KTM Freeride 250 R 2016 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2016
Freeride 250 R EU
Freeride 250 R AU
Freeride 250 R US
Artikelnr. 3213341nl
BESTE KTM KLANT, 1
BESTE KTM KLANT,
We feliciteren u met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 11) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 11)
Sleutelnummer ( pag. 11)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling van de motorfietsen kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2015 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 4
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 4
1.2 Gebruikte formatering........................................ 4
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 5
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 5
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 5
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 5
2.5 Veilig gebruik ................................................... 6
2.6 Beschermende kleding ...................................... 6
2.7 Werkinstructies................................................. 6
2.8 Milieu.............................................................. 6
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 7
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 8
3.1 Garantie........................................................... 8
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 8
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 8
3.4 Service ............................................................ 8
3.5 Afbeeldingen .................................................... 8
3.6 Klantenservice.................................................. 8
4 AFBEELDING VOERTUIG.............................................. 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)......................................................... 9
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave)....................................................... 10
5 SERIENUMMERS....................................................... 11
5.1 Framenummer ................................................ 11
5.2 Typeplaatje (EU/AU)........................................ 11
5.3 Sleutelnummer............................................... 11
5.4 Motornummer................................................. 11
5.5 Artikelnummer voorvork ................................... 11
5.6 Artikelnummer schokdemper............................ 12
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 13
6.1 Koppelingshendel ........................................... 13
6.2 Remhendel..................................................... 13
6.3 Gashendel...................................................... 13
6.4 Stopknop ....................................................... 13
6.5 Claxonknop .................................................... 13
6.6 Lichtschakelaar .............................................. 14
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar (EU/AU)................ 14
6.8 Noodstopschakelaar (AU)................................. 14
6.9 E-starterknop (EU/US)..................................... 14
6.10 E-starterknop (AU) .......................................... 14
6.11 Overzicht controlelampjes (EU/AU) ................... 15
6.12 Overzicht controlelampjes (US) ........................ 15
6.13 Tankdop openen ............................................. 15
6.14 Tankdop sluiten .............................................. 16
6.15 Brandstofkraan ............................................... 16
6.16 Choke ............................................................ 16
6.17 Versnellingshendel .......................................... 16
6.18 Rempedaal..................................................... 17
6.19 Zijstandaard ................................................... 17
6.20 Stuurslot........................................................ 17
6.21 Stuur vergrendelen.......................................... 18
6.22 Stuur ontgrendelen ......................................... 18
7 TACHOMETER ........................................................... 19
7.1 Overzicht........................................................ 19
7.2 Activering....................................................... 19
7.3 Melding op tachometer.................................... 19
7.4 Tachometer instellen....................................... 19
7.5 Kilometer of mijl instellen................................ 20
7.6 Tijd instellen .................................................. 21
7.7 Service-indicatie instellen................................ 21
7.8 Snelheid, tijd en DST afstand 1 ....................... 22
7.9 Snelheid, tijd en DST2 afstand 2 ..................... 22
7.10 AVG gemiddelde snelheid, ART rij-uren en
ODO totale afstand.......................................... 22
8 INBEDRIJFNAME....................................................... 23
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 23
8.2 Motor inrijden................................................. 24
9 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 25
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 25
9.2 Starten .......................................................... 25
9.3 Beginnen met rijden........................................ 26
9.4 Schakelen, rijden............................................ 26
9.5 Afremmen ...................................................... 26
9.6 Stoppen, parkeren........................................... 27
9.7 Transport ....................................................... 27
9.8 Brandstof tanken ............................................ 28
10 SERVICESCHEMA...................................................... 29
10.1 Serviceschema................................................ 29
10.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ....................................................... 30
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 31
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 31
11.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 31
11.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 31
11.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 32
11.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 32
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 33
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 33
11.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 34
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen ....... 34
11.10 Dynamische veerweg instellen ...................... 35
11.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 35
11.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 35
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 36
11.14 Stuurstand ..................................................... 37
11.15 Stuurstand instellen .................................... 37
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 38
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 38
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 38
12.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 38
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 39
12.5 Vorkpoten demonteren ................................. 39
12.6 Vorkpoten monteren ..................................... 40
12.7 Voorvorkprotector demonteren .......................... 40
12.8 Voorvorkprotector monteren.............................. 41
12.9 Onderste kroonplaat demonteren ................... 41
12.10 Onderste kroonplaat monteren ...................... 42
12.11 Balhoofdlagerspeling controleren...................... 43
12.12 Balhoofdlagerspeling instellen ...................... 44
12.13 Balhoofdlager smeren .................................. 44
12.14 Schokdemper demonteren ............................ 45
12.15 Schokdemper monteren ............................... 45
12.16 Spatbord vooraan demonteren .......................... 45
12.17 Spatbord vooraan monteren.............................. 46
12.18 Zadel omhoog klappen..................................... 46
12.19 Zadel vergrendelen.......................................... 46
INHOUDSOPGAVE 3
12.20 Luchtfilterhuis demonteren .......................... 46
12.21 Luchtfilterhuis monteren .............................. 47
12.22 Luchtfilter demonteren ................................ 47
12.23 Luchtfilter monteren .................................... 47
12.24 Luchtfilter en luchtfilterhuis reinigen ............ 48
12.25 Einddemper demonteren.................................. 48
12.26 Einddemper monteren ..................................... 49
12.27 Glasvezelvulling van einddemper vervangen ... 49
12.28 Brandstoftank demonteren ........................... 49
12.29 Brandstoftank monteren ............................... 50
12.30 Kettingvervuiling controleren............................ 51
12.31 Ketting reinigen .............................................. 51
12.32 Kettingspanning controleren ............................ 52
12.33 Kettingspanning instellen ................................ 52
12.34 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 53
12.35 Frame controleren ....................................... 55
12.36 Achterbrug controleren ................................. 55
12.37 Gaskabellegging controleren............................. 55
12.38 Rubberen stuurcovers controleren..................... 56
12.39 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 56
12.40 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 56
12.41 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren..................................................... 56
12.42 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
corrigeren....................................................... 57
12.43 Vloeistof hydraulische koppeling verversen ..... 57
12.44 Motorbescherming demonteren ........................ 58
12.45 Motorbescherming monteren............................ 58
13 REMSYSTEEM........................................................... 59
13.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 59
13.2 Vrije slag remhendel instellen .......................... 59
13.3 Remschijven controleren.................................. 59
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 60
13.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen ................ 60
13.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 61
13.7 Remplaketten voorwielrem vervangen ............ 61
13.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 63
13.9 Uitgangspositie rempedaal instellen .............. 63
13.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 64
13.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ............. 64
13.12 Remplaketten achterwielrem controleren ........... 65
13.13 Remplaketten achterwielrem vervangen ......... 65
14 WIELEN, BANDEN ..................................................... 68
14.1 Voorwiel demonteren ................................... 68
14.2 Voorwiel monteren ....................................... 68
14.3 Achterwiel demonteren ................................ 69
14.4 Achterwiel monteren .................................... 69
14.5 Bandentoestand controleren............................. 70
14.6 Bandenspanning controleren............................ 71
14.7 Spaakspanning controleren .............................. 71
15 ELEKTRONICA........................................................... 72
15.1 Accu demonteren ........................................ 72
15.2 Accu monteren ............................................ 72
15.3 Accu laden ................................................. 73
15.4 Hoofdzekering vervangen ................................. 74
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen....................................................... 75
15.6 Koplampkap met koplamp demonteren ............. 75
15.7 Koplampkap met koplamp monteren................. 76
15.8 Lamp koplamp vervangen ................................ 77
15.9 Knipperlichtlamp vervangen (EU/AU) ................ 78
15.10 Koplampstand controleren ............................... 78
15.11 Lichtbundelbreedte koplamp instellen............... 78
15.12 Batterij tachometer vervangen .......................... 79
16 KOELSYSTEEM.......................................................... 80
16.1 Koelsysteem ................................................... 80
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 80
16.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 81
16.4 Koelmiddel aftappen ................................... 81
16.5 Koelmiddel vullen ....................................... 82
17 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 83
17.1 Gaskabelspeling controleren............................. 83
17.2 Gaskabelspeling instellen ............................. 83
17.3 Carburateur - stationair.................................... 84
17.4 Carburateur - stationair afstellen ................... 84
17.5 Vlotterkamer carburateur aftappen ................ 85
17.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 86
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen ..................................................... 86
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 87
18.1 Dynamo reinigen ......................................... 87
18.2 Transmissieoliepeil controleren ........................ 88
18.3 Transmissieolie verversen ............................. 88
18.4 Transmissieolie aftappen .............................. 88
18.5 Transmissieolie vullen .................................. 89
18.6 Transmissieolie bijvullen .............................. 89
19 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 91
19.1 Motorfiets reinigen .......................................... 91
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de
winter ............................................................ 92
20 STALLING ................................................................. 93
20.1 Stalling .......................................................... 93
20.2 Inbedrijfname na stalling ................................. 93
21 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 94
22 TECHNISCHE GEGEVENS........................................... 96
22.1 Motor............................................................. 96
22.2 Aanhaalmomenten motor ................................. 96
22.3 Vulhoeveelheden............................................. 97
22.3.1 Transmissieolie........................................... 97
22.3.2 Koelmiddel ................................................ 97
22.3.3 Brandstof................................................... 97
22.4 Chassis .......................................................... 97
22.5 Elektronica..................................................... 98
22.6 Banden .......................................................... 98
22.7 Voorvork......................................................... 98
22.8 Schokdemper ................................................. 99
22.9 Aanhaalmomenten chassis............................... 99
22.10 Carburateur .................................................. 101
22.10.1 EU/AU ..................................................... 101
22.10.2 US .......................................................... 101
22.10.3 Carburateur afstellen ............................. 101
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 103
24 HULPSTOFFEN........................................................ 105
25 NORMEN ................................................................ 107
26 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 108
27 LIJST MET SYMBOLEN ............................................ 109
27.1 Gele of oranje pictogrammen.......................... 109
27.2 Groene en blauwe pictogrammen.................... 109
INDEX ............................................................................ 110
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij offroad-
gebruik.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare
wegennet.
