• AA-batterijen (niet meegeleverd) en een ANT draadloze
verbinding
Dit toestel kan in een dashboard of ander oppervlak worden
gemonteerd met de meegeleverde bevestigingsmaterialen.
Neem deze aandachtspunten in acht bij het kiezen van een
montagelocatie.
• Om interferentie met een magnetisch kompas te voorkomen,
mag u het toestel niet dichter bij een kompas plaatsen dan
11,4 cm (4,5 in.).
• U moet het toestel bevestigen op een locatie die ruimte biedt
voor het doorvoeren en aansluiten van de NMEA 2000 kabel,
de voedingskabel, of voor het vervangen van de batterijen.
• De NMEA 2000 verbindingsmethode kan worden gebruikt om
alle risico's van problemen door draadloze interferentie van
andere toestellen te voorkomen en in situaties waarin er
mogelijk problemen met het draadloze bereik zijn. De kabels
die nodig zijn om verbinding te maken met het NMEA 2000
netwerk, zijn niet meegeleverd.
• Wanneer u draadloos verbinding maakt, moet u de prestaties
van het GRID 20 toestel op de geselecteerde locatie testen
voordat u het toestel daar monteert.
Het toestel bevestigen
LET OP
Gebruik alleen het meegeleverde bevestigingsmateriaal om dit
toestel te monteren. Door gebruik van niet bij het toestel
geleverd bevestigingsmateriaal kan het toestel beschadigd
raken.
Wees voorzichtig wanneer u het gat zaagt om het toestel
verzonken te monteren. Er is slechts weinig ruimte tussen de
behuizing en de montagegaten. Als u het gat te groot zaagt, kan
het toestel mogelijk niet stabiel worden bevestigd.
Als u het toestel met schroeven bevestigt op glasvezel, kunt u
het beste bij het boren met een kleine verzinkboor alleen in de
bovenste gellaag een kleine verdieping aanbrengen. U voorkomt
hiermee dat er scheuren in de gellaag ontstaan als de
schroeven worden aangedraaid.
De meegeleverde sjabloon en het meegeleverde
bevestigingsmateriaal kunnen worden gebruikt om het toestel
verzonken te monteren op de geselecteerde locatie. Er zijn drie
opties voor hardware, afhankelijk van het materiaal van het
montageoppervlak.
• U kunt gaten boren en de meegeleverde moerplaten en
machineschroeven gebruiken. De moerplaten kunnen extra
stabiliteit bieden aan een dunner oppervlak en u kunt het
toestel gemakkelijker verwijderen wanneer u de batterijen
moet vervangen.
• U kunt montagegaten boren en de meegeleverde
houtschroeven gebruiken. U dient alleen houtschroeven te
gebruiken wanneer u verbinding met de voeding maakt via
de meegeleverde kabel of het NMEA 2000 netwerk, of als u
batterijen gebruikt en toegang hebt tot de achterkant van het
toestel om de batterijen te vervangen. Gebruik geen
houtschroeven als u batterijen gebruikt en geen toegang hebt
tot de achterkant van het toestel om de batterijen te
vervangen.
• U kunt gaten drevelen en tappen, en de meegeleverde
machineschroeven gebruiken.
1
Snijd de montagesjabloon uit en controleer of deze past op
de locatie waar u het toestel wilt monteren.
2
Bevestig de sjabloon op de gekozen locatie.
3
Boor met een boor van 3 mm (
1
/
8
in.) een gat in elke hoek
van de ononderbroken lijn op de sjabloon.
4
Boor met een boor van 13 mm (
1
/
2
in.) een of meer van de
grote gaten die zijn aangegeven langs de binnenkant van de
ononderbroken lijn op de sjabloon om het montageoppervlak
voor te bereiden voor zagen met een decoupeerzaag.
5
Zaag met een decoupeerzaag of roterend gereedschap het
montageoppervlak uit langs de binnenkant van de
ononderbroken lijn op de sjabloon.
6
Plaats het toestel in de opening om te testen of dit past.
7
Gebruik indien nodig een vijl en schuurpapier om de opening
heel precies op maat te krijgen.
8
Als het toestel goed in de opening past, dient u te controleren
of de montagegaten op het toestel zijn uitgelijnd met de
grotere, buitenste gaten op de sjabloon.
9
Markeer de nieuwe locaties van de montagegaten als deze
niet zijn uitgelijnd met het toestel.
10
Boor, al naargelang uw bevestigingsmethode, de grotere,
buitenste gaten:
• Boor gaten van 5 mm (
3
/
16
in.) voor de meegeleverde
moerplaat en machineschroeven.
• Boor montagegaten van 2 mm (
5
/
64
in.) voor de
meegeleverde houtschroeven en ga naar stap 16.
• Boor en tap M3.5-gaten voor de meegeleverde
machineschroeven en ga naar stap 16.
11
Als u een moerplaat gebruikt, plaatst u vanaf één hoek van
de sjabloon een moerplaat over het grotere, buitenste gat
dat u in de vorige stap hebt geboord.
Het kleinere gat op de moerplaat moet worden uitgelijnd
met het kleinere gat op de sjabloon.
12
Markeer de nieuwe locatie van het gat als het kleinere gat op
de moerplaat niet is uitgelijnd met het kleinere gat op de
sjabloon.
13
Als u een moerplaat gebruikt, boort u een gat van 4 mm
(
3
/
16
in.) op de locatie van het kleinere gat.
14
Verwijder de sjabloon van het montageoppervlak.
15
Plaats vanaf één hoek van de montagelocatie een moerplaat
op de achterzijde van het montageoppervlak, waarbij u de
grote en kleine gaten uitlijnt.
Het hogere gedeelte van de moerplaat moet passen in het
grotere gat.
16
Bevestig de moerplaten stevig aan het montageoppervlak
door de kleinere machineschroeven vast te draaien door
het kleinere, binnenste gat.
17
Installeer de schuimrubberen pakking aan de achterzijde
van het toestel.
2