KTM Freeride 350 EU 2013 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2013
Freeride 350 EU
Freeride 350 AUS
Artikelnr. 3211907nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 12) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 12)
Sleutelnummer ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling van de motorfietsen kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2012 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 5
1.2 Gebruikte formatering........................................ 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 6
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 6
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 6
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 6
2.5 Veilig gebruik ................................................... 7
2.6 Beschermende kleding ...................................... 7
2.7 Werkinstructies................................................. 7
2.8 Milieu.............................................................. 7
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 9
3.1 Garantie........................................................... 9
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 9
3.4 Service ............................................................ 9
3.5 Afbeeldingen .................................................... 9
3.6 Klantenservice.................................................. 9
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................ 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)....................................................... 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave)....................................................... 11
5 SERIENUMMERS....................................................... 12
5.1 Framenummer ................................................ 12
5.2 Typeplaatje .................................................... 12
5.3 Sleutelnummer............................................... 12
5.4 Motornummer................................................. 12
5.5 Artikelnummer voorvork ................................... 12
5.6 Artikelnummer schokdemper............................ 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 14
6.1 Koppelingshendel ........................................... 14
6.2 Remhendel..................................................... 14
6.3 Gashendel...................................................... 14
6.4 Stopknop ....................................................... 14
6.5 Claxonknop .................................................... 14
6.6 Lichtschakelaar .............................................. 15
6.7 E-starterknop (Freeride 350 EU) ...................... 15
6.8 E-starterknop (Freeride 350 AUS) .................... 15
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar ............................ 15
6.10 Noodstopschakelaar (Freeride 350 AUS) ........... 15
6.11 Overzicht controlelampjes................................ 16
6.12 Tachometer .................................................... 16
6.12.1 Overzicht ................................................... 16
6.12.2 Activering en test........................................ 16
6.12.3 Tripmaster-schakelaar ................................. 16
6.12.4 Kilometer of mijl instellen ........................... 17
6.12.5 Tachometerfuncties instellen ....................... 17
6.12.6 Tijd instellen .............................................. 18
6.12.7 Rondetijd oproepen..................................... 18
6.12.8 Weergavemodus SPEED (snelheid) ............... 18
6.12.9 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren).............. 19
6.12.10 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)................ 19
6.12.11 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)........ 19
6.12.12 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)....... 20
6.12.13 Weergavemodus SPEED/TR1
(tripmaster 1) ............................................. 20
6.12.14 Weergavemodus SPEED/TR2
(tripmaster 2) ............................................. 20
6.12.15 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde
snelheid 1)................................................. 21
6.12.16 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde
snelheid 2)................................................. 21
6.12.17 Weergavemodus SPEED/S1
(chronometer 1).......................................... 21
6.12.18 Weergavemodus SPEED/S2
(chronometer 2).......................................... 21
6.12.19 Functieoverzicht ......................................... 22
6.12.20 Overzicht voorwaarden voor
activeerbaarheid ......................................... 22
6.13 Tankdop openen ............................................. 23
6.14 Tankdop sluiten .............................................. 23
6.15 Regelschroef voor stationair toerental................ 24
6.16 Versnellingshendel .......................................... 24
6.17 Rempedaal..................................................... 24
6.18 Zijstandaard ................................................... 25
6.19 Stuurslot........................................................ 25
6.20 Stuur vergrendelen.......................................... 25
6.21 Stuur ontgrendelen ......................................... 26
7 INBEDRIJFNAME....................................................... 27
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 27
7.2 Motor inrijden................................................. 28
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 29
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 29
8.2 Starten .......................................................... 29
8.3 Beginnen met rijden........................................ 30
8.4 Schakelen, rijden............................................ 30
8.5 Afremmen ...................................................... 30
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 31
8.7 Transport ....................................................... 31
8.8 Brandstof tanken ............................................ 32
9 SERVICESCHEMA...................................................... 33
9.1 Serviceschema................................................ 33
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ....................................................... 34
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 35
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 35
10.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 35
10.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 35
10.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 36
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 36
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 37
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 37
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 38
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x...... 38
10.10 Dynamische veerweg instellen x ..................... 39
10.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 39
10.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 39
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 40
10.14 Stuurstand ..................................................... 40
10.15 Stuurstand instellen x................................... 41
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 42
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 42
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 42
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 42
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 43
11.5 Vorkpoten demonteren x................................ 43
INHOUDSOPGAVE 3
11.6 Vorkpoten monteren x ................................... 44
11.7 Voorvorkprotector demonteren x ..................... 44
11.8 Voorvorkprotector monteren x......................... 45
11.9 Onderste kroonplaat demonteren x ................. 45
11.10 Onderste kroonplaat monteren x..................... 46
11.11 Balhoofdlagerspeling controleren ...................... 47
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen x..................... 48
11.13 Balhoofdlager smeren x................................. 48
11.14 Schokdemper demonteren x........................... 49
11.15 Schokdemper monteren x.............................. 49
11.16 Spatbord vooraan demonteren .......................... 49
11.17 Spatbord vooraan monteren.............................. 50
11.18 Zadel omhoog klappen..................................... 50
11.19 Zadel vergrendelen.......................................... 50
11.20 Spoiler verwijderen.......................................... 50
11.21 Spoiler monteren ............................................ 51
11.22 Luchtfilterhuis demonteren x ......................... 51
11.23 Luchtfilterhuis monteren x............................. 52
11.24 Luchtfilter demonteren x ............................... 52
11.25 Luchtfilter monteren x................................... 53
11.26 Luchtfilter en luchtfilterhuis reinigen x........... 53
11.27 Einddemper demonteren.................................. 54
11.28 Einddemper monteren ..................................... 54
11.29 Glasvezelvulling einddemper vervangen x........ 55
11.30 Brandstoftank demonteren x.......................... 55
11.31 Brandstoftank monteren x.............................. 57
11.32 Kettingvervuiling controleren............................ 58
11.33 Ketting reinigen .............................................. 58
11.34 Kettingspanning controleren ............................ 59
11.35 Kettingspanning instellen ................................ 59
11.36 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 60
11.37 Kettinggeleiding instellen x ........................... 62
11.38 Frame controleren x...................................... 62
11.39 Achterbrug controleren x ............................... 62
11.40 Gaskabellegging controleren............................. 62
11.41 Rubberen stuurcovers controleren..................... 63
11.42 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 63
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 63
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren..................................................... 64
11.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
corrigeren....................................................... 64
11.46 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x.... 64
11.47 Motorbescherming demonteren ........................ 65
11.48 Motorbescherming monteren............................ 66
12 REMSYSTEEM........................................................... 67
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 67
12.2 Vrije slag remhendel instellen .......................... 67
12.3 Remschijven controleren.................................. 67
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 68
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x .............. 68
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 69
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x........... 69
12.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 71
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen x............. 71
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 72
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ........... 72
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren........... 73
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen x........ 73
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 76
13.1 Voorwiel demonteren x .................................. 76
13.2 Voorwiel monteren x...................................... 76
13.3 Achterwiel demonteren x ............................... 77
13.4 Achterwiel monteren x................................... 77
13.5 Bandentoestand controleren............................. 78
13.6 Bandenspanning controleren............................ 79
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 79
14 ELEKTRONICA........................................................... 80
14.1 Accu demonteren x....................................... 80
14.2 Accu monteren x .......................................... 80
14.3 Accu laden x................................................ 81
14.4 Hoofdzekering vervangen ................................. 82
14.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen....................................................... 82
14.6 Koplampkap met koplamp demonteren ............. 84
14.7 Koplampkap met koplamp monteren................. 84
14.8 Lamp koplamp vervangen ................................ 85
14.9 Knipperlichtlamp vervangen............................. 86
14.10 Koplampstand controleren ............................... 86
14.11 Lichtbundelbreedte koplamp instellen............... 86
14.12 Batterij tachometer vervangen .......................... 87
15 KOELSYSTEEM.......................................................... 88
15.1 Koelsysteem................................................... 88
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 88
15.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 89
15.4 Koelmiddel aftappen x .................................. 89
15.5 Koelmiddel vullen x ...................................... 90
16 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 91
16.1 Gaskabelspeling controleren............................. 91
16.2 Gaskabelspeling instellen x............................ 91
16.3 Stationair toerental instellen x ....................... 92
16.4 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 92
16.5 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen x.................................................... 92
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 93
17.1 Brandstofzeef vervangen x ............................. 93
17.2 Motoroliepeil controleren ................................. 93
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeef reinigen x......................................... 94
17.4 Motorolie bijvullen .......................................... 96
18 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 97
18.1 Motorfiets reinigen .......................................... 97
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de
winter ............................................................ 98
19 STALLING ................................................................. 99
19.1 Stalling.......................................................... 99
19.2 Inbedrijfname na stalling ................................. 99
20 FOUTEN OPSPOREN................................................ 100
21 KNIPPERCODE ........................................................ 102
22 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 104
22.1 Motor........................................................... 104
22.2 Aanhaalmomenten motor ............................... 104
22.3 Vulhoeveelheden........................................... 106
22.3.1 Motorolie ................................................. 106
22.3.2 Koelmiddel .............................................. 106
22.3.3 brandstof ................................................. 106
22.4 Chassis ........................................................ 106
22.5 Elektronica................................................... 107
22.6 Banden........................................................ 107
22.7 Voorvork....................................................... 107
INHOUDSOPGAVE 4
22.8 Schokdemper ............................................... 108
22.9 Aanhaalmomenten chassis............................. 108
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 110
24 HULPSTOFFEN........................................................ 112
25 NORMEN ................................................................ 114
INDEX ............................................................................ 115
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij offroad-
gebruik.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare
wegennet.
