Sony A300 de handleiding

Type
de handleiding
NL
2
Om het gevaar van brand of elektrische
schokken te verkleinen, mag het apparaat
niet worden blootgesteld aan regen of
vocht.
Stel de batterijen niet bloot aan
overmatige hitte zoals zonlicht, vuur
en dergelijke.
U moet de batterij alleen vervangen door
een batterij van het opgegeven type. Als u
dit niet doet, kan dit brand of letsel tot
gevolg hebben.
Verwijdering van oude elektrische en
elektronische apparaten
(Toepasbaar in de Europese Unie en
andere Europese landen met
gescheiden ophaalsystemen)
Het symbool op het product of op de
verpakking wijst erop dat dit product niet
als huishoudelijk afval mag worden
behandeld. Het moet echter naar een plaats
worden gebracht waar elektrische en
elektronische apparatuur wordt gerecycled.
Als u ervoor zorgt dat dit product op de
correcte manier wordt verwijderd,
voorkomt u voor mens en milieu negatieve
gevolgen die zich zouden kunnen voordoen
in geval van verkeerde afvalbehandeling.
De recycling van materialen draagt bij tot
het vrijwaren van natuurlijke bronnen.
Voor meer details in verband met het
recyclen van dit product, neemt u contact
op met de gemeentelijke instanties, het
bedrijf of de dienst belast met de
verwijdering van huishoudafval of de
winkel waar u het product hebt gekocht.
Verwijdering van oude batterijen (in
de Europese Unie en andere
Europese landen met afzonderlijke
inzamelingssystemen)
Dit symbool op de batterij of verpakking
wijst erop dat de meegeleverde batterij van
dit product niet als huishoudelijk afval
behandeld mag worden.
Door deze batterijen op juiste wijze af te
voeren, voorkomt u voor mens en milieu
negatieve gevolgen die zich zouden kunnen
voordoen in geval van verkeerde
afvalbehandeling. Het recycleren van
materialen draagt bij tot het vrijwaren van
natuurlijke bronnen.
In het geval dat de producten om redenen
van veiligheid, prestaties dan wel in
verband met data-integriteit een
permanente verbinding met batterij
vereisen, dient deze batterij enkel door
gekwalificeerd servicepersoneel vervangen
te worden. Om ervoor te zorgen dat de
batterij op een juiste wijze zal worden
behandeld, dient het product aan het eind
van zijn levenscyclus overhandigd te
worden aan het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van
elektrisch en elektronisch materiaal.
Voor alle andere batterijen verwijzen we u
naar het gedeelte over hoe de batterij veilig
uit het product te verwijderen. Overhandig
de batterij bij het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van
batterijen.
Nederlands
WAARSCHUWING
LET OP
Voor klanten in Europa
3
NL
Voor meer details in verband met het
recyclen van dit product of batterij, neemt u
contact op met de gemeentelijke instanties,
het bedrijf of de dienst belast met de
verwijdering van huishoudafval of de
winkel waar u het product hebt gekocht.
Dit product is getest en voldoet aan de
beperkingen die zijn uiteengezet in de
EMC-richtlijn voor het gebruik van een
verbindingskabel van minder dan 3 meter.
Let op
De elektromagnetische velden bij de
specifieke frequenties kunnen het beeld en
het geluid van dit apparaat beïnvloeden.
Kennisgeving
Als de gegevensoverdracht halverwege
wordt onderbroken (mislukt) door statische
elektriciteit of elektromagnetische storing,
moet u de toepassing opnieuw starten of de
verbindingskabel (USB, enzovoort)
loskoppelen en opnieuw aansluiten.
De fabrikant van dit product is Sony
Corporation, 1-7-1 Konan Minato-ku
Tokyo, 108-0075 Japan. De geautoriseerde
vertegenwoordiger voor EMC en
productveiligheid is Sony Deutschland
GmbH, Hedelfinger Strasse 61, 70327
Stuttgart, Duitsland. Voor kwesties met
betrekking tot service of garantie kunt u het
adres in de afzonderlijke service- en
garantiedocumenten gebruiken.
Kennisgeving voor klanten
in de landen waar EU-
richtlijnen van toepassing
zijn
NL
NL
4
Opmerkingen over het gebruik van de camera
Opnamefuncties
Deze camera kent twee opnamefuncties:
de "Live view"-functie met behulp van de
LCD-monitor, en de zoekerfunctie met
behulp van de zoeker (OVF).
Er kunne verschillen zijn tussen een beeld
opgenomen in de Live view-functie en een
beeld opgenomen in de zoekerfunctie,
zoals de belichting, witbalans en
dynamischbereikoptimalisatie,
afhankelijk van de gebruikte methode
voor lichtmeting of de belichtingsmodus.
In de "Live view"-functie kan het
opgenomen beeld verschillen van het
beeld dat u op de LCD-monitor zag. Het
verschil wordt groter in onderstaande en
andere gevallen:
Bij het gebruik van de flitser.
Bij het opnemen van een onderwerp
met een lage intensiteit, zoals een
nachtelijk landschap.
Als het verschil in intensiteit van een
voorwerp te groot is.
Bij het bevestigen van een circulaire
PL-filter.
Geen compensatie voor de inhoud
van de opnamen
Voor mislukte opnamen door een
gebrekkige werking van uw camera, een
geheugenkaart, enz. kan geen
schadevergoeding worden geëist.
Aanbeveling reservekopie
Om mogelijk verlies van beeldgegevens te
voorkomen, dient u altijd een (reserve)
kopie van de gegevens op een ander
medium te maken.
Opmerkingen over de LCD-monitor
en lens
De LCD-monitor is vervaardigd met
gebruikmaking van uiterst nauwkeurige
precisietechnologie zodat meer dan
99,99% van de pixels effectief kan
worden gebruikt. Het is echter mogelijk
dat enkele kleine zwarte punten en/of
oplichtende punten (wit, rood, blauw of
groen) permanent op de LCD-monitor
zichtbaar zijn. Dit is een normaal gevolg
van het productieproces en heeft geen
enkele invloed op de beelden.
U kunt het effect van de problemen die
kunnen optreden in de "Live view"-
functie tegengaan, door de "Pixel
mapping"-functie te gebruiken (page 150).
Houd de camera niet vast door deze aan
de LCD-monitor vast te pakken.
Stel de camera niet bloot aan direct zonlicht.
Als het zonlicht wordt weerkaatst op een
voorwerp in de buurt, kan brand ontstaan.
Als u de camera toch in direct zonlicht moet
plaatsen, bevestigt u de lensdop.
Op een koude plaats kunnen beelden een
schaduw vormen op de LCD-monitor.
Dit is normaal. Als u de camera op een
koude plaats inschakelt, kan de LCD-
monitor tijdelijk donker zijn. Als de
camera is opgewarmd, zal de LCD-
monitor normaal werken.
Duw niet op de LCD-monitor. De
kleuren op de LCD-monitor kunnen
veranderen waardoor zich een storing
kan voordoen.
Waarschuwing over copyright
Televisieprogramma's, films, videobanden
en ander materiaal kunnen beschermd zijn
door auteursrechten. Het zonder
toestemming opnemen van dergelijk
materiaal, kan in strijd zijn met de wetten
op de auteursrechten.
De afbeeldingen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
De foto's die in deze gebruiksaanwijzing als
voorbeelden worden gebruikt, zijn
gereproduceerde beelden die niet
daadwerkelijk met deze camera zijn
opgenomen.
Zwarte, witte,
rode, blauwe en
groene punten
5
NL
Inhoud
Opmerkingen over het gebruik van de camera .................. 4
De camera
voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren ........................... 9
De accu voorbereiden ...................................................... 10
Een lens bevestigen ......................................................... 15
Een geheugenkaart plaatsen ............................................ 17
De camera voorbereiden .................................................. 21
De bijgeleverde accessoires gebruiken ............................ 23
Controleren hoeveel beelden kunnen worden opgenomen
..................................................................................... 25
Reiniging ......................................................................... 27
Alvorens te
bedienen
Plaats van de onderdelen en schermindicators ................ 30
Voorkant ..................................................................... 30
Achterkant .................................................................. 31
Zijkanten/onderkant ................................................... 33
LCD-monitor .............................................................. 34
Een functie/instelling selecteren ...................................... 36
De functies die met de Fn (Functies)-knop geselecteerd
kunnen worden .................................................. 38
De functies die met de -knop (Transporteren)
geselecteerd kunnen worden .............................. 38
Functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen
worden ............................................................... 38
Beelden
opnemen
Beelden zonder camerabeweging vastleggen .................. 40
Correcte houding ........................................................ 40
De Super SteadyShot-functie gebruiken .................... 42
Een statief gebruiken .................................................. 43
/ De automatische instelling gebruiken voor een
opname ....................................................................... 44
Een opname maken met een voor het onderwerp
(scènekeuzefunctie) geschikte instelling .................... 46
Portretfoto's nemen ............................................... 46
Landschapsfoto's nemen ...................................... 47
Foto's maken van een klein onderwerp ................ 48
Foto's maken van een bewegend onderwerp ........ 49
NL
6
Foto's nemen van een zonsondergang ................. 50
Nachtfoto's maken ............................................... 51
Maak de afbeelding zoals u die wilt maken
(Belichtingsfunctie) .................................................... 52
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie
gebruiken ........................................................... 53
Een opname maken door de wazigheid van de
achtergrond te regelen (Diafragmavoorkeur) .... 55
Het vastleggen van een bewegend onderwerp met
verschillende uitdrukkingen (Sluitertijdvoorkeur)
............................................................................ 57
Een opname maken waarbij de belichting handmatig
is gewijzigd (Handmatige belichting) ............... 59
Een opname maken van een naijlend effect met een
lange belichtingstijd (BULB) ............................ 61
De zoeker gebruiken voor een opname (OVF) ................ 63
Overschakelen naar de zoeker .................................... 63
De scherpte van de zoeker (dioptrie-instelling) instellen
............................................................................ 64
LCD-monitor (opname-informatie) ........................... 65
Zoeker ........................................................................ 67
De
opnamefunctie
gebruiken
De scherpstelfunctie selecteren ....................................... 68
Automatisch scherpstellen gebruiken ........................ 68
Een opname nemen met uw gewenste compositie
(Scherpstelvergrendeling) ................................. 69
De scherpstelmethode kiezen die geschikt is voor de
beweging van het onderwerp (Automatische
scherpstelfunctie) .............................................. 70
Het scherpstelveld (AF-gebied) kiezen ...................... 71
De scherpstelling (Handmatige scherpstelling)
handmatig wijzigen ........................................... 71
In één keer inzoomen ....................................................... 73
De flitser gebruiken ......................................................... 74
De flitsfunctie selecteren ............................................ 76
Een draadloze-flitsopname maken ............................. 76
7
NL
De helderheid van het beeld wijzigen (Belichting,
flitscompensatie, meting) ........................................... 78
Een opname maken met een vastgelegde helderheid
(AE-vergrendeling) ........................................... 78
Helderheidscompensatie voor het hele beeld gebruiken
(Belichtingscompensatie) .................................. 80
De hoeveelheid flitslicht (Flitscompensatie) aanpassen
............................................................................ 83
De flitsregeling selecteren om de hoeveelheid flitslicht
(Flitsregeling) in te stellen. ............................... 83
De methode selecteren voor lichtmeting van het
onderwerp (Lichtmeetfunctie) ........................... 84
ISO-instelling .................................................................. 85
De kleurtinten (Witbalans) instellen ................................ 86
De witbalans aanpassen zodat deze bij een bepaalde
lichtbron past (Automatisch/vooringestelde
witbalans) .......................................................... 86
De kleurtemperatuur en een filtereffect instelling
(Kleurtemperatuur/kleurfilter) .......................... 87
De kleurtinten opslaan (Eigen witbalans) .................. 88
Beeldverwerking ............................................................. 90
De helderheid van het beeld corrigeren (Dynamisch-
bereikoptimalisatie) ........................................... 90
De door u gewenste beeldverwerking kiezen
(Instellingen) ..................................................... 90
De transportfunctie selecteren ............................ 92
Enkele opnamen nemen ............................................. 92
Continu opnemen ....................................................... 92
De zelfontspanner gebruiken ...................................... 93
Beelden opnemen met verschoven belichting
(Belichtingsbracket) .......................................... 93
Opnemen met witbalansverschuiving
(Witbalansbracket) ............................................ 95
De
weergavefuncties
gebruiken
Beelden weergeven .......................................................... 96
De informatie over opgenomen beelden controleren .... 101
Beelden beveiligen (Beveiligen) ................................... 104
Beelden wissen (Wissen) ............................................... 105
Beelden bekijken op een tv-scherm ............................... 107
NL
8
Uw instellingen
wijzigen
De beeldgrootte en de beeldkwaliteit instellen .............. 109
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instelllen
................................................................................... 112
De instelling voor ruisonderdrukking instelllen ............ 114
De omstandigheden wijzigen waarin de sluiter kan worden
ontspannen
................................................................................... 115
De functie van de knop en keuzeknop wijzigen ............ 116
Andere instellingen wijzigen ......................................... 117
De LCD-monitor instellen ............................................. 118
Op de standaardinstellingen terugstellen ....................... 120
Beelden bekijken
op uw computer
Beelden kopiëren naar uw computer ............................. 123
Beelden bekijken op uw computer ................................ 127
De software gebruiken ................................................... 131
Beelden
afdrukken
DPOF opgeven .............................................................. 137
Beelden afdrukken door de camera aan te sluiten op een
printer die compatibel is met PictBridge .................. 139
Overige
Technische gegevens ..................................................... 143
Problemen oplossen ....................................................... 147
Waarschuwingsmededelingen ....................................... 157
Voorzorgsmaatrege-len ................................................. 160
Index .............................................................................. 162
De camera voorbereiden
9
NL
De camera voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren
Het cijfer tussen haakjes geeft het aantal stuks aan.
BC-VM10 Acculader (1)/
Netsnoer (1)
Oplaadbare accu NP-FM500H
(1)
USB-kabel (1)
Videokabel (1)
Schouderriem (1)
Zoekerkapje (1)
Lensvattingdop (1) (bevestigd op
de camera)
Oogschelp (1) (bevestigd op de
camera)
Cd-rom (toepassingssoftware
voor α camera) (1)
Beknopte handleiding (1)
Gebruiksaanwijzing (deze
gebruiksaanwijzing) (1)
NL
10
De accu voorbereiden
Zorg ervoor dat u de NP-FM500H "InfoLITHIUM" accu (bijgeleverd)
oplaadt als u de camera voor het eerst gebruikt.
De "InfoLITHIUM" accu kan zelfs worden opgeladen als deze niet volledig
leeg is.
Het kan tevens worden gebruikt als hij niet volledig is opgeladen.
Over de oplaadtijd
De vereiste tijd voor het opladen van een volledig lege accu (bijgeleverd)
bij een temperatuur van 25°C is als volgt.
Afhankelijk van de resterende accucapaciteit of de
oplaadomstandigheden kan de oplaadtijd langer of korter zijn.
De accu opladen
1 Plaats de accu in de acculader.
Duw de accu erin totdat deze vastklikt.
2 Sluit het netsnoer aan.
Lampje aan: Opladen
Lampje uit: Klaar (normale lading)
Eén uur nadat het lampje uit is gegaan:
volledig opgeladen
Volledige lading Normale lading
Ong. 235 min. Ong. 175 min.
CHARGE-lampje
Naar een
stopcontact
De camera voorbereiden
11
NL
We raden u aan om de accu op te laden bij een omgevingstemperatuur
van 10 tot 30°C. Bij hogere of lagere temperatuur kan het zijn dat u de
accu niet efficiënt kunt opladen.
Opmerkingen
Sluit de acculader aan op een gemakkelijk bereikbaar stopcontact in de buurt.
Zelfs als het CHARGE-lampje niet brandt, is de acculader niet losgekoppeld van de
wisselstroombron zolang de stekker ervan in het stopcontact zit. Als zich een
probleem voordoet tijdens het gebruik van de acculader, onderbreekt u de
stroomvoorziening onmiddellijk door de stekker uit het stopcontact te trekken.
Als het opladen klaar is, trekt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en
haalt u de accu uit de acculader. De levensduur van de accu kan korter worden als u
deze opgeladen in de acculader laat zitten.
Laat geen andere accu dan de accu van de "InfoLITHIUM" M reeks op in de
acculader (bijgeleverd) met uw camera. Als u andere accu's dan de bijgeleverde accu
probeert op te laden, kunnen deze gaan lekken, oververhit raken of exploderen,
waardoor gevaar van letsel als gevolg van elektrocutie en brandwonden ontstaat.
Als het CHARGE-lampje knippert, kan dit een accufout aangeven of het feit dat een
andere accu dan het opgegeven type is geplaatst. Controleer of de geplaatste accu
van het opgegeven type is. Als de accu van het opgegeven type is, verwijdert u de
accu, vervangt u deze door een nieuwe of een andere, en controleert u of de
acculader nu wel goed werkt. Als de acculader nu wel goed werkt, kan een accufout
zijn opgetreden.
Als de acculader vuil is, is het mogelijk dat de accu niet goed wordt opgeladen.
Maak de acculader schoon met een droge doek, enz.
De camera in het buitenland gebruiken — Stroomvoorziening
U kunt de camera, de acculader en de netspanningsadapter/acculader AC-
VQ900AM (niet bijgeleverd) in elk land of gebied gebruiken met een
stroomvoorziening van 100 V t/m 240 V wisselstroom van 50/60 Hz.
Gebruik indien nodig een in de handel verkrijgbare stekkeradapter [a],
afhankelijk van het type stopcontact [b].
Opmerking
Gebruik geen elektronische transformator (reistrafo), omdat hierdoor een storing kan
optreden.
NL
12
De accu verwijderen
De opgeladen accu in de camera plaatsen
1 Open het accuklepje terwijl u de
hendel van het accuklepje
verschuift.
2
Verschuif de vergrendelingshendel
met de punt van de accu en stop de
accu helemaal in de camera.
Vergrendelingshendel
3 Sluit het accuklepje.
Schakel de camera uit, en verschuif de
vergrendelingshendel in de richting van
de pijl. Wees voorzichtig dat de accu niet
valt.
Vergrendelingshendel
De camera voorbereiden
13
NL
Het accuklepje verwijderen
De resterende acculading controleren
Verschuif de POWER-knop naar de stand ON en controleer het niveau van
de lading op de LCD-monitor. Buiten de volgende indicators wordt het
niveau ook aangegeven door percentages.
Wat is een "InfoLITHIUM" accu?
Een "InfoLITHIUM" accu is een lithium-ionbatterij die functies bevat voor
het uitwisselen van informatie met betrekking tot de
gebruiksomstandigheden van uw camera. Wanneer u de "InfoLITHIUM"
accu gebruikt, wordt de resterende accuduur weergegeven in percentages
op basis van de gebruiksomstandigheden van uw camera.
Opmerkingen
Het weergegeven niveau zal in bepaalde omstandigheden mogelijk niet correct zijn.
Laat de accu niet nat worden. De accu is niet waterdicht.
Laat de accu niet liggen op zeer warme plaatsen, zoals in een voertuig of in direct
zonlicht.
Verkrijgbare accu's
Gebruik alleen een NP-FM500H-accu. De types NP-FM55H, NP-FM50 en
NP-FM30 kunnen niet worden gebruikt.
Het accuklepje kan worden verwijderd
zodat een verticale handgreep (niet
bijgeleverd) kan worden bevestigd.
Duw de hendel in de richting van de pijl
en schuif deze weg zodat u het klepje
kunt verwijderen.
Plaats de verdikking in het gat, trek de
hendel naar beneden en bevestig het
klepje door het naar binnen te schuiven.
Accuniveau
"Accu leeg"
Hoog Laag
U kunt geen foto's
meer maken.
NL
14
Doeltreffend gebruik van de accu
Bij lage temperaturen verminderen de prestaties van de accu. Op koude
plaatsen kan de accu daarom minder lang worden gebruikt. Wij bevelen
het volgende aan om de accu langer mee te laten gaan: bewaar de accu in
een van de zakken van uw kleding om deze op te warmen, en plaats deze
in de camera vlak voordat u begint met opnemen.
De accu zal snel leeg raken als u de flitser vaak gebruikt.
Levensduur van de accu
De levensduur van de accu is beperkt. De capaciteit van de accu neemt
geleidelijk af naarmate u deze meer gebruikt en de tijd verstrijkt. Als de
gebruiksduur van de accu aanzienlijk korter lijkt te worden, is de meest
waarschijnlijke oorzaak dat het einde van de levensduur van de accu is
bereikt. Koop een nieuwe accu.
De levensduur van de accu wordt bepaald door de manier waarop deze
wordt bewaard en door de omstandigheden en omgeving waarin de accu
wordt gebruikt.
Hoe u de accu moet bewaren
Om de levensduur van de accu te verlengen als de accu gedurende een
lange tijd niet gebruikt wordt, laadt u deze eenmaal per jaar volledig op en
verbruikt u de lading volledig met uw camera, voordat u de accu weer
bewaart op een droge, koele plaats.
De camera voorbereiden
15
NL
Een lens bevestigen
Opmerkingen
Bij het bevestigen van de lens, mag u de lensontgrendelingsknop niet indrukken.
Oefen bij het bevestigen van de lens geen grote kracht uit.
Zonnekap
Wij adviseren u een zonnekap te gebruiken om te voorkomen dat onnodig
veel licht uw beelden beïnvloedt. Raadpleeg de bij de lens geleverde
gebruiksaanwijzing voor de bevestigingsinstructies van de lens.
1 Haal de lensvattingdop van de
camera af en haal de lensdop
voor de achterkant van de lens af.
Lensdop voor de achterkant
van de lens
2 Lijn eerst de oranje
uitlijnmarkeringen op de lens en
de camera op elkaar uit.
Oranje indexmarkeringen
3 Draai vervolgens de lens
rechtsom tot deze met een klik
wordt vergrendeld.
Lensvattingdop
NL
16
De lens verwijderen
Opmerking over verwisseling van de lens
Als bij de verwisseling van de lens stof of vuil de camera binnendringt en
op het oppervlak komt van de beeldsensor (het onderdeel dat werkt als de
film), kan dit afhankelijk van de opnameomstandigheden zichtbaar zijn in
het beeld.
De camera is uitgerust met een stofpreventiefunctie om te voorkomen dat
stof op de beeldsensor komt. Toch moet u de lens snel en op een stofvrije
plaats verwisselen als u een lens bevestigt/verwijdert.
Als er stof of vuil op de beeldsensor terechtkomt
Reinig de beeldsensor in de [Reinigen] van het menu Setup (blz. 28).
1 Druk de lensontgrendelingsknop
helemaal in en draai de lens
linksom tot aan de aanslag.
Als u de lens verwisselt, doe dit dan
snel en op een stofvrije plaats om
ervoor te zorgen dat er geen stof in de
camera binnendringt.
Lensontgrendelingsknop
2 Plaats de lensdop weer op de lens
en bevestig de lensvattingsdop op
de camera.
Verwijder stof van de dop alvorens u
deze weer plaatst.
De camera voorbereiden
17
NL
Een geheugenkaart plaatsen
U kunt een CompactFlash-kaart (CF-kaart) of Microdrive of "Memory
Stick Duo" gebruiken als geheugenkaart.
1 Open het deksel van het
geheugenkaart compartiment.
2 Plaats een geheugenkaart (niet
bijgeleverd) met de
aansluitingszijde naar voren (de
aansluitingszijde heeft een aantal
kleine gaatjes) en de etiketzijde
gericht naar de LCD-monitor.
Bovenkant met een etiket
Plaats een "Memory Stick Duo" (niet
bijgeleverd) in een Memory Stick Duo-
adapter voor een CompactFlash-sleuf
(niet bijgeleverd), en plaats dan de
adapter in de camera.
Bovenkant met een etiket
3 Sluit het deksel van het geheugenkaart compartiment.
NL
18
De geheugenkaart verwijderen
De geheugenkaart kan als deze zopas lang is gebruikt, heet zijn. Wees
voorzichtig als u de kaart vastpakt.
Verwijder de geheugenkaart of de accu niet als het toegangslampje aan is,
schakel in dat geval ook de camera niet uit. De gegevens kunnen
beschadigd worden.
Er kunnen gegevens beschadigd raken als u een geheugenkaart dicht bij
magnetisch materiaal legt of als u de geheugenkaart gebruikt in een
omgeving die vatbaar is voor statische elektriciteit of elektrische ruis.
We raden u aan om belangrijke gegevens op te slaan op bijvoorbeeld de
harde schijf van een computer.
Wanneer u de geheugenkaart draagt of bewaart, plaatst u deze terug in het
doosje dat erbij geleverd werd.
Stel de geheugenkaart niet bloot aan water.
Raak de aansluitingen van de geheugenkaart niet aan met uw hand of een
metalen voorwerp.
Over de CF-kaart/Microdrive
Zorg ervoor dat u CF-kaart/Microdriver in deze camera formatteert
wanneer u het voor het eerst gaat gebruiken.
Verwijder het etiket van een CF-kaart/Microdrive niet of plak er geen
nieuw etiket over.
Druk niet te hard op het etiket.
Opmerkingen over het gebruik van de Microdrive
Een Microdrive is een compacte en lichtgewicht vaste schijf die voldoet aan de
CompactFlash Type II-normen.
Controleer of het toegangslampje niet is
opgelicht, en open vervolgens de klep
van het geheugenkaart compartiment,
trek de uitwerphendel voor de
geheugenkaart naar beneden. Trek de
geheugenkaart eruit als deze een klein
beetje uitgeworpen is.
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Uitwerphendel voor
de geheugenkaart
Toegangslampje
De camera voorbereiden
19
NL
De Microdrive is een compacte en lichtgewicht vaste schijf. Omdat de Microdrive
bewegende onderdelen bevat is het, in vergelijking met een geheugenkaart, minder
bestand tegen trillingen en schokken.
Zorg er voor dat de Microdrive, tijdens weergave of opnemen, niet onderhevig is aan
trillingen en schokken.
Merk op dat bij gebruik bij temperaturen lager dan 5°C de Microdrive minder
presteert.
Temperatuurbereik voor gebruik van de Microdrive: 5 tot 40°C
Houd er rekening mee dat de Microdrive kan niet worden gebruikt bij een lage
luchtdruk (hoger dan 3.000 meter boven zeeniveau).
Schrijf niet op het etiket.
Over de "Memory Stick"
"Memory Stick PRO Duo" of "Memory Stick PRO-HG Duo" met een
capaciteit tot 8 GB zijn goedgekeurd voor gebruik in deze camera.
Wij kunnen de juiste werking van een "Memory Stick Duo" die op een
computer is geformatteerd, niet garanderen in deze camera.
De lees-/schrijfsnelheid van de gegevens verschilt afhankelijk van de
combinatie van de "Memory Stick Duo" en de gebruikte apparatuur.
Opmerkingen over het gebruik van "Memory Stick Duo"
Druk niet hard wanneer u in het aantekeningenvak schrijft.
Bevestig geen etiket aan de "Memory Stick Duo".
Zorg dat u de "Memory Stick Duo" nergens tegen aan stoot en niet verbuigt. Laat
deze ook niet vallen.
Demonteer of wijzig de "Memory Stick Duo" niet.
Laat de "Memory Stick Duo" niet liggen binnen het bereik van kleine kinderen. Zij
kunnen deze per ongeluk inslikken.
"Memory Stick": U kunt de "Memory
Stick" niet voor uw camera gebruiken.
"Memory Stick Duo": U kunt de
"Memory Stick Duo" voor uw camera
gebruiken door hem in een Memory
Stick Duo-adapter voor een
CompactFlash-sleuf (niet bijgeleverd)
te plaatsen.
NL
20
Gebruik of bewaar de "Memory Stick Duo" niet in de volgende omstandigheden:
– Plaatsen met een hoge temperatuur, zoals in een hete auto die in de zon is
geparkeerd.
– Plaatsen die zijn blootgesteld aan direct zonlicht.
– Op vochtige plaatsen of plaatsen waar zich corrosieve stoffen bevinden.
De camera voorbereiden
21
NL
De camera voorbereiden
Als u de camera voor het eerst inschakelt, wordt het scherm voor de
instelling van de datum/tijd weergegeven.
De datum instellen
1 Zet de POWER-schakelaar op ON
om de camera in te schakelen.
Om de camera uit te schakelen, zet u
deze op OFF.
2 Controleer op de LCD-monitor of
[OK] is geselecteerd en druk
vervolgens op het midden van de
controller.
3 Selecteer ieder onderdeel met
b/B, en stel de numerieke
waarde in met v/V.
NL
22
De bewerking voor de instelling van de datum en tijd annuleren
Druk op de MENU-knop.
4 Herhaal stap 3 om andere onderdelen in te stellen, en druk dan
op het midden van de controller.
Selecteer eerst de [JJJJ/MM/DD] met b/B wanneer u de volgorde wijzigt
van [JJJJ/MM/DD], en wijzig het vervolgens met v/V.
5 Controleer op de LCD-monitor of [OK] is geselecteerd en druk
vervolgens op het midden van de controller.
De camera voorbereiden
23
NL
De bijgeleverde accessoires gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u de schouderriem en het zoekerkapje
kunt gebruiken. De overige accessoires worden beschreven op de volgende
pagina's.
Oplaadbare accu (blz. 10)
Acculader, netsnoer (blz. 10)
Oogschelp (blz. 64)
USB-kabel (blz. 124, 140)
Videokabel (blz. 107)
Cd-rom (blz. 132)
U kunt voorkomen dat er licht door de zoeker binnenvalt en de belichting
verstoort. Bevestig het zoekerkapje als de sluiter wordt ontspannen zonder
gebruikmaking van de zoeker, zoals bij een zelfontspanneropname.
De schouderriem bevestigen
Bevestig beide uiteinden van de
riem aan de camera.
U kunt ook het zoekerkapje (hieronder) aan
de riem vastmaken.
Zoekerkapje
Het zoekerkapje gebruiken
NL
24
Opmerking
De zoekersensors, die zich onder de zoeker bevinden, kunnen, afhankelijk van de
situatie, worden geactiveerd, en de scherptestelling kan worden aangepast of de
LCD-monitor kan blijven knipperen. Stel in zulke gevallen de [Eye-Start AF]
(blz. 63) en [Autom.uitsch.] (blz. 119) in op [Uit].
1 Kantel de LCD monitor naar
beneden.
2 Schuif voorzichtig de oogschelp
van de camera af door de beide
onderuiteinden omhoog te
duwen.
Steek uw vingers onder de oogschelp
en schuif de oogschelp omhoog.
3 Schuif het zoekerkapje over de
zoeker.
De camera voorbereiden
25
NL
Controleren hoeveel beelden kunnen
worden opgenomen
Opmerkingen
Als "0" geel knippert, is de geheugenkaart vol. Vervang de geheugenkaart door een
andere of wis beelden op de huidige geheugenkaart (blz. 17, 105).
Als "----" (het aantal opneembare beelden) geel knippert, betekent dat dat er niet een
geheugenkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart.
De onderstaande tabel laat zien hoeveel beelden bij benadering kunnen
worden opgenomen op een geheugenkaart die met deze camera is
geformatteerd. De waarden kunnen variëren afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
Het aantal opneembare beelden (Eenheden: beelden)
Beeldgrootte: L 14M (DSLR-A350)/L 10M (DSLR-A300)
Beeldverhoud.: 3:2*
DSLR-A350
Nadat u een geheugenkaart in de camera
hebt geplaatst en de POWER-schakelaar
hebt ingesteld op ON, wordt het aantal
beelden dat kan worden opgenomen (als
u blijft opnemen met de huidige
instellingen) afgebeeld op de LCD-
monitor.
Het aantal beelden dat op een geheugenkaart kan worden
opgenomen
Capaciteit
Formaat
1GB 2GB 4GB 8GB
Standaard 275 552 1106 2206
Fijn 197 396 795 1585
RAW & JPEG 36 73 147 295
RAW 44 90 181 363
NL
26
DSLR-A300
* U kunt meer beelden opnemen dan is aangegeven in de bovenstaande tabel als u de
[Beeldverhoud.] instelt op [16:9]. Het aantal is echter hetzelfde als dat van de
beeldverhouding [3:2] bij een instelling op [RAW].
Het aantal beelden dat u bij benadering kunt opnemen is als volgt als u de
camera gebruikt met de accu (bijgeleverd) op volle capaciteit.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden kunnen de werkelijke
aantallen lager uitvallen dan hier aangegeven.
Het aantal wordt berekend aan de hand van een accu op volle capaciteit
en voor de volgende omstandigheden:
Bij een omgevingstemperatuur van 25°C.
– [Kwaliteit] is ingesteld op [Fijn].
De scherpstellingsfunctie is ingesteld op (Automatische AF).
Als u iedere 30 seconden eenmaal opneemt.
Als de flitser iedere twee keer eenmaal afgaat.
Als de camera na elke tien opnamen eenmaal wordt uit- en
ingeschakeld.
De meetmethode is gebaseerd op de CIPA-norm.
(CIPA: Camera & Imaging Products Association)
Bij gebruik van een Microdrive kan het aantal beelden dat kan worden
opgenomen anders zijn.
Capaciteit
Formaat
1GB 2GB 4GB 8GB
Standaard 325 653 1307 2606
Fijn 241 484 969 1933
RAW & JPEG 48 98 198 397
RAW 61 124 250 500
Het aantal beelden dat kan worden opgenomen bij gebruik
van een accu
DSLR-A350 DSLR-A300
Live view-functie Ong. 410 beelden Ong. 410 beelden
Zoekerfunctie Ong. 730 beelden Ong. 730 beelden
De camera voorbereiden
27
NL
Reiniging
Veeg het schermoppervlak schoon met een LCD-reinigingsset (niet
bijgeleverd) om vingerafdrukken, stof, enz., te verwijderen.
Gebruik een blazer bij het reinigen van het lensoppervlak. Als het vuil
vast zit op het oppervlak, veegt u dit eraf met een zachte doek of tissue
dat licht bevochtigd is met lensreinigingsvloeistof. Veeg met
spiraalbewegingen vanuit het midden naar de rand. Spuit de
lensreinigingsvloeistof niet rechtstreeks op het lensoppervlak.
Raak de binnenkant van de camera, zoals de lenscontactpunten of de
spiegel, niet aan. Aangezien stof op de spiegel of in de buurt van de
spiegel het automatische-scherpstelsysteem kan hinderen, blaast u het
stof weg met behulp van een in de handel verkrijgbaar blaasborsteltje. Als
stof op de beeldsensor belandt, kan dit zichtbaar zijn in het beeld. Zet de
camera in de reinigingsfunctie en reinig vervolgens de camera met een
blaasborsteltje (blz. 28). Gebruik geen spuitbusluchtblazer om de
binnenkant van de camera te reinigen. Hierdoor kan een storing optreden.
Gebruik geen reinigingsvloeistof die organische oplosmiddelen bevat,
zoals thinner of benzine.
Maak de buitenkant van de camera schoon met een zachte doek bevochtigd
met water en veeg het oppervlak daarna droog met een droge doek. Gebruik
de onderstaande middelen niet, omdat deze de afwerking of het
camerabehuizing kunnen beschadigen.
Chemische stoffen, zoals thinner, wasbenzine, alcohol,
wegwerpreinigingsdoeken, insectenspray, zonnebrandcrème,
insecticiden, enz.
Raak de camera niet aan als bovenstaande middelen op uw handen zit.
Laat de camera niet langdurig in contact met rubber of vinyl.
De LCD-monitor reinigen
Reiniging van de lens
De buitenkant van de camera reinigen
NL
28
Als stof of vuil in de camera binnendringt en op de beeldsensor (het
onderdeel dat werkt als de film) terechtkomt, kan dit afhankelijk van de
opname-omstandigheden zichtbaar zijn in het beeld. Als er stof op de
beeldsensor zit, gebruikt u een in de handel verkrijgbaar blaasborsteltje en
reinigt u de beeldsensor aan de hand van de onderstaande stappen. U kunt
de beeldsensor gemakkelijk reinigen met alleen een blaasborsteltje en de
stofpreventiefunctie.
Opmerkingen
Het reinigen kan alleen worden uitgevoerd wanneer het batterijniveau (drie
resterende batterijpictogrammen) of meer is. Als de acculading te laag wordt tijdens
het reinigen, kan de sluiter beschadigd raken. Het reinigen moet snel worden voltooid.
Wij adviseren u een netspanningsadapter/acculader te gebruiken (niet bijgeleverd).
Gebruik geen spuitbusluchtblazer omdat deze damp in het camerahuis kan verspreiden.
De beeldsensor reinigen
1 Controleer of de accu volledig is opgeladen (blz. 13).
2 Druk op de MENU-knop, selecteer
vervolgens 3 met b/B op de
controller.
MENU-knop
3 Selecteer [Reinigen] met v/V op
de controller, en druk vervolgens
op het midden van de controller.
De melding "Na het reinigen, camera
uitschakelen. Doorgaan?" verschijnt.
4 Selecteer [OK] met v op de controller, en druk op het midden
van de controller.
Nadat de beeldsensor gedurende een korte tijd heeft getrild, wordt de spiegel
die ervoor zit, opgetild.
De camera voorbereiden
29
NL
Opmerking
De camera begint te piepen als de acculading laag wordt tijdens het reinigen. Stop
onmiddellijk met het reinigen en zet de POWER-schakelaar in de stand OFF.
5 Haal de lens van de camera af (blz. 16).
6 Gebruik het blaasborsteltje om
het oppervlak van de beeldsensor
en het omliggende gebied te
reinigen.
Raak de beeldsensor niet aan met de
punt van het blaasborsteltje. Voer het
reinigen snel uit.
Houd de camera met de lensvatting
omlaag gericht om te voorkomen dat
stof weer neerdwarrelt binnenin het
camerahuis.
Bij het reinigen van de beeldsensor,
mag u de punt van het blaasborsteltje
niet in de ruimte achter de
lensvattingopening steken.
7 Bevestig de lens en zet de POWER-schakelaar in de stand OFF.
NL
30
Alvorens te bedienen
Plaats van de onderdelen en
schermindicators
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes
vermelde bladzijden.
A Ontspanknop (44)
B Instelwiel (54, 116)
C Zelfontspannerlampje (93)
D Lenscontactpunten*
E Spiegel*
F Lensvatting
G Ingebouwde flits* (74)
H Functiekeuzeknop (44)
I Pop-upknop voor de flits
(74)
J Lensontgrendelingsknop (16)
K Schakelaar
scherpstellingsfunctie (68, 71)
* Raak deze onderdelen niet
rechtstreeks aan.
Voorkant
Alvorens te bedienen
31
NL
A Accessoireschoen (67)
B Zoeker (63)
C Zoekersensors (63)
D POWER-schakelaar (21)
E MENU-knop (36)
F DISP(Beeld)-knop/LCD-
helderheidknop (35, 96)
G (Wissen)-knop (105)
H (Weergave)-knop (96)
I LCD-monitor (34, 35, 65, 67)
U kunt de hoek van de LCD-
monitor aanpassen aan de
diverse opnamesituaties.
J Dioptrie-instelwiel (64)
K Voor opname: (belichting)-
knop (80)
Voor weergave:
(Uitzommen)-knop (97)/
(Index)-knop (99)
L (Transporteren)-knop
(92)
M LIVE VIEW/OVF-schakelaar
(63, 73)
N ISO-knop (85)
O Positiemarkering
beeldsensor (69)
Achterkant
NL
32
P Voor opname: AEL-knop (AE-
vergrendeling) (60, 78)
Voor weergave:
(Inzoomen)-knop (97)
Q (Intelligente
teleconvertor)-knop (73)
R Voor opname: Fn (Functie)-
knop (36)
Voor weergave: -knop
(Beeld roteren) (97)
S Toegangslampje (18)
T Controller (Invoeren)/Spot AF-
knop (71)
U Controller (v/V/b/B)
V (Super SteadyShot)-
schakelaar (42)
Alvorens te bedienen
33
NL
A VIDEO OUT/USB-aansluiting
(107, 124)
B Deksel geheugenkaart
C Insteeksleuf geheugenkaart
(17)
D Uitwerphendel voor de
geheugenkaart (18)
E Bevestigingsogen voor de
schouderriem (23)
F REMOTE-aansluiting
Sluit de afstandsbediening RM-
S1AM/RM-L1AM (niet
bijgeleverd) aan op de camera
door de stekker van de
afstandsbediening in de
REMOTE-aansluiting te steken
waarbij u de stekkergeleider op
één lijn brengt met die van de
REMOTE-aansluiting
G DC IN-aansluiting
Zet de camera uit bij de
aansluiting van de AC-
VQ900AM-
wisselstroomadapter/acculader
(niet bijgeleverd), en steek
vervolgens de aansluiting van
de netspanningsadapter/
acculader in de DC IN-
aansluiting van de camera.
H Accuklepje (13)
I Schroefgat voor statief
Gebruik een statief met een
schroeflengte van minder dan
5,5 mm. U kunt de camera niet
stevig bevestigen op een statief
waarvan de schroef langer is
dan 5,5 mm. Bovendien kan de
camera hierdoor beschadigd
worden.
Zijkanten/onderkant
NL
34
In de Live view-functie worden de schermindicators als volgt
weergegeven. Zie bladzijde 67 voor de indicators in de zoekerfunctie.
AB
C
LCD-monitor
Scherm Indicatie
90% Resterende accu (13)
Intelligente teleconvertor
(73)
Beeldkwaliteit (110)
Beeldgrootte (109)/
Beeldverhouding (110)
100 Resterend aantal
opneembare beelden (25)
7500K
G9
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurenfilter, Eigen) (86)
Dynamisch-
bereikoptimalisatie (90)
Instellingen (90)
Scherm Indicatie
Transportfunctie (92)
Histogram
P A S M
Functiekeuzeknop (44)
Flitsfunctie (76)
Rode-ogen-vermindering
(75)
Flitscompensatie (83)
Scherm Indicatie
z Scherpstellen
1/125 Sluitertijd (57)
F3.5 Diafragma (55)
EV-schaalverdeling (59,
94)
Alvorens te bedienen
35
NL
D
Overschakelen op het scherm met opname-informatie
AE-vergrendeling (78)
Waarschuwing
camerabeweging (41)
Super SteadyShot -
schaalverdeling (42)
Scherm Indicatie
Scherm Indicatie
Scherpstellingsfunctie
(70)
AF-gebied (71)
Lichtmeting (84)
ISO ISO-gevoeligheid (85)
Telkens wanneer u op de DISP-knop
drukt, verandert het scherm als volgt.
DISP-knop
Histogram aan Indicators uitIndicators aan
Histogram (blz. 102)
NL
36
Een functie/instelling selecteren
U kunt in de menulijst een functie selecteren voor opnemen of weergeven.
Druk op de Fn (Functie)-knop, (Transporteren)-knop of op de
MENU-knop om de menulijst weer te geven.
In deze gebruiksaanwijzing wordt het proces van functies selecteren in de
menulijst met de controller als volgt beschreven:
Voorbeeld: Fn-knop t [Witbalans] t Selecteer de gewenste
instelling
Als u de bewerking start, wordt onderaan het scherm een bedieningsgids
van de controller weergegeven. Raadpleeg deze gids tijdens de bediening
van de camera. De stapsgewijze beschrijving van het bovenstaande voor
beeld is als volgt:
Voorbeeld: Als de Fn-knop wordt
ingedrukt.
Gebruik de controller om de cursor naar
de gewenste instelling in de menulijst te
brengen en voer de selectie uit.
: Druk op v/V/b/B op de controller
om de cursor te bewegen.
z: Druk op het midden van de controller
om de selectie uit te voeren.
1 Druk op de Fn-knop.
Alvorens te bedienen
37
NL
De bedieningsgidslijst
De bedieningsgids geeft eveneens andere dan controllerbewerkingen aan.
De pictogramindicaties zijn als volgt:
2 Volg de bedieningsgids, selecteer
[Witbalans] met v/V/b/B op de
controller, en druk vervolgens op
het midden z om het uit te
voeren.
Bedieningsgids
3 Gebruik de bedieningsgids om de
gewenste functies te selecteren
en uit te voeren.
Om bijvoorbeeld [5500K] (de huidige
instelling) te wijzigen, selecteert u
[5500K] met v/V, u wijzigt de waarde
van [Kleurtemperatuur] met b/B, u
drukt vervolgens op het midden z om de
bewerking uit te voeren.
MENU-knop
Keer terug met de MENU-knop
(Wis)-knop
(Inzoom)-knop
(Uitzoom)-knop
(Weergave)-knop
NL
38
Flitsfunctie (blz. 76)
Autom. scherpst. (blz. 70)
Witbalans (blz. 86)
Lichtmeetfunctie (blz. 84)
AF-gebied (blz. 71)
Dyn.-bereikoptim (blz. 90)
Enkelbeeldopname (blz. 92)
Continuopname (blz. 92)
Zelfontspanner (blz. 93)
Bracket: continu (blz. 93)
Bracket: enkel (blz. 93)
Witbalansbracket (blz. 95)
De functies die met de Fn (Functies)-knop geselecteerd
kunnen worden
De functies die met de (Transporteren)-knop
geselecteerd kunnen worden
Functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Menu Opname
1
Beeldgrootte (109)
Beeldverhoud. (110)
Kwaliteit (110)
Instellingen (90)
Flitsregeling (83)
Flitscompens. (83)
2
Sluiterontspan. (115)
AF-hulplicht (75)
NR lang-belicht (114)
NR bij hoge-ISO (114)
Opn.f.terugst. (120)
Menu Custom
1
Eye-Start AF (63)
AEL-knop (116)
Instelwiel inst (116)
Rode-ogen-verm. (75)
Autom.weergave (118)
Autom.uitsch. (119)
Alvorens te bedienen
39
NL
Menu Weergave
1
Wissen (105)
Formatteren (113)
Beveiligen (104)
DPOF instellen (137)
Datum afdruk. (138)
Indexafdruk (138)
2
Beeldrotatie (96)
Diavoorstelling (100)
Interval (100)
Menu Setup
1
LCD-helderheid (118)
Info.weerg.tijd (118)
Stroombesparing (117)
Videoformaat (108)
Taal (117)
Datum/tijd inst (117)
2
Bestandsnummer (112)
Mapnaam (112)
Map kiezen (113)
Nieuwe map (113)
USB-verbinding (124, 139)
Audiosignalen (117)
3
Pixeltoewijzing (150)
Reinigen (28)
Terugstellen (121)
NL
40
Beelden opnemen
Beelden zonder camerabeweging
vastleggen
Er wordt van "camerabeweging" gesproken als de camera ongewild beweegt
nadat de ontspanknop is ingedrukt wat een wazig beeld tot gevolg heeft.
Volg de onderstaande instructies om beweging van de camera te
verminderen.
Bij gebruik van de LCD-monitor
Stabiliseer uw bovenlichaam en ga in een houding staan die
voorkomt dat de camera beweegt.
Correcte houding
Lage positie Hoge positie
Bij gebruik van de zoeker
Beelden opnemen
41
NL
Richt 1
Houd met één hand de camera vast, en ondersteun met de andere hand de
lens.
Richt
2
Ga stevig staan met uw beide voeten op schouderhoogte.
Richt
3
Houd uw ellebogen licht tegen uw lichaam gedrukt.
Stabiliseer uw bovenlichaam door uw elleboog op uw knie te zetten als u
in een knielende positie fotografeert.
Richt
4
Pas de hoek van de LCD-monitor aan de opnamesituatie aan als u met de
LCD-monitor fotografeert.
Camerabewegingswaarschuwing-indicator
Opmerking
De (camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt alleen weergegeven voor
functies waarbij de sluitertijd automatisch wordt ingesteld. Voor de functies M/S/P
S
wordt de indicator niet weergegeven.
De (camerabewegingswaarschuwing)-
indicator knippert als de camera mogelijk
gaat bewegen. In dit geval gebruikt u de
Super SteadyShot-functie, een statief of
de flitser.
(camerabewegingswaarschuwing)-
indicator
NL
42
Deze Super SteadyShot-functie kan het effect van camerabewegingen
verminderen gelijkwaardig aan ongeveer 2,5 tot 3,5 stapjes van de
sluitertijd.
Opmerking
Het is mogelijk dat de Super SteadyShot-functie niet optimaal werkt wanneer de
camera nog maar net is ingeschakeld of wanneer de ontspanknop helemaal is
ingedrukt zonder halverwege te stoppen. Wacht totdat het aangegeven niveau van
(Super SteadyShot-schaalverdeling)-indicator omlaag gaat en druk de
ontspanknop vervolgens langzaam in.
De Super SteadyShot-functie gebruiken
Stel de -schakelaar in op "ON".
De indicator voor de (Super SteadyShot-
schaalverdeling) verschijnt. Wacht tot de
schaalverdeling omlaag gaat en begin dan met
opnemen.
-schakelaar
(Super SteadyShot-
schaalverdeling)-indicator
Beelden opnemen
43
NL
We raden u aan om de camera in de volgende situaties op een statief te
plaatsen.
Zonder flitser in donkere omstandigheden opnamen maken.
Opnemen met lange sluitertijden, dit wordt doorgaans gebruikt bij
nachtopnamen.
Een opname maken van een onderwerp dat dichtbij is, zoals een macro-
opname.
Een opname maken met een telescooplens.
Een opname maken van een bewegend onderwerp.
Opmerking
Schakel de Super SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief.