De motorfiets is ontworpen voor trialwedstrijden en offroad-gebruik onder zware omstandigheden; hij is niet geschikt voor
motocross-gebruik.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderde-
len reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
B02269-10
1 Tachometer
2 Koppelingshendel ( pag. 13)
3 Tankdop
4 Zadel
5 Zadelontgrendeling
6 Schokdemper instelling ingaande demping
7 Schokdemper instelling uitgaande demping
8 Zijstandaard ( pag. 17)
9 Brandstofkraan ( pag. 16)
10 Versnellingshendel ( pag. 16)
11 Stuurslot ( pag. 17)
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
B02270-10
1 Stopknop ( pag. 13)
1 Claxonknop ( pag. 13)
1 Lichtschakelaar ( pag. 14)
1 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 14)
2 E-starterknop ( pag. 14)
3 Gashendel ( pag. 13)
4 Remhendel ( pag. 13)
5 Voorvork instelling uitgaande demping
6 Voorvork instelling ingaande demping
7 Rempedaal ( pag. 17)
8 Kijkglas remvloeistof achter
5 SERIENUMMERS 11
5.1 Framenummer
401946-10
Het framenummer
is op de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje (EU/AU)
402270-10
Het typeplaatje
is rechtsvoor op het frame aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
402247-10
Het sleutelnummer
voor het stuurslot is ingefreesd in de sleutelhanger.
5.4 Motornummer
401949-10
Het motornummer
is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
is aan de binnenkant van de asopname gegra-
veerd.
5 SERIENUMMERS 12
5.6 Artikelnummer schokdemper
0
0
11
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
is op het bovenste deel van de schokdem-
per boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
6.1 Koppelingshendel
B02271-10
De koppelingshendel
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
B01656-10
De remhendel
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Gashendel
B01657-10
De gashendel
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
C00895-10
De stopknop
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Claxonknop
C00895-11
De claxonknop
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.6 Lichtschakelaar
B02273-10
De lichtschakelaar
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan De lichtschakelaar bevindt zich in de middelste stand.
In deze stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar is tegen de klok in gedraaid. In deze
stand zijn het groot licht en het achterlicht ingeschakeld.
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar (EU/AU)
B02274-10
De richtingaanwijzerschakelaar
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar bevindt zich in de
middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld.
6.8 Noodstopschakelaar (AU)
B01663-10
De noodstopschakelaar
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet
in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan
de motor worden gestart.
6.9 E-starterknop (EU/US)
B01659-10
De e-starterknop
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.10 E-starterknop (AU)
B01663-11
De e-starterknop
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.11 Overzicht controlelampjes (EU/AU)
B02275-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
FI waarschuwingslampje (MIL) Geen functie
Waarschuwingslampje brandstofniveau Geen functie
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
6.12 Overzicht controlelampjes (US)
B02276-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingescha-
keld.
FI waarschuwingslampje (MIL) Geen functie
Waarschuwingslampje brandstofniveau Geen functie
6.13 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Werkzaamheden vooraf
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
C00896-10
Hoofdwerkzaamheden
Ontgrendelknop
indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe
verwijderen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.14 Tankdop sluiten
C00896-11
Hoofdwerkzaamheden
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien, totdat de ontgrendelknop
ver-
grendelt.
Info
Slang
van de brandstoftankontluchting zonder knikken leggen.
Werkzaamheden achteraf
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
6.15 Brandstofkraan
C00897-10
De brandstofkraan is aan de linkerzijde van de brandstoftank aangebracht.
Met de draaihendel
aan de brandstofkraan wordt de brandstoftoevoer naar de car-
burateur geopend of gesloten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF Nu kan er geen brandstof van de brandstoftank
naar de carburateur stromen.
Brandstoftoevoer geopend ON Nu kan er brandstof van de brandstoftank naar de
carburateur stromen. De brandstoftank wordt tot op de reserve geleegd.
Toevoer reservebrandstof geopend RES Nu kan er brandstof van de brandstoftank
naar de carburateur stromen. De brandstoftank wordt helemaal geleegd.
6.16 Choke
C00898-10
De chokeknop
is aan de linkerkant van de carburateur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgege-
ven waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een rijker
brandstof-luchtmengsel dat voor de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitgetrokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
6.17 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.18 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.19 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
worden opgeklapt en met de rubber-
band
worden vastgezet.
6.20 Stuurslot
C00899-10
Het stuurslot
is aan de linkerkant van het balhoofd aangebracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is dan niet meer
mogelijk.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 18
6.21 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Stuurslot regelmatig smeren.
Universele oliespray ( pag. 106)
Sleutel in het stuurslot ( pag. 17) steken, naar links draaien, indrukken en naar
rechts draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
6.22 Stuur ontgrendelen
400731-01
Sleutel in het stuurslot ( pag. 17) steken, naar links draaien, eruit trekken en
naar rechts draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
7 TACHOMETER 19
7.1 Overzicht
401908-10
1 Overzicht controlelampjes ( pag. 15)
2 Linker toets
3 Display
4 Rechter toets
7.2 Activering
401908-01
Tachometer activeren
De tachometer wordt geactiveerd als u op een van de toetsen drukt of als hij van de
wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
7.3 Melding op tachometer
401901-01
Mogelijke toestanden
Batterijspanning tachometer Batterijspanning tachometer is te laag.
Batterij vervangen.
Service Er moet een servicebeurt worden uitgevoerd. Contact opne-
men met geautoriseerde KTM-garage.
7.4 Tachometer instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401909-01
Beide toetsen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Eén van de toetsen indrukken om de eenheid UNIT voor de snelheid te kiezen: kilo-
meter KM/H of mijl M/H.
401911-01
5 seconden wachten.
Tachometer wisselt naar het volgende menupunt. Het pictogram knippert.