De motorfiets is ontworpen voor trialwedstrijden en offroad-gebruik onder zware omstandigheden; hij is niet geschikt voor
motocross-gebruik.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden als voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het serviceboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of
gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het serviceboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig onderdelen
reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
B01011-10
1 Tachometer
2 Koppelingshendel ( pag. 14)
3 Tankdop
4 Zadel
5 Zadelontgrendeling
6 Schokdemper instelling ingaande demping
7 Schokdemper instelling uitgaande demping
8 Zijstandaard ( pag. 25)
9 Accu
10 Versnellingshendel ( pag. 24)
11 Regelschroef voor stationair toerental ( pag. 24)
12 Stuurslot ( pag. 25)
4 AFBEELDING VOERTUIG 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
B01004-10
1 Stopknop ( pag. 14)
1 Claxonknop ( pag. 14)
1 Lichtschakelaar ( pag. 15)
1 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 15)
2 E-starterknop ( pag. 15)
3 Gashendel ( pag. 14)
4 Remhendel ( pag. 14)
5 Voorvork instelling uitgaande demping
6 Voorvork instelling ingaande demping
7 Rempedaal ( pag. 24)
8 Kijkglas remvloeistof achter
5 SERIENUMMERS 12
5.1 Framenummer
B01005-10
Het framenummer 1 is op de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
B01124-10
Het typeplaatje 1 is aan de voorkant rechts van het frame aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
500125-10
Het sleutelnummer 1 voor het stuurslot is ingefreesd in de sleutelhanger.
5.4 Motornummer
B01006-10
Het motornummer 1 is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
B01007-10
Het artikelnummer van de voorvork 1 is aan de binnenkant van de asopname gegra-
veerd.
5 SERIENUMMERS 13
5.6 Artikelnummer schokdemper
B01132-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1 is in het bovenste deel van de schokdemper
aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.1 Koppelingshendel
B01012-10
De koppelingshendel 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
B01013-10
De remhendel 1 bevindt zich aan de rechterzijde van het stuur.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Gashendel
B01014-10
De gashendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
B01015-10
De stopknop 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Claxonknop
B01015-11
De claxonknop 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.6 Lichtschakelaar
B01015-12
De lichtschakelaar 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Licht uit Lichtschakelaar naar rechts geschakeld. In deze stand is het
licht uitgeschakeld.
Dimlicht aan De lichtschakelaar bevindt zich in de middelste stand.
In deze stand is het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar links geschakeld. In deze stand
is het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
6.7 E-starterknop (Freeride 350 EU)
B01017-10
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.8 E-starterknop (Freeride 350 AUS)
B01240-11
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar
B01016-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar bevindt zich in de
middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld.
6.10 Noodstopschakelaar (Freeride 350 AUS)
B01240-10
De noodstopschakelaar 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet
in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan
de motor worden gestart.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.11 Overzicht controlelampjes
B01018-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingescha-
keld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje De OBD (On
Board Diagnose) heeft een voor de emissie of veiligheid kritieke fout
gedetecteerd.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil heeft
de reservemarkering bereikt.
6.12 Tachometer
6.12.1 Overzicht
400312-01
Met de knop wijzigt u de weergavemodus of gaat u naar een van de setupmenu's.
Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO
geactiveerd.
6.12.2 Activering en test
400313-01
Tachometer activeren
De tachometer wordt geactiveerd als u op een van de knoppen drukt of als hij van de
wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van de display lichten kort alle indicatiesegmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van de display wordt kort de wielafmeting WS (wheel size) weer-
gegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omvang van een 21"-voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
6.12.3 Tripmaster-schakelaar
Met de Tripmaster-schakelaar kunt u de functies van de tachometer vanaf het stuur aansturen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
Info
De tripmaster is optioneel leverbaar.
6.12.4 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400329-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
De toets zo vaak indrukken, totdat de weergave Km/h/Mph knippert.
Km/h instellen
Knop indrukken.
Mph instellen
Knop indrukken.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
6.12.5 Tachometerfuncties instellen
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400318-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
De toets kort indrukken om naar de gewenste functie te wisselen.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
Knop indrukken.
Pictogram blijft op de display staan en de weergave wisselt naar de vol-
gende functie.
Functie deactiveren
Knop indrukken.
Pictogram op de display verdwijnt en de weergave wisselt naar de volgende
functie.
Alle gewenste functies op deze wijze activeren of deactiveren.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 18
6.12.6 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat CLK rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
Uurweergave met de toets resp. toets instellen.
Knop kort indrukken.
Het volgende segment van de weergave knippert en kan worden ingesteld.
Door de toets en toets in te drukken kunnen de volgende segmenten op
dezelfde wijze als de uurweergave worden ingesteld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
6.12.7 Rondetijd oproepen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen als er rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400321-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat LAP rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
Knop kort indrukken.
Aan de linkerzijde van de display wordt LAP 1 weergegeven.
De rondes 1-10 kunnen met de knop worden opgeroepen.
Knop geen functie.
Knop kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls van de wieltoerentalsensor wordt ontvangen, wisselt de
linkerzijde van de display terug naar de SPEED-modus.
6.12.8 Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
Knop zo vaak kort indrukken totdat SPEED links op de display wordt weergegeven.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergegeven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling instellen.
Als er een impuls van het voorwiel wordt ontvangen wisselt de linkerzijde van de
tachodisplay naar de modus SPEED en wordt de actuele snelheid weergegeven.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 19
6.12.9 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren)
400316-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
In de weergavemodus H worden de rij-uren van de motor weergegeven.
De rij-urenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te kunnen voldoen aan de servicewerkzaamhe-
den.
Als de tachometer zich bij het starten in de weergavemodus H bevindt, wisselt
hij automatisch naar de weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de tachofuncties.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.12.10 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat CLK rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de klok.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.12.11 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat LAP rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10 rondetijden worden
gemeten.
Info
Als de rondetijd doorloopt nadat op de knop is ingedrukt zijn 9 geheugen-
plaatsen bezet.
De 10e ronde moet met de knop worden gemeten.
Knop indrukken. Start of stopt de tijd.
Knop indrukken. Meet de actuele rondetijd, slaat deze op en de chronometer
start de volgende ronde.
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden teruggezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6 BEDIENINGSELEMENTEN 20
6.12.12 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat ODO rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
In de weergavemodus ODO wordt het totale gereden traject weergegeven.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.12.13 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat TR1 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee
tankstops worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1) gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1 en S1 automatisch
teruggezet op 0,0.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.12.14 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat TR2 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
De weergegeven waarde kan handmatig met de toets en de toets worden ingesteld.
Deze functie is praktisch bij ritten volgens het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig worden gecorrigeerd met
de toets en de knop .