Een statief gebruiken
NL
44
/ De automatische instelling
gebruiken voor een opname
Met de "AUTO"-functie kunt u onder alle omstandigheden van elk
onderwerp eenvoudig een opname maken.
Kies om op te nemen op plaatsen waar u geen flitser mag gebruiken.
1 Zet de functiekeuzeknop in de
stand of (Flitser uit).
2 Houd de camera vast en kijk in de
zoeker.
Scherpstelveld
3 Plaats het gewenste onderwerp
binnen het scherpstelveld.
Zet als de voor
(camerabewegingswaarschuwing)-
indicator knippert de -schakelaar op
ON om de Super SteadyShot-functie in
te schakelen of gebruik een statief.
(camerabewegingswaarschuwing)-
indicator
4 Bij gebruik van een zoomlens,
draait u de zoomring en bepaalt u
het beeld.
of
Zoomring
Beelden opnemen
45
NL
Opmerking
Als u de camera uitschakelt of de opnamefunctie wijzigt in AUTO of de
scènekeuzefunctie, dan worden de instellingen die u instelt met de Fn-knop,
-knop, ISO-knop of MENU-knop teruggezet op de standaardinstellingen. De
functie handmatige scherpstelling wordt ook vrijgegeven.
5 Druk de ontspanknop tot
halverwege in om scherp te
stellen.
De scherpstellingsindicator z of
(Scherpstellings-indicator) gaat branden
nadat de scherpstelling is bevestigd
(blz. 68).
Scherpstellings-indicator
6 Druk de ontspanknop helemaal in
om het beeld op te nemen.
Wacht als de -schakelaar op ON
staat tot de schaalverdeling van de
(Super SteadyShot-schaalverdeling)-
indicator omlaag gaat, en begin met
opnemen.
(Super SteadyShot-
schaalverdeling)-indicator
NL
46
Een opname maken met een voor het
onderwerp (scènekeuzefunctie) geschikte
instelling
U kunt met de selectie van een juiste instelling voor het onderwerp of de
opname-omstandigheden een foto maken met een geschiktere instelling
voor het onderwerp dan met de "AUTO"-functie.
Zet de functiekeuzeknop in de stand (Portret).
Zet de lens in de tele-stand om de achtergrond waziger te maken.
U kunt een levendig beeld vastleggen door scherp te stellen op het oog dat
dichter bij de lens is.
Gebruik de zonnekap om onderwerpen in tegenlicht op te nemen.
Gebruik de functie Rode-ogeneffectvermindering als de ogen van uw
onderwerp rood worden door de flits (blz. 75).
Portretfoto's nemen
Deze functie is geschikt voor:
z Een opname waarvan het onderwerp
scherp is tegen een onscherpe
achtergrond.
z Een opname waarin de huidtinten
zacht zijn weergegeven.
Opnametechnieken
Beelden opnemen
47
NL
Zet de functiekeuzeknop in de stand (Landschap).
Stel de lens in op groothoek om de weidsheid van de scène te
accentueren.
Landschapsfoto's nemen
Deze functie is geschikt voor:
z Maak de hele reeks opnames van
landschappen op een scherpe
instelling met levendige kleuren.
Opnametechniek
NL
48
Zet de functiekeuzeknop in de stand (Macro).
Ga vlakbij het onderwerp staan en neem de opname op de
minimumafstand van de lens.
U kunt met een macrolens een onderwerp van dichterbij opnemen.
Stel de ingebouwde flitser in op (Flitser uit) als u een opname van een
onderwerp neemt binnen 1 meter.
De Super SteadyShot-functie zal in de macrostand niet helemaal effectief
zijn. Gebruik een statief om betere resultaten te behalen (blz. 43).
Foto's maken van een klein onderwerp
Deze functie is geschikt voor:
z Maak opnames van dichtbij, zoals
bloemen, insecten, gerechten of
kleine voorwerpen. U kunt hiermee
zuiverder en beter scherpstellen.
Opnametechnieken
Beelden opnemen
49
NL
Zet de functiekeuzeknop in de stand (Sportactie).
De camera neemt continu beelden op zolang u de ontspanknop helemaal
ingedrukt houdt.
Houd de sluiterknop tot het juiste moment half ingedrukt.
Stel de ISO-gevoeligheid hoger in als u bij slecht licht opneemt (blz. 85).
Foto's maken van een bewegend onderwerp
Deze functie is geschikt voor:
z Een opname van bewegende
onderwerpen buitenshuis of op
heldere plaatsen.
Opnametechnieken
NL
50
Zet de functiekeuzeknop in de stand (Zonsondergang).
In vergelijking met andere standen wordt hiermee een beeld vastgelegd
waarin de rode kleur geaccentueerd is. Dit is ook geschikt voor het
vastleggen van het prachtige rood van de zonsopkomst.
U kunt met belichtingscompensatie de kleurdiepte instellen. Naar
beneden (–) verschuiven verdiept de kleuren, terwijl naar boven (+)
verschuiven de kleuren verzacht.
Foto's nemen van een zonsondergang
Deze functie is geschikt voor:
z Een prachtige opname van het rode
licht van de zonsondergang.
Opnametechnieken
Beelden opnemen
51
NL
Zet de functiekeuzeknop in de stand (Nachtopname/
nachtportret).
Stel de [Flitsfunctie] in op (Flitser uit) als u een nachtopname maakt
zonder mensen erin (blz. 76).
Let erop dat het onderwerp niet beweegt om te voorkomen dat het beeld
wazig wordt.
De sluitertijd is langer, dus is het raadzaam een statief te gebruiken.
Opmerking
Het is mogelijk dat het beeld niet goed wordt opgenomen als u een volledig donkere
nachtscène opneemt.
Nachtfoto's maken
Deze functie is geschikt voor:
z Het maken van portretten in
nachtscènes.
z Opnemen van nachtscènes op
afstand met behoud van de donkere
atmosfeer van de omgeving.
Opnametechnieken
NL
52
Maak de afbeelding zoals u die wilt
maken (Belichtingsfunctie)
Met een spiegelreflexcamera kunt u de sluitertijd (hoe lang de sluiter open
is) en het diafragma (het veld dat scherp is: velddiepte) instellen om een
verscheidenheid aan fotografische uitdrukkingen te benutten.
U kunt bijvoorbeeld een korte sluitertijd gebruiken om de vorm van een
golf, die er maar even is, vast te leggen, of het accent te leggen op een
bloem met een langere sluitertijd om alles wat zich voor en achter de bloem
bevindt onscherp te maken. Dit zijn een paar effecten die u kunt benutten
met uw camera (blz. 55, 57).
De instelling van sluitertijd en diafragma creëert niet alleen de
fotografische effecten van beweging en scherptediepte, maar het bepaalt
eveneens de helderheid van een beeld door de hoeveelheid belichting (de
hoeveelheid licht die de camera binnenkomt), de belangrijkste factor van
fotograferen, te regelen.
Met de hoeveelheid belichting de helderheid van een beeld wijzigen
De camera opent de sluiter korter bij een kortere sluitertijd. Daardoor heeft
de camera minder tijd om licht binnen te laten, en dit heeft een donkerdere
foto tot gevolg. U kunt het diafragma (het gat waardoor het licht
binnenkomt) enigszins openen om de hoeveelheid licht te wijzigen die in
één keer binnenkomt om een heldere foto te nemen.
De helderheid van de foto die is gewijzigd met de sluitertijd en het
diafragma, wordt "belichting" genoemd.
In dit deel laten we u zien hoe u de belichting kunt wijzigen en de
verschillende foto-uitdrukkingen kunt benutten door beweging,
scherptediepte en licht te gebruiken. Zo kunt u de goede manier vinden om
het beeld en onderwerp vast te leggen zoals u het wilt.
Hoeveelheid
belichting
laag hoog
Beelden opnemen
53
NL
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie
gebruiken
Deze functie is geschikt voor:
z U kunt bij het gebruik van de
automatische belichting uw eigen
instellingen behouden voor ISO-
gevoeligheid, instellingen,
dynamische bereikoptimalisatie, enz.
z U kunt de door de camera gemeten
belichtingscompensatie behouden,
maar de combinatie van sluitertijd en
diafragma wijzigen afhankelijk van
uw onderwerp
(programmaverschuiving).
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand P.
2 U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste
instellingen (blz. 68 tot 95).
De instellingen worden opgeslagen tot u de instellingen terugzet.
U kunt op de -knop drukken om de flitser te gebruiken.
3 U kunt de scherptediepte wijzigen en het onderwerp
fotograferen.
NL
54
De programmaverschuiving gebruiken
Opmerkingen
De programmaverschuiving "P
S
" of "P
A
" wordt geannuleerd en teruggezet op "P"
als u de camera uit en inschakelt of als er een bepaalde tijd verstreken is.
Wanneer programmaverschuiving "P
S
" wordt geselecteerd, wordt de
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator niet weergegeven.
1 Druk de ontspanknop tot
halverwege in om de
scherpstelling te wijzigen.
De door de camera vastgestelde juiste
belichting (waarde van de sluitertijd en
diafragma) wordt weergegeven.
Sluitertijd
2 Draai het instelwiel om de
gewenste combinatie te kiezen
terwijl de scherptediepte wordt
ingesteld.
De indicator voor de opnamestand wordt
overgeschakeld op "P
S
"
(programmaverschuiving
Sluitertijdvoorkeur), en de sluitertijd en
diafragma worden gewijzigd.
U kunt overschakelen op "P
A
"
(programmaverschuiving
Diafragmavoorkeur) als u een
combinatie wilt kiezen gebaseerd op de
diafragmawaarde (blz. 116).
P
S
3 Een opname maken van het onderwerp.
Diafragmawaarde
Diafragmawaarde
Sluitertijd
Beelden opnemen
55
NL
Een opname maken door de wazigheid van de
achtergrond te regelen (Diafragmavoorkeur)
Deze functie is geschikt voor:
z Een opname waarin het onderwerp
scherp is en alles voor en achter het
onderwerp wazig is.
Diafragmavergroting vernauwt het
veld dat scherpgesteld is. (De
velddiepte wordt oppervlakkiger.)
z De scènediepte vastleggen.
Diafragmaverkleining verbreedt het
veld dat scherpgesteld is. (De
velddiepte krijgt meer diepte.)
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand A.
NL
56
De sluitertijd kan afhankelijk van de diafragmawaarde langer worden.
Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
De diafragmawaarde bepaalt het flitserbereik. Controleer het bereik van
de flitser (blz. 75) als u de flitser voor een opname gebruikt.
Gebruik een telelens die is voorzien van een kleiner diafragma
(polarisatiefilter) om de achtergrond nog waziger te maken.
2 De diafragmawaarde (F-waarde)
kiezen met het instelwiel.
Kleinere F-waarde: de voor- en
achtergrond van het onderwerp zijn
wazig.
Grotere F-waarde: de voor- en
achtergrond van het onderwerp zijn ook
scherp.
U kunt de wazigheid van een beeld niet
in de zoeker controleren. Controleer het
opgenomen beeld en pas het diafragma
aan.
Diafragma (F-waarde)
3 U kunt de scherptediepte wijzigen
en het onderwerp fotograferen.
De sluitertijd wordt automatisch
aangepast om de correcte belichting te
krijgen.
De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
diafragmawaarde. Pas in zulke gevallen
het diafragma weer aan.
Sluitertijd
Opnametechnieken
Beelden opnemen
57
NL
Het vastleggen van een bewegend onderwerp met
verschillende uitdrukkingen (Sluitertijdvoorkeur)
Deze functie is geschikt voor:
z Maak in een momentopname een
afbeelding van een bewegend
onderwerp. Gebruik een kortere
sluitertijd om één moment van de
beweging helder vast te leggen.
z De beweging te volgen om de
dynamiek en vloeiing ervan uit te
drukken. Gebruik een langere
sluitertijd om het na-ijlende beeld
van het bewegende onderwerp vast
te leggen.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand S.
NL
58
Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
Kies een hogere ISO-gevoeligheid als u een binnenopname maakt van
een sport.
Opmerkingen
De (camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie sluitertijdvoorkeur.
Als u de flitser gebruikt en het diafragma sluit (een hoger F-waarde instelt) door de
sluitertijd langer te maken, zal het flitslicht een onderwerp op grote afstand niet
bereiken.
Hoe hoger de ISO-gevoeligheid is des te opvallender de ruis is.
Als de sluitertijd 1 seconde of langer is, zal de ruisvermindering (NR lang-belicht)
na het opnemen worden uitgevoerd (blz. 114). Tijdens de ruisonderdrukking kunt u
niet verdergaan met opnemen.
2 Kies de sluitertijd met het
instelwiel.
Sluitertijd
3 Wijzig de scherptediepte en
fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch
aangepast om de correcte belichting te
krijgen.
De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
sluitertijd. Pas in zulke gevallende
sluitertijd weer aan.
Diafragma (F-waarde)
Opnametechnieken
Beelden opnemen
59
NL
Een opname maken waarbij de belichting handmatig is
gewijzigd (Handmatige belichting)
Deze functie is geschikt voor:
z Een opname met de gewenste
belichtingsinstelling door wijziging
van zowel de sluitertijd als het
diafragma.
z Gebruik hiervoor een
belichtingsmeter.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel om de
sluitertijd te wijzigen, en draai
het instelwiel terwijl u de -knop
ingedrukt houdt om het diafragma
te wijzigen.
U kunt met [Instelwiel inst] (blz. 116)
een functie toewijzen aan het
instelwiel.
-knop
Sluitertijd
Diafragma (F-waarde)
NL
60
Opmerkingen
De (camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie voor handmatige belichtingsinstelling.
Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op M, dan wordt de ISO-instelling
[AUTO] ingesteld op [100]. In de M-functie is de ISO-instelling [AUTO] niet
beschikbaar. Stel de ISO-gevoeligheid zo nodig in.
Handmatige verschuiving
U kunt in de handmatige functie de combinatie van de sluitertijd en
diafragmawaarde veranderen zonder de belichting te veranderen.
3 Neem de opname nadat de
belichting is ingesteld.
Controleer de belichtingswaarde op de
EV-schaalverdeling.
Naar +: beelden worden helderder.
Naar –: beelden worden donkerder.
De b B-pijl verschijnt als de ingestelde
belichting buiten het bereik van de EV-
schaalverdeling ligt. De pijl begint te
knipperen als het verschil toeneemt.
Standaardwaarde
Draai het instelwiel terwijl u de AEL-
knop ingedrukt houdt om de combinatie
van sluitertijd en diafragmawaarde te
kiezen.
AEL-knop
Beelden opnemen
61
NL
Een opname maken van een naijlend effect met een
lange belichtingstijd (BULB)
Deze functie is geschikt voor:
z Een opname waarin u de lichtstaart
van bijvoorbeeld vuurwerk opneemt.
z Een opname waarin u de
lichtstaarten van sterren opneemt.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel naar links tot
[BULB] wordt afgebeeld.
BULB
3 Draai terwijl u de -knop
ingedrukt houdt het instelwiel om
het diafragma (F-waarde) te
wijzigen.
-knop
NL
62
Gebruik een statief.
Stel om de handmatige scherptefunctie de scherptediepte in op oneindig
als u vuurwerk, enz. opneemt.
U kunt met de afstandsbediening de sluiter openhouden als u een
afstandsbediening gebruikt die is voorzien van een vergrendelingsfunctie
voor de ontspanknop (niet bijgeleverd).
Opmerkingen
Schakel de Super SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief.
Hoe langer de belichtingstijd des te opvallender de ruis op het beeld is.
Na het opnemen wordt de ruisonderdrukking (NR lang-belicht) uitgevoerd
gedurende dezelfde tijdsduur dat de sluiter geopend was. Tijdens de
ruisonderdrukking kunt u niet verdergaan met opnemen.
4 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te
wijzigen.
5 Houd de ontspanknop ingedrukt gedurende de gehele opname.
Zolang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend.
Opnametechnieken
Beelden opnemen
63
NL
De zoeker gebruiken voor een opname
(OVF)
U kunt kiezen uit het maken van opnames met de LCD-monitor (Live
view) of met de zoeker (OVF).
Als u in de zoeker kijkt, wordt het onderwerp binnen het scherpstelveld
automatisch scherpgesteld (Eye-Start AF).
De functie Eye-Start AF deactiveren
MENU-knop t 1 t [Eye-Start AF] t [Uit]
We raden u aan om de [Eye-Start AF] in te stellen op [Uit] wanneer u de
Zoekerloupe FDA-M1AM (niet bijgeleverd) of de Hoekzoeker FDA-
A1AM aan de camera bevestigd, omdat daardoor de sensors van het
zoekerkapje onder de zoeker geactiveerd kunnen worden.
Overschakelen naar de zoeker
Stel de LIVE VIEW/OVF-schakelaar
in op "OVF".
De schermstatus wijzigt als volgt:
Zoekerweergave LCD-monitorweergave
NL
64
Wanneer u het dioptrie-instelwiel moeilijk kunt draaien
De scherpte van de zoeker (dioptrie-instelling) instellen
Stel de dioptrie af op uw
gezichtsvermogen door het dioptrie-
instelwiel te draaien totdat de
indicators in de zoeker scherp te
zien zijn.
Draai het instelwiel naar + als u verziend bent
en naar – als u bijziend bent.
Als u de camera op het licht richt, kunt u de
dioptrie gemakkelijk instellen.
Steek uw vingers onder de oogschelp en
schuif de oogschelp omhoog.
Verwijder de oogschelp zoals aangegeven op
de illustratie als u de FDA-M1AM
Zoekerloupe (niet bijgeleverd) of de FDA-
A1AM Hoekzoeker (niet bijgeleverd) aan de
camera wilt bevestigen.
Beelden opnemen
65
NL
De illustratie hierboven geeft de gedetailleerde weergave weer. De vergrote
weergave wordt standaard weergegeven.
A
B
C
LCD-monitor (opname-informatie)
Scherm Indicatie
P A S M
Functiekeuzeknop (44)
1/125 Sluitertijd (57)
F5.6 Diafragma (55)
+2.0 Belichting (59)
AE-vergrendeling (78)
Scherm Indicatie
Flitsfunctie (76)/Rode-
ogen-effectvermindering
(75)
Belichtingscompensatie
(80)
Flitscompensatie (83)
EV-schaalverdeling (59,
94)
ISO AUTO ISO-gevoeligheid (85)
Scherm Indicatie
Transportfunctie (92)
Scherpstellingsfunctie
(70)
AF-gebied (71)
Lichtmeting (84)
Instellingen (90)
AWB
7500K G9
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurenfilter, Eigen) (86)
Dynamisch-
bereikoptimalisatie (90)
NL
66
D
De opname-informatie wisselen
Opmerking
U kunt het scherm weergeven dat gebruikt wordt om de helderheid van de LCD-
monitor aan te passen door iets langer op de DISP-knop te drukken (blz. 118).
Scherm Indicatie
90% Resterende accu (13)
Beeldkwaliteit (110)
Beeldgrootte (109)/
Beeldverhouding (110)
100 Resterend aantal
opneembare beelden (25)
Scherm Indicatie
Druk op de DISP-knop om te schakelen
tussen de gedetailleerde en de vergrote
weergave.
Als u de camera naar de verticale positie
draait, wordt de opname-informatie
automatisch geroteerd overeenkomstig de
positie van de camera.
DISP-knop
Gedetailleerde opname-
informatie
Geen opname-informatie
Vergrote opname-
informatie
Beelden opnemen
67
NL
A
B
* U kunt bij het gebruik van de HVL-
F56AM/HVL-F36AM-flitser (niet
bijgeleverd) met een
synchronisatiefunctie met hoge
snelheid bij elke sluitertijd een
flitsopname maken. Raadpleeg de bij
de flitser geleverde
gebruiksaanwijzing voor de
bevestigingsinstructies van de flitser.
Zoeker
Scherm Indicatie
AF-gebied (71)
Spot-AF-gebied (71)
Spot-lichtmeetgebied
(84)
Opnamegebied voor
beeldverhouding 16:9
(110)
Scherm Indicatie
Flitscompensatie (83)
Flitser opladen (76)
WL Draadloze flitser (76)
Hoge
snelheidssynchronisatiest
and*
Handmatige
scherpstelling (71)
z Scherpstellen
125 Sluitertijd (57)
5.6 Diafragma (55)
EV-schaalverdeling (59,
94)
AE-vergrendeling (78)
2 Teller resterend aantal
opnamen (92)
Waarschuwing
camerabeweging (41)
Super SteadyShot -
schaalverdeling (42)
Beeldverhouding 16:9
(110)
Scherm Indicatie
NL
68
De opnamefunctie gebruiken
De scherpstelfunctie selecteren
Er zijn twee methoden om de scherptediepte te wijzigen. automatisch en
handmatig scherpstellen.
Stel het [AF-gebied] in (blz. 71) om het gebied te kiezen dat wordt
gebruikt voor de scherpstelling.
Scherpstellings-indicator
Automatisch scherpstellen gebruiken
1 Stel de schakelaar van de
scherpstellingsfunctie in op "AF".
2 Druk de ontspanknop half in om
de scherpstelling te controleren
en neem de opname.
De scherpstellingsindicator z of
(blz. 68) gaat branden nadat de
scherpstelling is bevestigd.
De groene kaders worden aangegeven
in een gebied waarvan de scherpstelling
is bevestigd.
Sensor scherpstelveld
Scherpstellings-indicator
Opnametechnieken
Scherpstellings-
indicator
Status
z brandt Scherpstelling vergrendeld. Klaar om op te nemen.
brandt Scherpstelling is bevestigd. Het scherpstelpunt beweegt doordat
het een bewegend onderwerp volgt. Klaar om op te nemen.
brandt Nog bezig met scherpstellen. U kunt de ontspanknop niet
loslaten.
z knippert Kan niet scherpstellen. De sluiter is vergrendeld.
Scherpstelveld
De opnamefunctie gebruiken
69
NL
Onderwerpen waarvoor speciale scherpstelling nodig kan zijn:
Bij gebruik van de automatische scherpstelling is het moeilijk scherp te
stellen op de volgende onderwerpen. In dergelijke gevallen gebruikt u de
scherpstelvergrendelingsfunctie (blz. 69) of de handmatige scherpstelling
(blz. 71).
Een onderwerp met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een witte
muur.
Twee onderwerpen op verschillende afstanden die elkaar overlappen
binnen het AF-gebied.
Een onderwerp dat bestaat uit zich herhalende patronen, zoals de gevel
van een kantoorgebouw.
Een onderwerp dat zeer helder is of schittert, zoals de zon, de carrosserie
van een auto of een wateroppervlak.
De juiste afstand tot een onderwerp nauwkeurig meten
Opmerking
Als het onderwerp dichterbij is dan de minimale opnameafstand van de gebruikte
lens, kan de scherpstelling niet worden bevestigd. Zorg voor voldoende afstand
tussen het onderwerp en de lens op de camera.
De -markering op de bovenkant van
de camera toont de locatie van de
beeldsensor*. Wanneer u de exacte
afstand meet tussen de camera en het
onderwerp, raadpleeg dan de positie van
de horizontale lijn.
* De beeldsensor is het onderdeel van de
camera dat fungeert als de film.
Een opname nemen met uw gewenste compositie
(Scherpstelvergrendeling)
1 Plaats het onderwerp binnen het
AF-gebied en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
NL
70
Fn-knop t [Autom. scherpst.] t Kies de gewenste instelling
Gebruik (Enkelvoudige AF) als het onderwerp stilstaat.
Gebruik (Continue AF) als het onderwerp in beweging is.
2 Houd de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt en plaats
het onderwerp terug op de
oorspronkelijke plaats om het
beeld opnieuw samen te stellen.
3 Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
De scherpstelmethode kiezen die geschikt is voor de
beweging van het onderwerp (Automatische
scherpstelfunctie)
(Enkelvoudige
AF)
De camera voert de scherpstelling uit en de scherpstelling
wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop tot halverwege
wordt ingedrukt.
(Automatische
AF)
Wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt als het
onderwerp bewegingsloos is, wordt de scherpstelling
vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, gaat de camera
verder met het scherpstellen.
(Continue AF) De camera blijft scherpstellen zolang u de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt houdt.
De audiosignalen worden niet weergegeven wanneer op het
onderwerp is scherpgesteld.
Opnametechnieken
De opnamefunctie gebruiken
71
NL
Fn-knop t [AF-gebied] t Kies de gewenste instelling
Opmerkingen
Het is mogelijk dat het lokale AF-gebied niet oplicht bij continu opnemen of
wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt zonder halverwege te stoppen.
De groene frames die worden weergegeven wanneer de scherpstellingsfunctie is
bevestigd, geven het gebied aan dat voor scherpstelling wordt gebruikt. Ze geven
niet de grootte van het gebied aan. Het AF-gebied en de frames bevinden zich
mogelijk niet op dezelfde positie. Dit is normaal.
Als het moeilijk is om de juiste scherpte in de stand autofocus te krijgen,
kunt u de scherpte handmatig aanpassen.
Het scherpstelveld (AF-gebied) kiezen
Kies de gewenste AF die past bij de
opnameomstandigheden of uw voorkeur.
De groene kaders worden aangegeven in
een gebied waarvan de scherpstelling is
bevestigd.
Het gebied dat voor de scherpstelling
wordt gebruikt, licht kort op in de
zoekerfunctie.
Gebied
(Breed)
De camera bepaalt welk deel van de negen AF-gebieden wordt
gebruikt wanneer wordt scherpgesteld binnen het AF-gebied. U
kunt de scherpstelling wijzigen met het Spot-AF-gebied door het
midden van de controller ingedrukt te houden.
(Punt) De camera maakt uitsluitend gebruik van het Spot-AF-gebied.
(Lokaal) Kies tijdens de opname met de controller uit de negen gebieden
het gebied waarvoor u de scherpstelling wilt activeren. Om het
Spot-AF-gebied te kiezen, drukt u op het midden van de
controller.
De scherpstelling (Handmatige scherpstelling) handmatig
wijzigen
AF-gebied
NL
72
Opmerkingen
Wanneer het gaat om een onderwerp dat kan worden scherpgesteld in de
automatische scherpstellingsfunctie, licht de z-indicator op nadat de scherpstelling
is bevestigd. Wanneer het lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt het middenveld
gebruikt, en wanneer het lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt het veld dat met de
controller is gekozen, gebruikt.
De camera zet de brandpuntsafstand op (oneindig) wanneer de POWER-
schakelaar is ingesteld op ON.
Wanneer u een teleconvertor, enz. gebruikt, zal het draaien van de scherpstelring
mogelijk niet vloeiend gaan.
Als de dioptrie niet goed in de zoekerfunctie wordt ingesteld, wordt het beeld niet
goed scherpgesteld (blz. 64).
Wanneer u de camera uitzet en daarna weer aanzet of als u de opnamestand wijzigt
terwijl de functiekeuzeknop is ingesteld op "AUTO" of de Scènekeuzefunctie, wordt
AF (Automatische scherpstelling) automatisch geselecteerd ongeacht de stand van
de opnamefunctieschakelaar.
1 Stel de schakelaar van de
scherpstellingsfunctie in op MF.
2 Draai de scherpstelring van de
lens om goed scherp te stellen.
Scherpstelring
De opnamefunctie gebruiken
73
NL
In één keer inzoomen
U kunt inzoomen op het midden van een beeld met de intelligente
teleconvertor (Digitale zoom) en de opname vastleggen.
De beeldgrootte wordt automatisch als volgt ingesteld:
* Het aantal pixels in de beeldgrootte die hier is geselecteerd, wijkt af van
het aantal pixels van de beeldgrootte die bij normale opnamen is
geselecteerd.
M: 3264 × 2176 pixels (DSLR-A350)/
2768 × 1840 pixels (DSLR-A300)
S: 2416 × 1600 pixels (DSLR-A350)/
2032 × 1360 pixels (DSLR-A300)
Opmerkingen
Als de LIVE VIEW/OVF-schakelaar op "OVF" wordt ingesteld, is de intelligente
teleconvertor niet beschikbaar.
Als de intelligente teleconvertor beschikbaar is (in AF-functie), wordt [AF-gebied]
ingesteld op (Punt).
Als de intelligente teleconvertor beschikbaar is, wordt [Lichtmeetfunctie] ingesteld
op (Meervelds).
Als de Kwaliteit op (RAW) of (RAW & JPEG) wordt ingesteld, is de
intelligente teleconvertor niet beschikbaar.
1 Stel de LIVE VIEW/OVF-
schakelaar in op "LIVE VIEW".
2 Druk op de -knop.
Telkens wanneer u op de -knop
drukt, verandert het zoombereik als
volgt: Uit t Ong. ×1,4 t Ong. ×2.
-knop
Zoombereik Beeldgrootte
Ong. x1,4 M*
Ong. x2 S*
NL
74
De flitser gebruiken
Met de flitser kunt u het onderwerp op donkere plaatsen helder vastleggen,
en het voorkomt tevens camerabeweging. Wanneer u een opname tegen de
zon in maakt, kunt u de flitser gebruiken om een helder beeld van het aan
de achterzijde belichte onderwerp te krijgen.
De lens of de zonnekap kan het flitslicht blokkeren waardoor er een
schaduw op het beeld kan worden geworpen. Verwijder de zonnekap.
Houd een afstand van 1 m of meer van het onderwerp dat u wilt opnemen.
Opmerkingen
Houd de camera niet vast bij de flitserzender.
Gebruik de camera niet zolang de flitser niet volledig omhoog is getrokken.
Opnamecondities die nodig zijn om te voorkomen dat er schaduw voorkomt op een
beeld, variëren, afhankelijk van de lens.
1 Druk op de -knop.
De flitser komt omhoog.
Bij de functies AUTO of Scènekeuze
komt de flitser automatisch omhoog als
er onvoldoende licht is of als het
onderwerp zich in tegenlicht bevindt.
De ingebouwde flitser komt niet
omhoog, zelfs niet als u op de knop
drukt.
-knop
2 Nadat de flitser geladen is, kunt u
de opname maken.
Knipperend: De flitser wordt
opgeladen. Als de indicator knippert,
kunt u de sluiter niet ontspannen.
Opgelicht: De flitser is opgeladen en
klaar voor gebruik.
Als u de ontspanknop in de functie
Automatische instelling bij donkere
verlichting half indrukt, kan de flitser
worden gebruikt om het onderwerp
eenvoudiger te kunnen scherpstellen
(AF-hulplicht).
(Flitser wordt
opgeladen)-indicator
Opnametechnieken
De opnamefunctie gebruiken
75
NL
Het flitserbereik
Het flitserbereik is afhankelijk van de ISO-gevoeligheid en de
diafragmawaarde. Zie de volgende tabel.
Het AF-hulplicht
Het AF-hulplicht werkt niet als de [Autom. scherpst.] is ingesteld op
(Continue AF) of als het onderwerp in beweging is in
(Automatische AF). (De indicator of licht op.)
Het AF-hulplicht zal mogelijk niet werken met een brandpuntsafstand
van 300 mm of meer.
Wanneer een externe flits wordt bevestigd, wordt het AF-hulplicht van de
externe flits gebruikt.
Het AF-hulplicht uitschakelen
MENU-knop t 2 t [AF-hulplicht] t [Uit]
De rode-ogen-vermindering gebruiken
Met deze instelling kunt u het rode-ogeneffect verminderen door enkele
keren een zwak flitslicht te laten afgaan alvorens de opname met de flitser
te maken.
MENU-knop t 1 t [Rode-ogen-verm.] t [Aan]
Opmerking
Rode-ogeneffectvermindering is alleen beschikbaar met de ingebouwde flitser.
Diafragma F2.8 F4.0 F5.6
ISO-
instelling
AUTO 1,4 – 8,6 m 1 – 6 m 1 – 4,3 m
100 1 – 4,3 m 1 – 3 m 1 – 2,1 m
200 1 – 6 m 1 – 4,3 m 1 – 3 m
400 1,4 – 8,6 m 1 – 6 m 1 – 4,3 m
800 2 – 12 m 1,4 – 8,6 m 1 – 6 m
1600 2,8 – 17 m 2 – 12 m 1,4 – 8,6 m
3200 4 – 24 m 2,8 – 17 m 2 – 12 m
NL
76
Fn-knop t [Flitsfunctie] t Kies de gewenste instelling
U kunt langzame-flitssynchronisatie gebruiken om in het donker een
heldere afbeelding te maken van mensen en hun achtergrond.
U kunt de eind synchronisatie gebruiken om een natuurlijk beeld te
nemen van een bewegend onderwerp zoals een fiets of een wandelaar.
U kunt met een externe, draadloze flitser (niet bijgeleverd) een opname
flitsen zonder snoer waarbij de externe flitser niet op de camera is
aangesloten. Door de plaats van de flitser te veranderen, kunt u een beeld
vastleggen dat driedimensionaal lijkt te zijn door het contrast van licht en
schaduw op het onderwerp te benadrukken.
Raadpleeg voor het maken van afbeeldingen de bedieningsinstructies van
uw flitser.
De flitsfunctie selecteren
(Flitser uit) De ingebouwde flitser gaat niet af, zelfs niet als deze omhoog
komt. Dit kan niet worden geselecteerd als de
functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S of M.
(Autom.flitsen) De flitser gaat af wanneer het donker is of wanneer de
opname in tegenlicht wordt gemaakt. Dit kan niet worden
geselecteerd als de functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S
of M.
(Invulflits) De flitser gaat bij iedere opname af als de ingebouwde flitser
omhoog gekomen is.
(Langz.flitssync.) De flitser gaat bij iedere opname af als de ingebouwde flitser
omhoog gekomen is. U kunt met de langzame-
flitssynchronisatieopname zowel een helder beeld van het
onderwerp als van de achtergrond nemen door een langere
sluitertijd te gebruiken.
(Eindsynchron.) De flitser gaat iedere keer af als deze omhoog komt vlak
voordat de opname klaar is.
(Draadloos) Er gaat een externe flitser af (niet bijgeleverd) die niet op de
camera is aangesloten en erbij vandaan ligt (draadloos
flitsapparaat).
Opnametechnieken
Een draadloze-flitsopname maken
De opnamefunctie gebruiken
77
NL
Fn-knop t [Flitsfunctie] t (Draadloos)
Om vooraf een flitsertest uit te voeren, trekt u de flitser omhoog en drukt
u op de AEL-knop op de camera.
Opmerkingen
Schakel de draadloze-flitserfunctie uit nadat u klaar bent met het maken van
draadloze-flitsopnamen. Als de ingebouwde flitser wordt gebruikt terwijl de
draadloze-flitserfunctie nog ingeschakeld is, worden de opnamen onnauwkeurig
door de flitser belicht.
Als een andere fotograaf in de buurt een draadloos flitsapparaat gebruikt en het
flitslicht van zijn/haar ingebouwde flitser uw flitsapparaat doet afgaan, verandert u
het kanaal van uw externe flitsapparaat. Als u het kanaal van het externe
flitsapparaat wilt veranderen, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die erbij werd
geleverd.
De AEL-knop instellen
Bij gebruik van de draadloze-flitsopname adviseren wij u [AEL-knop]
(blz. 116) in te stellen op [AEL-vergrendel] in het menu Custom.
NL
78
De helderheid van het beeld wijzigen
(Belichting, flitscompensatie, meting)
De belichting kan bij een opname in tegenlicht of bij een raam ongeschikt
zijn voor het onderwerp vanwege de grote lichtverschillen tussen het
onderwerp en de achtergrond. Gebruik in zulke gevallen de lichtmeter waar
genoeg licht valt op het onderwerp en vergrendel de belichting alvorens de
opname te nemen. Richt de camera vóór een plaats die lichter is dan het
onderwerp en gebruik de lichtmeter om de belichting van het hele beeld te
vergrendelen om het onderwerp minder helder te maken. Richt de camera
vóór een plaats die donkerder is dan het onderwerp en gebruik de
lichtmeter om de belichting van het hele beeld te vergrendelen om het
onderwerp meer helderheid te geven.
In dit deel wordt beschreven hoe u met de (Spot) een helderder beeld
van het onderwerp kunt vastleggen.
Een opname maken met een vastgelegde helderheid (AE-
vergrendeling)
1 Fn-knop t [Lichtmeetfunctie] t (Spot)
2 Pas de scherpstelling aan op het deel waarop u de belichting
wilt vergrendelen.
De belichting wordt ingesteld wanneer er scherpgesteld is.
De plaats waar u de
belichting vergrendeld.
De opnamefunctie gebruiken
79
NL
Hoe u de belichting van het beeld kunt controleren
3 Druk op de AEL-knop om de
belichting te vergrendelen.
(AE-vergrendelingsteken) verschijnt.
AEL-knop
4 Stel scherp op het onderwerp terwijl u op de AEL-knop drukt, en
neem de opname van het onderwerp.
Houd na de opname de AEL-knop ingedrukt als u met dezelfde
belichtingswaarde blijft opnemen. De instelling wordt geannuleerd wanneer
u de knop loslaat.
Houd de AEL-knop ingedrukt en plaats
de spot-lichtmeetcirkel op de plaats waar
het licht contrasteert met het onderwerp.
De lichtmeetindicator geeft de
verschillen in belichting aan waarbij nul
de vergrendelde belichting is.
Een verschuiving naar de pluszijde maakt
het beeld helderder, en een verschuiving
naar de minzijde maakt het beeld
donkerder.
b of B wordt achter de indicator
weergegeven of knippert als het beeld te
licht of te donker is om de juiste
belichting te krijgen.
Spot-lichtmeetcirkel
NL
80
De belichting wordt, behalve voor de opnamefunctie M, automatisch
verkregen. (Automatische belichting)
U kunt afhankelijk van uw voorkeur op basis van de belichting die is
verkregen door de automatische belichting, belichtingscompensatie
uitvoeren door de belichting ofwel naar de pluszijde of naar de minzijde te
verschuiven. U kunt het hele beeld lichter maken door naar de pluszijde te
schuiven. U kunt het hele beeld donkerder maken door naar de minzijde te
schuiven.
Helderheidscompensatie voor het hele beeld gebruiken
(Belichtingscompensatie)
1 Druk op de -knop.
Het belichtingscompensatiescherm
wordt weergegeven bij de
zoekerfunctie.
-knop
2 Pas de belichting aan met de
bedieningsknop.
Naar + (over): maakt een beeld helderder.
Naar – (onder): maakt een beeld
donkerder.
Standaardbelichting
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Correctie in de
richting
Basisbelichting
Correctie in de +
richting
De opnamefunctie gebruiken
81
NL
Pas het compensatieniveau aan door het opgenomen beeld te controleren.
Met de bracketopnamefunctie kunt u meerdere beelden opnemen met de
belichting verschoven naar de plus- of minzijde (blz. 93).
Opnametechnieken
NL
82
Opnemen terwijl u het scherm met het histogram controleert
Opmerkingen
Het histogram dat in de Live view-functie verschijnt, geeft niet het uiteindelijke
vastgelegde beeld weer. Het geeft de situatie van het zojuist gecontroleerde beeld
weer. Het histogram zal afhankelijk van diafragma-instelling, enz. verschillen.
Het histogram verschilt tussen opnemen en weergeven in de volgende situaties:
– Bij gebruik van de flitser.
– Als het onderwerp een lage intensiteit heeft, zoals een nachtelijk landschap.
Een histogram is de luminantieverdeling
die aangeeft hoeveel pixels van een
bepaalde helderheid voorkomen in het
beeld.
Door de belichtingscompensatie wordt
het histogram dienovereenkomstig
veranderd. De illustratie rechts is een
voorbeeld.
Een opname maken met de
belichtingscompensatie aan de positieve
zijde, verheldert het volledige beeld,
zodat het volledige histogram naar de
heldere zijde (rechterzijde) verschuift.
Als u opneemt met de
belichtingscompensatie toegepast aan de
negatieve kant, zal het histogram naar de
andere kant verschuiven.
Beide uiteinden van het histogram geven
sterk en zwak belichte delen weer. Het is
onmogelijk om deze gebieden later met
een computer te herstellen. Pas zo nodig
de belichting aan en neem de opname
nogmaals.
Aantal pixels
Donker Licht
De opnamefunctie gebruiken
83
NL
Als u opneemt met de flitser, kunt u alleen de hoeveelheid flitslicht
veranderen, zonder de belichtingscompensatie te veranderen. U kunt alleen
de belichting wijzigen van het hoofdonderwerp dat binnen het flitsbereik ligt.
MENU-knop t 1 t [Flitscompens.] t Kies de gewenste
instelling
Naar +: verhoogt het flitsniveau.
Naar –: verlaagt het flitsniveau.
Opmerkingen
Als u het flitsniveau hebt aangepast, wordt op de LCD-monitor/in de zoeker
weergegeven als de ingebouwde flitser omhoog is getrokken. Zorg ervoor dat u niet
vergeet de waarde terug te zetten als u het flitsniveau aanpast.
Het kan zijn dat het positieve effect niet zichtbaar is aangezien de hoeveelheid
flitslicht beperkt is als het onderwerp zich op of bij het maximumbereik van de
flitser bevindt. Als het onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het mogelijk dat het
negatieve effect niet zichtbaar is.
Belichtingscompensatie en flitscompensatie
De belichtingscompensatie verandert de sluitertijd, het diafragma en de ISO-
gevoeligheid (als [AUTO] is geselecteerd) om de compensatie uit te voeren. Als de
flitser wordt gebruikt, wordt tevens de hoeveelheid flitslicht veranderd.
De flitscompensatie verandert echter uitsluitend de hoeveelheid flitslicht.
MENU-knop t 1 t [Flitsregeling] t Kies de gewenste
instelling
ADI: Advanced Distance Integration (Geavanceerde afstandintegratie)
TTL: Through the lens (Door de lens)
De hoeveelheid flitslicht (Flitscompensatie) aanpassen
De flitsregeling selecteren om de hoeveelheid flitslicht
(Flitsregeling) in te stellen.
ADI-flits Met deze methode regelt u het licht van de flitser waarbij
rekening gehouden wordt met de informatie over de
brandpuntsafstand en de lichtmeetgegevens van de voorflits.
Met deze methode kunt u een nauwkeurige flitscompensatie
krijgen waarbij er nagenoeg geen effect optreedt van de
weerkaatsing van het onderwerp.
Voorflits DDL Met deze methode regelt u de hoeveelheid flitslicht die
uitsluitend berekend wordt volgens de gegevens van de
lichtmeting van de voorflits. Deze methode is gevoelig voor
de lichtweerkaatsing van het onderwerp.
NL
84
Bij de selectie van [ADI-flits] kan het gebruik van een lens die is voorzien
van een afstandscodeerder een nauwkeuriger flitscompensatie opleveren
doordat nauwkeurigere afstandsinformatie wordt gebruikt.
Opmerkingen
Wanneer de afstand tussen het onderwerp en het externe flitsapparaat (niet
bijgeleverd) niet kan worden vastgesteld (opnemen met een draadloos, extern
flitsapparaat (niet bijgeleverd), opnemen met een los flitsapparaat dat met een kabel is
verbonden met de camera, opnemen met een dubbelflitsapparaat of ringflitser voor
macro-opnamen, enz.), selecteert de camera automatisch de instelling Voorflits DDL.
Selecteer in de volgende gevallen [Voorflits DDL] omdat de camera geen
flitscompensatie kan uitvoeren met ADI-flits.
– Er is aan het flitsapparaat HVL-F36AM een breed paneel bevestigd.
– Er wordt voor flitsopnamen een diffuser gebruikt.
– Er wordt een filter met een belichtingsfactor, zoals een ND-filter, gebruikt.
– Er wordt een close-uplens gebruikt.
ADI-flits is alleen beschikbaar in combinatie met een lens die is uitgerust met een
afstandscodeerder. Om te bepalen of uw lens is uitgerust met een afstandscodeerder,
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die bij de lens werd geleverd.
Fn-knop t [Lichtmeetfunctie] t Kies de gewenste instelling
Gebruik (Meervelds) voor meten voor algemene opnamen.
Gebruik de Spot-meting om het licht te meten van uw onderwerp wanneer
u een onderwerp met een scherp contrast in het scherpstelveld met de
juiste belichting wilt opnemen, en voer vervolgens de opname uit met
AE-vergrendeling (blz. 78).
De methode selecteren voor lichtmeting van het onderwerp
(Lichtmeetfunctie)
(Meervelds) Bij deze instelling wordt het licht op elk veld gemeten na
opdeling van het totale gebied in meerdere velden en zo
wordt de juiste belichting van het gehele scherm bepaald.
(Centrum gericht) Deze functie legt de nadruk op het middelste deel van het
scherm, maar meet de gemiddelde helderheid van het gehele
scherm.
(Spot) Hiermee wordt het licht uitsluitend binnen de spot-
lichtmeetcirkel in het midden van het scherpstelkader
gemeten.
Opnametechnieken
De opnamefunctie gebruiken
85
NL
ISO-instelling
De lichtgevoeligheid wordt uitgedrukt door de ISO-waarde (aanbevolen
belichtingsindex). Hoe hoger het getal, des te hoger de gevoeligheid.
Opmerkingen
Als ISO is ingesteld op [AUTO], dan wordt de ISO als volgt automatisch ingesteld.
De [AUTO]-instelling is niet beschikbaar in de opnamefunctie M. Als u de
opnamefunctie M wijzigt met de [AUTO]-instelling, dan wordt deze
overgeschakeld op [100]. Stel de ISO in in overeenstemming met uw opname-
omstandigheden.
1 Druk op de ISO-knop om het ISO-
scherm weer te geven.
ISO-knop
2 Selecteer op de controller met v/V de gewenste waarde.
Hoe hoger het getal, des te hoger het ruisniveau is.
Opnamefunctie ISO
AUTO, Scènekeuzefunctie Het bereik verschilt en is afhankelijk van de functie.
P, A, S 100 – 400
NL
86
De kleurtinten (Witbalans) instellen
De kleurtint van het onderwerp verandert naarmate de aard van de lichtbron
verandert. De onderstaande tabel geeft de veranderingen in kleurtint aan
gebaseerd op diverse lichtbronnen in vergelijking met een onderwerp dat er
wit uitziet in het zonlicht.
Witbalans is een functie waarmee de kleurtint wordt aangepast tot ongeveer
wat u ziet. Gebruik deze functie als de kleurtint van het beeld er niet uitziet
zoals u verwachtte, of als u doelbewust de kleurtint wilt veranderen voor
een fotografische uitdrukking.
Opmerking
De camera kan geen nauwkeurige witbalans vaststellen als de enige beschikbare
lichtbron een kwik- of een natriumlamp is vanwege de kenmerken van de lichtbron.
Gebruik in zulke gevallen de flitser.
Fn-knop t [Witbalans] t Kies de gewenste instelling
Als [AWB] niet is geselecteerd, dan kunt u de kleurtint nauwkeurig
instellen met b/B op de controller. Met een aanpassing naar + wordt het
beeld roder en met een aanpassing naar – wordt het beeld blauwer.
Weer/lichtbron
Daglicht Bewolkt TL-licht Lamplicht
Eigenschappen
van het licht
Wit Blauwachtig Groengetint Roodachtig
De witbalans aanpassen zodat deze bij een bepaalde
lichtbron past (Automatisch/vooringestelde witbalans)
De opnamefunctie gebruiken
87
NL
Gebruik de bracketfunctie van de witbalans als u de gewenste kleurtint
niet in de geselecteerde optie kunt krijgen (blz. 95).
U kunt de waarde van de gewenste (onderstaande) waarde aanpassen door
[5500K] (Kleurtemperatuur) or [00] (Kleurfilter) te selecteren.
Door (Eigen inst.) te selecteren, kunt u uw instelling opslaan
(blz. 88).
Fn-knop t [Witbalans] t [5500K] (Kleurtemperatuur) of [00]
(Kleurfilter)
Selecteer de waarde met b/B om de kleurtemperatuur in te stellen.
Selecteer de compensatierichting met b/B om de kleurfilter in te stellen.
Opmerking
De waardes zijn anders onder tl-licht/natrium- of kwiklampen omdat kleurmeters
zijn ontworpen voor filmcamera's. We raden u aan om uw eigen witbalans te
gebruiken of een testopname te maken.
AWB
(Autom.witbalans)
De camera neemt automatisch een lichtbron waar en past de
kleurtinten eropaan.
(Daglicht) Bij de selectie van een optie die geschikt is voor een bepaalde
lichtbron, worden de kleurtinten aangepast aan de lichtbron
(vooringestelde witbalans).
(Schaduw)
(Bewolkt)
(Kunstlicht)
(TL-licht)
(Flitslicht)
Opnametechnieken
De kleurtemperatuur en een filtereffect instelling
(Kleurtemperatuur/kleurfilter)
NL
88
*1
De waarde is de waarde van de kleurtemperatuur die op dat moment is geselecteerd.
*2
De waarde is de waarde van de Kleurfilter die op dat moment is geselecteerd.
In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten
lichtbronnen, adviseren wij u een eigen witbalans te gebruiken om de witte
kleuren nauwkeurig te reproduceren.
5500K*
1
(Kleurtemperatuur)
Hiermee wordt de witbalans aan de hand van de
kleurtemperatuur ingesteld. Hoe hoger het getal is, des te
roder het beeld wordt, en hoe lager het getal is, des te blauwer
het beeld wordt.
00*
2
(Kleurfilter) Hiermee komt het CC-filtereffect (Color Compensation) voor
fotografie tot stand.