Eén van de toetsen indrukken om de 24h- of 12h-indicatie voor de klok te kiezen.
7 TACHOMETER 20
401912-01
5 seconden wachten.
Tachometer wisselt naar het volgende menupunt. Het pictogram knippert.
Tijd terugzetten
Linker toets indrukken.
De waarde verlaagt.
Tijd vooruit zetten
Rechter toets indrukken.
De waarde verhoogt.
401913-01
5 seconden wachten.
Tachometer wisselt naar het volgende menupunt. Het pictogram knippert.
Service instellen.
Voorgeschreven waarde
Eenmalige servicebeurt na 1 h
Service om de 40 h
Service-interval verkorten
Linker toets indrukken.
De waarde verlaagt.
Service-interval verlengen
Rechter toets indrukken.
De waarde verhoogt.
401914-01
Service-indicatie uitschakelen
Linker toets ingedrukt houden.
Op het display verschijnt off.
7.5 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401909-01
Beide toetsen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Eén van de toetsen indrukken om de eenheid UNIT voor de snelheid te kiezen: kilo-
meter KM/H of mijl M/H.
7 TACHOMETER 21
7.6 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401911-01
Beide toetsen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Wachten totdat het menu voor de klok knippert.
Eén van de toetsen indrukken om de 24h- of 12h-indicatie voor de klok te kiezen.
401912-01
5 seconden wachten.
Tachometer wisselt naar het volgende menupunt. Het pictogram knippert.
Tijd terugzetten
Linker toets indrukken.
De waarde verlaagt.
Tijd vooruit zetten
Rechter toets indrukken.
De waarde verhoogt.
7.7 Service-indicatie instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401913-01
Beide toetsen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Wachten totdat het menu voor de service-indicatie knippert.
Service instellen.
Voorgeschreven waarde
Eenmalige servicebeurt na 1 h
Service om de 40 h
Service-interval verkorten
Linker toets indrukken.
De waarde verlaagt.
Service-interval verlengen
Rechter toets indrukken.
De waarde verhoogt.
401914-01
Service-indicatie uitschakelen
Linker toets ingedrukt houden.
Op het display verschijnt off.
7 TACHOMETER 22
7.8 Snelheid, tijd en DST afstand 1
401901-01
Eén van de toetsen indrukken tot DST op de tachometer weergegeven wordt.
KM/H of M/H geeft de snelheid weer.
geeft de tijd weer.
DST geeft de afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee tankstops.
Info
Als de waarde 39999,9 wordt overschreden, wordt DST automatisch gereset op
0,0.
Linker toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
DST kan door het indrukken van de toetsen op een waarde tus-
sen 0,0 en 39999,9 worden ingesteld.
Rechter toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
DST wordt op 0,0 gereset.
7.9 Snelheid, tijd en DST2 afstand 2
401902-01
Eén van de toetsen indrukken tot DST2 op de tachometer weergegeven wordt.
KM/H of M/H geeft de snelheid weer.
geeft de tijd weer.
DST2 geeft de afstand 2 aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee tankstops.
Info
Als de waarde 39999,9 wordt overschreden, wordt DST2 automatisch gereset op
0,0.
Linker toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
DST2 kan door het indrukken van de toetsen op een waarde
tussen 0,0 en 39999,9 worden ingesteld.
Rechter toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
DST2 wordt op 0,0 gereset.
7.10 AVG gemiddelde snelheid, ART rij-uren en ODO totale afstand
401903-01
Eén van de toetsen indrukken tot AVG, ART en ODO op de tachometer weergegeven
wordt.
AVG geeft de gemiddelde snelheid sinds de laatste reset aan.
ART geeft de rij-uren weer.
ODO geeft de totale afstand aan.
Linker toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
STEEKSLEUTELPICTOGRAM geeft de resterende rij-uren aan
tot de volgende servicebeurt.
Rechter toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
AVG wordt op 0,0 gereset.
8 INBEDRIJFNAME 23
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 56)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 59)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 63)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 86)
Oefen voordat u een grotere rit gaat maken eerst op een daarvoor geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de
motorfiets.
Info
Geadviseerd wordt om bij het rijden op het terrein iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
8 INBEDRIJFNAME 24
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet
gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 280 kg
Maximale asbelasting vooraan 135 kg
Maximale asbelasting achter 175 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 71)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 24)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
Tijdens het eerste rij-uur < 50 %
Tijdens het tweede rij-uur < 70 %
Tijdens het derde rij-uur < 100 %
Vol gas geven vermijden!
9 RIJ-INSTRUCTIES 25
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 88)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 60)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 64)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 61)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 65)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 51)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 53)
Kettingspanning controleren. ( pag. 52)
Bandentoestand controleren. ( pag. 70)
Bandenspanning controleren. ( pag. 71)
Spaakspanning controleren. ( pag. 71)
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 39)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 38)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 85)
Draaihendel
op de brandstofkraan in stand ON draaien.
(afbeelding C00897-10 pag. 16)
Nu kan er brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
401944-10
Motorfiets van zijstandaard
nemen en de zijstandaard met de rubberband
vastzetten.
Versnelling in vrij schakelen.
(AU)
Noodstopschakelaar in de stand schakelen.
Motor koud
Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
9 RIJ-INSTRUCTIES 26
400733-01
E-starterknop indrukken.
Info
E-starterknop maximaal 5 seconden indrukken. Ten minste 5 seconden
wachten tot de volgende startpoging.
Bij het starten geen gas geven.
9.3 Beginnen met rijden
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband worden vastgezet.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geautori-
seerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw
snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof
verbruikt.
Geef altijd slechts zoveel gas als de motor op dat moment kan verwerken - abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog
een keer schakelen.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koelsysteem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 27
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstan-
daard staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Draaihendel
op de brandstofkraan in stand OFF draaien. (afbeelding C00897-10 pag. 16)
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 28
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Voorwerk
Motor uitzetten.
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Tankdop openen. ( pag. 15)
401474-10
Hoofdwerk
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
30 mm
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
7,0 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:80)
( pag. 104)
Nawerk
Tankdop sluiten. ( pag. 16)
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
10 SERVICESCHEMA 29
10.1 Serviceschema
om de 40 rij-uren
eenmalig na 1 rij-uur
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Accu controleren en laden.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 61)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 65)
Remschijven controleren. ( pag. 59)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 64)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 63)
Frame en achterbrug controleren.
Achterbrugophanging controleren.
Zwenklager aan schokdemper boven en onder controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 70)
Bandenspanning controleren. ( pag. 71)
Wiellagers op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 71)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 53)
Kettingspanning controleren. ( pag. 52)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 56)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 60)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 59)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 43)
Inlaatmembraan controleren.
Koppeling controleren.
Transmissieolie verversen. ( pag. 88)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op scheuren, dicht-
heid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 80)
Controleren of de kabels niet zijn beschadigd en zonder knikken zijn gelegd.
Controleren of de bowdenkabels niet beschadigd zijn, zonder knikken zijn gelegd en goed zijn ingesteld.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Koplampstand controleren. ( pag. 78)
Stationair controleren.
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 SERVICESCHEMA 30
10.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
jaarlijks
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
Eenmalig na 20 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 57)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 44)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 49)
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Starttandwiel controleren, reinigen en smeren.
Bougie en bougiedop vervangen.
Zuigers vervangen en cilinders controleren.
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen.
Aandrijving en versnelling controleren.
Alle motorlagers vervangen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN 31
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75… 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
11.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
B01028-10
Stelschroef
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen klikken tegen de klok in
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
11 CHASSIS AFSTELLEN 32
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
11.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Schokdemper demonteren. ( pag. 45)
B01031-10
Hoofdwerk
Stelschroef
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 45)
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
11.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
C00900-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen klikken tegen de klok in
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
11 CHASSIS AFSTELLEN 33
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de achterbekleding.