Als 999,9 wordt overschreden wordt de waarde TR2 automatisch teruggezet op
0,0.
Knop indrukken. Verhoogt waarde TR2.
Knop indrukken. Verlaagt waarde TR2.
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Wist waarde TR2.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6 BEDIENINGSELEMENTEN 21
6.12.15 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat A1 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op basis van de bereke-
ning van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronometer 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste impuls van de wieltoe-
rentalsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.12.16 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat A2 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van de actuele
snelheid als de chronometer S2 (chronometer 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke gemiddelde snel-
heid als S2 na het rijden niet is gestopt.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.12.17 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat S1 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
S1 (chronometer 1) geeft de rijsnelheid weer op basis van TR1 en loopt verder als een
impuls wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de wieltoerentalsensor
en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.12.18 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
Knop zo vaak kort indrukken totdat S2 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de weergave S2 op de display van de tacho-
meter.
Knop indrukken. Start of stopt S2.
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 22
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.12.19 Functieoverzicht
Weergave Knop indrukken. Knop indrukken. Knop 3 - 5 seconden
indrukken.
Knop kort indrukken.
Weergavemodus
SPEED/H (rij-uren)
Geen functie Geen functie Weergave wisselt naar
het setupmenu voor de
tachofuncties.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/CLK (tijd)
Geen functie Geen functie Weergave wisselt naar
het setupmenu voor de
klok.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/LAP (rondetijd)
Start of stopt de tijd. Meet de actuele ronde-
tijd, slaat deze op en
de chronometer start de
volgende ronde.
De chronometer en ron-
detijd worden terugge-
zet.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/ODO (odometer)
Geen functie Geen functie Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/TR1
(tripmaster 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1
en S1 worden op 0,0
gezet.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/TR2
(tripmaster 2)
Verhoogt waarde TR2. Verlaagt waarde TR2. Wist waarde TR2. Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/A1 (gemiddelde
snelheid 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1
en S1 worden op 0,0
gezet.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/A2 (gemiddelde
snelheid 2)
Geen functie Geen functie Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/S1
(chronometer 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1
en S1 worden op 0,0
gezet.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/S2
(chronometer 2)
Start of stopt S2. Geen functie Weergave van S2 en A2
worden op 0,0 gezet.
Volgende weergavemo-
dus
6.12.20 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave De motorfiets staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (rij-uren)
Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
6 BEDIENINGSELEMENTEN 23
6.13 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Werkzaamheden vooraf
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
B01019-10
Hoofdwerkzaamheden
Ontgrendelknop 1 indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe
verwijderen.
6.14 Tankdop sluiten
B01020-10
Hoofdwerkzaamheden
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de ontgrendelknop 1 ver-
grendelt.
Info
Slang 2 van de brandstoftankontluchting zonder knikken leggen.
Werkzaamheden achteraf
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.15 Regelschroef voor stationair toerental
B01241-10
De regelschroef voor het stationaire toerental 1 bevindt zich aan linksboven op de
regelklep.
De regelschroef voor het stationaire toerental heeft twee functies.
Door te draaien kan het stationaire toerental worden geregeld.
Door het eruit trekken tot de aanslag kan het stationaire toerental voor de koude start
worden verhoogd.
Mogelijke toestanden
Toerentalverhoging geactiveerd Regelschroef voor stationair toerental is tot de
aanslag uitgetrokken.
Toerentalverhoging gedeactiveerd Regelschroef voor stationair toerental is tot de
aanslag ingedrukt.
6.16 Versnellingshendel
B01023-11
De versnellingshendel 1 is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
B01023-10
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.17 Rempedaal
B01024-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.18 Zijstandaard
B01025-10
De zijstandaard 1 bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
B01026-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1 worden opgeklapt en met de rubber-
band 2 worden vastgezet.
6.19 Stuurslot
B01027-10
Het stuurslot 1 is aan de linkerkant van het balhoofd aangebracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is dan niet meer
mogelijk.
6.20 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, indrukken en naar rechts
draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.21 Stuur ontgrendelen
400731-01
Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, eruit trekken en naar rechts
draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
7 INBEDRIJFNAME 27
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 63)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 67)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 71)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 92)
Oefen voordat u een grotere rit gaat maken eerst op een daarvoor geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de
motorfiets.
Info
Geadviseerd wordt bij het rijden op het terrein iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
7 INBEDRIJFNAME 28
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet
gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 280 kg
Maximale asbelasting vooraan 135 kg
Maximale asbelasting achter 175 kg
Motor inrijden. ( pag. 28)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
8 RIJ-INSTRUCTIES 29
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 93)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 68)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 72)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 69)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 73)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 89)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 58)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 60)
Kettingspanning controleren. ( pag. 59)
Bandentoestand controleren. ( pag. 78)
Bandenspanning controleren. ( pag. 79)
Spaakspanning controleren. ( pag. 79)
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 43)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 42)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
B01026-11
Motorfiets van standaard nemen en standaard met rubberband 1 vastzetten.
Versnelling in vrij schakelen.
(Freeride 350 AUS)
Noodstopschakelaar in de stand schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Regelschroef voor stationair toerental tot de aanslag eruit trekken.
400733-01
(Freeride 350 EU)
E-starterknop indrukken.
(Freeride 350 AUS)
E-starterknop indrukken.
Info
E-starterknop maximaal 5 seconden indrukken. Ten minste 5 seconden
wachten tot de volgende startpoging.
Tijdens het starten gaat het FI waarschuwingslampje voor een functie-
controle kort branden.
8 RIJ-INSTRUCTIES 30
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden met een voertuig met lichtsysteem, schakelt u het licht in. Zo wordt u door andere verkeersdeelnemers
eerder gezien.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband worden vastgezet.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een
geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw
snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof
verbruikt.
Geef altijd slechts zoveel gas als de motor op dat moment kan verwerken - abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog
een keer schakelen.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor
en het koelsysteem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de
motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8 RIJ-INSTRUCTIES 31
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten als hij op de zijstandaard
staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 32
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Voorwerk
Motor uitzetten.
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
Tankdop openen. ( pag. 23)
401474-10
Hoofdwerk
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A 30 mm
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
4,8 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 110)
Nawerk
Tankdop sluiten. ( pag. 23)
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
9 SERVICESCHEMA 33
9.1 Serviceschema
S1N S20A S40A
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Accu controleren en laden. x
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. x ( pag. 94)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 69)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 73)
Remschijven controleren. ( pag. 67)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 72)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 71)
Frame en achterbrug controleren. x
Achterbrugophanging controleren. x
Zwenklager aan schokdemper boven en onder controleren. x
Bandentoestand controleren. ( pag. 78)
Bandenspanning controleren. ( pag. 79)
Wiellagers op speling controleren. x
Wielnaven controleren. x
Velgslag controleren. x
Spaakspanning controleren. ( pag. 79)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 60)
Kettingspanning controleren. ( pag. 59)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemak-
kelijk bewegen. x
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 64)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 68)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 67)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 47)
Klepspeling controleren. x
Koppeling controleren. x
Keerringen van de waterpomp vervangen. x
Brandstofzeef vervangen. x ( pag. 93)
Brandstofdruk controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 88)
Controleren of de kabels niet zijn beschadigd en zonder knikken zijn gelegd. x
Controleren of de bowdenkabels niet beschadigd zijn, zonder knikken zijn gelegd en goed zijn ingesteld.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x ( pag. 55)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Koplampstand controleren. ( pag. 86)
Stationair controleren. x
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
S1N: eenmalig na 1 rij-uur
S20A: om de 20 rij-uren
S40A: om de 40 rij-uren
9 SERVICESCHEMA 34
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
S20N S60A S120A J1A
Remvloeistof van de voorwielrem vervangen. x
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen. x
Afdichtmanchetten rempedaalcilinder vervangen. x
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x ( pag. 64)
Balhoofdlager smeren. x ( pag. 48)
Voorvorkservice uitvoeren. x
Schokdemperservice uitvoeren. x
Bougie en bougiedop vervangen. x
Zuigers vervangen. x
Cilinder controleren/opmeten. x
Cilinderkop controleren. x
Kleppen, klepveren en klepveersteunen vervangen. x
Nokkenas en nokvolger controleren. x
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
Aandrijving en versnelling controleren. x
Oliedrukregelklep controleren. x
Zuigpomp vervangen. x
Drukpomp en smeersysteem controleren. x
Distributieketting vervangen. x
Distributie controleren. x
Alle motorlagers vervangen. x
S20N: eenmalig na 20 rij-uren
S60A: om de 60 rij-uren
S120A: om de 120 rij-uren
J1A: jaarlijks
10 CHASSIS AFSTELLEN 35
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75… 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
B01028-10
Stelschroef 1 met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 5 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN 36
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 49)
B01031-10
Hoofdwerk
Stelschroef 1 met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
Nawerk
Schokdemper monteren. x ( pag. 49)
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
B01032-10
Stelschroef 1 met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN 37
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
Waarde als maat A noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 37)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
Waarde als maat B noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A en B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 15 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. x ( pag. 38)
10 CHASSIS AFSTELLEN 38
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 37)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige veiligheidskleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteunen) op
de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat C noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A en C.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 75 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. x ( pag. 39)
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 49)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401026-10
Hoofdwerk
Schroef 1 losdraaien.