De kleur kan, gebaseerd op de ingestelde kleurtemperatuur
als standaard, worden gecompenseerd naar G (Green) of M
(Magenta).
De kleurtinten opslaan (Eigen witbalans)
1 Fn-knop t [Witbalans] t
2 Selecteer [ SET] met b/B op de controller.
3 Houd de camera zodanig vast dat het witte deel de spot-
lichtmeetcirkel geheel bedekt en druk op de ontspanknop.
De sluiter klikt en de geijkte waarden (Kleurtemperatuur en Kleurfilter)
worden weergegeven.
4 Druk op het midden van de controller.
De monitor keert terug naar het scherm met opname-informatie waarbij de in
het geheugen opgeslagen eigen ingestelde instelling voor witbalans blijft
behouden.
De eigen witbalansinstelling die met deze bediening werd opgeslagen, blijft
beschikbaar totdat een nieuwe instelling wordt opgeslagen.
De opnamefunctie gebruiken
89
NL
Opmerking
De mededeling "Fout eigen witbalans" geeft aan dat de waarde buiten het verwachte
bereik ligt. (Als de flitser wordt gebruikt op een onderwerp dat erg dichtbij is, of als
zich een onderwerp met een felle kleur in het scherpstelkader bevindt.) Als u deze
waarde opslaat, wordt de -indicator geel in de opname-informatie op de LCD-
monitor. U kunt op dit moment wel opnemen, maar wij adviseren u de witbalans
nogmaals in te stellen om een nauwkeurigere witbalanswaarde te verkrijgen.
De eigen witbalansinstelling oproepen
Fn-knop t [Witbalans] t (Eigen inst.)
Opmerking
Als de flitser afgaat wanneer op de ontspanknop wordt gedrukt, wordt een eigen
witbalansinstelling opgeslagen waarbij rekening wordt gehouden met het flitslicht.
Gebruik bij latere opnamen ook de flitser.
NL
90
Beeldverwerking
Fn-knop t [Dyn.-bereikoptim] t Kies de gewenste instelling
(Geavanceerd) van Dyn.-Bereikopt heeft geen effect op RAW-
bestanden. Corrigeer beelden met gebruik van de Dynamisch-
bereikoptimalisatiefunctie van "Image Data Converter SR".
MENU-knop t 1 t [Instellingen] t Kies de gewenste
instelling
Als u het (Contrast), (Verzadiging) of (Scherpte) wilt
aanpassen, selecteert u het gewenste item met b/B, en past u vervolgens
de waarde aan met v/V.
De helderheid van het beeld corrigeren (Dynamisch-
bereikoptimalisatie)
(Uit) Geen optimalisatie.
(Standaard) Als het contrast van licht en schaduw tussen het onderwerp
en de achtergrond scherp is, wat gewoonlijk het geval is bij
opnemen in tegenlicht, dan verzwakt de camera het contrast
in het hele beeld om een beeld te produceren met de juiste
helderheid en contrast.
(Geavanceerd) Door het beeld op te delen in kleine velden, analyseert de
camera het contrast van licht en schaduw tussen het
onderwerp en de achtergrond, en produceert een beeld waarin
de helderheid en gradatie optimaal is.
De door u gewenste beeldverwerking kiezen (Instellingen)
(Standaard) Voor het maken van verschillende opnames met een rijke
gradatie en prachtige kleuren.
(Levendig) De verzadiging en het contrast worden verhoogd voor het
opnemen van opvallende beelden van kleurrijke scènes en
onderwerpen, zoals bloemen, lentegroen, een blauwe hemel
of vergezichten over zee.
(Portret) Voor het vastleggen van huidkleur met een zacht tint, ideaal
geschikt voor het maken van portretten.
De opnamefunctie gebruiken
91
NL
(Contrast), (Verzadiging) en (Scherpte) kunnen voor ieder
instellingenitem worden aangepast.
Over Adobe RGB-kleurruimte
Adobe RGB-kleurruimte heeft een uitgebreid assortiment kleurreproducties
in vergelijking met sRGB die de standaard kleurruimte van de digitale
camera is. Als de hoofddoelstelling is om het beeld af te drukken, met name
wanneer een groot deel van het onderwerp levendig groen of rood is, is
Adobe RGB effectiever dan andere sRGB-kleurruimtes.
De bestandsnaam van het beeld begint met "_DSC".
Opmerkingen
Als de Scèneselectie wordt gebruikt, kunt u de instellingen niet wijzigen.
Wanneer (Zwart-wit) is geselecteerd, kunt u de verzadiging niet aanpassen.
(AdobeRGB) is voor toepassingen of printers die kleurbeheer en
kleurruimteoptie DCF2.0 ondersteunen. Wanneer u toepassingen of printers gebruikt
die het kleurbeheer niet ondersteunen, kan dat beelden opleveren waarin kleuren niet
kleurgetrouw worden weergegeven of afgedrukt.
Beelden worden met een lage verzadiging weergegeven als zij op de camera, of
apparaten die Adobe RGB niet ondersteunen, werden opgenomen met
(AdobeRGB).
(Landschap) De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd
voor het vastleggen van levendige, heldere landschappen.
Ook landschappen in de verte komen meer tot uiting.
(Nachtopname)
Het contrast wordt verzacht voor het vastleggen van een
nachtelijk landschap dat getrouwer is aan de werkelijke
weergave.
(Zonsondergang)
Voor het vastleggen van de prachtige mooie kleur van de
ondergaande zon.
(Zwart-wit) Voor het vastleggen van zwart-witbeelden.
(AdobeRGB) Voor het opnemen van beelden in de Adobe RGB-
kleurenruimte.
(Contrast) Het verschil tussen licht en schaduw in een beeld (gradatie).
Verhoog de waarde om een beeld te krijgen met scherpe
contrasten. Verlaag de waarde voor een zachtere afwerking.
(Verzadiging) De levendigheid van kleuren. Verhoog de waarde voor een
beeld met diepe en levendige kleuren. Verlaag de waarde
voor een rustigere afwerking.
(Scherpte) Dit is de mate waarin de contouren benadrukt worden.
Verhoog de waarde om een heldere afwerking te krijgen.
Verlaag de waarde voor een zachtere afwerking.
NL
92
De transportfunctie selecteren
Deze camera heeft vijf transportfuncties, waaronder enkelvoudig transport,
continu-transport. Gebruik ze zoals u wilt.
Deze functie is voor normaal opnemen.
-knop t (Enkelbeeldopname)
De camera legt de beelden doorlopend vast op de volgende snelheid*.
* Onze meetomstandigheden. De snelheid van continu opname is
langzamer, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Het maximale aantal opeenvolgende opnamen
Het aantal beelden dat continu opgenomen kan worden, is beperkt.
* Vanaf de vierde opname wordt de opnamesnelheid iets langzamer.
Enkele opnamen nemen
Continu opnemen
DSLR-A350 DSLR-A300
Live view-functie
Maximaal 2 beelden per
seconde
Maximaal 2 beelden per
seconde
Zoekerfunctie
Maximaal 2,5 beelden per
seconde
Maximaal 3 beelden per
seconde
1 -knop t (Continuopname)
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De camera blijft opnemen als u de ontspanknop ingedrukt houdt.
Het aantal beelden dat opeenvolgend kan worden opgenomen wordt
aangegeven.
Fijn/Standaard* Geen limiet (tot de geheugenkaart vol is)
RAW & JPEG 3 beelden
RAW 4 beelden (DSLR-A350)/6 beelden (DSLR-A300)
De opnamefunctie gebruiken
93
NL
De 10-seconden zelfontspanner is handig wanneer de fotograaf zelf op de
foto moet staan en de 2-seconden zelfontspanner is handig om
camerabewegingen te verminderen.
De zelfontspanner annuleren
Om de geactiveerde zelfontspanner te annuleren, drukt u op de -knop.
Opmerking
Als u opnamen maakt met de zoeker, gebruik dan het zoekerkapje (blz. 23).
Met bracketopnamen kunt u diverse beelden opnemen, ieder met een
andere belichtingsgraad. Deze camera is uitgerust met een automatische
bracketfunctie. Specificeer de afwijkingswaarde (stappen) van de
basisbelichting, en de camera verschuift automatisch de belichting bij het
opnemen. U kunt ook een beeld kiezen dat de door u gewenste helderheid
heeft nadat de opnamen klaar zijn.
De zelfontspanner gebruiken
1 -knop t (Zelfontspanner) t Selecteer het gewenste
aantal seconden
Het cijfer achter is het huidige aantal geselecteerde seconden.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Als de zelfontspanner is geselecteerd, geven geluidsignalen en het lampje
van de zelfontspanner de status ervan aan. Vlak voor de opname knippert
het lampje van de zelfontspanner snel en klinkt het geluidsignaal.
Beelden opnemen met verschoven belichting
(Belichtingsbracket)
Basisbelichting richting + richting
NL
94
* _ ._ EV weergegeven bij / is de huidige, gekozen stap.
Opmerkingen
De belichting wordt verschoven door aanpassing van de sluitertijd als het instelwiel
is ingesteld op M. Houd de AEL-knop ingedrukt als u de belichting verschuift door
de diafragmawaarde aan te passen.
Bij aanpassing van de belichting, wordt de belichting verschoven aan de hand van de
gecompenseerde waarde.
De bracket kan niet worden gebruikt als de opnamefunctie is ingesteld op AUTO of
de scènekeuzefunctie.
EV-schaalverdeling bij bracketopname
1 -knop t Gewenste bracket t Gewenste bracketstap
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De basisbelichting wordt ingesteld bij het eerste beeld van de bracketopname.
* (Bracket:
continu)
Hiermee worden drie opnamen gemaakt waarbij de belichting
volgens een gekozen stap verschuift.
Houd de ontspanknop ingedrukt totdat het opnemen stopt.
* (Bracket:
enkel)
Hiermee worden drie opnamen gemaakt waarbij de belichting
volgens een gekozen stap verschuift.
Druk de ontspanknop in voor elke opname.
Omgeving-bracketopname
stappen van 0,3, drie opnamen
Belichtingscompensatie 0
Flits-bracketopname
stappen van 0,7, drie opnamen
Flitscompensatie –1,0
LCD-monitor
(Live view-functie)
LCD monitor
(Zoekerfunctie)
Aangegeven in de bovenste
regel.
Aangegeven onder de
schaalverdeling.
Zoeker
De opnamefunctie gebruiken
95
NL
Bij een omgeving*-bracketopname, wordt de EV-schaalverdeling ook op
de LCD-monitor/in de zoeker afgebeeld, maar niet bij een flits-
bracketopname.
Nadat de bracketopname is begonnen, gaan de aanduidingen van de reeds
gemaakte opnamen één voor één uit.
Wanneer Enkel-bracket is geselecteerd en de ontspanknop tot halverwege
wordt ingedrukt en losgelaten, wordt in geval van een omgeving-
bracketopname "br 1" afgebeeld in de zoeker, en in geval van een flits-
bracketopname "Fbr 1". Nadat de bracketopname is begonnen, wordt
afgebeeld wat het nummer van het volgende beeld is, bijv. "br 2", "br 3".
* Omgevingslicht: elk licht, behalve het flitslicht, dat de scène belicht
gedurende een lange tijd, zoals natuurlijk licht, een gloeilamp of een tl-
buis.
Op basis van de geselecteerde witbalans en de kleurtemperatuur/kleurfilter
worden drie opnamen gemaakt.
*1
De waarde weergegeven onder is de huidige geselecteerde waarde.
*2
Mired: een eenheid die de kleuromzettingskwaliteit aangeeft voor
kleurtemperatuurfilters.
Opnemen met witbalansverschuiving (Witbalansbracket)
1 -knop t (Witbalansbracket) t Kies de
gewenste instelling
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
*
1
(Witbalansbracket)
Hiermee worden drie beelden opgenomen waarbij de
witbalans verschuift. Als Lo wordt gekozen, dan is de
verschuiving 10*
2
mored, en als Hi wordt gekozen, dan is de
verschuiving 20 mored. Eén opname maakt drie beelden.
NL
96
De weergavefuncties gebruiken
Beelden weergeven
Het laatst opgenomen beeld wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
Terugkeren naar de opnamestand
Druk nogmaals op de -knop.
Overschakelen op het scherm voor opnamegegevens
Druk op de DISP-knop.
Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt.
Opmerking
De DISP-knop schakelt de weergave van de opnamegegevens in en uit andere
weergavefuncties, zoals op een vergroot scherm.
De beeldrichting kiezen bij de weergave van een beeld dat is opgenomen
in de portretpositie
MENU-knop t 2 t [Beeldrotatie] t Selecteer de gewenste
instelling
1 Druk op de -knop.
-knop
2 Selecteer op de controller een beeld met b/B .
Weergave van de volgende
of vorige beelden tot
maximaal vijf beelden.
Met opname-
informatie
Histogram
weergave
Met opname-
informatie
Zonder opname-
informatie
De weergavefuncties gebruiken
97
NL
Opmerking
Wanneer u het beeld weergeeft op een tv of computer, wordt het weergegeven in de
portretpositie, zelfs als [Handm.roteren] is geselecteerd.
Terugkeren naar het normale weergavescherm
Druk op de -knop.
Opmerking
Als u geroteerde beelden naar een computer kopieert, kunnen de geroteerde beelden
met het softwareprogramma "Picture Motion Browser" (bijgeleverd) correct worden
weergegeven. Het is echter mogelijk dat de beelden niet worden geroteerd,
afhankelijk van het softwareprogramma.
Een beeld kan worden vergroot om het beter te kunnen bekijken. Dit is
handig om de scherpstelling van een opgenomen beeld te bekijken.
Een beeld roteren
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Druk op het midden van de controller.
Het beeld wordt linksom geroteerd. Herhaal stap 2 als u nog een rotatie wilt
uitvoeren.
Nadat u het beeld hebt geroteerd, wordt het weergegeven in de geroteerde
positie, zelfs wanneer u de voeding uitschakelt.
Beelden vergroten
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
NL
98
De vergrote weergave annuleren
Druk op de -knop om het beeld te laten terugkeren naar de normale
grootte.
Het beeld vergroten gecentreerd rondom een vorig gekozen punt
U kunt eerst een deel van een beeld selecteren en dan het deel vergroten.
2 U kunt in en uitzoomen op het
beeld met de of -knop.
Op de controller kunt u met v/V/b/B
het deel kiezen dat u wilt vergroten.
Draaien aan het instelwiel schakelt het
beeld over op dezelfde
weergavevergroting. Als u meerdere
beelden opneemt met dezelfde
compositie, dan kunt u hun
scherptediepte vergelijken.
Telkens wanneer u op het midden van
de controller drukt, wisselt het scherm
tussen het in- of uitgezoomde scherm
en weergave van het beeld op een
volledig scherm.
-knop
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Druk op het midden van de controller.
Het rode kader wordt weergegeven.
3 Verplaats het rode kader naar het midden van het deel dat u
wilt vergroten met v/V/b/B op de controller.
De weergavefuncties gebruiken
99
NL
Zoombereik
Het weergavezoombereik is als volgt.
Terugkeren naar het scherm met een enkel beeld
Druk op de -knop of het midden van de controller als u het gewenste
beeld kiest.
4 Maak het rode kader groter of kleiner met de of -knop om
het deel te bepalen dat u wilt vergroten.
5 Druk op het midden van de controller.
Het gedeelte binnen het rode kader wordt vergroot.
Druk op het midden van de controller om terug te keren naar het vorige
scherm.
U kunt op de -knop drukken om de vergrote weergave te annuleren.
Beeldgrootte
Zoombereik
DSLR-A350 DSLR-A300
L Ong. ×1,1 – ×14 Ong. ×1,1 – ×12
M Ong. ×1,1 – ×11 Ong. ×1,1 – ×9,1
S Ong. ×1,1 – ×7,2 Ong. ×1,1 – ×6,1
Overschakelen op de beeldlijstweergave
1 Druk op de -knop.
Het scherm verandert in het
indexweergavescherm.
-knop
2 Druk een aantal maal op de DISP-
knop om het gewenste
schermformaat te kiezen.
Achtereenvolgens worden de volgende
schermen weergegeven: 9 beelden t
25 beelden t 4 beelden
DISP-knop
NL
100
Een map selecteren
MENU-knop t 2 t [Diavoorstelling]
De opgenomen beelden worden op volgorde weergegeven
(diavoorstelling). De diavoorstelling eindigt automatisch nadat alle beelden
zijn weergegeven.
U kunt volgende en vorige beelden bekijken met b/B op de controller.
De diavoorstelling pauzeren
Druk op het midden van de controller. Wanneer u opnieuw drukt, wordt de
diavoorstelling hervat.
De diavoorstelling middenin beëindigen
Druk op de MENU-knop.
Het interval kiezen tussen de beelden in de diavoorstelling.
MENU-knop t 2 t [Interval] t Selecteer het gewenste
aantal seconden
1 Selecteer de mappenbalk met
b/B op de controller en druk
vervolgens in het midden.
Mappenbalk
2 Selecteer de gewenste map met v/V en druk vervolgens in het
midden.
Beelden automatisch weergeven (Diavoorstelling)
De weergavefuncties gebruiken
101
NL
De informatie over opgenomen beelden
controleren
Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt
(blz. 96).
Basisopname-informatie
Scherm Indicatie
100-0003 Map-bestandsnummer
(128)
- Beveiligen (104)
DPOF3 DPOF ingesteld (137)
Beeldkwaliteit (110)
Beeldgrootte (109)/
Beeldverhouding (110)
Resterende accu (13)
1/125 Sluitertijd (57)
F3.5 Diafragma (55)
ISO100 ISO-gevoeligheid (85)
2008 1 1
10:37AM
Opnamedatum
3/7 Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
NL
102
A
B
Histogram weergave
Scherm Indicatie
100-0003 Map-bestandsnummer
(128)
- Beveiligen (104)
DPOF3 DPOF ingesteld (137)
Beeldkwaliteit (110)
Beeldgrootte (109)/
Beeldverhouding (110)
Resterende accu (13)
Scherm Indicatie
Histogram (103)
P A S M
Functiekeuzeknop (44)
1/125 Sluitertijd (57)
F3.5 Diafragma (55)
ISO100 ISO-gevoeligheid (85)
–0.3 EV-schaalverdeling (59,
94)
–0.3 Flitscompensatie (83)
Lichtmeetfunctie (84)
35mm Brandpuntsafstand (145)
Instellingen (90)
AWB +1
5500K M1
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurenfilter, Eigen) (86)
Dynamisch-
bereikoptimalisatie (90)
2008 1 1
10:37AM
Opnamedatum
3/7 Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
Scherm Indicatie
De weergavefuncties gebruiken
103
NL
Hoe u het histogram kunt controleren
Als het beeld een sterk belicht of zwak
belicht deel bevat, licht dat deel van het
beeld in de histogramweergave
(luminantielimietwaarschuwing) op.
Luminantie
R (rood)
G (groen) B (Blauw)
Knipperend
NL
104
Beelden beveiligen (Beveiligen)
U kunt afbeeldingen beschermen tegen het per ongeluk wissen.
MENU-knop t 1 t [Beveiligen] t [Alle beelden] of [Alle
annuleren] t [OK]
Geselecteerde beelden beveiligen/de beveiliging van
geselecteerde beelden annuleren
1 MENU-knop t 1 t [Beveiligen] t [Gemark.beelden]
2 Selecteer de beelden die u wilt
beveiligen met b/B op de
controller en druk dan op het
midden van de controller.
De markering - wordt op het
geselecteerde beeld afgebeeld.
Om de selectie ongedaan te maken,
drukt u opnieuw op het midden.
-
3 Als u nog andere beelden wilt beveiligen, herhaalt u stap 2.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v op de controller, en druk vervolgens op
het midden van de controller.
Alle beelden beveiligen/de beveiliging van alle beelden
annuleren
De weergavefuncties gebruiken
105
NL
Beelden wissen (Wissen)
Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. Controleer
vooraf of u het beeld al dan niet wilt wissen.
Opmerking
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Het beeld wissen dat wordt weergegeven
1 Geef het beeld weer dat u wilt
wissen en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden
van de controller.
Hiermee worden de geselecteerde beelden gewist.
1 MENU-knop t 1 t [Wissen] t [Gemark.beelden]
2 Selecteer met de controller de
beelden die u wilt wissen, en druk
dan op het midden van de
controller.
De markering wordt op het
geselecteerde beeld afgebeeld.
Totaal aantal
3 Als u nog andere beelden wilt wissen, herhaalt u stap 2.
4 Druk op de MENU-knop.
NL
106
MENU-knop t 1 t [Wissen] t [Alle beelden] t [Wissen]
Opmerking
Het kan lang duren voordat veel beelden gewist zijn als deze zijn geselecteerd met
[Alle beelden]. We raden u aan beelden te wissen op een computer of met de camera
de geheugenkaart te formatteren.
5 Selecteer [Wissen] met v op de controller, en druk vervolgens
op het midden van de controller.
Alle beelden in de map wissen
1 Druk op de -knop.
2 Selecteer de mappenbalk met b
op de controller.
Mappenbalk
3 Druk op het midden van de controller, en selecteer vervolgens
de map die u wilt wissen met v/V.
4 Druk op de -knop.
5 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden
van de controller.
Het in één keer verwijderen van alle afbeeldingen
De weergavefuncties gebruiken
107
NL
Beelden bekijken op een tv-scherm
Als u de camera met behulp van de USB-kabel aansluit op een Sony tv die
compatibel is met de functie "PhotoTV HD" kunt u op de tv genieten van beelden
van een hogere kwaliteit.
1 Schakel zowel de camera als de
tv uit, en sluit de camera en de tv
op elkaar aan.
2 Schakel de tv in en wijzig de ingang.
Raadpleeg de bij de tv geleverde gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
3 Schakel de camera in en druk op
de -knop.
De beelden die met de camera zijn
opgenomen, worden op het tv-scherm
afgebeeld.
Selecteer de gewenste beelden met b/B
op de controller.
De LCD-monitor op de achterkant van
de camera wordt niet ingeschakeld.
1 Naar de video-
ingangs-aansluiting
Videokabel
2 Naar de
VIDEO OUT
-aansluiting
Controller
-knop
NL
108
Uw camera in het buitenland gebruiken
Het kan nodig zijn dat u uw videoformaat instelt overeenkomstig het
signaal van het plaatselijke tv-systeem
MENU-knop t 1 t [Videoformaat] t Selecteer de
gewenste instelling
Over tv-kleursystemen
Als u beelden wilt bekijken op een televisiescherm, hebt u een televisie met
een video-ingangsaansluiting en een videokabel nodig. Het kleursysteem
van de tv moet overeenstemmen met dat van uw digitale fotocamera.
Raadpleeg de onderstaande lijsten voor het tv-kleursysteem van het land of
gebied waarin u de camera gebruikt.
NTSC-systeem
Bahama-eilanden, Bolivia, Canada, Chili, Colombia, Ecuador, Filippijnen, Jamaica,
Japan, Korea, Mexico, Midden-Amerika, Peru, Suriname, Taiwan, Venezuela,
Verenigde Staten, enz.
PAL-systeem
Australië, België, China, Denemarken, Duitsland, Finland, Hongarije, Hongkong,
Italië, Koeweit, Maleisië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Singapore, Slowakije, Spanje, Thailand, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk,
Zweden, Zwitserland, enz.
PAL-M-systeem
Brazilië
PAL-N-systeem
Argentinië, Paraguay, Uruguay
SECAM-systeem
Bulgarije, Frankrijk, Guyana, Irak, Iran, Monaco, Oekraïne, Rusland, enz.
NTSC Hiermee wordt het videoformaat ingesteld op de NTSC-
functie (bijv. voor de VS en Japan).
PAL Hiermee wordt het videoformaatl ingesteld op de PAL-
functie (bijv. voor Europa).
Uw instellingen wijzigen
109
NL
Uw instellingen wijzigen
De beeldgrootte en de beeldkwaliteit
instellen
MENU-knop t 1 t [Beeldgrootte] t Selecteer de
gewenste grootte
[Beeldverhoud.]: [3:2]
DSLR-A350
DSLR-A300
[Beeldverhoud.]: [16:9]
DSLR-A350
DSLR-A300
Opmerking
De beeldgrootte van een RAW-bestand correspondeert met L als u een RAW-
bestand selecteert met [Kwaliteit]. De beeldgrootte wordt niet weergegeven op de
LCD-monitor.
Beeldgrootte
L:14M 4592 × 3056 pixels
M:7.7M 3408 × 2272 pixels
S:3.5M 2288 × 1520 pixels
L:10M 3872 × 2592 pixels
M:5.6M 2896 × 1936 pixels
S:2.5M 1920 × 1280 pixels
L:12M 4592 × 2576 pixels
M:6.5M 3408 × 1920 pixels
S:2.9M 2288 × 1280 pixels
L:8.4M 3872 × 2176 pixels
M:4.7M 2896 × 1632 pixels
S:2.1M 1920 × 1088 pixels
NL
110
MENU-knop t 1 t [Beeldverhoud.] t Selecteer de
gewenste verhouding.
MENU-knop t 1 t [Kwaliteit] t Selecteer de gewenste
instelling
Opmerking
Zie bladzijde 25 voor meer informatie over het aantal beelden dat kan worden
opgenomen wanneer de beeldkwaliteit wordt veranderd.
Over RAW-bestanden
U hebt het softwareprogramma "Image Data Converter SR" nodig dat op de cd-rom
(bijgeleverd) staat om een RAW-bestand te kunnen openen dat op deze camera is
opgenomen. Met behulp van dit softwareprogramma kan een RAW-bestand worden
geopend en geconverteerd naar een veelgebruikt bestandsformaat, zoals JPEG of
TIFF, en kunnen de witbalans, de kleurverzadiging, het contrast, enz., worden
veranderd.
Beeldverhoud.
3:2 Een normale beeldverhouding.
16:9 Een HDTV-verhouding.
Kwaliteit
(RAW) Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens)
Bij deze bestandsindeling wordt geen digitale verwerking op
de beelden uitgevoerd. Selecteer dit formaat om beelden op
een computer te verwerken voor professionele doelen.
Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het
beeldformaat wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
(RAW &
JPEG)
Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens) + JPEG
Het RAW-beeld en het JPEG-beeld worden tegelijkertijd
gemaakt. Dit is handig wanneer u twee beeldbestanden nodig
hebt: een JPEG-bestand om weer te geven en een RAW-
bestand om te bewerken. De beeldkwaliteit is vastgelegd op
[Fijn] en de beeldgrootte is vastgelegd op [L].
(Fijn) Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij de opname gecomprimeerd in het JPEG-
bestandsformaat. Hoe hoger de compressieverhouding, hoe
kleiner de bestandsgrootte. Hierdoor kunnen meer bestanden
worden opgenomen op één geheugenkaart, maar de
beeldkwaliteit zal lager zijn.
(Standaard)
Uw instellingen wijzigen
111
NL
Als u een beeld opneemt als een RAW-bestand, hebt u te maken met de volgende
beperking.
Het RAW-bestand kan niet worden afgedrukt op een DPOF-aangewezen printer of
een PictBridge-compatibele printer.
Van de effecten van Dyn.Bereikopt kunt u, als u een in RAW-formaat opgenomen
beeld weergeeft en vergroot, alleen die van (Standaard) controleren.
NL
112
De methode voor opnemen op een
geheugenkaart instelllen
MENU-knop t 2 t [Bestandsnummer] t Selecteer de
gewenste instelling
De opgenomen beelden worden opgeslagen in de automatisch gemaakte
map in de DCIM-map op de geheugenkaart.
MENU-knop t 2 t [Mapnaam] t Selecteer de gewenste
instelling
De methode kiezen waarmee bestandsnummers worden
toegekend aan beelden.
Serie De camera zet de nummers niet op volgorde terug en kent
geen opeenvolgende nummers aan bestanden toe totdat het
nummer "9999" wordt bereikt.
Terugstellen In de volgende gevallen worden door de camera nummers
teruggezet en vanaf "0001" aan bestanden toegekend.
Als het mapformaat is gewijzigd.
Als alle beelden in de map zijn gewist.
Als de geheugenkaart is vervangen.
Als de geheugenkaart is geformatteerd.
Het formaat van de mapnaam selecteren
Standaardform. Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer +
MSDCF.
Voorbeeld: 100MSDCF
Datumformaat Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer + J
(laatste cijfer)/MM/DD.
Voorbeeld: 10080405
Uw instellingen wijzigen
113
NL
U kunt op de geheugenkaart een map maken voor het opnemen van
afbeeldingen.
Een nieuwe map wordt aangemaakt met een nummer dat één hoger is dan
het hoogste nummer dat reeds in gebruik is, en de map wordt de huidige
opnamemap.
MENU-knop t 2 t [Nieuwe map]
Als de standaardnotatie voor de mapnaam is geselecteerd en er twee of
meer mappen bestaan, kunt u de opnamemap selecteren die moet worden
gebruikt om opgenomen beelden in op te slaan.
MENU-knop t 2 t [Map kiezen]t Selecteer de gewenste
map
Opmerking
U kunt de map niet selecteren wanneer [Datumformaat] is ingesteld.
Vergeet niet dat het formatteren alle gegevens op de geheugenkaart
onherstelbaar zal wissen, inclusief de beveiligde beelden.
MENU-knop t 1 t [Formatteren] t [OK]
Tijdens het formatteren brandt het toegangslampje. Terwijl het
bedrijfslampje brandt, mag u de geheugenkaart niet verwijderen.
Opmerkingen
Formatteer de geheugenkaart in de camera. Als u de geheugenkaart op een computer
formatteert, is het mogelijk dat het niet in deze camera gebruikt kan worden,
afhankelijk van het type formattering dat is uitgevoerd.
Formatteren kan afhankelijk van de geheugenkaart een aantal minuten in beslag
nemen.
Een nieuwe map maken
De opnamemap selecteren
De geheugenkaart formatteren
NL
114
De instelling voor ruisonderdrukking
instelllen
De ruisonderdrukking wordt ingeschakeld voor de duur dat de sluiter open
is als u de sluitertijd instelt op een seconde of langer (Opname met lange
belichting).
Dit gebeurt om de korrelige ruis die typisch is voor een lange belichting, te
verminderen. Er wordt een bericht weergegeven als de ruisonderdrukking
in voortgang is, en u kunt dan geen andere foto's nemen. Selecteer [Aan]
om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven. Selecteer [Uit] om de
prioriteit voor de opnametiming aan te geven.
MENU-knop t 2 t [NR lang-belicht] t [Uit]
Opmerking
De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continue opname of continu bracket-
opnamen, zelfs wanneer deze functie is ingesteld op [Aan].
De camera verlaagt de ruis die meer opvalt als de gevoeligheid van de
camera hoger is als er opnamen worden gemaakt met de ISO-gevoeligheid
ingesteld op 1600.
Selecteer [Aan] om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven.
Selecteer [Uit] om de prioriteit voor de opnametiming aan te geven.
MENU-knop t 2 t [NR bij hoge-ISO] t [Uit]
Opmerking
De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continue opname of continu bracket-
opnamen, zelfs wanneer deze functie is ingesteld op [Aan].
Bij een opname met een lange sluitertijd de
ruisonderdrukking uitschakelen
De ruisonderdrukking uitschakelen bij een hoge ISO-
gevoeligheid
Uw instellingen wijzigen
115
NL
De omstandigheden wijzigen waarin de
sluiter kan worden ontspannen
Selecteer [Geen scherpst.] om prioriteit aan te brengen in de sluiterkans
zodat u een opname kunt nemen zonder een scherpe scherpstelling.
Selecteer [Na scherpst.] om opnamen te nemen met een scherpe
scherpstelling.
MENU-knop t 2 t [Sluiterontspan.] t [Geen scherpst.]
Prioriteit aanbrengen in de sluiterkans
NL
116
De functie van de knop en keuzeknop
wijzigen
De functie van de AEL-knop kan worden geselecteerd uit de volgende twee
functies:
– Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te
drukken terwijl de knop ingedrukt wordt gehouden ([AEL-vergrendel]).
– Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te
drukken tot de knop nogmaals wordt ingedrukt ([AEL-wisselen]).
MENU-knop t 1 t [AEL-knop] t Selecteer de gewenste
instelling
Opmerkingen
Terwijl de belichtingswaarde vergrendelt is, wordt afgebeeld op de LCD-monitor
en in de zoeker. Zorg ervoor dat u de instelling niet terugzet.
De instellingen "AF vastzetten" en "AF/MF wisselen" beïnvloeden de handmatige
verschuiving (blz. 60) in de handmatige functie.
In de opnamefunctie M (Handmatige belichting) of P
(Programmaverschuiving) kunt u de camera zo instellen dat het aan te
passen item (de sluitertijd of het diafragma) alleen met het instelwiel kan
worden geselecteerd.
Het is handig om de veelgebruikte instelling te kiezen voor de aanpassing
van de belichting.
MENU-knop t 1 t [Instelwiel inst] t Selecteer de
gewenste instelling
De functie van de AEL-knop wijzigen
De functie van de functiekeuzeknop wijzigen
Uw instellingen wijzigen
117
NL
Andere instellingen wijzigen
U kunt het geluid selecteren dat wordt voortgebracht wanneer de sluiter
wordt vergrendeld, tijdens het aftellen van de zelfontspanner, enz.
MENU-knop t 2 t [Audiosignalen] t Selecteer de
gewenste instelling
U kunt de tijdsduur instellen waarna de camera in de spaarstand moet
worden gezet (Stroombesparing). Door de ontspanknop halverwege in te
drukken, keert de camera terug naar de opnamefunctie.
MENU-knop t 1 t [Stroombesparing] t Selecteer de
gewenste tijd
Opmerking
Ongeacht de instelling die u hier hebt geselecteerd, gaat de camera na 30 minuten
naar de spaarstand wanneer de camera op een tv is aangesloten.
MENU-knop t 1 t [Datum/tijd inst] t Stel de datum en tijd
in
MENU-knop t 1 t [ Taal] t Selecteer de taal
Het geluid aan/uit zetten
De tijdsduur instellen waarna de camera in de spaarstand
moet worden gezet
De datum instellen
De taal selecteren
NL
118
De LCD-monitor instellen
MENU-knop t 1 t [LCD-helderheid] t Selecteer de
gewenste instelling
Op het scherm met de opname-informatie of het weergavescherm kunt u
de helderheid aanpassen door de DISP-knop iets langer ingedrukt te
houden.
U kunt het opgenomen beeld direct na de opname ervan controleren op de
LCD-monitor. U kunt de weergaveduur veranderen.
MENU-knop t 1 t [Autom.weergave] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerking
In de automatische weergave wordt het beeld niet weergegeven in de verticale
positie, zelfs als u de opname in een verticale positie hebt gemaakt (blz. 96).
Tijdens het opnemen wordt de opname-informatie afgebeeld op de LCD-
monitor. U kunt de weergaveduur van de monitor wijzigen.
MENU-knop t 1 t [Info.weerg.tijd] t Selecteer de
gewenste instelling
De helderheid van de LCD monitor instellen
De weergegeven tijd van het beeld direct na de opname
ervan instellen (Automatisch weergave)
De weergavetijd instellen van de LCD-monitor tijdens
opnemen
Uw instellingen wijzigen
119
NL
Als de LIVE VIEW/OVF-schakelaar op "OVF" wordt ingesteld, schakelt
de LCD-monitor uit als u in de zoeker kijkt.
In de standaardinstelling wordt, terwijl u in de zoeker kijkt, de LCD-
monitor uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu leegloopt.
Selecteer [Uit] als u wilt dat de LCD-monitor aangezet wordt als u in de
zoeker kijkt.
MENU-knop t 1 t [Autom.uitsch.] t [Uit]
Opmerking
Ongeacht de instelling van dit item, wordt de opname-informatie automatisch
uitgeschakeld na een bepaalde tijdsduur (de standaardinstelling is vijf seconden)
(blz. 65).
De LCD-monitor aanhouden terwijl u in de zoeker kijkt
NL
120
Op de standaardinstellingen terugstellen
U kunt de hoofdfuncties van de opnamefunctie opnieuw instellen wanneer
de functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S of M.
MENU-knop t 2 t [Opn.f.terugst.] t [OK]
De volgende items kunnen worden teruggezet.
De functies terugstellen die worden gebruikt voor opnemen
met de standaardinstelling
Onderdelen Terugstellen op
Belichtingscompensatie (80) ±0.0
Lichtmeetfunctie (84) Meervelds
Autom. scherpst. (70) AF-A
Transportfunctie (92) Enkelbeeldopname
Witbalans (86) AWB (automatische witbalans)
Kleurtemperatuur/Kleurfilter (87) 5500K, kleurfilter 0
Eigen witbalans (88) 5500K
ISO (85) AUTO
Beeldgrootte (109) L:14M (DSLR-A350)/
L:10M (DSLR-A300)
Beeldverhoud. (110) 3:2
Kwaliteit (110) Fijn
Dyn.-bereikoptim (90) Standaard
Instellingen (90) Standaard
Flitsfunctie (76) Invulflits (dit verschilt en is ervan
afhankelijk of de ingebouwde flitser open
is ja dan nee)
Flitsregeling (83) ADI-flits
Flitscompens. (83) ±0.0
Sluiterontspan. (115) Na scherpst.
AF-hulplicht (75) Automatisch
NR lang-belicht (114) Aan
NR bij hoge-ISO (114) Aan
Uw instellingen wijzigen
121
NL
U kunt de belangrijkste instellingen van de camera terugstellen.
MENU-knop t 3 t [Terugstellen] t [OK]
De volgende items kunnen worden teruggezet.
De hoofdfuncties van de camera terugzetten op de
standaardinstelling
Onderdelen Terugstellen op
Belichtingscompensatie (80) ±0.0
Lichtmeetfunctie (84) Meervelds
Autom. scherpst. (70) AF-A
Opname-informatie (65) Vergrote opname-informatie
Transportfunctie (92) Enkelbeeldopname
Witbalans (86) AWB (automatische witbalans)
Kleurtemperatuur/Kleurfilter (87) 5500K, kleurfilter 0
Eigen witbalans (88) 5500K
ISO (85) AUTO
Weergavescherm (96) Enkelbeeldweergavescherm (met
opname-informatie)
Beeldgrootte (109) L:14M (DSLR-A350)/
L:10M (DSLR-A300)
Beeldverhoud. (110) 3:2
Kwaliteit (110) Fijn
Dyn.-bereikoptim (90) Standaard
Instellingen (90) Standaard
Flitsfunctie (76) Invulflits (dit verschilt en is ervan
afhankelijk of de ingebouwde flitser open
is ja dan nee)
Flitsregeling (83) ADI-flits
Flitscompens. (83) ±0.0
Sluiterontspan. (115) Na scherpst.
AF-hulplicht (75) Automatisch
NR lang-belicht (114) Aan
NR bij hoge-ISO (114) Aan
NL
122
Menu Custom
Menu Weergave
Menu Setup
Onderdelen Terugstellen op
Eye-Start AF (63) Aan
AEL-knop (116) AEL-vergrendel
Instelwiel inst (116) Sluitertijd
Rode-ogen-verm. (75) Uit
Autom.weergave (118) 2 sec.
Autom.uitsch. (119) Aan
Onderdelen Terugstellen op
Datum afdruk. (138) Uit
Beeldrotatie (96) Autom.roteren
Diavoorstelling (100) 3 sec.
Onderdelen Terugstellen op
LCD-helderheid (118) ±0
Info.weerg.tijd (118) 5 sec.
Stroombesparing (117) 1 min.
Bestandsnummer (112) Serie
Mapnaam (112) Standaardform.
USB-verbinding (124, 139) Massaopslag
Audiosignalen (117) Aan
Beelden bekijken op uw computer
123
NL
Beelden bekijken op uw computer
Beelden kopiëren naar uw computer
In dit deel wordt beschreven hoe u beelden op een geheugenkaart kunt
kopiëren naar een computer die is aangesloten met een USB-kabel.
Een computer die op de camera wordt aangesloten dient aan de volgende
vereisten te voldoen om beelden te importeren.
x Windows
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000
Professional SP4/ Windows XP* SP2/Windows Vista*
De juiste werking kan niet worden gegarandeerd in een
computeromgeving die is opgewaardeerd tot een van de bovenstaande
besturingssystemen of in een computeromgeving met meerdere
besturingssystemen (multi-boot).
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
USB-aansluiting: Standaard geleverd
x Macintosh
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.1.3 of hoger)
USB-aansluiting: Standaard geleverd
Opmerkingen over het aansluiten van uw camera op een computer
Voor alle bovenstaande aanbevolen computeromgevingen kan een behoorlijke
werking niet worden gegarandeerd.
Als u twee of meer USB-apparaten tegelijkertijd op een computer aansluit, is het
mogelijk dat sommige apparaten, waaronder ook uw camera, niet zullen werken
afhankelijk van het type USB-station dat is aangesloten.
Bij gebruik van een USB-hub of een verlengkabel kan er geen juiste werking worden
gegarandeerd.
Deze camera is compatibel met Hi-Speed USB (USB 2.0), zodat wanneer u uw
camera aansluit op een computer via een USB-interface die ook compatibel is met
Hi-Speed USB (USB 2.0), u gebruik kunt maken van geavanceerde
gegevensoverdracht (snelle overdracht).
Wanneer de computer ontwaakt uit de waak- of slaapstand, is het mogelijk dat de
communicatie tussen uw camera en uw computer zich niet op hetzelfde moment
herstelt.
Aanbevolen computeromgeving
NL
124
Fase 1: De camera en de computer op elkaar aansluiten
1 Plaats een geheugenkaart met de opgenomen beelden in de
camera.
2 Plaats een voldoende opgeladen accu in de camera of sluit de
camera aan op een stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd).
Als u beelden naar de computer kopieert terwijl er onvoldoende lading in de
accu zit, kan het kopiëren mislukken of kunnen de beeldgegevens vervormd
worden wanneer de accu voortijdig leeg raakt.
3 Schakel de camera en de computer in.
4 Controleer of [USB-verbinding] in het 2 menu Setup is
ingesteld op [Massaopslag].
5 Sluit de camera en de computer
op elkaar aan.
De wizard Automatische weergave
wordt op het bureaublad weergegeven.
1 Naar de USB-
aansluiting
USB-kabel
2 Naar de
USB -
aansluiting
Beelden bekijken op uw computer
125
NL
Voor Windows
Dit gedeelte beschrijft een voorbeeld van het kopiëren van beelden naar de
map "My Documents" (voor Windows Vista: "Documents")-map.
Fase 2: Beelden kopiëren naar een computer
1 Klik op [Copy pictures to a folder
on my computer using Microsoft
Scanner and Camera Wizard] t
[OK] bij het automatisch
verschijnen van het wizardscherm
op het bureaublad.
Klik op [My Computer] t
[Removable Disk] wanneer het
wizardscherm niet verschijnt.
2 Dubbelklik op [DCIM].
In dat geval kunt u ook beelden importeren met "Picture Motion Browser".
3 Dubbelklik op de map waarin de
beeldbestanden die u wilt
kopiëren, zijn opgeslagen. Klik
daarna met de rechtermuisknop
op een beeldbestand om het
menu weer te geven en klik op
[Copy].
Zie bladzijde 128 voor verdere
informatie over de opslagbestemming
van de beeldbestanden.
NL
126
Voor Macintosh
4 Dubbelklik op de map [My
Documents] (voor Windows Vista.
[Documents])-map. Klik daarna
met de rechtermuisknop op het
venster "My Documents" om het
menu weer te geven en klik op
[Paste].
De beeldbestanden worden gekopieerd
naar de map "My Documents" (Voor
Windows Vista: "Documents")-map.
Als in de bestemmingsmap al een beeld
met dezelfde bestandsnaam zit, wordt
een bevestigingsmelding voor
overschrijven afgebeeld. Wanneer u het
bestaande beeld overschrijft met een
nieuw beeld, wordt het oorspronkelijke
bestand gewist. Als u het beeldbestand
naar de computer wilt kopiëren zonder
een bestaand, gelijknamig beeldbestand
te overschrijven, verandert u eerst de
bestandsnaam in een andere naam en
kopieert u daarna het beeldbestand. Als
u de bestandsnaam echter verandert,
(blz. 129).
1 Dubbelklik op het nieuw herkende pictogram t [DCIM] t de
map waarin de beelden die u wilt kopiëren, zijn opgeslagen.
2 Sleep de beeldbestanden naar het pictogram van de vaste
schijf.
De beeldbestanden worden naar de vaste schijf gekopieerd.
Beelden bekijken op uw computer
127
NL
Beelden bekijken op uw computer
Dit gedeelte beschrijft de procedure voor het bekijken van gekopieerde
beelden in de map "My Documents" (voor Windows Vista: "Documents")-
map.
Dubbelklik op het pictogram van de vaste schijf t het gewenste
beeldbestand om het te openen.
Voor Windows
1 Klik op [Start] t [My
Documents] (Voor Windows Vista:
[Documents]).
Als u Windows 2000 gebruikt,
dubbelklik dan op het bureaublad op
[My Documents].
2 Dubbelklik op het gewenste
beeldbestand.
Het beeld wordt weergegeven.
Voor Macintosh
NL
128
Volg de hieronder vermelde procedure eerst voordat u:
De USB-kabel loskoppelt
De geheugenkaart verwijdert
De camera uitschakelt
x Voor Windows
Dubbelklik op in de taakbalk, en klik vervolgens op (USB-
massaopslagapparaat ) t [Stop]. Controleer of het juiste apparaat wordt
aangegeven in het bevestigingsvenster en klik op [OK] t [OK] (dit is voor
Windows XP/Vista niet nodig).
Het apparaat wordt ontkoppeld.
x Voor Macintosh
Sleep het pictogram van de schijf of van de geheugenkaart naar
het pictogram "Prullenbak".
De camera is losgekoppeld van de computer.
De beeldbestanden die met de camera zijn opgenomen, worden
gegroepeerd in mappen op de geheugenkaart.
Wis de USB-verbinding.
Opslagbestemmingen beeldbestanden en bestandsnamen
Beelden bekijken op uw computer
129
NL
Voorbeeld: mappen weergeven in Windows XP
Dit gedeelte beschrijft de bediening op een Windows-computer als
voorbeeld.
AMappen met beeldgegevens die met deze
camera zijn opgenomen. (De eerste drie
cijfers staan voor het mapnummer.)
BU kunt een map maken via de datumnotatie
(blz. 112).
U kunt geen beelden opnemen/weergeven in
de map "MISC".
De naam van beeldbestanden is als volgt
opgebouwd. ssss (bestandsnummer)
staat voor elk willekeurig nummer binnen het
bereik van 0001 tot 9999. Het numerieke deel
van de naam van een bestand met RAW-
gegevens en het bijbehorende JPEG-
beeldbestand zijn hetzelfde.
– JPEG-bestanden: DSC0ssss.JPG
– JPEG-bestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.JPG
– RAW-gegevensbestanden (anders dan
Adobe RGB): DSC0ssss.ARW
– RAW-gegevensbestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.ARW
Het is mogelijk dat de extensie niet wordt
afgebeeld, afhankelijk van de computer.
Voor meer informatie over mappen, zie blz.
112
Beelden die op een computer zijn opgeslagen, kopiëren
naar een geheugenkaart en de beelden weergeven
NL
130
Opmerkingen
Afhankelijk van het beeldformaat kan het onmogelijk zijn bepaalde beelden weer te
geven.
Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera, kan het
weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd worden.
Als er geen map is, maakt u eerst een nieuwe map aan met uw camera (blz. 113) en
kopieert u daarna het beeldbestand.
1
Klik met de rechtermuisknop op
het beeldbestand en klik daarna
op [Rename]. Verander de
bestandsnaam in "DSC0
ssss
".
Geef een nummer op van 0001 tot 9999
voor ssss.
Als de bevestigingsmelding voor
overschrijven wordt afgebeeld, moet u
een ander nummer invoeren.
De bestandsextensie kan worden
afgebeeld, afhankelijk van de instelling
van de computer. De extensie van
beelden is JPG. U mag de
bestandsextensie niet veranderen.
Als de bestandsnaam die door de camera
werd gegeven niet is veranderd op de
computer, kunt u stap 1 overslaan.
2
Kopieer het beeldbestand naar de
map op de geheugenkaart volgens
de onderstaande procedure.
1
Klik met de rechtermuisknop op het
beeldbestand en klik daarna op [Copy].
2
Dubbelklik op [Removable Disk] of
[Sony MemoryStick] in [My Computer].
3 Klik met de rechtermuisknop op de
map [sssMSDCF] in de map
[DCIM] en klik vervolgens op [Paste].
sss staat voor elk willekeurig
nummer van 100 t/m 999.
Beelden bekijken op uw computer
131
NL
De software gebruiken
Om beelden te gebruiken die met de camera zijn opgenomen, is de
volgende software voorzien: "Picture Motion Browser", "Image Data
Converter SR", "Image Data Lightbox SR" enz.
Opmerking
"Picture Motion Browser" is niet compatibel met Macintosh-computers.
Aanbevolen computeromgeving
x Windows
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Picture Motion Browser"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000
Professional SP4/Windows XP* SP2/Windows Vista*
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
CPU/geheugen: Pentium III 500 MHz of sneller, 256 MB RAM of meer
(aanbevolen: Pentium III 800 MHz of sneller en 512 MB RAM of meer)
Vaste schijf: vrije schijfruimte benodigd voor installatie—200 MB of meer
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer, High Color (16-bits kleuren)
of beter
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.2"/"Image Data Lightbox SR"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000
Professional SP4/Windows XP* SP2/Windows Vista*
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
CPU/geheugen: MMX Pentium III 1 GHz of sneller is aanbevolen, 512 MB
RAM of meer (1 GB RAM of meer is aanbevolen.)
