeks op een printer af te drukken,
zonder de camera op een computer aan te sluiten.
HDMI: High-Definition Multimedia Interface is een norm voor multimedia interfaces in
consumentenelektronica en AV-apparatuur waarmee audiovisuele gegevens en
controlesignalen via één kabel kunnen worden overgebracht naar HDMI-compatibele
apparaten.
A Handelsmerkinformatie
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn in de Verenigde Staten en/of andere landen geregistreerde
handelsmerken van Apple Inc.
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn in de Verenigde Staten
en/of andere landen geregistreerde handelsmerken, of handelsmerken van Microsoft
Corporation.
PictBridge is een handelsmerk.
De SD-, SDHC- en SDXC-logo’s zijn handelsmerken
van SD-3C, LLC.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Alle overige handelsmerken in deze handleiding of de overige documentatie die met uw Nikon
product worden meegeleverd, zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de
betreffende rechthebbenden.
A FreeType-licentie (FreeType2)
Delen van deze software zijn beschermd door het auteursrecht © 2010 The FreeType Project
(“www.freetype.org”).
Alle rechten voorbehouden.
A MIT-licentie (HarfBuzz)
Delen van deze software zijn beschermd door het auteursrecht © 2013 The HarfBuzz Project
(“http://www.freedesktop.org/wiki/Software/HarfBuzz”). Alle rechten voorbehouden.
347
n
Goedgekeurde geheugenkaarten
De volgende SD-geheugenkaarten werden getest en goedgekeurd voor gebruik in de
camera.
Kaarten met schrijfsnelheid klasse 6 of sneller zijn aanbevolen voor filmopname.
Wanneer een kaart met een lagere schrijfsnelheid wordt gebruikt, kan de opname
onverwacht worden beëindigd.
1 Controleer of de kaartlezers of overige apparaten waarmee de kaarten zullen worden gebruikt, ondersteuning
bieden voor geheugenkaarten van 2 GB.
2 Controleer of de kaartlezers of overige apparaten waarmee de kaarten zullen worden gebruikt, SDHC-
compatibel zijn.
De camera ondersteunt UHS-I.
3 Controleer of de kaartlezers of overige apparaten waarmee de kaart zal worden
gebruikt, SDXC-compatibel zijn.
De camera ondersteunt UHS-I.
Andere geheugenkaarten zijn niet getest.
Voor meer informatie over bovengenoemde
kaarten kunt u contact opnemen met de fabrikant.
SD-kaarten SDHC-kaarten
2
SDXC-kaarten
3
SanDisk
2GB
1
4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB 64 GB
Toshiba
Panasonic 4 GB, 6 GB, 8 GB, 12 GB, 16 GB, 24 GB, 32 GB 48 GB, 64 GB
Lexar Media 4GB, 8GB, 16GB
Platinum II
4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB
Professional
Full-HD Video 4 GB, 8 GB, 16 GB
348
n
Capaciteit geheugenkaart
De volgende tabel toont het geschatte aantal foto’s dat kan worden opgeslagen op een
8 GB SanDisk Extreme Pro SDHC UHS-I-kaart bij verschillende instellingen voor
beeldkwaliteit (0 66), beeldformaat (0 68) en beeldveld (0 63).
❚❚ DX (24×16) beeldveld
❚❚ 1,3× (18×12) beeldveld
1 Alle getallen zijn benaderingen.
De bestandsgrootte wisselt met het opgenomen onderwerp.
2 Maximaal aantal opnamen dat bij ISO 100 kan worden opgeslagen in het buffergeheugen.
Verlaagt als
Optimale kwaliteit is geselecteerd voor JPEG-compressie (0 67) ISO-gevoeligheid is ingesteld op Hi 0,3 of
hoger, of ruisonderdrukking lange opname of automatische vertekeningscorrectie is ingeschakeld.
3 Bij deze getallen wordt uitgegaan van de instelling Vaste grootte voor JPEG-compressie.
Het selecteren van
Optimale kwaliteit verhoogt de bestandsgrootte van JPEG-afbeeldingen; het aantal beelden en de
buffercapaciteit nemen omgekeerd evenredig af.