Stelring 2 draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2 op de aangegeven maat A spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 10 mm
Standaard 10 mm
Sport 10 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
10 CHASSIS AFSTELLEN 39
Nawerk
Schokdemper monteren. x ( pag. 49)
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
10.10 Dynamische veerweg instellen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 49)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 58 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 62 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 66 N/mm
Info
De veerconstante is vermeld op de buitenkant van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoor-
spanning worden gecompenseerd.
Nawerk
Schokdemper monteren. x ( pag. 49)
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 37)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 38)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 36)
10.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
10.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
10 CHASSIS AFSTELLEN 40
B01033-10
Beschermkappen 1 verwijderen.
Stelschroeven 2 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 2 bevinden zich aan het onderste uiteinde van de vorkpo-
ten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
Beschermkappen 1 monteren.
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
B01034-10
Stelschroeven 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 1 bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vorkpo-
ten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10.14 Stuurstand
0
0
B01035-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boorgaten op een afstand A van elkaar.
Afstand boorgaten A 15 mm
De boorgaten op de stuuradapters zijn op een afstand B van het midden aangebracht.
Afstand boorgaten B 3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden gemonteerd.
10 CHASSIS AFSTELLEN 41
10.15 Stuurstand instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGebroken stuur.
Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
0
0
B01036-10
De vier schroeven 1 verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en
opzij leggen.
Info
Motorfiets en aanbouwdelen door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
De twee schroeven 2 verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste stand zetten. De twee schroeven 2 monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. De vier schroeven 1 monteren en gelijkmatig
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Erop letten dat de spleten even groot zijn.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
B01029-10
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (54829055000)
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
B01025-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard 1 met de voet tot de bodem
uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubber-
band worden vastgezet.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
B01037-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven 1 kort verwijderen.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte
van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
B01038-10
Hoofdwerk
Vuilschraper 1 van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze ver-
vuiling niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende keerringen gaan
lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen
met een remmenreiniger.
Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 113)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.5 Vorkpoten demonteren x
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 84)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
Voorwiel demonteren. x ( pag. 76)
B01105-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen en klem verwijderen.
Kabelbinder 2 verwijderen.
Schroeven 3 verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzij hangen.
B01054-10
Schroeven 4 losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 5 losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
11.6 Vorkpoten monteren x
B01055-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
Info
De onderste ingefreesde groef in de vorkpoot moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 1 naar voren positioneren.
B01054-11
Schroeven 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 22 Nm
Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 18 Nm
B01105-11
Remklauw positioneren, schroeven 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw vooraan M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder 5 monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven 6 monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. x ( pag. 76)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 84)
Koplampstand controleren. ( pag. 86)
11.7 Voorvorkprotector demonteren x
B01039-10
Schroeven 1 verwijderen. Klem verwijderen.
Schroeven 2 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector verwijderen.
B01040-10
Schroeven 3 aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
11.8 Voorvorkprotector monteren x
B01040-11
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
B01039-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 2 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven 3 monteren en
vastdraaien.
11.9 Onderste kroonplaat demonteren x
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 84)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
Voorwiel demonteren. x ( pag. 76)
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 43)
Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 49)
B01056-10
Hoofdwerk
Kabelhouder voor de radiateur openen en kabelboom losmaken.
Schroef 1 losdraaien.
Schroef 2 verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Motorfiets en aanbouwdelen door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
B01057-10
Keerring 3 verwijderen. Afdichtring 4 verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
11.10 Onderste kroonplaat monteren x
0
0
B01058-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 113)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven 1 correct is gepositioneerd.
Afdichtring 2 en keerring 3 erop schuiven.
B01056-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
B01059-10
Vorkpoten positioneren.
Info
De onderste ingefreesde groef in de vorkpoot moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 5 naar voren positioneren.
B01054-12
Schroeven 6 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 18 Nm
B01106-10
Schroef 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
B01106-11
Schroef 7 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
B01054-13
Schroeven 8 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 22 Nm
Kabelboom met kabelhouder vastzetten.
B01105-12
Remklauw positioneren. Schroeven 9 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw vooraan M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder bk monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven bl monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Spatbord vooraan monteren. ( pag. 50)
Voorwiel monteren. x ( pag. 76)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 84)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 47)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
Koplampstand controleren. ( pag. 86)
11.11 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittingen
in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
400738-11
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij de balhoofdlager.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Balhoofdlagerspeling instellen. x ( pag. 48)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdlagerspeling instellen. x ( pag. 48)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
B01034-11
Hoofdwerk
Schroeven 1 losdraaien. Schroef 2 verwijderen.
Schroef 3 losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 22 Nm
Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 47)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.13 Balhoofdlager smeren x
800010-10
Onderste kroonplaat demonteren. x ( pag. 45)
Onderste kroonplaat monteren. x ( pag. 46)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
11.14 Schokdemper demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
B01053-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen.
Schroef 2 verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zo ver neerlaten dat het
achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef 3 verwijderen.
Spatbord 4 opzij duwen en schokdemper verwijderen.
11.15 Schokdemper monteren x
B01053-11
Hoofdwerk
Spatbord 1 opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef 2 monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 80 Nm Loctite
®
243™
Schroef 3 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 80 Nm Loctite
®
243™
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug is gecoat met teflon.
Deze mag noch met vet noch met andere glijmiddelen worden gesmeerd.
Smeermiddelen lossen de tefloncoating op waardoor de levensduur drastisch
wordt verlaagd.
Schroef 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste frame-
arm
M10 45 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.16 Spatbord vooraan demonteren
B01030-10
Schroeven 1 verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
Erop letten dat de afstandsbussen blijven zitten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
11.17 Spatbord vooraan monteren
B01030-10
Erop letten dat de afstandsbussen in het spatbord zijn gemonteerd.
Spatbord vooraan positioneren. Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Info
Erop letten dat de uitsteeksels in de koplampkap grijpen.
11.18 Zadel omhoog klappen
B01021-10
Ontgrendelingshendel 1 indrukken.
Zadel optillen en omhoog klappen.
11.19 Zadel vergrendelen
B01022-10
Zadel omlaag klappen en indrukken.
Het zadel klikt hoorbaar vast.
Vervolgens controleren of het zadel correct vergrendeld is.
11.20 Spoiler verwijderen
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
305979-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
305978-10
Schroef 2 verwijderen.
Schroef 3 verwijderen.
Spoiler verwijderen.
Werkstappen aan de tegenoverliggende zijde herhalen.
11.21 Spoiler monteren
305980-10
Hoofdwerk
Spoiler positioneren en in bereik A vastzetten.
305978-11
Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Schroef 2 monteren en vastdraaien.
305979-11
Schroeven 3 monteren en vastdraaien.
Werkstappen aan de tegenoverliggende zijde herhalen.
Nawerk
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
11.22 Luchtfilterhuis demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een
hogere slijtage tot gevolg.
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
B01060-10
Hoofdwerk
Luchtfilterhuis 1 en voorfilter 2 naar boven toe eraf trekken.
11.23 Luchtfilterhuis monteren x
B01061-10
Hoofdwerk
Voorfilter 1 op het luchtfilterhuis positioneren.