Virtueel geheugen: 700 MB of meer
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer, High Color (16-bits kleuren)
of beter
x Macintosh
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.2"/"Image Data Lightbox SR"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.4)
CPU: Power Mac G4/G5-serie (1,0 GHz of sneller aanbevolen)/Intel Core
Solo/Core Duo/Core 2 Duo of sneller
NL
132
Geheugen: 512 MB of meer (1 GB of meer wordt aanbevolen.)
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer, 32.000 kleuren of meer
U kunt het softwareprogramma (bijgeleverd) installeren door de
onderstaande procedure te volgen.
x Windows
Meld u aan als beheerder.
De software installeren
1 Schakel de computer in en plaats
de cd-rom (bijgeleverd) in het cd-
rom-station.
Het scherm met het installatiemenu wordt
weergegeven.
Als het scherm niet verschijnt,
dubbelklik dan op (My Computer)
t (SONYPICTUTIL) t
[Install.exe].
Onder Windows Vista is het mogelijk
dat het AutoPlay-scherm verschijnt.
Selecteer "Run Install.exe" en volg de
instructies die op het scherm
verschijnen om door te gaan met de
installatie.
2 Klik op [Install].
Volg de instructies op het scherm.
Beelden bekijken op uw computer
133
NL
x Macintosh
Meld aan als beheerder om te kunnen installeren.
Opmerking
Wanneer de bevestigingsmelding voor opnieuw opstarten wordt afgebeeld, start u de
computer opnieuw op aan de hand van de aanwijzingen op het scherm.
3 Verwijder de cd-rom nadat de installatie is voltooid.
De volgende software is geïnstalleerd en er verschijnen pictogrammen op het
bureaublad.
Sony Picture Utility
"Picture Motion Browser"
Sony Image Data Suite
"Image Data Converter SR"
"Image Data Lightbox SR"
Nadat u de software hebt geïnstalleerd, wordt een snelkoppelingspictogram
naar de klantenregistratiewebsite op uw bureaublad gemaakt.
Nadat u zich op de website hebt geregistreerd, hebt u toegang tot beveiligde
en nuttige klantenondersteuning:
http://www.sony.net/registration/di/
1 Schakel uw Macintosh -computer in en plaats de cd-rom
(bijgeleverd) in het cd-rom-station.
2 Dubbelklik op het pictogram van de cd-rom.
3 Kopieer het bestand [SIDS_INST.pkg] in de map [MAC] naar het
pictogram van de vaste schijf.
4 Dubbelklik op het bestand [SIDS_INST.pkg] in de
kopieerbestemmingsmap.
Volg de aanwijzingen op het scherm om het installeren te voltooien.
NL
134
Opmerking
"Picture Motion Browser" is niet compatibel met Macintosh-computers.
Meer informatie over "Picture Motion Browser" vindt u in de "Picture
Motion Browser Guide".
Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [Programs]) t
[Sony Picture Utility] t [Help] t [Picture Motion Browser Guide] om te
beginnen.
"Picture Motion Browser" starten
Dubbelklik op het pictogram van (Picture Motion Browser) op het
bureaublad.
Of via het Start-menu: Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows
2000, [Programs]) t [Sony Picture Utility] t [Picture Motion Browser].
Klik op de knop rechtsboven in het scherm om de "Picture Motion
Browser" af te sluiten.
Opmerking
Het bevestigingsbericht van het informatiehulpprogramma verschijnt op het bericht
wanneer u "Picture Motion Browser" voor de eerste keer opstart. Selecteer [Start].
Deze functie brengt u op de hoogte van de laatste nieuwtjes, zoals software-updates.
U kunt de instelling op een later tijdstip wijzigen.
"Picture Motion Browser" gebruiken
Met "Picture Motion Browser" kunt u:
Beelden importeren die met de camera
zijn opgenomen en ze op de computer
weergeven.
De beelden op de computer op een
kalender ordenen op opnamedatum
voor weergave.
Beelden bewerken (rode-ogen-
correctie, enz.), afdrukken en als e-
mailbijlage versturen, de opnamedatum
veranderen en nog veel meer.
Druk stilstaande beelden af met de datum of sla ze met datum op.
U kunt een gegevensschijf maken met een cd- of dvd-brander.
Beelden bekijken op uw computer
135
NL
Opmerking
Als u een beeld opslaat als RAW-gegevens, wordt het beeld opgeslagen in het
ARW2.0-formaat.
Met "Image Data Converter SR Ver.2.0" kunt u:
Beelden, opgenomen in het RAW-formaat, bewerken door verschillende
correcties toe te passen, zoals tooncurve en beeldscherpte.
Beelden aanpassen met de witbalans, belichting en Instellingen, enz.
De weergegeven beelden opslaan en op een computer bewerken. U kunt
het beeld opslaan als RAW-bestand of in de algemene bestandsindeling.
Meer informatie over "Image Data Converter SR" vindt u in de
handleiding.
Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [Programs]) t
[Sony Image Data Suite] t [Help] t [Image Data Converter SR Ver.2]
om de handleiding te starten.
De "Image Data Converter SR Ver.2.0" opstarten
x Windows
Klik tweemaal op de snelkoppeling van "Image Data Converter SR
Ver.2.0" op het bureaublad.
Wanneer u opstart vanaf het menu Start, klikt u op [Start] t [All
Programs] (voor Windows 2000: [Programs]) t [Sony Image Data Suite]
t [Image Data Converter SR Ver.2.0].
Klik op de knop rechtsboven in het scherm om af te sluiten.
x Macintosh
Dubbelklik op [Image Data Converter SR Ver.2] in de map [Sony Image
Data Suite] van de map [Application].
Klik op [Quit Image Data Converter SR] (Stop Image Data Converter SR)
(Stop Image Data Converter SR) in het menu [IDC SR].
"Image Data Converter SR" gebruiken
NL
136
Met "Image Data Lightbox SR" kunt u:
RAW/JPEG-beelden die met deze camera zijn opgenomen, weergeven en
vergelijken.
De beelden een beoordeling geven op een schaal van 5.
Een beeld weergeven in "Image Data Converter SR" en aanpassingen aan
het beeld uitvoeren.
Meer informatie over "Image Data Lightbox SR" vindt u in de
handleiding.
Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [Programs]) t
[Sony Image Data Suite] t [Help] t [Image Data Lightbox SR] om de
handleiding via het startmenu te starten.
De "Image Data Lightbox SR" opstarten
x Windows
Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR] op het bureaublad.
Wanneer u opstart vanaf het menu Start, klikt u op [Start] t [All
Programs] (voor Windows 2000: [Programs]) t [Sony Image Data Suite]
t [Image Data Lightbox SR].
Klik op de knop rechtsboven in het scherm om af te sluiten.
Het dialoogvenster voor het opslaan van een collectie wordt weergegeven.
x Macintosh
Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR] in de map [Sony Image Data
Suite] van de map [Application].
Klik op [Quit Image Data Lightbox SR] (Stop Image Data Lightbox SR) in
het menu [Image Data Lightbox SR].
"Image Data Lightbox SR" gebruiken
Beelden afdrukken
137
NL
Beelden afdrukken
DPOF opgeven
Met behulp van de camera kunt u aangeven welke en hoeveel beelden u
wilt afdrukken, voordat u de beelden in een winkel of op uw printer
afdrukt. Volg de onderstaande procedure.
De beelden blijven nadat u ze hebt afgedrukt als DPOF gemarkeerd. We
raden u aan om ze na het afdrukken op te heffen.
Opmerkingen
U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden.
U kunt ieder aantal tot maximaal 9 opgeven.
Als u de DPOF-markering opheft, wordt tevens de indexprint geannuleerd.
MENU-knop t 1 t [DPOF instellen] t [Alle beelden] of
[Alle annuleren] t [OK]
DPOF opgeven/opheffen op geselecteerde beelden
1 MENU-knop t 1 t [DPOF instellen] t
[Gemark.beelden]
Er wordt één beeld op het scherm weergegeven.
2 Selecteer op de controller een beeld met b/B.
3 Selecteer het aantal vellen met de / -knoppen.
Stel het aantal op "0" in om de DPOF-markering op te heffen.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v op de controller, en druk vervolgens op
het midden van de controller.
De DPOF-markering opgeven/opheffen voor alle beelden
NL
138
U kunt beelden van een datum voorzien als u ze afdrukt. De positie van de
datum (binnen of buiten het beeld, tekengrootte, enz.) is afhankelijk van uw
printer.
MENU-knop t 1 t [DPOF instellen] t [Datum afdruk.] t
[Aan]
Opmerking
Het is van uw printer afhankelijk of deze functie beschikbaar is.
U kunt een indexafdruk maken van alle beelden op de geheugenkaart.
MENU-knop t 1 t [DPOF instellen] t [Indexafdruk] t
[Index maken]
Opmerkingen
Het aantal beelden dat op één vel kan worden afgedrukt en de indeling zijn
afhankelijk van de printer. RAW-beelden worden niet afgedrukt op een indexafdruk.
De beelden die u opneemt nadat de indexafdruk is ingesteld, worden niet in de
indexafdruk opgenomen. Wij raden u aan om de indexafdruk in te stellen vlak
voordat u deze afdrukt.
Als u de DPOF-markering opheft, wordt tevens de indexafdruk geannuleerd.
Beelden van een datum voorzien
Een indexafdruk maken
Beelden afdrukken
139
NL
Beelden afdrukken door de camera aan te
sluiten op een printer die compatibel is
met PictBridge
Opmerking
U kunt geen RAW-gegevensbestanden afdrukken.
Opmerking
Wij adviseren u de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) te gebruiken om
te voorkomen dat tijdens het afdrukken de accu leeg raakt.
Zelfs als u geen computer hebt, kunt u de
beelden die u hebt opgenomen met uw
camera afdrukken door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een
PictBridge-compatibele printer.
"PictBridge" is op de CIPA-standaard
gebaseerd. (CIPA: Camera & Imaging
Products Association)
Fase 1: de camera instellen
1 MENU-knop t 2 t [USB-verbinding] t [PTP]
2 Schakel de camera uit en plaats de geheugenkaart waarop de
opgenomen beelden staan.
NL
140
Fase 2: de camera aansluiten op de printer
1 Sluit de camera aan op de printer.
2 Schakel de camera en de printer in.
Het scherm wordt weergegeven waarin u de beelden kunt selecteren die u
wilt afdrukken.
Fase 3: afdrukken
1 Selecteer met de b/B op de controller de beelden die u wilt
afdrukken, en druk dan op het midden van de controller.
Om te annuleren, drukt u opnieuw op het midden.
2 Herhaal stap 1 als u andere beelden wilt afdrukken.
3 Druk op de MENU-knop en stel elk item in.
Zie "PictBridge-menu" voor meer informatie over het instellen van de items.
4 Selecteer [Afdrukken] t [OK] in het menu, en druk vervolgens
op het midden van de controller.
Het beeld wordt afgedrukt.
Druk op het midden van de controller nadat op het scherm is aangegeven
dat de afdruk klaar is.
2 Naar de
USB-
aansluiting
USB-kabel
1 Naar de
USB-
aansluiting
Beelden afdrukken
141
NL
Het afdrukken annuleren
Als u tijdens het afdrukken op het midden van de controller drukt, wordt
het afdrukken geannuleerd. Koppel de USB-kabel los of schakel de camera
uit. Als u weer wilt afdrukken, volgt u bovenstaande procedure (Fasen 1 tot
3).
Bladzijde 1
Afdrukken
Hiermee worden de geselecteerde beelden afgedrukt. Zie "Fase 3: afdrukken" voor
verdere informatie.
Aantal instellen
U kunt een maximum aantal van 20 afdrukken opgeven. Hetzelfde aantal afdrukken
wordt opgegeven op alle geselecteerde beelden.
Papierformaat
PictBridge-menu
Automatisch Printerinstelling
9×13cm 89×127 mm
Hagaki 100×147 mm
10×15cm 10×15 cm
4"×6" 101,6×152,4 mm
A6 105×148,5 mm
13×18cm 127×178 mm
Letter 216×279,4 mm
A4 210×297 mm
A3 297×420 mm
NL
142
Layout
Datum afdrukken
Bladzijde 2
Alle mark.oph.
Selecteer [OK] nadat het bericht is weergegeven, en druk vervolgens op het midden
van de controller. De DPOF-markering op elk beeld wordt gewist. Selecteer dit item
wanneer u de specificatie annuleert zonder beelden af te drukken.
Alles afdrukken
Hiermee worden alle beelden op een geheugenkaart afgedrukt. Selecteer [OK] nadat
het bericht is weergegeven, en druk vervolgens op het midden van de controller.
Automatisch Printerinstelling
1/vel zdr.rand Zonder rand, 1 beeld/pagina
1 foto/vel 1 beeld/pagina
2 foto/vel 2 beelden/pagina
3 foto/vel 3 beelden/pagina
4 foto/vel 4 beelden/pagina
8 foto/vel 8 beelden/pagina
Indexvel Drukt alle geselecteerde beelden af als
een indexafdruk. De afdruklay-out volgt
de instelling van de printer.
Dag en tijd Voegt de datum en tijd toe.
Datum Voegt de datum toe.
Uit Voegt de datum niet toe.
Overige
143
NL
Overige
Technische
gegevens
Camera
[Systeem]
Type camera
Digitale
spiegelreflexcamera met
ingebouwde flitser en
uitwisselbare lenzen
Lens Alle α-lenzen
[Beeldsensor]
Totaal aantal pixels van de camera
DSLR-A350
Ong. 14.900.000 pixels
DSLR-A300
Ong. 10.800.000 pixels
Effectief aantal pixels van de camera
DSLR-A350
Ong. 14.200.000 pixels
DSLR-A300
Ong. 10.200.000 pixels
Beeldformaat
DSLR-A350
23,5×15,7 mm (APS-C-
formaat) Interlace-scan
primaire kleuren
DSLR-A300
23,6×15,8 mm (APS-C-
formaat) Interlace-scan
primaire kleuren
ISO gevoeligheid (aanbevolen
belichtingsindex)
AUTO, 100 tot 3200
[Super SteadyShot]
Systeem Beeldsensor-
verschuivingsmechanisme
Super SteadyShot-
compensatiecapaciteit
Een sluitertijdverkorting
van circa 2,5 tot 3,5 EV
(varieert afhankelijk van de
opnameomstandigheden en
de gebruikte lens)
[Stofpreventie]
Systeem Antistatische laag op
laagdoorlaatfilter en
beeldsensorverschuivings
mechanisme
[Automatische-
scherpstellingssysteem]
Systeem Waarnemingssysteem voor
TTL-fase, CCD-
lijnsensoren (9 punten, 8
lijnen met
middenkruisdraadsensor)
Gevoeligheidsbereik
0 EV tot 18 EV (bij
equivalent van ISO 100)
AF-hulplicht
Ong. 1 tot 5 m
[Live view]
Type Pentaspiegel-
kantelmechanisme
Beeldformaat
Exclusieve beeldsensor
voor Live view
Lichtmeetmethode
Geanalyseerde lichtmeting
met 1200 zones
Lichtmeetbereik
2 tot 17 EV (meervelds,
centrumgericht, spot), (bij
ISO 100 met F1,4 lens)
Beeldbegrenzing
0,90
[Zoeker]
Type Reflexzoeker met penta-
Dach-spiegel
Beeldbegrenzing
0,95
NL
144
Vergroting
0,74 × met 50 mm lens op
oneindig, 1 m
–1
Oogafstand Ongeveer 20,8 mm vanaf
de oogschelp, 16,7 mm
vanaf het oogschelpframe
bij dioptriewaarde –1
(–1 m
–1
)
Dioptrie-instelling
-3,0 tot +1,0 m
–1
[Belichting] (in de zoekerfunctie)
Lichtmeetcel
SPC
Lichtmeetmethode
40 velden in
honingraatmotief
Lichtmeetbereik
2 tot 20 EV (4 tot 20 EV
met Spot-meting), (bij ISO
100 met F1,4 lens)
Belichtingscompensatie
±2,0 EV (1/3 EV stap)
[Sluiter]
Type Elektronisch gestuurd,
verticale beweging, spleet-
type
Sluitertijdbereik1/4000 seconde tot 30
seconden, tijd, (1/3 EV
stap)
Flitssynchronisatiesnelheid
1/160 seconde
[Ingebouwde flitser]
Flitser G.nr.
GN 12 (in meter bij ISO
100)
Heroplaadtijd
Ong. 4 seconden
Flitsbereik Dekking 18 mm lens
(brandpuntsafstand die de
lens aangeeft)
Flitscompensatie
±2,0 EV (1/3 EV stap)
[Opnamemedium]
CompactFlash-kaart
(TypeI,II), Microdrive,
"Memory Stick Duo" (met
een Memory Stick Duo-
adapter voor
CompactFlash-sleuf)
[LCD-monitor]
LCD-scherm
6,7 cm (type 2,7) TFT-
aansturing
Totaal aantal pixels
230 400 (960 × 240) pixels
[Stroomvoorziening, algemeen]
Lege accu
Oplaadbare accu NP-
FM500H
[Overige]
PictBridge -compatibel
Exif Print -compatibel
PRINT Image Matching III
-compatibel
Afmetingen Ong. 130,8 × 98,5 ×
74,7 mm (B/H/D, exclusief
uitstekende delen)
Gewicht Ong. 582 g (zonder
batterijen, geheugenkaart
en extra accessoires)
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
(Bij gebruik van de
Microdrive: 5 tot 40°C)
Exif Exif Ver.2,21
USB-communicatie
Hi-Speed USB (USB 2,0
compatibel)
Overige
145
NL
BC-VM10 Acculader
Voeding 100 V tot 240 V
wisselstroom van 50/60 Hz
Uitgangsspanning
8,4 V gelijkstroom, 750
mA
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
Opslagtemperatuur
–20 tot +60°C
Maximale afmetingen
Ong. 70 × 25 × 95 mm (B/
H/D)
Gewicht Ong. 90 g
Oplaadbare accu NP-FM500H
Gebruikte accu
Lithium-ion-accu
Maximale spanning
8,4 V gelijkstroom
Nominale spanning
7,2 V gelijkstroom
Maximale laadstroom
2,0 A
Maximale laadspanning
8,4 V gelijkstroom
Capaciteit 11,8 Wh (1 650 mAh)
Maximale afmetingen
Ong. 38,2 × 20,5 × 55,6
mm (B/H/D)
Gewicht Ong. 78 g
Wijzigingen in ontwerp en technische
gegevens zijn voorbehouden zonder
voorafgaande kennisgeving.
Over de brandpuntsafstand
De beeldhoek van deze camera is
kleiner dan die van een camera voor
35 mm-film. U krijgt (bij benadering)
een vergelijkbare brandpuntsafstand
van een camera met 35 mm-film, en
neemt onder dezelfde beeldhoek op,
door de brandpuntsafstand van uw
lens met de helft te verhogen.
Wanneer u bijvoorbeeld een 50 mm-
lens gebruikt, krijgt u bij benadering
hetzelfde resultaat als met een
75 mm-lens op een camera met
35 mm-film.
Opmerkingen over de compatibiliteit
van beeldgegevens
Deze camera voldoet aan de
universele DCF (Design rule for
Camera File system)-norm zoals
vastgesteld door JEITA (Japan
Electronics and Information
Technology Industries
Association).
Er worden geen garanties gegeven
dat beelden, welke met deze camera
zijn opgenomen, kunnen worden
weergegeven op andere apparatuur,
of dat beelden die met andere
apparatuur zijn opgenomen of
bewerkt, kunnen worden
weergegeven op deze camera.
NL
146
Handelsmerken
is een handelsmerk van Sony
Corporation.
"Memory Stick", , "Memory
Stick PRO", ,
"Memory Stick Duo",
, "Memory Stick
PRO Duo", ,
"Memory Stick PRO-HG Duo",
, "Memory
Stick Micro", "MagicGate" en
zijn handelsmerken
van Sony Corporation.
"InfoLITHIUM" is een
handelsmerk van Sony Corporation.
Microsoft, Windows en Windows
Vista zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken
van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere
landen.
Macintosh, Mac OS, iMac, iBook,
PowerBook, Power Mac en eMac
zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
Apple Inc.
Intel, Intel Core, MMX en Pentium
zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
Intel Corporation.
CompactFlash is een handelsmerk
van SanDisk Corporation.
Microdrive is een gedeponeerd
handelsmerk van Hitachi Global
Storage Technologies in de
Verenigde Staten en/of andere
landen.
Adobe is een gedeponeerd
handelsmerk of een handelsmerk
van Adobe Systems Incorporated in
de Verenigde Staten en/of andere
landen.
D-Range Optimizer Advanced
maakt gebruik van technologie
geleverd door Apical Limited.
Alle andere in deze
gebruiksaanwijzing vermelde
systeem- en productnamen zijn
doorgaans handelsmerken of wettig
gedeponeerde handelsmerken van
de betreffende ontwikkelaars of
fabrikanten. In deze
gebruiksaanwijzing zijn de
aanduidingen ™ en ® echter in alle
voorkomende gevallen weggelaten.
Overige
147
NL
Problemen oplossen
Indien u problemen ondervindt met de camera, probeer dan de volgende
oplossingen. Controleer de punten op blz. 147 t/m 156. Neem contact op
met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony.
De accu kan niet worden geplaatst.
Gebruik bij het plaatsen van de accu de punt van de accu om de
vergrendelingshendel te verschuiven (blz. 12).
Controleer het modelnummer van de accu (blz. 9, 13).
De accu-restladingsindicator is onjuist, of voldoende resterende
acculading wordt aangegeven, maar de lading wordt te snel verbruikt.
Dit doet zich voor wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats
gebruikt (blz. 160).
Het resterende accuvermogen verschilt van het huidige vermogen. Laat de
accu volledig ontladen en laad deze vervolgens opnieuw op om de
weergave te corrigeren.
De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 12).
De accu is niet meer bruikbaar (blz. 14). Vervang de accu door een nieuwe.
De camera kan niet worden ingeschakeld.
Plaats de accu correct (blz. 12).
De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 12).
De accu is niet meer bruikbaar (blz. 14). Vervang de accu door een nieuwe.
1
Controleer de volgende items.
2
Verwijder de accu en plaats deze weer na circa één minuut, en
schakel de camera in.
3
Zet de instellingen terug (blz. 120).
4
Neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische
dienst van Sony.
Accu en spanning
NL
148
De camera schakelt plotseling uit.
Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt
de camera in de spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de
spaarstand te annuleren, bedient u de camera, bijvoorbeeld door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken (blz. 117).
Nadat de camera is ingeschakeld, wordt in de zoekerfunctie niets
afgebeeld op de LCD-monitor.
In de standaardinstelling wordt de LCD-monitor uitgeschakeld om
acculading te besparen als gedurende vijf seconden of langer geen
bediening wordt uitgevoerd. U kunt de tijd instellen waarna de LCD-
monitor wordt uitgeschakeld (blz. 117).
De LCD-monitor is ingesteld op uit. Druk op de DISP-knop om de LCD-
monitor in te schakelen (blz. 35).
Het beeld is niet scherp in de zoeker.
Stel de dioptrie goed in met behulp van het dioptrie-instelwiel (blz. 64).
Geen beeld in de zoeker.
De LIVE VIEW/OVF-schakelaar is ingesteld op "LIVE VIEW". Stel de
schakelaar in op "OVF" (blz. 63).
Het beeld is niet opgenomen.
Er is geen geheugenkaart geplaatst.
De sluiter wordt niet ontspannen.
Controleer de resterende opslagcapaciteit van de geheugenkaart (blz. 25).
Als deze vol is, doet u een van de volgende dingen:
– Wis overbodige beelden (blz. 105).
– Vervang de geheugenkaart.
U kunt tijdens het opladen van de ingebouwde flitser geen beelden
opnemen (blz. 74).
De sluiter kan niet worden ontspannen als het onderwerp niet is
scherpgesteld (blz. 68).
De lens zit niet goed vast. Zet de lens goed vast (blz. 15).
Zet de opnamefunctie op M als er een astronomische telescoop, enz. op de
camera is aangesloten, en neem de opname.
Beelden opnemen
Overige
149
NL
U probeert een onderwerp op te nemen dat wellicht speciale scherpstelling
behoeft (blz. 69). Gebruik de scherpstelvergrendeling of de handmatige
scherpstellingsfunctie (blz. 69, 71).
Het opnemen duurt erg lang.
De ruisonderdrukkingsfunctie wordt ingeschakeld (blz. 114). Dit is normaal.
De opnamestand is ingesteld op het RAW-formaat (blz. 110). Omdat een
RAW-gegevensbestand groot is, kost opnemen in de RAW-modus meer tijd.
Het beeld is onscherp.
Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale
brandpuntsafstand van de lens.
U bent opnamen aan het maken in de handmatige scherpstelfunctie, zet de
opnamefunctiehendel op AF (automatische scherpstelling) (blz. 68).
Eye-Start AF werkt niet.
Stel [Eye-Start AF] in op [Aan] (blz. 63).
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
De flitser werkt niet.
De flitserfunctie is ingesteld op [Autom.flitsen]. Als u er zeker van wilt zijn
dat de flitser altijd afgaat, stelt u de flitserfunctie in op [Invulflits] (blz. 76).
Wazige vlekken verschijnen in beelden opgenomen met de flitser.
Het flitslicht is weerkaatst door stof in de lucht dat daardoor in het beeld
werd opgenomen. Dit is normaal.
Het duurt te lang voordat de flitser opnieuw is opgeladen.
De flitser is binnen een korte tijd meerdere keren afgegaan. Als de flitser
meerdere keren achter elkaar is afgegaan, kan het opladen langer duren dan
gebruikelijk om oververhitting van de camera te voorkomen.
Een foto die met de flitser is gemaakt, is te donker.
Als het onderwerp zich buiten het flitserbereik (de afstand die door het
flitslicht kan worden bereikt) bevindt, zullen de beelden donker zijn omdat
het flitslicht het onderwerp niet bereikt. Als de ISO-gevoeligheid wordt
veranderd, verandert tevens het flitserbereik (blz. 75).
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
Stel de juiste datum en tijd in (blz. 21, 117).
NL
150
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd knipperen wanneer u de
ontspanknop tot halverwege indrukt.
Aangezien het onderwerp te helder of te donker is, liggen deze waarden buiten
het beschikbare instelbereik van de camera. Maak de instellingen opnieuw.
Het beeld is wittig (Schittering).
Er verschijnt een lichtwaas op het beeld (Schaduwbeeld).
De foto werd genomen onder een sterke lichtbron waarbij buitensporig veel
licht op de lens is gevallen. Bevestig de lenskap.
De hoeken van de foto zijn te donker.
Als een filter of lenskap wordt gebruikt, haalt u deze eraf en maakt u de
opname opnieuw. Afhankelijk van de dikte van het filter en een onjuiste
bevestiging van de lenskap, kan het filter of de lenskap gedeeltelijk zichtbaar
zijn in het beeld. De optische eigenschappen van bepaalde lenzen kunnen
ertoe leiden dat de rand van het beeld te donker lijkt (onvoldoende licht).
De ogen van het onderwerp zijn rood.
Schakel de functie rode-ogeneffectvermindering in (blz. 75).
Ga dicht bij het onderwerp staan en neem het binnen het flitserbereik op
met de flitser (blz. 75).
Punten verschijnen en blijven op de LCD-monitor.
Dit is normaal. Deze punten worden niet opgenomen (blz. 4).
U kunt het effect van deze problemen verminderen door de functie
"Pixeltoewijzing" te gebruiken.
1 Stel de LIVE VIEW/OVF-schakelaar in op "LIVE VIEW".
2 Plaats de lensdop.
3 MENU-knop t 3 t [Pixeltoewijzing] t [OK]
Het beeld is wazig.
De foto werd opgenomen op een donkere locatie zonder gebruik te maken
van de flitser, waardoor camerabewegingen werden gemaakt. Wij adviseren
u de Super SteadyShot-functie of een statief te gebruiken. In deze situatie
kan de flitser worden gebruikt (blz. 42).
De EV-schaalverdeling b B knippert op de LCD-monitor of in de zoeker.
Het onderwerp is te helder of te donker voor het lichtmeetbereik van de
camera.
Overige
151
NL
De kleuren van een beeld dat is opgenomen in Live view, zijn vreemd.
Controleer in Live view zorgvuldig het beeld dat op de LCD-monitor wordt
weergegeven voordat u de opname maakt. De camera herkent mogelijk de
kleuren van het beeld niet wanneer er pas is overgeschakeld naar Live view.
In dergelijke gevallen wordt mogelijk niet het verwachte resultaat bereikt.
De camera kan geen beelden weergeven.
De map-/bestandsnaam is veranderd op de computer (blz. 129).
Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera,
kan het weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd
worden.
De camera staat in de USB-functie. Wis de USB-verbinding (blz. 128).
Het beeld verschijnt niet op het tv-scherm.
Controleer [Videoformaat] om te zien of het videoformaat van de camera is
ingesteld overeenkomstig het kleursysteem van de tv (blz. 108).
Controleer of de aansluiting juist is (blz. 107).
De camera kan geen beeld wissen.
Annuleer de beveiliging (blz. 104).
U hebt per ongeluk een beeld gewist.
Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. We raden u
aan om de beelden te beveiligen die u niet wilt wissen (blz. 104).
U kunt geen DPOF-markering instellen.
U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden.
U weet niet of het besturingssysteem van uw computer compatibel is met
de camera.
Zie "Aanbevolen computeromgeving" (blz. 123, 131).
Beelden weergeven
Beelden wissen/bewerken
Computers
NL
152
Uw computer herkent uw camera niet.
Controleer of de camera aan staat.
Als de acculading bijna op is, plaatst u een opgeladen accu (blz. 12) of sluit
u de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) aan.
Gebruik de USB-kabel (bijgeleverd) (blz. 124).
Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer stevig aan.
Stel [USB-verbinding] in op [Massaopslag] (blz. 124).
Koppel alle apparatuur los van de USB-aansluitingen van uw computer,
behalve de camera, het toetsenbord en de muis.
Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer en niet via een USB-hub of
ander apparaat (blz. 123).
U kunt geen beelden kopiëren.
Breng de USB-verbinding tot stand door de camera op de juiste wijze aan te
sluiten op de computer (blz. 124).
Volg de betreffende kopieerprocedure voor uw besturingssysteem (blz. 125).
Het kan voorkomen dat u de beeldbestanden van een geheugenkaart die op
een computer is geformatteerd, niet naar een computer kunt kopiëren. Maak
een opname met een geheugenkaart die op uw camera is geformatteerd
(blz. 113).
Het beeld kan niet worden weergegeven op een computer.
Als u "Picture Motion Browser" gebruikt, raadpleeg dan de "Picture Motion
Browser Guide".
Raadpleeg de fabrikant van de computer of de software.
Nadat u een USB-verbinding hebt gemaakt, wordt "Picture Motion
Browser" niet automatisch gestart.
Breng de USB-verbinding tot stand nadat de computer is opgestart
(blz. 124).
U weet niet hoe u de software (bijgeleverd) moet gebruiken.
Raadpleeg het helpbestand of de handleiding van elke software.
Kan geen geheugenkaart plaatsen.
De richting waarin de geheugenkaart is geplaatst, is verkeerd. Plaats het in
de juiste richting (blz. 17).
Geheugenkaart
Overige
153
NL
Kan niet opnemen op een geheugenkaart.
De geheugenkaart is vol. Wis overbodige beelden (blz. 105).
Er is een onbruikbare geheugenkaart geplaatst (blz. 17).
U gebruikt een geheugenkaart met een schrijfbeveiligingsschakelaar die is
ingesteld in de LOCK-stand. Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar in de
stand voor opnemen.
De Microdrive is warm.
De Microdrive is een lange tijd in gebruik. Dit is normaal.
U hebt per ongeluk een geheugenkaart geformatteerd.
Alle gegevens op de geheugenkaart zijn gewist door het formatteren. U
kunt deze niet meer herstellen.
De "Memory Stick PRO Duo" wordt niet herkend door een computer met
een "Memory Stick"-sleuf.
Sluit de camera op uw computer aan als de "Memory Stick PRO Duo" niet
door "Memory Stick"-sleuf van uw computer wordt ondersteund (blz. 124).
De computer herkent de "Memory Stick PRO Duo".
Zie ook "PictBridge-compatibele printer" (direct hieronder) samen met de
volgende punten.
De kleuren van het beeld zijn vreemd.
Bij het afdrukken van beelden die opgenomen zijn in de Adobe RGB-
modus op een printer met sRGB-ondersteuning, die niet compatibel is met
Adobe RGB (DCF2.0/Exif2.21), worden de beelden op een lager
intensiteitsniveau afgedrukt (blz. 91).
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden.
Afhankelijk van uw printer, kunnen de randen links, rechts, boven of onder
van het beeld worden afgesneden. Vooral wanneer u een beeld afdrukt dat
werd opgenomen met de beeldverhouding [16:9], kan het zijdelingse
uiteinde van het beeld worden afgesneden.
Wanneer u beelden afdrukt met uw eigen printer, moet u de instellingen
voor bijsnijden of randloos annuleren. Vraag de fabrikant van de printer of
de printer deze functies heeft.
Afdrukken
NL
154
Wanneer u beelden laat afdrukken bij een digitale afdrukservice, vraag hen
dan of ze de beelden kunnen afdrukken zonder beide randen af te snijden.
Kan de beelden niet afdrukken met de datum.
Met "Picture Motion Browser" kunt u beelden afdrukken met een datum
(blz. 134).
Deze camera heeft geen functie voor het plaatsen van datums op beelden.
Omdat de beelden die met de camera zijn opgenomen, informatie over de
opnamedatum bevatten, kunt u beelden afdrukken met de datum op het
beeld als de printer of de software Exif-informatie kan herkennen.
Raadpleeg de fabrikant van de printer of de software voor meer informatie
over de compatibiliteit met Exif-informatie.
Wanneer u beelden laat afdrukken in een winkel, kunnen de beelden op
aanvraag ook worden afgedrukt met de datum.
Raadpleeg voor meer informatie de bij de printer geleverde
gebruiksaanwijzing of de printerfabrikant.
Het is niet mogelijk een verbinding tot stand te brengen.
De camera kan niet rechtstreeks op een printer worden aangesloten die niet
compatibel is met de PictBridge-standaard. Vraag de fabrikant van de
printer of uw printer compatibel is met PictBridge.
Stel [USB-verbinding] in op [PTP] (blz. 139).
Koppel de USB-kabel los en sluit deze weer aan. Raadpleeg de bij de
printer geleverde gebruikshandleiding als u een foutmelding krijgt.
Kan geen beelden afdrukken.
Controleer of de camera en de printer op de juiste wijze met behulp van de
USB-kabel zijn aangesloten.
Het afdrukken van RAW-gegevensbestanden is niet mogelijk.
Het is mogelijk dat beelden die zijn opgenomen met een andere camera dan
deze, of beelden die op een computer zijn bewerkt, niet kunnen worden
afgedrukt.
"---- -- --" wordt afgedrukt op het gedeelte van het beeld waar de datum
wordt ingevoegd.
Beelden zonder de opgenomen datumgegevens, kunnen niet worden
afgedrukt met de datum. Stel [Datum afdrukken] in op [Uit] en druk het
beeld opnieuw af (blz. 142).
PictBridge-compatibele printer
Overige
155
NL
Het beeld kan niet op het ingestelde formaat worden afgedrukt.
Koppel de USB-kabel los en sluit deze telkens opnieuw aan wanneer het
papierformaat is veranderd nadat de printer op de camera is aangesloten.
De afdrukinstelling van de camera is anders dan die van de printer.
Verander de instelling van de camera (blz. 140) of de printer.
De camera kan niet worden bediend nadat het afdrukken is geannuleerd.
Wacht enige tijd terwijl de printer het annuleren uitvoert. Dit kan,
afhankelijk van de printer, enige tijd duren.
De lens raakt beslagen.
Er is condensvorming opgetreden. Schakel de camera uit en laat deze
gedurende ongeveer een uur liggen voordat u deze weer gebruikt (blz. 160).
De mededeling "Datum en tijd instellen?" wordt afgebeeld wanneer u de
camera inschakelt.
De camera is met een zwakke of zonder accu een tijdlang niet gebruikt.
Laad de accu op en stel datum en tijd opnieuw in (blz. 21). Als de
datuminstelling telkens wordt teruggesteld wanneer de accu wordt
opgeladen, moet u contact opnemen met uw Sony-handelaar of plaatselijk,
erkend Sony-servicecentrum.
Het aantal opgenomen beelden neemt niet af of neemt met twee tegelijk
af.
Dit komt doordat de compressieverhouding en de beeldgrootte na
compressie veranderen afhankelijk van het beeld als u een JPEG-beeld
opneemt (blz. 110).
De instelling wordt teruggesteld zonder dat de terugstelbediening wordt
uitgevoerd.
De accu werd verwijderd terwijl de POWER-schakelaar was ingesteld op
ON. Voordat u de accu eruit haalt, zorgt u ervoor dat de POWER-
schakelaar in de stand OFF staat en controleert u of het toegangslampje niet
is opgelicht (blz. 21).
Overige
NL
156
De camera werk niet goed.
Schakel de camera uit. Haal de accu uit de camera en plaats hem weer terug.
Als een netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) wordt gebruikt,
koppelt u het netsnoer los. Als de camera heet is, laat u deze afkoelen
voordat u deze corrigerende handeling uitvoert. Neem contact op met uw
Sony-handelaar of plaatselijk, erkende Sony-servicecentrum als de camera
niet werkt na deze oplossingen te hebben uitgevoerd.
De vijf balkjes van de Super SteadyShot-schaalverdeling knipperen.
De Super SteadyShot-functie werkt niet. U kunt doorgaan met opnemen,
maar de Super SteadyShot-functie zal niet werken. Schakel de camera uit
en weer in. Als de Super SteadyShot-schaalverdeling blijft knipperen,
neemt u contact op met uw Sony-handelaar of plaatselijk, erkend Sony-
servicecentrum.
"--E-" wordt op het scherm weergegeven.
Verwijder de geheugenkaart en plaats deze terug. Als de indicatie niet
verdwijnt na deze procedure, moet u de geheugenkaart formatteren.
Overige
157
NL
Waarschuwingsme
dedelingen
Als een van de onderstaande
meldingen wordt afgebeeld, voert u
de vermelde instructies uit.
Alleen voor “InfoLITHIUM” accu
U gebruikt een incompatibele
accu (blz. 13).
Datum en tijd instellen?
Stel de datum en tijd in. Laad de
interne oplaadbare accu op, als u
de camera lange tijd niet hebt
gebruikt (blz. 21, 161).
Onvoldoende acculading.
U hebt geprobeerd [Reinigen] uit
te voeren terwijl er onvoldoende
lading in de accu zat. Laad de
accu op of gebruik de
netspanningsadapter/acculader
(niet bijgeleverd).
Geen kaart
Plaats een geheugenkaart
Kan kaart niet gebruiken.
Formatteren?
De geheugenkaart werd op een
computer geformatteerd en het
bestandsformaat werd gewijzigd,
of de geheugenkaart werd op een
ander apparaat geformatteerd.
Selecteer [OK] en formatteer de
geheugenkaart. U kunt de
geheugenkaart daarna opnieuw
gebruiken, maar alle eerder
opgenomen gegevens op de
geheugenkaart worden gewist.
Het kan enige tijd duren voordat
het formatteren klaar is.
Als de mededeling nog steeds
wordt afgebeeld, moet u de
geheugenkaart vervangen.
Kaartfout
Er is een incompatibele
geheugenkaart geplaatst of het
formatteren is mislukt.
Plaats kaart opnieuw
De geplaatste geheugenkaart kan
niet worden gebruikt in uw
camera.
De geheugenkaart is beschadigd.
Het contactgedeelte van de
geheugenkaart is vuil.
Bezig...
Wanneer ruisonderdrukking van
lange belichting wordt
uitgevoerd gedurende dezelfde
tijdsduur dat de sluiter geopend
was. Tijdens de
ruisonderdrukking kunt u niet
verdergaan met opnemen.
Beeldweergave onmogelijk.
Het is mogelijk dat beelden die
zijn opgenomen met een andere
camera of beelden die zijn
gewijzigd op een computer, niet
kunnen worden weergegeven.
NL
158
Er is geen lens bevestigd. De
sluiter is vergrendeld.
De lens is niet goed of niet
bevestigd. Als u de camera op
een sterrentelescoop of iets
dergelijks bevestigt, stelt u deze
in op M.
Geen beelden
Er staat geen beeld op de
geheugenkaart.
Beeld is beveiligd
U hebt geprobeerd beveiligde
beelden te wissen.
Afdrukken onmogelijk.
U hebt geprobeerd RAW-
beelden te markeren met een
DPOF-markering.
Bezig initialiseren USB-verbinding.
Een USB-verbinding is tot stand
gebracht. Koppel de USB-kabel
niet los.
Controleer het aangesloten
apparaat.
Er kan geen PictBridge-
verbinding worden gemaakt.
Koppel de USB-kabel los en
sluit deze daarna weer aan.
Camera te warm. Laat camera
afkoelen.
De camera is heet geworden
omdat u continu aan het
opnemen bent geweest.
Schakel de camera uit. Laat de
camera afkoelen en wacht totdat
de camera weer klaar is om op te
nemen.
Camerafout
Systeemfout.
Schakel de camera uit, haal de
accu eruit en plaats de accu weer
terug in de camera. Als deze
mededeling vaak verschijnt,
neemt u contact op met uw Sony-
handelaar of een plaatselijk,
erkend Sony-servicecentrum.
Beeldvergroting onmogelijk.
Beeldrotatie onmogelijk.
Beelden die met andere camera's
zijn opgenomen, zullen mogelijk
niet kunnen worden vergroot of
geroteerd.
Geen beelden veranderd
U hebt geprobeerd beelden te
beveiligen of DPOF op te geven
zonder de specificatie van die
beelden te wijzigen.
Kan geen mappen meer maken
Er map met een naam die begint
met "999" bestaat op de
geheugenkaart. Als dat het geval
is, kunt u geen mappen maken.
Afdrukken geannulleerd.
De afdrukopdracht werd
geannuleerd. Koppel de USB-
kabel los of schakel de camera
uit.
Overige
159
NL
Markeren onmogelijk.
U hebt geprobeerd RAW-
beelden te markeren op het
PictBridge-scherm.
Printerfout
Controleer de printer.
Controleer of het beeld dat u wilt
afdrukken beschadigd is.
Printer bezet
Controleer de printer.
NL
160
Voorzorgsmaatrege-
len
Bewaar/gebruik de camera
niet op de volgende plaatsen
Op een buitengewone hete, droge of
vochtige plaats
Op plaatsen zoals een in de zon
geparkeerde auto, kan de
camerabehuizing door de hitte
vervormen, waardoor een storing
kan optreden.
In direct zonlicht of nabij een
verwarmingsbron
De camerabehuizing kan
verkleuren of vervormen, waardoor
een storing kan optreden.
Op plaatsen onderhevig aan
trillingen
In de buurt van een sterk
magnetisch veld
Op zanderige of stoffige plaatsen
Wees voorzichtig dat geen zand of
stof in de camera kan
binnendringen. Hierdoor kan in de
camera een storing optreden en in
bepaalde gevallen kan deze storing
niet worden verholpen.
Vervoeren
Zorg ervoor dat de lensdop of
lensvattingdop bevestigd is als u de
camera niet gebruikt. Voordat u de
lensvattingdop bevestigt, verwijdert
u al het stof van de dop voordat u
deze op de camera bevestigt.
Bedrijfstemperatuur
Deze camera is ontworpen voor
gebruik bij een temperatuur van 0 tot
40°C (Bij gebruik van een
Microdrive: 5 tot 40°C). Het maken
van opnamen op extreem koude of
warme plaatsen met temperaturen die
buiten het bovenstaande bereik
vallen, is niet aan te bevelen.
Condensvorming
Als de camera rechtstreeks vanuit een
koude naar een warme omgeving
wordt overgebracht, kan vocht
condenseren binnenin of op de
buitenkant van de camera. Deze
vochtcondensatie kan een storing in
de camera veroorzaken.
Hoe condensvorming te voorkomen
Wanneer u de camera vanuit een
koude naar een warme omgeving
overbrengt, verpakt u de camera in
een goed gesloten plastic zak en laat u
deze gedurende ongeveer een uur
wennen aan de nieuwe
omgevingsomstandigheden.
Wanneer er condensvorming
optreedt
Schakel de camera uit en wacht
ongeveer een uur om het vocht te
laten verdampen. Als u probeert om
opnamen te maken terwijl er nog
vocht in de lens aanwezig is, zullen
de opgenomen beelden niet helder
zijn.
Overige
161
NL
Interne oplaadbare accu
Deze camera is uitgerust met een
interne, oplaadbare accu om de datum
en tijd en andere instellingen bij te
houden, ongeacht of de camera is
ingeschakeld of niet.
Deze interne accu wordt tijdens het
gebruik van de camera voortdurend
opgeladen. Als u de camera echter
alleen korte perioden gebruikt, loopt
de accu geleidelijk leeg, en als u de
camera ongeveer 8 maanden in het
geheel niet gebruikt, loopt de accu
helemaal leeg. In dat geval moet u de
oplaadbare accu opladen voordat u de
camera gaat gebruiken.
Zelfs als u de oplaadbare accu niet
oplaadt, kunt u de camera toch
gebruiken zolang u de datum en tijd
niet opneemt. Als de camera de
instellingen iedere keer dat u de
interne oplaadbare accu oplaadt,
opnieuw instelt op de
standaardinstellingen, is de accu
misschien niet meer bruikbaar. Neem
contact op met uw Sony-dealer of de
plaatselijke technische dienst van
Sony.
Oplaadprocedure voor de interne,
oplaadbare accu
Plaats een opgeladen accu in de
camera of sluit de camera aan op een
stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter/acculader (niet
bijgeleverd), en laat de camera
gedurende 24 uur of langer
uitgeschakeld liggen.
Opmerkingen over opnemen/
weergeven
Maak een proefopname om te
controleren of de camera juist werkt
voordat u eenmalige gebeurtenissen
opneemt.
Deze camera is noch tegen stof,
noch tegen opspattend water
bestendig, en is niet waterdicht.
Kijk niet in de zon of een sterke
lichtbron door een verwijderde lens
of de zoeker. Dit kan leiden tot
onherstelbare beschadiging van uw
ogen. Of het kan een storing van de
camera veroorzaken.
Gebruik de camera niet in de buurt
van een plaats waar sterke
radiogolven worden gegenereerd of
straling wordt uitgestraald. Het is
mogelijk dat de camera dan niet
goed kan opnemen of weergeven.
Als u de camera in zanderige of
stoffige plaatsen gebruikt, kunnen
storingen optreden.
Als er condens op de camera is
gevormd, moet u deze verwijderen
voordat u de camera gebruikt
(blz. 160).
Niet met de camera schudden of er
tegenaan stoten. Dit kan niet alleen
leiden tot storingen en de
onmogelijkheid om beelden op te
nemen, maar kan ook de
geheugenkaart onbruikbaar maken
en beeldgegevens vervormen,
beschadigen of verloren doen gaan.
Maak het venster van de flitser
schoon voordat u deze gebruikt. De
hitte die vrijkomt bij het afgaan van
de flitser kan eventueel vuil op het
venster van de flitser doen
verbranden of vastbakken waardoor
onvoldoende licht het onderwerp
bereikt.
Houd de camera, bijgeleverde
accessoires, enz. buiten het bereik
van kinderen. De accu, het
accessoireschoenkapje, enz. kunnen
worden ingeslikt. Als dit probleem
zich voordoet, moet u onmiddellijk
een arts raadplegen.