Beeldkwaliteit Beeldformaat
Bestandsgrootte Aantal afbeeldingen Buffercapaciteit
NEF (RAW),
Compressie zonder verlies, 12-bits
22,7 MB 191 7
NEF (RAW),
Compressie zonder verlies, 14-bits
28,5 MB 148 6
NEF (RAW),
Gecomprimeerd, 12-bits
20,2 MB 260 9
NEF (RAW),
Gecomprimeerd, 14-bits
24,9 MB 217 8
JPEG Fijn
3
Groot 12,0 MB 507 33
Middel 7,4 MB 853 100
Klein 3,8 MB 1.600 100
JPEG Normaal
3
Groot 6,2 MB 1.000 100
Middel 3,7 MB 1.600 100
Klein 1,9 MB 3.200 100
JPEG Basis
3
Groot 2,9 MB 1.900 100
Middel 1,9 MB 3.200 100
Klein 1,0 MB 6.000 100
Beeldkwaliteit Beeldformaat
Bestandsgrootte Aantal afbeeldingen Buffercapaciteit
NEF (RAW),
Compressie zonder verlies, 12-bits
15,1 MB 295 12
NEF (RAW),
Compressie zonder verlies, 14-bits
18,8 MB 229 8
NEF (RAW),
Gecomprimeerd, 12-bits
13,4 MB 399 14
NEF (RAW),
Gecomprimeerd, 14-bits
16,3 MB 334 11
JPEG Fijn
3
Groot 8,2 MB 764 73
Middel 5,0 MB 1.200 100
Klein 2,7 MB 2.200 100
JPEG Normaal
3
Groot 4,1 MB 1.500 100
Middel 2,5 MB 2.400 100
Klein 1,4 MB 4.400 100
JPEG Basis
3
Groot 2,0 MB 2.900 100
Middel 1,3 MB 4.600 100
Klein 0,7 MB 8.000 100
349
n
A d6—Max. aant. continu-opnamen (0 240)
Het maximaal aantal foto’s in serieopname dat achter elkaar kan worden gemaakt, kan worden
ingesteld op een aantal tussen 1 en 100.
350
n
Gebruiksduur van de batterij
Het aantal filmopnamen of gewone opnamen dat kan worden vastgelegd met een
volledig opgeladen batterij, varieert afhankelijk van de staat van de batterij, de
temperatuur, het interval tussen opnamen en de duur dat menu’s worden weergegeven.
In het geval van AA-batterijen varieert de capaciteit ook afhankelijk van het merk en de
opslagomstandigheden; bepaalde batterijen kunnen niet worden gebruikt.
De
onderstaande getallen voor de camera en het optionele MB-D15 multifunctionele battery
pack zijn benaderingen.
Foto’s, enkel beeld ontspanstand (CIPA-standaard
1
)
Eén EN-EL15-batterij (camera): ca. 950 opnamen
Eén EN-EL15 batterij (MB-D15): circa 950 opnamen
Zes AA-alkalinebatterijen (MB-D15): ca. 450 opnamen
Foto’s, continue ontspanstand (Nikon-standaard
2
)
Eén EN-EL15-batterij (camera): ca. 3.550 opnamen
Eén EN-EL15 batterij (MB-D15): circa 3.550 opnamen
Zes AA-alkalinebatterijen (MB-D15): ca. 1.200 opnamen
Films
3
Eén EN EL15-batterij (camera): ca. 100 minuten HD-filmopnamen
Eén EN EL15-batterij (MB-D15): ca. 100 minuten HD-filmopnamen
Zes AA alkaline-batterijen (MB-D15): ca. 30 minuten HD-filmopnamen
1 Gemeten bij 23 °C ±3 °C met een AF-S NIKKOR 18-105mm f/3.5-5.6G ED VR-objectief onder de
volgende testomstandigheden: objectief loopt van oneindig naar minimaal bereik en eens per
30 sec. wordt één foto met standaardinstellingen vastgelegd; flitser flitst bij vol vermogen bij elke
volgende opname. Livebeeld niet gebruikt.
2 Gemeten bij 20 °C met een AF-S DX NIKKOR 18-105mm f/3.5-5.6G ED VR-objectief onder de
volgende testomstandigheden: beeldkwaliteit ingesteld op JPEG Basis, beeldformaat ingesteld
op M (middel), sluitertijd
1
/250 sec., ontspanknop gedurende drie seconden half ingedrukt en
scherpstelling loopt drie keer van oneindig naar minimumbereik; vervolgens worden zes
opeenvolgende opnamen gemaakt en de monitor gedurende vijf seconden in en vervolgens
weer uitgeschakeld; de cyclus wordt herhaald zodra de stand-by-timer afloopt.
3 Gemeten bij 23 °C ±3 °C met de camera ingesteld op standaardinstellingen en een AF-S DX
NIKKOR 18-105mm f/3.5-5.6G ED VR-objectief onder omstandigheden gespecificeerd door de
Camera and Imaging Products Association (CIPA).