Waarde als maat
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 33)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
Waarde als maat
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 15 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 34)
11 CHASSIS AFSTELLEN 34
11.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 33)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige veiligheidskleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteunen) op
de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 80 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 35)
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Schokdemper demonteren. ( pag. 45)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401026-10
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Stelring
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
op de aangegeven maat
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 8 mm
Standaard 8 mm
Sport 8 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
11 CHASSIS AFSTELLEN 35
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 45)
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Schokdemper demonteren. ( pag. 45)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veeraanduiding
Gewicht bestuurder: 65 75 kg (61/59) 55-215
Gewicht bestuurder: 75 85 kg (61/59) 55/63/71-215
Gewicht bestuurder: 85 95 kg (61/59) 58/62/74-215
Info
De veerconstante is vermeld op de buitenkant van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoor-
spanning worden gecompenseerd.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 45)
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 33)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 34)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 32)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
11 CHASSIS AFSTELLEN 36
402496-10
Beschermkappen
verwijderen.
Stelschroeven
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven
bevinden zich aan het onderste uiteinde van de vork-
poten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal slagen klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
Beschermkappen
monteren.
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
B01728-10
Stelschroeven
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven
bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vork-
poten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal slagen klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN 37
11.14 Stuurstand
M01029-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boorgaten op een afstand
van
elkaar.
Afstand boorgaten
15 mm
De boorgaten op de stuuradapters zijn op een afstand
van het midden aangebracht.
Afstand boorgaten
3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden gemonteerd.
11.15 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGebroken stuur.
Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
M01029-11
Schroeven
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij leg-
gen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste stand zetten. Schroeven
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen op de juiste manier worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Erop letten dat de spleten even groot zijn.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 38
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard
met de voet tot de bodem
uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubber-
band worden vastgezet.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
M01060-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte
van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 40)
M00475-10
Hoofdwerk
Vuilschraper
van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze ver-
vuiling niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende keerringen gaan
lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met
een remmenreiniger.
Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 106)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
12.5 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 75)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Voorwiel demonteren. ( pag. 68)
M00476-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen en klem verwijderen.
Kabelbinder verwijderen en stekkerverbinding
loskoppelen.
Schroeven
en afstandsbussen verwijderen en remklauw eraf halen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzij hangen.
C00901-10
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
12.6 Vorkpoten monteren
B02278-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
Info
De bovenste ingefreesde groef in de vorkpoot moet door de bovenkant van
de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven
naar voren positioneren.
C00901-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 22 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 18 Nm
M00477-10
Remklauw positioneren. Schroeven
met afstandsbussen monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw vooraan M8 25 Nm Loctite
®
243™
Stekkerverbinding
verbinden en kabelbinder monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 68)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 76)
Koplampstand controleren. ( pag. 78)
12.7 Voorvorkprotector demonteren
B02280-10
Schroeven
verwijderen. Klem verwijderen.
Schroeven
aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector verwijderen.
B02281-10
Schroeven
aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
12.8 Voorvorkprotector monteren
B02281-11
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
B02280-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
12.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 75)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Voorwiel demonteren. ( pag. 68)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 39)
Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 45)
C00902-01
Hoofdwerk
Kabelhouder aan beide kanten vóór de radiateur verwijderen.
B01738-10
Schroef
verwijderen.
Schroef
verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
M00536-11
Keerring
verwijderen. Afdichtring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
12.10 Onderste kroonplaat monteren
0
0
B01058-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 105)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
correct is gepositioneerd.
Beschermring
en keerring
erop schuiven.
B01739-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
M01051-10
Vorkpoten positioneren.
Info
De bovenste ingefreesde groef in de vorkpoot moet door de bovenkant van
de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven
naar voren positioneren.
M01052-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 18 Nm
M01053-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
C00903-10
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
M01052-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 22 Nm
C00902-01
Kabelhouder aan beide kanten vastzetten.
B02299-10
Remklauw positioneren. Schroeven
met afstandsbussen monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw vooraan M8 25 Nm Loctite
®
243™
Stekkerverbinding

verbinden en kabelbinder monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven

monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Spatbord vooraan monteren. ( pag. 46)
Voorwiel monteren. ( pag. 68)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 76)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 43)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
Koplampstand controleren. ( pag. 78)
12.11 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittingen
in het frame.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
400738-11
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij de balhoofdlager.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 44)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 44)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
12.12 Balhoofdlagerspeling instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
B01728-11
Hoofdwerk
Schroeven
losdraaien. Schroef
verwijderen.
Schroef
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 22 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 43)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
12.13 Balhoofdlager smeren
800010-10
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 41)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 42)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
12.14 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
B02282-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
Schroef
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zo ver neerlaten dat
het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef
verwijderen.
Spatbord
opzij duwen en schokdemper verwijderen.
12.15 Schokdemper monteren
B02282-11
Hoofdwerk
Spatbord
opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug is gecoat met teflon.
Deze mag noch met vet noch met andere smeermiddelen worden gesmeerd.
Smeermiddelen lossen de tefloncoating op waardoor de levensduur drastisch
wordt verlaagd.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste frame-
arm
M10 45 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
12.16 Spatbord vooraan demonteren
B01030-10
Schroeven
verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
12.17 Spatbord vooraan monteren
B01030-10
Spatbord vooraan positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Info
Erop letten dat de uitsteeksels in de koplampkap grijpen.
12.18 Zadel omhoog klappen
M01054-10
Ontgrendelingshendel
in de richting van de pijl duwen.
Zadel optillen en omhoog klappen.
12.19 Zadel vergrendelen
M01055-01
Zadel omlaag klappen en indrukken.
Het zadel klikt hoorbaar vast.
Vervolgens controleren of het zadel correct vergrendeld is.
12.20 Luchtfilterhuis demonteren
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kun-
nen veroorzaken.
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
B01726-10
Hoofdwerk
Luchtfilterhuis
naar boven toe eraf trekken.
12.21 Luchtfilterhuis monteren
B01726-10
Hoofdwerk
Luchtfilterhuis
op de luchtinlaataansluiting steken.
Info
Wanneer het luchtfilterhuis niet correct is gemonteerd kunnen stof en vuil in
de motor terechtkomen en schade veroorzaken.
Nawerk
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
12.22 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kun-
nen veroorzaken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Luchtfilterhuis demonteren. ( pag. 46)
M01030-10
Hoofdwerk
Luchtfilterhuis
iets indrukken en tegen de klok in openen.
Luchtfilter
met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter
van luchtfilterhouder
verwijderen.
12.23 Luchtfilter monteren
B01757-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 105)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
B01722-10
Beide onderdelen samen erin zetten en luchtfilterhuis
door draaien met de klok
mee sluiten.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct is gemonteerd kunnen stof en vuil in de
motor terechtkomen en schade veroorzaken.
Nawerk
Luchtfilterhuis monteren. ( pag. 47)
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
12.24 Luchtfilter en luchtfilterhuis reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Luchtfilterhuis demonteren. ( pag. 46)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 47)
B01725-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 105)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 105)
Luchtfilterhuis reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 47)
Luchtfilterhuis monteren. ( pag. 47)
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
12.25 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
B01720-10
Schroeven
verwijderen.
Einddemper aan rubberen verbindingsstuk
van bochtstuk eraf trekken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
12.26 Einddemper monteren
M01031-10
Einddemper met het rubberen verbindingsstuk
monteren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
12.27 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel en verdwijnen naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogensgrafiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 48)
B01719-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
Aansluitkap
eruit trekken.
Oude glasvezelvulling
verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren of deze bescha-
digd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
en op de geperforeerde buis monteren.
Einddemperkap
over de aansluitkap met de nieuwe glasvezelvulling schuiven.
Alle schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 49)
12.28 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Hoofdwerk
Draaihendel
op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding C00897-10 pag. 16)
Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof uitstromen.
C00906-10
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
Schroeven
aan beide kanten verwijderen.
Schroef
verwijderen.
B01718-10
Slangklem
losmaken.
Aanzuigflens van carburateur trekken.