NL
162
Index
Index
A
Aantal opneembare
beelden .............................25, 26
Accu............................................12
Accu opladen ..............................10
Adobe RGB ................................90
AEL-knop.................................116
AE-vergrendeling .......................78
Afdrukken.........................137, 139
AF-gebied ...................................71
AF-hulplicht ...............................75
Audiosignalen...........................117
Autom. uitsch. ..........................119
Automatisch flitsen...............74, 76
Automatisch programma ............53
Automatisch scherpstellen..........68
Automatische
scherpstelfunctie.....................70
Automatische weergave............118
B
Beeldgrootte .............................109
Beeldkwaliteit...........................110
Beeldrotatie.................................96
Beeldverhouding.......................110
Belichting ...................................52
Belichtingscompensatie..............80
Belichtingsfunctie.......................52
Belichtingsvergrendeling............78
Bestandsnummer...................... 112
Beveiligen ................................ 104
Bracket....................................... 93
Brandpuntsafstand ................... 145
BULB-opname........................... 61
C
Camerabeweging
verminderen........................... 40
Centrum gericht ......................... 84
CF-kaart..................................... 17
Compressie-verhouding ........... 110
Condensvorming...................... 160
Continu AF ................................ 70
Continu opnemen....................... 92
Continu-bracket ......................... 93
Contrast...................................... 90
D
Datum afdrukken ..................... 138
Datum/tijd instellen ........... 21, 117
De klok instellen........................ 21
De Super SteadyShot-functie..... 42
Diafragma ............................ 52, 55
Diafragmavoorkeur.................... 55
Diavoorstelling ........................ 100
Dioptrie-instelling...................... 64
Donker deel.............................. 103
DPOF instelling ....................... 137
Index
163
NL
Draadloze flitser......................... 76
Dynamische-
bereikoptimalisatie................. 90
E
Een beeld weergeven ......... 96, 107
Eigen witbalans.......................... 88
Eindflitssynchronisatie............... 76
Enkel-bracket............................. 93
Enkelvoudige AF ....................... 70
EV-schaalverdeling.............. 79, 94
Eye-Start AF .............................. 63
F
Flitscompensatie ........................ 83
Flitser uit.............................. 44, 76
Flitsfunctie ........................... 74, 76
Flitsregeling ............................... 83
Fn-knop...................................... 36
Formatteren.............................. 113
H
Handmatige belichting............... 59
Handmatige scherpstelling......... 71
Handmatige verschuiving .......... 60
Histogram............. 82, 96, 102, 103
Hoeveelheid belichting .............. 52
Hoge snelheidssynchronisatiestand
............................................... 67
I
Image Data Converter SR ........135
Image Data Lightbox SR.......... 136
Indexafdruk..............................138
Indexweergavescherm................99
Info.weerg.tijd.......................... 118
Instellingen................................. 90
Instelwiel inst..................... 54, 116
Intelligente teleconvertor ........... 73
ISO-gevoeligheid ....................... 85
J
JPEG......................................... 110
Juiste belichting....................56, 58
K
Kleurfilter...................................87
Kleurtemperatuur ....................... 87
L
Landschap ..................................47
Langzame-flitssynchronisatie .... 76
LCD-helderheid ....................... 118
LCD-monitor
.....................34, 35, 65, 66, 101
Lens............................................15
Licht deel..................................103
Lichtmeetfunctie ........................84
Lichtmeting met 40 velden in
honingraatmotief.................. 144
Live view....................................63
NL
164
M
Macro..........................................48
Mapnaam ..................................112
Meervelds ...................................84
"Memory Stick Duo"..................17
Menu...........................................38
Microdrive ..................................17
N
Nachtopname..............................51
Nachtportret................................51
Nieuwe map..............................113
NR bij hoge-ISO.......................114
NR lang-belicht ........................114
O
Omgeving-bracketopname .........95
Oogschelp ...................................23
Opn.f.terugst.............................120
Opnemen.....................................44
P
PictBridge .................................139
Picture Motion Browser ...........134
Pixel mapping...........................150
Portret .........................................46
Programmaverschuiving.............54
R
RAW.................................110, 135
Reinigen......................................28
Rode-ogen-vermindering............75
Roteren....................................... 97
Ruisonderdrukking .................. 114
S
Scènekeuzefunctie ..................... 46
Scherpstelfunctie........................ 70
Scherpstellen.............................. 68
Scherpstellings-indicator ........... 68
Scherpstelvergrendeling ............ 69
Scherpte ..................................... 90
Schouderriem............................. 23
Sluiterontspan. ......................... 115
Sluitertijd ............................. 52, 57
Sluitertijdvoorkeur..................... 57
Sportactie ................................... 49
Spot............................................ 84
Stofpreventiefunctie................... 28
Stroombesparing...................... 117
T
Technische gegevens ............... 143
Terugstellen ..................... 120, 121
Tot halverwege
indrukken......................... 45, 68
Transportfunctie......................... 92
Transportknop............................ 36
U
USB-verbinding............... 124, 140
Index
165
NL
V
Velddiepte.................................. 52
Vergroot scherm ........................ 97
Verzadiging................................ 90
Videoformaat ........................... 108
Vooringestelde witbalans........... 86
W
Wissen...................................... 105
Witbalans ................................... 86
Witbalans-bracket ...................... 95
Z
Zelfontspanner ........................... 93
Zoeker .................................. 64, 67
Zoekerkapje ............................... 23
Zoekersensors ............................ 24
Zonsondergang........................... 50
Zoom.......................................... 73

Documenttranscriptie

Nederlands WAARSCHUWING Om het gevaar van brand of elektrische schokken te verkleinen, mag het apparaat niet worden blootgesteld aan regen of vocht. Stel de batterijen niet bloot aan overmatige hitte zoals zonlicht, vuur en dergelijke. het vrijwaren van natuurlijke bronnen. Voor meer details in verband met het recyclen van dit product, neemt u contact op met de gemeentelijke instanties, het bedrijf of de dienst belast met de verwijdering van huishoudafval of de winkel waar u het product hebt gekocht. Verwijdering van oude batterijen (in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen) LET OP U moet de batterij alleen vervangen door een batterij van het opgegeven type. Als u dit niet doet, kan dit brand of letsel tot gevolg hebben. Voor klanten in Europa Verwijdering van oude elektrische en elektronische apparaten (Toepasbaar in de Europese Unie en andere Europese landen met gescheiden ophaalsystemen) Het symbool op het product of op de verpakking wijst erop dat dit product niet als huishoudelijk afval mag worden behandeld. Het moet echter naar een plaats worden gebracht waar elektrische en elektronische apparatuur wordt gerecycled. Als u ervoor zorgt dat dit product op de correcte manier wordt verwijderd, voorkomt u voor mens en milieu negatieve gevolgen die zich zouden kunnen voordoen in geval van verkeerde afvalbehandeling. De recycling van materialen draagt bij tot 2 NL Dit symbool op de batterij of verpakking wijst erop dat de meegeleverde batterij van dit product niet als huishoudelijk afval behandeld mag worden. Door deze batterijen op juiste wijze af te voeren, voorkomt u voor mens en milieu negatieve gevolgen die zich zouden kunnen voordoen in geval van verkeerde afvalbehandeling. Het recycleren van materialen draagt bij tot het vrijwaren van natuurlijke bronnen. In het geval dat de producten om redenen van veiligheid, prestaties dan wel in verband met data-integriteit een permanente verbinding met batterij vereisen, dient deze batterij enkel door gekwalificeerd servicepersoneel vervangen te worden. Om ervoor te zorgen dat de batterij op een juiste wijze zal worden behandeld, dient het product aan het eind van zijn levenscyclus overhandigd te worden aan het desbetreffende inzamelingspunt voor de recyclage van elektrisch en elektronisch materiaal. Voor alle andere batterijen verwijzen we u naar het gedeelte over hoe de batterij veilig uit het product te verwijderen. Overhandig de batterij bij het desbetreffende inzamelingspunt voor de recyclage van batterijen. Voor meer details in verband met het recyclen van dit product of batterij, neemt u contact op met de gemeentelijke instanties, het bedrijf of de dienst belast met de verwijdering van huishoudafval of de winkel waar u het product hebt gekocht. Dit product is getest en voldoet aan de beperkingen die zijn uiteengezet in de EMC-richtlijn voor het gebruik van een verbindingskabel van minder dan 3 meter. Let op De elektromagnetische velden bij de specifieke frequenties kunnen het beeld en het geluid van dit apparaat beïnvloeden. Kennisgeving Als de gegevensoverdracht halverwege wordt onderbroken (mislukt) door statische elektriciteit of elektromagnetische storing, moet u de toepassing opnieuw starten of de verbindingskabel (USB, enzovoort) loskoppelen en opnieuw aansluiten. Kennisgeving voor klanten in de landen waar EUrichtlijnen van toepassing zijn De fabrikant van dit product is Sony Corporation, 1-7-1 Konan Minato-ku Tokyo, 108-0075 Japan. De geautoriseerde vertegenwoordiger voor EMC en productveiligheid is Sony Deutschland GmbH, Hedelfinger Strasse 61, 70327 Stuttgart, Duitsland. Voor kwesties met betrekking tot service of garantie kunt u het adres in de afzonderlijke service- en garantiedocumenten gebruiken. NL 3NL Opmerkingen over het gebruik van de camera Opnamefuncties • Deze camera kent twee opnamefuncties: de "Live view"-functie met behulp van de LCD-monitor, en de zoekerfunctie met behulp van de zoeker (OVF). • Er kunne verschillen zijn tussen een beeld opgenomen in de Live view-functie en een beeld opgenomen in de zoekerfunctie, zoals de belichting, witbalans en dynamischbereikoptimalisatie, afhankelijk van de gebruikte methode voor lichtmeting of de belichtingsmodus. • In de "Live view"-functie kan het opgenomen beeld verschillen van het beeld dat u op de LCD-monitor zag. Het verschil wordt groter in onderstaande en andere gevallen: – Bij het gebruik van de flitser. – Bij het opnemen van een onderwerp met een lage intensiteit, zoals een nachtelijk landschap. – Als het verschil in intensiteit van een voorwerp te groot is. – Bij het bevestigen van een circulaire PL-filter. Geen compensatie voor de inhoud van de opnamen Voor mislukte opnamen door een gebrekkige werking van uw camera, een geheugenkaart, enz. kan geen schadevergoeding worden geëist. Aanbeveling reservekopie Om mogelijk verlies van beeldgegevens te voorkomen, dient u altijd een (reserve) kopie van de gegevens op een ander medium te maken. Opmerkingen over de LCD-monitor en lens • De LCD-monitor is vervaardigd met gebruikmaking van uiterst nauwkeurige precisietechnologie zodat meer dan 99,99% van de pixels effectief kan worden gebruikt. Het is echter mogelijk dat enkele kleine zwarte punten en/of oplichtende punten (wit, rood, blauw of groen) permanent op de LCD-monitor zichtbaar zijn. Dit is een normaal gevolg 4 NL van het productieproces en heeft geen enkele invloed op de beelden. U kunt het effect van de problemen die kunnen optreden in de "Live view"functie tegengaan, door de "Pixel mapping"-functie te gebruiken (page 150). Zwarte, witte, rode, blauwe en groene punten • Houd de camera niet vast door deze aan de LCD-monitor vast te pakken. • Stel de camera niet bloot aan direct zonlicht. Als het zonlicht wordt weerkaatst op een voorwerp in de buurt, kan brand ontstaan. Als u de camera toch in direct zonlicht moet plaatsen, bevestigt u de lensdop. • Op een koude plaats kunnen beelden een schaduw vormen op de LCD-monitor. Dit is normaal. Als u de camera op een koude plaats inschakelt, kan de LCDmonitor tijdelijk donker zijn. Als de camera is opgewarmd, zal de LCDmonitor normaal werken. • Duw niet op de LCD-monitor. De kleuren op de LCD-monitor kunnen veranderen waardoor zich een storing kan voordoen. Waarschuwing over copyright Televisieprogramma's, films, videobanden en ander materiaal kunnen beschermd zijn door auteursrechten. Het zonder toestemming opnemen van dergelijk materiaal, kan in strijd zijn met de wetten op de auteursrechten. De afbeeldingen die in deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt De foto's die in deze gebruiksaanwijzing als voorbeelden worden gebruikt, zijn gereproduceerde beelden die niet daadwerkelijk met deze camera zijn opgenomen. Inhoud Opmerkingen over het gebruik van de camera .................. 4 De camera voorbereiden De bijgeleverde accessoires controleren ........................... 9 De accu voorbereiden ...................................................... 10 Een lens bevestigen ......................................................... 15 Een geheugenkaart plaatsen ............................................ 17 De camera voorbereiden .................................................. 21 De bijgeleverde accessoires gebruiken ............................ 23 Controleren hoeveel beelden kunnen worden opgenomen ..................................................................................... 25 Reiniging ......................................................................... 27 Alvorens te bedienen Plaats van de onderdelen en schermindicators ................ 30 Voorkant ..................................................................... 30 Achterkant .................................................................. 31 Zijkanten/onderkant ................................................... 33 LCD-monitor .............................................................. 34 Een functie/instelling selecteren ...................................... 36 De functies die met de Fn (Functies)-knop geselecteerd kunnen worden .................................................. 38 De functies die met de -knop (Transporteren) geselecteerd kunnen worden .............................. 38 Functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden ............................................................... 38 Beelden opnemen Beelden zonder camerabeweging vastleggen .................. 40 Correcte houding ........................................................ 40 De Super SteadyShot-functie gebruiken .................... 42 Een statief gebruiken .................................................. 43 / De automatische instelling gebruiken voor een opname ....................................................................... 44 Een opname maken met een voor het onderwerp (scènekeuzefunctie) geschikte instelling .................... 46 Portretfoto's nemen ............................................... 46 Landschapsfoto's nemen ...................................... 47 Foto's maken van een klein onderwerp ................ 48 Foto's maken van een bewegend onderwerp ........ 49 5NL Foto's nemen van een zonsondergang ................. 50 Nachtfoto's maken ............................................... 51 Maak de afbeelding zoals u die wilt maken (Belichtingsfunctie) .................................................... 52 De geprogrammeerde automatische opnamefunctie gebruiken ........................................................... 53 Een opname maken door de wazigheid van de achtergrond te regelen (Diafragmavoorkeur) .... 55 Het vastleggen van een bewegend onderwerp met verschillende uitdrukkingen (Sluitertijdvoorkeur) ............................................................................ 57 Een opname maken waarbij de belichting handmatig is gewijzigd (Handmatige belichting) ............... 59 Een opname maken van een naijlend effect met een lange belichtingstijd (BULB) ............................ 61 De zoeker gebruiken voor een opname (OVF) ................ 63 Overschakelen naar de zoeker .................................... 63 De scherpte van de zoeker (dioptrie-instelling) instellen ............................................................................ 64 LCD-monitor (opname-informatie) ........................... 65 Zoeker ........................................................................ 67 De opnamefunctie gebruiken 6 NL De scherpstelfunctie selecteren ....................................... 68 Automatisch scherpstellen gebruiken ........................ 68 Een opname nemen met uw gewenste compositie (Scherpstelvergrendeling) ................................. 69 De scherpstelmethode kiezen die geschikt is voor de beweging van het onderwerp (Automatische scherpstelfunctie) .............................................. 70 Het scherpstelveld (AF-gebied) kiezen ...................... 71 De scherpstelling (Handmatige scherpstelling) handmatig wijzigen ........................................... 71 In één keer inzoomen ....................................................... 73 De flitser gebruiken ......................................................... 74 De flitsfunctie selecteren ............................................ 76 Een draadloze-flitsopname maken ............................. 76 De helderheid van het beeld wijzigen (Belichting, flitscompensatie, meting) ........................................... 78 Een opname maken met een vastgelegde helderheid (AE-vergrendeling) ........................................... 78 Helderheidscompensatie voor het hele beeld gebruiken (Belichtingscompensatie) .................................. 80 De hoeveelheid flitslicht (Flitscompensatie) aanpassen ............................................................................ 83 De flitsregeling selecteren om de hoeveelheid flitslicht (Flitsregeling) in te stellen. ............................... 83 De methode selecteren voor lichtmeting van het onderwerp (Lichtmeetfunctie) ........................... 84 ISO-instelling .................................................................. 85 De kleurtinten (Witbalans) instellen ................................ 86 De witbalans aanpassen zodat deze bij een bepaalde lichtbron past (Automatisch/vooringestelde witbalans) .......................................................... 86 De kleurtemperatuur en een filtereffect instelling (Kleurtemperatuur/kleurfilter) .......................... 87 De kleurtinten opslaan (Eigen witbalans) .................. 88 Beeldverwerking ............................................................. 90 De helderheid van het beeld corrigeren (Dynamischbereikoptimalisatie) ........................................... 90 De door u gewenste beeldverwerking kiezen (Instellingen) ..................................................... 90 De transportfunctie selecteren ............................ 92 Enkele opnamen nemen ............................................. 92 Continu opnemen ....................................................... 92 De zelfontspanner gebruiken ...................................... 93 Beelden opnemen met verschoven belichting (Belichtingsbracket) .......................................... 93 Opnemen met witbalansverschuiving (Witbalansbracket) ............................................ 95 Beelden weergeven .......................................................... 96 De weergavefuncties De informatie over opgenomen beelden controleren .... 101 Beelden beveiligen (Beveiligen) ................................... 104 gebruiken Beelden wissen (Wissen) ............................................... 105 Beelden bekijken op een tv-scherm ............................... 107 7NL Uw instellingen wijzigen De beeldgrootte en de beeldkwaliteit instellen .............. 109 De methode voor opnemen op een geheugenkaart instelllen ................................................................................... 112 De instelling voor ruisonderdrukking instelllen ............ 114 De omstandigheden wijzigen waarin de sluiter kan worden ontspannen ................................................................................... 115 De functie van de knop en keuzeknop wijzigen ............ 116 Andere instellingen wijzigen ......................................... 117 De LCD-monitor instellen ............................................. 118 Op de standaardinstellingen terugstellen ....................... 120 Beelden bekijken Beelden kopiëren naar uw computer ............................. 123 op uw computer Beelden bekijken op uw computer ................................ 127 De software gebruiken ................................................... 131 Beelden afdrukken DPOF opgeven .............................................................. 137 Beelden afdrukken door de camera aan te sluiten op een printer die compatibel is met PictBridge .................. 139 Overige Technische gegevens ..................................................... 143 Problemen oplossen ....................................................... 147 Waarschuwingsmededelingen ....................................... 157 Voorzorgsmaatrege-len ................................................. 160 Index .............................................................................. 162 8 NL De camera voorbereiden De bijgeleverde accessoires controleren Het cijfer tussen haakjes geeft het aantal stuks aan. • Oplaadbare accu NP-FM500H (1) • Oogschelp (1) (bevestigd op de camera) • Cd-rom (toepassingssoftware voor α camera) (1) • Beknopte handleiding (1) • Gebruiksaanwijzing (deze gebruiksaanwijzing) (1) De camera voorbereiden • BC-VM10 Acculader (1)/ Netsnoer (1) • USB-kabel (1) • Videokabel (1) • Schouderriem (1) • Zoekerkapje (1) • Lensvattingdop (1) (bevestigd op de camera) 9NL De accu voorbereiden Zorg ervoor dat u de NP-FM500H "InfoLITHIUM" accu (bijgeleverd) oplaadt als u de camera voor het eerst gebruikt. De accu opladen De "InfoLITHIUM" accu kan zelfs worden opgeladen als deze niet volledig leeg is. Het kan tevens worden gebruikt als hij niet volledig is opgeladen. 1 Plaats de accu in de acculader. Duw de accu erin totdat deze vastklikt. 2 Sluit het netsnoer aan. Lampje aan: Opladen Lampje uit: Klaar (normale lading) Eén uur nadat het lampje uit is gegaan: volledig opgeladen CHARGE-lampje Naar een stopcontact Over de oplaadtijd • De vereiste tijd voor het opladen van een volledig lege accu (bijgeleverd) bij een temperatuur van 25°C is als volgt. Volledige lading Normale lading Ong. 235 min. Ong. 175 min. • Afhankelijk van de resterende accucapaciteit of de oplaadomstandigheden kan de oplaadtijd langer of korter zijn. 10 NL • We raden u aan om de accu op te laden bij een omgevingstemperatuur van 10 tot 30°C. Bij hogere of lagere temperatuur kan het zijn dat u de accu niet efficiënt kunt opladen. De camera voorbereiden Opmerkingen • Sluit de acculader aan op een gemakkelijk bereikbaar stopcontact in de buurt. • Zelfs als het CHARGE-lampje niet brandt, is de acculader niet losgekoppeld van de wisselstroombron zolang de stekker ervan in het stopcontact zit. Als zich een probleem voordoet tijdens het gebruik van de acculader, onderbreekt u de stroomvoorziening onmiddellijk door de stekker uit het stopcontact te trekken. • Als het opladen klaar is, trekt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en haalt u de accu uit de acculader. De levensduur van de accu kan korter worden als u deze opgeladen in de acculader laat zitten. • Laat geen andere accu dan de accu van de "InfoLITHIUM" M reeks op in de acculader (bijgeleverd) met uw camera. Als u andere accu's dan de bijgeleverde accu probeert op te laden, kunnen deze gaan lekken, oververhit raken of exploderen, waardoor gevaar van letsel als gevolg van elektrocutie en brandwonden ontstaat. • Als het CHARGE-lampje knippert, kan dit een accufout aangeven of het feit dat een andere accu dan het opgegeven type is geplaatst. Controleer of de geplaatste accu van het opgegeven type is. Als de accu van het opgegeven type is, verwijdert u de accu, vervangt u deze door een nieuwe of een andere, en controleert u of de acculader nu wel goed werkt. Als de acculader nu wel goed werkt, kan een accufout zijn opgetreden. • Als de acculader vuil is, is het mogelijk dat de accu niet goed wordt opgeladen. Maak de acculader schoon met een droge doek, enz. De camera in het buitenland gebruiken — Stroomvoorziening U kunt de camera, de acculader en de netspanningsadapter/acculader ACVQ900AM (niet bijgeleverd) in elk land of gebied gebruiken met een stroomvoorziening van 100 V t/m 240 V wisselstroom van 50/60 Hz. Gebruik indien nodig een in de handel verkrijgbare stekkeradapter [a], afhankelijk van het type stopcontact [b]. Opmerking • Gebruik geen elektronische transformator (reistrafo), omdat hierdoor een storing kan optreden. 11NL De opgeladen accu in de camera plaatsen 1 Open het accuklepje terwijl u de hendel van het accuklepje verschuift. 2 Verschuif de vergrendelingshendel met de punt van de accu en stop de accu helemaal in de camera. Vergrendelingshendel 3 Sluit het accuklepje. De accu verwijderen Schakel de camera uit, en verschuif de vergrendelingshendel in de richting van de pijl. Wees voorzichtig dat de accu niet valt. Vergrendelingshendel 12 NL Het accuklepje verwijderen De camera voorbereiden Het accuklepje kan worden verwijderd zodat een verticale handgreep (niet bijgeleverd) kan worden bevestigd. Duw de hendel in de richting van de pijl en schuif deze weg zodat u het klepje kunt verwijderen. Plaats de verdikking in het gat, trek de hendel naar beneden en bevestig het klepje door het naar binnen te schuiven. De resterende acculading controleren Verschuif de POWER-knop naar de stand ON en controleer het niveau van de lading op de LCD-monitor. Buiten de volgende indicators wordt het niveau ook aangegeven door percentages. "Accu leeg" Accuniveau Hoog Laag U kunt geen foto's meer maken. Wat is een "InfoLITHIUM" accu? Een "InfoLITHIUM" accu is een lithium-ionbatterij die functies bevat voor het uitwisselen van informatie met betrekking tot de gebruiksomstandigheden van uw camera. Wanneer u de "InfoLITHIUM" accu gebruikt, wordt de resterende accuduur weergegeven in percentages op basis van de gebruiksomstandigheden van uw camera. Opmerkingen • Het weergegeven niveau zal in bepaalde omstandigheden mogelijk niet correct zijn. • Laat de accu niet nat worden. De accu is niet waterdicht. • Laat de accu niet liggen op zeer warme plaatsen, zoals in een voertuig of in direct zonlicht. Verkrijgbare accu's Gebruik alleen een NP-FM500H-accu. De types NP-FM55H, NP-FM50 en NP-FM30 kunnen niet worden gebruikt. 13NL Doeltreffend gebruik van de accu • Bij lage temperaturen verminderen de prestaties van de accu. Op koude plaatsen kan de accu daarom minder lang worden gebruikt. Wij bevelen het volgende aan om de accu langer mee te laten gaan: bewaar de accu in een van de zakken van uw kleding om deze op te warmen, en plaats deze in de camera vlak voordat u begint met opnemen. • De accu zal snel leeg raken als u de flitser vaak gebruikt. Levensduur van de accu • De levensduur van de accu is beperkt. De capaciteit van de accu neemt geleidelijk af naarmate u deze meer gebruikt en de tijd verstrijkt. Als de gebruiksduur van de accu aanzienlijk korter lijkt te worden, is de meest waarschijnlijke oorzaak dat het einde van de levensduur van de accu is bereikt. Koop een nieuwe accu. • De levensduur van de accu wordt bepaald door de manier waarop deze wordt bewaard en door de omstandigheden en omgeving waarin de accu wordt gebruikt. Hoe u de accu moet bewaren Om de levensduur van de accu te verlengen als de accu gedurende een lange tijd niet gebruikt wordt, laadt u deze eenmaal per jaar volledig op en verbruikt u de lading volledig met uw camera, voordat u de accu weer bewaart op een droge, koele plaats. 14 NL Een lens bevestigen 1 Haal de lensvattingdop van de Lensvattingdop Lensdop voor de achterkant van de lens 2 Lijn eerst de oranje uitlijnmarkeringen op de lens en de camera op elkaar uit. De camera voorbereiden camera af en haal de lensdop voor de achterkant van de lens af. Oranje indexmarkeringen 3 Draai vervolgens de lens rechtsom tot deze met een klik wordt vergrendeld. Opmerkingen • Bij het bevestigen van de lens, mag u de lensontgrendelingsknop niet indrukken. • Oefen bij het bevestigen van de lens geen grote kracht uit. Zonnekap Wij adviseren u een zonnekap te gebruiken om te voorkomen dat onnodig veel licht uw beelden beïnvloedt. Raadpleeg de bij de lens geleverde gebruiksaanwijzing voor de bevestigingsinstructies van de lens. 15NL De lens verwijderen 1 Druk de lensontgrendelingsknop helemaal in en draai de lens linksom tot aan de aanslag. • Als u de lens verwisselt, doe dit dan snel en op een stofvrije plaats om ervoor te zorgen dat er geen stof in de camera binnendringt. Lensontgrendelingsknop 2 Plaats de lensdop weer op de lens en bevestig de lensvattingsdop op de camera. • Verwijder stof van de dop alvorens u deze weer plaatst. Opmerking over verwisseling van de lens Als bij de verwisseling van de lens stof of vuil de camera binnendringt en op het oppervlak komt van de beeldsensor (het onderdeel dat werkt als de film), kan dit afhankelijk van de opnameomstandigheden zichtbaar zijn in het beeld. De camera is uitgerust met een stofpreventiefunctie om te voorkomen dat stof op de beeldsensor komt. Toch moet u de lens snel en op een stofvrije plaats verwisselen als u een lens bevestigt/verwijdert. Als er stof of vuil op de beeldsensor terechtkomt Reinig de beeldsensor in de [Reinigen] van het menu Setup (blz. 28). 16 NL Een geheugenkaart plaatsen U kunt een CompactFlash-kaart (CF-kaart) of Microdrive of "Memory Stick Duo" gebruiken als geheugenkaart. De camera voorbereiden 1 Open het deksel van het geheugenkaart compartiment. 2 Plaats een geheugenkaart (niet bijgeleverd) met de aansluitingszijde naar voren (de aansluitingszijde heeft een aantal kleine gaatjes) en de etiketzijde gericht naar de LCD-monitor. Bovenkant met een etiket • Plaats een "Memory Stick Duo" (niet bijgeleverd) in een Memory Stick Duoadapter voor een CompactFlash-sleuf (niet bijgeleverd), en plaats dan de adapter in de camera. Bovenkant met een etiket 3 Sluit het deksel van het geheugenkaart compartiment. 17NL De geheugenkaart verwijderen Controleer of het toegangslampje niet is opgelicht, en open vervolgens de klep van het geheugenkaart compartiment, trek de uitwerphendel voor de geheugenkaart naar beneden. Trek de geheugenkaart eruit als deze een klein beetje uitgeworpen is. Toegangslampje Uitwerphendel voor de geheugenkaart Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten • De geheugenkaart kan als deze zopas lang is gebruikt, heet zijn. Wees voorzichtig als u de kaart vastpakt. • Verwijder de geheugenkaart of de accu niet als het toegangslampje aan is, schakel in dat geval ook de camera niet uit. De gegevens kunnen beschadigd worden. • Er kunnen gegevens beschadigd raken als u een geheugenkaart dicht bij magnetisch materiaal legt of als u de geheugenkaart gebruikt in een omgeving die vatbaar is voor statische elektriciteit of elektrische ruis. • We raden u aan om belangrijke gegevens op te slaan op bijvoorbeeld de harde schijf van een computer. • Wanneer u de geheugenkaart draagt of bewaart, plaatst u deze terug in het doosje dat erbij geleverd werd. • Stel de geheugenkaart niet bloot aan water. • Raak de aansluitingen van de geheugenkaart niet aan met uw hand of een metalen voorwerp. Over de CF-kaart/Microdrive • Zorg ervoor dat u CF-kaart/Microdriver in deze camera formatteert wanneer u het voor het eerst gaat gebruiken. • Verwijder het etiket van een CF-kaart/Microdrive niet of plak er geen nieuw etiket over. • Druk niet te hard op het etiket. Opmerkingen over het gebruik van de Microdrive Een Microdrive is een compacte en lichtgewicht vaste schijf die voldoet aan de CompactFlash Type II-normen. 18 NL Over de "Memory Stick" • "Memory Stick": U kunt de "Memory Stick" niet voor uw camera gebruiken. De camera voorbereiden • De Microdrive is een compacte en lichtgewicht vaste schijf. Omdat de Microdrive bewegende onderdelen bevat is het, in vergelijking met een geheugenkaart, minder bestand tegen trillingen en schokken. Zorg er voor dat de Microdrive, tijdens weergave of opnemen, niet onderhevig is aan trillingen en schokken. • Merk op dat bij gebruik bij temperaturen lager dan 5°C de Microdrive minder presteert. Temperatuurbereik voor gebruik van de Microdrive: 5 tot 40°C • Houd er rekening mee dat de Microdrive kan niet worden gebruikt bij een lage luchtdruk (hoger dan 3.000 meter boven zeeniveau). • Schrijf niet op het etiket. • "Memory Stick Duo": U kunt de "Memory Stick Duo" voor uw camera gebruiken door hem in een Memory Stick Duo-adapter voor een CompactFlash-sleuf (niet bijgeleverd) te plaatsen. • "Memory Stick PRO Duo" of "Memory Stick PRO-HG Duo" met een capaciteit tot 8 GB zijn goedgekeurd voor gebruik in deze camera. • Wij kunnen de juiste werking van een "Memory Stick Duo" die op een computer is geformatteerd, niet garanderen in deze camera. • De lees-/schrijfsnelheid van de gegevens verschilt afhankelijk van de combinatie van de "Memory Stick Duo" en de gebruikte apparatuur. Opmerkingen over het gebruik van "Memory Stick Duo" • Druk niet hard wanneer u in het aantekeningenvak schrijft. • Bevestig geen etiket aan de "Memory Stick Duo". • Zorg dat u de "Memory Stick Duo" nergens tegen aan stoot en niet verbuigt. Laat deze ook niet vallen. • Demonteer of wijzig de "Memory Stick Duo" niet. • Laat de "Memory Stick Duo" niet liggen binnen het bereik van kleine kinderen. Zij kunnen deze per ongeluk inslikken. 19NL • Gebruik of bewaar de "Memory Stick Duo" niet in de volgende omstandigheden: – Plaatsen met een hoge temperatuur, zoals in een hete auto die in de zon is geparkeerd. – Plaatsen die zijn blootgesteld aan direct zonlicht. – Op vochtige plaatsen of plaatsen waar zich corrosieve stoffen bevinden. 20 NL De camera voorbereiden De datum instellen 1 Zet de POWER-schakelaar op ON om de camera in te schakelen. • Om de camera uit te schakelen, zet u deze op OFF. 2 Controleer op de LCD-monitor of De camera voorbereiden Als u de camera voor het eerst inschakelt, wordt het scherm voor de instelling van de datum/tijd weergegeven. [OK] is geselecteerd en druk vervolgens op het midden van de controller. 3 Selecteer ieder onderdeel met b/B, en stel de numerieke waarde in met v/V. 21NL 4 Herhaal stap 3 om andere onderdelen in te stellen, en druk dan op het midden van de controller. • Selecteer eerst de [JJJJ/MM/DD] met b/B wanneer u de volgorde wijzigt van [JJJJ/MM/DD], en wijzig het vervolgens met v/V. 5 Controleer op de LCD-monitor of [OK] is geselecteerd en druk vervolgens op het midden van de controller. De bewerking voor de instelling van de datum en tijd annuleren Druk op de MENU-knop. 22 NL De bijgeleverde accessoires gebruiken De schouderriem bevestigen Bevestig beide uiteinden van de riem aan de camera. De camera voorbereiden In dit deel wordt beschreven hoe u de schouderriem en het zoekerkapje kunt gebruiken. De overige accessoires worden beschreven op de volgende pagina's. • Oplaadbare accu (blz. 10) • Acculader, netsnoer (blz. 10) • Oogschelp (blz. 64) • USB-kabel (blz. 124, 140) • Videokabel (blz. 107) • Cd-rom (blz. 132) Zoekerkapje • U kunt ook het zoekerkapje (hieronder) aan de riem vastmaken. Het zoekerkapje gebruiken U kunt voorkomen dat er licht door de zoeker binnenvalt en de belichting verstoort. Bevestig het zoekerkapje als de sluiter wordt ontspannen zonder gebruikmaking van de zoeker, zoals bij een zelfontspanneropname. 23NL 1 Kantel de LCD monitor naar beneden. 2 Schuif voorzichtig de oogschelp van de camera af door de beide onderuiteinden omhoog te duwen. • Steek uw vingers onder de oogschelp en schuif de oogschelp omhoog. 3 Schuif het zoekerkapje over de zoeker. Opmerking • De zoekersensors, die zich onder de zoeker bevinden, kunnen, afhankelijk van de situatie, worden geactiveerd, en de scherptestelling kan worden aangepast of de LCD-monitor kan blijven knipperen. Stel in zulke gevallen de [Eye-Start AF] (blz. 63) en [Autom.uitsch.] (blz. 119) in op [Uit]. 24 NL Controleren hoeveel beelden kunnen worden opgenomen Opmerkingen • Als "0" geel knippert, is de geheugenkaart vol. Vervang de geheugenkaart door een andere of wis beelden op de huidige geheugenkaart (blz. 17, 105). • Als "----" (het aantal opneembare beelden) geel knippert, betekent dat dat er niet een geheugenkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart. De camera voorbereiden Nadat u een geheugenkaart in de camera hebt geplaatst en de POWER-schakelaar hebt ingesteld op ON, wordt het aantal beelden dat kan worden opgenomen (als u blijft opnemen met de huidige instellingen) afgebeeld op de LCDmonitor. Het aantal beelden dat op een geheugenkaart kan worden opgenomen De onderstaande tabel laat zien hoeveel beelden bij benadering kunnen worden opgenomen op een geheugenkaart die met deze camera is geformatteerd. De waarden kunnen variëren afhankelijk van de opnameomstandigheden. Het aantal opneembare beelden (Eenheden: beelden) Beeldgrootte: L 14M (DSLR-A350)/L 10M (DSLR-A300) Beeldverhoud.: 3:2* DSLR-A350 Capaciteit Formaat Standaard 1GB 2GB 4GB 8GB 275 552 1106 2206 Fijn 197 396 795 1585 RAW & JPEG 36 73 147 295 RAW 44 90 181 363 25NL DSLR-A300 Capaciteit 1GB 2GB 4GB 8GB 325 653 1307 2606 Fijn 241 484 969 1933 RAW & JPEG 48 98 198 397 RAW 61 124 250 500 Formaat Standaard * U kunt meer beelden opnemen dan is aangegeven in de bovenstaande tabel als u de [Beeldverhoud.] instelt op [16:9]. Het aantal is echter hetzelfde als dat van de beeldverhouding [3:2] bij een instelling op [RAW]. Het aantal beelden dat kan worden opgenomen bij gebruik van een accu Het aantal beelden dat u bij benadering kunt opnemen is als volgt als u de camera gebruikt met de accu (bijgeleverd) op volle capaciteit. Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden kunnen de werkelijke aantallen lager uitvallen dan hier aangegeven. DSLR-A350 DSLR-A300 Live view-functie Ong. 410 beelden Ong. 410 beelden Zoekerfunctie Ong. 730 beelden Ong. 730 beelden • Het aantal wordt berekend aan de hand van een accu op volle capaciteit en voor de volgende omstandigheden: – Bij een omgevingstemperatuur van 25°C. – [Kwaliteit] is ingesteld op [Fijn]. – De scherpstellingsfunctie is ingesteld op (Automatische AF). – Als u iedere 30 seconden eenmaal opneemt. – Als de flitser iedere twee keer eenmaal afgaat. – Als de camera na elke tien opnamen eenmaal wordt uit- en ingeschakeld. • De meetmethode is gebaseerd op de CIPA-norm. (CIPA: Camera & Imaging Products Association) • Bij gebruik van een Microdrive kan het aantal beelden dat kan worden opgenomen anders zijn. 26 NL Reiniging De LCD-monitor reinigen Reiniging van de lens • Gebruik een blazer bij het reinigen van het lensoppervlak. Als het vuil vast zit op het oppervlak, veegt u dit eraf met een zachte doek of tissue dat licht bevochtigd is met lensreinigingsvloeistof. Veeg met spiraalbewegingen vanuit het midden naar de rand. Spuit de lensreinigingsvloeistof niet rechtstreeks op het lensoppervlak. • Raak de binnenkant van de camera, zoals de lenscontactpunten of de spiegel, niet aan. Aangezien stof op de spiegel of in de buurt van de spiegel het automatische-scherpstelsysteem kan hinderen, blaast u het stof weg met behulp van een in de handel verkrijgbaar blaasborsteltje. Als stof op de beeldsensor belandt, kan dit zichtbaar zijn in het beeld. Zet de camera in de reinigingsfunctie en reinig vervolgens de camera met een blaasborsteltje (blz. 28). Gebruik geen spuitbusluchtblazer om de binnenkant van de camera te reinigen. Hierdoor kan een storing optreden. • Gebruik geen reinigingsvloeistof die organische oplosmiddelen bevat, zoals thinner of benzine. De camera voorbereiden Veeg het schermoppervlak schoon met een LCD-reinigingsset (niet bijgeleverd) om vingerafdrukken, stof, enz., te verwijderen. De buitenkant van de camera reinigen Maak de buitenkant van de camera schoon met een zachte doek bevochtigd met water en veeg het oppervlak daarna droog met een droge doek. Gebruik de onderstaande middelen niet, omdat deze de afwerking of het camerabehuizing kunnen beschadigen. • Chemische stoffen, zoals thinner, wasbenzine, alcohol, wegwerpreinigingsdoeken, insectenspray, zonnebrandcrème, insecticiden, enz. • Raak de camera niet aan als bovenstaande middelen op uw handen zit. • Laat de camera niet langdurig in contact met rubber of vinyl. 27NL De beeldsensor reinigen Als stof of vuil in de camera binnendringt en op de beeldsensor (het onderdeel dat werkt als de film) terechtkomt, kan dit afhankelijk van de opname-omstandigheden zichtbaar zijn in het beeld. Als er stof op de beeldsensor zit, gebruikt u een in de handel verkrijgbaar blaasborsteltje en reinigt u de beeldsensor aan de hand van de onderstaande stappen. U kunt de beeldsensor gemakkelijk reinigen met alleen een blaasborsteltje en de stofpreventiefunctie. Opmerkingen • Het reinigen kan alleen worden uitgevoerd wanneer het batterijniveau (drie resterende batterijpictogrammen) of meer is. Als de acculading te laag wordt tijdens het reinigen, kan de sluiter beschadigd raken. Het reinigen moet snel worden voltooid. Wij adviseren u een netspanningsadapter/acculader te gebruiken (niet bijgeleverd). • Gebruik geen spuitbusluchtblazer omdat deze damp in het camerahuis kan verspreiden. 1 Controleer of de accu volledig is opgeladen (blz. 13). 2 Druk op de MENU-knop, selecteer vervolgens controller. 3 met b/B op de MENU-knop 3 Selecteer [Reinigen] met v/V op de controller, en druk vervolgens op het midden van de controller. De melding "Na het reinigen, camera uitschakelen. Doorgaan?" verschijnt. 4 Selecteer [OK] met v op de controller, en druk op het midden van de controller. Nadat de beeldsensor gedurende een korte tijd heeft getrild, wordt de spiegel die ervoor zit, opgetild. 28 NL 5 Haal de lens van de camera af (blz. 16). 6 Gebruik het blaasborsteltje om De camera voorbereiden het oppervlak van de beeldsensor en het omliggende gebied te reinigen. • Raak de beeldsensor niet aan met de punt van het blaasborsteltje. Voer het reinigen snel uit. • Houd de camera met de lensvatting omlaag gericht om te voorkomen dat stof weer neerdwarrelt binnenin het camerahuis. • Bij het reinigen van de beeldsensor, mag u de punt van het blaasborsteltje niet in de ruimte achter de lensvattingopening steken. 7 Bevestig de lens en zet de POWER-schakelaar in de stand OFF. Opmerking • De camera begint te piepen als de acculading laag wordt tijdens het reinigen. Stop onmiddellijk met het reinigen en zet de POWER-schakelaar in de stand OFF. 29NL Alvorens te bedienen Plaats van de onderdelen en schermindicators Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes vermelde bladzijden. Voorkant A Ontspanknop (44) B Instelwiel (54, 116) C Zelfontspannerlampje (93) D Lenscontactpunten* E Spiegel* F Lensvatting G Ingebouwde flits* (74) H Functiekeuzeknop (44) I Pop-upknop voor de flits (74) J Lensontgrendelingsknop (16) 30 NL K Schakelaar scherpstellingsfunctie (68, 71) * Raak deze onderdelen niet rechtstreeks aan. Achterkant Alvorens te bedienen A Accessoireschoen (67) • U kunt de hoek van de LCDmonitor aanpassen aan de diverse opnamesituaties. B Zoeker (63) C Zoekersensors (63) J Dioptrie-instelwiel (64) D POWER-schakelaar (21) K Voor opname: (belichting)knop (80) Voor weergave: (Uitzommen)-knop (97)/ (Index)-knop (99) E MENU-knop (36) F DISP(Beeld)-knop/LCD- helderheidknop (35, 96) G H (Wissen)-knop (105) L I LCD-monitor (34, 35, 65, 67) (Transporteren)-knop (92) (Weergave)-knop (96) M LIVE VIEW/OVF-schakelaar (63, 73) N ISO-knop (85) O Positiemarkering beeldsensor (69) 31NL P Voor opname: AEL-knop (AE- vergrendeling) (60, 78) Voor weergave: (Inzoomen)-knop (97) Q (Intelligente teleconvertor)-knop (73) R Voor opname: Fn (Functie)- knop (36) Voor weergave: -knop (Beeld roteren) (97) S Toegangslampje (18) T Controller (Invoeren)/Spot AF- knop (71) U Controller (v/V/b/B) V (Super SteadyShot)schakelaar (42) 32 NL Zijkanten/onderkant (107, 124) B Deksel geheugenkaart C Insteeksleuf geheugenkaart (17) D Uitwerphendel voor de geheugenkaart (18) E Bevestigingsogen voor de schouderriem (23) F REMOTE-aansluiting • Sluit de afstandsbediening RMS1AM/RM-L1AM (niet bijgeleverd) aan op de camera door de stekker van de afstandsbediening in de REMOTE-aansluiting te steken waarbij u de stekkergeleider op één lijn brengt met die van de REMOTE-aansluiting (niet bijgeleverd), en steek vervolgens de aansluiting van de netspanningsadapter/ acculader in de DC INaansluiting van de camera. Alvorens te bedienen A VIDEO OUT/USB-aansluiting H Accuklepje (13) I Schroefgat voor statief • Gebruik een statief met een schroeflengte van minder dan 5,5 mm. U kunt de camera niet stevig bevestigen op een statief waarvan de schroef langer is dan 5,5 mm. Bovendien kan de camera hierdoor beschadigd worden. G DC IN-aansluiting • Zet de camera uit bij de aansluiting van de ACVQ900AMwisselstroomadapter/acculader 33NL LCD-monitor In de Live view-functie worden de schermindicators als volgt weergegeven. Zie bladzijde 67 voor de indicators in de zoekerfunctie. A B Scherm 90% Indicatie Scherm Resterende accu (13) Indicatie Transportfunctie (92) Intelligente teleconvertor (73) Beeldkwaliteit (110) Histogram PASM Beeldgrootte (109)/ Beeldverhouding (110) 100 Flitsfunctie (76) Resterend aantal opneembare beelden (25) Rode-ogen-vermindering (75) Witbalans (Automatisch, Vooringesteld, 7500K Kleurtemperatuur, G9 Kleurenfilter, Eigen) (86) Dynamischbereikoptimalisatie (90) Instellingen (90) Functiekeuzeknop (44) Flitscompensatie (83) C Scherm Indicatie z Scherpstellen 1/125 Sluitertijd (57) F3.5 Diafragma (55) EV-schaalverdeling (59, 94) 34 NL Scherm Indicatie D AE-vergrendeling (78) Scherm Indicatie Waarschuwing camerabeweging (41) Scherpstellingsfunctie (70) Super SteadyShot schaalverdeling (42) AF-gebied (71) Lichtmeting (84) ISO ISO-gevoeligheid (85) Alvorens te bedienen Overschakelen op het scherm met opname-informatie Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt. DISP-knop Indicators aan Histogram aan Indicators uit Histogram (blz. 102) 35NL Een functie/instelling selecteren U kunt in de menulijst een functie selecteren voor opnemen of weergeven. Druk op de Fn (Functie)-knop, (Transporteren)-knop of op de MENU-knop om de menulijst weer te geven. Voorbeeld: Als de Fn-knop wordt ingedrukt. Gebruik de controller om de cursor naar de gewenste instelling in de menulijst te brengen en voer de selectie uit. : Druk op v/V/b/B op de controller om de cursor te bewegen. z: Druk op het midden van de controller om de selectie uit te voeren. In deze gebruiksaanwijzing wordt het proces van functies selecteren in de menulijst met de controller als volgt beschreven: Voorbeeld: Fn-knop t [Witbalans] t Selecteer de gewenste instelling Als u de bewerking start, wordt onderaan het scherm een bedieningsgids van de controller weergegeven. Raadpleeg deze gids tijdens de bediening van de camera. De stapsgewijze beschrijving van het bovenstaande voor beeld is als volgt: 1 Druk op de Fn-knop. 36 NL 2 Volg de bedieningsgids, selecteer [Witbalans] met v/V/b/B op de controller, en druk vervolgens op het midden z om het uit te voeren. Bedieningsgids Alvorens te bedienen 3 Gebruik de bedieningsgids om de gewenste functies te selecteren en uit te voeren. Om bijvoorbeeld [5500K] (de huidige instelling) te wijzigen, selecteert u [5500K] met v/V, u wijzigt de waarde van [Kleurtemperatuur] met b/B, u drukt vervolgens op het midden z om de bewerking uit te voeren. De bedieningsgidslijst De bedieningsgids geeft eveneens andere dan controllerbewerkingen aan. De pictogramindicaties zijn als volgt: MENU-knop Keer terug met de MENU-knop (Wis)-knop (Inzoom)-knop (Uitzoom)-knop (Weergave)-knop 37NL De functies die met de Fn (Functies)-knop geselecteerd kunnen worden Flitsfunctie (blz. 76) Autom. scherpst. (blz. 70) Witbalans (blz. 86) Lichtmeetfunctie (blz. 84) AF-gebied (blz. 71) Dyn.