Individuele films kunnen maximaal
29 minuten en 59 seconden (1.920 × 1.080/30p) lang of 4 GB groot zijn; als de
cameratemperatuur stijgt kan de opname worden beëindigd voordat deze limieten zijn bereikt.
351
n
Het volgende kan de gebruiksduur van de batterij verkorten:
Gebruik van de monitor
Half ingedrukt houden van de ontspanknop
Herhaaldelijk bedienen van autofocus
Nemen van NEF (RAW)-foto's
Bij lange sluitertijden
Gebruik van een GPS-apparaat
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
Gebruik van een draadloze afstandsbediening, WU-1a draadloze mobiele adapter of
UT-1-communicatie-eenheid
Gebruik van VR (vibratiereductie) met VR-objectieven
Om er zeker van te zijn dat u uw herlaadbare Nikon EN-EL15-batterijen optimaal kunt
benutten:
Houd de batterijcontacten schoon.
Bij vuile contacten kunnen de prestaties van de
batterij afnemen.
Gebruik batterijen onmiddellijk nadat ze zijn opgeladen.
Batterijen lopen leeg als ze
niet worden gebruikt.
352
n
Index
Symbolen
i (Automatische stand) ...................36
j (Automatische stand (flitser uit))...
36
h (Onderwerp)..............................41
k (Portret) ..............................................41
l (Landschap) ......................................41
p (Kinderen)..........................................42
m (Sport) .................................................42
n (Close-up) ..........................................42
o (Nachtportret) ..................................42
r (Nachtlandschap) ...........................43
s (Party/binnen)..................................43
t (Strand/sneeuw)..............................43
u (Zonsondergang)............................43
v (Schemering)....................................44
w (Dierenportret) ................................44
x (Kaarslicht) ..........................................44
y (Bloesem) ...........................................44
z (Herfstkleuren) .................................45
0 (Voedsel).............................................45
q (Speciale effecten) ............... 177
% (Nachtzicht).................................... 178
g (Kleurenschets) ..................178, 180
i (Miniatuureffect) ...............178, 181
u (Selectieve kleur) ................179, 182
1 (Silhouet) ........................................ 179
2 (High-key)....................................... 179
3 (Low-key) ........................................ 179
P (Automatisch programma) ...........48
S (Sluitertijdvoorkeuze)......................49
A (Diafragmavoorkeuze)....................50
M (Handmatig) ......................................51
U1/U2. ........................................................55
S (Enkel beeld)..................................7, 57
C
L (Continu lage snelheid)
....................................................7, 57, 239
C
H (Continu hoge snelheid).........7, 57
J (Stil ontspannen)........................ 7, 57
E (Zelfontspanner) ................. 7, 57, 59
M
UP (Spiegel omhoog)........... 7, 57, 61
! (Gezichtprioriteit-AF) ................. 156
$ (Breedveld-AF).............................. 156
% (Normaal veld-AF) ....................... 156
& (AF met meev. scherpst.)........ 156
a (Matrix) ..............................................83
Z (Centrumgericht) ................. 83, 236
b (Spot)..................................................83
AUTO (Automatisch flitsen) ....120, 121
Y (Rode-ogenreductie)........120, 121
SLOW (Synchronisatie met lange
sluitertijd)..................................120, 121
REAR (Synchronisatie op het tweede
gordijn)......................................120, 121
E (Belichtingscorrectie) ....................86
Y (Flitscorrectie) ............................. 124
U (Flexibel programma) ...................48
R (Info)-knop..............10, 12, 159, 166
P-knop .....................................................18
a (Livebeeld)-knop ........ 98, 153, 161
D-schakelaar ...........................................3
m (Witbalans)........................................ 89
L (Handmatige voorinstelling) . 89,
95
D (Bracketing) ...................... 133, 186
d (Help).................................................. 19
I (Scherpstelaanduiding). 37, 76, 78
t (Buffergeheugen)..................... 37, 58
N (Flitsgereedaanduiding)............... 38
Cijfers
1,3× (18×12)...................58, 63, 68, 167
12-bits ..................................................... 67
14-bits ..................................................... 67
3D-tracking..................................... 73, 74
A
Aanduidingen omkeren .................258
Aansluiting voor externe microfoon.