Brandstoftank naar boven toe verwijderen.
12.29 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
B01718-11
Hoofdwerk
Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 55)
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
Brandstoftank positioneren.
Aanzuigflens op carburateur positioneren.
Slangklem
vastzetten.
Brandstofslang aansluiten.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het uitlaatsysteem
leggen.
C00906-11
Schroeven
aan beide kanten monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank M8 15 Nm Loctite
®
243™
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
Nawerk
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
12.30 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 51)
12.31 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 105)
Kettingspray offroad ( pag. 105)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
12.32 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
C00907-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en de kettingspan-
ning
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 36… 40 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 52)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
12.33 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Kettingspanning controleren. ( pag. 52)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
B02285-10
Hoofdwerk
Moer
losdraaien.
Moeren
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
links en rechts instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 36… 40 mm
Stelschroeven
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker
en rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkerin-
gen
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner kunnen bij gelijke ket-
tinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
12.34 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in vrij schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
De afstand
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand
op het langste
punt van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
C00908-01
Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
C00909-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
B01713-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
12.35 Frame controleren
B01723-10
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtinwerking is beschadigd,
altijd vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
12.36 Achterbrug controleren
401463-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen. KTM staat niet toe dat
de achterbrug wordt gerepareerd.
12.37 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 49)
M01056-01
Hoofdwerk
Legging van de gaskabel controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, onder de zadelbevestiging,
naar de carburateur gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 50)
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
12.38 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Handvatlijm (00062030051) ( pag. 105)
12.39 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 56)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
12.40 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
B01710-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
aanpassen aan de
grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.41 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
B02286-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling horizontaal
zetten.
Vloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het vloeistofpeil onder de markering
van het kijkglas is gedaald:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren. ( pag. 57)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
12.42 Vloeistofpeil hydraulische koppeling corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
C00910-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling horizontaal
zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Vloeistof corrigeren tot maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
(vloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.43 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
C00911-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling horizontaal
zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
M01057-10
Ontluchtingsspuit
vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Ontluchtingsschroef
op koppelingsactuator van de koppeling verwijderen en
ontluchtingsspuit
monteren.
B02289-10
Vervolgens de vloeistof spuit u zolang in het systeem totdat deze er door de ope-
ning
van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen
zodat deze niet overloopt.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
12.44 Motorbescherming demonteren
B01706-10
Schroeven
en
verwijderen.
Motorbescherming achter omlaag brengen en naar voren toe verwijderen.
12.45 Motorbescherming monteren
B01706-10
Motorbescherming vooraan aan frame positioneren en schroeven
monteren,
maar nog niet vastdraaien.
Motorbescherming achteraan aan het frame positioneren en schroeven
monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
13 REMSYSTEEM 59
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
B01703-10
Remhendel naar het stuur duwen en vrije slag
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 59)
13.2 Vrije slag remhendel instellen
B01704-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 59)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, wordt de vrije slag klei-
ner. Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, wordt de vrije slag groter.
Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400257-10
De remschijven voor- en achteraan op meerdere plekken controleren of de dikte van
de remschijf overeenkomt met maat
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
Vooraan 2,5 mm
Achteraan 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor- en achteraan controleren op beschadiging, scheuren en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
13 REMSYSTEEM 60
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
C00912-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 60)
13.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
13 REMSYSTEEM 61
B01701-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil onder
bovenkant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
M01032-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 61)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 61)
13.7 Remplaketten voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
13 REMSYSTEEM 62
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
B01696-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
B01697-10
Schroeven
en afstandsbussen verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
B01698-10
Veerstekker
verwijderen.
Bout
verwijderen.
Borgveer
verwijderen en remplaketten verwijderen.
Remklauw reinigen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Borgveer
positioneren.
Bout
monteren.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de pen, de borgveer omlaag duwen.
Erop letten dat de borgveer goed zit.
Veerstekker
monteren.
B01697-10
Remklauw positioneren. Schroeven
met afstandsbussen monteren, maar nog
niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauw wordt uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw vooraan M8 25 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
13 REMSYSTEEM 63
B01699-10
Remvloeistof tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil onder
bovenkant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
402026-10
Veer
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 63)
Veer
vasthaken.
13.9 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
M01058-10
Veer
losmaken.
Moer
losdraaien en met drukstang
terugdraaien totdat de maximale vrije
slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
losmaken en schroef
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
zoveel draaien tot de vrije slag
bereikt is. Eventueel uitgangspo-
sitie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Drukstang
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Veer
vasthaken.
13 REMSYSTEEM 64
13.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B01693-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 64)
13.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 65)
13 REMSYSTEEM 65
B01692-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot markering
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
M01033-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 65)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 65)
13.13 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
13 REMSYSTEEM 66
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
B01689-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel met membraan
verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
B01690-10
Veerstekker
verwijderen.
Bout
verwijderen.
Borgveer
verwijderen en remplaketten verwijderen.
Remklauw reinigen.
B01691-01
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
B01690-10
Borgveer
positioneren.
Bout
monteren.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de pen, de borgveer omlaag duwen.
Erop letten dat de borgveer goed zit.
Veerstekker
monteren.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
13 REMSYSTEEM 67
B01692-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan
positioneren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14 WIELEN, BANDEN 68
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
B02290-10
Hoofdwerk
Schroef
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
losdraaien.
Op de schroef
drukken om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
verwijderen.
B02291-10
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
B01046-10
Afstandsbussen
verwijderen.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
B01046-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 105)
Afstandsbussen erin zetten.
B02290-11
Voorwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas vooraan M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
14 WIELEN, BANDEN 69
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
M01059-10
Hoofdwerk
Moer
verwijderen.
Kettingspanner
verwijderen.
Steekas
alleen zo ver eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
B01048-10
Afstandsbussen
verwijderen.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
B01048-11
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 105)
Afstandsbussen erin zetten.
14 WIELEN, BANDEN 70
B02293-10
Achterwiel in de achterbrug opkrikken, positioneren en steekas
erin steken.
Ketting erop leggen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
B02294-10
Kettingspanner
positioneren. Moer
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 52)
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner kunnen bij gelijke ket-
tinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
Bij langdurig gebruik in het wegverkeer slijten de banden veel sterker, daarom moeten de minimale profieldiepte en de alge-
mene toestand van de banden vaker worden gecontroleerd.
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het
rijden in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zit-
ten en andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
14 WIELEN, BANDEN 71
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met vier cijfers aangegeven. De eerste twee cijfers wijzen
op de week van productie en de laatste twee cijfers op het jaar van produc-
tie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke
slijtage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
Vooraan 0,9 bar
Achteraan 0,7 bar
Bandenspanning straat (EU/AU)
Vooraan 1,5 bar
Achteraan 1,5 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak raakt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
Met de staaf van een schroevendraaier kort tegen alle spaken slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M4,5 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
15 ELEKTRONICA 72
15.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke stoffen.
Accu's buiten bereik van kinderen houden.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden.
Accu uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij het laden minimale afstand tot brandbare stoffen aanhouden.
Minimale afstand 1 m
Diepontladen accu's met minder dan 9 V-spanning mogen niet meer worden opgeladen. Deze moeten worden afgevoerd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Schokdemper demonteren. ( pag. 45)
B02295-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
Bevestigingsbeugel
verwijderen.
B02296-10
Accu uit het accuvak verwijderen.
Minkabel
van accu loskoppelen.
Pluskabel
van accu loskoppelen.
15.2 Accu monteren
B02297-10
Hoofdwerk
Pluskabel
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Minkabel
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Accu (HJTZ5S-FP) ( pag. 98)
Info
De contactring
moet tussen de schroef
en kabelschoen
met de
klauwen omlaag worden gemonteerd.
15 ELEKTRONICA 73
B02295-11
Accu in accuvak positioneren.
Info
Erop letten dat de accukabel goed gelegd wordt.
Bevestigingsbeugel
vastzetten.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 45)
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
15.3 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke stoffen.