Aanwijzing
MotorschadeWanneer het voorfilter niet correct of helemaal niet is gemonteerd
verandert het brandstof-luchtmengsel. Dit heeft een negatief effect op de levens-
duur van de motor.
Erop letten dat het voorfilter goed zit.
Luchtfilterhuis 2 met gemonteerd voorfilter op de luchtinlaataansluiting steken.
Info
Wanneer het luchtfilterhuis niet correct is gemonteerd kunnen stof en vuil in
de motor terechtkomen en schade veroorzaken.
Nawerk
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
11.24 Luchtfilter demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een
hogere slijtage tot gevolg.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
Luchtfilterhuis demonteren. x ( pag. 51)
B01062-10
Hoofdwerk
Voorfilter 1 verwijderen.
Luchtfilterhuis 2 openen en luchtfilter 4 met luchtfilterhouder 3 eruit halen.
Luchtfilter 4 van luchtfilterhouder 3 verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
11.25 Luchtfilter monteren x
B01063-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik A invetten.
Duurzaam vet ( pag. 112)
B01064-10
Beide onderdelen samen erin zetten en luchtfilterhuis 1 sluiten.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct is gemonteerd kunnen stof en vuil in de
motor terechtkomen en schade veroorzaken.
Nawerk
Luchtfilterhuis monteren. x ( pag. 52)
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
11.26 Luchtfilter en luchtfilterhuis reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
Luchtfilterhuis demonteren. x ( pag. 51)
Luchtfilter demonteren. x ( pag. 52)
B01065-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 113)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 112)
Luchtfilterhuis reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. x ( pag. 53)
Luchtfilterhuis monteren. x ( pag. 52)
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
11.27 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
305976-10
Rechter einddemper demonteren:
Spoiler verwijderen. ( pag. 50)
Info
Alleen de rechter spoiler verwijderen.
Stekker 1 van de lambdasonde loskoppelen.
306091-10
Veer 2 losmaken.
Schroeven 3 verwijderen en einddemper verwijderen.
306092-10
Linker einddemper demonteren:
Veer 4 losmaken.
Schroeven 5 verwijderen en einddemper verwijderen.
11.28 Einddemper monteren
306091-11
Rechter einddemper monteren:
Einddemper positioneren. Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Veren 2 vasthaken.
305976-11
Stekker 3 van de lambdasonde verbinden.
Spoiler monteren. ( pag. 51)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
306092-11
Linker einddemper monteren:
Einddemper positioneren. Schroeven 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Veren 5 vasthaken.
11.29 Glasvezelvulling einddemper vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel en verdwijnen naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogensgrafiek.
De werkstappen zijn links en rechts gelijk.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 54)
B01068-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen.
Aansluitkap 2 eraf halen.
Eindkap 3 met geperforeerde buis en glasvezelvullingen 4 en 5 eruit trekken.
Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen en controleren op beschadiging.
Nieuwe glasvezelvullingen 4 en 5 op de geperforeerde buis positioneren.
Eindkap 3 met geperforeerde buis in de einddemper monteren.
Aansluitkap 2 monteren.
Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 54)
11.30 Brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
B01074-10
Hoofdwerk
Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Waskappenset 1 monteren.
Waskappenset (81212016000)
B01075-10
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
Schroeven 2 aan beide kanten verwijderen.
Schroef 3 verwijderen.
B01076-10
Stekker 4 loskoppelen.
Motorontluchtingsslang 5 eraf trekken.
B01077-10
Slangklem 6 losmaken.
Aanzuigflens van regelklep trekken.
B01078-10
Brandstoftank iets omhoog trekken en stekker 7 van de brandstofpomp loskoppe-
len.
Brandstoftank naar boven toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
11.31 Brandstoftank monteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
B01078-11
Hoofdwerk
Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 62)
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
Stekkers 1 van de brandstofpomp verbinden.
B01077-11
Brandstoftank positioneren.
Aanzuigflens op regelklep positioneren.
Slangklem 2 vastzetten.
B01076-11
Stekker 3 verbinden.
Motorontluchtingsslang 4 positioneren.
B01075-11
Schroeven 5 aan beide kanten monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank M8 15 Nm
Schroef 6 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
B01079-10
Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Waskappenset verwijderen. Keerring smeren en steekverbinding 7 van de brand-
stofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het uitlaatsysteem
leggen.
Nawerk
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
11.32 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 58)
11.33 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 112)
Kettingspray offroad ( pag. 112)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
11.34 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
B01051-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen en de ketting-
spanning A bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1 moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 36… 40 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 59)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.35 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
Kettingspanning controleren. ( pag. 59)
B01050-11
Hoofdwerk
Moer 1 losdraaien.
Moeren 2 losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 36… 40 mm
Stelschroeven 3 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner in dezelfde stand staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo
is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren 2 vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4 tegen de stelschroeven 3 liggen.
Moer 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner kunnen bij gelijke ket-
tinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 4 kunnen 180° worden gedraaid.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11.36 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in vrij schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht A trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
De afstand B van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand B op het langste
punt van de ketting
272 mm
» Als de afstand B groter is dan de aangegeven maat:
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
B01069-10
Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen. x
Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het bovenste glijblok loszit:
Bovenste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
401470-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen. x
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen. x
B01070-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding los zit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
11.37 Kettinggeleiding instellen x
B01071-10
Moer van schroef 1 verwijderen.
Schroeven 1 en 2 verwijderen. Kettinggeleiding verwijderen.
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: 44 tanden
Moer 3 in boorgat A steken. Kettinggeleiding positioneren.
Schroef 1 en 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Moer aan schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: 45 tanden
Moer 3 in boorgat B steken. Kettinggeleiding positioneren.
Schroef 1 en 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Moer aan schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
11.38 Frame controleren x
401462-01
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen. x
Info
Een frame dat door een mechanisch krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden
gerepareerd.
11.39 Achterbrug controleren x
401463-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen. x
Info
Een beschadigde achterbrug moet altijd worden vervangen. KTM
staat niet toe dat de achterbrug wordt gerepareerd.
11.40 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 55)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
B01080-10
Hoofdwerk
Legging van de gaskabel controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het stuur, boven de
brandstoftanklager, naar de regelklep gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. x ( pag. 57)
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
11.41 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051) ( pag. 112)
11.42 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 63)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
B01073-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aanpassen aan de
grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 64
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
B01081-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale stand zetten.
Vloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als het vloeistofpeil onder de markering A van het kijkglas is gedaald:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren. ( pag. 64)
11.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
B01174-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale stand zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
Vloeistof corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A (vloeistofpeil lager dan boven-
kant reservoir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 111)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.46 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
B01082-11
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale stand zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 65
B01083-10
Ontluchtingsspuit 4 vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 111)
Ontluchtingsschroef 5 op koppelingsactuator van de koppeling verwijderen en ont-
luchtingsspuit 4 monteren.
B01084-10
Schroef 6 met keerring verwijderen.
Vervolgens de vloeistof spuit u zolang in het systeem totdat deze er door de ope-
ning A van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen
zodat deze niet overloopt.
Schroef 6 met keerring monteren en vastdraaien.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
11.47 Motorbescherming demonteren
B01072-10
Schroeven 1 en 2 verwijderen.
Motorbescherming achter omlaag brengen en naar voren toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 66
11.48 Motorbescherming monteren
B01072-10
Motorbescherming vooraan aan frame positioneren en schroeven 1 monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Motorbescherming achteraan aan het frame positioneren en schroeven 2 monteren
en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12 REMSYSTEEM 67
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
B01086-10
Remhendel naar het stuur duwen en vrije slag A controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 67)
12.2 Vrije slag remhendel instellen
B01085-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 67)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef 1 instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid wordt de vrije slag klei-
ner. Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter.
Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400257-10
De remschijven voor- en achteraan op meerdere plekken controleren of de dikte van
de remschijf overeenkomt met maat A.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
Vooraan 2,5 mm
Achteraan 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor- en achteraan controleren op beschadiging, scheuren en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
12 REMSYSTEEM 68
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B01087-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als het remvloeistofpeil onder de markering A is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 68)
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
12 REMSYSTEEM 69
B01088-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 111)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
B01089-10
Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 69)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 69)
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
12 REMSYSTEEM 70
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
B01088-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
B01091-10
Schroeven 4 en afstandsbussen verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
B01092-10
Veerstekker 5 verwijderen.