3
Aantal opnamen................................350
Aantal scherpstelpunten................233
Accessoire-aansluiting ....................310
Accessoires ..........................................308
Accessoireschoen .............................303
Achtergrondverlichting............. 3, 241
Actieve D-Lighting.................. 113, 139
ADL-bracketing........................ 139, 251
Adobe RGB ..........................................227
AE & flitser (Inst. voor automatische
bracketing)
..................................................... 133, 251
AE-L/AF-L-knop.............. 76, 84, 256, 260
AE-L/AF-L-knop toewijzen... 256, 260
AE-vergrend. ontspanknop ...........236
AE-vergrendeling................................ 84
AF....................................71–76, 155–156
AF met meev. scherpst....................156
AF-A.......................................................... 71
AF-C.................................................71, 231
Afdrukken ............................................208
Afdrukken (DPOF) .............................210
Afdrukken starten (PictBridge)
..................................................... 209, 212
AF-F ........................................................155
AF-fijnafstelling..................................270
AF-hulpverlichting.........233, 301, 307
AF-S....................................... 71, 155, 231
AF-standknop............. 72, 74, 155, 156
Afstandsbediening ...........................309
Afstandsbedieningskabel 52, 61, 310
Afstandsbedieningsstand (ML-L3)
...............................................................127
AF-veldhaakjes.................................9, 33
AF-veldstand................................73, 156
Alleen AE (Inst. voor automatische
bracketing)
..................................................... 133, 251
Alleen flits (Inst. voor automatische
bracketing)
......................................................133, 251
Anticiperende scherpstelling..........71
Apparaatbesturing (HDMI) ........... 216
Autofocus.................... 71–76, 155–156
Autofocusstand.......................... 71, 155
Autom inst ISO-gevoeligheid..........81
Automatisch (Witbalans) ..................89
Automatisch flitsen.......................... 121
Automatisch programma.................48
Automatisch veld-AF...................73, 74
Automatische beeldrotatie........... 265
Automatische bracketing.....133, 251
Automatische servo-AF.....................71
Automatische snelle FP-
synchronisatie.........................244, 245
Automatische vertekeningscorrectie
227
B
Back-up (Functie van kaart in sleuf 2)
69
Batterij ....................22, 24, 35, 266, 341
Batterij-informatie............................ 266
Batterijvolgorde................................ 243
Battery pack
..........................242, 243, 259, 266, 308
Bedieningspaneel.................................. 8
Beeld verbergen ............................... 218
Beeld(en) kopiëren........................... 219
Beeldcommentaar............................ 266
Beeldformaat ........................................68
Beeldformaat/beeldsnelheid ....... 169
Beeldgrootte ...................................... 302
Beeldhoek ........................................... 302
Beeldinterval (Diashow)................. 223
Beeldkwaliteit .......................................66
Beeld-op-beeld.................................. 280
Beeldsensor reinigen ...................... 313
Beeldtype (Diashow) ....................... 223
Beeldveld........................ 63, 64, 68, 167
Beeldverhouding.............................. 277
Belichting ....................................... 83–87
Belichtingsaanduiding ......................51
Belichtingsbracketing............133, 251
Belichtingscorr. voor flitser ........... 250
Belichtingscorrectie............................86
Belichtingsmeters...................... 38, 237
Belichtingsprogramma................... 327
Belichtingsvergrendeling.................84
Belichtingsvertragingsstand ........ 241
Beschikbare instellingen................ 321
Beschikbare talen ............................. 340
Bestemming (Filminstellingen) ... 169
Bewaar geselecteerd beeld .173, 176
Bewolkt (Witbalans)............................89
Bijsnijden ............................................. 277
Bitsnelheid .......................................... 169
353
n
Blauw versterken (Filtereffecten) 278
Bodydop................................... 4, 26, 309
Bracketing.................................. 133, 251
Bracketingvolgorde .........................251
Brandpuntsafstand................. 150, 302
Breedveld-AF......................................156
Buffergeheugen ........................... 37, 58
Bulb................................................... 51, 52
C
Camera Control Pro 2 ......................309
Camera-instellingen opslaan........268
Cameraklok instellen via GPS .......152
Capaciteit geheugenkaart.............348
Capture NX 2.............67, 263, 266, 309
CEC .........................................................216
Centrumgericht ..........................83, 236
Commanderstand.............................247