Accu's buiten bereik van kinderen houden.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden.
Accu uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij het laden minimale afstand tot brandbare stoffen aanhouden.
Minimale afstand 1 m
Diepontladen accu's met minder dan 9 V-spanning mogen niet meer worden opgeladen. Deze moeten worden afgevoerd.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautori-
seerde KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, wordt de accu vernietigd.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Schokdemper demonteren. ( pag. 45)
Accu demonteren. ( pag. 72)
B02298-01
Hoofdwerk
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
15 ELEKTRONICA 74
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu
en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
De accu uitsluitend met de aangegeven acculader laden.
De met de accu meegeleverde aanwijzingen in acht nemen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Accu monteren. ( pag. 72)
Schokdemper monteren. ( pag. 45)
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig afgezekerd. Deze bevindt zich in het startrelaishuis onder
het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
B01684-10
Hoofdwerk
Beschermkap
verwijderen.
B01685-10
Defecte hoofdzekering
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109110) ( pag. 98)
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Tip
Nieuwe reservezekering plaatsen, zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Beschermkap weer erop steken.
Nawerk
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
15 ELEKTRONICA 75
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
B01682-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
openen.
M01034-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, tachometer
Zekering 2 - 10 A - radiateurventilator
Zekeringen res - 10 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elek-
trisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 98)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
15.6 Koplampkap met koplamp demonteren
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
15 ELEKTRONICA 76
M01035-10
Hoofdwerk
Remkabel en kabelboom
losmaken.
Rubberbanden
losmaken. Koplampkap omhoog schuiven en naar voren zwen-
ken.
602812-10
Stekkerverbindingen
van richtingaanwijzer en
koplamp loskoppelen.
15.7 Koplampkap met koplamp monteren
602812-11
Hoofdwerk
(EU/AU)
Stekkerverbindingen
van richtingaanwijzer en
koplamp in elkaar steken.
M01036-11
(US)
Stekkerverbinding
van koplamp verbinden.
15 ELEKTRONICA 77
M01037-10
Koplampkap positioneren en met rubberbanden
vastzetten.
De uitsteeksels aan het spatbord grijpen in de koplampkap.
Remleiding en kabelboom
aanbrengen.
Nawerk
Koplampstand controleren. ( pag. 78)
15.8 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 75)
602813-10
Hoofdwerk
Rubberkap
met de daaronder liggende lampfitting tot de aanslag tegen de klok
in draaien en optillen.
Lampfitting
van het zijlicht uit de reflector trekken.
100862-10
Lamp van de koplamp
licht in de lampfitting duwen, tot de aanslag tegen de
klok in draaien en eruit trekken.
Nieuwe lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (S2 / sokkel BA20d) ( pag. 98)
Rubberkap met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring
goed zit.
Lampfitting van het zijlicht in de reflector steken.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 76)
Koplampstand controleren. ( pag. 78)
15 ELEKTRONICA 78
15.9 Knipperlichtlamp vervangen (EU/AU)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
M00527-10
Hoofdwerk
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Diffusorplaat
voorzichtig verwijderen.
Oranje kap
in de buurt van de uitsteeksels verbinden en verwijderen.
Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en
uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 98)
Oranje kap monteren.
Diffusorplaat positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine
ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.10 Koplampstand controleren
0
0
AA
0
0
BB
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte
van het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 cm
Voertuig op afstand
rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampstand controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met bestuurder die
gereed is om te rijden precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 78)
15.11 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 78)
15 ELEKTRONICA 79
M01038-10
Hoofdwerk
Door schroef
te draaien de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder
precies op de onderste markering liggen (aangebracht bij: koplampstand contro-
leren).
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel en draaien tegen de klok
in versmalt de lichtbundel.
Bij een gewichtsverandering kan het zijn dat de lichtbundelbreedte van de
koplamp gecorrigeerd moet worden.
15.12 Batterij tachometer vervangen
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 75)
M01039-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
Tachometer omhoog uit de houder trekken.
M01040-10
Beschermkap
met een munt tot de aanslag tegen de klok in draaien en verwij-
deren.
Batterij van de tachometer
verwijderen.
Nieuwe batterij plaatsen met het opschrift naar buiten.
Tachometerbatterij (CR 2032) ( pag. 98)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
M01041-10
Beschermkap
positioneren en met een munt tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Een willekeurige toets op de tachometer indrukken.
De tachometer schakelt in.
Tachometer in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 76)
Koplampstand controleren. ( pag. 78)
Tachometer instellen. ( pag. 19)
16 KOELSYSTEEM 80
16.1 Koelsysteem
M01042-10
Door de waterpomp
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
Er vindt een extra koeling plaats via de radiateurventilator. Deze wordt met een thermo-
schakelaar geregeld.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 103)
Radiateurdop monteren.
16 KOELSYSTEEM 81
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 103)
Radiateurdop monteren.
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
M01045-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel zetten.
Schroef
verwijderen. Radiateurdop
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm
16 KOELSYSTEEM 82
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
M01043-10
Hoofdwerk
Controleren of schroef
met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Koelmiddel 0,9 l Koelmiddel ( pag. 103)
400677-10
Voertuig in de afgebeelde stand zetten en tegen wegrollen beveiligen. Het hoogte-
verschil
moet bereikt worden.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil
75 cm
Info
Om ervoor te zorgen dat alle lucht uit het koelsysteem kan ontsnappen,
moet het voertuig aan de voorkant worden opgetild. Een slecht ontlucht
koelsysteem heeft een lager koelvermogen, waardoor de motor oververhit
kan raken.
Voertuig weer op een horizontale ondergrond zetten.
M01044-10
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Radiateurdop
monteren.
Motor warm laten draaien.
Nawerk
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
17 MOTOR AFSTELLEN 83
17.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling
bepalen.
Gaskabelspeling 2… 3 mm
» Als de gaskabelspeling niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 83)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 83)
17.2 Gaskabelspeling instellen
Voorwerk
Zadel omhoog klappen. ( pag. 46)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 49)
Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 55)
B01676-10
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet
terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
tot de aanslag is ingescho-
ven.
Moer
losdraaien.
Stelschroef
zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabelspeling
aanwezig
is.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 2… 3 mm
Moer
vastdraaien.
Manchet
erop schuiven.
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 83)
Brandstoftank monteren. ( pag. 50)
Zadel vergrendelen. ( pag. 46)
17 MOTOR AFSTELLEN 84
17.3 Carburateur - stationair
M01046-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met verkeerde sta-
tionaire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen van de motor onder-
hevig aan een verhoogde slijtage. Slijtage kan storingen veroorzaken.
De fabriekinstelling van de carburateur komt overeen met de volgende waarden.
Hoogte boven zeespiegel 500 m
Omgevingstemperatuur 20 °C
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:80)
( pag. 104)
Het stationair toerental wordt met de stelschroef
afgesteld.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef stationaire lucht
.
500282-01
Stationair bereik A
Rijden met gesloten gasklep. Dit bereik wordt door de stelschroef
en de
regelschroef stationaire lucht
beïnvloed.
Overgangsbereik B
Gedrag van de motor bij het openen van de gasklep. Dit bereik wordt door de statio-
naire sproeier en door de vorm van de gasklep beïnvloed.
Als de motor ondanks goed afgestelde stationair en deellast bij het openen van de gas-
klep gaat stotteren en er een sterke rookontwikkeling is en als hij bij een hoog toerental
het volledige vermogen met een schok bereikt wordt, is de carburateur te rijk geregeld
en/of is het vlotterniveau te hoog of lekt het vlotternaaldventiel.
Deellastbereik C
Rijden met gedeeltelijk geopende gasklep. Dit bereik wordt door de sproeiernaald (vorm
en stand) beïnvloed. In het onderste bereik beïnvloedt de stationaire afstelling en in
het bovenste bereik de hoofdsproeier de motorafstelling.