-bereikoptim (blz. 90) De functies die met de (Transporteren)-knop geselecteerd kunnen worden Enkelbeeldopname (blz. 92) Continuopname (blz. 92) Zelfontspanner (blz. 93) Bracket: continu (blz. 93) Bracket: enkel (blz. 93) Witbalansbracket (blz. 95) Functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden Menu Opname Beeldgrootte (109) Beeldverhoud. (110) Kwaliteit (110) 1 Instellingen (90) Flitsregeling (83) Flitscompens. (83) Menu Custom Eye-Start AF (63) AEL-knop (116) Instelwiel inst (116) 1 Rode-ogen-verm. (75) Autom.weergave (118) Autom.uitsch. (119) 38 NL Sluiterontspan. (115) AF-hulplicht (75) NR lang-belicht (114) 2 NR bij hoge-ISO (114) Opn.f.terugst. (120) Menu Weergave Wissen (105) Formatteren (113) Beveiligen (104) 1 DPOF instellen (137) • Datum afdruk. (138) • Indexafdruk (138) 2 Beeldrotatie (96) Diavoorstelling (100) • Interval (100) Menu Setup Pixeltoewijzing (150) 3 Reinigen (28) Terugstellen (121) Bestandsnummer (112) Mapnaam (112) Map kiezen (113) 2 • Nieuwe map (113) USB-verbinding (124, 139) Audiosignalen (117) Alvorens te bedienen LCD-helderheid (118) Info.weerg.tijd (118) Stroombesparing (117) 1 Videoformaat (108) Taal (117) Datum/tijd inst (117) 39NL Beelden opnemen Beelden zonder camerabeweging vastleggen Er wordt van "camerabeweging" gesproken als de camera ongewild beweegt nadat de ontspanknop is ingedrukt wat een wazig beeld tot gevolg heeft. Volg de onderstaande instructies om beweging van de camera te verminderen. Correcte houding Bij gebruik van de LCD-monitor Lage positie Hoge positie Bij gebruik van de zoeker Stabiliseer uw bovenlichaam en ga in een houding staan die voorkomt dat de camera beweegt. 40 NL Richt 1 Houd met één hand de camera vast, en ondersteun met de andere hand de lens. Richt 2 Ga stevig staan met uw beide voeten op schouderhoogte. Richt 3 Houd uw ellebogen licht tegen uw lichaam gedrukt. Stabiliseer uw bovenlichaam door uw elleboog op uw knie te zetten als u in een knielende positie fotografeert. Camerabewegingswaarschuwing-indicator Beelden opnemen Richt 4 Pas de hoek van de LCD-monitor aan de opnamesituatie aan als u met de LCD-monitor fotografeert. De (camerabewegingswaarschuwing)indicator knippert als de camera mogelijk gaat bewegen. In dit geval gebruikt u de Super SteadyShot-functie, een statief of de flitser. (camerabewegingswaarschuwing)indicator Opmerking • De (camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt alleen weergegeven voor functies waarbij de sluitertijd automatisch wordt ingesteld. Voor de functies M/S/PS wordt de indicator niet weergegeven. 41NL De Super SteadyShot-functie gebruiken Deze Super SteadyShot-functie kan het effect van camerabewegingen verminderen gelijkwaardig aan ongeveer 2,5 tot 3,5 stapjes van de sluitertijd. Stel de -schakelaar in op "ON". • De indicator voor de (Super SteadyShotschaalverdeling) verschijnt. Wacht tot de schaalverdeling omlaag gaat en begin dan met opnemen. -schakelaar (Super SteadyShotschaalverdeling)-indicator Opmerking • Het is mogelijk dat de Super SteadyShot-functie niet optimaal werkt wanneer de camera nog maar net is ingeschakeld of wanneer de ontspanknop helemaal is ingedrukt zonder halverwege te stoppen. Wacht totdat het aangegeven niveau van (Super SteadyShot-schaalverdeling)-indicator omlaag gaat en druk de ontspanknop vervolgens langzaam in. 42 NL Een statief gebruiken We raden u aan om de camera in de volgende situaties op een statief te plaatsen. • Zonder flitser in donkere omstandigheden opnamen maken. • Opnemen met lange sluitertijden, dit wordt doorgaans gebruikt bij nachtopnamen. • Een opname maken van een onderwerp dat dichtbij is, zoals een macroopname. • Een opname maken met een telescooplens. • Een opname maken van een bewegend onderwerp. Beelden opnemen Opmerking • Schakel de Super SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief. 43NL / De automatische instelling gebruiken voor een opname Met de "AUTO"-functie kunt u onder alle omstandigheden van elk onderwerp eenvoudig een opname maken. Kies om op te nemen op plaatsen waar u geen flitser mag gebruiken. 1 Zet de functiekeuzeknop in de stand of (Flitser uit). of 2 Houd de camera vast en kijk in de zoeker. Scherpstelveld 3 Plaats het gewenste onderwerp binnen het scherpstelveld. • Zet als de voor (camerabewegingswaarschuwing)indicator knippert de -schakelaar op ON om de Super SteadyShot-functie in te schakelen of gebruik een statief. (camerabewegingswaarschuwing)indicator 4 Bij gebruik van een zoomlens, draait u de zoomring en bepaalt u het beeld. Zoomring 44 NL 5 Druk de ontspanknop tot halverwege in om scherp te stellen. De scherpstellingsindicator z of (Scherpstellings-indicator) gaat branden nadat de scherpstelling is bevestigd (blz. 68). 6 Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen. Beelden opnemen Scherpstellings-indicator • Wacht als de -schakelaar op ON staat tot de schaalverdeling van de (Super SteadyShot-schaalverdeling)indicator omlaag gaat, en begin met opnemen. (Super SteadyShotschaalverdeling)-indicator Opmerking • Als u de camera uitschakelt of de opnamefunctie wijzigt in AUTO of de scènekeuzefunctie, dan worden de instellingen die u instelt met de Fn-knop, -knop, ISO-knop of MENU-knop teruggezet op de standaardinstellingen. De functie handmatige scherpstelling wordt ook vrijgegeven. 45NL Een opname maken met een voor het onderwerp (scènekeuzefunctie) geschikte instelling U kunt met de selectie van een juiste instelling voor het onderwerp of de opname-omstandigheden een foto maken met een geschiktere instelling voor het onderwerp dan met de "AUTO"-functie. Portretfoto's nemen Deze functie is geschikt voor: z Een opname waarvan het onderwerp scherp is tegen een onscherpe achtergrond. z Een opname waarin de huidtinten zacht zijn weergegeven. Zet de functiekeuzeknop in de stand (Portret). Opnametechnieken • Zet de lens in de tele-stand om de achtergrond waziger te maken. • U kunt een levendig beeld vastleggen door scherp te stellen op het oog dat dichter bij de lens is. • Gebruik de zonnekap om onderwerpen in tegenlicht op te nemen. • Gebruik de functie Rode-ogeneffectvermindering als de ogen van uw onderwerp rood worden door de flits (blz. 75). 46 NL Landschapsfoto's nemen Deze functie is geschikt voor: z Maak de hele reeks opnames van landschappen op een scherpe instelling met levendige kleuren. (Landschap). Opnametechniek Beelden opnemen Zet de functiekeuzeknop in de stand • Stel de lens in op groothoek om de weidsheid van de scène te accentueren. 47NL Foto's maken van een klein onderwerp Deze functie is geschikt voor: z Maak opnames van dichtbij, zoals bloemen, insecten, gerechten of kleine voorwerpen. U kunt hiermee zuiverder en beter scherpstellen. Zet de functiekeuzeknop in de stand (Macro). Opnametechnieken • Ga vlakbij het onderwerp staan en neem de opname op de minimumafstand van de lens. • U kunt met een macrolens een onderwerp van dichterbij opnemen. • Stel de ingebouwde flitser in op (Flitser uit) als u een opname van een onderwerp neemt binnen 1 meter. • De Super SteadyShot-functie zal in de macrostand niet helemaal effectief zijn. Gebruik een statief om betere resultaten te behalen (blz. 43). 48 NL Foto's maken van een bewegend onderwerp Deze functie is geschikt voor: z Een opname van bewegende onderwerpen buitenshuis of op heldere plaatsen. Beelden opnemen Zet de functiekeuzeknop in de stand (Sportactie). Opnametechnieken • De camera neemt continu beelden op zolang u de ontspanknop helemaal ingedrukt houdt. • Houd de sluiterknop tot het juiste moment half ingedrukt. • Stel de ISO-gevoeligheid hoger in als u bij slecht licht opneemt (blz. 85). 49NL Foto's nemen van een zonsondergang Deze functie is geschikt voor: z Een prachtige opname van het rode licht van de zonsondergang. Zet de functiekeuzeknop in de stand (Zonsondergang). Opnametechnieken • In vergelijking met andere standen wordt hiermee een beeld vastgelegd waarin de rode kleur geaccentueerd is. Dit is ook geschikt voor het vastleggen van het prachtige rood van de zonsopkomst. • U kunt met belichtingscompensatie de kleurdiepte instellen. Naar beneden (–) verschuiven verdiept de kleuren, terwijl naar boven (+) verschuiven de kleuren verzacht. 50 NL Nachtfoto's maken Deze functie is geschikt voor: z Het maken van portretten in nachtscènes. Beelden opnemen z Opnemen van nachtscènes op afstand met behoud van de donkere atmosfeer van de omgeving. Zet de functiekeuzeknop in de stand nachtportret). (Nachtopname/ Stel de [Flitsfunctie] in op (Flitser uit) als u een nachtopname maakt zonder mensen erin (blz. 76). Opnametechnieken • Let erop dat het onderwerp niet beweegt om te voorkomen dat het beeld wazig wordt. • De sluitertijd is langer, dus is het raadzaam een statief te gebruiken. Opmerking • Het is mogelijk dat het beeld niet goed wordt opgenomen als u een volledig donkere nachtscène opneemt. 51NL Maak de afbeelding zoals u die wilt maken (Belichtingsfunctie) Met een spiegelreflexcamera kunt u de sluitertijd (hoe lang de sluiter open is) en het diafragma (het veld dat scherp is: velddiepte) instellen om een verscheidenheid aan fotografische uitdrukkingen te benutten. U kunt bijvoorbeeld een korte sluitertijd gebruiken om de vorm van een golf, die er maar even is, vast te leggen, of het accent te leggen op een bloem met een langere sluitertijd om alles wat zich voor en achter de bloem bevindt onscherp te maken. Dit zijn een paar effecten die u kunt benutten met uw camera (blz. 55, 57). De instelling van sluitertijd en diafragma creëert niet alleen de fotografische effecten van beweging en scherptediepte, maar het bepaalt eveneens de helderheid van een beeld door de hoeveelheid belichting (de hoeveelheid licht die de camera binnenkomt), de belangrijkste factor van fotograferen, te regelen. Met de hoeveelheid belichting de helderheid van een beeld wijzigen Hoeveelheid belichting laag hoog De camera opent de sluiter korter bij een kortere sluitertijd. Daardoor heeft de camera minder tijd om licht binnen te laten, en dit heeft een donkerdere foto tot gevolg. U kunt het diafragma (het gat waardoor het licht binnenkomt) enigszins openen om de hoeveelheid licht te wijzigen die in één keer binnenkomt om een heldere foto te nemen. De helderheid van de foto die is gewijzigd met de sluitertijd en het diafragma, wordt "belichting" genoemd. In dit deel laten we u zien hoe u de belichting kunt wijzigen en de verschillende foto-uitdrukkingen kunt benutten door beweging, scherptediepte en licht te gebruiken. Zo kunt u de goede manier vinden om het beeld en onderwerp vast te leggen zoals u het wilt. 52 NL De geprogrammeerde automatische opnamefunctie gebruiken Deze functie is geschikt voor: z U kunt bij het gebruik van de automatische belichting uw eigen instellingen behouden voor ISOgevoeligheid, instellingen, dynamische bereikoptimalisatie, enz. belichtingscompensatie behouden, maar de combinatie van sluitertijd en diafragma wijzigen afhankelijk van uw onderwerp (programmaverschuiving). Beelden opnemen z U kunt de door de camera gemeten 1 Zet de functiekeuzeknop in de stand P. 2 U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste instellingen (blz. 68 tot 95). De instellingen worden opgeslagen tot u de instellingen terugzet. • U kunt op de -knop drukken om de flitser te gebruiken. 3 U kunt de scherptediepte wijzigen en het onderwerp fotograferen. 53NL De programmaverschuiving gebruiken 1 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te wijzigen. De door de camera vastgestelde juiste belichting (waarde van de sluitertijd en diafragma) wordt weergegeven. Diafragmawaarde Sluitertijd 2 Draai het instelwiel om de gewenste combinatie te kiezen terwijl de scherptediepte wordt ingesteld. De indicator voor de opnamestand wordt overgeschakeld op "PS" (programmaverschuiving Sluitertijdvoorkeur), en de sluitertijd en diafragma worden gewijzigd. • U kunt overschakelen op "PA" (programmaverschuiving Diafragmavoorkeur) als u een combinatie wilt kiezen gebaseerd op de diafragmawaarde (blz. 116). Diafragmawaarde Sluitertijd PS 3 Een opname maken van het onderwerp. Opmerkingen • De programmaverschuiving "PS" of "PA" wordt geannuleerd en teruggezet op "P" als u de camera uit en inschakelt of als er een bepaalde tijd verstreken is. • Wanneer programmaverschuiving "PS" wordt geselecteerd, wordt de (camerabewegingswaarschuwing)-indicator niet weergegeven. 54 NL Een opname maken door de wazigheid van de achtergrond te regelen (Diafragmavoorkeur) Deze functie is geschikt voor: z Een opname waarin het onderwerp scherp is en alles voor en achter het onderwerp wazig is. Diafragmavergroting vernauwt het veld dat scherpgesteld is. (De velddiepte wordt oppervlakkiger.) Diafragmaverkleining verbreedt het veld dat scherpgesteld is. (De velddiepte krijgt meer diepte.) Beelden opnemen z De scènediepte vastleggen. 1 Zet de functiekeuzeknop in de stand A. 55NL 2 De diafragmawaarde (F-waarde) kiezen met het instelwiel. • Kleinere F-waarde: de voor- en achtergrond van het onderwerp zijn wazig. Grotere F-waarde: de voor- en achtergrond van het onderwerp zijn ook scherp. • U kunt de wazigheid van een beeld niet in de zoeker controleren. Controleer het opgenomen beeld en pas het diafragma aan. Diafragma (F-waarde) 3 U kunt de scherptediepte wijzigen en het onderwerp fotograferen. De sluitertijd wordt automatisch aangepast om de correcte belichting te krijgen. • De sluitertijd knippert als de camera beoordeelt dat er geen juiste belichting wordt verkregen met de gekozen diafragmawaarde. Pas in zulke gevallen het diafragma weer aan. Sluitertijd Opnametechnieken • De sluitertijd kan afhankelijk van de diafragmawaarde langer worden. Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt. • De diafragmawaarde bepaalt het flitserbereik. Controleer het bereik van de flitser (blz. 75) als u de flitser voor een opname gebruikt. • Gebruik een telelens die is voorzien van een kleiner diafragma (polarisatiefilter) om de achtergrond nog waziger te maken. 56 NL Het vastleggen van een bewegend onderwerp met verschillende uitdrukkingen (Sluitertijdvoorkeur) Deze functie is geschikt voor: z Maak in een momentopname een afbeelding van een bewegend onderwerp. Gebruik een kortere sluitertijd om één moment van de beweging helder vast te leggen. dynamiek en vloeiing ervan uit te drukken. Gebruik een langere sluitertijd om het na-ijlende beeld van het bewegende onderwerp vast te leggen. Beelden opnemen z De beweging te volgen om de 1 Zet de functiekeuzeknop in de stand S. 57NL 2 Kies de sluitertijd met het instelwiel. Sluitertijd 3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp. Het diafragma wordt automatisch aangepast om de correcte belichting te krijgen. • De sluitertijd knippert als de camera beoordeelt dat er geen juiste belichting wordt verkregen met de gekozen sluitertijd. Pas in zulke gevallende sluitertijd weer aan. Diafragma (F-waarde) Opnametechnieken • Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt. • Kies een hogere ISO-gevoeligheid als u een binnenopname maakt van een sport. Opmerkingen • De (camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de functie sluitertijdvoorkeur. • Als u de flitser gebruikt en het diafragma sluit (een hoger F-waarde instelt) door de sluitertijd langer te maken, zal het flitslicht een onderwerp op grote afstand niet bereiken. • Hoe hoger de ISO-gevoeligheid is des te opvallender de ruis is. • Als de sluitertijd 1 seconde of langer is, zal de ruisvermindering (NR lang-belicht) na het opnemen worden uitgevoerd (blz. 114). Tijdens de ruisonderdrukking kunt u niet verdergaan met opnemen. 58 NL Een opname maken waarbij de belichting handmatig is gewijzigd (Handmatige belichting) Deze functie is geschikt voor: z Een opname met de gewenste belichtingsinstelling door wijziging van zowel de sluitertijd als het diafragma. z Gebruik hiervoor een belichtingsmeter. Beelden opnemen 1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M. 2 Draai het instelwiel om de sluitertijd te wijzigen, en draai het instelwiel terwijl u de -knop ingedrukt houdt om het diafragma te wijzigen. • U kunt met [Instelwiel inst] (blz. 116) een functie toewijzen aan het instelwiel. -knop Diafragma (F-waarde) Sluitertijd 59NL 3 Neem de opname nadat de belichting is ingesteld. • Controleer de belichtingswaarde op de EV-schaalverdeling. Naar +: beelden worden helderder. Naar –: beelden worden donkerder. De b B-pijl verschijnt als de ingestelde belichting buiten het bereik van de EVschaalverdeling ligt. De pijl begint te knipperen als het verschil toeneemt. Standaardwaarde Opmerkingen • De (camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de functie voor handmatige belichtingsinstelling. • Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op M, dan wordt de ISO-instelling [AUTO] ingesteld op [100]. In de M-functie is de ISO-instelling [AUTO] niet beschikbaar. Stel de ISO-gevoeligheid zo nodig in. Handmatige verschuiving U kunt in de handmatige functie de combinatie van de sluitertijd en diafragmawaarde veranderen zonder de belichting te veranderen. Draai het instelwiel terwijl u de AELknop ingedrukt houdt om de combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde te kiezen. AEL-knop 60 NL Een opname maken van een naijlend effect met een lange belichtingstijd (BULB) Deze functie is geschikt voor: z Een opname waarin u de lichtstaart van bijvoorbeeld vuurwerk opneemt. z Een opname waarin u de lichtstaarten van sterren opneemt. Beelden opnemen 1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M. 2 Draai het instelwiel naar links tot [BULB] wordt afgebeeld. BULB 3 Draai terwijl u de -knop ingedrukt houdt het instelwiel om het diafragma (F-waarde) te wijzigen. -knop 61NL 4 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te wijzigen. 5 Houd de ontspanknop ingedrukt gedurende de gehele opname. Zolang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend. Opnametechnieken • Gebruik een statief. • Stel om de handmatige scherptefunctie de scherptediepte in op oneindig als u vuurwerk, enz. opneemt. • U kunt met de afstandsbediening de sluiter openhouden als u een afstandsbediening gebruikt die is voorzien van een vergrendelingsfunctie voor de ontspanknop (niet bijgeleverd). Opmerkingen • Schakel de Super SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief. • Hoe langer de belichtingstijd des te opvallender de ruis op het beeld is. • Na het opnemen wordt de ruisonderdrukking (NR lang-belicht) uitgevoerd gedurende dezelfde tijdsduur dat de sluiter geopend was. Tijdens de ruisonderdrukking kunt u niet verdergaan met opnemen. 62 NL De zoeker gebruiken voor een opname (OVF) U kunt kiezen uit het maken van opnames met de LCD-monitor (Live view) of met de zoeker (OVF). Overschakelen naar de zoeker Stel de LIVE VIEW/OVF-schakelaar in op "OVF". Zoekerweergave Beelden opnemen De schermstatus wijzigt als volgt: LCD-monitorweergave Als u in de zoeker kijkt, wordt het onderwerp binnen het scherpstelveld automatisch scherpgesteld (Eye-Start AF). De functie Eye-Start AF deactiveren MENU-knop t 1 t [Eye-Start AF] t [Uit] • We raden u aan om de [Eye-Start AF] in te stellen op [Uit] wanneer u de Zoekerloupe FDA-M1AM (niet bijgeleverd) of de Hoekzoeker FDAA1AM aan de camera bevestigd, omdat daardoor de sensors van het zoekerkapje onder de zoeker geactiveerd kunnen worden. 63NL De scherpte van de zoeker (dioptrie-instelling) instellen Stel de dioptrie af op uw gezichtsvermogen door het dioptrieinstelwiel te draaien totdat de indicators in de zoeker scherp te zien zijn. • Draai het instelwiel naar + als u verziend bent en naar – als u bijziend bent. • Als u de camera op het licht richt, kunt u de dioptrie gemakkelijk instellen. Wanneer u het dioptrie-instelwiel moeilijk kunt draaien Steek uw vingers onder de oogschelp en schuif de oogschelp omhoog. • Verwijder de oogschelp zoals aangegeven op de illustratie als u de FDA-M1AM Zoekerloupe (niet bijgeleverd) of de FDAA1AM Hoekzoeker (niet bijgeleverd) aan de camera wilt bevestigen. 64 NL LCD-monitor (opname-informatie) A Beelden opnemen • De illustratie hierboven geeft de gedetailleerde weergave weer. De vergrote weergave wordt standaard weergegeven. C Scherm Indicatie Scherm P A S M Functiekeuzeknop (44) 1/125 Sluitertijd (57) F5.6 Diafragma (55) +2.0 Belichting (59) Transportfunctie (92) Scherpstellingsfunctie (70) AE-vergrendeling (78) AF-gebied (71) Lichtmeting (84) B Scherm Instellingen (90) Indicatie Flitsfunctie (76)/Rodeogen-effectvermindering (75) AWB Belichtingscompensatie (80) 7500K G9 Flitscompensatie (83) EV-schaalverdeling (59, 94) ISO AUTO Indicatie Witbalans (Automatisch, Vooringesteld, Kleurtemperatuur, Kleurenfilter, Eigen) (86) Dynamischbereikoptimalisatie (90) ISO-gevoeligheid (85) 65NL D Scherm Scherm 90% Resterende accu (13) Beeldkwaliteit (110) Indicatie Beeldgrootte (109)/ Beeldverhouding (110) Indicatie 100 Resterend aantal opneembare beelden (25) De opname-informatie wisselen Druk op de DISP-knop om te schakelen tussen de gedetailleerde en de vergrote weergave. Als u de camera naar de verticale positie draait, wordt de opname-informatie automatisch geroteerd overeenkomstig de positie van de camera. Vergrote opnameinformatie DISP-knop Gedetailleerde opnameinformatie Geen opname-informatie Opmerking • U kunt het scherm weergeven dat gebruikt wordt om de helderheid van de LCDmonitor aan te passen door iets langer op de DISP-knop te drukken (blz. 118). 66 NL Zoeker Scherm Indicatie AF-gebied (71) Spot-AF-gebied (71) Spot-lichtmeetgebied (84) Opnamegebied voor beeldverhouding 16:9 (110) B Scherm Indicatie Flitscompensatie (83) Flitser opladen (76) WL Draadloze flitser (76) Hoge snelheidssynchronisatiest and* Scherm Indicatie 2 Teller resterend aantal opnamen (92) Beelden opnemen A Waarschuwing camerabeweging (41) Super SteadyShot schaalverdeling (42) Beeldverhouding 16:9 (110) * U kunt bij het gebruik van de HVLF56AM/HVL-F36AM-flitser (niet bijgeleverd) met een synchronisatiefunctie met hoge snelheid bij elke sluitertijd een flitsopname maken. Raadpleeg de bij de flitser geleverde gebruiksaanwijzing voor de bevestigingsinstructies van de flitser. Handmatige scherpstelling (71) z Scherpstellen 125 Sluitertijd (57) 5.6 Diafragma (55) EV-schaalverdeling (59, 94) AE-vergrendeling (78) 67NL De opnamefunctie gebruiken De scherpstelfunctie selecteren Er zijn twee methoden om de scherptediepte te wijzigen. automatisch en handmatig scherpstellen. Automatisch scherpstellen gebruiken 1 Stel de schakelaar van de scherpstellingsfunctie in op "AF". 2 Druk de ontspanknop half in om Sensor scherpstelveld de scherpstelling te controleren en neem de opname. • De scherpstellingsindicator z of (blz. 68) gaat branden nadat de scherpstelling is bevestigd. • De groene kaders worden aangegeven in een gebied waarvan de scherpstelling is bevestigd. Scherpstelveld Scherpstellings-indicator Opnametechnieken • Stel het [AF-gebied] in (blz. 71) om het gebied te kiezen dat wordt gebruikt voor de scherpstelling. Scherpstellings-indicator Scherpstellingsindicator z brandt 68 Scherpstelling vergrendeld. Klaar om op te nemen. brandt Scherpstelling is bevestigd. Het scherpstelpunt beweegt doordat het een bewegend onderwerp volgt. Klaar om op te nemen. brandt Nog bezig met scherpstellen. U kunt de ontspanknop niet loslaten. z knippert NL Status Kan niet scherpstellen. De sluiter is vergrendeld. Onderwerpen waarvoor speciale scherpstelling nodig kan zijn: Bij gebruik van de automatische scherpstelling is het moeilijk scherp te stellen op de volgende onderwerpen. In dergelijke gevallen gebruikt u de scherpstelvergrendelingsfunctie (blz. 69) of de handmatige scherpstelling (blz. 71). • Een onderwerp met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een witte muur. • Twee onderwerpen op verschillende afstanden die elkaar overlappen binnen het AF-gebied. • Een onderwerp dat bestaat uit zich herhalende patronen, zoals de gevel van een kantoorgebouw. • Een onderwerp dat zeer helder is of schittert, zoals de zon, de carrosserie van een auto of een wateroppervlak. De juiste afstand tot een onderwerp nauwkeurig meten Opmerking • Als het onderwerp dichterbij is dan de minimale opnameafstand van de gebruikte lens, kan de scherpstelling niet worden bevestigd. Zorg voor voldoende afstand tussen het onderwerp en de lens op de camera. De opnamefunctie gebruiken De -markering op de bovenkant van de camera toont de locatie van de beeldsensor*. Wanneer u de exacte afstand meet tussen de camera en het onderwerp, raadpleeg dan de positie van de horizontale lijn. * De beeldsensor is het onderdeel van de camera dat fungeert als de film. Een opname nemen met uw gewenste compositie (Scherpstelvergrendeling) 1 Plaats het onderwerp binnen het AF-gebied en druk de ontspanknop tot halverwege in. 69NL 2 Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt en plaats het onderwerp terug op de oorspronkelijke plaats om het beeld opnieuw samen te stellen. 3 Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen. De scherpstelmethode kiezen die geschikt is voor de beweging van het onderwerp (Automatische scherpstelfunctie) Fn-knop t [Autom. scherpst.] t Kies de gewenste instelling (Enkelvoudige AF) AF) De camera voert de scherpstelling uit en de scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt. (Automatische Wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt als het onderwerp bewegingsloos is, wordt de scherpstelling vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, gaat de camera verder met het scherpstellen. (Continue AF) De camera blijft scherpstellen zolang u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt. • De audiosignalen worden niet weergegeven wanneer op het onderwerp is scherpgesteld. Opnametechnieken • Gebruik • Gebruik 70 NL (Enkelvoudige AF) als het onderwerp stilstaat. (Continue AF) als het onderwerp in beweging is. Het scherpstelveld (AF-gebied) kiezen Kies de gewenste AF die past bij de opnameomstandigheden of uw voorkeur. De groene kaders worden aangegeven in een gebied waarvan de scherpstelling is bevestigd. • Het gebied dat voor de scherpstelling wordt gebruikt, licht kort op in de zoekerfunctie. AF-gebied Gebied Fn-knop t [AF-gebied] t Kies de gewenste instelling (Breed) (Punt) De camera maakt uitsluitend gebruik van het Spot-AF-gebied. (Lokaal) Kies tijdens de opname met de controller uit de negen gebieden het gebied waarvoor u de scherpstelling wilt activeren. Om het Spot-AF-gebied te kiezen, drukt u op het midden van de controller. Opmerkingen • Het is mogelijk dat het lokale AF-gebied niet oplicht bij continu opnemen of wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt zonder halverwege te stoppen. • De groene frames die worden weergegeven wanneer de scherpstellingsfunctie is bevestigd, geven het gebied aan dat voor scherpstelling wordt gebruikt. Ze geven niet de grootte van het gebied aan. Het AF-gebied en de frames bevinden zich mogelijk niet op dezelfde positie. Dit is normaal. De opnamefunctie gebruiken De camera bepaalt welk deel van de negen AF-gebieden wordt gebruikt wanneer wordt scherpgesteld binnen het AF-gebied. U kunt de scherpstelling wijzigen met het Spot-AF-gebied door het midden van de controller ingedrukt te houden. De scherpstelling (Handmatige scherpstelling) handmatig wijzigen Als het moeilijk is om de juiste scherpte in de stand autofocus te krijgen, kunt u de scherpte handmatig aanpassen. 71NL 1 Stel de schakelaar van de scherpstellingsfunctie in op MF. 2 Draai de scherpstelring van de lens om goed scherp te stellen. Scherpstelring Opmerkingen • Wanneer het gaat om een onderwerp dat kan worden scherpgesteld in de automatische scherpstellingsfunctie, licht de z-indicator op nadat de scherpstelling is bevestigd. Wanneer het lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt het middenveld gebruikt, en wanneer het lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt het veld dat met de controller is gekozen, gebruikt. • De camera zet de brandpuntsafstand op (oneindig) wanneer de POWERschakelaar is ingesteld op ON. • Wanneer u een teleconvertor, enz. gebruikt, zal het draaien van de scherpstelring mogelijk niet vloeiend gaan. • Als de dioptrie niet goed in de zoekerfunctie wordt ingesteld, wordt het beeld niet goed scherpgesteld (blz. 64). • Wanneer u de camera uitzet en daarna weer aanzet of als u de opnamestand wijzigt terwijl de functiekeuzeknop is ingesteld op "AUTO" of de Scènekeuzefunctie, wordt AF (Automatische scherpstelling) automatisch geselecteerd ongeacht de stand van de opnamefunctieschakelaar. 72 NL In één keer inzoomen U kunt inzoomen op het midden van een beeld met de intelligente teleconvertor (Digitale zoom) en de opname vastleggen. 1 Stel de LIVE VIEW/OVFschakelaar in op "LIVE VIEW". 2 Druk op de -knop. -knop De beeldgrootte wordt automatisch als volgt ingesteld: Zoombereik Beeldgrootte Ong. x1,4 M* Ong. x2 S* * Het aantal pixels in de beeldgrootte die hier is geselecteerd, wijkt af van het aantal pixels van de beeldgrootte die bij normale opnamen is geselecteerd. M: 3264 × 2176 pixels (DSLR-A350)/ 2768 × 1840 pixels (DSLR-A300) S: 2416 × 1600 pixels (DSLR-A350)/ 2032 × 1360 pixels (DSLR-A300) De opnamefunctie gebruiken • Telkens wanneer u op de -knop drukt, verandert het zoombereik als volgt: Uit t Ong. ×1,4 t Ong. ×2. Opmerkingen • Als de LIVE VIEW/OVF-schakelaar op "OVF" wordt ingesteld, is de intelligente teleconvertor niet beschikbaar. • Als de intelligente teleconvertor beschikbaar is (in AF-functie), wordt [AF-gebied] ingesteld op (Punt). • Als de intelligente teleconvertor beschikbaar is, wordt [Lichtmeetfunctie] ingesteld op (Meervelds). • Als de Kwaliteit op (RAW) of (RAW & JPEG) wordt ingesteld, is de intelligente teleconvertor niet beschikbaar. 73NL De flitser gebruiken Met de flitser kunt u het onderwerp op donkere plaatsen helder vastleggen, en het voorkomt tevens camerabeweging. Wanneer u een opname tegen de zon in maakt, kunt u de flitser gebruiken om een helder beeld van het aan de achterzijde belichte onderwerp te krijgen. 1 Druk op de -knop. -knop De flitser komt omhoog. • Bij de functies AUTO of Scènekeuze komt de flitser automatisch omhoog als er onvoldoende licht is of als het onderwerp zich in tegenlicht bevindt. De ingebouwde flitser komt niet omhoog, zelfs niet als u op de knop drukt. 2 Nadat de flitser geladen is, kunt u de opname maken. Knipperend: De flitser wordt opgeladen. Als de indicator knippert, kunt u de sluiter niet ontspannen. Opgelicht: De flitser is opgeladen en klaar voor gebruik. • Als u de ontspanknop in de functie Automatische instelling bij donkere verlichting half indrukt, kan de flitser worden gebruikt om het onderwerp eenvoudiger te kunnen scherpstellen (AF-hulplicht). (Flitser wordt opgeladen)-indicator Opnametechnieken • De lens of de zonnekap kan het flitslicht blokkeren waardoor er een schaduw op het beeld kan worden geworpen. Verwijder de zonnekap. • Houd een afstand van 1 m of meer van het onderwerp dat u wilt opnemen. Opmerkingen • Houd de camera niet vast bij de flitserzender. • Gebruik de camera niet zolang de flitser niet volledig omhoog is getrokken. • Opnamecondities die nodig zijn om te voorkomen dat er schaduw voorkomt op een beeld, variëren, afhankelijk van de lens. 74 NL Het flitserbereik Het flitserbereik is afhankelijk van de ISO-gevoeligheid en de diafragmawaarde. Zie de volgende tabel. Diafragma F2.8 ISOAUTO 1,4 – 8,6 m instelling 100 1 – 4,3 m F4.0 F5.6 1–6m 1 – 4,3 m 1–3m 1 – 2,1 m 200 1–6m 1 – 4,3 m 1–3m 400 1,4 – 8,6 m 1–6m 1 – 4,3 m 800 2 – 12 m 1,4 – 8,6 m 1–6m 1600 2,8 – 17 m 2 – 12 m 1,4 – 8,6 m 3200 4 – 24 m 2,8 – 17 m 2 – 12 m Het AF-hulplicht uitschakelen MENU-knop t 2 t [AF-hulplicht] t [Uit] De opnamefunctie gebruiken Het AF-hulplicht • Het AF-hulplicht werkt niet als de [Autom. scherpst.] is ingesteld op (Continue AF) of als het onderwerp in beweging is in (Automatische AF). (De indicator of licht op.) • Het AF-hulplicht zal mogelijk niet werken met een brandpuntsafstand van 300 mm of meer. • Wanneer een externe flits wordt bevestigd, wordt het AF-hulplicht van de externe flits gebruikt. De rode-ogen-vermindering gebruiken Met deze instelling kunt u het rode-ogeneffect verminderen door enkele keren een zwak flitslicht te laten afgaan alvorens de opname met de flitser te maken. MENU-knop t 1 t [Rode-ogen-verm.] t [Aan] Opmerking • Rode-ogeneffectvermindering is alleen beschikbaar met de ingebouwde flitser. 75NL De flitsfunctie selecteren Fn-knop t [Flitsfunctie] t Kies de gewenste instelling (Flitser uit) De ingebouwde flitser gaat niet af, zelfs niet als deze omhoog komt. Dit kan niet worden geselecteerd als de functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S of M. (Autom.flitsen) De flitser gaat af wanneer het donker is of wanneer de opname in tegenlicht wordt gemaakt. Dit kan niet worden geselecteerd als de functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S of M. (Invulflits) De flitser gaat bij iedere opname af als de ingebouwde flitser omhoog gekomen is. (Langz.flitssync.) De flitser gaat bij iedere opname af als de ingebouwde flitser omhoog gekomen is. U kunt met de langzameflitssynchronisatieopname zowel een helder beeld van het onderwerp als van de achtergrond nemen door een langere sluitertijd te gebruiken. (Eindsynchron.) (Draadloos) De flitser gaat iedere keer af als deze omhoog komt vlak voordat de opname klaar is. Er gaat een externe flitser af (niet bijgeleverd) die niet op de camera is aangesloten en erbij vandaan ligt (draadloos flitsapparaat). Opnametechnieken • U kunt langzame-flitssynchronisatie gebruiken om in het donker een heldere afbeelding te maken van mensen en hun achtergrond. • U kunt de eind synchronisatie gebruiken om een natuurlijk beeld te nemen van een bewegend onderwerp zoals een fiets of een wandelaar. Een draadloze-flitsopname maken U kunt met een externe, draadloze flitser (niet bijgeleverd) een opname flitsen zonder snoer waarbij de externe flitser niet op de camera is aangesloten. Door de plaats van de flitser te veranderen, kunt u een beeld vastleggen dat driedimensionaal lijkt te zijn door het contrast van licht en schaduw op het onderwerp te benadrukken. Raadpleeg voor het maken van afbeeldingen de bedieningsinstructies van uw flitser. 76 NL Fn-knop t [Flitsfunctie] t (Draadloos) • Om vooraf een flitsertest uit te voeren, trekt u de flitser omhoog en drukt u op de AEL-knop op de camera. Opmerkingen • Schakel de draadloze-flitserfunctie uit nadat u klaar bent met het maken van draadloze-flitsopnamen. Als de ingebouwde flitser wordt gebruikt terwijl de draadloze-flitserfunctie nog ingeschakeld is, worden de opnamen onnauwkeurig door de flitser belicht. • Als een andere fotograaf in de buurt een draadloos flitsapparaat gebruikt en het flitslicht van zijn/haar ingebouwde flitser uw flitsapparaat doet afgaan, verandert u het kanaal van uw externe flitsapparaat. Als u het kanaal van het externe flitsapparaat wilt veranderen, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die erbij werd geleverd. De opnamefunctie gebruiken De AEL-knop instellen Bij gebruik van de draadloze-flitsopname adviseren wij u [AEL-knop] (blz. 116) in te stellen op [AEL-vergrendel] in het menu Custom. 77NL De helderheid van het beeld wijzigen (Belichting, flitscompensatie, meting) Een opname maken met een vastgelegde helderheid (AEvergrendeling) De belichting kan bij een opname in tegenlicht of bij een raam ongeschikt zijn voor het onderwerp vanwege de grote lichtverschillen tussen het onderwerp en de achtergrond. Gebruik in zulke gevallen de lichtmeter waar genoeg licht valt op het onderwerp en vergrendel de belichting alvorens de opname te nemen. Richt de camera vóór een plaats die lichter is dan het onderwerp en gebruik de lichtmeter om de belichting van het hele beeld te vergrendelen om het onderwerp minder helder te maken. Richt de camera vóór een plaats die donkerder is dan het onderwerp en gebruik de lichtmeter om de belichting van het hele beeld te vergrendelen om het onderwerp meer helderheid te geven. In dit deel wordt beschreven hoe u met de (Spot) een helderder beeld van het onderwerp kunt vastleggen. De plaats waar u de belichting vergrendeld. 1 Fn-knop t [Lichtmeetfunctie] t (Spot) 2 Pas de scherpstelling aan op het deel waarop u de belichting wilt vergrendelen. De belichting wordt ingesteld wanneer er scherpgesteld is. 78 NL 3 Druk op de AEL-knop om de belichting te vergrendelen. (AE-vergrendelingsteken) verschijnt. AEL-knop 4 Stel scherp op het onderwerp terwijl u op de AEL-knop drukt, en neem de opname van het onderwerp. Hoe u de belichting van het beeld kunt controleren Houd de AEL-knop ingedrukt en plaats de spot-lichtmeetcirkel op de plaats waar het licht contrasteert met het onderwerp. De lichtmeetindicator geeft de verschillen in belichting aan waarbij nul de vergrendelde belichting is. Een verschuiving naar de pluszijde maakt het beeld helderder, en een verschuiving naar de minzijde maakt het beeld donkerder. b of B wordt achter de indicator weergegeven of knippert als het beeld te licht of te donker is om de juiste belichting te krijgen. Spot-lichtmeetcirkel De opnamefunctie gebruiken • Houd na de opname de AEL-knop ingedrukt als u met dezelfde belichtingswaarde blijft opnemen. De instelling wordt geannuleerd wanneer u de knop loslaat. 79NL Helderheidscompensatie voor het hele beeld gebruiken (Belichtingscompensatie) De belichting wordt, behalve voor de opnamefunctie M, automatisch verkregen. (Automatische belichting) U kunt afhankelijk van uw voorkeur op basis van de belichting die is verkregen door de automatische belichting, belichtingscompensatie uitvoeren door de belichting ofwel naar de pluszijde of naar de minzijde te verschuiven. U kunt het hele beeld lichter maken door naar de pluszijde te schuiven. U kunt het hele beeld donkerder maken door naar de minzijde te schuiven. Correctie in de – richting 1 Druk op de Basisbelichting -knop. Correctie in de + richting -knop • Het belichtingscompensatiescherm wordt weergegeven bij de zoekerfunctie. 2 Pas de belichting aan met de bedieningsknop. Naar + (over): maakt een beeld helderder. Naar – (onder): maakt een beeld donkerder. Standaardbelichting 3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp. 80 NL Opnametechnieken • Pas het compensatieniveau aan door het opgenomen beeld te controleren. • Met de bracketopnamefunctie kunt u meerdere beelden opnemen met de belichting verschoven naar de plus- of minzijde (blz. 93). De opnamefunctie gebruiken 81NL Opnemen terwijl u het scherm met het histogram controleert Aantal pixels Een histogram is de luminantieverdeling die aangeeft hoeveel pixels van een bepaalde helderheid voorkomen in het beeld. Donker Licht Door de belichtingscompensatie wordt het histogram dienovereenkomstig veranderd. De illustratie rechts is een voorbeeld. Een opname maken met de belichtingscompensatie aan de positieve zijde, verheldert het volledige beeld, zodat het volledige histogram naar de heldere zijde (rechterzijde) verschuift. Als u opneemt met de belichtingscompensatie toegepast aan de negatieve kant, zal het histogram naar de andere kant verschuiven. Beide uiteinden van het histogram geven sterk en zwak belichte delen weer. Het is onmogelijk om deze gebieden later met een computer te herstellen. Pas zo nodig de belichting aan en neem de opname nogmaals. Opmerkingen • Het histogram dat in de Live view-functie verschijnt, geeft niet het uiteindelijke vastgelegde beeld weer. Het geeft de situatie van het zojuist gecontroleerde beeld weer. Het histogram zal afhankelijk van diafragma-instelling, enz. verschillen. • Het histogram verschilt tussen opnemen en weergeven in de volgende situaties: – Bij gebruik van de flitser. – Als het onderwerp een lage intensiteit heeft, zoals een nachtelijk landschap. 82 NL De hoeveelheid flitslicht (Flitscompensatie) aanpassen Als u opneemt met de flitser, kunt u alleen de hoeveelheid flitslicht veranderen, zonder de belichtingscompensatie te veranderen. U kunt alleen de belichting wijzigen van het hoofdonderwerp dat binnen het flitsbereik ligt. MENU-knop t instelling 1 t [Flitscompens.] t Kies de gewenste • Naar +: verhoogt het flitsniveau. Naar –: verlaagt het flitsniveau. Belichtingscompensatie en flitscompensatie De belichtingscompensatie verandert de sluitertijd, het diafragma en de ISOgevoeligheid (als [AUTO] is geselecteerd) om de compensatie uit te voeren. Als de flitser wordt gebruikt, wordt tevens de hoeveelheid flitslicht veranderd. De flitscompensatie verandert echter uitsluitend de hoeveelheid flitslicht. De flitsregeling selecteren om de hoeveelheid flitslicht (Flitsregeling) in te stellen. MENU-knop t instelling ADI-flits Voorflits DDL De opnamefunctie gebruiken Opmerkingen • Als u het flitsniveau hebt aangepast, wordt op de LCD-monitor/in de zoeker weergegeven als de ingebouwde flitser omhoog is getrokken. Zorg ervoor dat u niet vergeet de waarde terug te zetten als u het flitsniveau aanpast. • Het kan zijn dat het positieve effect niet zichtbaar is aangezien de hoeveelheid flitslicht beperkt is als het onderwerp zich op of bij het maximumbereik van de flitser bevindt. Als het onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het mogelijk dat het negatieve effect niet zichtbaar is. 1 t [Flitsregeling] t Kies de gewenste Met deze methode regelt u het licht van de flitser waarbij rekening gehouden wordt met de informatie over de brandpuntsafstand en de lichtmeetgegevens van de voorflits. Met deze methode kunt u een nauwkeurige flitscompensatie krijgen waarbij er nagenoeg geen effect optreedt van de weerkaatsing van het onderwerp. Met deze methode regelt u de hoeveelheid flitslicht die uitsluitend berekend wordt volgens de gegevens van de lichtmeting van de voorflits. Deze methode is gevoelig voor de lichtweerkaatsing van het onderwerp. ADI: Advanced Distance Integration (Geavanceerde afstandintegratie) TTL: Through the lens (Door de lens) 83NL • Bij de selectie van [ADI-flits] kan het gebruik van een lens die is voorzien van een afstandscodeerder een nauwkeuriger flitscompensatie opleveren doordat nauwkeurigere afstandsinformatie wordt gebruikt. Opmerkingen • Wanneer de afstand tussen het onderwerp en het externe flitsapparaat (niet bijgeleverd) niet kan worden vastgesteld (opnemen met een draadloos, extern flitsapparaat (niet bijgeleverd), opnemen met een los flitsapparaat dat met een kabel is verbonden met de camera, opnemen met een dubbelflitsapparaat of ringflitser voor macro-opnamen, enz.), selecteert de camera automatisch de instelling Voorflits DDL. • Selecteer in de volgende gevallen [Voorflits DDL] omdat de camera geen flitscompensatie kan uitvoeren met ADI-flits. – Er is aan het flitsapparaat HVL-F36AM een breed paneel bevestigd. – Er wordt voor flitsopnamen een diffuser gebruikt. – Er wordt een filter met een belichtingsfactor, zoals een ND-filter, gebruikt. – Er wordt een close-uplens gebruikt. • ADI-flits is alleen beschikbaar in combinatie met een lens die is uitgerust met een afstandscodeerder. Om te bepalen of uw lens is uitgerust met een afstandscodeerder, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die bij de lens werd geleverd. De methode selecteren voor lichtmeting van het onderwerp (Lichtmeetfunctie) Fn-knop t [Lichtmeetfunctie] t Kies de gewenste instelling (Meervelds) Bij deze instelling wordt het licht op elk veld gemeten na opdeling van het totale gebied in meerdere velden en zo wordt de juiste belichting van het gehele scherm bepaald. (Centrum gericht) Deze functie legt de nadruk op het middelste deel van het scherm, maar meet de gemiddelde helderheid van het gehele scherm. (Spot) Hiermee wordt het licht uitsluitend binnen de spotlichtmeetcirkel in het midden van het scherpstelkader gemeten. Opnametechnieken • Gebruik (Meervelds) voor meten voor algemene opnamen. • Gebruik de Spot-meting om het licht te meten van uw onderwerp wanneer u een onderwerp met een scherp contrast in het scherpstelveld met de juiste belichting wilt opnemen, en voer vervolgens de opname uit met AE-vergrendeling (blz. 78). 84 NL ISO-instelling De lichtgevoeligheid wordt uitgedrukt door de ISO-waarde (aanbevolen belichtingsindex). Hoe hoger het getal, des te hoger de gevoeligheid. 1 Druk op de ISO-knop om het ISO- ISO-knop scherm weer te geven. 2 Selecteer op de controller met v/V de gewenste waarde. Opmerkingen • Als ISO is ingesteld op [AUTO], dan wordt de ISO als volgt automatisch ingesteld. Opnamefunctie ISO AUTO, Scènekeuzefunctie Het bereik verschilt en is afhankelijk van de functie. P, A, S 100 – 400 • De [AUTO]-instelling is niet beschikbaar in de opnamefunctie M. Als u de opnamefunctie M wijzigt met de [AUTO]-instelling, dan wordt deze overgeschakeld op [100]. Stel de ISO in in overeenstemming met uw opnameomstandigheden. De opnamefunctie gebruiken • Hoe hoger het getal, des te hoger het ruisniveau is. 85NL De kleurtinten (Witbalans) instellen De kleurtint van het onderwerp verandert naarmate de aard van de lichtbron verandert. De onderstaande tabel geeft de veranderingen in kleurtint aan gebaseerd op diverse lichtbronnen in vergelijking met een onderwerp dat er wit uitziet in het zonlicht. Daglicht Bewolkt TL-licht Lamplicht Wit Blauwachtig Groengetint Roodachtig Weer/lichtbron Eigenschappen van het licht Witbalans is een functie waarmee de kleurtint wordt aangepast tot ongeveer wat u ziet. Gebruik deze functie als de kleurtint van het beeld er niet uitziet zoals u verwachtte, of als u doelbewust de kleurtint wilt veranderen voor een fotografische uitdrukking. Opmerking • De camera kan geen nauwkeurige witbalans vaststellen als de enige beschikbare lichtbron een kwik- of een natriumlamp is vanwege de kenmerken van de lichtbron. Gebruik in zulke gevallen de flitser. De witbalans aanpassen zodat deze bij een bepaalde lichtbron past (Automatisch/vooringestelde witbalans) Fn-knop t [Witbalans] t Kies de gewenste instelling • Als [AWB] niet is geselecteerd, dan kunt u de kleurtint nauwkeurig instellen met b/B op de controller. Met een aanpassing naar + wordt het beeld roder en met een aanpassing naar – wordt het beeld blauwer. 