Compatibele objectieven ..............295
Compressie zonder verlies (Type). 67
Continu hoge snelheid .................7, 57
Continu lage snelheid ......... 7, 57, 239
Continue ontspanstand................7, 57
Continue servo-AF.....................71, 231
Controlebeeld .......................... 185, 222
Copyright................................... 190, 267
CPU-contacten...................................296
CPU-objectief ..............................27, 295
Creatief Verlichtingssysteem........304
CVS .........................................................304
D
Datum en tijd .............................. 28, 265
Datum selecteren .......... 199, 210, 218
Datumnotatie.....................................265
DCF............................................... 227, 346
De batterij opladen .....................22–23
Diafragma....................................... 50–51
Diafragmavoorkeuze......................... 50
Diashow................................................223
Digital Print Order Format (Digitaal
afdrukformaat voor digitale
camera's)
............................................210, 213, 346
Dioptrieregelaar
........................................................33, 308
Direct op afstand
(Afstandsbedieningsstand (ML-L3))
127
Direct zonlicht (Witbalans) .............. 89
D-Lighting............................................276
Doorloop scherpstelpunt...............232
DPOF................................... 210, 213, 346
DPOF-afdrukopdracht.....................213
Draadloze afstandsbediening ......309
Draadloze mobiele adapter ..........310
Draai portret .......................................222
Druk de ontspanknop half in... 37, 38
Druk de ontspanknop volledig in 37,
38
D-type objectief....................... 295, 296
DX (24×16)......................58, 63, 68, 167
Dynamisch veld-AF......................73, 74
E
Eenv. belichtingscorrectie..............235
Elektronische afstandsmeter........... 78
Enkel beeld ........................................7, 57
Enkelpunts AF................................73, 74
Enkelvoudige servo-AF .. 71, 155, 231
Exif ................................................ 227, 346
Externe microfoon ..................165, 169
F
Fijnafst. voor opt. belichting .........236
Fijnafstelling witbalans .....................91
Film bewerken....................................173
Filminstellingen .................................169
Filmkwaliteit (Filminstellingen)....169
Filmlivebeeld .................. 161, 259–260
Filmopnameknop..............................162
Films................................... 161, 259–260
Films bijsnijden ..................................173
Filmvlakmarkering .............................. 78
Filtereffecten....................108, 109, 278
Firmwareversie...................................272
Fisheye ..................................................285
Flexibel programma...........................48
Flikkerreductie....................................264
Flitsbereik.............................................123
Flitsbracketing.......................... 133, 251
Flitscorrectie........................................124
Flitser ........38, 119, 120, 124, 125, 303
Flitserregeling ingeb. flitser...........246
Flitsgereedaanduiding...38, 125, 307
Flitslicht (Witbalans)........................... 89
Flitsstand .................................... 120, 121
Flitssynchronisatiesnelheid 244, 245,
337
Flitswaardevergrendeling..............125
Flitswaarschuwing............................241
Fn-knop.............. 65, 125, 151, 253, 259
Fn-knop toewijzen.................. 253, 259
Focus-tracking.............................71, 232
Focus-tracking met lock-on...........232
Formaat.................................................167
Formaat wijzigen...............................283
Foto's beveiligen ...............................196
Foto-informatie........................187, 219
Fulltime-servo-AF..............................155
Functie instelschijven inst..............257
Functie van kaart in sleuf 2 ..............69
f-waarde..................................47, 50, 298
G
Gebruikersinstell. terugzetten........ 56
Gebruikersinstellingen......................55
Gebruikersinstellingen opslaan .....55
Gebruiksduur van de batterij........350
Gecomprimeerd (Type)..................... 67
Geheugenkaart .30, 32, 262, 347, 348
Geheugenkaart formatteren..32, 262
Geselecteerde beelden wissen.... 198
Gevoeligheid ..................................79, 81
Gezichtprioriteit-AF ......................... 156
Gloeilamplicht (Witbalans)...............89
GPS................................................152, 191
GPS-apparaat ............................152, 310
GPS-gegevens.................................... 191
Groen versterken (Filtereffecten)
............................................................... 278
Grootte ....................................................68
G-type objectief........................295, 296
H
H.264 ..................................................... 340
Handmatig ......................................51, 78
Handmatig (Flitserregeling ingeb.