Als de motor bij acceleren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend ver-
mogen draait, moet de sproeiernaald één inkeping verlaagd worden. Als de motor vooral
bij het acceleren pingelt en in het toerentalbereik het volledige vermogen krijgt, moet
de sproeiernaald worden verhoogd. Als de hierboven beschreven symptomen in statio-
nair of net daarboven optreden, moet bij stotterende vermogensafgifte het stationaire
systeem armer worden geregeld en bij pingelen rijker.
Vollastbereik D
Rijden met open gasklep (volgas). Dit bereik wordt door de hoofdsproeier en de sproei-
ernaald beïnvloed.
Als de isolator van een nieuwe bougie na korte tijd volgas rijden zeer licht of wit is
en/of als de motor pingelt, moet een grotere hoofdsproeier worden gebruikt. Als de iso-
lator donkerbruin of verroest is, moet een kleinere hoofdsproeier worden gebruikt.
17.4 Carburateur - stationair afstellen
M01046-11
Regelschroef stationaire lucht
tot de aanslag indraaien en op de aangegeven
basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 2,0 slagen
Motor warm rijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
17 MOTOR AFSTELLEN 85
Met de stelschroef
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
( pag. 16)
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
langzaam met de klok mee draaien tot het statio-
naire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu langzaam tegen de
klok in draaien totdat het stationaire toerental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt, moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde werkstappen
nog een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt, kan dat liggen aan een verkeerd gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de voor het regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is gedraaid en
het toerental niet verandert, moet een kleinere stationaire sproeier worden
gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen weer van voren af aan
worden herhaald.
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet er opnieuw stationair worden afgesteld.
17.5 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Voer deze werkzaamheden bij een koude motor uit.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Draaihendel
op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding C00897-10 pag. 16)
Er stroomt geen brandstof meer van de brandstoftank naar de carburateur.
17 MOTOR AFSTELLEN 86
M01047-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen zodat de uitlopende brandstof wordt opge-
vangen.
Sluitschroef
verwijderen.
Brandstof helemaal laten uitlopen.
Sluitschroef monteren en vastdraaien.
17.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
meten tussen de
bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 86)
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
met ring verwijderen en versnellingshendel
eraf halen.
401951-10
Tanden
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel
in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden
laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef
met ring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 87
18.1 Dynamo reinigen
M01048-10
Schroeven
,
en
verwijderen.
Afdekking verwijderen.
M01049-10
Schroeven
,
en
verwijderen.
Dynamodeksel
verwijderen.
M01050-10
Dynamodeksel en rotor
reinigen.
Bendix
verwijderen en reinigen.
Tandwielen
en assen
invetten.
Smeermiddel (T625) ( pag. 105)
Bendix
monteren.
Afdichting positioneren.
Controleren of de pashulzen

goed zitten.
Dynamodeksel
positioneren.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dynamodeksel M6x35 8 Nm
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dynamodeksel M6x16 8 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dynamodeksel M6x70 8 Nm
Afdekking positioneren.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dynamodeksel M6x35 8 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dynamodeksel M6x30 8 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dynamodeksel M6x25 8 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 88
18.2 Transmissieoliepeil controleren
Info
Het transmissieoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
B01669-10
Hoofdwerk
Schroef transmissieoliepeilcontrole
verwijderen.
Transmissieoliepeil controleren.
Er moet een kleine beetje transmissieolie uit de boring lopen.
» Als er geen transmissieolie uitloopt:
Transmissieolie bijvullen. ( pag. 89)
Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
18.3 Transmissieolie verversen
400721-01
Transmissieolie aftappen. ( pag. 88)
400722-01
Transmissieolie vullen. ( pag. 89)
18.4 Transmissieolie aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De transmissieolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 89
B01671-10
Hoofdwerk
Aftapschroef voor transmissieolie met magneet
verwijderen.
Transmissieolie helemaal laten uitlopen.
Aftapschroef voor transmissieolie met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Aftapschroef voor transmissieolie met magneet
en pakking monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef transmissieolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm
18.5 Transmissieolie vullen
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
B01670-11
Hoofdwerk
Olievulschroef
verwijderen en transmissieolie vullen.
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 103)
Olievulschroef monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 88)
18.6 Transmissieolie bijvullen
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Het transmissieoliepeil moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
B01669-10
Hoofdwerk
Schroef transmissieoliepeilcontrole
verwijderen.
B01670-10
Olievulschroef
verwijderen.
Transmissieolie vullen totdat uit de boring van de schroef transmissieoliepeilcon-
trole uittreedt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 103)
Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 90
Olievulschroef
monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
19 REINIGING, ONDERHOUD 91
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Directe blootstelling aan zonnestralen van de motorfiets tijdens het reinigen moet worden vermeden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreini-
ger inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 105)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Dynamo reinigen. ( pag. 87)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een korte rit maken, tot de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 51)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) behandelen met een antiroestmiddel.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 105)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild rei-
nigingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 106)
Stuurslot ( pag. 17) smeren.
Universele oliespray ( pag. 106)
19 REINIGING, ONDERHOUD 92
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom
moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm
water versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 91)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op met zout bestrooide wegen moeten de remklauwen en de
remplaketten in afgekoelde en gemonteerde toestand grondig met koud
water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de motorfiets grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de rem-
schijven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen, omdat daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 51)
20 STALLING 93
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze niet zijn versleten. Als er servicewerk-
zaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de gara-
ges). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 105)
Brandstof tanken. ( pag. 28)
Motorfiets reinigen. ( pag. 91)
Transmissieolie verversen. ( pag. 88)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 80)
Bandenspanning controleren. ( pag. 71)
Accu demonteren. ( pag. 72)
Accu laden. ( pag. 73)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig op een droge plaats stallen, waar hij niet blootstaat aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
De motorfiets dekt u het beste met een luchtdoorlatend zeil of een deken af. In
geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er dan
geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Info
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
Accu monteren. ( pag. 72)
Voor iedere inbedrijfname controle en onderhoud uitvoeren. ( pag. 25)
Proefrit maken.
21 FOUTEN OPSPOREN 94
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (e-starter) Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 25)
Accu leeg Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Dynamo controleren.
Accu laden. ( pag. 73)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 74)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 25)
Motorfiets heeft langere tijd stilge-
staan, daarom oude brandstof in vlot-
terkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
( pag. 85)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Kabelboom controleren. (visuele controle)
Elektrische installatie controleren.
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
Carburateur - stationair afstellen.
( pag. 84)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Ontstekingssysteem controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterhuis reinigen.
( pag. 48)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem beschadigd
is.
Glasvezelvulling van einddemper vervangen.
( pag. 49)
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Membraan of membraanhuis bescha-
digd
Membraan en membraanhuis controleren.
Motor slaat of klapt in de carburateur Te weinig brandstof
Draaihendel
op de brandstofkraan in stand
ON draaien. (afbeelding C00897-10 pag. 16)
Draaihendel
op de brand-
stofkraan in stand RES draaien.
(afbeelding C00897-10 pag. 16)
Brandstof tanken. ( pag. 28)
21 FOUTEN OPSPOREN 95
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor slaat of klapt in de carburateur Motor zuigt valse lucht aan Controleren of aanzuigflens en carburateur
goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxideerd Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 81)
Koelmiddel vullen. ( pag. 82)
Cilinderkop of cilinderkopafdichting
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting controle-
ren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Onjuist ontstekingstijdstip door losse
stator
Contact instellen.
Defect aan radiateurventilatiesysteem Zekering 2 controleren.
Radiateurventilator controleren.
Thermoschakelaar controleren.
Witte rookontwikkeling (stoom in uit-
laatgas)
Cilinderkop of cilinderkopafdichting
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting controle-
ren.
Transmissieolie treedt uit aan ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 88)
Water in transmissieolie Keerring of waterpomp beschadigd Keerring en waterpomp controleren.