86 NL AWB (Autom.witbalans) (Daglicht) (Schaduw) (Bewolkt) De camera neemt automatisch een lichtbron waar en past de kleurtinten eropaan. Bij de selectie van een optie die geschikt is voor een bepaalde lichtbron, worden de kleurtinten aangepast aan de lichtbron (vooringestelde witbalans). (Kunstlicht) (TL-licht) (Flitslicht) Opnametechnieken De kleurtemperatuur en een filtereffect instelling (Kleurtemperatuur/kleurfilter) Fn-knop t [Witbalans] t [5500K] (Kleurtemperatuur) of [00] (Kleurfilter) De opnamefunctie gebruiken • Gebruik de bracketfunctie van de witbalans als u de gewenste kleurtint niet in de geselecteerde optie kunt krijgen (blz. 95). • U kunt de waarde van de gewenste (onderstaande) waarde aanpassen door [5500K] (Kleurtemperatuur) or [00] (Kleurfilter) te selecteren. • Door (Eigen inst.) te selecteren, kunt u uw instelling opslaan (blz. 88). • Selecteer de waarde met b/B om de kleurtemperatuur in te stellen. • Selecteer de compensatierichting met b/B om de kleurfilter in te stellen. Opmerking • De waardes zijn anders onder tl-licht/natrium- of kwiklampen omdat kleurmeters zijn ontworpen voor filmcamera's. We raden u aan om uw eigen witbalans te gebruiken of een testopname te maken. 87NL 5500K*1 (Kleurtemperatuur) Hiermee wordt de witbalans aan de hand van de kleurtemperatuur ingesteld. Hoe hoger het getal is, des te roder het beeld wordt, en hoe lager het getal is, des te blauwer het beeld wordt. 00*2 (Kleurfilter) Hiermee komt het CC-filtereffect (Color Compensation) voor fotografie tot stand. De kleur kan, gebaseerd op de ingestelde kleurtemperatuur als standaard, worden gecompenseerd naar G (Green) of M (Magenta). *1 *2 De waarde is de waarde van de kleurtemperatuur die op dat moment is geselecteerd. De waarde is de waarde van de Kleurfilter die op dat moment is geselecteerd. De kleurtinten opslaan (Eigen witbalans) In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten lichtbronnen, adviseren wij u een eigen witbalans te gebruiken om de witte kleuren nauwkeurig te reproduceren. 1 Fn-knop t [Witbalans] t 2 Selecteer [ SET] met b/B op de controller. 3 Houd de camera zodanig vast dat het witte deel de spotlichtmeetcirkel geheel bedekt en druk op de ontspanknop. De sluiter klikt en de geijkte waarden (Kleurtemperatuur en Kleurfilter) worden weergegeven. 4 Druk op het midden van de controller. De monitor keert terug naar het scherm met opname-informatie waarbij de in het geheugen opgeslagen eigen ingestelde instelling voor witbalans blijft behouden. • De eigen witbalansinstelling die met deze bediening werd opgeslagen, blijft beschikbaar totdat een nieuwe instelling wordt opgeslagen. 88 NL Opmerking • De mededeling "Fout eigen witbalans" geeft aan dat de waarde buiten het verwachte bereik ligt. (Als de flitser wordt gebruikt op een onderwerp dat erg dichtbij is, of als zich een onderwerp met een felle kleur in het scherpstelkader bevindt.) Als u deze waarde opslaat, wordt de -indicator geel in de opname-informatie op de LCDmonitor. U kunt op dit moment wel opnemen, maar wij adviseren u de witbalans nogmaals in te stellen om een nauwkeurigere witbalanswaarde te verkrijgen. De eigen witbalansinstelling oproepen Fn-knop t [Witbalans] t (Eigen inst.) Opmerking • Als de flitser afgaat wanneer op de ontspanknop wordt gedrukt, wordt een eigen witbalansinstelling opgeslagen waarbij rekening wordt gehouden met het flitslicht. Gebruik bij latere opnamen ook de flitser. De opnamefunctie gebruiken 89NL Beeldverwerking De helderheid van het beeld corrigeren (Dynamischbereikoptimalisatie) Fn-knop t [Dyn.-bereikoptim] t Kies de gewenste instelling (Uit) • Geen optimalisatie. (Standaard) Als het contrast van licht en schaduw tussen het onderwerp en de achtergrond scherp is, wat gewoonlijk het geval is bij opnemen in tegenlicht, dan verzwakt de camera het contrast in het hele beeld om een beeld te produceren met de juiste helderheid en contrast. (Geavanceerd) Door het beeld op te delen in kleine velden, analyseert de camera het contrast van licht en schaduw tussen het onderwerp en de achtergrond, en produceert een beeld waarin de helderheid en gradatie optimaal is. (Geavanceerd) van Dyn.-Bereikopt heeft geen effect op RAWbestanden. Corrigeer beelden met gebruik van de Dynamischbereikoptimalisatiefunctie van "Image Data Converter SR". De door u gewenste beeldverwerking kiezen (Instellingen) MENU-knop t instelling 1 t [Instellingen] t Kies de gewenste • Als u het (Contrast), (Verzadiging) of (Scherpte) wilt aanpassen, selecteert u het gewenste item met b/B, en past u vervolgens de waarde aan met v/V. 90 NL (Standaard) Voor het maken van verschillende opnames met een rijke gradatie en prachtige kleuren. (Levendig) De verzadiging en het contrast worden verhoogd voor het opnemen van opvallende beelden van kleurrijke scènes en onderwerpen, zoals bloemen, lentegroen, een blauwe hemel of vergezichten over zee. (Portret) Voor het vastleggen van huidkleur met een zacht tint, ideaal geschikt voor het maken van portretten. (Landschap) (Nachtopname) (Zonsondergang) De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd voor het vastleggen van levendige, heldere landschappen. Ook landschappen in de verte komen meer tot uiting. Het contrast wordt verzacht voor het vastleggen van een nachtelijk landschap dat getrouwer is aan de werkelijke weergave. Voor het vastleggen van de prachtige mooie kleur van de ondergaande zon. (Zwart-wit) Voor het vastleggen van zwart-witbeelden. (AdobeRGB) Voor het opnemen van beelden in de Adobe RGBkleurenruimte. (Contrast), (Verzadiging) en instellingenitem worden aangepast. (Scherpte) kunnen voor ieder Het verschil tussen licht en schaduw in een beeld (gradatie). Verhoog de waarde om een beeld te krijgen met scherpe contrasten. Verlaag de waarde voor een zachtere afwerking. (Verzadiging) De levendigheid van kleuren. Verhoog de waarde voor een beeld met diepe en levendige kleuren. Verlaag de waarde voor een rustigere afwerking. (Scherpte) Dit is de mate waarin de contouren benadrukt worden. Verhoog de waarde om een heldere afwerking te krijgen. Verlaag de waarde voor een zachtere afwerking. Over Adobe RGB-kleurruimte Adobe RGB-kleurruimte heeft een uitgebreid assortiment kleurreproducties in vergelijking met sRGB die de standaard kleurruimte van de digitale camera is. Als de hoofddoelstelling is om het beeld af te drukken, met name wanneer een groot deel van het onderwerp levendig groen of rood is, is Adobe RGB effectiever dan andere sRGB-kleurruimtes. • De bestandsnaam van het beeld begint met "_DSC". De opnamefunctie gebruiken (Contrast) Opmerkingen • Als de Scèneselectie wordt gebruikt, kunt u de instellingen niet wijzigen. • Wanneer (Zwart-wit) is geselecteerd, kunt u de verzadiging niet aanpassen. • (AdobeRGB) is voor toepassingen of printers die kleurbeheer en kleurruimteoptie DCF2.0 ondersteunen. Wanneer u toepassingen of printers gebruikt die het kleurbeheer niet ondersteunen, kan dat beelden opleveren waarin kleuren niet kleurgetrouw worden weergegeven of afgedrukt. • Beelden worden met een lage verzadiging weergegeven als zij op de camera, of apparaten die Adobe RGB niet ondersteunen, werden opgenomen met (AdobeRGB). 91NL De transportfunctie selecteren Deze camera heeft vijf transportfuncties, waaronder enkelvoudig transport, continu-transport. Gebruik ze zoals u wilt. Enkele opnamen nemen Deze functie is voor normaal opnemen. -knop t (Enkelbeeldopname) Continu opnemen De camera legt de beelden doorlopend vast op de volgende snelheid*. DSLR-A350 DSLR-A300 Live view-functie Maximaal 2 beelden per seconde Maximaal 2 beelden per seconde Zoekerfunctie Maximaal 2,5 beelden per Maximaal 3 beelden per seconde seconde * Onze meetomstandigheden. De snelheid van continu opname is langzamer, afhankelijk van de opnameomstandigheden. 1 -knop t (Continuopname) 2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp. • De camera blijft opnemen als u de ontspanknop ingedrukt houdt. • Het aantal beelden dat opeenvolgend kan worden opgenomen wordt aangegeven. Het maximale aantal opeenvolgende opnamen Het aantal beelden dat continu opgenomen kan worden, is beperkt. Fijn/Standaard* Geen limiet (tot de geheugenkaart vol is) RAW & JPEG 3 beelden RAW 4 beelden (DSLR-A350)/6 beelden (DSLR-A300) * Vanaf de vierde opname wordt de opnamesnelheid iets langzamer. 92 NL De zelfontspanner gebruiken De 10-seconden zelfontspanner is handig wanneer de fotograaf zelf op de foto moet staan en de 2-seconden zelfontspanner is handig om camerabewegingen te verminderen. 1 -knop t aantal seconden • Het cijfer achter (Zelfontspanner) t Selecteer het gewenste is het huidige aantal geselecteerde seconden. 2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp. De zelfontspanner annuleren Om de geactiveerde zelfontspanner te annuleren, drukt u op de -knop. Opmerking • Als u opnamen maakt met de zoeker, gebruik dan het zoekerkapje (blz. 23). Beelden opnemen met verschoven belichting (Belichtingsbracket) Basisbelichting – richting De opnamefunctie gebruiken • Als de zelfontspanner is geselecteerd, geven geluidsignalen en het lampje van de zelfontspanner de status ervan aan. Vlak voor de opname knippert het lampje van de zelfontspanner snel en klinkt het geluidsignaal. + richting Met bracketopnamen kunt u diverse beelden opnemen, ieder met een andere belichtingsgraad. Deze camera is uitgerust met een automatische bracketfunctie. Specificeer de afwijkingswaarde (stappen) van de basisbelichting, en de camera verschuift automatisch de belichting bij het opnemen. U kunt ook een beeld kiezen dat de door u gewenste helderheid heeft nadat de opnamen klaar zijn. 93NL 1 -knop t Gewenste bracket t Gewenste bracketstap 2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp. De basisbelichting wordt ingesteld bij het eerste beeld van de bracketopname. * (Bracket: continu) Hiermee worden drie opnamen gemaakt waarbij de belichting volgens een gekozen stap verschuift. Houd de ontspanknop ingedrukt totdat het opnemen stopt. * (Bracket: Hiermee worden drie opnamen gemaakt waarbij de belichting volgens een gekozen stap verschuift. Druk de ontspanknop in voor elke opname. enkel) * _ ._ EV weergegeven bij / is de huidige, gekozen stap. Opmerkingen • De belichting wordt verschoven door aanpassing van de sluitertijd als het instelwiel is ingesteld op M. Houd de AEL-knop ingedrukt als u de belichting verschuift door de diafragmawaarde aan te passen. • Bij aanpassing van de belichting, wordt de belichting verschoven aan de hand van de gecompenseerde waarde. • De bracket kan niet worden gebruikt als de opnamefunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie. EV-schaalverdeling bij bracketopname Omgeving-bracketopname Flits-bracketopname stappen van 0,3, drie opnamen stappen van 0,7, drie opnamen Belichtingscompensatie 0 Flitscompensatie –1,0 LCD-monitor (Live view-functie) LCD monitor (Zoekerfunctie) Zoeker 94 NL Aangegeven in de bovenste regel. Aangegeven onder de schaalverdeling. • Bij een omgeving*-bracketopname, wordt de EV-schaalverdeling ook op de LCD-monitor/in de zoeker afgebeeld, maar niet bij een flitsbracketopname. • Nadat de bracketopname is begonnen, gaan de aanduidingen van de reeds gemaakte opnamen één voor één uit. • Wanneer Enkel-bracket is geselecteerd en de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt en losgelaten, wordt in geval van een omgevingbracketopname "br 1" afgebeeld in de zoeker, en in geval van een flitsbracketopname "Fbr 1". Nadat de bracketopname is begonnen, wordt afgebeeld wat het nummer van het volgende beeld is, bijv. "br 2", "br 3". * Omgevingslicht: elk licht, behalve het flitslicht, dat de scène belicht gedurende een lange tijd, zoals natuurlijk licht, een gloeilamp of een tlbuis. Op basis van de geselecteerde witbalans en de kleurtemperatuur/kleurfilter worden drie opnamen gemaakt. 1 -knop t gewenste instelling (Witbalansbracket) t Kies de 2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp. *1 (Witbalansbracket) *1 *2 De opnamefunctie gebruiken Opnemen met witbalansverschuiving (Witbalansbracket) Hiermee worden drie beelden opgenomen waarbij de witbalans verschuift. Als Lo wordt gekozen, dan is de verschuiving 10*2 mored, en als Hi wordt gekozen, dan is de verschuiving 20 mored. Eén opname maakt drie beelden. De waarde weergegeven onder is de huidige geselecteerde waarde. Mired: een eenheid die de kleuromzettingskwaliteit aangeeft voor kleurtemperatuurfilters. 95NL De weergavefuncties gebruiken Beelden weergeven Het laatst opgenomen beeld wordt niet weergegeven op de LCD-monitor. 1 Druk op de -knop. -knop 2 Selecteer op de controller een beeld met b/B . Terugkeren naar de opnamestand Druk nogmaals op de -knop. Overschakelen op het scherm voor opnamegegevens Druk op de DISP-knop. Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt. Weergave van de volgende of vorige beelden tot maximaal vijf beelden. Met opnameinformatie Histogram weergave Met opnameinformatie Zonder opnameinformatie Opmerking • De DISP-knop schakelt de weergave van de opnamegegevens in en uit andere weergavefuncties, zoals op een vergroot scherm. De beeldrichting kiezen bij de weergave van een beeld dat is opgenomen in de portretpositie MENU-knop t instelling 96 NL 2 t [Beeldrotatie] t Selecteer de gewenste Opmerking • Wanneer u het beeld weergeeft op een tv of computer, wordt het weergegeven in de portretpositie, zelfs als [Handm.roteren] is geselecteerd. Een beeld roteren 1 Geef het beeld weer dat u wilt roteren en druk vervolgens op de -knop. -knop 2 Druk op het midden van de controller. Het beeld wordt linksom geroteerd. Herhaal stap 2 als u nog een rotatie wilt uitvoeren. • Nadat u het beeld hebt geroteerd, wordt het weergegeven in de geroteerde positie, zelfs wanneer u de voeding uitschakelt. Opmerking • Als u geroteerde beelden naar een computer kopieert, kunnen de geroteerde beelden met het softwareprogramma "Picture Motion Browser" (bijgeleverd) correct worden weergegeven. Het is echter mogelijk dat de beelden niet worden geroteerd, afhankelijk van het softwareprogramma. Beelden vergroten De weergavefuncties gebruiken Terugkeren naar het normale weergavescherm Druk op de -knop. Een beeld kan worden vergroot om het beter te kunnen bekijken. Dit is handig om de scherpstelling van een opgenomen beeld te bekijken. 1 Geef het beeld weer dat u wilt roteren en druk vervolgens op de -knop. -knop 97NL 2 U kunt in en uitzoomen op het beeld met de of -knop. • Op de controller kunt u met v/V/b/B het deel kiezen dat u wilt vergroten. • Draaien aan het instelwiel schakelt het beeld over op dezelfde weergavevergroting. Als u meerdere beelden opneemt met dezelfde compositie, dan kunt u hun scherptediepte vergelijken. • Telkens wanneer u op het midden van de controller drukt, wisselt het scherm tussen het in- of uitgezoomde scherm en weergave van het beeld op een volledig scherm. -knop De vergrote weergave annuleren Druk op de -knop om het beeld te laten terugkeren naar de normale grootte. Het beeld vergroten gecentreerd rondom een vorig gekozen punt U kunt eerst een deel van een beeld selecteren en dan het deel vergroten. 1 Geef het beeld weer dat u wilt roteren en druk vervolgens op de -knop. -knop 2 Druk op het midden van de controller. Het rode kader wordt weergegeven. 3 Verplaats het rode kader naar het midden van het deel dat u wilt vergroten met v/V/b/B op de controller. 98 NL 4 Maak het rode kader groter of kleiner met de of -knop om het deel te bepalen dat u wilt vergroten. 5 Druk op het midden van de controller. Het gedeelte binnen het rode kader wordt vergroot. • Druk op het midden van de controller om terug te keren naar het vorige scherm. • U kunt op de -knop drukken om de vergrote weergave te annuleren. Zoombereik Het weergavezoombereik is als volgt. Beeldgrootte Zoombereik DSLR-A300 Ong. ×1,1 – ×14 Ong. ×1,1 – ×12 M Ong. ×1,1 – ×11 Ong. ×1,1 – ×9,1 S Ong. ×1,1 – ×7,2 Ong. ×1,1 – ×6,1 Overschakelen op de beeldlijstweergave 1 Druk op de -knop. -knop Het scherm verandert in het indexweergavescherm. 2 Druk een aantal maal op de DISP- De weergavefuncties gebruiken DSLR-A350 L knop om het gewenste schermformaat te kiezen. • Achtereenvolgens worden de volgende schermen weergegeven: 9 beelden t 25 beelden t 4 beelden DISP-knop Terugkeren naar het scherm met een enkel beeld Druk op de -knop of het midden van de controller als u het gewenste beeld kiest. 99NL Een map selecteren 1 Selecteer de mappenbalk met b/B op de controller en druk vervolgens in het midden. Mappenbalk 2 Selecteer de gewenste map met v/V en druk vervolgens in het midden. Beelden automatisch weergeven (Diavoorstelling) MENU-knop t 2 t [Diavoorstelling] De opgenomen beelden worden op volgorde weergegeven (diavoorstelling). De diavoorstelling eindigt automatisch nadat alle beelden zijn weergegeven. • U kunt volgende en vorige beelden bekijken met b/B op de controller. De diavoorstelling pauzeren Druk op het midden van de controller. Wanneer u opnieuw drukt, wordt de diavoorstelling hervat. De diavoorstelling middenin beëindigen Druk op de MENU-knop. Het interval kiezen tussen de beelden in de diavoorstelling. MENU-knop t aantal seconden 100 NL 2 t [Interval] t Selecteer het gewenste De informatie over opgenomen beelden controleren Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt (blz. 96). Basisopname-informatie Indicatie 100-0003 Map-bestandsnummer (128) - Beveiligen (104) DPOF3 DPOF ingesteld (137) Beeldkwaliteit (110) Beeldgrootte (109)/ Beeldverhouding (110) Resterende accu (13) 1/125 Sluitertijd (57) F3.5 Diafragma (55) ISO100 ISO-gevoeligheid (85) 2008 1 1 10:37AM Opnamedatum 3/7 Bestandsnummer/totaal aantal beelden De weergavefuncties gebruiken Scherm 101NL Histogram weergave A Scherm Indicatie 100-0003 Map-bestandsnummer (128) - Beveiligen (104) DPOF3 DPOF ingesteld (137) Beeldkwaliteit (110) Beeldgrootte (109)/ Beeldverhouding (110) Resterende accu (13) B Scherm Indicatie Histogram (103) P A S M Functiekeuzeknop (44) 1/125 Sluitertijd (57) F3.5 Diafragma (55) ISO100 ISO-gevoeligheid (85) –0.3 EV-schaalverdeling (59, 94) –0.3 Flitscompensatie (83) Lichtmeetfunctie (84) 102 NL Scherm Indicatie 35mm Brandpuntsafstand (145) Instellingen (90) AWB +1 5500K M1 Witbalans (Automatisch, Vooringesteld, Kleurtemperatuur, Kleurenfilter, Eigen) (86) Dynamischbereikoptimalisatie (90) 2008 1 1 10:37AM Opnamedatum 3/7 Bestandsnummer/totaal aantal beelden Hoe u het histogram kunt controleren Als het beeld een sterk belicht of zwak belicht deel bevat, licht dat deel van het beeld in de histogramweergave (luminantielimietwaarschuwing) op. Knipperend R (rood) Luminantie G (groen) B (Blauw) De weergavefuncties gebruiken 103NL Beelden beveiligen (Beveiligen) U kunt afbeeldingen beschermen tegen het per ongeluk wissen. Geselecteerde beelden beveiligen/de beveiliging van geselecteerde beelden annuleren 1 MENU-knop t 1 t [Beveiligen] t [Gemark.beelden] 2 Selecteer de beelden die u wilt - beveiligen met b/B op de controller en druk dan op het midden van de controller. De markering - wordt op het geselecteerde beeld afgebeeld. • Om de selectie ongedaan te maken, drukt u opnieuw op het midden. 3 Als u nog andere beelden wilt beveiligen, herhaalt u stap 2. 4 Druk op de MENU-knop. 5 Selecteer [OK] met v op de controller, en druk vervolgens op het midden van de controller. Alle beelden beveiligen/de beveiliging van alle beelden annuleren MENU-knop t 1 t [Beveiligen] t [Alle beelden] of [Alle annuleren] t [OK] 104 NL Beelden wissen (Wissen) Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. Controleer vooraf of u het beeld al dan niet wilt wissen. Opmerking • Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist. Het beeld wissen dat wordt weergegeven 1 Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk vervolgens op de -knop. -knop 2 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden Hiermee worden de geselecteerde beelden gewist. 1 MENU-knop t 1 t [Wissen] t [Gemark.beelden] 2 Selecteer met de controller de beelden die u wilt wissen, en druk dan op het midden van de controller. De markering wordt op het geselecteerde beeld afgebeeld. De weergavefuncties gebruiken van de controller. Totaal aantal 3 Als u nog andere beelden wilt wissen, herhaalt u stap 2. 4 Druk op de MENU-knop. 105NL 5 Selecteer [Wissen] met v op de controller, en druk vervolgens op het midden van de controller. Alle beelden in de map wissen 1 Druk op de -knop. 2 Selecteer de mappenbalk met b op de controller. Mappenbalk 3 Druk op het midden van de controller, en selecteer vervolgens de map die u wilt wissen met v/V. 4 Druk op de -knop. 5 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden van de controller. Het in één keer verwijderen van alle afbeeldingen MENU-knop t 1 t [Wissen] t [Alle beelden] t [Wissen] Opmerking • Het kan lang duren voordat veel beelden gewist zijn als deze zijn geselecteerd met [Alle beelden]. We raden u aan beelden te wissen op een computer of met de camera de geheugenkaart te formatteren. 106 NL Beelden bekijken op een tv-scherm 1 Schakel zowel de camera als de 1 Naar de video- tv uit, en sluit de camera en de tv op elkaar aan. ingangs-aansluiting Videokabel 2 Naar de VIDEO OUT -aansluiting 2 Schakel de tv in en wijzig de ingang. • Raadpleeg de bij de tv geleverde gebruiksaanwijzing voor meer informatie. De weergavefuncties gebruiken 3 Schakel de camera in en druk op de -knop. De beelden die met de camera zijn opgenomen, worden op het tv-scherm afgebeeld. Selecteer de gewenste beelden met b/B op de controller. • De LCD-monitor op de achterkant van de camera wordt niet ingeschakeld. Controller -knop • Als u de camera met behulp van de USB-kabel aansluit op een Sony tv die compatibel is met de functie "PhotoTV HD" kunt u op de tv genieten van beelden van een hogere kwaliteit. 107NL Uw camera in het buitenland gebruiken Het kan nodig zijn dat u uw videoformaat instelt overeenkomstig het signaal van het plaatselijke tv-systeem MENU-knop t 1 t [Videoformaat] t Selecteer de gewenste instelling NTSC Hiermee wordt het videoformaat ingesteld op de NTSCfunctie (bijv. voor de VS en Japan). PAL Hiermee wordt het videoformaatl ingesteld op de PALfunctie (bijv. voor Europa). Over tv-kleursystemen Als u beelden wilt bekijken op een televisiescherm, hebt u een televisie met een video-ingangsaansluiting en een videokabel nodig. Het kleursysteem van de tv moet overeenstemmen met dat van uw digitale fotocamera. Raadpleeg de onderstaande lijsten voor het tv-kleursysteem van het land of gebied waarin u de camera gebruikt. NTSC-systeem Bahama-eilanden, Bolivia, Canada, Chili, Colombia, Ecuador, Filippijnen, Jamaica, Japan, Korea, Mexico, Midden-Amerika, Peru, Suriname, Taiwan, Venezuela, Verenigde Staten, enz. PAL-systeem Australië, België, China, Denemarken, Duitsland, Finland, Hongarije, Hongkong, Italië, Koeweit, Maleisië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Singapore, Slowakije, Spanje, Thailand, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland, enz. PAL-M-systeem Brazilië PAL-N-systeem Argentinië, Paraguay, Uruguay SECAM-systeem Bulgarije, Frankrijk, Guyana, Irak, Iran, Monaco, Oekraïne, Rusland, enz. 108 NL Uw instellingen wijzigen De beeldgrootte en de beeldkwaliteit instellen Beeldgrootte MENU-knop t 1 t [Beeldgrootte] t Selecteer de gewenste grootte [Beeldverhoud.]: [3:2] DSLR-A350 L:14M 4592 × 3056 pixels M:7.7M 3408 × 2272 pixels S:3.5M 2288 × 1520 pixels DSLR-A300 L:10M 3872 × 2592 pixels M:5.6M 2896 × 1936 pixels S:2.5M 1920 × 1280 pixels Uw instellingen wijzigen [Beeldverhoud.]: [16:9] DSLR-A350 L:12M 4592 × 2576 pixels M:6.5M 3408 × 1920 pixels S:2.9M 2288 × 1280 pixels DSLR-A300 L:8.4M 3872 × 2176 pixels M:4.7M 2896 × 1632 pixels S:2.1M 1920 × 1088 pixels Opmerking • De beeldgrootte van een RAW-bestand correspondeert met L als u een RAWbestand selecteert met [Kwaliteit]. De beeldgrootte wordt niet weergegeven op de LCD-monitor. 109NL Beeldverhoud. MENU-knop t 1 t [Beeldverhoud.] t Selecteer de gewenste verhouding. 3:2 Een normale beeldverhouding. 16:9 Een HDTV-verhouding. Kwaliteit MENU-knop t instelling (RAW) (RAW & JPEG) (Fijn) (Standaard) 1 t [Kwaliteit] t Selecteer de gewenste Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens) Bij deze bestandsindeling wordt geen digitale verwerking op de beelden uitgevoerd. Selecteer dit formaat om beelden op een computer te verwerken voor professionele doelen. • Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het beeldformaat wordt niet weergegeven op de LCD-monitor. Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens) + JPEG Het RAW-beeld en het JPEG-beeld worden tegelijkertijd gemaakt. Dit is handig wanneer u twee beeldbestanden nodig hebt: een JPEG-bestand om weer te geven en een RAWbestand om te bewerken. De beeldkwaliteit is vastgelegd op [Fijn] en de beeldgrootte is vastgelegd op [L]. Bestandsformaat: JPEG Het beeld wordt bij de opname gecomprimeerd in het JPEGbestandsformaat. Hoe hoger de compressieverhouding, hoe kleiner de bestandsgrootte. Hierdoor kunnen meer bestanden worden opgenomen op één geheugenkaart, maar de beeldkwaliteit zal lager zijn. Opmerking • Zie bladzijde 25 voor meer informatie over het aantal beelden dat kan worden opgenomen wanneer de beeldkwaliteit wordt veranderd. Over RAW-bestanden U hebt het softwareprogramma "Image Data Converter SR" nodig dat op de cd-rom (bijgeleverd) staat om een RAW-bestand te kunnen openen dat op deze camera is opgenomen. Met behulp van dit softwareprogramma kan een RAW-bestand worden geopend en geconverteerd naar een veelgebruikt bestandsformaat, zoals JPEG of TIFF, en kunnen de witbalans, de kleurverzadiging, het contrast, enz., worden veranderd. 110 NL • Als u een beeld opneemt als een RAW-bestand, hebt u te maken met de volgende beperking. – Het RAW-bestand kan niet worden afgedrukt op een DPOF-aangewezen printer of een PictBridge-compatibele printer. • Van de effecten van Dyn.Bereikopt kunt u, als u een in RAW-formaat opgenomen beeld weergeeft en vergroot, alleen die van (Standaard) controleren. Uw instellingen wijzigen 111NL De methode voor opnemen op een geheugenkaart instelllen De methode kiezen waarmee bestandsnummers worden toegekend aan beelden. MENU-knop t 2 t [Bestandsnummer] t Selecteer de gewenste instelling Serie De camera zet de nummers niet op volgorde terug en kent geen opeenvolgende nummers aan bestanden toe totdat het nummer "9999" wordt bereikt. Terugstellen In de volgende gevallen worden door de camera nummers teruggezet en vanaf "0001" aan bestanden toegekend. – – – – Als het mapformaat is gewijzigd. Als alle beelden in de map zijn gewist. Als de geheugenkaart is vervangen. Als de geheugenkaart is geformatteerd. Het formaat van de mapnaam selecteren De opgenomen beelden worden opgeslagen in de automatisch gemaakte map in de DCIM-map op de geheugenkaart. MENU-knop t instelling Standaardform. Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer + MSDCF. Voorbeeld: 100MSDCF Datumformaat Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer + J (laatste cijfer)/MM/DD. Voorbeeld: 10080405 112 NL 2 t [Mapnaam] t Selecteer de gewenste Een nieuwe map maken U kunt op de geheugenkaart een map maken voor het opnemen van afbeeldingen. Een nieuwe map wordt aangemaakt met een nummer dat één hoger is dan het hoogste nummer dat reeds in gebruik is, en de map wordt de huidige opnamemap. MENU-knop t 2 t [Nieuwe map] De opnamemap selecteren Als de standaardnotatie voor de mapnaam is geselecteerd en er twee of meer mappen bestaan, kunt u de opnamemap selecteren die moet worden gebruikt om opgenomen beelden in op te slaan. MENU-knop t map 2 t [Map kiezen]t Selecteer de gewenste Opmerking • U kunt de map niet selecteren wanneer [Datumformaat] is ingesteld. Uw instellingen wijzigen De geheugenkaart formatteren Vergeet niet dat het formatteren alle gegevens op de geheugenkaart onherstelbaar zal wissen, inclusief de beveiligde beelden. MENU-knop t 1 t [Formatteren] t [OK] • Tijdens het formatteren brandt het toegangslampje. Terwijl het bedrijfslampje brandt, mag u de geheugenkaart niet verwijderen. Opmerkingen • Formatteer de geheugenkaart in de camera. Als u de geheugenkaart op een computer formatteert, is het mogelijk dat het niet in deze camera gebruikt kan worden, afhankelijk van het type formattering dat is uitgevoerd. • Formatteren kan afhankelijk van de geheugenkaart een aantal minuten in beslag nemen. 113NL De instelling voor ruisonderdrukking instelllen Bij een opname met een lange sluitertijd de ruisonderdrukking uitschakelen De ruisonderdrukking wordt ingeschakeld voor de duur dat de sluiter open is als u de sluitertijd instelt op een seconde of langer (Opname met lange belichting). Dit gebeurt om de korrelige ruis die typisch is voor een lange belichting, te verminderen. Er wordt een bericht weergegeven als de ruisonderdrukking in voortgang is, en u kunt dan geen andere foto's nemen. Selecteer [Aan] om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven. Selecteer [Uit] om de prioriteit voor de opnametiming aan te geven. MENU-knop t 2 t [NR lang-belicht] t [Uit] Opmerking • De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continue opname of continu bracketopnamen, zelfs wanneer deze functie is ingesteld op [Aan]. De ruisonderdrukking uitschakelen bij een hoge ISOgevoeligheid De camera verlaagt de ruis die meer opvalt als de gevoeligheid van de camera hoger is als er opnamen worden gemaakt met de ISO-gevoeligheid ingesteld op 1600. Selecteer [Aan] om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven. Selecteer [Uit] om de prioriteit voor de opnametiming aan te geven. MENU-knop t 2 t [NR bij hoge-ISO] t [Uit] Opmerking • De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continue opname of continu bracketopnamen, zelfs wanneer deze functie is ingesteld op [Aan]. 114 NL De omstandigheden wijzigen waarin de sluiter kan worden ontspannen Prioriteit aanbrengen in de sluiterkans Selecteer [Geen scherpst.] om prioriteit aan te brengen in de sluiterkans zodat u een opname kunt nemen zonder een scherpe scherpstelling. Selecteer [Na scherpst.] om opnamen te nemen met een scherpe scherpstelling. MENU-knop t 2 t [Sluiterontspan.] t [Geen scherpst.] Uw instellingen wijzigen 115NL De functie van de knop en keuzeknop wijzigen De functie van de AEL-knop wijzigen De functie van de AEL-knop kan worden geselecteerd uit de volgende twee functies: – Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te drukken terwijl de knop ingedrukt wordt gehouden ([AEL-vergrendel]). – Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te drukken tot de knop nogmaals wordt ingedrukt ([AEL-wisselen]). MENU-knop t instelling 1 t [AEL-knop] t Selecteer de gewenste Opmerkingen • Terwijl de belichtingswaarde vergrendelt is, wordt afgebeeld op de LCD-monitor en in de zoeker. Zorg ervoor dat u de instelling niet terugzet. • De instellingen "AF vastzetten" en "AF/MF wisselen" beïnvloeden de handmatige verschuiving (blz. 60) in de handmatige functie. De functie van de functiekeuzeknop wijzigen In de opnamefunctie M (Handmatige belichting) of P (Programmaverschuiving) kunt u de camera zo instellen dat het aan te passen item (de sluitertijd of het diafragma) alleen met het instelwiel kan worden geselecteerd. Het is handig om de veelgebruikte instelling te kiezen voor de aanpassing van de belichting. MENU-knop t 1 t [Instelwiel inst] t Selecteer de gewenste instelling 116 NL Andere instellingen wijzigen Het geluid aan/uit zetten U kunt het geluid selecteren dat wordt voortgebracht wanneer de sluiter wordt vergrendeld, tijdens het aftellen van de zelfontspanner, enz. MENU-knop t 2 t [Audiosignalen] t Selecteer de gewenste instelling De tijdsduur instellen waarna de camera in de spaarstand moet worden gezet U kunt de tijdsduur instellen waarna de camera in de spaarstand moet worden gezet (Stroombesparing). Door de ontspanknop halverwege in te drukken, keert de camera terug naar de opnamefunctie. MENU-knop t gewenste tijd 1 t [Stroombesparing] t Selecteer de De datum instellen MENU-knop t in 1 t [Datum/tijd inst] t Stel de datum en tijd Uw instellingen wijzigen Opmerking • Ongeacht de instelling die u hier hebt geselecteerd, gaat de camera na 30 minuten naar de spaarstand wanneer de camera op een tv is aangesloten. De taal selecteren MENU-knop t 1t[ Taal] t Selecteer de taal 117NL De LCD-monitor instellen De helderheid van de LCD monitor instellen MENU-knop t 1 t [LCD-helderheid] t Selecteer de gewenste instelling • Op het scherm met de opname-informatie of het weergavescherm kunt u de helderheid aanpassen door de DISP-knop iets langer ingedrukt te houden. De weergegeven tijd van het beeld direct na de opname ervan instellen (Automatisch weergave) U kunt het opgenomen beeld direct na de opname ervan controleren op de LCD-monitor. U kunt de weergaveduur veranderen. MENU-knop t 1 t [Autom.weergave] t Selecteer de gewenste instelling Opmerking • In de automatische weergave wordt het beeld niet weergegeven in de verticale positie, zelfs als u de opname in een verticale positie hebt gemaakt (blz. 96). De weergavetijd instellen van de LCD-monitor tijdens opnemen Tijdens het opnemen wordt de opname-informatie afgebeeld op de LCDmonitor. U kunt de weergaveduur van de monitor wijzigen. MENU-knop t 1 t [Info.weerg.tijd] t Selecteer de gewenste instelling 118 NL De LCD-monitor aanhouden terwijl u in de zoeker kijkt Als de LIVE VIEW/OVF-schakelaar op "OVF" wordt ingesteld, schakelt de LCD-monitor uit als u in de zoeker kijkt. In de standaardinstelling wordt, terwijl u in de zoeker kijkt, de LCDmonitor uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu leegloopt. Selecteer [Uit] als u wilt dat de LCD-monitor aangezet wordt als u in de zoeker kijkt. MENU-knop t 1 t [Autom.uitsch.] t [Uit] Opmerking • Ongeacht de instelling van dit item, wordt de opname-informatie automatisch uitgeschakeld na een bepaalde tijdsduur (de standaardinstelling is vijf seconden) (blz. 65). Uw instellingen wijzigen 119NL Op de standaardinstellingen terugstellen De functies terugstellen die worden gebruikt voor opnemen met de standaardinstelling U kunt de hoofdfuncties van de opnamefunctie opnieuw instellen wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S of M. MENU-knop t 2 t [Opn.f.terugst.] t [OK] De volgende items kunnen worden teruggezet. Onderdelen Terugstellen op Belichtingscompensatie (80) ±0.0 Lichtmeetfunctie (84) Meervelds Autom. scherpst. (70) AF-A Transportfunctie (92) Enkelbeeldopname Witbalans (86) AWB (automatische witbalans) Kleurtemperatuur/Kleurfilter (87) 5500K, kleurfilter 0 Eigen witbalans (88) 5500K ISO (85) AUTO Beeldgrootte (109) L:14M (DSLR-A350)/ L:10M (DSLR-A300) Beeldverhoud. (110) 3:2 Kwaliteit (110) Fijn Dyn.-bereikoptim (90) Standaard Instellingen (90) Standaard Flitsfunctie (76) Invulflits (dit verschilt en is ervan afhankelijk of de ingebouwde flitser open is ja dan nee) Flitsregeling (83) ADI-flits Flitscompens. (83) ±0.0 Sluiterontspan. (115) Na scherpst. AF-hulplicht (75) Automatisch NR lang-belicht (114) Aan NR bij hoge-ISO (114) Aan 120 NL De hoofdfuncties van de camera terugzetten op de standaardinstelling U kunt de belangrijkste instellingen van de camera terugstellen. MENU-knop t 3 t [Terugstellen] t [OK] De volgende items kunnen worden teruggezet. Onderdelen Terugstellen op Belichtingscompensatie (80) ±0.0 Lichtmeetfunctie (84) Meervelds Autom. scherpst. (70) AF-A Opname-informatie (65) Vergrote opname-informatie Transportfunctie (92) Enkelbeeldopname AWB (automatische witbalans) Kleurtemperatuur/Kleurfilter (87) 5500K, kleurfilter 0 Eigen witbalans (88) 5500K ISO (85) AUTO Weergavescherm (96) Enkelbeeldweergavescherm (met opname-informatie) Beeldgrootte (109) L:14M (DSLR-A350)/ L:10M (DSLR-A300) Beeldverhoud. (110) 3:2 Kwaliteit (110) Fijn Dyn.-bereikoptim (90) Standaard Instellingen (90) Standaard Flitsfunctie (76) Invulflits (dit verschilt en is ervan afhankelijk of de ingebouwde flitser open is ja dan nee) Flitsregeling (83) ADI-flits Flitscompens. (83) ±0.0 Sluiterontspan. (115) Na scherpst. AF-hulplicht (75) Automatisch NR lang-belicht (114) Aan NR bij hoge-ISO (114) Aan Uw instellingen wijzigen Witbalans (86) 121NL Menu Custom Onderdelen Terugstellen op Eye-Start AF (63) Aan AEL-knop (116) AEL-vergrendel Instelwiel inst (116) Sluitertijd Rode-ogen-verm. (75) Uit Autom.weergave (118) 2 sec. Autom.uitsch. (119) Aan Menu Weergave Onderdelen Terugstellen op Datum afdruk. (138) Uit Beeldrotatie (96) Autom.roteren Diavoorstelling (100) 3 sec. Menu Setup Onderdelen ±0 Info.weerg.tijd (118) 5 sec. Stroombesparing (117) 1 min. Bestandsnummer (112) Serie Mapnaam (112) Standaardform. USB-verbinding (124, 139) Massaopslag Audiosignalen (117) Aan 122 NL Terugstellen op LCD-helderheid (118) Beelden bekijken op uw computer Beelden kopiëren naar uw computer In dit deel wordt beschreven hoe u beelden op een geheugenkaart kunt kopiëren naar een computer die is aangesloten met een USB-kabel. Aanbevolen computeromgeving Een computer die op de camera wordt aangesloten dient aan de volgende vereisten te voldoen om beelden te importeren. x Windows Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000 Professional SP4/ Windows XP* SP2/Windows Vista* • De juiste werking kan niet worden gegarandeerd in een computeromgeving die is opgewaardeerd tot een van de bovenstaande besturingssystemen of in een computeromgeving met meerdere besturingssystemen (multi-boot). * 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund. USB-aansluiting: Standaard geleverd x Macintosh Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.1.3 of hoger) USB-aansluiting: Standaard geleverd Beelden bekijken op uw computer Opmerkingen over het aansluiten van uw camera op een computer • Voor alle bovenstaande aanbevolen computeromgevingen kan een behoorlijke werking niet worden gegarandeerd. • Als u twee of meer USB-apparaten tegelijkertijd op een computer aansluit, is het mogelijk dat sommige apparaten, waaronder ook uw camera, niet zullen werken afhankelijk van het type USB-station dat is aangesloten. • Bij gebruik van een USB-hub of een verlengkabel kan er geen juiste werking worden gegarandeerd. • Deze camera is compatibel met Hi-Speed USB (USB 2.0), zodat wanneer u uw camera aansluit op een computer via een USB-interface die ook compatibel is met Hi-Speed USB (USB 2.0), u gebruik kunt maken van geavanceerde gegevensoverdracht (snelle overdracht). • Wanneer de computer ontwaakt uit de waak- of slaapstand, is het mogelijk dat de communicatie tussen uw camera en uw computer zich niet op hetzelfde moment herstelt. 123NL Fase 1: De camera en de computer op elkaar aansluiten 1 Plaats een geheugenkaart met de opgenomen beelden in de camera. 2 Plaats een voldoende opgeladen accu in de camera of sluit de camera aan op een stopcontact met behulp van de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd). • Als u beelden naar de computer kopieert terwijl er onvoldoende lading in de accu zit, kan het kopiëren mislukken of kunnen de beeldgegevens vervormd worden wanneer de accu voortijdig leeg raakt. 3 Schakel de camera en de computer in. 4 Controleer of [USB-verbinding] in het 2 menu Setup is ingesteld op [Massaopslag]. 5 Sluit de camera en de computer op elkaar aan. 1 Naar de USB- aansluiting • De wizard Automatische weergave wordt op het bureaublad weergegeven. USB-kabel 2 Naar de USB aansluiting 124 NL Fase 2: Beelden kopiëren naar een computer Voor Windows Dit gedeelte beschrijft een voorbeeld van het kopiëren van beelden naar de map "My Documents" (voor Windows Vista: "Documents")-map. 1 Klik op [Copy pictures to a folder on my computer using Microsoft Scanner and Camera Wizard] t [OK] bij het automatisch verschijnen van het wizardscherm op het bureaublad. • Klik op [My Computer] t [Removable Disk] wanneer het wizardscherm niet verschijnt. 2 Dubbelklik op [DCIM]. • In dat geval kunt u ook beelden importeren met "Picture Motion Browser". 3 Dubbelklik op de map waarin de • Zie bladzijde 128 voor verdere informatie over de opslagbestemming van de beeldbestanden. Beelden bekijken op uw computer beeldbestanden die u wilt kopiëren, zijn opgeslagen. Klik daarna met de rechtermuisknop op een beeldbestand om het menu weer te geven en klik op [Copy]. 125NL 4 Dubbelklik op de map [My Documents] (voor Windows Vista. [Documents])-map. Klik daarna met de rechtermuisknop op het venster "My Documents" om het menu weer te geven en klik op [Paste]. De beeldbestanden worden gekopieerd naar de map "My Documents" (Voor Windows Vista: "Documents")-map. • Als in de bestemmingsmap al een beeld met dezelfde bestandsnaam zit, wordt een bevestigingsmelding voor overschrijven afgebeeld. Wanneer u het bestaande beeld overschrijft met een nieuw beeld, wordt het oorspronkelijke bestand gewist. Als u het beeldbestand naar de computer wilt kopiëren zonder een bestaand, gelijknamig beeldbestand te overschrijven, verandert u eerst de bestandsnaam in een andere naam en kopieert u daarna het beeldbestand. Als u de bestandsnaam echter verandert, (blz. 129). Voor Macintosh 1 Dubbelklik op het nieuw herkende pictogram t [DCIM] t de map waarin de beelden die u wilt kopiëren, zijn opgeslagen. 2 Sleep de beeldbestanden naar het pictogram van de vaste schijf. De beeldbestanden worden naar de vaste schijf gekopieerd. 126 NL Beelden bekijken op uw computer Voor Windows Dit gedeelte beschrijft de procedure voor het bekijken van gekopieerde beelden in de map "My Documents" (voor Windows Vista: "Documents")map. 1 Klik op [Start] t [My Documents] (Voor Windows Vista: [Documents]). • Als u Windows 2000 gebruikt, dubbelklik dan op het bureaublad op [My Documents]. 2 Dubbelklik op het gewenste beeldbestand. Voor Macintosh Dubbelklik op het pictogram van de vaste schijf t het gewenste beeldbestand om het te openen. Beelden bekijken op uw computer Het beeld wordt weergegeven. 127NL Wis de USB-verbinding. Volg de hieronder vermelde procedure eerst voordat u: • De USB-kabel loskoppelt • De geheugenkaart verwijdert • De camera uitschakelt x Voor Windows Dubbelklik op in de taakbalk, en klik vervolgens op (USBmassaopslagapparaat ) t [Stop]. Controleer of het juiste apparaat wordt aangegeven in het bevestigingsvenster en klik op [OK] t [OK] (dit is voor Windows XP/Vista niet nodig). Het apparaat wordt ontkoppeld. x Voor Macintosh Sleep het pictogram van de schijf of van de geheugenkaart naar het pictogram "Prullenbak". De camera is losgekoppeld van de computer. Opslagbestemmingen beeldbestanden en bestandsnamen De beeldbestanden die met de camera zijn opgenomen, worden gegroepeerd in mappen op de geheugenkaart. 128 NL Voorbeeld: mappen weergeven in Windows XP Beelden die op een computer zijn opgeslagen, kopiëren naar een geheugenkaart en de beelden weergeven Dit gedeelte beschrijft de bediening op een Windows-computer als voorbeeld. Beelden bekijken op uw computer AMappen met beeldgegevens die met deze camera zijn opgenomen. (De eerste drie cijfers staan voor het mapnummer.) BU kunt een map maken via de datumnotatie (blz. 112). • U kunt geen beelden opnemen/weergeven in de map "MISC". • De naam van beeldbestanden is als volgt opgebouwd. ssss (bestandsnummer) staat voor elk willekeurig nummer binnen het bereik van 0001 tot 9999. Het numerieke deel van de naam van een bestand met RAWgegevens en het bijbehorende JPEGbeeldbestand zijn hetzelfde. – JPEG-bestanden: DSC0ssss.JPG – JPEG-bestanden (Adobe RGB): _DSCssss.JPG – RAW-gegevensbestanden (anders dan Adobe RGB): DSC0ssss.ARW – RAW-gegevensbestanden (Adobe RGB): _DSCssss.ARW • Het is mogelijk dat de extensie niet wordt afgebeeld, afhankelijk van de computer. • Voor meer informatie over mappen, zie blz. 112 129NL 1 Klik met de rechtermuisknop op het beeldbestand en klik daarna op [Rename]. Verander de bestandsnaam in "DSC0ssss". Geef een nummer op van 0001 tot 9999 voor ssss. • Als de bevestigingsmelding voor overschrijven wordt afgebeeld, moet u een ander nummer invoeren. • De bestandsextensie kan worden afgebeeld, afhankelijk van de instelling van de computer. De extensie van beelden is JPG. U mag de bestandsextensie niet veranderen. • Als de bestandsnaam die door de camera werd gegeven niet is veranderd op de computer, kunt u stap 1 overslaan. 2 Kopieer het beeldbestand naar de map op de geheugenkaart volgens de onderstaande procedure. 1 Klik met de rechtermuisknop op het beeldbestand en klik daarna op [Copy]. 2 Dubbelklik op [Removable Disk] of [Sony MemoryStick] in [My Computer]. 3 Klik met de rechtermuisknop op de map [sssMSDCF] in de map [DCIM] en klik vervolgens op [Paste]. • sss staat voor elk willekeurig nummer van 100 t/m 999. Opmerkingen • Afhankelijk van het beeldformaat kan het onmogelijk zijn bepaalde beelden weer te geven. • Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera, kan het weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd worden. • Als er geen map is, maakt u eerst een nieuwe map aan met uw camera (blz. 113) en kopieert u daarna het beeldbestand. 130 NL De software gebruiken Om beelden te gebruiken die met de camera zijn opgenomen, is de volgende software voorzien: "Picture Motion Browser", "Image Data Converter SR", "Image Data Lightbox SR" enz. Opmerking • "Picture Motion Browser" is niet compatibel met Macintosh-computers. Aanbevolen computeromgeving x Windows Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Picture Motion Browser" Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000 Professional SP4/Windows XP* SP2/Windows Vista* * 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund. CPU/geheugen: Pentium III 500 MHz of sneller, 256 MB RAM of meer (aanbevolen: Pentium III 800 MHz of sneller en 512 MB RAM of meer) Vaste schijf: vrije schijfruimte benodigd voor installatie—200 MB of meer Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer, High Color (16-bits kleuren) of beter x Macintosh Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR Ver.2"/"Image Data Lightbox SR" Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.4) CPU: Power Mac G4/G5-serie (1,0 GHz of sneller aanbevolen)/Intel Core Solo/Core Duo/Core 2 Duo of sneller Beelden bekijken op uw computer Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR Ver.2"/"Image Data Lightbox SR" Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000 Professional SP4/Windows XP* SP2/Windows Vista* * 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund. CPU/geheugen: MMX Pentium III 1 GHz of sneller is aanbevolen, 512 MB RAM of meer (1 GB RAM of meer is aanbevolen.) Virtueel geheugen: 700 MB of meer Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer, High Color (16-bits kleuren) of beter 131NL Geheugen: 512 MB of meer (1 GB of meer wordt aanbevolen.) Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer, 32.000 kleuren of meer De software installeren U kunt het softwareprogramma (bijgeleverd) installeren door de onderstaande procedure te volgen. x Windows • Meld u aan als beheerder. 1 Schakel de computer in en plaats de cd-rom (bijgeleverd) in het cdrom-station. Het scherm met het installatiemenu wordt weergegeven. • Als het scherm niet verschijnt, dubbelklik dan op (My Computer) t (SONYPICTUTIL) t [Install.exe]. • Onder Windows Vista is het mogelijk dat het AutoPlay-scherm verschijnt. Selecteer "Run Install.exe" en volg de instructies die op het scherm verschijnen om door te gaan met de installatie. 2 Klik op [Install]. Volg de instructies op het scherm. 132 NL 3 Verwijder de cd-rom nadat de installatie is voltooid. De volgende software is geïnstalleerd en er verschijnen pictogrammen op het bureaublad. • Sony Picture Utility "Picture Motion Browser" • Sony Image Data Suite "Image Data Converter SR" "Image Data Lightbox SR" Nadat u de software hebt geïnstalleerd, wordt een snelkoppelingspictogram naar de klantenregistratiewebsite op uw bureaublad gemaakt. Nadat u zich op de website hebt geregistreerd, hebt u toegang tot beveiligde en nuttige klantenondersteuning: http://www.sony.net/registration/di/ x Macintosh • Meld aan als beheerder om te kunnen installeren. 