flitser) .................................................. 246
Handmatige scherpstelling.... 78, 159
Handmatige voorinstelling
(Witbalans)
...........................................................89, 95
HDMI .........................160, 168, 215, 346
HDMI-CEC............................................ 216
HDMI-mini-aansluiting (Type C)....... 3
HDR-stand ........................................... 115
HDR-sterkte......................................... 116
Helderheid van de monitor........... 262
Help ..........................................................19
Herstel pers. instellingen ...............231
Het objectief bevestigen...................26
Het objectief van de camera
verwijderen..........................................27
Hi (Gevoeligheid).................................80
High-definition .........................215, 346
Histogram......................... 188, 189, 219
Hoge ISO-ruisonderdrukking ....... 228
Hoge lichten ..............................188, 219
Hoofdinstelschijf..................................13
Hoofdschakelaar .................................... 2
Hoofdtelefoon ................................... 165
Hoog Dynamisch Bereik (HDR) .... 115
Hulplijnen...................................159, 166
I
i-DDL................................... 119, 122, 247
Indexprint............................................ 210
Informatie..................................... 10, 187
Informatiescherm ................................10
Informatieweergave ........................ 241
Ingeb. flitser...............................119, 299
Ingebouwde AF-hulpverlichting. 233
Ingebouwde flitser..............................38
Inst. voor autom. bracketing ........ 251
Instellingen opslaan/laden ........... 268
Intervalopnamen .............................. 145
ISO tonen en aanpassen ................ 239
ISO-gevoeligheid ..........................79, 81
ISO-gevoeligheid instellen...............81
J
JPEG..........................................................66
354
n
JPEG Basis ...............................................66
JPEG Fijn..................................................66
JPEG Normaal........................................66
JPEG-compressie..................................67
K
Kalenderweergave ...........................194
Keuzeknop ontspanstand ........... 7, 57
Kies begin-/eindpunt ...................... 173
Kies kleurtemperatuur (Witbalans) ....
89, 94
Kleinste diafragma .......................27, 47
Kleurbalans ......................................... 279
Kleurenschets..................................... 286
Kleurruimte ......................................... 227
Kleurtemperatuur..................89, 90, 94
Kleurtoon....................................108, 109
Klok ................................................. 28, 265
Klokbatterij.............................................29
Knop loslaten voor instelsch. ....... 258
Koelblauw (monochroom) ............ 277
L
L (groot) ......................................... 68, 167
Landschap (Picture Control instellen)
............................................................... 105
Langste sluitertijd................................81
Langste sluitertijd bij flits......122, 245
Lcd-verlichting...............................3, 241
Levendig (Picture Control instellen)..
105
Lichtmeting ...........................................83
Lichtnetadapter........................308, 311
Lijntekening........................................ 286
Livebeeld ................153–160, 161–168
Livebeeldfotografie ......................... 153
Livebeeldselectieknop...........153, 161
Luidspreker ..........................................4, 5
M
M (middel)..................................... 68, 167
Markering brandpuntsafstand........26
Matrix .......................................................83
Max. aant. continu-opnamen....... 240
Maximaal diafragma........78, 123, 307
Maximale gevoeligheid.....................81
MB-D15........... 242, 243, 259, 266, 308
MB-D15 4-knop toewijzen ........... 259
MB-D15-batterijtype........................ 242
Meervoudige belichting................. 141
Microfoon.............................. 4, 165, 169
Mijn menu ........................................... 291
Miniatuureffect.................................. 287
Miniatuurweergave ......................... 193
Mired ........................................................93
Monitor....................... 39, 153, 185, 262
Monitor uit .......................................... 238
Monitorvoorflits .......................122, 125
Monochroom ............................105, 277
N
Na wissen .............................................222
Naamgeving bestanden .................226
NEF (RAW).................... 66, 67, 226, 282
NEF (RAW)-bitdiepte .......................... 67
NEF (RAW)-opname............................ 67
NEF (RAW)-verwerking....................282
Netwerk ...................................... 206, 261
Neutraal (Picture Control instellen)...
105
Normaal veld-AF................................156
O
Objectief............. 26–27, 149, 270, 295
Objectief zonder CPU ...149, 295, 298
Objectiefdop......................................... 26
Objectiefvatting...............................4, 78
Oculairkapje van de zoeker ............. 60
OK-knop................................................252
Onderwerpstand ................................. 41
Ontgrendelingsknop van standknop
6
Ontgrendelingsknop voor
keuzeknop ontspanstand
.............................................................7, 57
Ontspanknop
......................... 37, 38, 76, 84, 236, 260
Ontspanknop toewijzen .................260
Ontspannen bij geen kaart............258
Ontspanstand...................................7, 57
Opeenvolgende nummering........240
Opnamegegevens ............................190
Opnamemenu....................................224
Opnamemenu terugzetten ...........224
Opnamesnelheid CL-stand............239
Opslagmap ..........................................225
Opties sorteren (Mijn menu).........293
Opties toevoegen (Mijn menu)....291
Opties verwijderen (Mijn menu)..292
Optimale kwaliteit (JPEG-
compressie)......................................... 67
Optionele flitser....................... 247, 303
Overloop (Functie van kaart in sleuf
2) ............................................................. 69
Overzichtsgegevens.........................192
P
Paginagrootte (PictBridge)............209
Persoonlijke instellingen ................229
Perspectiefcorrectie .........................286
PictBridge................................... 208, 346
Picture Control beheren.................110
Picture Control instellen.................105
Picture Controls ....................... 105, 107
Portret (Picture Control instellen)105
R
Rand (PictBridge)...............................209
Rasterweergave in zoeker..............239
RAW-sleuf 1 - JPEG-sleuf 2 (Functie
van kaart in sleuf 2)...........................69
Recente instellingen........................ 294
Rechtzetten ........................................ 285
Reset met twee knoppen .............. 131
Retoucheermenu.............................. 273
RGB ...............................................188, 227
RGB-sensor met 2016 pixels 122, 337
Rode-ogencorrectie......................... 276
Rode-ogenreductie.................120, 121
Rood versterken (Filtereffecten) . 278
Ruisonderdr. lange tijdopname .. 228
S
S (klein) .......................................... 68, 167
Schaal brandpuntsafstand...............26
Schaduw (Witbalans) .........................89
Schakelaar A-M-stand............26, 27, 78
Schakelaar vibratiereductie AAN/UIT
26
Schermtips .......................................... 239
Schermvullende weergave ........... 185
Scherpstelaanduiding......v, 37, 76, 78
Scherpstelpunt
.................37, 73, 75, 78, 156, 232, 233
Scherpstelring objectief... 26, 78, 159
Scherpstelscherm............................. 337
Scherpstelstand ......................... 71, 155
Scherpstelvergrendeling ..................76
Scherptediepte.....................................50
SD-geheugenkaart
.................................30, 32, 69, 347, 348
Secundaire instelschijf.......................13
Selectie afdrukken............................ 210
Selectieknop voor scherpstelstand....
71, 155
Selectieve kleur ................................. 288
Sepia (monochroom) ...................... 277
Serieopname................... 143, 240, 253
Setup-menu........................................ 261
Signaal.................................................. 238
Skylight (Filtereffecten).................. 278
Sleuf......................................... 31, 69, 186
Sleuf en map voor weergave ....... 186
Sluitertijd .........................................49, 51
Sluitertijdvoorkeuze ...........................49
Snel retoucheren .............................. 284
Speedlight........................................... 303
Spiegel..................................61, 127, 315
Spiegel omhoog ...................... 7, 57, 61
Spiegel omhoog (CCD reinigen) . 315
Spiegel omhoog op afstand
(Afstandsbedieningsstand (ML-L3))
127
Spot ..........................................................83
sRGB ...................................................... 227
Standaard (Picture Control instellen)
............................................................... 105
Standaard i-DDL-flitser voor digitale
SLR
............................................................... 122
355
n
Standaardinstellingen
...................................131, 224, 231, 324
Standaardinstellingen herstellen
...................................131, 224, 231, 324
Stand-by-timer.................. 38, 152, 237
Standknop ................................................6
Stapgrootte inst. belichting..........234
Stapgrootte ISO-gevoeligh. ..........234
Statief .........................................................4
Ster (Filtereffecten)...........................278
Stil ontspannen ...............................7, 57
Stof-referentiefoto............................263
Stroboscopisch flitsen.....................246
Stroomaansluiting.................. 308, 311
Synchronisatie met lange sluitertijd.
120, 121
Synchronisatie op het eerste gordijn
121
Synchronisatie op het tweede
gordijn.................................................121
T
Taal (Language).................................265
Televisie................................................215
Terugzetten......................131, 224, 231
Testflits..................................................251
Tijd..........................................................265
Tijdstempel (PictBridge).................209
Tijdzone................................................265
Tijdzone en datum ...........................265
Timer...............................................59, 145