Bout 6 verwijderen.
Borgveer 7 verwijderen en remplaketten verwijderen.
Remklauw reinigen.
Remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Borgveer 7 positioneren.
Bout 6 monteren.
Veerstekker 5 monteren.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de borgveer omlaag duwen.
Erop letten dat de borgveer goed zit.
B01091-10
Remklauw positioneren. Schroeven 4 met afstandsbussen monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauw wordt uitgelijnd.
Schroeven 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw vooraan M8 25 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
12 REMSYSTEEM 71
B01093-10
Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 111)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
B01094-10
Veer 1 losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 71)
Veer 1 vasthaken.
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
B01095-10
Veer 1 losmaken.
Moer 4 losdraaien en met drukstang 5 terugdraaien totdat de maximale vrije slag
is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer 2
losmaken en schroef 3 draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 5 zoveel draaien tot de vrije slag A bereikt is. Eventueel uitgangspositie
van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef 3 tegenhouden en moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Drukstang 5 tegenhouden en moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Veer 1 vasthaken.
12 REMSYSTEEM 72
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B01096-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als in het kijkglas 1 een luchtbel te zien is:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 72)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
12 REMSYSTEEM 73
B01097-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel met membraan 2 verwijderen.
Remvloeistof tot markering A vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 111)
Deksel met membraan monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
B01098-10
Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 73)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 73)
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
12 REMSYSTEEM 74
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
B01099-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel met membraan 2 verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
B01100-10
Veerstekker 3 eraf halen, bout 4 verwijderen.
Borgveer 5 verwijderen en remplaketten verwijderen.
Remklauw reinigen.
B01101-01
Remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
B01100-10
Borgveer 5 positioneren.
Bout 4 monteren.
Veerstekker 3 monteren.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de borgveer omlaag duwen.
Erop letten dat de borgveer goed zit.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
12 REMSYSTEEM 75
B01097-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering A.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 111)
Deksel met membraan 2 monteren.
Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN 76
13.1 Voorwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
B01044-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen.
Schroeven 2 losdraaien.
B01045-10
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
B01046-10
Afstandsbussen 3 verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
B01046-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 112)
Afstandsbussen erin zetten.
B01044-11
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas vooraan M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren inveren zodat de vorkpoten worden
uitgelijnd.
13 WIELEN, BANDEN 77
Schroef 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
B01047-10
Hoofdwerk
Moer 1 verwijderen.
Kettingspanner 2 verwijderen. Steekas 3 alleen zo ver eruit trekken, dat het ach-
terwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
B01048-10
Afstandsbussen 4 verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
B01048-11
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 112)
Afstandsbussen erin zetten.
13 WIELEN, BANDEN 78
B01049-10
Achterwiel in de achterbrug opkrikken, positioneren en steekas 2 erin steken.
Ketting erop leggen.
B01050-10
Kettingspanner 3 positioneren. Moer 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 3 tegen de stelschroeven 5 liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 59)
Moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner kunnen bij gelijke ket-
tinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 3 kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
Bij langdurig gebruik in het wegverkeer slijten de banden veel sterker, daarom moeten de minimale profieldiepte en de alge-
mene toestand van de banden vaker worden gecontroleerd.
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het
rijden in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zit-
ten en andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
13 WIELEN, BANDEN 79
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met vier cijfers aangegeven. De eerste twee cijfers wijzen
op de week van productie en de laatste twee cijfers op het jaar van produc-
tie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke
slijtage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
Vooraan 0,9 bar
Achteraan 0,7 bar
Bandenspanning straat
Vooraan 1,5 bar
Achteraan 1,5 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak raakt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
Met de staaf van een schroevendraaier kort tegen alle spaken slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren. x
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M4,5 5… 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 ELEKTRONICA 80
14.1 Accu demonteren x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
B01102-10
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Schroef 1 verwijderen.
Bevestigingsbeugel 2 verwijderen.
B01103-10
Accu uit het accuvak halen.
Minkabel 3 van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking 4 terugtrekken en pluskabel van de accu loskoppelen.
14.2 Accu monteren x
B01104-10
Pluskabel aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Pluspoolafdekking 3 over pluspool schuiven.
Minkabel aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Accu (YTX4L-BS) ( pag. 107)
Info
De contactring A moet tussen de schroef 1 en kabelschoen 2 met de
klauwen omlaag worden gemonteerd.
14 ELEKTRONICA 81
B01102-11
Accu in accuvak positioneren.
Bevestigingsbeugel 4 vastzetten.
Schroef 5 monteren en vastdraaien.
14.3 Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. De accu afgeven bij uw KTM-
distributeur of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor
verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulftatie op, waardoor de accu vernietigd wordt.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Accu demonteren. x ( pag. 80)
400240-10
Hoofdwerk
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu
en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel 1 nooit verwijderen.
Accu laden met maximaal 10 % van de capaciteit, dat op het accuhuis 2 is
aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen. Accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Accu monteren. x ( pag. 80)
14 ELEKTRONICA 82
14.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. Deze bevindt zich achter de accu.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 49)
B01109-10
Hoofdwerk
Beschermkappen 1 verwijderen.
B01110-10
Defecte hoofdzekering 2 verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 3.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109120) ( pag. 107)
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Tip
Nieuwe reservezekering plaatsen, zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Nawerk
Schokdemper monteren. x ( pag. 49)
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
14.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
14 ELEKTRONICA 83
B01111-10
Hoofdwerk
EFI-besturingsunit 1 van houder eraf trekken en opzij hangen.
Zekeringenblokdeksel 2 openen.
B01112-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - EFI-besturingsunit
Zekering 2 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 3 - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatver-
lichting
Zekering 4 - 10 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, radiateurventilator, tacho-
meter
Zekering 5 - niet in gebruik
Zekeringen res - 10 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elek-
trisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 107)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
EFI-besturingsunit positioneren.
Nawerk
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
14 ELEKTRONICA 84
14.6 Koplampkap met koplamp demonteren
B01041-10
Alle elektrische stroomverbruikers uitschakelen.
Remkabel en kabelboom 1 losmaken.
Rubberband 2 losmaken. Koplampkap omhoog schuiven en naar voren zwenken.
B01169-11
Lampfitting 3 uit het controlelampje voor groot licht trekken.
Stekker van richtingaanwijzer en koplamp loskoppelen.
14.7 Koplampkap met koplamp monteren
B01169-12
Hoofdwerk
Lampfitting 1 in het controlelampje voor groot licht steken.
Stekker aansluiten.
14 ELEKTRONICA 85
B01041-11
Koplampkap positioneren en met rubberband 3 vastzetten.
Info
Erop letten dat de uitsteeksels in het spatbord grijpen.
Remkabel en kabelboom 4 positioneren.
Nawerk
Koplampstand controleren. ( pag. 86)
14.8 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 84)
B01113-10
Hoofdwerk
Rubberkap 1 met de daaronder liggende lampfitting tot de aanslag tegen de klok
in draaien en optillen.
Lampfitting 2 van het zijlicht uit de reflector trekken.
100862-10
Lamp van de koplamp 3 licht in de lampfitting duwen, tot de aanslag tegen de
klok in draaien en eruit trekken.
Nieuwe lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (S2 / sokkel BA20d) ( pag. 107)
Rubberkap met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring 4 goed zit.
Lampfitting van het zijlicht in de reflector steken.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 84)
Koplampstand controleren. ( pag. 86)
14 ELEKTRONICA 86
14.9 Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
800137-10
Hoofdwerk
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Diffusorplaat 1 voorzichtig verwijderen.
De oranje kap 2 in de buurt van de uitsteeksel samenduwen en verwijderen.
Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en
uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 107)
Oranje kap monteren.
Diffusorplaat positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine
ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
14.10 Koplampstand controleren
0
0
AA
0
0
BB
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte
van het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand B onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B 5 cm
Voertuig op afstand A rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand A 5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampstand controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met bestuurder die
gereed is om te rijden precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 86)
14.11 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 86)
14 ELEKTRONICA 87
B01043-10
Hoofdwerk
Door schroef 1 te draaien de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder
precies op de onderste markering liggen (aangebracht bij: koplampstand contro-
leren).