22 TECHNISCHE GEGEVENS 96
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat
Cilinderinhoud 249 cm³
Slag 72 mm
Boring 66,4 mm
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Primaire overbrenging 26:72
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:32
2e versnelling 16:30
3e versnelling 16:24
4e versnelling 23:28
5e versnelling 23:23
6e versnelling 26:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,9 mm
Bougie NGK BR 7 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp E-starter
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanhouder EJOT DELTA PT
®
30x12 1 Nm
Schroef membraanplaatjes binnen EJOT DELTA PT
®
35x25 1 Nm
Schroef membraanplaatjes buiten EJOT DELTA PT
®
30x6 1 Nm
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
Ontluchtingsaansluiting overbrengings-
systeem
M6 4 Nm Loctite
®
243™
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x16 8 Nm
Schroef dynamodeksel M6x25 8 Nm
Schroef dynamodeksel M6x30 8 Nm
Schroef dynamodeksel M6x35 8 Nm
Schroef dynamodeksel M6x70 8 Nm
Schroef koppelingdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsactuator M6 10 Nm
Schroef koppelingsdrukkap M6 10 Nm
Schroef lagerborging M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 8 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 97
Schroef stator M6 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef cilinderkop M8 27 Nm
Moer cilindervoet M10 35 Nm
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm
Moer rotor M12x1 60 Nm
Aftapschroef transmissieolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer hulpcilinder M18x1,5 120 Nm Loctite
®
648™
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 150 Nm Loctite
®
648™
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Transmissieolie
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 103)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,9 l Koelmiddel ( pag. 103)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 7,0 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:80) ( pag. 104)
Brandstofreserve ca. 1,65 l
22.4 Chassis
Frame Omtrek frame van staal-aluminiumcomposiet
Voorvork WP Performance Systems 4357 MXMA
Veerweg
Vooraan 250 mm
Achteraan 260 mm
Vorksprong 20 mm
Schokdemper WP Performance Systems 4618 PDS DCC
Remsysteem
Vooraan Schijfrem met radiaal vastgeschroefde remklauw en vier zuigers
Achteraan Schijfrem met radiaal vastgeschroefde remklauw en twee zuigers
Remschijven - diameter
Vooraan 260 mm
Achteraan 210 mm
Remschijven - slijtagegrens
Vooraan 2,5 mm
Achteraan 3,5 mm
Bandenspanning terrein
Vooraan 0,9 bar
Achteraan 0,7 bar
Bandenspanning straat (EU/AU)
Vooraan 1,5 bar
Achteraan 1,5 bar
Secundaire overbrenging (EU/AU) 14:46 (12:46)
Secundaire overbrenging (US) 12:46
22 TECHNISCHE GEGEVENS 98
Ketting 5/8 x 1/4” Xring
Leverbare kettingwielen 46, 48
Balhoofdhoek 67°
Wielstand 1.418±10 mm
Bodemvrijheid, onbelast 380 mm
Zadelhoogte onbelast 915 mm
Gehomologeerd gewicht zonder brandstof ca. (EU/AU) 92,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (US) 91,5 kg
Maximale asbelasting vooraan 135 kg
Maximale asbelasting achter 175 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 280 kg
22.5 Elektronica
Accu HJTZ5S-FP Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 24 Wh
Onderhoudsvrij
Tachometerbatterij CR 2032 Batterijspanning: 3 V
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 58011109110 10 A
Koplamp S2 / sokkel BA20d 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes W2,3W / sokkel W2,1x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
22.6 Banden
Band voor Band achter
2,75 - 21 M/C 45M TT
MAXXIS TRIALMAXX
4,00 R 18 M/C 64M TL
MAXXIS TRIALMAXX
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 05.18.7N.42
Voorvork WP Performance Systems 4357 MXMA
Ingaande demping
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Uitgaande demping
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen)
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 445 mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 445 mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 445 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 99
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 4,8 N/mm
Lengte voorvork 835 mm
Lengte luchtkamer 100
+30
20
mm
Vorkpootolie per vorkpoot 390 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 104)
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 15.18.7N.42
Schokdemper WP Performance Systems 4618 PDS DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Veervoorspanning
Comfort 8 mm
Standaard 8 mm
Sport 8 mm
Veeraanduiding
Gewicht bestuurder: 65 75 kg (61/59) 55-215
Gewicht bestuurder: 75 85 kg (61/59) 55/63/71-215
Gewicht bestuurder: 85 95 kg (61/59) 58/62/74-215
Veerlengte 215 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 15 mm
Dynamische veerweg 80 mm
Inbouwlengte 367 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1) ( pag. 104)
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef spoiler boven EJOT PT
®
K60x20AL 3 Nm
Schroef spoiler voor EJOT PT
®
K60x30Z 3 Nm
Spaaknippels M4,5 6 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef radiateurbevestiging M6 7 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 100
Schroef remschijf vooraan M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef spoilerbevestiging M6 5 Nm
Schroeven gashendel M6 3 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 22 Nm
Schroef brandstoftank M8 15 Nm Loctite
®
243™
Schroef framearm M8 30 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorstang aan cilinderkop M8 33 Nm
Schroef motorstang aan frame M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 18 Nm
Schroef remklauw achter M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef remklauw vooraan M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardbevestiging M8 25 Nm Loctite
®
2701™
Moer brandstoftankbevestiging M10 10 Nm
Motordraagschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef accuvak M10 45 Nm
Schroef bovenste framearm M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef rempedaal M10 30 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Schroef verbindingsdrager M10 45 Nm
Schroef voetsteunhouder M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Moer achterbrugbout M14x1,5 75 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas vooraan M20x1,5 35 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 101
22.10 Carburateur
22.10.1 EU/AU
Carburateurtype KEIHIN PWK 28
Carburateurcode BU0
Naaldpositie 2e positie van boven
Sproeiernaald JJH (JJG)
Hoofdsproeier 110 (120 / 122 / 125)
Stationaire sproeier 40 (45 / 48)
Regelschroef stationaire lucht
open 2,0 slagen
Schuifklep 3,5
Aanslag schuifklep Aanwezig
22.10.2 US
Carburateurtype KEIHIN PWK 28
Carburateurcode CC5
Naaldpositie 4e positie van boven
Sproeiernaald JJG
Hoofdsproeier 122 (120 / 125)
Stationaire sproeier 45 (48)
Regelschroef stationaire lucht
open 2,0 slagen
Schuifklep 3,5
Aanslag schuifklep Aanwezig
22.10.3 Carburateur afstellen
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringDe motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
22 TECHNISCHE GEGEVENS 102
401798-01
M/FT ASL Zeespiegel
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor zandtrajecten!
23 GEBRUIKSSTOFFEN 103
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardig koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren (ook in landen met hoge temperaturen).
Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en schuimvorming.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C antiroest/antivries
gedestilleerd water
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 107)
SAE ( pag. 107) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 107)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
23 GEBRUIKSSTOFFEN 104
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 107) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:80)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 107) (1:80)
Mengverhouding
1:80 Motorolie 2-takt ( pag. 103)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 103)
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 107) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN 105
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Handvatlijm (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM Motorrad AG
GRIP GLUE
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeermiddel (T625)
Aanbevolen leverancier
Molykote
®
33 Medium
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
24 HULPSTOFFEN 106
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN 107
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro-
bleemloze verbranding bereikt.
26 LIJST MET AFKORTINGEN 108
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
27 LIJST MET SYMBOLEN 109
27.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve rijhulpen
worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
FI waarschuwingslampje (MIL) Geen functie
Waarschuwingslampje brandstofniveau Geen functie
27.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
INDEX 110
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Balhoofdlagerspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 31
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Dynamo
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94-95
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Gecombineerd instrument
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 23
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 25
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80-81
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
INDEX 111
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
vloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Luchtfilterhuis
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59-67
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29-30
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
T
Tachometer
batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
melding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
service-indicatie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
INDEX 112
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Transmissieolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Transmissieoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28, 97
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82, 97
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89, 97
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Z
Zadel
omhoog klappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . 75
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
*3213341nl*
3213341nl
04/2015
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115

KTM Freeride 250 R 2016 de handleiding

Type
de handleiding