TL-licht (Witbalans)............................. 89
U
Uitvoerresolutie (HDMI)..................216
Uploaden via Eye-Fi .........................272
USB.........................................................208
USB-kabel.............................................208
UTC............................................... 152, 191
V
Vaste grootte (JPEG-compressie)
................................................................. 67
Vergelijken ..........................................290
Vergrendeling automatische
belichting............................................. 84
Verlichting AF-punt..........................232
Vertekeningscorrectie.....................285
Vertraagd op afstand
(Afstandsbedieningsstand (ML-L3))
127
ViewNX 2..............................................227
Virtuele horizon .....159, 166, 254, 269
Volume..................................................171
Voorbeeldknop................. 50, 255, 260
Voorbeeldknop scherptediepte
..................................... 50, 251, 255, 260
Voorbeeldknop toewijzen... 255, 260
W
Wachttijd afstandsb. (ML-L3)........238
Warm filter (filtereffecten)..............278
WB (Witbalans) ............................89, 137
Weergave ......................................39, 185
Weergave-informatie.............187, 219
Weergavemap ....................................217
Weergavemenu .................................217
Weergaveopties.................................219
Wis alle beelden.................................198
Wis huidig beeld.........................40, 197
Wissen ............................................40, 197
Witbalans.......................................89, 137
Witbalansbracketing (Inst. voor
autom. bracketing) ............... 137, 251
Z
Zacht (Filtereffecten)........................278
Zelfontspanner................ 7, 57, 59, 237
Zoeker ..............................9, 33, 308, 337
Zoekerbeeldscherpte................33, 308
Zoekeroculair........................................60
Zomertijd..............................................265
Zoomweergave..................................195
Zwart-wit (monochroom)
................................................................277
356
n
357
n
358
n
359
n
Garantievoorwaarden - Nikon Europees
garantiebewijs
Beste Nikon-klant,
Hartelijk bedankt voor uw aanschaf van dit Nikon-product. In het geval dat uw Nikon-product onder
garantie moet worden gerepareerd, dient u contact op te nemen met de leverancier waar u het pro-
duct hebt gekocht of een lid van ons servicenetwerk binnen de verkoopregio van Nikon Europe BV
(Europa/Afrika en Rusland). We raden u aan om de gebruikershandleiding aandachtig te lezen voordat
u contact opneemt met de leverancier of ons servicenetwerk om onnodig ongemak te voorkomen.
De garantie van uw Nikon-apparatuur dekt productiefouten gedurende één vol jaar na de datum van
de oorspronkelijke aankoop. Als het product gedurende deze garantieperiode defect blijkt te zijn van-
wegeondeugdelijk materiaal of een productiefout, zal ons servicenetwerk binnen de verkoopregio
van Nikon Europe BV het product repareren volgens de hieronder beschreven voorwaarden en bepa-
lingen, zonder dat hiervoor kosten voor arbeid of onderdelen in rekening worden gebracht. Nikon
behoudt zich het recht voor om (naar eigen goeddunken) het product te vervangen of te repareren.
1. De garantie is slechts geldig wanneer het ingevulde garantiebewijs en de originele factuur of bon
waarop aankoopdatum, type van het product en naam van de verkoper vermeld zijn, samen met
het product getoond kunnen worden. Nikon behoudt zich het recht voor gratis reparatie te
weigeren wanneer bovenstaande documenten niet getoond kunnen worden of wanneer de
informatie erin incompleet of onleesbaar is.
2. Onder de garantie vallen niet:
noodzakelijk onderhoud of reparatie dan wel vervanging van delen als gevolg van normale
slijtage;
modificaties om de gebruiksmogelijkheden van het product, als beschreven in de
gebruiksaanwijzing, uit te breiden, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon;
vervoerskosten en elk risico van het vervoer dat direct of indirect is verbonden aan de garantie
van de producten;
alle schade als gevolg van veranderingen of aanpassingen van het product, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van Nikon, om te voldoen aan de locale of nationale normen die gelden
in elk ander land dan dat waarvoor het product oorspronkelijk was ontworpen en/of gefabriceerd.
3. De garantie zal niet van toepassing zijn in het geval van:
schade als een gevolg van foutief gebruik waarbij inbegrepen maar niet beperkt tot het niet
gebruiken van het product voor de gebruikelijke doeleinden of volgens de
gebruiksaanwijzing voor juist gebruik en onderhoud, en de installatie of het gebruik van het
product waarbij de veiligheidsnormen die van kracht zijn in het land waar het product wordt
gebruikt niet worden gehanteerd;
schade als een gevolg van ongelukken waarbij inbegrepen maar niet beperkt tot bliksem,
water, vuur, misbruik of verwaarlozing;
verandering, uitwissing, onleesbaarheid of verwijdering van model- of serienummer op het
product;
schade als een gevolg van reparaties of aanpassingen uitgevoerd door niet erkende
serviceorganisaties of personen;
defecten in het systeem waarin het product is ingebouwd of waarmee het wordt gebruikt.
4. Dit garantiebewijs heeft geen betrekking op de wettelijke rechten van de consument volgens de
toepasselijke nationale wetten die van kracht zijn, noch op het wettelijk recht van de consument
tegenover de verkoper voortkomend uit zijn/haar koop/aanschaf-contract.
Mededeling: Een overzicht van alle erkende Nikon onderhoudsdiensten vindt u online via deze
koppeling (URL = http://www.europe-nikon.com/service/).
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365

Nikon D7100 Handleiding

Type
Handleiding