1 Schakel uw Macintosh -computer in en plaats de cd-rom (bijgeleverd) in het cd-rom-station. 2 Dubbelklik op het pictogram van de cd-rom. pictogram van de vaste schijf. 4 Dubbelklik op het bestand [SIDS_INST.pkg] in de kopieerbestemmingsmap. Volg de aanwijzingen op het scherm om het installeren te voltooien. Opmerking • Wanneer de bevestigingsmelding voor opnieuw opstarten wordt afgebeeld, start u de computer opnieuw op aan de hand van de aanwijzingen op het scherm. Beelden bekijken op uw computer 3 Kopieer het bestand [SIDS_INST.pkg] in de map [MAC] naar het 133NL "Picture Motion Browser" gebruiken Opmerking • "Picture Motion Browser" is niet compatibel met Macintosh-computers. Met "Picture Motion Browser" kunt u: • Beelden importeren die met de camera zijn opgenomen en ze op de computer weergeven. • De beelden op de computer op een kalender ordenen op opnamedatum voor weergave. • Beelden bewerken (rode-ogencorrectie, enz.), afdrukken en als emailbijlage versturen, de opnamedatum veranderen en nog veel meer. • Druk stilstaande beelden af met de datum of sla ze met datum op. • U kunt een gegevensschijf maken met een cd- of dvd-brander. Meer informatie over "Picture Motion Browser" vindt u in de "Picture Motion Browser Guide". Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [Programs]) t [Sony Picture Utility] t [Help] t [Picture Motion Browser Guide] om te beginnen. "Picture Motion Browser" starten Dubbelklik op het pictogram van (Picture Motion Browser) op het bureaublad. Of via het Start-menu: Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [Programs]) t [Sony Picture Utility] t [Picture Motion Browser]. Klik op de knop rechtsboven in het scherm om de "Picture Motion Browser" af te sluiten. Opmerking • Het bevestigingsbericht van het informatiehulpprogramma verschijnt op het bericht wanneer u "Picture Motion Browser" voor de eerste keer opstart. Selecteer [Start]. Deze functie brengt u op de hoogte van de laatste nieuwtjes, zoals software-updates. U kunt de instelling op een later tijdstip wijzigen. 134 NL "Image Data Converter SR" gebruiken Opmerking • Als u een beeld opslaat als RAW-gegevens, wordt het beeld opgeslagen in het ARW2.0-formaat. Met "Image Data Converter SR Ver.2.0" kunt u: • Beelden, opgenomen in het RAW-formaat, bewerken door verschillende correcties toe te passen, zoals tooncurve en beeldscherpte. • Beelden aanpassen met de witbalans, belichting en Instellingen, enz. • De weergegeven beelden opslaan en op een computer bewerken. U kunt het beeld opslaan als RAW-bestand of in de algemene bestandsindeling. • Meer informatie over "Image Data Converter SR" vindt u in de handleiding. Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [Programs]) t [Sony Image Data Suite] t [Help] t [Image Data Converter SR Ver.2] om de handleiding te starten. x Macintosh Dubbelklik op [Image Data Converter SR Ver.2] in de map [Sony Image Data Suite] van de map [Application]. Klik op [Quit Image Data Converter SR] (Stop Image Data Converter SR) (Stop Image Data Converter SR) in het menu [IDC SR]. Beelden bekijken op uw computer De "Image Data Converter SR Ver.2.0" opstarten x Windows Klik tweemaal op de snelkoppeling van "Image Data Converter SR Ver.2.0" op het bureaublad. Wanneer u opstart vanaf het menu Start, klikt u op [Start] t [All Programs] (voor Windows 2000: [Programs]) t [Sony Image Data Suite] t [Image Data Converter SR Ver.2.0]. Klik op de knop rechtsboven in het scherm om af te sluiten. 135NL "Image Data Lightbox SR" gebruiken Met "Image Data Lightbox SR" kunt u: • RAW/JPEG-beelden die met deze camera zijn opgenomen, weergeven en vergelijken. • De beelden een beoordeling geven op een schaal van 5. • Een beeld weergeven in "Image Data Converter SR" en aanpassingen aan het beeld uitvoeren. • Meer informatie over "Image Data Lightbox SR" vindt u in de handleiding. Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [Programs]) t [Sony Image Data Suite] t [Help] t [Image Data Lightbox SR] om de handleiding via het startmenu te starten. De "Image Data Lightbox SR" opstarten x Windows Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR] op het bureaublad. Wanneer u opstart vanaf het menu Start, klikt u op [Start] t [All Programs] (voor Windows 2000: [Programs]) t [Sony Image Data Suite] t [Image Data Lightbox SR]. Klik op de knop rechtsboven in het scherm om af te sluiten. Het dialoogvenster voor het opslaan van een collectie wordt weergegeven. x Macintosh Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR] in de map [Sony Image Data Suite] van de map [Application]. Klik op [Quit Image Data Lightbox SR] (Stop Image Data Lightbox SR) in het menu [Image Data Lightbox SR]. 136 NL Beelden afdrukken DPOF opgeven Met behulp van de camera kunt u aangeven welke en hoeveel beelden u wilt afdrukken, voordat u de beelden in een winkel of op uw printer afdrukt. Volg de onderstaande procedure. De beelden blijven nadat u ze hebt afgedrukt als DPOF gemarkeerd. We raden u aan om ze na het afdrukken op te heffen. DPOF opgeven/opheffen op geselecteerde beelden 1 MENU-knop t 1 t [DPOF instellen] t [Gemark.beelden] Er wordt één beeld op het scherm weergegeven. 2 Selecteer op de controller een beeld met b/B. 3 Selecteer het aantal vellen met de / -knoppen. • Stel het aantal op "0" in om de DPOF-markering op te heffen. 4 Druk op de MENU-knop. 5 Selecteer [OK] met v op de controller, en druk vervolgens op het midden van de controller. De DPOF-markering opgeven/opheffen voor alle beelden Beelden afdrukken Opmerkingen • U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden. • U kunt ieder aantal tot maximaal 9 opgeven. • Als u de DPOF-markering opheft, wordt tevens de indexprint geannuleerd. MENU-knop t 1 t [DPOF instellen] t [Alle beelden] of [Alle annuleren] t [OK] 137NL Beelden van een datum voorzien U kunt beelden van een datum voorzien als u ze afdrukt. De positie van de datum (binnen of buiten het beeld, tekengrootte, enz.) is afhankelijk van uw printer. MENU-knop t [Aan] 1 t [DPOF instellen] t [Datum afdruk.] t Opmerking • Het is van uw printer afhankelijk of deze functie beschikbaar is. Een indexafdruk maken U kunt een indexafdruk maken van alle beelden op de geheugenkaart. MENU-knop t [Index maken] 1 t [DPOF instellen] t [Indexafdruk] t Opmerkingen • Het aantal beelden dat op één vel kan worden afgedrukt en de indeling zijn afhankelijk van de printer. RAW-beelden worden niet afgedrukt op een indexafdruk. • De beelden die u opneemt nadat de indexafdruk is ingesteld, worden niet in de indexafdruk opgenomen. Wij raden u aan om de indexafdruk in te stellen vlak voordat u deze afdrukt. • Als u de DPOF-markering opheft, wordt tevens de indexafdruk geannuleerd. 138 NL Beelden afdrukken door de camera aan te sluiten op een printer die compatibel is met PictBridge Zelfs als u geen computer hebt, kunt u de beelden die u hebt opgenomen met uw camera afdrukken door de camera rechtstreeks aan te sluiten op een PictBridge-compatibele printer. "PictBridge" is op de CIPA-standaard gebaseerd. (CIPA: Camera & Imaging Products Association) Opmerking • U kunt geen RAW-gegevensbestanden afdrukken. Fase 1: de camera instellen Opmerking • Wij adviseren u de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) te gebruiken om te voorkomen dat tijdens het afdrukken de accu leeg raakt. 1 MENU-knop t 2 t [USB-verbinding] t [PTP] opgenomen beelden staan. Beelden afdrukken 2 Schakel de camera uit en plaats de geheugenkaart waarop de 139NL Fase 2: de camera aansluiten op de printer 1 Sluit de camera aan op de printer. 1 Naar de USBaansluiting USB-kabel 2 Naar de USBaansluiting 2 Schakel de camera en de printer in. Het scherm wordt weergegeven waarin u de beelden kunt selecteren die u wilt afdrukken. Fase 3: afdrukken 1 Selecteer met de b/B op de controller de beelden die u wilt afdrukken, en druk dan op het midden van de controller. • Om te annuleren, drukt u opnieuw op het midden. 2 Herhaal stap 1 als u andere beelden wilt afdrukken. 3 Druk op de MENU-knop en stel elk item in. • Zie "PictBridge-menu" voor meer informatie over het instellen van de items. 4 Selecteer [Afdrukken] t [OK] in het menu, en druk vervolgens op het midden van de controller. Het beeld wordt afgedrukt. • Druk op het midden van de controller nadat op het scherm is aangegeven dat de afdruk klaar is. 140 NL Het afdrukken annuleren Als u tijdens het afdrukken op het midden van de controller drukt, wordt het afdrukken geannuleerd. Koppel de USB-kabel los of schakel de camera uit. Als u weer wilt afdrukken, volgt u bovenstaande procedure (Fasen 1 tot 3). PictBridge-menu Bladzijde 1 Afdrukken Hiermee worden de geselecteerde beelden afgedrukt. Zie "Fase 3: afdrukken" voor verdere informatie. Aantal instellen U kunt een maximum aantal van 20 afdrukken opgeven. Hetzelfde aantal afdrukken wordt opgegeven op alle geselecteerde beelden. Papierformaat Automatisch Printerinstelling 9×13cm 89×127 mm Hagaki 100×147 mm 10×15cm 10×15 cm 4"×6" 101,6×152,4 mm 105×148,5 mm 13×18cm 127×178 mm Letter 216×279,4 mm A4 210×297 mm A3 297×420 mm Beelden afdrukken A6 141NL Layout Automatisch Printerinstelling 1/vel zdr.rand Zonder rand, 1 beeld/pagina 1 foto/vel 1 beeld/pagina 2 foto/vel 2 beelden/pagina 3 foto/vel 3 beelden/pagina 4 foto/vel 4 beelden/pagina 8 foto/vel 8 beelden/pagina Indexvel Drukt alle geselecteerde beelden af als een indexafdruk. De afdruklay-out volgt de instelling van de printer. Datum afdrukken Dag en tijd Voegt de datum en tijd toe. Datum Voegt de datum toe. Uit Voegt de datum niet toe. Bladzijde 2 Alle mark.oph. Selecteer [OK] nadat het bericht is weergegeven, en druk vervolgens op het midden van de controller. De DPOF-markering op elk beeld wordt gewist. Selecteer dit item wanneer u de specificatie annuleert zonder beelden af te drukken. Alles afdrukken Hiermee worden alle beelden op een geheugenkaart afgedrukt. Selecteer [OK] nadat het bericht is weergegeven, en druk vervolgens op het midden van de controller. 142 NL Overige Technische gegevens (varieert afhankelijk van de opnameomstandigheden en de gebruikte lens) [Stofpreventie] Camera Systeem [Systeem] Type camera Lens Digitale spiegelreflexcamera met ingebouwde flitser en uitwisselbare lenzen Alle α-lenzen [Automatischescherpstellingssysteem] Systeem [Beeldsensor] Totaal aantal pixels van de camera DSLR-A350 Ong. 14.900.000 pixels DSLR-A300 Ong. 10.800.000 pixels Effectief aantal pixels van de camera DSLR-A350 Ong. 14.200.000 pixels DSLR-A300 Ong. 10.200.000 pixels Beeldformaat DSLR-A350 23,5×15,7 mm (APS-Cformaat) Interlace-scan primaire kleuren DSLR-A300 23,6×15,8 mm (APS-Cformaat) Interlace-scan primaire kleuren [Super SteadyShot] Systeem Beeldsensorverschuivingsmechanisme Super SteadyShotcompensatiecapaciteit Een sluitertijdverkorting van circa 2,5 tot 3,5 EV Waarnemingssysteem voor TTL-fase, CCDlijnsensoren (9 punten, 8 lijnen met middenkruisdraadsensor) Gevoeligheidsbereik 0 EV tot 18 EV (bij equivalent van ISO 100) AF-hulplicht Ong. 1 tot 5 m [Live view] Type Pentaspiegelkantelmechanisme Beeldformaat Exclusieve beeldsensor voor Live view Lichtmeetmethode Geanalyseerde lichtmeting met 1200 zones Lichtmeetbereik 2 tot 17 EV (meervelds, centrumgericht, spot), (bij ISO 100 met F1,4 lens) Beeldbegrenzing 0,90 Overige ISO gevoeligheid (aanbevolen belichtingsindex) AUTO, 100 tot 3200 Antistatische laag op laagdoorlaatfilter en beeldsensorverschuivings mechanisme [Zoeker] Type Reflexzoeker met pentaDach-spiegel Beeldbegrenzing 0,95 143NL Vergroting 0,74 × met 50 mm lens op oneindig, 1 m–1 Oogafstand Ongeveer 20,8 mm vanaf de oogschelp, 16,7 mm vanaf het oogschelpframe bij dioptriewaarde –1 (–1 m–1) Flitscompensatie ±2,0 EV (1/3 EV stap) [Opnamemedium] CompactFlash-kaart (TypeI,II), Microdrive, "Memory Stick Duo" (met een Memory Stick Duoadapter voor CompactFlash-sleuf) Dioptrie-instelling -3,0 tot +1,0 m–1 [Belichting] (in de zoekerfunctie) Lichtmeetcel [LCD-monitor] LCD-scherm 6,7 cm (type 2,7) TFTaansturing SPC Lichtmeetmethode 40 velden in honingraatmotief Totaal aantal pixels 230 400 (960 × 240) pixels Lichtmeetbereik 2 tot 20 EV (4 tot 20 EV met Spot-meting), (bij ISO 100 met F1,4 lens) [Stroomvoorziening, algemeen] Belichtingscompensatie ±2,0 EV (1/3 EV stap) [Sluiter] Type Elektronisch gestuurd, verticale beweging, spleettype Sluitertijdbereik1/4000 seconde tot 30 seconden, tijd, (1/3 EV stap) Flitssynchronisatiesnelheid 1/160 seconde [Ingebouwde flitser] Flitser G.nr. GN 12 (in meter bij ISO 100) Heroplaadtijd Ong. 4 seconden Flitsbereik 144 NL Dekking 18 mm lens (brandpuntsafstand die de lens aangeeft) Lege accu Oplaadbare accu NPFM500H [Overige] PictBridge -compatibel Exif Print -compatibel PRINT Image Matching III -compatibel Afmetingen Ong. 130,8 × 98,5 × 74,7 mm (B/H/D, exclusief uitstekende delen) Gewicht Ong. 582 g (zonder batterijen, geheugenkaart en extra accessoires) Bedrijfstemperatuur 0 tot 40°C (Bij gebruik van de Microdrive: 5 tot 40°C) Exif Exif Ver.2,21 USB-communicatie Hi-Speed USB (USB 2,0 compatibel) BC-VM10 Acculader Voeding 100 V tot 240 V wisselstroom van 50/60 Hz Uitgangsspanning 8,4 V gelijkstroom, 750 mA Bedrijfstemperatuur 0 tot 40°C Opslagtemperatuur –20 tot +60°C Maximale afmetingen Ong. 70 × 25 × 95 mm (B/ H/D) Gewicht Ong. 90 g Oplaadbare accu NP-FM500H Gebruikte accu Lithium-ion-accu Maximale spanning 8,4 V gelijkstroom Nominale spanning 7,2 V gelijkstroom Maximale laadstroom 2,0 A Maximale laadspanning 8,4 V gelijkstroom Capaciteit 11,8 Wh (1 650 mAh) Maximale afmetingen Ong. 38,2 × 20,5 × 55,6 mm (B/H/D) Ong. 78 g Wijzigingen in ontwerp en technische gegevens zijn voorbehouden zonder voorafgaande kennisgeving. Opmerkingen over de compatibiliteit van beeldgegevens • Deze camera voldoet aan de universele DCF (Design rule for Camera File system)-norm zoals vastgesteld door JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries Association). • Er worden geen garanties gegeven dat beelden, welke met deze camera zijn opgenomen, kunnen worden weergegeven op andere apparatuur, of dat beelden die met andere apparatuur zijn opgenomen of bewerkt, kunnen worden weergegeven op deze camera. Overige Gewicht Over de brandpuntsafstand De beeldhoek van deze camera is kleiner dan die van een camera voor 35 mm-film. U krijgt (bij benadering) een vergelijkbare brandpuntsafstand van een camera met 35 mm-film, en neemt onder dezelfde beeldhoek op, door de brandpuntsafstand van uw lens met de helft te verhogen. Wanneer u bijvoorbeeld een 50 mmlens gebruikt, krijgt u bij benadering hetzelfde resultaat als met een 75 mm-lens op een camera met 35 mm-film. 145NL Handelsmerken • is een handelsmerk van Sony Corporation. • "Memory Stick", , "Memory Stick PRO", , "Memory Stick Duo", , "Memory Stick PRO Duo", , "Memory Stick PRO-HG Duo", , "Memory Stick Micro", "MagicGate" en zijn handelsmerken van Sony Corporation. • "InfoLITHIUM" is een handelsmerk van Sony Corporation. • Microsoft, Windows en Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. • Macintosh, Mac OS, iMac, iBook, PowerBook, Power Mac en eMac zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. • Intel, Intel Core, MMX en Pentium zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation. • CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. • Microdrive is een gedeponeerd handelsmerk van Hitachi Global Storage Technologies in de Verenigde Staten en/of andere landen. • Adobe is een gedeponeerd handelsmerk of een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen. 146 NL • D-Range Optimizer Advanced maakt gebruik van technologie geleverd door Apical Limited. • Alle andere in deze gebruiksaanwijzing vermelde systeem- en productnamen zijn doorgaans handelsmerken of wettig gedeponeerde handelsmerken van de betreffende ontwikkelaars of fabrikanten. In deze gebruiksaanwijzing zijn de aanduidingen ™ en ® echter in alle voorkomende gevallen weggelaten. Problemen oplossen Indien u problemen ondervindt met de camera, probeer dan de volgende oplossingen. Controleer de punten op blz. 147 t/m 156. Neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony. 1 Controleer de volgende items. 2 Verwijder de accu en plaats deze weer na circa één minuut, en schakel de camera in. 3 Zet de instellingen terug (blz. 120). 4 Neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony. Accu en spanning De accu kan niet worden geplaatst. • Gebruik bij het plaatsen van de accu de punt van de accu om de vergrendelingshendel te verschuiven (blz. 12). • Controleer het modelnummer van de accu (blz. 9, 13). De accu-restladingsindicator is onjuist, of voldoende resterende acculading wordt aangegeven, maar de lading wordt te snel verbruikt. Overige • Dit doet zich voor wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats gebruikt (blz. 160). • Het resterende accuvermogen verschilt van het huidige vermogen. Laat de accu volledig ontladen en laad deze vervolgens opnieuw op om de weergave te corrigeren. • De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 12). • De accu is niet meer bruikbaar (blz. 14). Vervang de accu door een nieuwe. De camera kan niet worden ingeschakeld. • Plaats de accu correct (blz. 12). • De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 12). • De accu is niet meer bruikbaar (blz. 14). Vervang de accu door een nieuwe. 147NL De camera schakelt plotseling uit. • Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt de camera in de spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de spaarstand te annuleren, bedient u de camera, bijvoorbeeld door de ontspanknop tot halverwege in te drukken (blz. 117). Beelden opnemen Nadat de camera is ingeschakeld, wordt in de zoekerfunctie niets afgebeeld op de LCD-monitor. • In de standaardinstelling wordt de LCD-monitor uitgeschakeld om acculading te besparen als gedurende vijf seconden of langer geen bediening wordt uitgevoerd. U kunt de tijd instellen waarna de LCDmonitor wordt uitgeschakeld (blz. 117). • De LCD-monitor is ingesteld op uit. Druk op de DISP-knop om de LCDmonitor in te schakelen (blz. 35). Het beeld is niet scherp in de zoeker. • Stel de dioptrie goed in met behulp van het dioptrie-instelwiel (blz. 64). Geen beeld in de zoeker. • De LIVE VIEW/OVF-schakelaar is ingesteld op "LIVE VIEW". Stel de schakelaar in op "OVF" (blz. 63). Het beeld is niet opgenomen. • Er is geen geheugenkaart geplaatst. De sluiter wordt niet ontspannen. • Controleer de resterende opslagcapaciteit van de geheugenkaart (blz. 25). Als deze vol is, doet u een van de volgende dingen: – Wis overbodige beelden (blz. 105). – Vervang de geheugenkaart. • U kunt tijdens het opladen van de ingebouwde flitser geen beelden opnemen (blz. 74). • De sluiter kan niet worden ontspannen als het onderwerp niet is scherpgesteld (blz. 68). • De lens zit niet goed vast. Zet de lens goed vast (blz. 15). • Zet de opnamefunctie op M als er een astronomische telescoop, enz. op de camera is aangesloten, en neem de opname. 148 NL • U probeert een onderwerp op te nemen dat wellicht speciale scherpstelling behoeft (blz. 69). Gebruik de scherpstelvergrendeling of de handmatige scherpstellingsfunctie (blz. 69, 71). Het opnemen duurt erg lang. • De ruisonderdrukkingsfunctie wordt ingeschakeld (blz. 114). Dit is normaal. • De opnamestand is ingesteld op het RAW-formaat (blz. 110). Omdat een RAW-gegevensbestand groot is, kost opnemen in de RAW-modus meer tijd. Het beeld is onscherp. • Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale brandpuntsafstand van de lens. • U bent opnamen aan het maken in de handmatige scherpstelfunctie, zet de opnamefunctiehendel op AF (automatische scherpstelling) (blz. 68). Eye-Start AF werkt niet. • Stel [Eye-Start AF] in op [Aan] (blz. 63). • Druk de ontspanknop tot halverwege in. De flitser werkt niet. • De flitserfunctie is ingesteld op [Autom.flitsen]. Als u er zeker van wilt zijn dat de flitser altijd afgaat, stelt u de flitserfunctie in op [Invulflits] (blz. 76). Wazige vlekken verschijnen in beelden opgenomen met de flitser. • Het flitslicht is weerkaatst door stof in de lucht dat daardoor in het beeld werd opgenomen. Dit is normaal. Het duurt te lang voordat de flitser opnieuw is opgeladen. Een foto die met de flitser is gemaakt, is te donker. Overige • De flitser is binnen een korte tijd meerdere keren afgegaan. Als de flitser meerdere keren achter elkaar is afgegaan, kan het opladen langer duren dan gebruikelijk om oververhitting van de camera te voorkomen. • Als het onderwerp zich buiten het flitserbereik (de afstand die door het flitslicht kan worden bereikt) bevindt, zullen de beelden donker zijn omdat het flitslicht het onderwerp niet bereikt. Als de ISO-gevoeligheid wordt veranderd, verandert tevens het flitserbereik (blz. 75). De datum en tijd worden onjuist opgenomen. • Stel de juiste datum en tijd in (blz. 21, 117). 149NL De diafragmawaarde en/of de sluitertijd knipperen wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt. • Aangezien het onderwerp te helder of te donker is, liggen deze waarden buiten het beschikbare instelbereik van de camera. Maak de instellingen opnieuw. Het beeld is wittig (Schittering). Er verschijnt een lichtwaas op het beeld (Schaduwbeeld). • De foto werd genomen onder een sterke lichtbron waarbij buitensporig veel licht op de lens is gevallen. Bevestig de lenskap. De hoeken van de foto zijn te donker. • Als een filter of lenskap wordt gebruikt, haalt u deze eraf en maakt u de opname opnieuw. Afhankelijk van de dikte van het filter en een onjuiste bevestiging van de lenskap, kan het filter of de lenskap gedeeltelijk zichtbaar zijn in het beeld. De optische eigenschappen van bepaalde lenzen kunnen ertoe leiden dat de rand van het beeld te donker lijkt (onvoldoende licht). De ogen van het onderwerp zijn rood. • Schakel de functie rode-ogeneffectvermindering in (blz. 75). • Ga dicht bij het onderwerp staan en neem het binnen het flitserbereik op met de flitser (blz. 75). Punten verschijnen en blijven op de LCD-monitor. • Dit is normaal. Deze punten worden niet opgenomen (blz. 4). • U kunt het effect van deze problemen verminderen door de functie "Pixeltoewijzing" te gebruiken. 1 Stel de LIVE VIEW/OVF-schakelaar in op "LIVE VIEW". 2 Plaats de lensdop. 3 MENU-knop t 3 t [Pixeltoewijzing] t [OK] Het beeld is wazig. • De foto werd opgenomen op een donkere locatie zonder gebruik te maken van de flitser, waardoor camerabewegingen werden gemaakt. Wij adviseren u de Super SteadyShot-functie of een statief te gebruiken. In deze situatie kan de flitser worden gebruikt (blz. 42). De EV-schaalverdeling b B knippert op de LCD-monitor of in de zoeker. • Het onderwerp is te helder of te donker voor het lichtmeetbereik van de camera. 150 NL De kleuren van een beeld dat is opgenomen in Live view, zijn vreemd. • Controleer in Live view zorgvuldig het beeld dat op de LCD-monitor wordt weergegeven voordat u de opname maakt. De camera herkent mogelijk de kleuren van het beeld niet wanneer er pas is overgeschakeld naar Live view. In dergelijke gevallen wordt mogelijk niet het verwachte resultaat bereikt. Beelden weergeven De camera kan geen beelden weergeven. • De map-/bestandsnaam is veranderd op de computer (blz. 129). • Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera, kan het weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd worden. • De camera staat in de USB-functie. Wis de USB-verbinding (blz. 128). Het beeld verschijnt niet op het tv-scherm. • Controleer [Videoformaat] om te zien of het videoformaat van de camera is ingesteld overeenkomstig het kleursysteem van de tv (blz. 108). • Controleer of de aansluiting juist is (blz. 107). Beelden wissen/bewerken De camera kan geen beeld wissen. • Annuleer de beveiliging (blz. 104). U hebt per ongeluk een beeld gewist. • Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. We raden u aan om de beelden te beveiligen die u niet wilt wissen (blz. 104). • U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden. Overige U kunt geen DPOF-markering instellen. Computers U weet niet of het besturingssysteem van uw computer compatibel is met de camera. • Zie "Aanbevolen computeromgeving" (blz. 123, 131). 151NL Uw computer herkent uw camera niet. • Controleer of de camera aan staat. • Als de acculading bijna op is, plaatst u een opgeladen accu (blz. 12) of sluit u de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) aan. • Gebruik de USB-kabel (bijgeleverd) (blz. 124). • Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer stevig aan. • Stel [USB-verbinding] in op [Massaopslag] (blz. 124). • Koppel alle apparatuur los van de USB-aansluitingen van uw computer, behalve de camera, het toetsenbord en de muis. • Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer en niet via een USB-hub of ander apparaat (blz. 123). U kunt geen beelden kopiëren. • Breng de USB-verbinding tot stand door de camera op de juiste wijze aan te sluiten op de computer (blz. 124). • Volg de betreffende kopieerprocedure voor uw besturingssysteem (blz. 125). • Het kan voorkomen dat u de beeldbestanden van een geheugenkaart die op een computer is geformatteerd, niet naar een computer kunt kopiëren. Maak een opname met een geheugenkaart die op uw camera is geformatteerd (blz. 113). Het beeld kan niet worden weergegeven op een computer. • Als u "Picture Motion Browser" gebruikt, raadpleeg dan de "Picture Motion Browser Guide". • Raadpleeg de fabrikant van de computer of de software. Nadat u een USB-verbinding hebt gemaakt, wordt "Picture Motion Browser" niet automatisch gestart. • Breng de USB-verbinding tot stand nadat de computer is opgestart (blz. 124). U weet niet hoe u de software (bijgeleverd) moet gebruiken. • Raadpleeg het helpbestand of de handleiding van elke software. Geheugenkaart Kan geen geheugenkaart plaatsen. • De richting waarin de geheugenkaart is geplaatst, is verkeerd. Plaats het in de juiste richting (blz. 17). 152 NL Kan niet opnemen op een geheugenkaart. • De geheugenkaart is vol. Wis overbodige beelden (blz. 105). • Er is een onbruikbare geheugenkaart geplaatst (blz. 17). • U gebruikt een geheugenkaart met een schrijfbeveiligingsschakelaar die is ingesteld in de LOCK-stand. Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar in de stand voor opnemen. De Microdrive is warm. • De Microdrive is een lange tijd in gebruik. Dit is normaal. U hebt per ongeluk een geheugenkaart geformatteerd. • Alle gegevens op de geheugenkaart zijn gewist door het formatteren. U kunt deze niet meer herstellen. De "Memory Stick PRO Duo" wordt niet herkend door een computer met een "Memory Stick"-sleuf. • Sluit de camera op uw computer aan als de "Memory Stick PRO Duo" niet door "Memory Stick"-sleuf van uw computer wordt ondersteund (blz. 124). De computer herkent de "Memory Stick PRO Duo". Afdrukken Zie ook "PictBridge-compatibele printer" (direct hieronder) samen met de volgende punten. De kleuren van het beeld zijn vreemd. Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden. Overige • Bij het afdrukken van beelden die opgenomen zijn in de Adobe RGBmodus op een printer met sRGB-ondersteuning, die niet compatibel is met Adobe RGB (DCF2.0/Exif2.21), worden de beelden op een lager intensiteitsniveau afgedrukt (blz. 91). • Afhankelijk van uw printer, kunnen de randen links, rechts, boven of onder van het beeld worden afgesneden. Vooral wanneer u een beeld afdrukt dat werd opgenomen met de beeldverhouding [16:9], kan het zijdelingse uiteinde van het beeld worden afgesneden. • Wanneer u beelden afdrukt met uw eigen printer, moet u de instellingen voor bijsnijden of randloos annuleren. Vraag de fabrikant van de printer of de printer deze functies heeft. 153NL • Wanneer u beelden laat afdrukken bij een digitale afdrukservice, vraag hen dan of ze de beelden kunnen afdrukken zonder beide randen af te snijden. Kan de beelden niet afdrukken met de datum. • Met "Picture Motion Browser" kunt u beelden afdrukken met een datum (blz. 134). • Deze camera heeft geen functie voor het plaatsen van datums op beelden. Omdat de beelden die met de camera zijn opgenomen, informatie over de opnamedatum bevatten, kunt u beelden afdrukken met de datum op het beeld als de printer of de software Exif-informatie kan herkennen. Raadpleeg de fabrikant van de printer of de software voor meer informatie over de compatibiliteit met Exif-informatie. • Wanneer u beelden laat afdrukken in een winkel, kunnen de beelden op aanvraag ook worden afgedrukt met de datum. PictBridge-compatibele printer Raadpleeg voor meer informatie de bij de printer geleverde gebruiksaanwijzing of de printerfabrikant. Het is niet mogelijk een verbinding tot stand te brengen. • De camera kan niet rechtstreeks op een printer worden aangesloten die niet compatibel is met de PictBridge-standaard. Vraag de fabrikant van de printer of uw printer compatibel is met PictBridge. • Stel [USB-verbinding] in op [PTP] (blz. 139). • Koppel de USB-kabel los en sluit deze weer aan. Raadpleeg de bij de printer geleverde gebruikshandleiding als u een foutmelding krijgt. Kan geen beelden afdrukken. • Controleer of de camera en de printer op de juiste wijze met behulp van de USB-kabel zijn aangesloten. • Het afdrukken van RAW-gegevensbestanden is niet mogelijk. • Het is mogelijk dat beelden die zijn opgenomen met een andere camera dan deze, of beelden die op een computer zijn bewerkt, niet kunnen worden afgedrukt. "---- -- --" wordt afgedrukt op het gedeelte van het beeld waar de datum wordt ingevoegd. • Beelden zonder de opgenomen datumgegevens, kunnen niet worden afgedrukt met de datum. Stel [Datum afdrukken] in op [Uit] en druk het beeld opnieuw af (blz. 142). 154 NL Het beeld kan niet op het ingestelde formaat worden afgedrukt. • Koppel de USB-kabel los en sluit deze telkens opnieuw aan wanneer het papierformaat is veranderd nadat de printer op de camera is aangesloten. • De afdrukinstelling van de camera is anders dan die van de printer. Verander de instelling van de camera (blz. 140) of de printer. De camera kan niet worden bediend nadat het afdrukken is geannuleerd. • Wacht enige tijd terwijl de printer het annuleren uitvoert. Dit kan, afhankelijk van de printer, enige tijd duren. Overige De lens raakt beslagen. • Er is condensvorming opgetreden. Schakel de camera uit en laat deze gedurende ongeveer een uur liggen voordat u deze weer gebruikt (blz. 160). De mededeling "Datum en tijd instellen?" wordt afgebeeld wanneer u de camera inschakelt. • De camera is met een zwakke of zonder accu een tijdlang niet gebruikt. Laad de accu op en stel datum en tijd opnieuw in (blz. 21). Als de datuminstelling telkens wordt teruggesteld wanneer de accu wordt opgeladen, moet u contact opnemen met uw Sony-handelaar of plaatselijk, erkend Sony-servicecentrum. Het aantal opgenomen beelden neemt niet af of neemt met twee tegelijk af. De instelling wordt teruggesteld zonder dat de terugstelbediening wordt uitgevoerd. Overige • Dit komt doordat de compressieverhouding en de beeldgrootte na compressie veranderen afhankelijk van het beeld als u een JPEG-beeld opneemt (blz. 110). • De accu werd verwijderd terwijl de POWER-schakelaar was ingesteld op ON. Voordat u de accu eruit haalt, zorgt u ervoor dat de POWERschakelaar in de stand OFF staat en controleert u of het toegangslampje niet is opgelicht (blz. 21). 155NL De camera werk niet goed. • Schakel de camera uit. Haal de accu uit de camera en plaats hem weer terug. Als een netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) wordt gebruikt, koppelt u het netsnoer los. Als de camera heet is, laat u deze afkoelen voordat u deze corrigerende handeling uitvoert. Neem contact op met uw Sony-handelaar of plaatselijk, erkende Sony-servicecentrum als de camera niet werkt na deze oplossingen te hebben uitgevoerd. De vijf balkjes van de Super SteadyShot-schaalverdeling knipperen. • De Super SteadyShot-functie werkt niet. U kunt doorgaan met opnemen, maar de Super SteadyShot-functie zal niet werken. Schakel de camera uit en weer in. Als de Super SteadyShot-schaalverdeling blijft knipperen, neemt u contact op met uw Sony-handelaar of plaatselijk, erkend Sonyservicecentrum. "--E-" wordt op het scherm weergegeven. • Verwijder de geheugenkaart en plaats deze terug. Als de indicatie niet verdwijnt na deze procedure, moet u de geheugenkaart formatteren. 156 NL Waarschuwingsme dedelingen Als een van de onderstaande meldingen wordt afgebeeld, voert u de vermelde instructies uit. Alleen voor “InfoLITHIUM” accu • U gebruikt een incompatibele accu (blz. 13). gebruiken, maar alle eerder opgenomen gegevens op de geheugenkaart worden gewist. Het kan enige tijd duren voordat het formatteren klaar is. Als de mededeling nog steeds wordt afgebeeld, moet u de geheugenkaart vervangen. Kaartfout • Er is een incompatibele geheugenkaart geplaatst of het formatteren is mislukt. Datum en tijd instellen? • Stel de datum en tijd in. Laad de interne oplaadbare accu op, als u de camera lange tijd niet hebt gebruikt (blz. 21, 161). Onvoldoende acculading. • U hebt geprobeerd [Reinigen] uit te voeren terwijl er onvoldoende lading in de accu zat. Laad de accu op of gebruik de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd). Geen kaart • Plaats een geheugenkaart • De geheugenkaart werd op een computer geformatteerd en het bestandsformaat werd gewijzigd, of de geheugenkaart werd op een ander apparaat geformatteerd. Selecteer [OK] en formatteer de geheugenkaart. U kunt de geheugenkaart daarna opnieuw • De geplaatste geheugenkaart kan niet worden gebruikt in uw camera. • De geheugenkaart is beschadigd. • Het contactgedeelte van de geheugenkaart is vuil. Bezig... • Wanneer ruisonderdrukking van lange belichting wordt uitgevoerd gedurende dezelfde tijdsduur dat de sluiter geopend was. Tijdens de ruisonderdrukking kunt u niet verdergaan met opnemen. Beeldweergave onmogelijk. • Het is mogelijk dat beelden die zijn opgenomen met een andere camera of beelden die zijn gewijzigd op een computer, niet kunnen worden weergegeven. Overige Kan kaart niet gebruiken. Formatteren? Plaats kaart opnieuw 157NL Er is geen lens bevestigd. De sluiter is vergrendeld. • De lens is niet goed of niet bevestigd. Als u de camera op een sterrentelescoop of iets dergelijks bevestigt, stelt u deze in op M. Geen beelden • Er staat geen beeld op de geheugenkaart. Beeld is beveiligd • U hebt geprobeerd beveiligde beelden te wissen. Afdrukken onmogelijk. • U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren met een DPOF-markering. Bezig initialiseren USB-verbinding. • Een USB-verbinding is tot stand gebracht. Koppel de USB-kabel niet los. Controleer het aangesloten apparaat. • Er kan geen PictBridgeverbinding worden gemaakt. Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer aan. Camera te warm. Laat camera afkoelen. • De camera is heet geworden omdat u continu aan het opnemen bent geweest. 158 NL Schakel de camera uit. Laat de camera afkoelen en wacht totdat de camera weer klaar is om op te nemen. Camerafout Systeemfout. • Schakel de camera uit, haal de accu eruit en plaats de accu weer terug in de camera. Als deze mededeling vaak verschijnt, neemt u contact op met uw Sonyhandelaar of een plaatselijk, erkend Sony-servicecentrum. Beeldvergroting onmogelijk. Beeldrotatie onmogelijk. • Beelden die met andere camera's zijn opgenomen, zullen mogelijk niet kunnen worden vergroot of geroteerd. Geen beelden veranderd • U hebt geprobeerd beelden te beveiligen of DPOF op te geven zonder de specificatie van die beelden te wijzigen. Kan geen mappen meer maken • Er map met een naam die begint met "999" bestaat op de geheugenkaart. Als dat het geval is, kunt u geen mappen maken. Afdrukken geannulleerd. • De afdrukopdracht werd geannuleerd. Koppel de USBkabel los of schakel de camera uit. Markeren onmogelijk. • U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren op het PictBridge-scherm. Printerfout • Controleer de printer. • Controleer of het beeld dat u wilt afdrukken beschadigd is. Printer bezet • Controleer de printer. Overige 159NL Voorzorgsmaatregelen Bewaar/gebruik de camera niet op de volgende plaatsen • Op een buitengewone hete, droge of vochtige plaats Op plaatsen zoals een in de zon geparkeerde auto, kan de camerabehuizing door de hitte vervormen, waardoor een storing kan optreden. • In direct zonlicht of nabij een verwarmingsbron De camerabehuizing kan verkleuren of vervormen, waardoor een storing kan optreden. • Op plaatsen onderhevig aan trillingen • In de buurt van een sterk magnetisch veld • Op zanderige of stoffige plaatsen Wees voorzichtig dat geen zand of stof in de camera kan binnendringen. Hierdoor kan in de camera een storing optreden en in bepaalde gevallen kan deze storing niet worden verholpen. Vervoeren • Zorg ervoor dat de lensdop of lensvattingdop bevestigd is als u de camera niet gebruikt. Voordat u de lensvattingdop bevestigt, verwijdert u al het stof van de dop voordat u deze op de camera bevestigt. 160 NL Bedrijfstemperatuur Deze camera is ontworpen voor gebruik bij een temperatuur van 0 tot 40°C (Bij gebruik van een Microdrive: 5 tot 40°C). Het maken van opnamen op extreem koude of warme plaatsen met temperaturen die buiten het bovenstaande bereik vallen, is niet aan te bevelen. Condensvorming Als de camera rechtstreeks vanuit een koude naar een warme omgeving wordt overgebracht, kan vocht condenseren binnenin of op de buitenkant van de camera. Deze vochtcondensatie kan een storing in de camera veroorzaken. Hoe condensvorming te voorkomen Wanneer u de camera vanuit een koude naar een warme omgeving overbrengt, verpakt u de camera in een goed gesloten plastic zak en laat u deze gedurende ongeveer een uur wennen aan de nieuwe omgevingsomstandigheden. Wanneer er condensvorming optreedt Schakel de camera uit en wacht ongeveer een uur om het vocht te laten verdampen. Als u probeert om opnamen te maken terwijl er nog vocht in de lens aanwezig is, zullen de opgenomen beelden niet helder zijn. Interne oplaadbare accu Deze camera is uitgerust met een interne, oplaadbare accu om de datum en tijd en andere instellingen bij te houden, ongeacht of de camera is ingeschakeld of niet. Deze interne accu wordt tijdens het gebruik van de camera voortdurend opgeladen. Als u de camera echter alleen korte perioden gebruikt, loopt de accu geleidelijk leeg, en als u de camera ongeveer 8 maanden in het geheel niet gebruikt, loopt de accu helemaal leeg. In dat geval moet u de oplaadbare accu opladen voordat u de camera gaat gebruiken. Zelfs als u de oplaadbare accu niet oplaadt, kunt u de camera toch gebruiken zolang u de datum en tijd niet opneemt. Als de camera de instellingen iedere keer dat u de interne oplaadbare accu oplaadt, opnieuw instelt op de standaardinstellingen, is de accu misschien niet meer bruikbaar. Neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony. Opmerkingen over opnemen/ weergeven • Maak een proefopname om te controleren of de camera juist werkt voordat u eenmalige gebeurtenissen opneemt. Overige Oplaadprocedure voor de interne, oplaadbare accu Plaats een opgeladen accu in de camera of sluit de camera aan op een stopcontact met behulp van de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd), en laat de camera gedurende 24 uur of langer uitgeschakeld liggen. • Deze camera is noch tegen stof, noch tegen opspattend water bestendig, en is niet waterdicht. • Kijk niet in de zon of een sterke lichtbron door een verwijderde lens of de zoeker. Dit kan leiden tot onherstelbare beschadiging van uw ogen. Of het kan een storing van de camera veroorzaken. • Gebruik de camera niet in de buurt van een plaats waar sterke radiogolven worden gegenereerd of straling wordt uitgestraald. Het is mogelijk dat de camera dan niet goed kan opnemen of weergeven. • Als u de camera in zanderige of stoffige plaatsen gebruikt, kunnen storingen optreden. • Als er condens op de camera is gevormd, moet u deze verwijderen voordat u de camera gebruikt (blz. 160). • Niet met de camera schudden of er tegenaan stoten. Dit kan niet alleen leiden tot storingen en de onmogelijkheid om beelden op te nemen, maar kan ook de geheugenkaart onbruikbaar maken en beeldgegevens vervormen, beschadigen of verloren doen gaan. • Maak het venster van de flitser schoon voordat u deze gebruikt. De hitte die vrijkomt bij het afgaan van de flitser kan eventueel vuil op het venster van de flitser doen verbranden of vastbakken waardoor onvoldoende licht het onderwerp bereikt. • Houd de camera, bijgeleverde accessoires, enz. buiten het bereik van kinderen. De accu, het accessoireschoenkapje, enz. kunnen worden ingeslikt. Als dit probleem zich voordoet, moet u onmiddellijk een arts raadplegen. 161NL Index Index A Aantal opneembare beelden .............................25, 26 Accu............................................12 Accu opladen ..............................10 Adobe RGB ................................90 AEL-knop .................................116 AE-vergrendeling .......................78 Afdrukken.........................137, 139 AF-gebied ...................................71 AF-hulplicht ...............................75 Audiosignalen...........................117 Autom. uitsch. ..........................119 Automatisch flitsen...............74, 76 Automatisch programma ............53 Automatisch scherpstellen..........68 Automatische scherpstelfunctie.....................70 Automatische weergave............118 B Beeldgrootte .............................109 Beeldkwaliteit...........................110 Beeldrotatie.................................96 Beeldverhouding.......................110 Belichting ...................................52 Belichtingscompensatie ..............80 Belichtingsfunctie.......................52 Belichtingsvergrendeling............78 162 NL Bestandsnummer...................... 112 Beveiligen ................................ 104 Bracket ....................................... 93 Brandpuntsafstand ................... 145 BULB-opname........................... 61 C Camerabeweging verminderen ........................... 40 Centrum gericht ......................... 84 CF-kaart ..................................... 17 Compressie-verhouding ........... 110 Condensvorming...................... 160 Continu AF ................................ 70 Continu opnemen....................... 92 Continu-bracket ......................... 93 Contrast...................................... 90 D Datum afdrukken ..................... 138 Datum/tijd instellen ........... 21, 117 De klok instellen ........................ 21 De Super SteadyShot-functie..... 42 Diafragma ............................ 52, 55 Diafragmavoorkeur.................... 55 Diavoorstelling ........................ 100 Dioptrie-instelling...................... 64 Donker deel.............................. 103 DPOF instelling ....................... 137 Draadloze flitser......................... 76 Dynamischebereikoptimalisatie................. 90 E Een beeld weergeven ......... 96, 107 Eigen witbalans.......................... 88 Eindflitssynchronisatie............... 76 Enkel-bracket ............................. 93 Enkelvoudige AF ....................... 70 EV-schaalverdeling.............. 79, 94 Eye-Start AF .............................. 63 F Flitscompensatie ........................ 83 Flitser uit .............................. 44, 76 Flitsfunctie ........................... 74, 76 Flitsregeling ............................... 83 Fn-knop ...................................... 36 Formatteren .............................. 113 H Image Data Converter SR ........ 135 Image Data Lightbox SR.......... 136 Indexafdruk .............................. 138 Indexweergavescherm................ 99 Info.weerg.tijd .......................... 118 Instellingen................................. 90 Instelwiel inst ..................... 54, 116 Intelligente teleconvertor ........... 73 ISO-gevoeligheid ....................... 85 J JPEG......................................... 110 Juiste belichting.................... 56, 58 K Kleurfilter................................... 87 Kleurtemperatuur ....................... 87 L Landschap .................................. 47 Langzame-flitssynchronisatie .... 76 LCD-helderheid ....................... 118 LCD-monitor ..................... 34, 35, 65, 66, 101 Lens............................................ 15 Licht deel.................................. 103 Lichtmeetfunctie ........................ 84 Lichtmeting met 40 velden in honingraatmotief.................. 144 Live view.................................... 63 Index Handmatige belichting ............... 59 Handmatige scherpstelling......... 71 Handmatige verschuiving .......... 60 Histogram............. 82, 96, 102, 103 Hoeveelheid belichting .............. 52 Hoge snelheidssynchronisatiestand ............................................... 67 I 163NL M Macro..........................................48 Mapnaam ..................................112 Meervelds ...................................84 "Memory Stick Duo" ..................17 Menu...........................................38 Microdrive ..................................17 N Nachtopname ..............................51 Nachtportret ................................51 Nieuwe map..............................113 NR bij hoge-ISO.......................114 NR lang-belicht ........................114 O Omgeving-bracketopname .........95 Oogschelp ...................................23 Opn.f.terugst. ............................120 Opnemen.....................................44 P PictBridge .................................139 Picture Motion Browser ...........134 Pixel mapping ...........................150 Portret .........................................46 Programmaverschuiving.............54 R RAW .................................110, 135 Reinigen......................................28 Rode-ogen-vermindering............75 164 NL Roteren....................................... 97 Ruisonderdrukking .................. 114 S Scènekeuzefunctie ..................... 46 Scherpstelfunctie........................ 70 Scherpstellen.............................. 68 Scherpstellings-indicator ........... 68 Scherpstelvergrendeling ............ 69 Scherpte ..................................... 90 Schouderriem ............................. 23 Sluiterontspan. ......................... 115 Sluitertijd ............................. 52, 57 Sluitertijdvoorkeur ..................... 57 Sportactie ................................... 49 Spot ............................................ 84 Stofpreventiefunctie................... 28 Stroombesparing ...................... 117 T Technische gegevens ............... 143 Terugstellen ..................... 120, 121 Tot halverwege indrukken......................... 45, 68 Transportfunctie......................... 92 Transportknop............................ 36 U USB-verbinding ............... 124, 140 V Velddiepte .................................. 52 Vergroot scherm ........................ 97 Verzadiging................................ 90 Videoformaat ........................... 108 Vooringestelde witbalans........... 86 W Wissen...................................... 105 Witbalans ................................... 86 Witbalans-bracket ...................... 95 Z Zelfontspanner ........................... 93 Zoeker .................................. 64, 67 Zoekerkapje ............................... 23 Zoekersensors ............................ 24 Zonsondergang........................... 50 Zoom .......................................... 73 Index 165NL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330

Sony A300 de handleiding

Type
de handleiding

in andere talen