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel en draaien tegen de klok
in versmalt de lichtbundel.
Bij een gewichtsverandering kan het zijn dat de lichtbundelbreedte van de
koplamp gecorrigeerd moet worden.
14.12 Batterij tachometer vervangen
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 84)
B01133-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen.
Tachometer omhoog uit de houder trekken.
B01134-10
Beschermkap 2 met een munt tot de aanslag tegen de klok in draaien en verwijde-
ren.
Batterij van de tachometer 3 verwijderen.
Nieuwe batterij plaatsen met het opschrift naar boven.
Tachometerbatterij (CR 2430) ( pag. 107)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
B01135-10
Beschermkap 2 positioneren en met een munt tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Een willekeurige knop op de tachometer indrukken.
De tachometer schakelt in.
Tachometer om houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 84)
Koplampstand controleren. ( pag. 86)
Kilometer of mijl instellen. ( pag. 17)
Tachometerfuncties instellen. ( pag. 17)
Tijd instellen. ( pag. 18)
15 KOELSYSTEEM 88
15.1 Koelsysteem
B01114-10
Door de waterpomp 1 in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
Er vindt een extra koeling plaats via de radiateurventilator. Deze wordt met een thermo-
schakelaar geregeld.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 110)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 110)
Radiateurdop monteren.
15 KOELSYSTEEM 89
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 110)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 110)
Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
B01115-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
Schroef 1 verwijderen. Radiateurdop 2 verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
15 KOELSYSTEEM 90
15.5 Koelmiddel vullen x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
B01116-10
Hoofdwerk
Controleren of schroef 1 met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel vullen tot maat A over de radiateurlamellen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 0,7 l Koelmiddel ( pag. 110)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 110)
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 89)
16 MOTOR AFSTELLEN 91
16.1 Gaskabelspeling controleren
400192-10
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling bepalen.
Gaskabelspeling 3… 5 mm
» Als de gaskabelspeling niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 91)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 91)
16.2 Gaskabelspeling instellen x
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 50)
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 55)
Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 62)
B01175-10
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten.
Moer 1 losdraaien. Stelschroef 2 zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabelspe-
ling aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
Moer 1 vastdraaien.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Brandstoftank monteren. x ( pag. 57)
Zadel vergrendelen. ( pag. 50)
16 MOTOR AFSTELLEN 92
16.3 Stationair toerental instellen x
B01241-10
Motor warm rijden en regelschroef 1 voor het stationaire toerental tot de aanslag
indrukken.
Door te draaien aan de regelschroef het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.800… 1.900 1/min
Info
Draaien tegen de klok in verhoogt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verlaagt het stationaire toerental.
16.4 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 92)
16.5 Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
B01107-10
Schroef 1 verwijderen en versnellingshendel 2 verwijderen.
B01108-10
Tanden A van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel 2 in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden
laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 93
17.1 Brandstofzeef vervangen x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
B01117-10
Hoofdwerk
Steekverbinding van de brandstofleiding grondig reinigen met perslucht.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtkomen. Ingedrongen
vuil verstopt het inspuitventiel!
Steekverbinding van de brandstofleiding loskoppelen.
Brandstofzeef 1 uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef in het aansluitstuk schuiven.
Keerring smeren en steekverbinding van de brandstofleiding verbinden.
Nawerk
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en respons controleren.
17.2 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil kan worden gecontroleerd bij een koude en warme motor.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
B01118-10
Voorwaarde
Motor is koud.
Motoroliepeil controleren.
De motorolie komt tot het midden van het kijkglas A.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 96)
Voorwaarde
Motor is warm.
Motoroliepeil controleren.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 94
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas con-
troleren.
De motorolie bevindt zich tussen het midden A en de bovenrand B van het
kijkglas.
» Als de motorolie niet tot het midden van het kijkglas A komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 96)
17.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet worden afgetapt als de motor warm is.
Voorwerk
Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
Motorbescherming demonteren. ( pag. 65)
B01125-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef 1 met magneet en pakking verwijderen.
Info
Schroeven A niet verwijderen.
B01126-10
Sluitschroef 2 met oliezeef 3 en keerringen verwijderen.
B01128-10
Schroeven 4 verwijderen. Oliefilterdop met keerring verwijderen.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 95
B01129-10
Oliefilter 5 uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
B01127-10
Oliezeef 3 met keerringen op een pijpsleutel schuiven.
Pijpsleutel door de opening in de boring van de tegenoverliggende motorhuiswand
steken en de oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
B01131-10
Sluitschroef 2 met keerringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef 1 met magneet en nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
B01130-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen met motorolie.
Oliefilter in het oliefilterhuis steken.
Keerring van de oliefilterdop smeren met olie en met oliefilterdop 6 monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
B01119-11
Olievulschroef 7 met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie
vullen.
Motorolie 1,20 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 110)
Alternatieve
motorolie
Motorolie (SAE
10W/60)
(00062010035)
( pag. 110)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motorbescherming monteren. ( pag. 66)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 93)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 96
17.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
B01119-10
Olievulschroef 1 met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie
vullen.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 110)
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 110)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt afgeraden omdat de
motorolie dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de motorolie te verversen als das nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD 97
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Directe blootstelling aan zonnestralen van de motorfiets tijdens het reinigen moet worden vermeden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreini-
ger inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 112)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een korte rit maken, tot de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 58)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) behandelen met een antiroestmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 112)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild rei-
nigingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunst-
stof oppervlakken ( pag. 113)
18 REINIGING, ONDERHOUD 98
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom
moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm
water versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 97)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op met zout bestrooide wegen moeten de remklauwen en de
remplaketten in afgekoelde en gemonteerde toestand grondig met koud
water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de motorfiets grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de rem-
schijven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen, omdat daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 58)
19 STALLING 99
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze niet zijn versleten. Als er servicewerk-
zaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de gara-
ges). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 112)
Motorfiets reinigen. ( pag. 97)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. x ( pag. 94)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 88)
Brandstof uit de tank aftappen en in een geschikte bak laten stromen.
Bandenspanning controleren. ( pag. 79)
Accu demonteren. x ( pag. 80)
Accu laden. x ( pag. 81)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig op een droge plaats stallen, waar hij niet blootstaat aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 42)
De motorfiets dekt u het beste met een luchtdoorlatend zeil of een deken af. In
geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er dan
geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Info
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 42)
Accu monteren. x ( pag. 80)
Brandstof tanken. ( pag. 32)
Voor iedere inbedrijfname controle en onderhoud uitvoeren. ( pag. 29)
Proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 100
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (e-starter) Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 29)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 81)
Laadspanning controleren. x
Ruststroom controleren. x
Statorwikkeling van dynamo controleren. x
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 82)
Startrelais defect
Startrelais controleren. x
Startmotor defect
Startmotor controleren. x
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 29)
Koppeling van de brandstofslangver-
binding niet verbonden
Brandstofslangverbinding verbinden.
Zekering 1 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 82)
Zekering 2 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 82)
Stationaire toerental verkeerd inge-
steld
Stationair toerental instellen. x ( pag. 92)
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
1,0 mm
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Kabelboom controleren. (visuele controle)
Elektrische installatie controleren.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor start niet Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild
Luchtfilter en luchtfilterhuis reinigen. x
( pag. 53)
Brandstoffilter sterk vervuild
Brandstoffilter vervangen. x
Brandstofzeef sterk vervuild
Brandstofzeef vervangen. x ( pag. 93)
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem beschadigd
is.
Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. x ( pag. 55)
Te weinig klepspeling
Klepspeling instellen. x
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 32)
Zekering 1 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 82)
Zekering 2 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 82)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 89)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 89)
Koelmiddel vullen. x ( pag. 90)
Radiateurslang geknikt
Radiateurslang vervangen. x
20 FOUTEN OPSPOREN 101
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Defect aan radiateurventilatiesysteem Zekering 4 controleren.
Radiateurventilator controleren. x
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem Motorfiets stoppen en met behulp van de knip-
percode het defecte onderdeel identificeren.
Info
Zie knippercode
Kabels op beschadiging en de stekkers op
roestvorming en beschadiging controleren.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang zonder knikken leggen en
indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 93)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeef reinigen. x ( pag. 94)
Zuigers resp. cilinders versleten
Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepalen. x
Accu leeg Accu wordt niet opgeladen door de
dynamo
Laadspanning controleren. x
Statorwikkeling van dynamo controleren. x
Ongewilde stroomverbruikers
Ruststroom controleren. x
Tachowaarden gewist (tijd, chronome-
ter, rondetijden)
De batterij in de tachometer is leeg Batterij van de tachometer vervangen.
( pag. 87)
Groot licht, dimlicht, zijlicht, ach-
terlicht en nummerplaatverlichting
werken niet
Zekering 3 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 82)
Tachometer, claxon, remlicht, rich-
tingaanwijzer en radiateurventilator
werken niet
Zekering 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 82)
21 KNIPPERCODE 102
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
45 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout
Freeride 350 EU
Lambdasonde verwarming cilinder 1, sonde 1 - onderbreking/kortsluiting met massa
Freeride 350 EU
Lambdasonde verwarming cilinder 1, sonde 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
06 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
17 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout
Freeride 350 EU
Lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitventiel cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te laag
21 KNIPPERCODE 103
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellinghoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te laag
Hellinghoeksensor (A/D type) - ingangsignaal te hoog
22 TECHNISCHE GEGEVENS 104
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt ottomotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 349,7 cm³
Slag 57,5 mm
Boring 88 mm
Compressie 12,3:1
Stationair toerental 1.800… 1.900 1/min
Distributie DOHC, 4 kleppen aangestuurd met nokvolger, aandrijving met
distributieketting
Klepdiameter inlaat 36,3 mm
Klepdiameter uitlaat 29,1 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,13… 0,18 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager geen lagerbus - zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 Eaton-pompen
Primaire overbrenging 24:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:32
2e versnelling 16:26
3e versnelling 20:25
4e versnelling 22:23
5e versnelling 25:22
6e versnelling 26:20
Dynamo 12 V, 168 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LMAR9AI-10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Starthulp E-starter
22.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar voor balansassmering M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor dynamokoeling M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef olievernevelaar voor zuigerkoe-
ling
M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Sproeier luchttoevoer krukhuis M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor nokvolgersmering M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar koppelingsme-
ring
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsveer M5 6 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 105
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliekanaal in dynamodek-
sel
M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 10 Nm Geolied met motorolie
Moer waterpompwiel M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Penschroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef distributiekettinggeleider M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 6 Nm
Schroef klepdeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingscilinder M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef oliefilterdeksel M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef uitvalbeveiliging distributieket-
ting
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M7x1 14 Nm Geolied met motorolie
Schroef geleider distributieketting-
spanner
M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef krukasbevestiging M8 10 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm Loctite
®
2701
Bougie M10x1 10… 12 Nm
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 10 Nm
Schroef rotor M10x1 70 Nm Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / conus ingevet
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm
Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M10x1,25 Draaivolgorde:
Diagonaal vastdraaien.
1e draaimoment
10 Nm
2e draaimoment
30 Nm
3e aanhaalniveau
50 Nm
Schroefdraad met motorolie
ingesmeerd / ring ingevet
Tapeind cilinderkop M10x1,25 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nokkenastandwiel M12x1 70 Nm Loctite
®
243™ / conus inge-
vet
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm
Olieaftapschroef M14x1,5 15 Nm
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef dynamodeksel M24x1,5 18 Nm
Sluitschroef distributiekettingspanner M24x1,5 25 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 106
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,20 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 110)
Alternatieve motorolie Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035)
( pag. 110)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,7 l Koelmiddel ( pag. 110)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 110)
22.3.3 brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 4,8 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 110)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
22.4 Chassis
Frame Omtrek frame van staal-aluminiumcomposiet
Voorvork WP Suspension 4357 MXMA
Veerweg
vooraan 250 mm
achteraan 260 mm
Vorksprong 20 mm
Schokdemper WP Suspension 4618 BAVP DCC
Remsysteem
Vooraan Schijfrem met radiaal vastgeschroefde remklauw en vier zuigers
Achteraan Schijfrem met radiaal vastgeschroefde remklauw en twee zuigers
Remschijven - diameter
Vooraan 260 mm
Achteraan 210 mm
Remschijven - slijtagegrens
Vooraan 2,5 mm
Achteraan 3,5 mm
Bandenspanning terrein
Vooraan 0,9 bar
Achteraan 0,7 bar
Bandenspanning straat
Vooraan 1,5 bar
Achteraan 1,5 bar
Secundaire overbrenging 11:48
Ketting 5/8 x 1/4” Xring
Leverbare kettingwielen 46, 48, 50
Balhoofdhoek 67°
Wielstand 1.428±10 mm
Bodemvrijheid, onbelast 325 mm
Zadelhoogte onbelast 895 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 101 kg
Maximale asbelasting vooraan 135 kg
Maximale asbelasting achter 175 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 280 kg
22 TECHNISCHE GEGEVENS 107
22.5 Elektronica
Accu YTX4L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 3 Ah
Onderhoudsvrij
Tachometerbatterij CR 2430 Accuspanning: 3 V
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109120 20 A
Koplamp S2 / sokkel BA20d 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
22.6 Banden
Band vooraan Band achteraan
2,75 - 21 M/C 45M TT
Dunlop D 803 F
4,00 R 18 M/C 64M TL
Dunlop D 803
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 05.18.7L.40
Voorvork WP Suspension 4357 MXMA
Ingaande demping
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Uitgaande demping
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 445 mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 445 mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 445 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,8 N/mm
Lengte voorvork 835 mm
Lengte luchtkamer 120
+10
40
mm
Vorkpootolie per vorkpoot 375 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 111)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 108
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 15.18.7L.40
Schokdemper WP Suspension 4618 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 5 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Veervoorspanning
Comfort 10 mm
Standaard 10 mm
Sport 10 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 58 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 62 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 66 N/mm
Veerlengte 215 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 15 mm
Dynamische veerweg 75 mm
Inbouwlengte 367 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 111)
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Spaaknippels M4,5 5… 6 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf vooraan M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroeven gashendel M6 3 Nm
Brandstofaansluiting aan brandstof-
pomp
M8 10 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
243™
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 22 Nm
Schroef brandstoftank M8 15 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 109
Schroef framearm M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 18 Nm
Schroef remklauw achter M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remklauw vooraan M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardbevestiging M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Moer brandstoftankbevestiging M10 10 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef bovenste framearm M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motordraagschroef M10 60 Nm
Schroef rempedaal M10 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef verbindingsdrager M10 45 Nm
Schroef voetsteunhouder M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Moer brandstofpomp bevestiging M12 15 Nm
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite
®
243™
Moer achterbrugbout M14x1,5 75 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas vooraan M20x1,5 35 Nm
23 GEBRUIKSSTOFFEN 110
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming
en schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Leverancier
Motorex
®
COOLANT G48
Motorolie (SAE 10W/50)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 114)
SAE ( pag. 114) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 114)
SAE ( pag. 114) (SAE 10W/60)
KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
23 GEBRUIKSSTOFFEN 111
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Volgens
SAE ( pag. 114) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Volgens
SAE ( pag. 114) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN 112
Brandstofadditief
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Leverancier
KTM-Sportmotorcycle AG
GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Clean 900
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Twin Air Liquid Bio Power
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Protect & Shine
24 HULPSTOFFEN 113
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Clean & Polish
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Twin Air Dirt Bio Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van SKF
®
te gebruiken.
Leverancier
SKF
®
LGHB 2
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN 114
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 115
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Balhoofdlagerspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 35
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100-101
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 27
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 29
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102-103
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88-89
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
INDEX 116
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
vloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Luchtfilterhuis
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Oliezeef
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
R
Regelschroef voor stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67-75
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33-34
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Spoiler
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
T
Tachometer
batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
INDEX 117
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32, 106
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90, 106
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95, 106
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Z
Zadel
omhoog klappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . 82
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
*3211907nl*
3211907nl
07/2012
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120

KTM Freeride 350 EU 2013 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor