Documenttranscriptie
Gebruiksaanwijzing voor
geavanceerde Kenmerken
Digitale camera
Model Nr.
DMC-FS33
Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
VQT2P30
Inhoud
Vóór gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen................ 4
Standaardaccessoires............................... 6
Namen van de onderdelen........................ 7
Hoe u het aanraakpaneel gebruikt............ 9
Voorbereiding
De batterij opladen.................................. 11
• Over de levensduur van de batterij en
de afspeelduur.................................. 14
De kaart (optioneel)/
de batterij plaatsen en verwijderen...... 15
Over het ingebouwde geheugen/de kaart... 17
De datum/tijd instellen (Klokinstelling)..... 19
• De klokinstelling veranderen............. 20
Het menu instellen................................... 21
• Menuonderdelen instellen ................ 22
• Gebruik van het snelmenu................ 24
Over het Set-up-menu............................. 25
De [OPNAME]-functie selecteren............ 33
Basiskennis
Opnamen maken met de automatische
functie
(4: intelligente automatische functie)......35
• Scènedetectie................................... 37
• Instellingen van de intelligente
automatische functie......................... 38
Opnamen maken met uw favoriete
instellingen
(1: Normale beeldfunctie)................. 39
• Scherp stellen................................... 40
• Wanneer er niet op het onderwerp
scherp gesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden bevindt van de
compositie van de opname die u wilt
maken).............................................. 40
• Golfbeweging (cameratrilling)
voorkomen........................................ 41
• Richtingdetectiefunctie...................... 41
Opnamen maken met de zoom............... 42
• Gebruik van de optische zoom/gebruik
van de extra optische zoom (EZ)/
gebruik van de digitale zoom............ 42
Opnamen weergeven ([NORMAAL AFSP.]).... 44
• De afspeelzoom gebruiken............... 45
• Afbeelden van meerdere opnamen
([MEERV. AFSP.]).............................. 46
Opnamen wissen..................................... 47
• Eén enkele opname wissen.............. 47
• Meerdere opnamen (tot 50) of alle
opnamen wissen............................... 48
Gevorderd (Opnamen maken)
Over de LCD-monitor.............................. 49
Opnamen maken met de ingebouwde
flitser.................................................... 50
• De geschikte flitsinstelling selecteren..... 50
Close-up’s maken.................................... 55
• [MACRO-AF]..................................... 55
• [MACRO ZOOM]............................... 56
Opnamen maken met de zelfontspanner....... 57
Opnamen maken met de aangeraakte
zone scherpgesteld (Selectie van
Aanraking AF-zone)............................. 58
Belichtingscompensatie........................... 60
Opnamen maken die overeenkomen
met de scène die wordt opgenomen
(Scènefunctie)..................................... 61
• Scènes registreren met de scènefunctie
(/ : My Scene Mode)......................... 61
• Voor elke opname de scènefunctie
selecteren (5: Scène Mode).......... 62
• [PORTRET]....................................... 63
• [GAVE HUID]..................................... 63
• [TRANSFORMEREN]....................... 64
• [ZELFPORTRET].............................. 64
• [LANDSCHAP].................................. 65
• [SPORT]............................................ 65
• [NACHTPORTRET]........................... 65
• [NACHTL. SCHAP]............................ 66
• [VOEDSEL]....................................... 66
• [PARTY]............................................. 67
• [KAARSLICHT].................................. 67
-2-
• [BABY1] / [BABY2]............................ 68
• [HUISDIER]....................................... 69
• [ZONSONDERG.]............................. 69
• [H. GEVOELIGH.].............................. 69
• [HI-SPEED BURST].......................... 70
• [FLITS-BURST]................................. 71
• [STERRENHEMEL]........................... 72
• [VUURWERK]................................... 72
• [STRAND]......................................... 73
• [SNEEUW]........................................ 73
• [LUCHTFOTO].................................. 73
• [ZANDSTRAAL]................................ 74
• [FOTO FRAME]................................. 74
Functie voor bewegende beelden............ 75
Nuttige functies op reisbestemmingen.... 78
• Opslaan op welke dag van uw
vakantie u de opname maakt............ 78
• Opnamedatums/tijden op overzeese
reisbestemmingen (wereldtijd).......... 81
Gebruik van het [OPNAME]-functiemenu.... 83
• [FLITS].............................................. 83
• [ZELFONTSPANNER]....................... 83
• [FOTO RES.]..................................... 83
• [OPN. KWALITEIT]............................ 84
• [GEVOELIGHEID]............................. 85
• [AF MODE]........................................ 86
• [MACRO STAND].............................. 87
• [WITBALANS]................................... 88
• [BELICHTING]................................... 89
• [BURSTFUNCTIE]............................ 90
• [DIG. ZOOM]..................................... 91
• [KLEURFUNCTIE]............................. 91
• [STABILISATIE]................................. 92
• [AF ASS. LAMP]................................ 93
• [RODE-OGEN CORR]...................... 93
• [KLOKINST.]...................................... 93
Karakters invoeren................................... 94
Geavanceerd (weergeven)
Opnamen opeenvolgend weergeven
(diashow)............................................. 95
Opnamen weergeven per opnamedatum
([KALENDER])..................................... 97
Opnamen selecteren en deze weergeven
([CATEGOR. AFSP.]/[FAVORIET AFSP.]).... 98
• [CATEGOR. AFSP.]........................... 98
• [FAVORIET AFSP.].......................... 100
Bewegende beelden afspelen............... 101
Gebruik van het [AFSPELEN]-functiemenu..... 103
• [TEKST AFDR.]............................... 103
• [NW. RS.] De beeldgrootte
(aantal pixels) reduceren................. 105
• [BIJSNIJD.]...................................... 107
• [LCD ROTEREN]............................. 108
• [FAVORIETEN]................................ 109
• [PRINT INST.].................................. 110
• [BEVEILIGEN]................................. 112
• [KOPIE] Opnamen kopiëren van
het ingebouwde geheugen naar
een kaart......................................... 113
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op een PC........................... 114
De opnamen afdrukken......................... 117
• Een opname selecteren en afdrukken.... 118
• Meerdere opnamen selecteren en
afdrukken........................................ 119
• Afdrukinstellingen............................ 120
Opnamen weergeven op een
TV-scherm......................................... 123
• Opnamen weergeven met de
AV-kabel.......................................... 123
• Opnamen weergeven op een TV met een
sleuf voor een SD-geheugenkaart........ 124
Overige informatie
Schermdisplay....................................... 125
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik... 128
Waarschuwingen op het scherm........... 134
Problemen oplossen.............................. 137
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
en de beschikbare opnametijd........... 146
-3-
Vóór gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen
Dit is een overzicht van hoe u met deze camera opnamen maakt en weergeeft.
Raadpleeg bij elke stap de tussen haakjes aangegeven pagina’s.

Insteektype
1
Laad de batterij op. (P11)
• De batterij is bij levering nog niet opgeladen.
Laad de batterij dus eerst op.
90°
Connectortype

2
Plaats de batterij en kaart in het toestel.
(P15)
• Als u geen kaart gebruikt, kunt u opnamen
maken of weergeven met het ingebouwde
geheugen. (P17) Raadpleeg P18 als u een
kaart gebruikt.
3
Zet het toestel aan om opnamen te
maken.
1
Schuif de
[OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar
naar [1].
2
Druk de ontspanknop in om opnamen te
maken. (P35)
OFF
ON
-4-
Vóór gebruik
4
Geef de opnamen weer.
1
Schuif de
[OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar naar
[5].
2
Kies de opname die u wilt bekijken. (P44)
-5-
Vóór gebruik
Standaardaccessoires
Controleer of alle accessoires aanwezig zijn voordat u het toestel gebruikt.
• De accessoires en de vorm hiervan zijn afhankelijk van het land of de regio waar de
camera is gekocht.
Raadpleeg de Basisgebruiksaanwijzing voor bijzonderheden over de accessoires.
• Battery Pack wordt in de tekst aangegeven als batterijpakket of batterij.
• Battery Charger wordt in de tekst batterijlader of lader genoemd.
• De SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart en SDXC-geheugenkaart worden in de
tekst kaart genoemd.
• De kaart is een optioneel onderdeel.
U kunt opnamen maken of weergeven met het ingebouwde geheugen als u geen
kaart gebruikt.
• Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u de bijgeleverde
accessoires verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
-6-
Vóór gebruik
Namen van de onderdelen
1
1
2
3
Flitser (P50)
Lens (P140)
Indicator voor zelfontspanner (P57)
AF-hulplamp (P93)
4
5
6
7
8
9
Aanraakpaneel/LCD-monitor (P9, 49, 125, 140)
[OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar (P21)
[MODE]-knop (P33)
[DISPLAY]-knop (P49)
[MENU]-knop (P22)
[Q.MENU] (P24)/Wis (P47) -knop
2
4
5
6 7 8 9
-7-
3
Vóór gebruik
10
11
12
13
14
15
10 11
Aan/uit-schakelaar (P19)
Zoomregelaar (P42)
Luidspreker (P101)
Microfoon (P75)
Ontspanknop (P36, 75)
Knop voor intelligente automatische functie (P35)
12
13
14 15

16 Oogje voor handriem
• Zorg ervoor de handriem te bevestigen
wanneer u het toestel gebruikt, zodat u de
camera niet kunt laten vallen.
17 Lenscilinder
18 [AV OUT/DIGITAL]-aansluitpunt (P114, 117, 123)
16
1
17
2
18
19
20
19 Aansluitpunt voor statief
• Zet het statief goed vast als u het toestel erop
bevestigt.
20 Kaart/batterijklep (P15, 16)
21 Schuifknop voor openen/sluiten van kaart/batterijklep
22 21
(P15)
22 Klep DC-koppelstuk (P16)
• Wanneer u een AC-adapter gebruikt, zorg er dan voor dat het DC-koppelstuk
(optioneel) en de AC-adapter (optioneel) van Panasonic samen worden gebruikt.
Raadpleeg P16 voor bijzonderheden omtrent de aansluiting.
-8-
Vóór gebruik
Hoe u het aanraakpaneel gebruikt
U kunt de camera bedienen door de LCD-monitor (aanraakpaneel) rechtstreeks aan te
raken met uw vinger.
Aanraken
Het aanraakpaneel aanraken en loslaten.
Hiermee selecteert u pictogrammen of opnamen.
• Dit werkt mogelijk niet goed als meerdere
pictogrammen tegelijk worden aangeraakt; probeer
daarom het pictogram in het midden aan te raken.
Slepen
Een beweging waarbij de vinger contact houdt met het
aanraakpaneel. Hiermee schuift u de opname verder
of terug tijdens weergave.
• Sleep horizontaal op het middelste gebied van het
scherm (zie hiernaast).
Over het aanraakgebied van het scherm
Bij het aanraken van of slepen op het aanraakpaneel moet
u ervoor zorgen dat u het middelste gebied van het scherm
aanraakt of sleept.
Het aanraakpaneel detecteert uw bewegingen mogelijk niet bij
het aanraken of slepen van de rand van het scherm die zich
buiten het sensorgebied bevindt.
A Detectiegebied van de sensor (bij benadering)
B Het beschikbare sleepgebied (bij benadering)
A B
Opmerking
• Dit aanraakpaneel detecteert de elektrische eigenschappen van het menselijk lichaam
(capacitief aanraakpaneel). Raak het paneel rechtstreeks aan met uw blote vinger.
• Raak het paneel aan met een schone en droge vinger.
• Het aanraakpaneel kan over het algemeen niet worden gebruikt:
––met een stylus pen of als u een handschoen draagt.
––met een natte hand of onmiddellijk nadat handlotion is aangebracht
––als u LCD-beschermfolie gebruikt (deze kan de zichtbaarheid en bediening bemoeilijken.)
––als u beide handen of meer dan één vinger tegelijkertijd op het aanraakpaneel houdt
• Druk niet op de LCD-monitor met harde puntige voorwerpen, zoals balpennen.
• Bedien het paneel niet met uw nagels.
• Wrijf de LCD-monitor schoon met een droge zachte doek als de monitor vuil is.
• Maak geen krassen op de LCD-monitor en druk er niet te hard op.
-9-
Vóór gebruik
Algemene informatie over de bedieningspictogrammen van het aanraakpaneel
De bediening van het aanraakpaneel is gemakkelijker als u weet welke pictogrammen
vaak verschijnen. Behalve van de pictogrammen kunt u ook gebruik maken van sommige
knoppen of bedieningselementen op de camera.
A
Hiermee gaat u naar de volgende of vorige pagina op een
menuscherm, etc. als er meerdere pagina’s zijn.
• U kunt ook gebruik maken van de zoomregelaar op de
camera om naar de volgende of vorige pagina te gaan.
B
Hiermee keert u terug naar het vorige menuscherm dat u
eerder zag of sluit u het menu.
A
B
C
Gebruik deze pictogrammen om de waarde van een instelling
te wijzigen. Op sommige schermen ziet u mogelijk [w]/[q] in
plaats van [e]/[r].
• Raak deze pictogrammen herhaaldelijk aan tot u de
gewenste waarde krijgt. De waarde verandert niet
voortdurend wanneer u de pictogrammen blijft aanraken.
D
Nadat u met [e]/[r]/[w]/[q] een waarde hebt gewijzigd, raak
C E
D
dan dit pictogram aan om de nieuwe waarde te activeren.
E
Hiermee keert u terug naar het vorige scherm zonder een instelling te wijzigen.
• Voor het annuleren van een bedieningshandeling kunt u ook gebruik maken van de
knop [4] op de camera.
F
Deze pictogrammen worden weergegeven in het snelmenu
(P24) of in het opname/weergavescherm. Ze bieden u talrijke
nuttige functies voor het opnemen en afspelen.
• Afhankelijk van de LCD-status, kunnen de pictogrammen
na een bepaalde periode verdwijnen wanneer er geen
bewerking wordt uitgevoerd. Als dat gebeurt, kunt u
de pictogrammen terughalen door op het scherm een
willekeurig punt aan te raken.
F
De bediening van het aanraakpaneel annuleren
U kunt op elk moment de bediening van het aanraakpaneel annuleren door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken, waarna het opnamescherm verschijnt
wanneer de camera in de [OPNAME]-functie is.
- 10 -
Voorbereiding
De batterij opladen
Over batterijen die u kunt gebruiken met dit apparaat
Met deze camera kunt u gebruik maken van de bijgeleverde batterij of specifieke
optionele batterijen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing betreffende het onderdeelnummer van de beschikbare
optionele batterijen in uw streek.
Het blijkt dat op sommige markten batterijpakketten in omloop zijn gebracht
die sterk gelijken op het echte product, maar in feite nagemaakt zijn. Niet alle
batterijpakketten van dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met een interne
bescherming om te voldoen aan de eisen van de geldende veiligheidsnormen.
Er is een mogelijkheid dat deze batterijpakketten tot brand of explosie kunnen
leiden. U dient te weten dat wij niet verantwoordelijk zijn voor eventuele
ongelukken of storingen die kunnen optreden als gevolg van het gebruik van dit
soort batterijen. Om er voor te zorgen dat er veilige producten gebruikt worden,
raden we het gebruik aan van originele batterijpakketten van Panasonic.
• Gebruik de specifieke oplader en batterij.
• Dit apparaat heeft een functie die kan detecteren welke batterijen veilig kunnen
worden gebruikt. De specifieke batterij wordt door deze functie ondersteund. U
kunt met dit apparaat alleen gebruik maken van originele Panasonic-batterijen
of van batterijen die zijn gemaakt door andere fabrikanten en die gecertificeerd
zijn door Panasonic. (U kunt geen gebruik maken van batterijen die deze functie
niet ondersteunen.) Panasonic kan op geen enkele wijze garanties geven voor de
kwaliteit, prestaties en veiligheid van batterijen die zijn gemaakt door derden en
afwijken van originele Panasonic-batterijen.
• De batterij is bij levering nog niet opgeladen. Laad de batterij dus eerst op.
• Laad de batterij binnenshuis op met de oplader.
• Laad de batterij op bij temperaturen tussen 10 oC t/m 35 oC. (Dit moet ook de
temperatuur van de batterij zelf zijn.)
1
Plaats de batterij in de juiste richting.
- 11 -
Voorbereiding
2

Steek de stekker van het opladersnoer in
het stopcontact.
Insteektype
• De stekker van de netvoedingskabel zal niet
helemaal aansluiten op het stopcontact. Er blijft
een tussenruimte over zoals op de afbeelding.
• Er wordt begonnen met opladen zodra het lampje
[CHARGE] A groen oplicht.
90°
Connectortype
A

3
Verwijder de batterij nadat deze is opgeladen.
• De batterij is volledig opgeladen zodra het lampje
[CHARGE] A dooft.
• Nadat u de batterij hebt opgeladen, moet u de stekker
uit het stopcontact halen.
- 12 -
A
Voorbereiding
Opladen
Oplaadtijd
Bijgeleverde batterij
Optionele batterij
Circa 100 min
Circa 130 min
met de bijgeleverde oplader
• De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De
oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd
voor een batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet is
gebruikt, is mogelijk langer dan normaal.
¼¼
Als het [CHARGE]-lampje knippert
• De temperatuur van de batterij is te hoog of te laag. Laad de batterij opnieuw op bij een
temperatuur tussen 10 °C en 35 °C.
• De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een
droge doek.
Batterijaanduiding
De batterijaanduiding verschijnt op de LCD-monitor.
[Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel)].
• De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is. Laad de
batterij opnieuw op of vervang de batterij door een volle batterij.
Opmerking
• De batterij wordt warm na gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de camera wordt
warm tijdens gebruik. Dit is geen storing.
• De batterij kan opnieuw worden opgeladen als deze nog niet helemaal leeg is, maar het
is niet aan te raden om de batterij bij te laden als de batterij vrijwel helemaal opgeladen
is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
• Laat geen metalen voorwerpen (zoals klemmetjes) in de buurt van de
contactzones van de stroomplug. Anders kan door kortsluiting of gegenereerde
hitte brand en/of elektrische schokken worden veroorzaakt.
- 13 -
Voorbereiding
Over de levensduur van de batterij en de afspeelduur
De levensduur van de batterij (op basis van de CIPA-standaard bij gebruik van de
normale beeldfunctie)
Bijgeleverde batterij
Optionele batterij
Capaciteit
740 mAh
940 mAh
Aantal opnamen dat kan
worden gemaakt
Circa 300 beelden
Circa 380 beelden
Opnametijd
Circa 150 min
Circa 190 min
Opnameomstandigheden volgens de CIPA-standaard
• CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
• Temperatuur: 23 °C/Vochtigheid: 50% wanneer de LCD-monitor ingeschakeld is.
• Met een Panasonic SD-geheugenkaart (32 MB).
• Opnemen begint 30 seconden nadat de camera aangezet is. (Als de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [AUTO].)
• Om de 30 seconden opnemen, met volle flits bij elke tweede opname.
• Bij elke opname de zoomregelaar van Tele naar Groothoek of andersom draaien.
• Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, verschilt al naargelang de pauzetijd
tussen de opnamen. Als de pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het
aantal opnamen dat kan worden gemaakt, af. [bijv. als u om de 2 minuten opnamen
maakt, neemt het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, af tot een kwart.]
Weergavetijd
Bijgeleverde batterij
Optionele batterij
Circa 280 min
Circa 360 min
Opmerking
• De bedieningstijd en het aantal opnamen dat kan worden gemaakt zijn afhankelijk
van de camera-omgeving of de gebruiksomstandigheden.
Deze nemen bijvoorbeeld af wanneer:
––u in een gebied met een lage temperatuur bent (bijv. een skipiste)
––de Auto Power LCD-functie, de Spanning LCD-functie of de functie voor de hoge
kijkhoek (P27) wordt gebruikt
––de flitser of zoom vaak wordt gebruikt.
• De levensduur van de batterij is mogelijk aan zijn eind als de gebruikstijd van de camera
extreem kort wordt, zelfs nadat de batterij goed opgeladen is. Koop een nieuwe batterij.
- 14 -
Voorbereiding
De kaart (optioneel)/de batterij plaatsen en verwijderen
• Controleer of het toestel uit staat.
• We raden een kaart van Panasonic aan.
1
Schuif het schuifknopje in de richting
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
OPEN
LOCK
• Gebruik altijd echte Panasonic-batterijen.
• Als u andere batterijen gebruikt, garanderen
wij de kwaliteit van dit product niet.
2
Batterij: Plaats de batterij totdat
deze door de schuifknop A wordt
vergrendeld; let erop dat u de batterij
in de juiste richting plaatst. Trek de
schuifknop A in de richting van de pijl
om de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk de kaart helemaal naar
binnen totdat deze vast klikt; let erop
dat u de kaart niet andersom houdt. Om
de kaart te verwijderen, moet u de kaart
helemaal naar binnen duwen totdat
u een klik hoort, waarna u de kaart
rechtop naar buiten kunt trekken.
BATTERY
CARD
A
B
B: Raak de aansluitpunten van de kaart niet
aan.
• De kaart kan beschadigd worden als deze niet
goed in het toestel zit.
3
1: Sluit de kaart/batterijklep.
2: Schuif het schuifje in de richting van
de pijl.
OPEN
• Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze
er weer in.
1
- 15 -
LOCK
2
Voorbereiding
Opmerking
• Haal de batterij uit het toestel na gebruik. Steek de verwijderde batterij in de batterijhouder (mee geleverd).
• Verwijder de batterij niet totdat de LCD-monitor wordt uitgeschakeld, omdat anders de
instellingen verkeerd opgeslagen kunnen worden.
• De bijgeleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor
andere apparatuur.
• Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
• Zet de camera uit voordat u de kaart of batterij verwijdert. (Anders werkt dit apparaat
mogelijk niet meer normaal en kan de kaart zelf beschadigd raken of zouden de
opgenomen beelden verloren kunnen gaan.)
Gebruik van een AC-adapter (optioneel) en een DC-koppelstuk (optioneel) in
plaats van de batterij
Zorg ervoor dat de AC-adapter (optioneel) en het
DC-koppelstuk (optioneel) aangeschaft worden in een
set. Gebruik deze niet als ze apart zijn aangeschaft.
1
Open de kaart/batterijklep.
2
Plaats het DC-koppelstuk; let hierbij op de richting.
3
Sluit de kaart/batterijklep.
• Zorg ervoor dat de kaart/batterijklep dicht is.
4
Open de klep A van het DC-koppelstuk.
• Als de klep van het DC-koppelstuk moeilijk
opengaat, duw deze dan open vanaf de
binnenzijde terwijl de kaart/batterijklep openstaat.
5
Steek de AC-adapter in een stopcontact.
6
Sluit de AC-adapter B aan op het aansluitpunt [DC
IN] C van het DC-koppelstuk.
D ijn de markeringen uit en sluit de stekker aan.
• Zorg ervoor dat alleen gebruik wordt gemaakt van
de AC-adapter en het DC-koppelstuk voor dit toestel.
Het gebruik van andere apparatuur zou schade
kunnen veroorzaken.
1
2
3
C
6
A
B
4
D
Opmerking
• Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel).
• Als u een AC-adapter gebruikt, maak dan ook gebruik van de AC-kabel die met de ACadapter is mee geleverd.
• Sommige statieven kunnen niet bevestigd worden wanneer het DC-koppelstuk aangesloten is.
• Dit toestel kan niet rechtop staan als de AC-adapter aangesloten is. Als u het toestel gebruikt
op een vlak oppervlak, dan raden wij u aan het toestel op een zachte doek te plaatsen.
• Zorg ervoor de AC-adapter los te koppelen wanneer u de kaart/batterijklep opent.
• Als de AC-adapter en het DC-koppelstuk niet nodig zijn, verwijder deze dan van het
digitale toestel. Houd ook de klep van het DC-koppelstuk dicht.
• Lees ook de handleiding van de AC-adapter en het DC-koppelstuk.
• Het verdient aanbeveling om bij het opnemen van bewegende beelden gebruik te
maken van een batterij met voldoende capaciteit of van de AC-adapter.
• Als bij gebruik van een AC-adapter tijdens het opnemen van bewegende beelden de
stroom wordt afgesneden doordat een stroomstoring is opgetreden of de AC-adapter werd
ontkoppeld, etc., dan zullen de bewegende beelden niet verder worden opgenomen.
- 16 -
Voorbereiding
Over het ingebouwde geheugen/de kaart
De volgende bedieningshandelingen kunnen met dit toestel
worden uitgevoerd.
• Wanneer geen kaart is geplaatst: Opnamen kunnen
worden gemaakt in het ingebouwde geheugen en
worden weergegeven.
• Wanneer een kaart is geplaatst: Opnamen kunnen
worden gemaakt op de kaart en worden weergegeven.
• Als u het ingebouwde geheugen gebruikt
1 " 2 (kaartaanduiding)
• Als u de kaart gebruikt
3 (geheugenaanduiding)
¼¼De geheugenaanduiding wordt rood als er opnamen worden gemaakt in het
ingebouwde geheugen (of op de kaart).
Ingebouwd geheugen
• U kunt de gemaakte opnamen kopiëren naar een kaart. (P113)
• Geheugengrootte: Circa 40 MB
• Bewegende beelden die kunnen worden gemaakt: Alleen QVGA (320 × 240 pixels)
• Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart
vol raakt.
• De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd
voor een kaart.
- 17 -
Voorbereiding
Kaart
De volgende soorten kaarten kunnen met dit apparaat worden gebruikt.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Soort kaart
Opmerkingen
SD-geheugenkaart (8 MB t/m 2 GB)
U kunt gebruik maken van een SDHCSDHC-geheugenkaart (4 GB t/m 32 GB) geheugenkaart of een SDXC-geheugenkaart in
apparatuur die met deze kaarten compatibel is.
• Controleer, voordat u een SDXC-geheugenkaart
gebruikt, of uw computer en andere apparaten
SDXC-geheugenkaart (48 GB t/m 64 GB)
ondersteuning bieden voor dit type kaart.
http://panasonic.net/avc/sdcard/
information/SDXC.html
• Als u gebruik maakt van kaarten met een capaciteit tussen 4 GB en 32 GB, controleer
dan of het SDHC-logo op de kaart aanwezig is (wat aangeeft dat deze compatibel is
met de SD-standaard).
• Als u gebruik maakt van kaarten met een capaciteit tussen 48 GB en 64 GB, controleer
dan of het SDXC-logo op de kaart aanwezig is (wat aangeeft dat deze compatibel is
met de SD-standaard).
• Controleer de nieuwste informatie op de volgende website.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Opmerking
• Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterij of de kaart niet en koppel de ACadapter (optioneel) niet los wanneer de geheugenaanduiding brandt [wanneer er
opnamen worden weggeschreven of gewist, of het ingebouwde geheugen of de
kaart wordt geformatteerd (P31)]. Stel de camera ook niet bloot aan trillingen, stoten
of statische elektriciteit.
De kaart of de gegevens op de kaart kunnen beschadigd raken, waardoor het
toestel niet meer normaal functioneert.
Als door trillingen, stoten of statische elektriciteit de bediening mislukt, probeer
het dan opnieuw.
A
• Als de schrijfbeveiligingsschakelaar A op [LOCK] staat, kunnen gegevens niet
worden weggeschreven of gewist, en kan de kaart niet worden geformatteerd.
Gegevens wegschrijven en verwijderen en de kaart formatteren is weer mogelijk
wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn originele positie.
• De gegevens in het ingebouwde geheugen of op de kaart kunnen
beschadigd raken of verloren gaan door elektromagnetische golven of
statische elektriciteit of omdat het toestel of de kaart stuk is. We raden aan belangrijke
gegevens op te slaan op een PC, etc.
• Formatteer de kaart niet op uw PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op
het toestel zelf. Dan bent u verzekerd van een goede werking. (P31)
• Houd geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de
kaart inslikken.
- 18 -
Voorbereiding
De datum/tijd instellen (Klokinstelling)
• De klok is in de fabriek nog niet ingesteld.
1
2
Zet de camera aan.
• Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld, ga dan
verder met stap 4.
OFF
Raak het pictogram voor de taalselectie op het
scherm aan.
3
Selecteer de taal.
4
Raak [KLOKINST.] aan.
• Het bericht [AUB KLOK INSTELLEN] verschijnt. (Dit bericht verschijnt niet bij
gebruik van de [AFSPELEN]-functie)
- 19 -
ON
Voorbereiding
5
Raak [e]/[r]/[w]/[q] aan om het jaar, de maand,
de dag, het uur, de minuut, de weergavevolgorde
of het formaat van de tijddisplay in te stellen, en
raak [INST.] aan.
Aq
Bw
A
: De tijd in uw woongebied
B
: De tijd van uw reisbestemming (P81)
4: Annuleren zonder de klok in te stellen.
• Selecteer [24 UURS] of [AM/PM] voor het formaat van de
tijddisplay.
• AM/PM wordt afgebeeld als [AM/PM] wordt geselecteerd.
• Wanneer [AM/PM] geselecteerd is als het formaat van de tijddisplay, wordt
middernacht afgebeeld als AM 12:00 en wordt twaalf uur ’s middags afgebeeld
als PM 12:00. Dit displayformaat wordt veel gebruikt in de VS en elders.
6
Raak [INST.] aan om de instelling te verrichten.
• Zet het toestel uit nadat de klokinstellingen zijn voltooid. Zet het toestel
vervolgens weer aan, schakel over naar de opnamefunctie, en controleer of de
display de instellingen weergeeft die uitgevoerd zijn.
• Wanneer [INST.] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok
ingesteld is, stel de klok dan correct in door de procedure “De klokinstelling
veranderen” hieronder te volgen.
De klokinstelling veranderen
Selecteer [KLOKINST.] in het menu [OPNAME] of [SET-UP]. (P22)
• Dit kan worden gewijzigd in stap 5 om de klok in te stellen.
• De klokinstelling wordt zelfs zonder de camerabatterij 3 maanden lang behouden
met behulp van de ingebouwde klokbatterij. (Laat de opgeladen camerabatterij 24
uur lang in de camera om de ingebouwde klokbatterij op te laden.)
Opmerking
• De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] tijdens het opnemen verschillende keren
wordt ingedrukt.
• U kunt het jaar instellen van 2000 t/m 2099.
• Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk
op de beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P103) of de beelden laat afdrukken door een
fotograaf.
• Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum
niet op het scherm van de camera wordt afgebeeld.
- 20 -
Voorbereiding
Het menu instellen
Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te
verrichten voor het maken van opnamen en deze weer te geven precies zoals u wilt en
menu’s die u de mogelijkheid bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met
groter gemak te gebruiken.
In het bijzonder bevat het menu [SET-UP] belangrijke instellingen met betrekking tot
de klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u
overgaat tot het gebruik van het toestel.
A
[OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar
1[OPNAME]-functiemenu (P83 t/m 93) 5[AFSPELEN]-functiemenu (P103 t/m 113)
• Dit menu laat
u de kleuring,
gevoeligheid,
witbalans,
aantal pixels en
andere aspecten
instellen van de
opnamen die u
maakt.
• Dit menu laat u
de beveiligings-,
snij- en
afdrukinstellingen,
etc. van gemaakte
opnamen instellen.
e[SET-UP]-menu (P25 t/m 32)
• Met dit menu selecteert u de klokinstellingen,
bedieningspieptonen en andere instellingen die het
gemakkelijker voor u maken om het toestel te bedienen.
• Het [SET-UP]-menu kunt u instellen vanuit
[OPNAMEFUNCTIE] of [AFSPEELFUNCTIE].
Opmerking
Vanwege de cameraspecificaties kunt u sommige functies mogelijk niet instellen of werken
sommige functies niet als de camera onder bepaalde omstandigheden wordt gebruikt.
- 21 -
Voorbereiding
Menuonderdelen instellen
Deze paragraaf beschrijft hoe de instellingen van de normale beeldfunctie worden
geselecteerd; dezelfde instelling kan worden gebruikt voor het menu [AFSPELEN] en
[SET-UP].
Voorbeeld: De [AF MODE] wijzigen van [2] in [3] bij gebruik van de normale
beeldfunctie
1
Zet de camera aan.
OFF
ON
A
[OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar
B
[MODE]-knop
C
[MENU]-knop
2
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar naar [1], en
druk vervolgens op [MODE].
• Als u de instellingen van het [AFSPELEN]-functiemenu wilt selecteren, stel de
[OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar dan in op [5], en ga verder met stap 4.
3
4
Raak [NORMALE FOTO] aan.
Druk op [MENU] om het menu af te
beelden.
• U kunt in een menu-onderdeel naar een ander
menuscherm gaan door aan de zoomregelaar te
draaien. (P10)
Overschakelen naar het menu [SET-UP]
Raak het pictogram e van het menu [SET-UP] aan.
- 22 -
MENU
Voorbereiding
5
Raak [AF MODE] aan.
6
Raak [3] aan.
7
Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
• Raak [r] aan om naar het tweede scherm te gaan.
(P10)
• Afhankelijk van het item verschijnt de instelling hiervan
mogelijk niet of wordt het mogelijk op een andere
manier afgebeeld. (P10)
- 23 -
Voorbereiding
Gebruik van het snelmenu
Met het snelmenu kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk worden opgeroepen.
Daarnaast kan met het scherm van het snelmenu gebruik worden gemaakt van diverse
handige opnamefuncties.
• Sommige menu-items kunnen met de functies niet worden ingesteld.
•
1
2
Druk tijdens het maken van opnamen de knop [Q.MENU]
in en houd deze ingedrukt.
Raak het pictogram aan en vervolgens
de door u gewenste instelling.
A
A
Item
B
Instellingen
C
De in te stellen items en de instellingen
worden afgebeeld.
• Raak [EXIT] aan als u het snelmenu
wilt verlaten en terug wilt gaan naar het
opnamescherm.
BC
- 24 -
Q.MENU
Voorbereiding
Voer de volgende instellingen uit indien dat nodig is.
Over het Set-up-menu
[KLOKINST.], [SLAAPSMODUS] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de
instellingen hiervan voordat u de items gebruikt.
• Met de intelligente automatische functie kunnen alleen [KLOKINST.], [WERELDTIJD],
[TOON], [TAAL] en [O.I.S. DEMO] worden ingesteld.
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over hoe u de instellingen in het menu [SET-UP]
selecteert.
n [KLOKINST.]
De datum en de tijd instellen.
• Raadpleeg P19 voor bijzonderheden.
Stel de tijd in uw woongebied en reisbestemming in.
r [WERELDTIJD]
w [BESTEMMING]:
Reisbestemming
q [HOME]:
Uw woongebied
• Raadpleeg P81 voor bijzonderheden.
Stel de vertrekdatum en terugkeerdatum van uw reis in.
t [REISDATUM]
[REIS-SETUP]:
[OFF]/[SET]
• Raadpleeg P78 voor bijzonderheden.
- 25 -
[LOCATIE]:
[OFF]/[SET]
Voorbereiding
Hiermee stelt u de pieptoon en sluitertoon in.
! [TOON]
$ [VOLUME]
! [TOONNIVEAU]:
["] (Geluid uit)
[#] (Laag)
[$] (Hoog)
1 [SHUTTER VOL.]:
[2] (Geluid uit)
[3] (Laag)
[4] (Hoog)
% [PIEPTOON]:
[&]/[']/[(]
5 [SHUTTER TOON]:
[6]/[7]/[8]
Stel het volume van de luidspreker af op één van de 7
niveaus.
• Als u de camera aansluit op een TV, wijzigt dit het volume van de TV-luidsprekers niet.
- 26 -
Voorbereiding
Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker voor
u om de LCD-monitor te zien wanneer u op heldere
plaatsen bent of wanneer u het toestel hoog boven uw
hoofd houdt.
- [LCD MODE]
[OFF]
x [AUTO POWER LCD]:
De helderheid wordt automatisch aangepast, afhankelijk
van hoe helder het om het toestel heen is.
c [SPANNING LCD]:
De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker
zichtbaar, ook tijdens het maken van opnamen in de
buitenlucht.
y [GR. KIJKHOEK]:
De LCD-monitor is gemakkelijker zichtbaar wanneer u
opnamen maakt met het toestel hoog boven uw hoofd.
• De functie voor de hoge kijkhoek wordt ook geannuleerd als u de camera uitzet of
[SLAAPSMODUS] hebt ingeschakeld.
• De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe,
zodat op de LCD-monitor sommige onderwerpen mogelijk anders worden afgebeeld
dan in werkelijkheid het geval is. Dit beïnvloedt echter niet de gemaakte opnamen.
• De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de
Spanning LCD-functie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder
te maken.
• Als u niets op het scherm ziet vanwege zonlicht of ander licht dat erop schijnt, raden wij
aan het licht af te schermen met uw hand of iets anders.
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, neemt af bij gebruik van de Auto Power
LCD-functie, Spanning LCD-functie en de functie voor de hoge kijkhoek.
• [AUTO POWER LCD] en [GR. KIJKHOEK] kunnen niet worden geselecteerd bij gebruik
van de afspeelfunctie.
g [FOCUS ICOON]
Verander de focusicoon.
[h]/[i]/[j]/[k]/[l]/[m]
- 27 -
Voorbereiding
U kunt de levensduur van de batterij verlengen.
P [SLAAPSMODUS]
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het
toestel niet gebruikt wordt gedurende een met de
instelling geselecteerde tijdsperiode.
[OFF]/[2 MIN.]/[5 MIN.]/[10 MIN.]
• Druk de ontspanknop tot de helft in of zet het toestel uit en weer aan om
[SLAAPSMODUS] te annuleren.
• Bij gebruik van de intelligente automatische functie wordt [SLAAPSMODUS] ingesteld
op [5 MIN.].
• [SLAAPSMODUS] werkt niet in de volgende gevallen.
––Wanneer u de AC-adapter gebruikt
––Wanneer u het toestel aansluit op een PC of printer
––Wanneer u bewegende beelden opneemt of afspeelt
––Tijdens een diavoorstelling
––[AUTO DEMO]
- 28 -
Voorbereiding
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het
scherm verschijnt.
s [AUTO REVIEW]
[OFF]
[1 SEC.]
[2 SEC.]
[HOLD]: De opnamen worden afgebeeld totdat er op
een willekeurige knop gedrukt wordt.
• [AUTO REVIEW] wordt, ongeacht de instelling hiervan, geactiveerd als gebruik wordt
gemaakt van [HI-SPEED BURST] (P70), [FLITS-BURST] (P71) en [FOTO FRAME] (P74) van
de scènefunctie en [BURSTFUNCTIE] (P90).
• Bij gebruik van de intelligente automatische functie staat Auto Review vast ingesteld op
[2 SEC.].
• [AUTO REVIEW] werkt niet bij gebruik van de functie voor bewegende beelden.
f [RESETTEN]
De opties van het menu [OPNAME] of [SET-UP] worden
weer teruggezet naar de standaardinstelling.
• Wanneer u tijdens het maken van opnamen de instelling [RESETTEN] selecteert, wordt
tegelijkertijd ook de lens teruggezet. U zult het geluid horen van de lens die beweegt
maar dit is normaal en duidt niet op een slechte werking.
• Wanneer u de instellingen van het [OPNAME]-menu terugzet, worden de hieronder
genoemde instellingen ook teruggezet.
––De instelling en registratie voor My Scene Mode (P61)
• Wanneer u de instellingen van het menu [SET-UP] terugzet, worden de hieronder
genoemde instellingen ook teruggezet. Bovendien wordt [FAVORIETEN] (P109) in het
[AFSPELEN]-functiemenu ingesteld op [OFF], en wordt [LCD ROTEREN] (P108) ingesteld
op [ON].
––De verjaardags- en naaminstellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P68) en [HUISDIER] (P69)
van de scènefunctie
––De instellingen van [REISDATUM] (P78) (vertrekdatum, terugkeerdatum, locatie)
––De instelling [WERELDTIJD] (P81)
• Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
- 29 -
Voorbereiding
Selecteer het USB-communicatiesysteem voordat of
nadat u het toestel op uw PC of printer aansluit met de
USB-kabel (bijgeleverd).
^ [USB MODE]
g [SELECT. VERBINDING]:
Selecteer [PC] of [PictBridge(PTP)] als u het toestel
hebt aangesloten op een PC of op een printer die
ondersteuning biedt voor PictBridge.
h [PictBridge(PTP)]:
Selecteer deze functie nadat of voordat u het toestel
hebt aangesloten op een printer die ondersteuning biedt
voor PictBridge.
j [PC]:
Selecteer deze functie nadat of voordat u het toestel
hebt aangesloten op een PC.
• Wanneer u [PC] selecteert, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”communicatiesysteem.
• Wanneer u [PictBridge(PTP)] selecteert, wordt het toestel aangesloten via het “PTP
(Picture Transfer Protocol)”-communicatiesysteem.
k [VIDEO UIT]
Stel het toestel in volgens het kleurentelevisiesysteem
dat in uw land wordt gebruikt.
(Alleen afspeelfunctie)
[NTSC]: Voor de video-uitvoer wordt NTSC
geselecteerd.
[PAL]: Voor de video-uitvoer wordt PAL geselecteerd.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
l [TV-ASPECT]
Stel het toestel in volgens het type TV.
(Alleen afspeelfunctie)
[}]: Bij aansluiting op een TV met een 16:9-scherm
[+]: Bij aansluiting op een TV met een 4:3-scherm
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel (P123) aangesloten is.
- 30 -
Voorbereiding
@ [VERSIE DISP.]
Het is mogelijk te controleren welke firmwareversie op
de camera wordt gebruikt.
v [FORMATEREN]
Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt
geformatteerd. Het formatteren wist alle gegevens
onherroepelijk, dus controleer de gegevens zorgvuldig
voordat u formatteert.
• Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en het
DC-koppelstuk (optioneel) wanneer u formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het
formatteren.
• Als er een kaart in het toestel aanwezig is, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het
ingebouwde geheugen te formatteren, de kaart verwijderen.
• Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, dan formatteert u de
kaart opnieuw op het toestel.
• Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart.
• Als het ingebouwde geheugen of de kaart niet kan worden geformatteerd, neem dan
contact op met het dichtstbijzijnde servicecentrum.
- 31 -
Voorbereiding
9 [TAAL]
Stel de taal in die op het scherm wordt afgebeeld.
• Als u per ongeluk een andere taal instelt, selecteer dan [9] in de menupictogrammen
om de gewenste taal in te stellen.
Geeft de hoeveelheid golfbeweging weer die de camera
heeft gedetecteerd ([O.I.S. DEMO])
De functies van het toestel worden afgebeeld als
diavoorstellingen. ([AUTO DEMO])
. [DEMOFUNCTIE]
[O.I.S. DEMO]
A
Hoeveelheid golfbeweging
B
Hoeveelheid golfbeweging
na correctie
A
B
[AUTO DEMO]:
[OFF]
[ON]
• Telkens wanneer u tijdens de [O.I.S. DEMO] de optie [STABILISATIE] aanraakt, wordt de
stabilisatiefunctie afwisselend ingesteld op [ON] en [OFF].
• Tijdens de afspeelfunctie kan [O.I.S. DEMO] niet worden afgebeeld.
• [O.I.S. DEMO] is een schatting.
• Raak [EXIT] aan als u [O.I.S. DEMO] wilt sluiten.
• [AUTO DEMO] heeft geen TV-uitvoermogelijkheid zelfs wanneer deze optie in de
afspeelfunctie staat.
• Raak een willekeurig punt op het scherm aan om [AUTO DEMO] te sluiten.
- 32 -
Voorbereiding
Wisselen van functie
De [OPNAME]-functie selecteren
Wanneer de [OPNAME]-functie is geselecteerd, kan het toestel worden ingesteld op de
intelligente automatische functie waarmee de optimale instellingen worden vastgesteld
in overeenstemming met het onderwerp dat opgenomen moet worden en met de
opnameomstandigheden, of kan het toestel worden ingesteld op de scènefunctie die het
meest geschikt is voor het betreffende onderwerp.
4
Intelligente automatische functie (P35)
De onderwerpen worden opgenomen met instellingen die automatisch door de
camera worden geselecteerd.
Een [OPNAME]-functie selecteren in de [OPNAME]-functielijst
1
2
Zet de camera aan.
A
[OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar
B
[MODE]-knop
OFF
ON
Schuif de
[OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar
naar [1].
3
Druk op [MODE].
4
Raak de functie aan.
- 33 -
Voorbereiding
Lijst van [OPNAME]-functies
1
Normale beeldfunctie (P39)
De onderwerpen worden opgenomen met uw eigen instellingen.
/
My Scene Mode (P61)
De opnamen worden gemaakt met een eerder geregistreerde scènefunctie.
5
Scènefunctie (P62)
Hiermee maakt u opnamen die in overeenstemming zijn met de betreffende scène.
6
Functie voor bewegende beelden (P75)
Deze functie biedt u de mogelijkheid bewegende beelden met geluid op te nemen.
Opmerking
• Als u van [AFSPELEN] overschakelt op [OPNAME], wordt de eerder ingestelde
[OPNAME]-functie geselecteerd.
- 34 -
Basiskennis
[OPNAME]-functie: 4
Opnamen maken met de automatische functie
(4: intelligente automatische functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnameomstandigheden. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners
of als u de instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te
maken.
• De volgende functies worden automatisch geactiveerd:
––Scènedetectie/[STABILISATIE]/Gezichtsherkenning/Bewegingsdetectie/Compensatie
van achtergrondverlichting/Digitale rode-ogencorrectie
A [4]-knop
1
2
3
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar naar [1].
Druk op [4].
• Als de intelligente automatische functie wordt geselecteerd, verschijnt aan de
linkerbovenzijde van het scherm het pictogram [4] of een pictogram dat is
geïdentificeerd met de scènedetectiefunctie (P37).
• Door [4] opnieuw in te drukken gaat u terug naar de eerdere functie.
Houd het toestel voorzichtig vast met beide
handen, houd uw armen stil en spreid uw benen
een beetje.
B Flitser
C AF-hulplamp
- 35 -
B C
Basiskennis
4
Druk de ontspanknop tot de helft in om
scherp te stellen.
1
• De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden
wanneer er op het onderwerp scherp gesteld is.
• Door de gezichtsherkenningsfunctie wordt de
AF-zone 2 afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp. In andere gevallen wordt deze
2
afgebeeld op het punt van het onderwerp waarop
scherp gesteld is.
• Het focusbereik is 5 cm (Groothoek)/1,0 m (Tele) tot 7.
• De maximale close-upafstand (de kortste afstand die mogelijk is voor het maken
van een opname van het onderwerp) verschilt al naargelang de zoomvergroting.
5
Druk de ontspanknop volledig in (druk de knop verder in), en
maak de opname.
• De geheugenaanduiding (P17) wordt rood als er opnamen worden
gemaakt in het ingebouwde geheugen (of op de kaart).
Opmerking
• Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
• Bedek de flitser of de AF-hulplamp niet met uw vingers of andere voorwerpen.
• Raak de voorkant van de lens niet aan.
Wanneer u opnamen maakt met de flitser (P50)
• Als u [w] selecteert, wordt [w], [e], [r] of [{] geselecteerd, afhankelijk
van het type onderwerp en de helderheid.
• Als u [e] of [r] selecteert, wordt de digitale rode-ogencorrectie geactiveerd.
• De sluitertijd wordt langzamer tijdens [r] of [{].
Wanneer u opnamen maakt met de zoom (P42)
- 36 -
Basiskennis
Scènedetectie
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt het pictogram van de
betreffende scène gedurende 2 seconden afgebeeld in een blauwe kleur. Daarna
verandert het pictogram weer in de gebruikelijke rode kleur.
4 " 3 [i-PORTRET]
4 [i-LANDSCHAP]
2 [i-MACRO]
5 [i-NACHTPORTRET]
• Alleen wanneer [w] is geselecteerd
1 [i-NACHTL. SCHAP]
7 [i-ZONSONDERG.]
• [4] wordt geselecteerd als geen van de scènes van toepassing is en tegelijkertijd de
standaardinstellingen worden gebruikt.
• Wanneer [3] of [5] geselecteerd is, spoort het toestel automatisch het gezicht
van een persoon op en zullen de focus en de belichting dienovereenkomstig worden
ingesteld (Gezichtsherkenning) (P86).
• Als bijvoorbeeld een statief wordt gebruikt en het toestel heeft beoordeeld dat de
cameratrilling minimaal is terwijl de scènefunctie geïdentificeerd is als [1], zal de
sluitertijd ingesteld worden op een maximum van 8 seconden. Let erop dat het toestel
niet beweegt terwijl u opnamen maakt.
• De best geschikte scène wordt geselecteerd voor het aangeraakte onderwerp tijdens de
selectie van het scherpstelgebied door aanraking (P58).
Opmerking
• Onder bepaalde omstandigheden, zoals hieronder genoemd, wordt voor hetzelfde
onderwerp mogelijk een andere scène geïdentificeerd.
––Omstandigheden voor het onderwerp: Wanneer het gezicht helder of donker is, De
grootte van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, De kleur van het onderwerp,
Het contrast van het onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
––Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van
geringe helderheid, Wanneer het toestel bewogen wordt, Wanneer de zoom gebruikt
wordt
• Het verdient aanbeveling dat u opnamen maakt met de juiste opnamefunctie. Dat
garandeert het beste resultaat.
• Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is.
In dat geval zal het onderwerp donker worden, zodat deze functie het achtergrondlicht
compenseert door het geheel van het beeld automatisch helderder te maken.
- 37 -
Basiskennis
Instellingen van de intelligente automatische functie
• Alleen de volgende opties kunnen bij gebruik van deze functie worden ingesteld.
[OPNAME]-functiemenu
––[FLITS] (P50)/[ZELFONTSPANNER] (P57)/[FOTO RES.] (P83)/[BURSTFUNCTIE]
(P90)/[KLEURFUNCTIE] (P91)
¼¼De instellingen die u kunt selecteren, zijn anders dan wanneer andere
[OPNAME]-functies worden gebruikt.
[SET-UP]-menu
––[KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[TOON]/[TAAL]/[O.I.S. DEMO]
• De opties van de hieronder genoemde items zijn vast ingesteld en kunt u niet wijzigen.
Item
Instellingen
[SLAAPSMODUS] (P28)
[5 MIN.]
[AUTO REVIEW] (P29)
[2 SEC.]
[FLITS] (P50)
w/o
[GEVOELIGHEID] (P85)
[,]
[WITBALANS] (P88)
[AWB]
[AF MODE] (P86)
3 (Ingesteld op [\] wanneer een gezicht niet kan
worden herkend)
[STABILISATIE] (P92)
[AUTO]
[AF ASS. LAMP] (P93)
[ON]
[RODE-OGEN CORR] (P93) [ON]
• De volgende functies kunt u niet gebruiken.
––[BELICHTING]/[DIG. ZOOM]
• De andere items in het [SET-UP]-menu kunnen worden ingesteld bij gebruik van een
functie als de normale beeldfunctie. Wat u instelt, zal ook worden ingesteld voor de
intelligente automatische functie.
- 38 -
Basiskennis
[OPNAME]-functie: 1
Opnamen maken met uw favoriete instellingen
(1: Normale beeldfunctie)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het onderwerp.
U kunt met grotere vrijheid opnamen maken door de diverse instellingen in het
[OPNAME]-menu te wijzigen.
1
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
-keuzeschakelaar naar [1], en druk
vervolgens op [MODE].
A
[MODE]-knop
B
[OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar
2
3
4
Raak [NORMALE FOTO] aan.
• Raadpleeg “Gebruik van het
[OPNAME]-functiemenu” (P83) voor meer
informatie over het wijzigen van de instelling
terwijl u opnamen maakt.
Richt de AF-zone op het punt waarop u wilt scherp stellen.
Druk de ontspanknop tot de helft in om
scherp te stellen.
• De focusaanduiding (groen) gaat branden
wanneer er op het onderwerp scherp gesteld is.
• Het focusbereik is 50 cm (Groothoek)/2,0 m
(Tele) tot 7.
• Als er op nóg kortere afstand opnamen moeten
worden gemaakt, raadpleeg dan “Close-up’s maken” (P55).
5
Druk de tot de helft ingedrukte ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
• De geheugenaanduiding wordt (P17) rood als er opnamen worden
gemaakt met het ingebouwde geheugen (of de kaart).
Om de belichting af te stellen en opnamen te maken wanneer het beeld er te
donker uitziet (P60)
Om de kleuren af te stellen en opnamen te maken wanneer het beeld er te rood
uitziet (P88)
- 39 -
Basiskennis
Scherp stellen
Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in.
A
B
Focus
C
D
E
Wanneer er
scherp gesteld is
op het onderwerp
Wanneer er niet
scherp gesteld is
op het onderwerp
Aanduiding voor
Aan
de scherpstelling
Knippert
AF-zone
Wit"Groen
Wit"Rood
Geluid2
2 pieptonen
4 pieptonen
F G
A
Aanduiding voor de scherpstelling
B
AF-zone (normaal)
C
AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
D
Focusbereik
E
Diafragmagetal1
F
Sluitertijd1
G
ISO-gevoeligheid
1
Als de juiste belichting niet kan worden verkregen, wordt deze afgebeeld in rood.
(Bij gebruik van de flitser wordt de belichting echter niet in rood afgebeeld.)
2
Het geluidsvolume kan worden ingesteld met [SHUTTER VOL.] (P26)
Wanneer er niet op het onderwerp scherp gesteld is (zoals wanneer deze zich niet
in het midden bevindt van de compositie van de opname die u wilt maken)
1 Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de
helft in om de scherpstelling en belichting te vergrendelen.
2 Houd de ontspanknop half ingedrukt terwijl u het toestel beweegt en de
beeldcompositie maakt.
• U kunt herhaaldelijk de acties in stap
1 opnieuw proberen voordat u de
ontspanknop volledig indrukt.
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie te gebruiken wanneer u opnamen van
mensen maakt. (P86)
Onderwerpen en opnameomstandigheden waarbij het moeilijk is scherp te stellen
• Snel bewegende onderwerpen, extreem heldere onderwerpen of onderwerpen zonder contrast
• Wanneer de display van het opneembare bereik in rood wordt weergegeven
• Wanneer u opnamen maakt van onderwerpen via ramen of in de buurt van glanzende voorwerpen
• Wanneer het donker is of bij het optreden van golfbeweging
• Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een opname
maakt van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
- 40 -
Basiskennis
Golfbeweging (cameratrilling) voorkomen
Als een golfbewegingswaarschuwing [0] verschijnt, maak dan gebruik van
[STABILISATIE] (P92), een statief of de zelfontspanner (P57).
• De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houd het toestel
stil vanaf het moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm
verschijnt. We raden in dit geval het gebruik van een statief aan.
––Langzame synchronisatie/Reductie rode-ogeneffect
––Bij gebruik van [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY], [KAARSLICHT],
[STERRENHEMEL] of [VUURWERK] van de scènefunctie (P62)
Richtingdetectiefunctie
Opnamen die zijn gemaakt met een verticaal gehouden toestel, worden verticaal
(gedraaid) weergegeven. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P108) is ingesteld op [ON])
• De richtingdetectiefunctie werkt mogelijk niet correct als opnamen worden gemaakt met
de camera naar boven of naar beneden gericht.
• Opnamen die u met een verticaal gehouden toestel maakt van bewegende beelden,
worden niet verticaal afgespeeld.
- 41 -
Basiskennis
[OPNAME]-functie: 4 1 MS 5 6
Opnamen maken met de zoom
Gebruik van de optische zoom/gebruik van de extra optische zoom (EZ)/
gebruik van de digitale zoom
U kunt inzoomen om personen en voorwerpen naar u toe te halen, of uitzoomen om
landschappen in groothoek vast te leggen. Als u onderwerpen nog dichter naar u toe wilt
halen (maximaal 16,9×), stel de beeldgrootte dan in op 10M of minder.
Zelfs hogere vergrotingsniveaus zijn mogelijk als [DIG. ZOOM] is ingesteld op [ON] in het
menu [OPNAME].
Gebruik (Tele) om onderwerpen naar u toe te halen
Draai de zoomregelaar naar Tele (T).
W
T
W
T
Gebruik Groothoek om objecten verder weg te doen lijken (W)
Draai de zoomregelaar naar Groothoek (W).
Zoomtypes
Eigenschap
Maximale
vergroting
Foto
kwaliteit
Condities
Schermdisplay
Optische
zoom
Extra optische zoom
(EZ)
Digitale zoom
8×
16,9×
32× (inclusief optische zoom 8×)
67,5× (inclusief extra optische
zoom 16,9×)
Geen
verslechtering
Geen verslechtering
Geen
[FOTO RES.]
metP(P83) is
geselecteerd.
A
[P] wordt
afgebeeld.
Hoe hoger het
vergrotingsniveau, hoe groter
de verslechtering.
[DIG. ZOOM] (P91) in het menu
[OPNAME] is ingesteld op
[ON].
B
Het digitale zoombereik
wordt afgebeeld.
• Wanneer u de zoomfunctie gebruikt, zal een schatting verschijnen van het
focusbereik in combinatie met de zoomweergavebalk. (Voorbeeld: 0,5 m –7)
¼¼Het vergrotingsniveau hangt af van de instelling van [FOTO RES.].
- 42 -
Basiskennis
Het mechanisme van de extra optische zoom
Als u de beeldgrootte instelt op [C] (3 miljoen pixels), wordt het CCD-gebied van 14M
(14,1 miljoen pixels) afgesneden tot het middelste gebied van 3M (3 miljoen pixels), zodat
een opname met een hoger zoomeffect mogelijk is.
Opmerking
• De digitale zoom kan niet worden ingesteld wanneer 4 geselecteerd is.
• De aangegeven zoomvergroting is een schatting.
• “EZ” is een afkorting van “Extra optische Zoom”.
• De optische zoom is ingesteld op Groothoek (1×) wanneer het toestel aanstaat.
• Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het onderwerp hebt scherp gesteld, moet u
opnieuw scherp stellen.
• Afhankelijk van de zoomstand wordt de lenscilinder uit- of ingetrokken. Onderbreek de
beweging van de lenscilinder niet terwijl u aan de zoomregelaar draait.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, is [STABILISATIE] mogelijk niet effectief.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P57) aan om opnamen te maken.
• De extra optische zoom kan niet worden gebruikt in de volgende gevallen.
––Bij gebruik van de macro-zoomfunctie
––Bij gebruik van [TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST],
[FLITS-BURST] of [FOTO FRAME] van de scènefunctie
––Met de functie voor bewegende beelden
• [DIG. ZOOM] kan niet worden gebruikt in de volgende gevallen:
––Bij gebruik van [TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST],
[FLITS-BURST], [ZANDSTRAAL] of [FOTO FRAME] van de scènefunctie
- 43 -
Basiskennis
[AFSPELEN]-functie: 5
Opnamen weergeven ([NORMAAL AFSP.])
1
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]keuzeschakelaar A naar [5].
• Normaal afspelen wordt automatisch ingesteld
in de volgende gevallen.
––Als u van [OPNAME] bent overgeschakeld
naar [AFSPELEN]
––Als de camera werd aangezet terwijl de
[OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar op
[5] stond.
2
Schuif de opname vooruit of terug door het
scherm horizontaal te verslepen (P9).
Vooruitschuiven: versleep het beeld van links naar
rechts
Terugschuiven: versleep het beeld van rechts naar
links
• Het is ook mogelijk om de opname vooruit of achteruit te schuiven door [w]/[q]
aan te raken.
B
Bestandsnummer
C
Beeldnummer
• Het hangt van de afspeelstatus af hoe snel het beeld heen of terug wordt
geschoven.
- 44 -
B
C
Basiskennis
De afspeelzoom gebruiken
1
2
Draai de zoomregelaar naar [7] (T).
1"2"4"8"16
Vergroot het af te beelden gedeelte door [e]/
[r]/[w]/[q] aan te raken.
• Wanneer u het af te beelden gedeelte vergroot,
wordt circa 1 seconde lang de aanduiding A van de
zoomstand afgebeeld.
• Het beeld zal terugkeren naar zijn originele grootte
(1) door [71.0] aan te raken.
• De vergroting wijzigt door [e] of [z] aan te raken.
Ook de zoomhendel kan worden gebruikt.
A
Opmerking
• Dit toestel komt overeen met de DCF-standaard “Design rule for Camera File system”
opgericht door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries
Association” en met Exif “Exchangeable Image File Format”. Bestanden die niet
overeenkomen met de DCF-standaard kunnen niet worden afgespeeld.
• De lenscilinder trekt na ongeveer 15 seconden in nadat van [OPNAME] is
overgeschakeld naar [AFSPELEN].
• Gebruik de snijfunctie als u het vergrote beeld wilt opslaan. (P107)
• Het kan zijn dat de afspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn
gemaakt.
• Afspeelzoom kan niet worden gebruikt tijdens afspelen van bewegend beeld.
- 45 -
Basiskennis
Een [AFSPELEN]-functie kiezen
1 Druk op [MODE] tijdens het afspelen.
2 Raak de functie aan.
[NORMAAL AFSP.] (P44)
Alle opnamen worden weergegeven.
[DIASHOW] (P95)
De opnamen worden opeenvolgend weergegeven.
[CATEGOR. AFSP.] (P98)
De in categorieën onderverdeelde gegroepeerde opnamen worden weergegeven.
[FAVORIET AFSP.] (P100)
Uw favoriete opnamen worden weergegeven.
¼¼[FAVORIET AFSP.] wordt niet afgebeeld als [FAVORIETEN] niet ingesteld is.
0 [KALENDER] (P97)
Opnamen worden weergegeven per datum van de opname.
6 [MEERV. AFSP.] (P46)
Meerdere opnamen worden weergegeven op één scherm.
Afbeelden van meerdere opnamen ([MEERV. AFSP.])
1
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar naar [5], en
druk vervolgens op [MODE].
2
Raak [MEERV. AFSP.] aan.
3
Raak de opname aan die u wilt selecteren.
A
Het nummer van de geselecteerde opname en het totaal aantal gemaakte
opnamen
• U kunt ook de zoomregelaar verschillende keren naar [6] (W) draaien om het
meervoudige scherm in te schakelen.
• U kunt overschakelen naar 9 schermen door [n]
aan te raken, en naar 18 schermen door [o] aan te
raken.
• Opnamen worden niet gedraaid om te worden
afgebeeld.
• Opnamen met [[] kunnen niet worden
weergegeven.
- 46 -
A
Basiskennis
[AFSPELEN]-functie: 5
Opnamen wissen
Opnamen kunnen niet worden teruggehaald zodra deze zijn gewist.
• Opnamen in het weergegeven ingebouwde geheugen of op de weergegeven kaart
worden gewist.
Eén enkele opname wissen
1
Selecteer de te wissen opname en druk
vervolgens op [4].
A
[4]-knop
2
Raak [APART WISSEN] aan.
3
Raak [JA] aan.
- 47 -
Basiskennis
Meerdere opnamen (tot 50) of alle opnamen wissen
1
2
3
Druk op [4].
Raak [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] aan.
• [ALLES WISSEN] " stap 5.
Raak de opname aan die u wilt wissen.
(herhaal deze stap)
• [b] verschijnt op de geselecteerde opnamen.
Opnieuw aanraken annuleert de instelling.
4
5
Raak [UITVOER.] aan.
Raak [JA] aan.
Als [ALLES WISSEN] is geselecteerd bij de optie [FAVORIETEN] (P109)
Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVEz], selecteer [JA] en wis de opnamen.
([ALLES WISSEN BEHALVEz] kan niet worden geselecteerd als geen opnamen zijn
ingesteld als [FAVORIETEN].)
Opmerking
• Zet het toestel niet uit terwijl opnamen worden gewist. Gebruik een batterij met
voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en het DC-koppelstuk (optioneel).
• Als u [ANNUL] aanraakt terwijl opnamen worden gewist met [MULTI WISSEN],
[ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEz], wordt halverwege gestopt met
het wissen van de opnamen.
• Afhankelijk van het aantal opnamen dat gewist moet worden, kan het wissen even
duren.
• Als opnamen niet voldoen aan de DCF-standaard of zijn beveiligd (P112), dan worden
deze niet gewist, zelfs als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEz] wordt
geselecteerd.
- 48 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Over de LCD-monitor
Druk op [DISPLAY] om een ander scherm te kiezen.
A
LCD-monitor
B
[DISPLAY]-knop
• Wanneer het menuscherm verschijnt, is de [DISPLAY]knop niet geactiveerd. Tijdens afspeelzoom (P45), terwijl u
bewegende beelden afspeelt (P101) en tijdens een diashow
(P95) kunt u alleen “Normaal display F” of “Geen display H”
selecteren.
Bij gebruik van de opnamefunctie
C
Normaal display
D
Geen display
E
Geen display (opnamerichtlijn)
Bij gebruik van de weergavefunctie
F
Normaal display
G
Display met opname-informatie
H
Geen display
C
D
E
14 M
30
F
G
100 0001
1/30
1E DAG
1mnd 10dg.
10:00 1.MEI. 2010
H
14 M
14M
100 0001
1/30
F3.3 1/100
10:00 1.MEI. 2010
ISO
AWB 100
Als er een bepaalde tijd lang geen handeling wordt uitgevoerd, zal het
aanraakpictogram verdwijnen.
¼¼
Opmerking
• Bij gebruik van [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en
[VUURWERK] van de scènefunctie is de richtlijn grijs. (P61)
• Bij gebruik van de [FOTO FRAME]-scènefunctie wordt de richtlijn niet afgebeeld. (P61)
Opnamerichtlijn
Wanneer u het onderwerp uitlijnt op de horizontale en verticale
richtlijnen of het kruispunt van deze lijnen, kunt u opnamen
maken met een goed ontworpen compositie door de grootte, de
helling en de balans van het onderwerp te bekijken.
Deze functie wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld
wordt in 3×3 voor het maken van opnamen met een goed uitgebalanceerde compositie.
- 49 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[OPNAME]-functie: 4 1 / 5
Opnamen maken met de ingebouwde flitser
A
Fotoflitser
Bedek de flitser niet met uw vingers of andere voorwerpen.
De geschikte flitsinstelling selecteren
De flitser afstemmen op de opnameomstandigheden.
1
Druk op [Q.MENU] in en houd deze knop ingedrukt (P24).
2
Raak het pictogram B aan.
3
Raak het item aan.
• Raadpleeg “Beschikbare flitsinstellingen voor
de opnamefuncties” voor informatie over de
mogelijke flitsinstellingen. (P52)
B
• Raak [EXIT] aan om het snelmenu te sluiten. U
kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 50 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Item
Beschrijving van instellingen
q: AUTO
De flitser wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor
de opnameomstandigheden.
@:
AUTO/Rodeogenreductie
De flitser wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor
de opnameomstandigheden.
De flits wordt één keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om
het rode-ogeneffect (ogen van het onderwerp die rood worden op
het beeld) te verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor
de eigenlijke opname.
• Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen
onder slecht belichte omstandigheden.
t:
De flitser wordt altijd geactiveerd, ongeacht de opnameomstandigheden.
Vast ingesteld op AAN
• Gebruik deze functie wanneer uw onderwerp vanaf de
`:
achtergrond wordt belicht of onder TL-licht staat.
Vast ingesteld
• De flitsfunctie wordt alleen op [`] ingesteld als u [PARTY]
op AAN/
of [KAARSLICHT] van de scènefunctie selecteert. (P61)
Rode-ogenreductie
[:
Langzame
synchronisatie/
Rode-ogenreductie
Als u opnamen maakt met een donker landschap op de achtergrond,
maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flitser geactiveerd
wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal
worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
• De flitsfunctie wordt alleen op [[] ingesteld wanneer
u [NACHTPORTRET], [PARTY], [KAARSLICHT] van de
scènefunctie selecteert (P61).
o:
Vast ingesteld
op UIT
De flitser wordt onder geen enkele opnameomstandigheid geactiveerd.
• Gebruik deze functie om opnamen te maken op plaatsen waar
het gebruik van een flitser niet toegestaan is.
De flits wordt twee maal geactiveerd. Het onderwerp dient niet te bewegen totdat
de tweede flits geactiveerd is. De tussentijd tot de tweede flits hangt af van de
helderheid van het onderwerp.
[RODE-OGEN CORR] (P93) in het [OPNAME]-functiemenu wordt ingesteld op [ON],
[:] verschijnt op het flitspictogram.
¼¼
Over de digitale rode-ogencorrectie
Als u [RODE-OGEN CORR] (P93) instelt op [ON] en rode-ogenreductie ([y], [u],
[i]) selecteert, dan wordt de digitale rode-ogencorrectie uitgevoerd telkens
wanneer de flitser wordt gebruikt. Het toestel spoort automatisch rode ogen op en
corrigeert het beeld. (Alleen beschikbaar wanneer [AF MODE] is ingesteld op [3] en
gezichtsherkenning actief is)
• Onder bepaalde omstandigheden kunnen rode ogen niet worden gecorrigeerd.
• In de volgende gevallen werkt digitale rode-ogencorrectie niet.
––Als de flitsfunctie is ingesteld op [q], [t] of [o]
––Als [RODE-OGEN CORR] is ingesteld op [OFF]
––Als [AF MODE] is ingesteld op iets anders dan [3]
- 51 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(○: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ●: Begininstelling van scènefunctie)
q @
4 ○
—
1 ○
○
q ○
●
w ○
●
l ○
●
e ○
●
r —
—
t ●
—
y —
—
u —
—
i ○
—
o —
—
p —
—
a ○
●
t
—
○
○
○
○
○
—
○
—
—
○
—
—
○
[ ` o
—
—
○
—
—
○
—
—
○
—
—
○
—
—
○
—
—
○
—
—
●
—
—
○
—
●
○
—
—
●
—
—
●
●
○
—
○
○
—
●
s
d
f
z
x
g
c
v
b
n
m
j
k
○
r
○
q @
●
○
—
○
—
—
—
○
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
●
—
—
—
●
●
—
○
—
t
○
○
—
○
—
●
—
—
●
○
—
○
○
—
[ ` o
—
—
○
—
—
●
—
—
●
—
—
●
—
—
●
—
—
—
—
—
●
—
—
●
—
—
○
—
—
○
—
—
●
—
—
○
—
—
○
—
—
○
Als u [w] selecteert, dan wordt [w], [e] of [r] geselecteerd, afhankelijk van
het type onderwerp en de helderheid.
• De flitsinstelling kan veranderen als u een andere opnamefunctie kiest. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien dat nodig is.
• De flitsinstelling blijft opgeslagen ook als u de camera uitzet. De flitsinstelling voor de
scènefunctie wordt echter weer teruggezet naar de begininstelling als u een andere
scènefunctie kiest.
¼¼
- 52 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
• Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
Beschikbaar flitsbereik
ISOgevoeligheid
Groothoek
Tele
,
60 cm t/m 5,8 m
1,0 m t/m 3,2 m
ISO80
60 cm t/m 1,3 m
ISO100
60 cm t/m 1,4 m
ISO200
60 cm t/m 2,0 m
1,0 m t/m 1,1 m
ISO400
60 cm t/m 2,9 m
1,0 m t/m 1,6 m
ISO800
80 cm t/m 4,1 m
1,0 m t/m 2,3 m
ISO1600
1,15 m t/m 5,8 m
1,0 m t/m 3,2 m
De flitser is effectief voor opnamen die zijn gemaakt met de zoomvergroting tot 3×.
Beelden die zijn opgenomen met Tele kunnen donkerder zijn dan normaal.
• Bij gebruik van [H. GEVOELIGH.] (P69) van de scènefunctie wordt de ISO-gevoeligheid
automatisch ingesteld op een waarde tussen [ISO1600] en [ISO6400] en verschilt ook
het beschikbare flitsbereik.
Groothoek:
Circa 1,15 m tot circa 11,6 m
Tele:
Circa 1,0 m tot circa 6,5 m
• Bij gebruik van [FLITS-BURST] (P71) van de scènefunctie wordt de ISO-gevoeligheid
automatisch ingesteld op een waarde tussen [ISO100] en [ISO3200] en verschilt ook
het beschikbare flitsbereik.
Groothoek:
Circa 60 cm tot circa 3,4 m
Tele:
Circa 1,0 m tot circa 1,9 m
¼¼
- 53 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Sluitertijd voor elke flitsinstelling
Flitsinstelling
Sluitertijd (Sec.)
q
@
Flitsinstelling
[
o
1/30 t/m 1/1600
Sluitertijd (Sec.)
1 of 1/8 t/m 1/16001
1 of 1/4 t/m 1/16002
t
`
De sluitertijd is afhankelijk van de [STABILISATIE]-instelling (P92).
Als [GEVOELIGHEID] (P85) is ingesteld op [,].
• 1 2: De sluitertijd wordt maximaal 1 seconde in de volgende gevallen.
––Als de optische beeldstabilisator ingesteld is op [OFF].
––Als de camera heeft geconstateerd dat er weinig golfbeweging is wanneer de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE1], [MODE2] of [AUTO].
• Bij gebruik van de intelligente automatische functie is de sluitertijd afhankelijk van de
geïdentificeerde scène.
• Bij gebruik van de scènefunctie zal de sluitertijd verschillen van die in de bovenstaande
tabel.
1
2
Opmerking
• Als u de flitser te dicht bij een voorwerp brengt, wordt het voorwerp mogelijk vervormd
of verkleurd door de hitte of het licht van de flits.
• Als u een opname maakt buiten het flitsbereik, wordt het onderwerp mogelijk verkeerd
belicht en kan de opname te donker of te licht zijn.
• Wanneer de flitser wordt opgeladen, knippert het flitspictogram in een rode kleur en kunt
u geen opname maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
• De witbalans wordt mogelijk niet goed ingesteld als het flitsniveau niet toereikend is voor
het onderwerp.
• Bij een snelle sluitertijd is het flitseffect mogelijk niet toereikend.
• Het kan even duren om de flitser op te laden als u opnieuw een opname wilt maken.
Maak de opname nadat de geheugenaanduiding is verdwenen.
• Het effect van rode-ogenreductie verschilt tussen mensen. Als het onderwerp ver van de
camera stond of niet naar de eerste flits keek, is het effect mogelijk niet aanwezig.
- 54 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[OPNAME]-functie: 1 6
Close-up’s maken
1
Druk op [Q.MENU] in en houd deze knop ingedrukt (P24).
2
Raak het pictogram A aan.
3
Raak het item aan.
4
• Raak [EXIT] aan om het snelmenu te sluiten. U
kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken
om het menu te sluiten.
A
Druk de ontspanknop half in om scherp
te stellen en druk de knop vervolgens
helemaal in om de opname te maken.
B
Focusbereik
• [a] wordt afgebeeld tijdens de AFmacrofunctie en [.] wordt afgebeeld tijdens de
macro-zoomfunctie.
B
• Selecteer [OFF] bij step 3 als u de procedure wilt
annuleren.
• Tijdens het zoomen worden het zoombereik, het focusbereik en de
zoomvergroting afgebeeld.
[MACRO-AF]
Met deze functie kunt u close-up’s maken van een onderwerp, bijv. wanneer u opnamen
van bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een onderwerp tot op een afstand van
5 cm vanaf de lens door de zoomregelaar helemaal tot Groothoek (W) (1×) te draaien.
Focusbereik bij gebruik van AF-macrofunctie
¼¼
Het focusbereik verandert in stappen.
T
W
1,0 m
5 cm
- 55 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[MACRO ZOOM]
U kunt een opname maken met de digitale zoom tot 3× terwijl u voor de uiterste
groothoekstand de afstand tot het onderwerp handhaaft [5 cm].
• Het focusbereik is 5 cm tot 7 tijdens de macro-zoomfunctie,
ongeacht de zoompositie.
• Het zoombereik wordt afgebeeld in blauw. (digitaal zoombereik
C)
• De beeldkwaliteit is slechter dan wanneer opnamen op normale
wijze worden gemaakt.
• De volgende functies worden niet geactiveerd.
––Extra optische zoom
C
Opmerking
• Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
• Wij raden u aan de flitser in te stellen op [o] wanneer u van heel dichtbij opnamen
maakt.
• Het beeld wordt mogelijk niet juist scherp gesteld als de afstand tussen het toestel en
het onderwerp buiten het focusbereik van het toestel ligt, zelfs als de focusaanduiding
brandt.
• Het effectieve focusbereik wordt in aanzienlijke mate verkleind als er een onderwerp
dicht in de buurt van de camera is. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en
het onderwerp na de scherpstelling is gewijzigd, het moeilijk worden om opnieuw op het
onderwerp scherp te stellen.
• De macrofunctie geeft prioriteit aan een onderwerp dat zich dicht in de buurt van het
toestel bevindt. Als de afstand tussen het toestel en het onderwerp groot is, duurt het
daarom langer op het onderwerp scherp te stellen.
• Wanneer u opnamen maakt van onderwerpen op korte afstand, kan de resolutie van de
omtrek van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
- 56 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[OPNAME]-functie: 4 1 / 5
Opnamen maken met de zelfontspanner
1
Druk op [Q.MENU] in en houd deze knop ingedrukt (P24).
2
Raak het pictogram A aan.
3
Raak het item aan.
4
• Raak [EXIT] aan om het snelmenu te sluiten. U
kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken
om het menu te sluiten.
A
Druk de ontspanknop half in om scherp
te stellen en druk de knop vervolgens
helemaal in om de opname te maken.
• Het zelfontspannerlampje B knippert en de
sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na
2 seconden).
• Als u [ANNUL] aanraakt tijdens het instellen van
de zelfontspanner, wordt de instelling van de
zelfontspanner geannuleerd.
B
Opmerking
• Bij gebruik van een statief, etc. komt het van pas om de zelfontspanner in te stellen op
2 seconden, omdat u hiermee de golfbewegingen voorkomt die worden veroorzaakt
doordat de ontspanknop wordt ingedrukt.
• Zodra u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt vlak vóór het maken van de
opname automatisch op het onderwerp scherp gesteld. Op donkere plaatsen zal het
zelfontspannerlampje knipperen en kan dit vervolgens helder gaan schijnen om als AFhulplamp (P93) te dienen, zodat het toestel beter op het onderwerp kan scherp stellen.
• Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
• Het aantal opnamen dat met [BURSTFUNCTIE] kan worden gemaakt, staat vast ingesteld op 3.
• Het aantal opnamen dat met [FLITS-BURST] van de scènefunctie kan worden gemaakt,
staat vast ingesteld op 5.
• De zelfontspanner kan niet worden ingesteld op 10 seconden wanneer
[ZELFPORTRET] van de scènefunctie is geselecteerd.
• De zelfontspanner kan niet worden gebruikt wanneer [HI-SPEED BURST] van de
scènefunctie is geselecteerd.
- 57 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[OPNAME]-functie: 4 1 / 5
Opnamen maken met de aangeraakte zone
scherpgesteld (Selectie van Aanraking AF-zone)
Het is mogelijk om op het aangeraakte punt van het scherm de scherpstelzone in te
stellen.
1
Raak het onderwerp op het scherm
waarop u wilt scherpstellen aan.
A
Selectie van Aanraking AF-zone
• De AF-zone wordt afgebeeld als de zone wordt
herkend.
A
2
B
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de
knop vervolgens helemaal in om de opname te maken.
• Om Selectie van Aanraking AF-zone te annuleren, drukt u op het
pictogram B.
- 58 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Opmerking
• De best geschikte scène wordt geselecteerd voor het aangeraakte gebied in de modus
Intelligent auto.
• De selectie van het scherpstelgebied door aanraking zal niet werken in de volgende
gevallen.
––Bij [STERRENHEMEL]/[VUURWERK] van de scènefunctie
––Bij gebruik van de functie voor bewegende beelden
- 59 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[OPNAME]-functie: 1 / 5 6
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de juiste belichting niet kunt krijgen vanwege het verschil
in helderheid tussen het onderwerp en de achtergrond. Bekijk de volgende voorbeelden.

Onderbelichting
Juiste belichting
Overbelichting
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
1
Druk op [Q.MENU] in en houd deze knop ingedrukt (P24).
2
Raak het pictogram A aan.
3
Compenseer de belichting door [w]/[q]
aan te raken.
• Selecteer [0 EV] om terug te keren naar de
oorspronkelijke belichting.
4
A
Raak [EXIT] aan.
• Raak [EXIT] aan om het snelmenu te sluiten. U kunt ook de ontspanknop tot de
helft indrukken om het menu te sluiten.
Opmerking
• EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Deze heeft betrekking
op de hoeveelheid licht die door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd
wordt.
• De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm.
• Zelfs als het toestel wordt uitgezet, wordt de ingestelde belichtingswaarde onthouden.
• Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het
onderwerp.
• Belichtingscompensatie kan niet worden gebruikt wanneer [STERRENHEMEL] van de
scènefunctie is geselecteerd.
- 60 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[OPNAME]-functie: / 5
Opnamen maken die overeenkomen met de scène
die wordt opgenomen (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest die overeenkomt met het onderwerp en de
opnameomstandigheden, zal de camera automatisch de optimale belichting en tint
instellen.
Scènes registreren met de scènefunctie (/ : My Scene Mode)
Met [MIJN SCENE MODE] kunt u de scènefunctie registreren die u als opnamefunctie het
vaakst gebruikt.
1
2
3
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar naar [1], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [MIJN SCENE MODE] aan.
• Als u in My Scene Mode al een scènefunctie
hebt geregistreerd, zal het pictogram van de
geregistreerde scènefunctie worden afgebeeld, in
plaats van [MIJN SCENE MODE].
Raak de scènefunctie aan die u wilt
selecteren.
• Het menuscherm schakelt over naar het
opnamescherm van de geselecteerde
scènefunctie.
• De geselecteerde scènefunctie wordt
geregistreerd als My Scene Mode, zodat u de volgende keer bij het opnemen
deze scènefunctie kunt selecteren vanuit [OPNAMEFUNCTIE].
Over de informatiefunctie 8
• Als [8] is gemarkeerd, zal over de geselecteerde scènefunctie
uitleg worden getoond wanneer de scènefunctie in stap 3 wordt
aangeraakt.
Een andere scènefunctie kiezen vanuit My Scene Mode
1 Raak [SCN] aan in het opnamescherm van My Scene
Mode.
2 Raak de scènefunctie aan.
- 61 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Voor elke opname de scènefunctie selecteren (5: Scène Mode)
Met [SCÈNE-MODUS] kunt u de scènefunctie selecteren telkens wanneer u een opname
maakt.
1 Raak in stap 2 (P61) [SCÈNE-MODUS] aan.
2 Raak de scènefunctie aan.
• Het opnamescherm voor de geselecteerde scènefunctie zal worden afgebeeld.
• Door in het opnamescherm van de scènefunctie [SCN] aan te raken, keert u terug
naar het menuscherm van de scènefuncties.
Opmerking
• De flitsinstelling van de scènefunctie wordt teruggezet naar de begininstelling wanneer
een andere scènefunctie wordt geselecteerd.
• Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie die niet geschikt is voor de
opnameomstandigheden, kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
• De volgende items kunnen in de scènefunctie niet worden ingesteld omdat het toestel
deze automatisch optimaal instelt.
––[GEVOELIGHEID]
––[KLEURFUNCTIE]
• De selectie van het scherpstelgebied door aanraking kan worden gebruikt, behalve voor
de volgende scènemodi.
––[STERRENHEMEL]/[VUURWERK]
• De sluitertijd voor scènefuncties, behalve [SPORT], [NACHTPORTRET],
[NACHTL. SCHAP], [KAARSLICHT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER], [FLITS-BURST],
[STERRENHEMEL], [VUURWERK] en [SNEEUW] varieert tussen 1/8e seconde en
1/1600e seconde.
- 62 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[PORTRET]
Wanneer u overdag opnamen maakt van personen buiten, biedt deze functie de
mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te
geven.
Technieken voor portretten
Deze functie kunt u als volgt doeltreffender maken:
1
Draai de zoomregelaar zo ver mogelijk naar Tele.
2
Ga dicht bij het onderwerp staan voor een beter effect.
Opmerking
• De begininstelling voor [AF MODE] is [3].
[GAVE HUID]
Wanneer u overdag opnamen maakt van personen buiten, stelt deze functie u in staat de
huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt
goed wanneer u opnamen maakt van personen vanaf hun borst omhoog.)
Technieken voor de zachte-huidfunctie
Deze functie kunt u als volgt doeltreffender maken:
1
Draai de zoomregelaar zo ver mogelijk naar Tele.
2
Ga dicht bij het onderwerp staan voor een beter effect.
Opmerking
• Als een gedeelte van de achtergrond, etc. een kleur heeft die vergelijkbaar is met de
huidkleur, wordt dit gedeelte ook verzacht.
• Deze functie werkt mogelijk minder doeltreffend als het beeld onvoldoende helder is.
• De begininstelling voor [AF MODE] is [3].
- 63 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[TRANSFORMEREN]
Met deze functie kunt u van een onderwerp zodanig een opname maken dat het
onderwerp er dun of uitgerekt uitziet, met tegelijkertijd een gladde huid.
1 Raak het transformatieniveau aan.
• Deze functie kan worden ingesteld vanaf het snelmenu (P24).
2 Maak de opnamen.
Opmerking
• De beeldgrootte (resolutie) is vast ingesteld, zoals hieronder
beschreven.
––[C] voor [+], [M] voor [*] en [U] voor [}]
• U kunt opnamen maken en afdrukken op formaat 4˝×6˝/10×15 cm.
• De begininstelling voor [AF MODE] is [3].
• De transformatiefunctie kan niet worden gebruikt zonder de houder van de auteursrechten
hiervan op de hoogte te stellen, behalve bij gebruik voor persoonlijke doeleinden.
• Gebruik het materiaal niet in strijd met de openbare orde en moraal of om iemand te beledigen.
• Gebruik het materiaal niet als u de belangen van het onderwerp hierdoor schaadt.
[ZELFPORTRET]
Selecteer deze optie als u van uzelf opnamen wilt maken.
Technieken voor zelfportretten
• Druk de ontspanknop tot de helft in om scherp te stellen. De
zelfontspanneraanduiding begint te branden zodra u scherp in beeld
staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
• Het onderwerp is niet scherp gesteld als de zelfontspanneraanduiding
knippert. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te stellen.
• De gemaakte opname verschijnt automatisch op de LCD-monitor, zodat u deze kunt bekijken.
• Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd, raden wij het gebruik aan van de
2 seconden-zelfontspanner.
Opmerking
• Het focusbereik is circa 30 cm t/m 1,2 m (Groothoek).
• De zoomvergroting wordt automatisch ingesteld op Groothoek (1×).
• De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op Uit of op 2 seconden. Als u deze
functie instelt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel wordt
uitgeschakeld, een andere scènefunctie wordt geselecteerd of de [OPNAME]-functie of
[AFSPELEN]-functie wordt geselecteerd.
• De stabilisatiefunctie wordt vast ingesteld op [MODE2]. (P92)
• De begininstelling voor [AF MODE] is [3].
- 64 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[LANDSCHAP]
Hiermee kunt u opnamen maken van een landschap in de volle breedte.
Opmerking
• De flitsfunctie wordt vast ingesteld op [o].
• Het focusbereik is 5 m t/m 7.
[SPORT]
Selecteer deze functie wanneer u opnamen wilt maken van sportscènes of andere snel
bewegende objecten.
Opmerking
• Als de camera is ingesteld op [STABILISATIE] en er weinig golfbeweging is, of wanneer
[STABILISATIE] is ingesteld op [OFF], dan is de maximale sluitertijd 1 seconde.
• Met deze functie kunt u opnamen maken van onderwerpen op een afstand van 5 m of
meer.
• [,] wordt geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO1600].
[NACHTPORTRET]
Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon en achtergrond met een helderheid die
vrijwel gelijk is aan die van de werkelijkheid.
Technieken voor nachtportretten
• Gebruik de flitser. (U kunt de camera instellen op [[].)
• Vraag het onderwerp niet te bewegen terwijl u een opname maakt.
• We raden aan de zoomregelaar in te stellen op Groothoek (1×) en circa 1,5 m van het
onderwerp te gaan staan wanneer u een opname maakt.
Opmerking
• Het focusbereik is 60 cm (Groothoek)/1,2 m (Tele) t/m 5 m.
• Het verdient aanbeveling voor het maken van opnamen gebruik te maken van een
statief en de zelfontspanner.
• Als de camera is ingesteld op [STABILISATIE] en er weinig golfbeweging is, of wanneer
[STABILISATIE] is ingesteld op [OFF], dan kan het gebeuren dat de sluitertijd tot
maximaal 8 seconden wordt vertraagd.
• Vanwege de signaalverwerking kan het gebeuren dat de ontspanner gesloten blijft (max.
circa 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plaatsen.
• De begininstelling voor [AF MODE] is [3].
- 65 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[NACHTL. SCHAP]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
Opmerking
• De flitsfunctie wordt vast ingesteld op [o].
• Het focusbereik is 5 m t/m 7.
• Het verdient aanbeveling voor het maken van opnamen gebruik te maken van een
statief en de zelfontspanner.
• Als de camera is ingesteld op [STABILISATIE] en er weinig golfbeweging is, of wanneer
[STABILISATIE] is ingesteld op [OFF], dan kan het gebeuren dat de sluitertijd tot
maximaal 8 seconden wordt vertraagd.
• Vanwege de signaalverwerking kan het gebeuren dat de ontspanner gesloten blijft (max.
circa 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plaatsen.
[VOEDSEL]
Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet
zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants, etc.
Opmerking
• Het focusbereik is 5 cm (Groothoek)/1,0 m (Tele) tot 7.
- 66 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[PARTY]
Selecteer deze functie als u opnamen wilt maken op een bruiloft, een feest binnenshuis,
etc. Hiermee kunt u opnamen maken van mensen en achtergronden met een helderheid
die vrijwel overeenkomt met die van de werkelijkheid.
Technieken voor het maken van opnamen tijdens feesten
• Gebruik de flitser. (U kunt de camera instellen op [[] of [`].)
• Het verdient aanbeveling voor het maken van opnamen gebruik te maken van een
statief en de zelfontspanner.
• We raden aan de zoomregelaar in te stellen op Groothoek (1×) en circa 1,5 m van het
onderwerp te gaan staan wanneer u een opname maakt.
Opmerking
• De begininstelling voor [AF MODE] is [3].
[KAARSLICHT]
Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht.
Technieken voor het maken van opnamen bij kaarslicht
• Deze functie werkt beter zonder gebruik van de flitser.
Opmerking
• Het focusbereik is 5 cm (Groothoek)/1,0 m (Tele) tot 7.
• Het verdient aanbeveling voor het maken van opnamen gebruik te maken van een
statief en de zelfontspanner.
• Als de camera is ingesteld op [STABILISATIE] en er weinig golfbeweging is, of wanneer
[STABILISATIE] is ingesteld op [OFF], dan is de maximale sluitertijd 1 seconde.
• De begininstelling voor [AF MODE] is [3].
- 67 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[BABY1] / [BABY2]
Met deze functie kunt u van een baby opnamen maken met een mooie huidkleur. Als u de
flitser gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders.
Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden
ingesteld. U kunt ervoor kiezen om de geboortedatum en naam af te beelden als u de
opnamen weergeeft of om deze op de gemaakte opname te stempelen met gebruik van
[TEKST AFDR.] (P103).
Verjaardag/naaminstelling
1 Raak [SET] van [LEEFTIJD] of [NAAM] aan.
2 Voer de verjaardag of naam in.
Verjaardag: Raak [e]/[r] aan voor elk item om het jaar, de
maand en de dag in te stellen, en raak [INST.]
aan.
Naam:
Lees de paragraaf “Karakters invoeren” op P94
voor bijzonderheden over hoe u karakters invoert.
• Als u de verjaardag of naam instelt, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch
ingesteld op [ON].
• Als u [ON] selecteert wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
automatisch het instellingsscherm.
3 Raak [EXIT] aan om de procedure af te sluiten.
[LEEFTIJD] en [NAAM] annuleren
Selecteer de [OFF]-instelling bij stap 1 van de procedure “Verjaardag/naaminstelling”.
Opmerking
• De leeftijd en naam kunnen worden afgedrukt met gebruik van de gebundelde software
“PHOTOfunSTUDIO” op de CD-ROM (bijgeleverd).
• Als [LEEFTIJD] of [NAAM] wordt ingesteld op [OFF], zal de leeftijd of naam niet worden
afgebeeld, zelfs wanneer de verjaardag of naam is ingesteld. Stel [LEEFTIJD] of
[NAAM] in op [ON] voordat u opnamen maakt.
• Het focusbereik is 5 cm (Groothoek)/1,0 m (Tele) tot 7.
• Als de camera is ingesteld op [STABILISATIE] en er weinig golfbeweging is, of wanneer
[STABILISATIE] is ingesteld op [OFF], dan is de maximale sluitertijd 1 seconde.
• [,] wordt geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO1600].
• Als het toestel ingeschakeld wordt en [BABY1]/[BABY2] is ingesteld, worden de leeftijd
en naam gedurende circa 5 seconden links onderaan op het scherm afgebeeld, samen
met de huidige datum en tijd.
• Als de leeftijd niet juist wordt afgebeeld, controleer dan de instellingen van de klok en de
geboortedatum.
• De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN].
• De begininstelling voor [AF MODE] is [3].
- 68 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[HUISDIER]
Selecteer deze functie als u opnamen wilt maken van een huisdier zoals een hond of een kat.
U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt ervoor kiezen om
de geboortedatum en naam af te beelden als u de opnamen weergeeft of om deze op de
gemaakte opname te stempelen met gebruik van [TEKST AFDR.] (P103).
Raadpleeg [BABY1]/[BABY2] op P68 voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM].
Opmerking
• De begininstelling voor de AF-hulplamp is [OFF].
• De begininstelling voor [AF MODE] is [2].
• Raadpleeg [BABY1]/[BABY2] voor overige informatie over deze functie.
[ZONSONDERG.]
Selecteer deze functie als u opnamen wilt maken van een zonsondergang. U kunt op
deze manier levendige opnamen maken van de mooie rode kleur van de zon.
Opmerking
• De flitsfunctie wordt vast ingesteld op [o].
• De ISO-gevoeligheid wordt vast ingesteld op [ISO80].
[H. GEVOELIGH.]
Deze functie minimaliseert de golfbeweging van de onderwerpen, en stelt u in staat
opnamen te maken van deze onderwerpen in zwak verlichte kamers. (Selecteer deze
functie voor verwerking van hoge gevoeligheid. De gevoeligheid wordt automatisch
ingesteld tussen [ISO1600] en [ISO6400].)
Beeldgrootte (resolutie) en hoogte/breedteverhouding
1 Raak de beeldgrootte en hoogte/breedteverhouding aan die u wilt selecteren.
• 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) wordt geselecteerd als beeldgrootte.
2 Maak opnamen.
Opmerking
• U kunt opnamen maken en afdrukken op formaat 4˝×6˝/10×15 cm.
• Het focusbereik is 5 cm (Groothoek)/1,0 m (Tele) tot 7.
- 69 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[HI-SPEED BURST]
Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te leggen.
Beeldgrootte (resolutie) en hoogte/breedteverhouding
1 Raak de beeldgrootte en hoogte/breedteverhouding aan die u wilt selecteren.
• 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) wordt geselecteerd als beeldgrootte.
2 Maak opnamen.
• Er worden continu foto’s gemaakt door de ontspanknop volledig ingedrukt te houden.
Maximale
burstsnelheid
Aantal opnamen dat
kan worden gemaakt
circa 4,6 opnamen/seconde
circa 15 (ingebouwd geheugen)/circa 15 tot 100 (kaart)
het maximum is 100.
¼¼
• De burstsnelheid varieert afhankelijk van de opnameomstandigheden.
• Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt, wordt bepaald door
de omstandigheden waaronder de opnamen wordt gemaakt en het type en/of de status
van de kaart die wordt gebruikt.
• Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt, neemt direct na het
formatteren toe.
Opmerking
• De flitsfunctie wordt vast ingesteld op [o].
• U kunt opnamen maken en afdrukken op formaat 4˝×6˝/10×15 cm.
• Het focusbereik is 5 cm (Groothoek)/1,0 m (Tele) tot 7.
• De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast
ingesteld op de waarden die gelden voor de eerste opname.
• De ISO-gevoeligheid wordt automatisch ingesteld tussen [ISO500] en [ISO800]. De
ISO-gevoeligheid wordt echter verhoogd om een high-speed sluitertijd te krijgen.
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan het, als u continu opnamen maakt,
even duren voordat de volgende opname wordt gemaakt.
- 70 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[FLITS-BURST]
Met deze functie worden met gebruik van de flitser continu foto’s gemaakt. Deze functie
komt van pas als u op donkere plaatsen continu foto’s wilt maken.
Beeldgrootte (resolutie) en hoogte/breedteverhouding
1 Raak de beeldgrootte en hoogte/breedteverhouding aan die u wilt selecteren.
• 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) wordt geselecteerd als beeldgrootte.
2 Maak opnamen.
• Er worden continu foto’s gemaakt door de ontspanknop volledig ingedrukt te houden.
Aantal opnamen dat
kan worden gemaakt
max. 5 opnamen
Opmerking
• U kunt opnamen maken en afdrukken op formaat 4˝×6˝/10×15 cm.
• De sluitertijd wordt 1/30e seconde t/m 1/1600e seconde.
• Het focusbereik is 5 cm (Groothoek)/1,0 m (Tele) tot 7.
• De focus, zoom, belichting, sluitertijd, ISO-gevoeligheid en het flitsniveau worden vast
ingesteld op de waarden die gelden voor de eerste opname.
• [,] wordt geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO3200].
• Zie de Opmerking op P54 wanneer u de flitser gebruikt.
- 71 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[STERRENHEMEL]
Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker
onderwerp.
De sluitertijd instellen
Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.].
1 Raak het aantal seconden aan dat u wilt selecteren.
• Het is ook mogelijk om met het snelmenu het aantal seconden te wijzigen. (P24)
2 Maak opnamen.
• Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af te
beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm afgebeeld
wordt. Als het aftellen eindigt, wordt [AUB WACHTEN...]
afgebeeld, net zolang als de ingestelde sluitertijd voor de
signaalverwerking.
• Raak [ANNUL] aan als u het maken van de opname wilt
stopzetten terwijl het aftelscherm wordt afgebeeld.
Technieken voor het maken van opnamen van sterrenhemels
• De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij
raden verder aan opnamen te maken met de zelfontspanner.
Opmerking
• De flitsfunctie wordt vast ingesteld op [o].
• De optische stabilisatiefunctie wordt vast ingesteld op [OFF].
• De ISO-gevoeligheid wordt vast ingesteld op [ISO80].
[VUURWERK]
Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel.
Technieken voor het maken van opnamen van vuurwerk
• Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan.
Opmerking
• De flitsfunctie wordt vast ingesteld op [o].
• Deze functie werkt het beste wanneer het onderwerp 10 m of meer van het toestel
verwijderd is.
• De sluitertijd wordt als volgt ingesteld.
––Als [OFF] ingesteld is bij de optische beeldstabilisatiefunctie: Vast ingesteld op 2 seconden
––Als [AUTO], [MODE1] o [MODE2] ingesteld is bij de optische beeldstabilisatiefunctie: 1/4de
van een seconde of 2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera
bepaalt dat er een beetje golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz.)
––U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting te compenseren.
• De AF-zone verschijnt niet.
• De ISO-gevoeligheid wordt vast ingesteld op [ISO80].
- 72 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[STRAND]
Hiermee kunt u van de blauwe kleur van de zee, hemel, etc. opnamen maken die
nóg levendiger zijn. Ook wordt onderbelichting van mensen onder krachtig zonlicht
voorkomen.
Opmerking
• De begininstelling voor [AF MODE] is [3].
• Raak de camera niet aan met natte handen.
• Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de
lens of op de contactpunten komen.
[SNEEUW]
Hiermee kunt u opnamen maken die sneeuw er zo wit mogelijk laten uitzien, bijvoorbeeld
op een skipiste of een besneeuwde bergtop.
[LUCHTFOTO]
Met deze functie maakt u opnamen door het raam in een vliegtuig.
Techniek voor het maken van luchtfoto’s
• Het verdient aanbeveling deze techniek te gebruiken als het moeilijk is scherp te stellen
wanneer u opnamen maakt van wolken, etc. Richt de camera op iets met een hoog
contrast, druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te vergrendelen en richt
de camera vervolgens op het onderwerp en druk de ontspanknop volledig in om de
opname te maken.
Opmerking
• De flitsfunctie wordt vast ingesteld op [o].
• Het focusbereik is 5 m t/m 7.
• Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt.
• Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het
vliegtuigpersoneel te volgen.
• Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raam.
- 73 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[ZANDSTRAAL]
Met deze functie worden opnamen gemaakt met een korrelige textuur, alsof deze is
gezandstraald.
Opmerking
• De ISO-gevoeligheid wordt vast ingesteld op [ISO1600].
• Het focusbereik is 5 cm (Groothoek)/1,0 m (Tele) tot 7.
[FOTO FRAME]
Met deze functie maakt u opnamen met rondom een kader.
Het kader instellen
1 Raak het kader aan dat u wilt selecteren.
• Het aantal pixels wordt vast ingesteld op 2M (4:3).
2 Maak de opnamen.
Opmerking
• [AUTO REVIEW] is vast ingesteld op [2 SEC.].
• De kleur van het kader dat wordt afgebeeld op het scherm, kan verschillen van de kleur
van het kader rondom de feitelijke opname, maar dit duidt niet op een storing.
- 74 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[OPNAME]-functie: 6
Functie voor bewegende beelden
1
2
3
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar naar [1], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [FILM] aan.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk deze vervolgens helemaal
in om te beginnen met opnemen.
A
B
A
Geluidsopname
• De beschikbare opnametijd B wordt aan de
rechterbovenzijde van het scherm afgebeeld
en de verstreken opnametijd C wordt aan de
rechteronderzijde van het scherm afgebeeld.
C
• Laat de ontspanknop onmiddellijk los nadat u
deze volledig hebt ingedrukt.
• Als het onderwerp scherp is gesteld, gaat de focusaanduiding branden.
• De scherpstelling en zoom worden vast ingesteld op de betreffende waarde als
de opname begint (het eerste beeldje).
• Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de ingebouwde microfoon.
(Bewegende beelden kunnen niet worden opgenomen zonder geluid.)
4
Druk de ontspanknop helemaal in als u wilt stoppen met opnemen.
• Als tijdens het maken van opnamen het ingebouwde geheugen of de kaart vol
raakt, stopt het toestel automatisch.
- 75 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Instellingen voor de opnamekwaliteit wijzigen
1
Druk op [MENU].
2
Raak [OPN. KWALITEIT] aan.
3
Raak het item aan.
Item
Beeldgrootte
fps
1280 × 720 pixels
30
848 × 480 pixels
30
x
640 × 480 pixels
30
y
320 × 240 pixels
30
a
w
Hoogte/
breedteverhouding
16:9
4:3
Opnamen kunnen niet worden gemaakt in het ingebouwde geheugen.
¼¼
4
Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 76 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Opmerking
• De flitsfunctie wordt vast ingesteld op [o].
• Het verdient aanbeveling een kaart te gebruiken met een SD Speed Class van “Class
6” of hoger als u bewegende beelden wilt opnemen.
¼¼
De SD Speed Class-kwalificatie is de snelheidsstandaard voor opeenvolgende
schrijfbewerkingen.
• Raadpleeg P148 voor informatie over de beschikbare opnametijd.
• De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm, neemt mogelijk niet op
regelmatige wijze af.
• Afhankelijk van het type kaart kan het gebeuren dat na het opnemen van bewegende
beelden korte tijd de geheugenaanduiding verschijnt. Dit is geen storing.
• Als bewegende beelden die u met dit toestel hebt opgenomen, worden afgespeeld
op andere apparatuur, dan kan het zijn dat de kwaliteit van beelden en geluiden
achteruitgaat of dat beelden niet kunnen worden afgespeeld. Het kan ook gebeuren dat
bepaalde opslaginformatie niet correct op het scherm wordt weergegeven.
• Deze camera heeft een verbeterde geluidskwaliteit zodat bewegende beelden die op
deze camera zijn opgenomen, niet kunnen worden afgespeeld op een digitale camera
van Panasonic (LUMIX-modellen) die in juli 2008 of vroeger is aangeschaft. (Films
die op eerdere modellen zijn opgenomen, kunnen echter wel op deze camera worden
afgespeeld.)
• Bij gebruik van de functie voor bewegende beelden is richtingdetectie niet mogelijk.
• Bij gebruik van de functie voor bewegende beelden wordt [AF MODE] vast ingesteld op
[\] en [STABILISATIE] op [MODE1].
• [DIG. ZOOM] en [AF ASS. LAMP] kunnen niet worden geselecteerd bij gebruik van
de functie voor bewegende beelden. Gebruik wordt gemaakt van de instelling van een
andere opnamefunctie.
• In vergelijking met stilstaande beelden hebben bewegende beelden mogelijk een smalle
gezichtshoek.
• Het verdient aanbeveling om bij het opnemen van bewegende beelden gebruik te
maken van een batterij met voldoende capaciteit of van de AC-adapter.
• Als bij gebruik van een AC-adapter tijdens het opnemen van bewegende beelden de
stroomtoevoer wordt onderbroken doordat een stroomstoring is opgetreden of de ACadapter werd ontkoppeld, etc., dan zullen de bewegende beelden niet verder worden
opgenomen.
• Het geluid van een knop wordt mogelijk opgenomen als tijdens het opnemen van
bewegende beelden de betreffende knop wordt bediend.
- 77 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[OPNAME]-functie: 4 1 MS 5 6
Nuttige functies op reisbestemmingen
Opslaan op welke dag van uw vakantie u de opname maakt
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het menu [SET-UP].
Als u de vertrekdatum of de reisbestemming van de vakantie vooraf instelt, wordt bij het
maken van de opname het aantal dagen opgeslagen (welke dag van de vakantie het is)
dat is verstreken sinds de vertrekdatum. U kunt het aantal verstreken dagen afbeelden
wanneer u de opnamen weergeeft en dit aantal stempelen op de gemaakte opnamen met
[TEKST AFDR.] (P103).
• Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum, kan worden afgedrukt met de
gebundelde software “PHOTOfunSTUDIO” op de CD-ROM (bijgeleverd).
• Selecteer [KLOKINST.] om vooraf de huidige datum en tijd in te stellen. (P19)
1
Selecteer [REISDATUM] in het menu [SET-UP].
2
Raak [REIS-SETUP] aan.
3
Raak [SET] aan.
4
5
Raak voor elk item [e]/[r] aan om de vertrekdatum
(jaar/maand/dag) in te stellen, en raak [INST.] aan.
Raak voor elk item [e]/[r] aan om de terugkeerdatum
(jaar/maand/dag) in te stellen, en raak [INST.] aan.
• Als u de terugkeerdatum niet wilt instellen, raak dan
[INST.] aan terwijl de datumbalk op het scherm staat.
- 78 -
Gevorderd (Opnamen maken)
6
Raak [LOCATIE] aan.
7
Raak [SET] aan.
8
Voer de locatie in.
9
Raak [ANNUL] aan.
• Lees de paragraaf “Karakters invoeren” op P94 voor bijzonderheden over hoe u
karakters invoert.
• Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
10 Maak een opname.
• Direct nadat u de reisdatum hebt ingesteld of als u de camera aanzet nadat
eerder de vertrekdatum was ingesteld, wordt circa 5 seconden lang het aantal
dagen afgebeeld dat is verstreken sinds de vertrekdatum.
• Als de reisdatum is ingesteld, verschijnt [t] aan de rechteronderzijde van het
scherm.
De reisdatum annuleren
De reisdatum wordt automatisch geannuleerd als de huidige datum na de terugkeerdatum
ligt. Als u de reisdatum wilt annuleren voor het einde van de vakantie, selecteert u [OFF]
op het scherm dat wordt weergegeven in stap 3 of 7. Als de [REIS-SETUP] ingesteld is
op [OFF] in stap 3, dan wordt [LOCATIE] ook ingesteld op [OFF].
- 79 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Opmerking
• De reisdatum wordt berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
vertrekdatum die u instelt. Als u [WERELDTIJD] (P81) afstemt op de reisbestemming,
dan wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
ingestelde reisbestemming.
• Zelfs als u het toestel uitzet, wordt de instelling van de reisdatum onthouden.
• Als [REISDATUM] wordt ingesteld op [OFF], dan wordt het aantal dagen dat is
verstreken sinds de vertrekdatum, niet opgeslagen. Zelfs als u na het maken van de
opnamen [REISDATUM] instelt op [SET], wordt de vakantiedag waarop u de opnamen
hebt gemaakt, niet afgebeeld.
• Als u een vertrekdatum hebt ingevoerd en u vervolgens een opname op een datum
vóór deze vertrekdatum maakt, dan verschijnt er een oranje [-] (minteken) en wordt de
vakantiedag waarop u de opname hebt gemaakt, niet opgeslagen.
• Als de reisdatum als [-] (min) in wit wordt afgebeeld, bestaat er een tijdsverschil dat
betrekking heeft op een datumverandering tussen [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal
opgeslagen worden)
• [LOCATIE] kan niet worden opgenomen wanneer u opnamen maakt van bewegende
beelden.
• [REISDATUM] kan niet worden ingesteld bij gebruik van de intelligente automatische
functie. Gebruik wordt gemaakt van de instelling van een andere opnamefunctie.
- 80 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Opnamedatums/tijden op overzeese reisbestemmingen (wereldtijd)
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het menu [SET-UP].
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de
opnamen die u maakt.
• Selecteer [KLOKINST.] om vooraf de huidige datum en tijd in te stellen. (P19)
1
Selecteer [WERELDTIJD] in het menu [SET-UP].
2
Raak [HOME] aan.
3
• Als u na aanschaf van de camera deze voor
de eerste keer gebruikt, verschijnt het bericht
[GELIEVE DE THUISZONE INSTELLEN]. Selecteer uw
woongebied in het scherm bij stap 3.
Raak [w] of [q] aan om uw woongebied te
selecteren, en raak [INST.] aan.
A
Huidige tijd
B
B
Tijdverschil met GMT (Greenwich Mean Time)
A
• Als in uw woongebied de zomertijd [z] wordt gebruikt,
raak dan [z] aan. Raak [z] opnieuw aan als u wilt
terugkeren naar de oorspronkelijke tijd.
• Als u voor uw woongebied de zomertijd selecteert, betekent dit niet dat de
huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet zelf de klok één uur vooruit.
- 81 -
Gevorderd (Opnamen maken)
4
5
Raak [BESTEMMING] aan.
C
Afhankelijk van de instelling verschijnt op het scherm
de tijd van uw vakantiebestemming of van uw eigen
woongebied.
C
Raak [w] of [q] aan om het gebied van uw
bestemming te selecteren, en raak [INST.] aan.
D
Huidige tijd van uw bestemming
E
E
Tijdverschil
• Als zomertijd [z] wordt gebruikt op uw
D
reisbestemming, raak dan [z] aan. (De tijd wordt
één uur vooruit gezet.) Raak [z] opnieuw aan als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke tijd.
6
Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
Opmerking
• Zet de instelling na afloop van uw vakantie terug naar [HOME] door stap 1, 2 en 3 uit te
voeren.
• Als [HOME] al ingesteld is, wijzig dan alleen de reisbestemming.
• Als op het scherm uw reisbestemming niet in de lijst met gebieden staat, stel dan uw
camera in overeenstemming met het tijdverschil tussen uw eigen woongebied en uw
reisbestemming in.
• Het reisbestemmingspictogram [w] verschijnt als u opnamen weergeeft die u tijdens
uw reis hebt gemaakt.
- 82 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Gebruik van het [OPNAME]-functiemenu
[FLITS]
Raadpleeg P50 voor bijzonderheden.
[ZELFONTSPANNER]
Raadpleeg P57 voor bijzonderheden.
[FOTO RES.]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het
[OPNAME]-functiemenu.
Stel het aantal pixels en de hoogte/breedteverhouding van de opnamen in. Hoe hoger
het aantal pixels, hoe fijner het detail van de opnamen is, zelfs wanneer deze worden
afgedrukt op grote vellen.
Toepasbare functies: 4 1 / 5
4320 × 3240 pixels
+=
+ EP
3648 × 2736 pixels
+ TP
2560 × 1920 pixels
+ CP
2048 × 1536 pixels
+ OP
640 × 480 pixels
*~
4320 × 2880 pixels
}|
4320 × 2432 pixels
¼¼
Dit item kan niet worden ingesteld bij gebruik van de intelligente automatische functie.
[+]: Hoogte/breedteverhouding van een TV met het formaat 4:3
[*]: Hoogte/breedteverhouding van een 35 mm-filmcamera
[}]: Hoogte/breedteverhouding van een High-Definition-TV, etc.
• Als [8] is gemarkeerd, wordt uitleg over het beeldformaat (geschikt afdrukformaat, enz.)
weergegeven wanneer een item wordt aangeraakt.
- 83 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Opmerking
A
• “EZ” is een afkorting van “Extra optische Zoom”.
• Een digitaal beeld bestaat uit een groot aantal punten
die pixels heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner
B
het beeld is als het wordt afgedrukt op een groot vel
papier of als het wordt afgebeeld op een PC-monitor.
A
Veel pixels (Fijn)
B
Weinig pixels (Grof)
¼¼
Deze opnamen zijn voorbeelden om het effect te laten zien.
• De extra optische zoom werkt niet als [MACRO ZOOM] is geselecteerd of bij gebruik
van [TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST]
en [FOTO FRAME] van de scènefunctie, zodat de beeldgrootte voor [P] niet wordt
afgebeeld.
• Afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden kunnen opnamen mozaïsch lijken.
• Raadpleeg P146 voor informatie over het aantal opnamen dat kan worden gemaakt.

[OPN. KWALITEIT]
Raadpleeg P76 voor bijzonderheden.
- 84 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[GEVOELIGHEID]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het
[OPNAME]-functiemenu.
Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het
instellen op een hoger figuur, stelt u in staat ook op donkere plekken beelden te maken
zonder dat de beelden donker worden.
Toepasbare functies: 1
[,]/[80]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]
ISO-gevoeligheid
Opnamelocatie (aanbevolen)
Sluitertijd
Ruis
80
Wanneer het licht is
(buiten)
1600
Wanneer het donker is
Langzaam
Snel
Minder
Verhoogd
Opmerking
• Wanneer u de instelling [,] gebruikt, detecteert de camera de beweging van het
onderwerp (bewegingsdetectie) en stelt deze de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd
in volgens de beweging en helderheid van het onderwerp. De ISO-gevoeligheid wordt
in overeenstemming met de helderheid automatisch ingesteld op een maximum van
[ISO800]. (Bij gebruik van de flitser kan de gevoeligheid worden ingesteld tot een
maximum van [ISO1600].)
• Om beeldruis te voorkomen, raden we aan dat u het maximale ISO-gevoeligheidsniveau
reduceert of [KLEURFUNCTIE] instelt op [NATURAL], en vervolgens opnamen maakt.
(P91)
- 85 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[AF MODE]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het
[OPNAME]-functiemenu.
Met deze functie kunt u de scherpstelmethode gebruiken die bij de posities en bij het
aantal te selecteren onderwerpen past.
Toepasbare functies: 1 / 5
[3]: Gezichtsherkenning
De camera detecteert automatisch het gezicht van
de persoon. De scherpstelling en belichting kunnen
vervolgens worden afgestemd op dat gezicht, ongeacht
waar het gezicht zich in het beeld bevindt. (max. 15 zones)
[\]: S
cherpstelling in 9
zones
Het toestel stelt scherp op één of meer van de 9
scherpstelzones. Dit is effectief wanneer het onderwerp
zich niet in het midden van het scherm bevindt.
[2]: S
cherpstelling in 1
zone
Het toestel stelt scherp op het onderwerp in de AF-zone in
het midden van het scherm.
Opmerking
• Het toestel stelt scherp op alle AF-zones als meerdere AF-zones (max. 9 zones)
tegelijkertijd gaan branden bij gebruik van [\]. Zet de AF-functie op [2] als u de
scherpstelpositie wilt bepalen om opnamen te maken.
• Als de AF-functie ingesteld is op [\], wordt de AF-zone niet afgebeeld totdat er op het
beeld scherp gesteld is.
• Het kan gebeuren dat de camera een ander onderwerp dan het gezicht van een
persoon als een gezicht detecteert. Selecteer in dat geval voor de AF-functie een
andere instelling dan [3] en maak vervolgens een opname.
• De AF-functie kan niet worden ingesteld bij [VUURWERK] van de scènefunctie.
• In de volgende gevallen is het niet mogelijk [3] te selecteren.
––Bij gebruik van [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL] en
[LUCHTFOTO] van de scènefunctie.
Over [3] (Gezichtsherkenning)
De volgende AF-zonekaders worden afgebeeld wanneer het
toestel gezichten detecteert.
Geel:
Wanneer u de ontspanknop tot de helft indrukt, wordt het kader
groen als de camera scherp gesteld heeft.
Wit:
Wordt afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gedetecteerd is. Er wordt ook scherp
gesteld op andere gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen
de gele AF-zones.
- 86 -
Gevorderd (Opnamen maken)
• De gezichtsherkenningsfunctie werkt mogelijk niet onder bepaalde opnameomstandigheden, waaronder ook de hieronder genoemde omstandigheden, waardoor
het onmogelijk is gezichten te detecteren. [AF MODE] wordt ingesteld op [\].
––Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
––Wanneer het gezicht in een hoek staat
––Wanneer het gezicht extreem helder of extreem donker is
––Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
––Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril, etc.
––Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
––Wanneer er een snelle beweging is
––Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
––Wanneer het toestel schudt
––Wanneer de digitale zoom wordt gebruikt
[MACRO STAND]
Raadpleeg P55 voor bijzonderheden.
- 87 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[WITBALANS]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het
[OPNAME]-functiemenu.
Onder zonlicht, gloeilampen of vergelijkbare omstandigheden waarbij de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig neigt, wordt met deze functie het beeld aangepast aan de
kleur van wit die het meest overeenkomt met wat in verhouding tot de lichtbron door het
oog wordt gezien.
Toepasbare functies: 1 / 5 6
[AWB] : Automatische instelling
[l] :
Wanneer u buiten opnamen maakt onder een heldere lucht
[x] :
Wanneer u buiten opnamen maakt onder een bewolkte lucht
[c] : Wanneer u buiten opnamen maakt in de schaduw
[v] : Wanneer u opnamen maakt onder gloeilampen
[b] : Waarde die wordt ingesteld met gebruik van [n]
[n] : Handmatig ingesteld
Opmerking
• De optimale witbalans hangt af van het type halogeenverlichting tijdens de opnamen;
gebruik daarom [AWB] of [n].
• De witbalansinstelling blijft opgeslagen, ook als u het toestel uitzet. (De
witbalansinstelling voor een scènefunctie keert echter terug naar [AWB] als u een
andere scènefunctie kiest.)
• Bij gebruik van de scènefuncties hieronder wordt de witbalans vast ingesteld op [AWB]:
––[LANDSCHAP]/[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]/[VOEDSEL]/[PARTY]/
[KAARSLICHT]/[ZONSONDERG.]/[FLITS-BURST]/[STERRENHEMEL]/
[VUURWERK]/[STRAND]/[SNEEUW]/[LUCHTFOTO]/[ZANDSTRAAL]
- 88 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waaronder opnamen worden gemaakt,
kunnen de opnamen een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Wanneer er
meerdere lichtbronnen worden gebruikt of er niets is met een kleur die in de buurt komt
van wit, kan het bovendien gebeuren dat de automatische witbalans niet goed werkt.
Selecteer voor de witbalans in dat geval een andere instelling dan [AWB].
1 D
e automatische witbalans functioneert
binnen dit bereik.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (regen)
4 Schaduw
5 TV-scherm
6 Zonlicht
7 Wit TL-licht
8 Licht van gloeilamp
9 Zonsopgang en zonsondergang
10 Kaarslicht
K=Kelvin Colour Temperature
(Kelvin-kleurtemperatuur)
10000 K
9000 K
8000 K
6000 K
1)
[BELICHTING]
- 89 -
3)
7000 K
5000 K
4000 K
6)
7)
3000 K
8)
2000 K
1000 K
De witbalans handmatig instellen
1 Selecteer [n].
2 Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks,
zodat het kader in het midden gevuld wordt met alleen het
witte object, en raak vervolgens [INST.] aan.
• De witbalans kan niet goed worden ingesteld als het
onderwerp te helder of te donker is. Verbeter in dat geval het
omgevingslicht en stel opnieuw de witbalans in.
Raadpleeg P60 voor bijzonderheden.
2)
9)
10)
4)
5)
Gevorderd (Opnamen maken)
[BURSTFUNCTIE]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het
[OPNAME]-functiemenu.
Met deze functie worden continu opnamen gemaakt zolang u de ontspanknop ingedrukt
houdt.
Selecteer vervolgens alleen de opnamen die u mooi vindt.
Toepasbare functies: 4 1 / 5
[OFF]/[&]
Burstsnelheid (opnamen/seconde)
circa 1,5
Hangt af van de resterende ruimte in het
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
ingebouwde geheugen of op de kaart.
• De hierboven genoemde waarden van de burstsnelheid zijn van toepassing als de
sluitertijd 1/60 of sneller is.
Opmerking
• De burstsnelheid wordt halverwege langzamer. De exacte timing hiervan hangt af
van het kaarttype, de beeldgrootte en de kwaliteit.
• U kunt opnamen maken totdat het ingebouwde geheugen of de kaart vol is.
• De scherpstelling wordt vergrendeld nadat de eerste opname is gemaakt.
• Telkens als u een opname maakt, worden de belichting en witbalans bijgesteld.
• Bij gebruik van de zelfontspanner wordt het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan
worden gemaakt, vast ingesteld op 3.
• De belichting is mogelijk niet optimaal als u een bewegend onderwerp volgt terwijl u
opnamen maakt op een plaats (landschap) binnen, buiten, etc. waar een groot verschil
bestaat tussen licht en schaduw.
• De burstsnelheid (opnamen per seconde) kan afnemen al naargelang de opnameomgeving zoals op donkere plaatsen, als de ISO-gevoeligheid hoog is, etc.
• De burstfunctie wordt niet geannuleerd als u het toestel uitzet.
• Als u met de burstfunctie opnamen maakt in het ingebouwde geheugen, duurt het enige
tijd om de beeldgegevens weg te schrijven.
• [o] wordt ingesteld voor de flitser wanneer burst is geselecteerd.
• Burst kan niet worden gebruikt met [TRANSFORMEREN], [HI-SPEED BURST],
[FLITS-BURST], [STERRENHEMEL], [ZANDSTRAAL] of [FOTO FRAME] van de
scènefunctie.
- 90 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[DIG. ZOOM]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het
[OPNAME]-functiemenu.
Met deze functie kunnen onderwerpen nog verder worden vergroot dan met de optische
zoom of extra optische zoom.
Toepasbare functies: 1 / 5
[OFF]/[ON]
Opmerking
• Raadpleeg P42 voor bijzonderheden.
• Het verdient aanbeveling [STABILISATIE] in te stellen op [AUTO] of [MODE1] als
cameratrilling (golfbeweging) tijdens het zoomen een probleem is.
• Bij gebruik van de macro-zoomfunctie staat de digitale zoom vast ingesteld op [ON].
• [DIG. ZOOM] kan niet worden geselecteerd bij gebruik van de functie voor bewegende
beelden. Gebruik wordt gemaakt van de instelling van een andere opnamefunctie.
[KLEURFUNCTIE]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het
[OPNAME]-functiemenu.
Met de opties hieronder kunt u de opnamen scherper of zachter maken, de kleuren van
de beelden in sepiakleuren veranderen of andere kleureffecten bereiken.
Toepasbare functies: 4 1 6
[STANDAARD] : Dit is de standaardinstelling.
[NATURAL] :
Het beeld wordt zachter.
[VIVID] :
Het beeld wordt scherper.
[B/W] :
Het beeld wordt zwart-wit.
[SEPIA] :
Het beeld wordt sepia.
[COOL] :
Het beeld wordt blauwachtig.
[WARM] :
Het beeld wordt roodachtig.
Opmerking
• Wanneer u opnamen maakt op donkere plaatsen, kan er ruis optreden. Om ruis te
voorkomen, raden wij aan [NATURAL] te selecteren.
• U kunt [NATURAL], [VIVID], [COOL] of [WARM] niet selecteren bij gebruik van de
intelligente automatische functie.
• Bij gebruik van de intelligente automatische functie kunt u de kleurfunctie afzonderlijk
instellen.
- 91 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[STABILISATIE]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het [OPNAME]-functiemenu.
Met behulp van deze functies wordt tijdens het maken van opnamen golfbeweging
gedetecteerd, en compenseert het toestel automatisch de golfbeweging, waardoor het
mogelijk is om opnamen te maken zonder golfbeweging.
Toepasbare functies: 1 / 5
[OFF]
[AUTO] : Afhankelijk van de omstandigheden wordt de optimale
golfbewegingscompensatie geselecteerd.
[MODE1] : Golfbeweging wordt altijd gecompenseerd tijdens de [OPNAME]-functie.
[MODE2] : De golfbeweging wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop wordt
ingedrukt.
Opmerking
• De stabilisatiefunctie is in de volgende gevallen mogelijk niet effectief.
––Wanneer er veel golfbeweging is.
––Als de zoomvergroting erg hoog is.
––In het digitale zoombereik.
––Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
––Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis of op donkere plaatsen opnamen te
maken.
Houd de camera stil wanneer u de ontspanknop indrukt.
• De functie wordt vast ingesteld op [MODE2] bij [ZELFPORTRET] van de scènefunctie
en op [OFF] bij [STERRENHEMEL] van de scènefunctie.
• Bij gebruik van de functie voor bewegende beelden staat de stabilisatiefunctie vast
ingesteld op [MODE1].
- 92 -
Gevorderd (Opnamen maken)
[AF ASS. LAMP]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het [OPNAME]-functiemenu.
Het is voor de camera gemakkelijker om bij weinig licht scherp te stellen
als u het onderwerp verlicht.
Toepasbare functies: 1 / 5
[OFF] : De AF-hulplamp gaat niet branden.
[ON] : Wanneer u opnamen maakt op donkere plaatsen, zal de AF-hulplamp gaan branden als u
de ontspanknop tot de helft indrukt. (Er worden dan grotere AF-zones afgebeeld.)
Opmerking
• Het effectieve bereik van de AF-hulplamp is 1,5 m.
• Zet [AF ASS. LAMP] op [OFF] als u de AF-hulplamp A niet wilt
gebruiken (bijv. wanneer u opnamen maakt van dieren op een donkere
plaats). In dat geval zal het moeilijker worden scherp te stellen.
• [AF ASS. LAMP] staat vast ingesteld op [OFF] bij [ZELFPORTRET],
[LANDSCHAP], [NACHTL. SCHAP], [ZONSONDERG.], [VUURWERK]
en [LUCHTFOTO] van de scènefunctie.
• [AF ASS. LAMP] kan niet worden geselecteerd bij gebruik van de functie voor bewegende
beelden. Gebruik wordt gemaakt van de instelling van een andere opnamefunctie.
[RODE-OGEN CORR]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het
[OPNAME]-functiemenu.
Wanneer u de flitser met rode-ogenreductie ([y], [u], [i]) selecteert, zal
deze automatisch rode ogen in de beeldgegevens herkennen en reduceren.
Toepasbare functies: 1 / 5
[OFF]/[ON]
Opmerking
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan het voorkomen dat met deze functie
rode ogen niet kunnen worden gecorrigeerd.
• Wanneer de digitale rode-ogencorrectie is ingesteld op [ON], verschijnt [ ] op het
flitspictogram.
• Raadpleeg P51 voor bijzonderheden.
[KLOKINST.]
Raadpleeg P22 voor bijzonderheden over de instellingen van het
[OPNAME]-functiemenu.
Met deze functie stelt u het jaar, de maand, de dag en de tijd in.
Deze functie werkt precies hetzelfde als [KLOKINST.] (P19) in het menu [SET-UP].
- 93 -
Gevorderd (Opnamen maken)
Karakters invoeren
Namen die zijn ingesteld bij [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] van de scènefunctie of
bij [LOCATIE] van de reisdatum, worden ook opgenomen als de titels. (Er kunnen alleen
alfabetische karakters en symbolen worden ingevoerd.)
1
Open het tekstinvoerscherm.
2
Voer de karakters in.
3
Raak [INST.] aan.
• Voor de naaminstelling bij [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] van de scènefunctie
(P61)
• Voor de [LOCATIE]-instelling van de reisdatum (P78)
• Als u bijvoorbeeld de letter “E” wilt invoeren, moet u
[DEF] tweemaal aanraken.
• Raak [s] aan om afwisselend [A] (hoofdletters), [a]
(kleine letters), [1] (getallen) en [&] (speciale karakters) te
gebruiken.
• De cursor bij de invoerpositie kan naar links worden
verschoven door [t] aan te raken, en naar rechts door
[u] aan te raken.
• Raak [v] aan als u een spatie wilt invoeren. Raak [WISSEN] aan als u een
ingevoerd karakter wilt wissen.
• Raak op elk gewenst moment [ANNUL] aan als u wilt stoppen met het invoeren
van tekst.
• Er kunnen maximaal 30 karakters worden ingevoerd.
• Elk instellingsscherm wordt weer opgeroepen zoals het was.
Opmerking
• U kunt tekst ook verschuiven als niet alle geregistreerde tekst op het scherm past.
- 94 -
Geavanceerd (weergeven)
[AFSPELEN]-functie: 5
Opnamen opeenvolgend weergeven (diashow)
U kunt in combinatie met muziek de opnamen weergeven die u hebt gemaakt, en u
kunt dit opeenvolgend doen met een vast ingestelde pauze tussen de weergave van de
verschillende opnamen.
Ook kunt u de opnamen gezamenlijk gegroepeerd per categorie weergeven of alleen
de opnamen weergeven die u als favoriet hebt ingesteld als diashow.
Deze weergavemethode wordt aangeraden wanneer u het toestel hebt aangesloten op
een TV om de door u gemaakte opnamen te bekijken.
1
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar naar [5], en
druk vervolgens op [MODE].
2
Raak [DIASHOW] aan.
3
Raak het item aan.
[ALLE]:
Alle opnamen.
[CATEGORIESELECTIE]: Raak de categorie aan
die u wilt weergeven.
[FAVORIETEN]:
Opnamen met
[z] (favorieten).
[FAVORIETEN] kan alleen
worden geselecteerd als [FAVORIETEN] (P109) in het menu
[AFSPELEN] op [ON] staat en er al opnamen zijn ingesteld
als favorieten.
4
Raak [START] aan.
5
Raak [g] aan om de diashow te beëindigen.
• De normale weergave wordt hervat nadat de diavoorstelling is beëindigd.
- 95 -
Geavanceerd (weergeven)
Bedieningshandelingen die tijdens de diashow kunnen worden uitgevoerd
1 Roep het bedieningspaneel op door het scherm aan te raken.
• Als er gedurende 2 seconden geen bedieningshandeling wordt uitgevoerd, zal het
scherm terugkeren naar de oorspronkelijke toestand.
A
Bedieningspaneel
A
2 Raak op het bedieningspaneel de items aan die u wilt selecteren.
B
Terug naar de vorige opname
C
Weergave/pauze
D
Naar volgende opname
E
Diashow beëindigen
F
Terugkeren naar instelscherm van de diashow
$+
ANNUL #–
G
Volume verlagen
H
Volume verhogen
¼¼
Deze bedieningshandelingen kunnen alleen
worden uitgevoerd tijdens de pauzefunctie.
De instellingen van de diashow wijzigen
U kunt de instellingen voor de weergave van de diashow wijzigen door
[EFFECT] of [SET-UP] te selecteren in het menuscherm van de diashow.
[EFFECT]
Dit biedt u de mogelijkheid de schermeffecten of muziekeffecten
te selecteren die worden weergegeven wanneer de ene opname
overgaat in de andere.
[NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF], [AUTO]
• Als [URBAN] is geselecteerd, wordt de opname als schermeffect mogelijk weergegeven
in zwart-wit.
• [AUTO] kan alleen worden gebruikt als [CATEGORIESELECTIE] is geselecteerd. De
opnamen worden in elke categorie weergegeven met de aanbevolen effecten.
[SET-UP]
[DUUR] of [HERHALEN] kunnen worden ingesteld.
Item
[DUUR]
[HERHALEN]
[MUZIEK]
Instellingen
1 SEC./2 SEC./3 SEC./5 SEC.
OFF/ON
OFF/ON
• [DUUR] kan alleen worden ingesteld wanneer [OFF] is geselecteerd als de [EFFECT]-instelling.
• [MUZIEK] kan niet worden geselecteerd wanneer [OFF] is geselecteerd als de [EFFECT]-instelling.
Opmerking
• Bewegende beelden kunnen niet worden afgespeeld als diashow. Wanneer de film in
[CATEGORIESELECTIE] is geselecteerd, wordt het eerste beeld van elke film afgespeeld.
• Het is niet mogelijk nieuwe muziekeffecten toe te voegen.
- 96 -
Geavanceerd (weergeven)
[AFSPELEN]-functie: 5
Opnamen weergeven per opnamedatum ([KALENDER])
U kunt opnamen weergeven per opnamedatum.
1
2
3
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar naar [5], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [KALENDER] aan.
• U kunt ook de zoomregelaar verschillende keren naar [6] (W) draaien om het
kalenderscherm af te beelden.
Raak [e]/[r]/[w]/[q] aan om de datum te
selecteren die u wilt weergeven, en raak
[INST.] aan.
• De maand verschijnt niet als er tijdens die
maand geen opnamen zijn gemaakt.
• Het meervoudige weergavescherm verschijnt
wanneer u [o] aanraakt.
4
Raak de opname aan die u wilt
selecteren.
• Het kalenderscherm wordt opgehaald door [t]
aan te raken.
Opmerking
• De opnamedatum van de opname die u in het weergavescherm hebt geselecteerd,
wordt de geselecteerde datum als het kalenderscherm voor het eerst wordt afgebeeld.
• Als er opnamen zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
• U kunt de kalender weergeven van januari 2000 t/m december 2099.
• Indien u de datum van de camera niet hebt ingesteld, wordt de opnamedatum ingesteld
als 1 januari 2010.
• Als u foto’s maakt na het instellen van de reisbestemming in [WERELDTIJD], worden de
foto’s weergegeven volgens de datums op de reisbestemming in de kalendermodus.
- 97 -
Geavanceerd (weergeven)
[AFSPELEN]-functie: 5
Opnamen selecteren en deze weergeven
([CATEGOR. AFSP.]/[FAVORIET AFSP.])
[CATEGOR. AFSP.]
Deze functie biedt u de mogelijkheid opnamen te zoeken per scènefunctie of andere
categorieën (zoals [PORTRET], [LANDSCHAP] of [NACHTL. SCHAP]) en opnamen te
sorteren in elk van de categorieën. U kunt dan de opnamen in elke categorie weergeven.
1
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar naar [5], en
druk vervolgens op [MODE].
2
Raak [CATEGOR. AFSP.] aan.
3
Raak de categorie aan die u wilt weergeven.
• Een categorie kan alleen worden weergegeven als deze
een opname bevat.
• Het kan even duren om de opname te zoeken als er op
de kaart of in het ingebouwde geheugen veel opnamen
aanwezig zijn.
• Als u tijdens het zoeken [ANNUL] aanraakt, zal
halverwege worden gestopt.
• De beelden worden als volgt gesorteerd in de categorieën.
- 98 -
Geavanceerd (weergeven)
[CATEGORIE]
q
r
y
Opname-informatie
bijv. scènefuncties
[CATEGORIE]
[PORTRET],
[i-PORTRET],
[GAVE HUID],
[TRANSFORMEREN],
[ZELFPORTRET],
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[BABY1]/[BABY2]
[LANDSCHAP],
[i-LANDSCHAP],
[ZONSONDERG.],
[i-ZONSONDERG.],
[LUCHTFOTO]
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[NACHTL. SCHAP],
[i-NACHTL. SCHAP],
[STERRENHEMEL]
- 99 -
Opname-informatie
bijv. scènefuncties
q
[SPORT], [PARTY],
[KAARSLICHT],
[VUURWERK],
[STRAND],
[SNEEUW],
[LUCHTFOTO]
w
[BABY1]/[BABY2]
d
[HUISDIER]
i
[VOEDSEL]
e
[REISDATUM]
r
[FILM]
Geavanceerd (weergeven)
[FAVORIET AFSP.]
U kunt de opnamen weergeven die u hebt ingesteld als [FAVORIETEN] (P109) (alleen
wanneer [FAVORIETEN] is ingesteld op [ON] en er opnamen aanwezig zijn die ingesteld
zijn als [FAVORIETEN]).
1
2
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar naar [5], en
druk vervolgens op [MODE].
Raak [FAVORIET AFSP.] aan.
Opmerking
• U kunt in het menu [AFSPELEN] alleen [LCD ROTEREN], [PRINT INST.] of
[BEVEILIGEN] gebruiken.
- 100 -
Geavanceerd (weergeven)
[AFSPELEN]-functie: 5
Bewegende beelden afspelen
Selecteer bewegende beeld [6] en raak [ 9 ] aan
om de bewegende beelden af te spelen.
A
B
C
A
Pictogram van bewegende beelden
B
Afspeelpictogram van bewegende beelden
C
De opnametijd van de bewegende beelden
• Nadat het afspelen van de beelden is begonnen, wordt in de
rechterbovenhoek van het scherm de verstreken afspeeltijd
getoond.
Bijvoorbeeld 8 minuten en 30 seconden wordt afgebeeld als [8m30s].
Bedieningshandelingen die kunnen worden uitgevoerd tijdens het afspelen van
bewegende beelden
1 Roep het bedieningspaneel op door het scherm aan te raken.
• Als er gedurende 2 seconden geen bedieningshandeling wordt uitgevoerd, zal het
scherm terugkeren naar de oorspronkelijke toestand.
2 Raak op het bedieningspaneel de items aan die u wilt selecteren.
D
Snel terugspoelen, beeldje voor beeldje
terugspoelen
E
Afspelen/pauze
F
Snel vooruitspoelen, beeldje voor beeldje
#–
$+
vooruitspoelen
G
Stoppen
H
Volume verlagen
I
Volume verhogen
¼¼
Deze bedieningshandelingen kunnen alleen
worden uitgevoerd tijdens de pauzefunctie.
Snel vooruitspoelen/snel terugspoelen tijdens het afspelen
Het snel vooruitspoelen of snel terugspoelen begint wanneer u [y] of [t] aanraakt
tijdens het afspelen. Wanneer u [y] of [t] opnieuw aanraakt, neemt de snelheid
voor het vooruitspoelen/terugspoelen toe en verandert [y] naar [qqq] (of [t] naar
[www]).
Raak [q/h] aan om de normale weergavesnelheid te hervatten.
- 101 -
Geavanceerd (weergeven)
Opmerking
• U kunt geluid horen uit de luidspreker. Raadpleeg [VOLUME] (P26) voor informatie over
hoe u het volume wijzigt in het menu [SET-UP].
• Het bestandsformaat dat met dit toestel kan worden afgespeeld, is QuickTime Motion
JPEG.
• De gebundelde software omvat het programma Quick Time waarmee op de PC
bewegende beelden kunnen worden afgespeeld die met de camera zijn gemaakt.
• Sommige QuickTime Motion JPEG-bestanden die zijn opgenomen met een PC of
andere apparatuur, kunnen niet op dit toestel worden afgespeeld.
• Als u bewegende beelden afspeelt die zijn opgenomen met andere apparatuur, kan de
beeldkwaliteit slechter worden of kunnen de opnamen mogelijk niet worden afgespeeld.
• Bij gebruik van een kaart met hoge capaciteit kan het gebeuren dat snel terugspoelen
langzamer gaat dan normaal.
- 102 -
Geavanceerd (weergeven)
[AFSPELEN]-functie: 5
Gebruik van het [AFSPELEN]-functiemenu
U kunt in het afspeelfunctiemenu verschillende functies gebruiken, bijv. opnamen draaien, beveiligen, etc.
• Met [TEKST AFDR.], [NW. RS.] of [CROPPING] kunt u een nieuwe opname creëren
door een bestaande opname te bewerken. U kunt geen nieuwe opname creëren als er
geen vrije ruimte is in het ingebouwde geheugen of op de kaart. Daarom raden we aan
te controleren of er vrije ruimte is en dan de opname te bewerken.
[TEKST AFDR.]
U kunt de opnamedatum/tijd, de naam, de leeftijd, de locatie of de reisdatum stempelen op de opnamen
die u hebt gemaakt. Deze functie is geschikt voor het afdrukken van opnamen op normaal formaat.
(Opnamen die groter zijn dan [C], worden verkleind als u de datum, etc. op de opname stempelt.)

1
2
3
Selecteer [TEKST AFDR.] in het [AFSPELEN]-functiemenu (P22).
Raak [ENKEL] of [MULTI] aan.
Selecteer de opname(n) waarop u de
gegevens wilt stempelen.
[ENKEL]
Op de opname wordt [u] getoond als er al eerder
tekst op de opname gestempeld is.
[ENKEL]-instelling
1 Raak [w]/[q] aan om de opname te selecteren.
2 Raak [INST.] aan.
[MULTI]
[MULTI]-instelling
1 Raak het beeld aan om de opname te selecteren.
2 Raak [UITVOER.] aan.
• Raak nog meer beelden aan als u meer opnamen
wilt selecteren.
• Er kunnen maximaal 50 opnamen tegelijk worden
geselecteerd.
• Een selectie zal worden geannuleerd als u dezelfde opname nogmaals aanraakt.
4
Raak [OPNAMEDATUM], [NAAM], [LOCATIE] of [REISDATUM] aan om
deze in stellen door de gewenste opties aan raken.
[OPNAMEDATUM]
[ZON. TIJD]: Hiermee wordt het jaar, de maand en de datum op de opnamen gestempeld.
[MET TIJD]: Hiermee wordt het jaar, de maand, de dag, het uur en de minuten op de opnamen gestempeld.
[NAAM] (P68)
[NAAM] in [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] in de scènefunctie is gestempeld op
de opnamen.
[LOCATIE]
Als u dit item instelt op [ON], wordt [LOCATIE] van de reisdatum op de opnamen gestempeld.
[REISDATUM]
Als u dit item instelt op [ON], wordt [REISDATUM] op de opnamen gestempeld.
- 103 -
Geavanceerd (weergeven)
5
Raak [INST.] aan.
• De beeldgrootte (resolutie) wordt kleiner als u [TEKST AFDR.] instelt voor een
opname met een beeldgrootte (resolutie) die groter is dan [C], zoals hieronder
wordt getoond.
Beeldverhouding
Beeldgrootte
+
=/E/T " C
*
~"M
}
|"U
• Als u bij stap 4 de optie [NAAM] selecteert, verschijnt een scherm waarin u wordt
gevraagd of samen met de naam ook [LEEFTIJD] moet worden gestempeld.
6
7
Raak [JA] aan.
Raak [ANNUL] aan om terug te keren naar het
menuscherm.
• Het menuscherm wordt automatisch hersteld als u [MULTI] selecteert.
• Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
Opmerking
• Wanneer u opnamen afdrukt met een tekststempel, zal de datum over de gestempelde
tekst heen worden afgedrukt als u selecteert dat de printer of de fotowinkel de datum
moet afdrukken.
• Afhankelijk van de printer die u gebruikt, worden sommige karakters tijdens het
afdrukken mogelijk afgesneden. Controleer dit op voorhand.
• Tekst die wordt gestempeld op [O]-opnamen is moeilijk te lezen.
• Tekst en datums kunnen in de volgende gevallen niet op opnamen worden gestempeld.
––Bewegende beelden
––Beelden die zijn opgenomen zonder de klok in te stellen
––Opnamen die eerder met [TEKST AFDR.] zijn gestempeld
––Opnamen die zijn gemaakt met andere apparatuur
- 104 -
Geavanceerd (weergeven)
[NW. RS.] De beeldgrootte (aantal pixels) reduceren
U kunt de beeldgrootte van de gemaakte opname(n) reduceren om de opnamen als
bijlage te kunnen meesturen met e-mail of op een website te kunnen publiceren.
1
Selecteer [NW. RS.] in het [AFSPELEN]-functiemenu (P22).
2
Raak [ENKEL] of [MULTI] aan.
3
Selecteer de opname(n) en
grootte(s).
[ENKEL]
[ENKEL]-instelling
1 Raak [w]/[q] aan om de opname te
selecteren, en raak [INST.] aan.
2 Raak de beeldgrootte aan.
• Alleen de groottes die de beelden
[MULTI]
kunnen aannemen, worden
getoond.
[MULTI]-instelling
1 Raak de beeldgrootte aan.
2 Raak het beeld aan om de opname
te selecteren.
• Herhaal de stap om meer dan 2
opnamen te selecteren.
• Er kunnen maximaal 50 opnamen tegelijk worden geselecteerd.
• Een selectie zal worden geannuleerd als u dezelfde opname nogmaals
aanraakt.
• De selectie van alle opnamen annuleert u door [ANNUL] aan te raken.
3 Raak [UITVOER.] aan.
• Als [8] is gemarkeerd, wordt uitleg over het wijzigen van formaten (geschikt
afdrukformaat, enz.) weergegeven wanneer een item wordt aangeraakt.
- 105 -
Geavanceerd (weergeven)
4
5
Raak [JA] aan.
Raak [ANNUL] aan om terug te keren naar het
menuscherm.
• Het menuscherm wordt automatisch hersteld als u [MULTI]
selecteert.
• Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
Opmerking
• De beeldkwaliteit van een opname waarvan de grootte is gewijzigd, is minder goed.
• Het kan zijn dat u de grootte niet kunt wijzigen van opnamen die met andere apparatuur
zijn gemaakt.
• U kunt niet de grootte wijzigen van bewegende beelden en van opnamen die zijn
gestempeld met [TEKST AFDR.].
- 106 -
Geavanceerd (weergeven)
[BIJSNIJD.]
U kunt een belangrijk deel van een gemaakte opname vergroten en vervolgens uitsnijden.
1
2
3
Selecteer [BIJSNIJD.] in het [AFSPELEN]-functiemenu (P22).
Raak [w]/[q] aan om de opname te
selecteren, en raak [INST.] aan.
Selecteer het gedeelte dat
u wilt uitsnijden.
Verkleinen
Raak [z] aan: Vergroten
Raak [e] aan: Verkleinen
Raak [e]/[r]/[w]/[q] aan:
Verplaatsen
• U kunt ook de zoomregelaar
gebruiken.
4
5
6
Vergroten
De positie verplaatsen
Raak [INST.] aan.
Raak [JA] aan.
Raak [ANNUL] aan om terug te keren naar het
menuscherm.
• Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
Opmerking
• De beeldgrootte (resolutie) van het uitgesneden beeld is mogelijk kleiner dan die van
het origineel. Dit is afhankelijk van de grootte van het uitgesneden gedeelte.
• De beeldkwaliteit van het uitgesneden beeld zal minder goed zijn.
• Opnamen die met andere apparatuur zijn gemaakt, kunt u mogelijk niet uitsnijden.
• Bewegende beelden evenals opnamen die zijn gestempeld met [TEKST AFDR.] kunt u
niet uitsnijden.
- 107 -
Geavanceerd (weergeven)
[LCD ROTEREN]
Deze stand biedt u de mogelijkheid automatisch beelden verticaal af te beelden als deze
gemaakt zijn met het toestel verticaal gehouden.
1
2
3
Selecteer [LCD ROTEREN] in het [AFSPELEN]-functiemenu. (P22)
Raak [ON] aan.
• Als u [OFF] selecteert, worden de opnamen getoond
zonder dat deze zijn gedraaid.
• Raadpleeg P44 voor informatie over hoe u opnamen
weergeeft.
Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
Opmerking
• Wanneer u opnamen weergeeft op een PC, kunnen deze niet worden getoond in de
gedraaide richting tenzij het besturingssysteem of de software compatibel is met Exif.
Exif is een bestandsformaat voor stilstaande opnamen waarmee opname-informatie,
etc. kan worden toegevoegd. Dit formaat is gedefinieerd door “JEITA (Japan Electronics
and Information Technology Industries Association)”.
• Opnamen die zijn gemaakt met andere apparatuur kunt u mogelijk niet draaien.
• Het display wordt niet gedraaid tijdens de functie voor het afbeelden van meerdere
opnamen (P46) of tijdens de kalenderfunctie (P97).
• Opnamen die u hebt gemaakt terwijl u de camera ondersteboven hield, worden niet
gedraaid afgebeeld.
- 108 -
Geavanceerd (weergeven)
[FAVORIETEN]
U kunt het volgende doen nadat u opnamen hebt gemarkeerd als favorieten.
• Alleen de opnamen weergeven die zijn ingesteld zijn als favorieten. ([FAVORIET AFSP.])
• Als diashow alleen de opnamen weergeven die zijn gemarkeerd als favorieten.
• Alle opnamen wissen die niet zijn gemarkeerd als favorieten.
([ALLES WISSEN BEHALVEz])

1
Selecteer [FAVORIETEN] in het [AFSPELEN]-functiemenu. (P22)
2
Raak [ON] aan.
3
Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
4
• U kunt opnamen niet markeren als favorieten als
[FAVORIETEN] is ingesteld op [OFF]. Ook zal [z] niet
verschijnen wanneer [FAVORIETEN] is ingesteld op
[OFF], zelfs als deze optie eerder was ingesteld op [ON].
Raak [w]/[q] aan om de opname te selecteren, en
raak [z] aan.
• Herhaal de bovenstaande procedure.
• De favorietinstelling wordt geannuleerd als u [z] opnieuw
aanraakt.
Alle [FAVORIETEN]-instellingen annuleren
1 Raak [ANNUL] aan bij stap 2.
2 Raak [JA] aan.
• U kunt [ANNUL] niet selecteren als geen enkele opname als favoriet is gemarkeerd.
Opmerking
• U kunt maximaal 999 opnamen markeren als favoriet.
• Wanneer u opnamen wilt laten afdrukken door een fotowinkel, dan is de optie
[ALLES WISSEN BEHALVEz] (P48) handig, omdat hiermee alleen de opnamen op de
kaart overblijven die u wilt afdrukken.
• Opnamen die met andere apparatuur zijn gemaakt, kunt u mogelijk niet markeren als
favorieten.
- 109 -
Geavanceerd (weergeven)
[PRINT INST.]
DPOF (“Digital Print Order Format”) is een systeem waarmee u kunt selecteren welke
opnamen u wilt afdrukken, hoeveel kopieën u van elke opname wilt afdrukken en of de
opnamedatum wel of niet moet worden afgedrukt als u een DPOF-compatibele printer
gebruikt of de opnamen laat afdrukken door een fotowinkel.
Neem contact op met de fotowinkel voor verdere bijzonderheden.
Wanneer u naar een fotowinkel wilt gaan om de opnamen af te drukken die u hebt
gemaakt in het ingebouwde geheugen, kopieer de opnamen dan eerst naar de kaart (P113)
en verricht daarna de afdrukinstellingen.

1
Selecteer [PRINT INST.] in het [AFSPELEN]-functiemenu. (P22)
2
Raak [ENKEL] of [MULTI] aan.
3
Selecteer de opname die u wilt
afdrukken.
[ENKEL]
[MULTI]
[ENKEL]-instelling
Raak [w]/[q] aan om de opname te
selecteren, en raak [INST.] aan.
[MULTI]-instelling
Raak het beeld aan om de foto te
selecteren.
4
Raak [e]/[r] aan om het aantal afdrukken in te stellen, en raak [INST.] aan.
5
Raak [EXIT] aan om terug te keren naar het menuscherm.
• Raak [DATUM] aan als u op de opname de opnamedatum wilt afdrukken. U kunt
deze keuze annuleren door [DATUM] opnieuw aan te raken.
• Wanneer [MULTI] is geselecteerd, herhaal dan stap 3 en 4 voor elke opname. (Het is
niet mogelijk dezelfde instelling tegelijkertijd toe te passen op meerdere opnamen.)
• Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
Alle [PRINT INST.]-instellingen annuleren
1 Selecteer [ANNUL] in het scherm dat wordt getoond bij stap 2.
2 Raak [JA] aan.
3 Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
• U kunt [ANNUL] niet selecteren als u geen enkele opname hebt geselecteerd om te
worden afgedrukt.
- 110 -
Geavanceerd (weergeven)
De datum afdrukken ([DATUM]-instelling)
• Wanneer u voor het afdrukken van uw digitale opnamen naar een fotowinkel wilt gaan,
let er dan op dat u, indien u dat wilt, ook aangeeft dat de datum op de opnamen moet
worden afgedrukt.
• Afhankelijk van de fotowinkel of printer wordt de datum mogelijk niet afgedrukt, ook
al hebt u de camera zo ingesteld dat de datum moet worden afgedrukt. Neem voor
verdere informatie contact op met de fotowinkel of raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
uw printer.
• De datum kan niet worden afgedrukt op opnamen met een tekststempel.
Opmerking
• Het aantal afdrukken kan worden ingesteld tussen 0 en 999.
• Met een printer die PictBridge ondersteunt kan het gebeuren dat prioriteit wordt
gegeven aan de instellingen die de printer gebruikt voor het afdrukken van de datum.
Controleer dit.
• De afdrukinstellingen kunnen mogelijk niet worden gebruikt met andere apparatuur.
Annuleer in dat geval alle instellingen, en reset de instellingen.
• U kunt geen afdrukinstellingen verrichten als het bestand niet gebaseerd is op de DCF-standaard.
- 111 -
Geavanceerd (weergeven)
[BEVEILIGEN]
U kunt opnamen beveiligen om te voorkomen dat deze per abuis worden gewist.
1
Selecteer [BEVEILIGEN] in het [AFSPELEN]-functiemenu (P22).
2
Raak [ENKEL] of [MULTI] aan.
3
Selecteer de opname(n) die u wilt beveiligen.
[ENKEL]-instelling
Raak [w]/[q] aan om de opname te selecteren, en raak
[INST.] aan.
• De instelling annuleert u door de beveiligde opname te
selecteren en [ANNUL] aan te raken.
[MULTI]-instelling
Raak het beeld aan om de opname te selecteren.
• Raak nog meer beelden aan als u meer opnamen wilt
selecteren.
• De instelling wordt geannuleerd door dezelfde opname
nogmaals aan te raken.
4
[ENKEL]
[MULTI]
Raak [EXIT] aan.
• Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
Alle [BEVEILIGEN]-instellingen annuleren
1 Raak [ANNUL] aan bij stap 2.
2 Raak [JA] aan.
Opmerking
• De beveiliging werkt mogelijk niet op andere apparatuur.
• Zelfs als u opnamen in het ingebouwde geheugen of op een kaart beveiligt, zullen deze
worden gewist als het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd.
• Zelfs als u opnamen op een kaart niet hebt beveiligd, kunt u deze niet wissen als de
schrijfbeveiligingsschakelaar op [LOCK] staat.
- 112 -
Geavanceerd (weergeven)
[KOPIE] Opnamen kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een kaart
U kunt de gegevens van de door u gemaakte opnamen kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een kaart of van een kaart naar het ingebouwde geheugen.
1
2
Selecteer [KOPIE] in het [AFSPELEN]-functiemenu (P22).
Raak de kopieerbestemming aan die u wilt
selecteren.
N: Alle opnamen die in het ingebouwde
geheugen zijn opgeslagen, worden in één keer
gekopieerd naar de kaart. " stap 4.
M: Er wordt per keer één opname gekopieerd van
de kaart naar het ingebouwde geheugen. " stap 3.
3
4
5
Raak [w]/[q] aan om de opname te selecteren, en raak [INST.] aan.
Raak [JA] aan.
• Als u [ANNUL] aanraakt terwijl vanuit het ingebouwde geheugen
gegevens worden gekopieerd naar de kaart, zal halverwege
worden gestopt met het kopiëren van de gegevens.
• Tijdens het kopieerproces mag u de camera niet uitzetten.
Raak [ANNUL] aan om terug te keren naar het menuscherm.
• Raak [EXIT] aan om het menu te sluiten.
• Als u gegevens wilt kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een kaart,
worden alle opnamen gekopieerd en keert het scherm vervolgens automatisch
terug naar het weergavescherm.
Opmerking
• Als u gegevens kopieert van het ingebouwde geheugen naar een kaart die niet
voldoende vrije ruimte heeft, zullen de opnamegegevens slechts gedeeltelijk worden
gekopieerd. Wij raden aan een kaart te gebruiken die meer vrije ruimte heeft dan het
ingebouwde geheugen (circa 40 MB).
• Als [N] is geselecteerd en er op de kopieerbestemming een opname aanwezig is met
dezelfde naam (mapnummer/bestandsnummer) als de naam van de opname die moet
worden gekopieerd, dan wordt er een nieuwe map aangemaakt en wordt de opname
gekopieerd. Als [M] is geselecteerd en er op de kopieerbestemming een opname
aanwezig is met dezelfde naam (mapnummer/bestandsnummer) als de naam van de
opname die moet worden gekopieerd, dan wordt die opname niet gekopieerd. (P135)
• Het kan even duren om de opnamegegevens te kopiëren.
• Alleen opnamen die zijn gemaakt met een digitale Panasonic-camera (LUMIX), worden gekopieerd.
(Zelfs als de opnamen zijn gemaakt met een digitale Panasonic-camera, kunt u deze
mogelijk niet kopiëren als de opnamen zijn bewerkt op een PC.)
• Afdrukinstellingen of beveiligingsinstellingen op de originele opnamegegevens worden
niet gekopieerd. Stel de instellingen opnieuw in nadat de gegevens zijn gekopieerd.
- 113 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op een PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
• Als de opnamen zijn opgeslagen op een kaart, kunt u de kaart ook gebruiken door deze
rechtstreeks aan te sluiten op een SD-geheugenkaartsleuf van uw PC. Raadpleeg voor
details de handleiding van de PC.
• Als uw computer geen ondersteuning biedt voor SDXC-geheugenkaarten, wordt een
bericht weergegeven met het verzoek de kaart te formatteren. (Formatteer de kaart niet.
Hierdoor worden de opgeslagen opnamen gewist.) Als de kaart niet wordt herkend,
raadpleeg dan voor ondersteuning de volgende website.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
• U kunt de opnamen die u hebt geïmporteerd gemakkelijk afdrukken of per e-mail
versturen. Het gebruik van de “PHOTOfunSTUDIO”-software in de bundel op de CDROM (bijgeleverd) is een handige manier om dit te doen.
• Lees de aparte bedieningsinstructies voor de geleverde software voor meer informatie
over de software op de CD-ROM (bijgeleverd) en hoe deze geïnstalleerd moet worden.
Voorbereiding:
Zet het toestel en de PC aan.
Verwijder de kaart voordat u de opnamen gebruikt in het ingebouwde geheugen.
AV OUT
DIGITAL
A
USB-aansluitkabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en steek deze recht naar binnen of haal
deze er recht uit. (Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden, wat tot
problemen leidt.)
B
Lijn de markeringen uit en sluit de connectors aan.
• Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en het
DC-koppelstuk (optioneel). Als er weinig batterijstroom resteert terwijl de camera en de
PC met elkaar communiceren, gaat een alarmpieptoon af.
Raadpleeg “De USB-kabel veilig losmaken” (P115) voordat u de USB-kabel losmaakt.
Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
- 114 -
Aansluiten op andere apparatuur
1
Sluit de camera aan op een PC via de USB-kabel A (bijgeleverd).
2
Raak [PC] aan.
3
Dubbelklik op [Removable Disk] in [My Computer].
4
5
• Gebruik geen enkele andere USB-kabel dan de bijgeleverde kabel.
Gebruik van andere kabels dan de bijgeleverde USB-kabel zou een storing
kunnen veroorzaken.
USB MODE
• Als eerder [USB MODE] (P30) ingesteld is op [PC] in
het menu [SET-UP], dan wordt de camera automatisch
SEL. USB MODE
verbonden met de PC zonder dat het selectiescherm
PictBridge(PTP)
[USB MODE] wordt weergegeven. Dit is handig omdat het
PC
dan niet nodig is deze functie telkens in te stellen als u weer
verbinding maakt met de PC.
• Wanneer het toestel aangesloten wordt op de PC terwijl [USB MODE] is ingesteld
op [PictBridge(PTP)], verschijnt er mogelijk een bericht op de PC. Selecteer
[Annul] om het scherm te sluiten, en koppel het toestel los van de PC. Stel
[USB MODE] daarna weer in op [PC].
• Wanneer u een Macintosh gebruikt, wordt de drive afgebeeld op de desktop.
(“LUMIX”, “NO_NAME” of “Untitled” wordt afgebeeld.)
Dubbelklik op de map [DCIM].
Versleep de gewenste opnamen of de map waarin deze opnamen zijn
opgeslagen, naar een map op de PC.
De USB-kabel veilig losmaken
• Ontkoppel vervolgens de camera met de functie “Hardware veilig verwijderen” in de
taakbalk (het systeemvak) van de PC. Als het pictogram niet wordt afgebeeld, controleer
dan of [TOEGANG] niet afgebeeld is op de LCD-monitor van het digitale toestel voordat
u de hardware verwijdert.
Opmerking
• Dit toestel kan niet rechtop staan als de AC-adapter aangesloten is. Als u het toestel
gebruikt op een vlak oppervlak, dan raden wij u aan het toestel op een zachte doek te
plaatsen.
• Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) aansluit of loskoppelt.
• Voordat u een kaart in het toestel plaatst of hieruit verwijdert, moet u het toestel
uitzetten en de USB-kabel loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen
raken.
- 115 -
Aansluiten op andere apparatuur
De inhoud bekijken van het ingebouwde geheugen of de kaart met behulp van de
PC (mapsamenstelling)
• Ingebouwd
geheugen
• Kaart
DCI M
100_PANA
100_PANA
1
P1000001.JPG
2 3
P1000002.JPG
P1000999.JPG
101_PANA
1
Mapnummer
2
Bestandsnummer
3
JPG: Opnamen
MOV: Bewegende beelden
MISC: DPOF-print
Favorieten
999_PANA
MISC

Er wordt een nieuwe map aangemaakt als opnamen worden gemaakt in de volgende
situaties.
• Wanneer een kaart is geplaatst die een map bevat met hetzelfde mapnummer
(bijvoorbeeld wanneer er opnamen werden gemaakt met een camera van een ander
merk)
• Wanneer er in de map een opname aanwezig is met bestandsnummer 999
Aansluiting in de PTP-modus (alleen Windows® XP, Windows Vista®, Windows® 7
en Mac OS X)
Stel [USB MODE] in op [PictBridge(PTP)].
Gegevens kunnen nu alleen worden gelezen vanaf de kaart naar de PC.
• Wanneer er 1000 of meer opnamen op een kaart staan, kunnen de opnamen in de
PTP-modus mogelijk niet worden geïmporteerd.
- 116 -
Aansluiten op andere apparatuur
[AFSPELEN]-functie: 5
De opnamen afdrukken
Als u het toestel aansluit op een printer die PictBridge ondersteunt, kunt u op de LCDmonitor van de camera de af te drukken opnamen selecteren en aangeven dat moet
worden begonnen met afdrukken.
• Als de opnamen zijn opgeslagen op een kaart, kunt u de kaart ook gebruiken door deze
rechtstreeks aan te sluiten op een SD-geheugenkaartsleuf van uw printer. Raadpleeg
voor details de handleiding van de printer.
Voorbereiding:
Zet het toestel en de printer aan.
Verwijder de kaart voordat u opnamen afdrukt vanuit het ingebouwde geheugen.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de printer voordat u
de opnamen afdrukt.
AV OUT
DIGITAL
A
USB-kabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en steek deze recht naar binnen of haal deze er
recht uit. (Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden, wat tot problemen leidt.)
B
Lijn de markeringen uit en sluit de connectors aan.
• Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en het
DC-koppelstuk (optioneel). Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel
en de printer aangesloten zijn, knippert het statuslampje en hoort u een alarm. Als dit
gebeurt tijdens het afdrukken, zet het afdrukken dan onmiddellijk stop. Als u niet aan het
afdrukken bent, koppel dan de USB-kabel los.
1
Sluit de camera aan op een printer via de USB-kabel A (bijgeleverd).
2
Raak [PictBridge(PTP)] aan.
• Wanneer het toestel aangesloten is op de printer, verschijnt een pictogram dat
aangeeft dat de kabel niet mag worden verwijderd [1]. Koppel de USB kabel
niet los terwijl [1] wordt afgebeeld.
USB MODE
SEL. USB MODE
PictBridge(PTP)
PC
- 117 -
Aansluiten op andere apparatuur
Opmerking
• Dit toestel kan niet rechtop staan als de AC-adapter aangesloten is. Als u het toestel
gebruikt op een vlak oppervlak, dan raden wij u aan het toestel op een zachte doek te
plaatsen.
• Gebruik geen enkele andere USB-kabel dan de bijgeleverde kabel.
Gebruik van andere kabels dan de bijgeleverde USB-kabel zou storing kunnen
veroorzaken.
• Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) aansluit of loskoppelt.
• Voordat u een kaart in het toestel plaatst of hieruit verwijdert, moet u het toestel
uitzetten en de USB-kabel loskoppelen.
• U kunt niet heen en terug gaan tussen het ingebouwde geheugen en de kaart terwijl het
toestel aangesloten is op de printer. Koppel de USB-kabel los, plaats (of verwijder) de
kaart en koppel vervolgens de USB-kabel weer aan de printer vast.
Een opname selecteren en afdrukken
1
Raak [w]/[q] aan om de opname te selecteren,
en raak [PRINTEN] aan.
PictBridge
VEELV. AFDR.
2
Raak [PRINT START] aan.
• Raadpleeg “Afdrukinstellingen” (P120) voor de items die
kunnen worden ingesteld voordat u met het afdrukken
van de opnamen begint.
• Druk de ontspanknop half in als u het afdrukken
halverwege wilt stopzetten.
• Verwijder de USB-kabel na het afdrukken.
- 118 -
14 M
100-0001
1/19
PRINTEN
ENKELVOUDIG SELECT.
PRINT START
1/2
PRINT MET DAT.
OFF
AANTAL PRINTS
1
ANNUL
Aansluiten op andere apparatuur
Meerdere opnamen selecteren en afdrukken
1
Raak [VEELV. AFDR.] aan.
2
Raak een item aan dat u wilt selecteren.
PictBridge
MULTI SELECTEREN
1/2
ALLES SELECTEREN
PRINT INST.(DPOF)
ANNUL
Item
[MULTI SELECTEREN]
Beschrijving van instellingen
Er worden tegelijkertijd meerdere opnamen afgedrukt.
• Raak de opnamen aan en [2] verschijnt op de opnamen
die moeten worden afgedrukt. (Wanneer u de geselecteerde
opname opnieuw aanraakt, wordt de instelling geannuleerd.)
• Raak [INST.] aan nadat de opnamen zijn geselecteerd.
[ALLES SELECTEREN] Drukt alle opgeslagen opnamen af.
[PRINT INST.(DPOF)]
Hiermee drukt u alleen de opnamen af die zijn ingesteld in
[PRINT INST.]. (P110)
[FAVORIETEN]
Hiermee drukt u alleen de opnamen af die zijn ingesteld als
favorieten. (P109)
Alleen wanneer [FAVORIETEN] op [ON] staat en wanneer opnamen zijn ingesteld als
favorieten. (P109)
¼¼
3
Raak [PRINT START] aan.
• Raadpleeg “Afdrukinstellingen” (P120) voor de items die
kunnen worden ingesteld voordat u met het afdrukken van
de opnamen begint.
• Druk de ontspanknop half in als u het afdrukken
halverwege wilt stopzetten.
• Verwijder de USB-kabel na het afdrukken.
- 119 -
MULTI SELECTEREN
PRINT START
1/2
PRINT MET DAT. OFF
AANTAL PRINTS
ANNUL
1
Aansluiten op andere apparatuur
Afdrukinstellingen
MULTI SELECTEREN
Selecteer de items en stel deze in zowel op het scherm
1/2
PRINT START
bij stap 2 van de procedure “Een opname selecteren
OFF
PRINT MET DAT. OFF
en afdrukken” als bij stap 3 van de procedure
ON
1
AANTAL PRINTS
“Meerdere opnamen selecteren en afdrukken”.
ANNUL
• Wanneer u opnamen wilt afdrukken op een papierformaat
of met een opmaak die niet wordt ondersteund door
het toestel, stelt u [PAPIERAFMETING] of [LAY-OUT PAGINA] in op [h] en stelt u
vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Raadpleeg voor details de
handleiding van de printer.)
• Als [PRINT INST.(DPOF)] is geselecteerd, worden de items [PRINT MET DAT.] en
[AANTAL PRINTS] niet afgebeeld.
[PRINT MET DAT.]
Item
Beschrijving van instellingen
[OFF]
Datum wordt niet afgedrukt.
[ON]
Datum wordt afgedrukt.
• Als de printer geen ondersteuning biedt voor het afdrukken van de datum, kan de datum
niet op de foto worden afgedrukt.
• Aangezien de instellingen van de printer prioriteit kunnen hebben over het afdrukken
met de datuminstelling, moet u ook de instelling van de afdruk met datum van de printer
controleren.
• Wanneer u opnamen afdrukt met een tekststempel, stel afdrukken met datuminstelling
dan in op [OFF], anders zal de datum worden afgedrukt aan de bovenzijde.
Opmerking
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de opnamen af te drukken
• Door - voordat u naar een fotowinkel gaat - de datum te stempelen met gebruik van
[TEKST AFDR.] (P103) of door bij het instellen van [PRINT INST.] (P110) het afdrukken van
de datum in te stellen, kunnen de datums in de fotowinkel worden afgedrukt.
[AANTAL PRINTS]
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
- 120 -
Aansluiten op andere apparatuur
[PAPIERAFMETING]
Item
Beschrijving van instellingen
h
Prioriteit wordt gegeven aan de printerinstellingen.
[L/3.5˝ × 5˝ ]
89 mm × 127 mm
[2L/5˝ × 7˝ ]
127 mm × 178 mm
[POSTCARD]
100 mm × 148 mm
[16:9]
101,6 mm × 180,6 mm
[A4]
210 mm × 297 mm
[A3]
297 mm × 420 mm
[10 × 15cm]
100 mm × 150 mm
[4˝ × 6˝ ]
101,6 mm × 152,4 mm
[8˝ × 10˝ ]
203,2 mm × 254 mm
[LETTER]
216 mm × 279,4 mm
[CARD SIZE]
54 mm × 85,6 mm
• Papierformaten die niet worden ondersteund door de printer, zullen niet worden
afgebeeld.
- 121 -
Aansluiten op andere apparatuur
[LAY-OUT PAGINA] (Layouts voor afdrukken die kunnen worden ingesteld met dit toestel)
Item
Beschrijving van instellingen
h
Prioriteit wordt gegeven aan de printerinstellingen
3
1 opname zonder kader op 1 pagina
4
1 opname met een kader op 1 pagina
5
2 opnamen op 1 pagina
6
4 opnamen op 1 pagina
• U kunt een item niet selecteren als de printer geen ondersteuning biedt voor de
paginaopmaak.
Layout afdrukken
Wanneer u een opname meerdere keren afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld een opname 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u
[LAY-OUT PAGINA] in op [6] en stelt u [AANTAL PRINTS] vervolgens in op 4 voor de
opname die u wilt afdrukken.
Wanneer u verschillende opnamen afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende opnamen wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u
[LAY-OUT PAGINA] in op [6] en stelt u [AANTAL PRINTS] vervolgens in op 1 voor elk
van de 4 opnamen.
Opmerking
• Het toestel ontvangt een foutbericht van de printer wanneer tijdens het afdrukken de
aanduiding [*] oranje wordt. Controleer na het afdrukken of er geen problemen zijn met
de printer.
• Als het aantal afdrukken groot is, worden de opnamen mogelijk verscheidene keren
afgedrukt. In dat geval wijkt het aangegeven resterende aantal afdrukken mogelijk af
van het ingestelde aantal.
- 122 -
Aansluiten op andere apparatuur
[AFSPELEN]-functie: 5
Opnamen weergeven op een TV-scherm
Opnamen weergeven met de AV-kabel
Maak gebruik van de bijgeleverde AV-kabel.
Voorbereiding:
Stel [TV-ASPECT] in. (P30)
Schakel de camera en de televisie uit.
AV OUT
DIGITAL
1
Geel: naar de videoaansluiting
2
Wit: naar de geluidsaansluiting
A
Lijn de markeringen uit en sluit de connectors aan.
B
AV-kabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en steek deze recht naar binnen of haal
deze er recht uit. (Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden, wat tot
problemen leidt.)
1
2
3
4
Sluit de AV-kabel B (bijgeleverd) aan op de video- en audio-ingangen
op de TV.
Sluit de AV-kabel aan op de [AV OUT]-aansluiting op het toestel.
Zet de televisie aan en kies externe invoer.
Zet de camera aan.
- 123 -
Aansluiten op andere apparatuur
Opmerking
• Afhankelijk van de aspect ratio (hoogte/breedteverhouding) worden er aan de boven- en
onderzijde of linker- en rechterzijde mogelijk zwarte stroken afgebeeld.
• Gebruik geen andere AV-kabels dan de bijgeleverde kabel.
• Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.
• Als u een beeld verticaal weergeeft, kan het wazig zijn.
• U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen regio’s die gebruik maken van een
NTSC- of PAL-systeem als u [VIDEO UIT] in het menu [SET-UP] instelt.
• Bediening is niet mogelijk als u het aanraakpictogram op het TV-scherm aanraakt.
Opnamen weergeven op een TV met een sleuf voor een SD-geheugenkaart
Stilstaande opnamen die gemaakt zijn met een SD-geheugenkaart, kunt u weergeven op
een TV met een SD-geheugenkaartsleuf.
Opmerking
• Afhankelijk van het TV-model worden de opnamen mogelijk niet weergegeven op het
volledige scherm.
• Bewegende beelden kunnen niet worden afgespeeld. Om bewegende beelden af te
spelen, moet u het toestel op de TV aansluiten met de AV-kabel.
• U kunt geen opnamen weergeven op SDHC-kaarten of SDXC-kaarten als de TV deze
kaarten niet ondersteunt.
- 124 -
Overige informatie
Schermdisplay
Tijdens het maken van opnamen
Opnamen maken met de normale opnamefunctie [1] (Begininstelling)
1 Opnamefunctie
1 2
3 4
5
2 Flitsfunctie (P50)
14
M
3 AF-zone (P40)
13
4 Focus (P40)
5 Beeldgrootte (P83)
6 Batterijaanduiding (P13)
7 Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
(P146)
8 Ingebouwd geheugen (P17)
F3.3
1/30
3: Kaart (P17) (wordt alleen weergegeven
12
11
tijdens het maken van opnamen)
9 Opnamesituatie
10 ISO-gevoeligheid (P85)
11 Sluitertijd (P40)
12 Lensopening (P40)
13 Optische beeldstabilisator (P92)/0 : Bewegingswaarschuwing (P41)
- 125 -
6
6
,
10
7
8
9
Overige informatie
Tijdens het maken van opnamen (na het instellen)
14 15 16 17 18
14 Selectie van Aanraking AF-zone (P58)
ISO
a: AF-macrofunctie (P55)
100 WARM QVGA
R1m32S
.: Macro-zoomfunctie (P56)
19
30
15 Witbalans (P88)
29
20
16 ISO-gevoeligheid (P85)
28
21
AF
17 Kleurfunctie (P91)
22
18 Opnamekwaliteit (P76)
27
19 Beschikbare opnametijd (P75): R8m30s
5s 23
26
20 Naam1 (P68)
25
24
21 Leeftijd1 (P68)
Locatie2 (P78)
22 Reisdatum (P78)
23 Verstreken opnametijd (P75)
24 Huidige datum en tijd/w: Instelling reisbestemming2 (P81)
Zoom/Extra optische zoom (P42)/
W
T 1X : Digitale zoom (P42, 91)
25 Belichtingscompensatie (P60)
26 Functie voor hoge kijkhoek (P27)
c: Spanning LCD-functie (P27)
x: Auto Power LCD (P27)
27 Zelfontspannerfunctie (P57)
28 AF-hulplamp (P93)
29 Burstfunctie (P90)/v: Geluidsopname (P75)
30 Aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum (P78)
Dit wordt gedurende circa 5 seconden weergegeven als dit toestel wordt aangezet in
[BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] van de scènefunctie.
2
Dit wordt gedurende circa 5 seconden weergegeven wanneer het toestel wordt
aangezet, na het instellen van de klok en na het overschakelen van de weergavefunctie
naar de opnamefunctie.
1
- 126 -
Overige informatie
Tijdens weergave
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
1
2 3 4
5
6
Weergavefunctie (P44)
14 M
Beveiligd beeld (P112)
17
100-0001
Favorieten (P109)
1/30
1
16
Gestempeld met tekstaanduiding (P103)
15s
15 WARM
Beeldgrootte (P83)
1E
DAG
14
Pictogram voor bewegende beelden (P101)
13 2 mnd. 10dg.
Batterijaanduiding (P13)
10:00 1.MEI. 2010
12
Map/bestandsnummer (P116)
Ingebouwd geheugen (P17)
Verstreken weergavetijd (P101): 8m30s
Beeldnummer/Totaal aantal opnamen
Opnametijd bewegende beelden (P101): 8m30s
Belichtingscompensatie (P60)
Opname-informatie
Opgenomen datum en tijd/Instelling reisbestemming (P78, 81)
Naam (P68)
Leeftijd (P68)
Aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum (P78)
Kleurfunctie (P91)
Aantal afdrukken (P120)
Afspelen van bewegende beelden (P101)
Waarschuwingspictogram “kabel niet aanwezig” (P117)
- 127 -
7
8
9
10
11
Overige informatie
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
Behandeling van de camera
• Raak de lens of aansluitpunten niet aan met vuile handen. Zorg er ook voor dat er
geen vloeistoffen, zand en andere vreemde materialen de ruimte rondom de lens,
knoppen, etc. binnendringen.
• Schud niet met de camera en stoot er niet tegen aan. Stel de camera niet bloot
aan sterke druk.
Anders kunnen storingen optreden, kunt u mogelijk geen opnamen maken of kan de
lens, de LCD-monitor of de behuizing beschadigd raken.
• Het verdient aanbeveling om de camera uit uw broekzak te halen als u
gaat zitten en de camera niet met kracht in een volle of krappe tas, etc.
te proppen. Hierdoor kan de LCD-monitor beschadigd raken of kunt u
letsel oplopen.
• Hang geen andere spullen aan de handriem die met het toestel wordt
mee geleverd. Bij het opbergen zou er anders iets tegen de LCDmonitor kunnen komen en zou deze zo beschadigd kunnen raken.
• Wees in het bijzonder op de volgende plaatsen voorzichtig,
aangezien op die locaties storingen kunnen optreden.
––Plaatsen met veel zand of stof.
––Plaatsen waar water in contact kan komen met dit toestel, bijvoorbeeld bij gebruik op
een regenachtige dag of op het strand.
• Deze camera is niet waterdicht. Als water of zeewater op de camera spat, gebruik
dan een droge doek om het camerahuis zorgvuldig schoon te maken.
Als het toestel niet normaal werkt, neem dan contact op met de dealer waar u de
camera hebt gekocht of met het reparatiecentrum.
Over condens (als de lens beslagen is)
• Condens doet zich voor bij verandering van de omgevingstemperatuur of vochtigheid.
Wees voorzichtig als u condens waarneemt, omdat condens leidt tot vlekken op de lens,
schimmels en storingen in de camera.
• Bij condens moet u de camera uitzetten en deze circa 2 uur uitgeschakeld houden. De
condens verdwijnt op natuurlijke wijze als de temperatuur van de camera dicht in de
buurt van de omgevingstemperatuur komt.
- 128 -
Overige informatie
Houd het toestel uit de buurt van magnetische apparatuur (zoals magnetrons,
televisie, videospelletjes, enz.).
• Indien u het toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen de beelden en de
geluiden van de toestel onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische
golven.
• Gebruik het toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon omdat het geluid ervan
een nadelige invloed kan hebben op de beelden en de geluiden.
• Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd
worden, als gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door
luidsprekers of zware motoren.
• De straling van elektromagnetische golven die door een microprocessor gegenereerd
wordt, kan een nadelige invloed hebben op het toestel en storingen van beelden en
geluiden veroorzaken.
• Als het toestel de invloed van magnetische geladen apparatuur ondergaat en
vervolgens niet naar behoren werkt, dient u het toestel uit te schakelen en de batterij
te verwijderen, of de netspanningsadapter (optioneel) los te maken, en vervolgens de
batterij weer terug te plaatsen of de netspanningsadapter weer aan te sluiten. Hierna
schakelt u het toestel weer in.
Gebruik de toestel niet in de nabijheid van hoogspanningsdraden of
hoogspanningsleidingen.
• Opnemen in de buurt van hoogspanningsdraden of hoogspanningsleidingen kan
nadelige gevolgen hebben voor de opnamen en de geluiden.
Gebruik altijd de bijgeleverde snoeren en kabels. Ook voor optionele accessoires
moet u altijd de bijgeleverde snoeren en kabels gebruiken.
Maak de snoeren of kabels niet langer.
Bespuit het toestel niet met insectenverdelgers of chemische middelen.
• Als het toestel met chemische middelen wordt bespoten, kan het camerahuis
beschadigd raken en de afwerkingslaag worden aangetast.
• Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
- 129 -
Overige informatie
Schoonmaken
Voordat u het toestel schoonmaakt, moet u de batterij of het DC-koppelstuk
verwijderen (optioneel), of de stekker uit het stopcontact halen. Wrijf het toestel
vervolgens schoon met een droge zachte doek.
• Wanneer het toestel bevuild is, kan dit worden schoongemaakt door het vuil eraf te
wrijven met een uitgeknepen vochtige doek en daarna met een droge doek.
• Gebruik geen schoonmaakmiddelen zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, etc. om het toestel te reinigen, aangezien de behuizing of
de coating hierdoor kan worden aangetast.
• Wanneer u een chemische doek gebruikt, dient u altijd de bijbehorende instructies te
volgen.
Over de LCD-monitor
• Druk niet met grote kracht op de LCD monitor. Er kunnen op de LCD-monitor
ongelijkmatige kleuren verschijnen en dit kan voor storingen zorgen.
• Als het toestel koud is wanneer u het aanzet, kan het beeld op de LCD-monitor
aanvankelijk een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer normaal
helder worden zodra het toestel zelf opgewarmd is.
Het scherm van de LCD-monitor is gemaakt met zeer hoge precisietechnologie. Toch
kunnen er donkere of lichte punten op het scherm aanwezig zijn (rood, blauw of
groen). Dit is geen storing. De LCD-monitor heeft meer dan 99,99% effectieve pixels,
met nauwelijks 0,01% van de pixels die niet actief zijn of altijd oplichten. De punten
zullen niet opgenomen worden op opnamen in het ingebouwde geheugen of op een
kaart.
Over de Lens
• Druk niet hard op de lens.
• Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht
kan problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een
raam.
- 130 -
Overige informatie
Batterij
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt
door de chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de
omgevingstemperatuur en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen
gaan batterijen minder lang mee.
Haal de batterij na gebruik altijd uit het toestel.
• Steek de batterij in de batterijhouder (meegeleverd).
Als u de batterij per ongeluk laat vallen, controleer dan of de
batterij en de contactpunten hierdoor niet beschadigd zijn
geraakt.
• Als u een beschadigde batterij in het toestel plaatst, zal het toestel beschadigd raken.
Neem opgeladen reservebatterijen mee als u op weg gaat.
• U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage
temperaturen zoals op skipistes.
• Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader (bijgeleverd) mee te nemen, zodat u
tijdens uw reis de batterij kunt opladen.
Ontdoe u van onbruikbare batterijen.
• Batterijen hebben een beperkte levensduur.
• Gooi batterijen niet in open vuur; dit kan ontploffing veroorzaken.
Raak de contactpunten van de batterij niet aan met metalen voorwerpen (zoals
halskettingen, haarpennen, etc.).
• Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u
de batterij aanraakt.
Oplader
• Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
• Houd de oplader 1,0 m of meer verwijderd van een radio.
• De oplader kan ruis genereren wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
• Na gebruik moet u de batterijoplader uit het stopcontact halen. (Als u de stekker in het
stopcontact laat zitten, wordt nog steeds een beetje stroom verbruikt.)
• Houd de contactpunten van de oplader en de batterij schoon.
- 131 -
Overige informatie
Kaart
Bewaar de kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur, waar gemakkelijk
elektromagnetische golven worden gegenereerd of statische elektriciteit wordt
opgewekt, of op plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
Verbuig de kaart niet en laat de kaart niet vallen.
• Hierdoor kan de kaart beschadigd raken of wordt de opgenomen inhoud mogelijk
beschadigd of gewist.
• Berg de kaart na gebruik op in de kaarthoes of het opbergzakje. Doe dit ook als u de
kaart opbergt of vervoert.
• Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
aan de achterzijde van de kaart komt. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Wat u moet doen als u de geheugenkaart aan derden overdraagt of afdankt
• Met de functies “formatteren” of “wissen” met gebruik van de camera of een PC
wordt alleen de bestandsbeheerinformatie aangepast, en worden de gegevens op de
geheugenkaart niet volledig gewist.
Het verdient aanbeveling om, voordat u de camera aan anderen overdraagt of de
geheugenkaart afdankt, de geheugenkaart fysiek te vernietigen of gebruik te maken van
commercieel verkrijgbare computersoftware waarmee gegevens op een geheugenkaart
volledig kunnen worden verwijderd.
Beheer van gegevens op de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Over de persoonlijke informatie
Persoonlijke informatie wordt meegenomen in het opgenomen beeld wanneer de naam of
de verjaardag ingesteld is bij [BABY1]/[BABY2] van de scènefunctie.
Afwijzing van aansprakelijkheid
• Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderen of verloren gaan als gevolg van
foute bediening, statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen.
Panasonic is op geen enkele manier aansprakelijk voor directe of indirecte schade die wordt
veroorzaakt doordat (persoonlijke) informatie verandert of verloren gaat.
Als u een reparatie aanvraagt, de camera overdraagt aan een derde of de camera afdankt
• Reset de instellingen om de persoonlijke informatie te beschermen. (P29)
• Als er opnamen zijn opgeslagen in het ingebouwde geheugen, kopieer deze dan, indien
nodig, naar de geheugenkaart (P113) voordat u het ingebouwde geheugen (P31) formatteert.
• Verwijder de geheugenkaart uit het toestel wanneer reparatie nodig is.
• Het ingebouwde geheugen en de instellingen worden mogelijk teruggezet naar de
fabrieksinstellingen als de camera wordt gerepareerd.
• Gelieve contact op te nemen met de dealer waar u het toestel hebt aangeschaft of met
het dichtstbijzijnde servicecentrum als bovenstaande bedieningshandelingen vanwege
een storing niet mogelijk zijn.
Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze afdankt, gelieve “Wat u moet
doen als u de geheugenkaart aan derden overdraagt of afdankt” op P132 te raadplegen.
- 132 -
Overige informatie
Wanneer u het toestel lange tijd niet gebruikt
• Berg de batterij op een koele en droge plaats op, in een ruimte met een relatief stabiele
temperatuur: [Aanbevolen temperatuur: 15 °C tot 25 °C, Aanbevolen vochtigheid: 40% tot 60%]
• Verwijder de batterij en de kaart altijd uit het toestel.
• Als de batterij in het toestel wordt gelaten, zal deze ontladen zelfs als het toestel uit
staat. Als de batterij nog langer in het toestel blijft, zal deze te leeg raken en mogelijk
onbruikbaar worden, zelfs wanneer de batterij wordt opgeladen.
• Wanneer u de batterij voor lange tijd opbergt, raden we aan deze eens per jaar op te laden.
Verwijder de batterij uit het toestel en berg deze weer op nadat de batterij volledig ontladen is.
• We raden aan het toestel op te bergen met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u
de camera in een kast bewaart.
Over de opnamegegevens
• Opgenomen gegevens kunnen beschadigd of zoek raken als de camera door onjuiste
bediening defect gaat. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt
door het verlies van opgenomen gegevens.
Over statieven met drie poten of met één poot
• Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
• Bij gebruik van een statief met drie poten of één poot kunt u de kaart of batterij mogelijk
niet verwijderen.
• Zorg ervoor dat de schroef op het statief met drie poten of het statief met één poot niet
een hoek vormt wanneer u het toestel bevestigt of losmaakt. U zou de schroef op het
toestel kunnen beschadigen als u bij het draaien hiervan excessieve kracht gebruikt.
Mogelijk kunnen het camerahuis en afmetingslabel beschadigd of bekrast raken als het
toestel te strak bevestigd wordt aan het statief met drie poten of het statief met één poot.
• Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing voor het statief met drie poten of het statief met
één poot.
• Sommige statieven kunnen niet worden bevestigd wanneer het DC-koppelstuk
(optioneel) en de AC-adapter (optioneel) zijn aangesloten.
- 133 -
Overige informatie
Waarschuwingen op het scherm
Soms verschijnen op het scherm bevestigingen of foutmeldingen.
De belangrijkste berichten worden hieronder beschreven.
[GEHEUGENKAART TEGEN SCHRIJVEN BEVEILIGD]
" De schrijfbeveiligingsschakelaar op de kaart staat op [LOCK]. Schuif de schakelaar
terug om deze te ontgrendelen. (P18)
[GEEN JUISTE FOTO OM WEER TE GEVEN]
" Maak een opname of plaats een kaart met een gemaakte opname en geef deze
vervolgens weer.
[DEZE FOTO IS BEVEILIGD]
" Wis de opname nadat u de beveiligingsinstelling hebt geannuleerd. (P112)
[DEZE FOTO KAN NIET GEWIST WORDEN]/[SOMMIGE FOTO’S KUNNEN NIET
GEWIST WORDEN]
• U kunt geen opnamen wissen die niet zijn gebaseerd op de DCF-standaard.
" Als u een paar opnamen wilt wissen, formatteer dan de kaart nadat u benodigde
gegevens op een PC, etc. hebt opgeslagen. (P31)
[ER KUNNEN GEEN ADDITIONELE SELECTIES GEMAAKT WORDEN]
• Het aantal opnamen dat per keer kan worden ingesteld wanneer [MULTI] is
geselecteerd voor [MULTI WISSEN] (P48), [FAVORIETEN] (P109), [TEKST AFDR.]
(P103) of [NW. RS.] (P105), is overschreden.
" Reduceer het aantal opnamen en herhaal vervolgens de procedure.
• Er zijn meer dan 999 favorieten ingesteld.
[KAN OP DEZE FOTO NIET INGESTELD WORDEN]
• [TEKST AFDR.] of [PRINT INST.] kan niet worden ingesteld voor opnamen die niet zijn
gebaseerd op de DCF-standaard.
- 134 -
Overige informatie
[NIET VOLDOENDE RUIMTE INTERN GEHEUGEN]/[NIET VOLDOENDE GEHEUGEN
OP DE KAART]
• Er is geen ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart.
––Wanneer u opnamen kopieert van het ingebouwde geheugen naar de geheugenkaart
(batchkopie), worden de opnamen gekopieerd totdat de kaart vol is.
[DIV. FOTO’S KUNNEN NIET GEKOP. WORDEN]/[KOPIE KAN NIET VOLTOOID WORDEN]
• De volgende opnamen kunnen niet worden gekopieerd:
––Wanneer op de kopieerbestemming een opname aanwezig is met dezelfde naam als
de naam van de opname die moet worden gekopieerd. (Alleen wanneer u kopieert van
een kaart naar het ingebouwde geheugen.)
––Bestanden die niet voldoen aan de DCF-standaard.
• Verder kunnen opnamen die zijn gemaakt of bijgewerkt met andere apparatuur, mogelijk
niet worden gekopieerd.
[FOUT INT. GEHEUGEN FOTM. INT. GEH. ?]
• Dit bericht zal worden afgebeeld wanneer u het ingebouwde geheugen formatteert op een PC.
" Formatteer opnieuw het ingebouwde geheugen in de camera. (P31) De gegevens in
het ingebouwde geheugen zullen worden gewist.
[STORING GEHEUGENKAART KAART FORMATEREN ?]
• Deze kaart heeft een formaat dat niet wordt herkend door het toestel.
" Formatteer opnieuw de kaart in de camera nadat u benodigde gegevens hebt
opgeslagen op een PC, etc. (P31)
[AUB CAMERA UIT- EN INSCHAKELEN]/[SYSTEEMFOUT]
• Dit bericht verschijnt wanneer het toestel niet goed werkt.
" Schakel het toestel uit en in. Als het bericht weergegeven blijft, neem dan contact op
met de dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum.
[PARAMETERFOUT GEHEUGENKAART]/[DEZE GEHEUGENKAART KAN NIET
WORDEN GEBRUIKT]
" Gebruik een kaart die compatibel is met dit toestel. (P18)
––SD-geheugenkaart (8 MB t/m 2 GB)
––SDHC-geheugenkaart (4 GB t/m 32 GB)
––SDXC-geheugenkaart (48 GB t/m 64 GB)
[PLAATS SD-KAART OPNIEUW]/[ANDERE KAART PROBEREN A.U.B.]
• Er heeft zich een fout voorgedaan bij een poging toegang tot de kaart te krijgen.
" Voer de kaart opnieuw in.
" Plaats een andere kaart.
[LEESFOUT/SCHRIJFFOUT CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
• Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven.
" Verwijder de kaart na het uitschakelen van de stroom [OFF]. Voer de kaart opnieuw
in, zet de stroom weer aan en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven.
• De kaart is mogelijk gebroken.
" Plaats een andere kaart.
- 135 -
Overige informatie
[OPNAME BEW. BEELDEN GEANN. SCHRIJFSNELHEID KAART TE BEPERKT]
• Het verdient aanbeveling een kaart te gebruiken met een SD Speed Class van “Class
6” of hoger als u bewegende beelden wilt opnemen.
¼¼De SD Speed Class-kwalificatie is de snelheidsstandaard voor opeenvolgende
schrijfbewerkingen.
• Als het voorkomt dat zelfs na het gebruik van een “Class 6”-kaart of hoger, deze kaart
stopt, dan is de schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd, en wordt aangeraden een
back-up te maken en vervolgens de kaart te formatteren (P31).
• Afhankelijk van de kaart kan het opnemen van bewegende beelden halverwege stoppen.
[CREËREN VAN EEN MAP NIET MOGELIJK]
• U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn. (P116)
" Formatteer de kaart nadat benodigde gegevens zijn opgeslagen op een PC, etc. (P31)
[BEELD WORDT WEERGEGEVEN VOOR 4:3 TV]/[BEELD WORDT WEERGEGEVEN
VOOR 16:9 TV]
• De AV-kabel (P123) is aangesloten op de camera.
" Op [MENU] drukken als u dit bericht onmiddellijk wilt wissen.
" Selecteer [TV-ASPECT] in het menu [SET-UP] als u de hoogte/breedteverhouding
van de TV wilt wijzigen. (P30)
• Deze melding verschijnt ook als een USB-kabel alleen op de camera aangesloten is.
Sluit het andere eind van de USB-kabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P114, 117)
[PRINTER BEZIG]/[CONTROLEER DE PRINTER]
• De printer kan niet afdrukken.
" Controleer de printer.
[ACCU IS LEEG]
• De resterende batterijstroom is laag.
" Laad de batterij op.
[DEZE BATTERIJ KAN NIET GEBRUIKT WORDEN]
• De batterij wordt door het toestel niet herkend.
" Gebruik een echte Panasonic-batterij. Als dit bericht wordt afgebeeld zelfs nadat u
een echte Panasonic-batterij hebt geplaatst, neem dan contact op met de dealer of
het dichtstbijzijnde servicecentrum.
• De batterij kan niet worden herkend als het contactpunt van de batterij vuil is.
" Verwijder vuil, etc. van het contactpunt.
- 136 -
Overige informatie
Problemen oplossen
Probeer eerst de volgende procedures (P137 tot 145).
Als het probleem niet opgelost is, kan dit worden verbeterd door bij het maken
van opnamen de optie [RESETTEN] (P29) te selecteren in het menu [SET-UP].
Batterij en stroombron
Zelfs als de camera is ingeschakeld, kan deze niet worden bediend.
• De batterij is niet juist geplaatst. (P15)
• De batterij is leeg.
De LCD-monitor gaat uit terwijl het toestel aanstaat.
• Is de functie [SLAAPSMODUS] (P28) actief?
" Druk de ontspanknop half in om deze functies te annuleren.
• De batterij is leeg.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
• De batterij is leeg.
• Als u het toestel ingeschakeld laat, zal de batterij leeg raken.
" Zet de camera steeds uit met gebruik van de [SLAAPSMODUS]-functie, etc. (P28)
De [CHARGE]-lamp knippert.
• Is de temperatuur van de batterij veel te hoog of veel te laag? Indien dit het geval is, zal
het langer duren dan normaal om de batterij op te laden of zal de batterij niet voldoende
worden opgeladen.
• Zijn de contactpunten van de oplader of batterij vuil?
" Wrijf het vuil weg met een droge doek.
- 137 -
Overige informatie
Opnamen maken
Het beeld kan niet opgenomen worden.
• Is de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar ingesteld op [1]? (P33)
• Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart?
" Wis onnodige opnamen om het beschikbare geheugen te vergroten. (P47)
Het opgenomen beeld is witachtig.
• Het beeld kan witachtig worden als er vuil aanwezig is, bijvoorbeeld vingerafdrukken.
" Als de lens vuil is, schakel dan het toestel in, schuif de lenscilinder (P8) uit en wrijf
het lensoppervlak voorzichtig schoon met een zachte droge doek.
Het gebied rondom waar de opnamen werden gemaakt, wordt donker.
• Werd de opname gemaakt met de flitser op korte afstand en de zoom nabij [W] (1×)?
" Zoom een beetje in en maak vervolgens de opnamen. (P42)
De opname is te licht of te donker.
" Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P60)
Er worden tegelijkertijd 2 of 3 opnamen gemaakt.
" Stel [HI-SPEED BURST] (P70), [FLITS-BURST] (P71) van de scènefunctie of
[BURSTFUNCTIE] (P90) van het [OPNAME]-functiemenu in op [OFF].
Het object is niet goed scherp.
• Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie.
" Selecteer de juiste functie voor de afstand naar het onderwerp.
• Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P39)
• Er is doen zich camerabewegingen (golfbeweging) voor of het onderwerp beweegt
enigszins. (P41)
De gemaakte opname is wazig. De optische beeldstabilisator is niet effectief.
" De sluitertijd wordt langzamer wanneer opnamen worden gemaakt op donkere
plaatsen; houd daarom het toestel met beide handen stevig vast om de opnamen te
maken. (P35)
" Gebruik de zelfontspanner als u opnamen maakt met een langzame sluitertijd. (P57)
- 138 -
Overige informatie
De opname ziet er onafgewerkt uit. Er verschijnt ruis op het beeld.
• Is de ISO-gevoeligheid hoog of de sluitertijd laag?
(de ISO-gevoeligheid is in de fabriek ingesteld op [,]. Daarom zal er bij het maken
van opnamen binnenshuis, etc. ruis optreden.)
" Verlaag de ISO-gevoeligheid. (P85)
" Stel [KLEURFUNCTIE] in op [NATURAL]. (P91)
" Maak opnamen op heldere plaatsen.
• Is [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] van de scènefunctie geselecteerd? Indien
dit het geval is, neemt de resolutie van de opname iets af vanwege verwerking van de
hoge gevoeligheid, maar dit duidt niet op storing.
De helderheid of tint van de opname verschilt van die van de feitelijke scène.
• Als u opneemt onder TL-licht, kan de helderheid of tint enigszins veranderen als de
sluitertijd korter wordt. Dit wordt veroorzaakt door de karakteristiek van TL-licht. Dit is
geen storing.
Tijdens het maken van opnamen of wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt, verschijnt een roodachtige verticale lijn (veeg) op de LCD-monitor of
heeft het scherm gedeeltelijk of geheel een zweem van rood.
• Dit is een kenmerk van CCD’s en verschijnt wanneer in
het onderwerp een helder gedeelte aanwezig is. Sommige
oneffenheden kunnen zich voordoen in de omliggende zones,
maar dit is geen storing.
Dit wordt opgenomen in bewegende beelden maar niet op
stilstaande beelden.
• Het verdient aanbeveling opnamen te maken zonder het scherm
bloot te stellen aan zonlicht of een andere bron van fel licht.
Het opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
• Afhankelijk van de kaart kan het gebeuren dat halverwege met opnemen wordt gestopt.
" Het verdient aanbeveling een kaart te gebruiken met een SD Speed Class van
“Class 6” of hoger als u bewegende beelden wilt opnemen.
¼¼De SD Speed Class-kwalificatie is de snelheidsstandaard voor opeenvolgende
schrijfbewerkingen.
" Als het voorkomt dat zelfs na het gebruik van een “Class 6”-kaart of hoger het
opnemen wordt stopgezet, dan is de schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd,
en wordt aangeraden een back-up te maken en vervolgens de kaart te formatteren
(P31).
- 139 -
Overige informatie
Lens
De opname is vervormd of rondom het onderwerp is een niet-bestaande kleur aanwezig.
• Het kan vanwege de kenmerken van de lens voorkomen dat, afhankelijk van de
zoomvergroting, het onderwerp enigszins vervormd is of de randen gekleurd zijn. Als
groothoek wordt gebruikt, kunnen de contouren van het beeld er vervormd uitzien
omdat het perspectief verbeterd wordt. Dit is geen storing.
LCD-monitor
De LCD-monitor gaat uit ook al staat het toestel aan.
• De LCD-monitor gaat uit wanneer [SLAAPSMODUS] (P28) wordt geactiveerd.
[Dit gebeurt niet bij gebruik van de AC-adapter (optioneel).]
Indien de resterende batterijstroom laag is, kan het langer duren voordat de flitser
opgeladen is, en blijft de LCD-monitor mogelijk langer uitgeschakeld.
De LCD-monitor wordt kortstondig donkerder of helderder.
• Dit gebeurt als u de ontspanknop tot halverwege indrukt om de lensopening in te stellen
en heeft geen invloed op de gemaakte opnamen.
• Dit fenomeen doet zich ook voor wanneer de helderheid verandert als de zoom van het
toestel wordt gebruikt of het toestel wordt bewogen. Dit komt door de werking van de
automatische opening van het toestel en dit is geen storing.
De LCD-monitor knippert binnenshuis.
• De LCD-monitor kan enkele seconden lang knipperen nadat u het toestel onder TL-licht
binnenshuis aanzet. Dit is geen storing.
De LCD-monitor is te helder of te donker.
• [SPANNING LCD] of [GR. KIJKHOEK] is geactiveerd. (P27)
Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene stippen op de LCD-monitor.
• Dit is geen storing.
Deze pixels oefenen geen nadelige invloed uit op de opnamen.
Er verschijnt ruis op de LCD-monitor.
• Op donkere plaatsen kan ruis verschijnen om de helderheid van de LCD-monitor te
behouden. Dit heeft geen invloed op de opnamen die u maakt.
- 140 -
Overige informatie
Flitser
De flitser wordt niet geactiveerd.
• Staat de flitsinstelling op [o]?
" Wijzig de flitsinstelling. (P50)
• De flitsfunctie is niet beschikbaar als [BURSTFUNCTIE] (P90) in het
[OPNAME]-functiemenu is geselecteerd.
De flitser wordt meerdere keren geactiveerd.
• De flitser wordt tweemaal geactiveerd wanneer de rode-ogenreductie (P51) is
geselecteerd.
• Is [FLITS-BURST] (P71) van de scènefunctie geselecteerd?
Weergave
De weergegeven opname wordt geroteerd en afgebeeld in een onverwachte richting.
• [LCD ROTEREN] (P108) is ingesteld op [ON].
De opname wordt niet weergegeven.
• Is de [OPNAME]/[AFSPELEN]-keuzeschakelaar ingesteld op [5]? (P44)
• Is er in het ingebouwde geheugen of op de kaart een opname aanwezig?
" De opnamen in het ingebouwde geheugen zijn zichtbaar als er geen kaart in het
toestel zit. De opnamen op een kaart zijn alleen zichtbaar als er een kaart in het
toestel zit.
• Is dit een opname waarvan de bestandsnaam veranderd is op een PC? Als dat het
geval is, kan de opname niet op dit toestel worden weergegeven.
De gemaakte opnamen worden niet weergegeven.
• Is voor weergave de optie [CATEGOR. AFSP.] of [FAVORIET AFSP.] geselecteerd?
" Wijzig dit in [NORMAAL AFSP.]. (P44)
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [—] en het
scherm wordt zwart.
• Is dit een andere opname dan een standaardopname, een opname die bewerkt is op
een PC of een opname die gemaakt is met een camera van een ander merk?
• Hebt u de batterij onmiddellijk na het maken van de opname verwijderd of hebt u een
opname gemaakt met een batterij met een lage resterende stroom?
" Formatteer de gegevens om de bovengenoemde opnamen te wissen. (P31)
(Er zullen ook andere opnamen worden gewist en het zal niet mogelijk zijn deze
te herstellen. Controleer de opnamen daarom goed voordat u de gegevens
formatteert.)
- 141 -
Overige informatie
Met een kalenderzoektocht worden opnamen afgebeeld met datums die
verschillen van de eigenlijke datums waarop de opnamen werden gemaakt.
• Is de klok van de camera goed ingesteld? (P19)
• Wanneer wordt gezocht naar opnamen die zijn bewerkt op een PC of gemaakt zijn met
andere apparatuur, worden deze mogelijk afgebeeld met datums die verschillen van de
eigenlijke datums waarop de opnamen werden gemaakt.
Op de gemaakte opname verschijnen witte ronde vlekken die op zeepbellen lijken.
• Als u op een donkere plaats of binnenshuis een opname maakt
met een flitser, verschijnen mogelijk witte vlekken op het beeld.
Deze worden veroorzaakt doordat de flitser stofdeeltjes in de lucht
weerkaatst. Dit is geen storing. Een kenmerk van dit fenomeen
is dat het aantal ronde vlekken en de positie hiervan op elke
opname verschillend zijn.
Het rode gedeelte van de gemaakte opname is in zwart veranderd.
• Als de digitale rode-ogencorrectie wordt gebruikt met een flitsinstelling van de rodeogenreductie ([y], [u], [i]) en u een opname maakt van een onderwerp
met een rode kleur die wordt omgeven met de kleur van een huidtint, dan wordt het rode
gedeelte door de rode-ogencorrectiefunctie mogelijk gewijzigd in een zwart gedeelte.
" Het verdient aanbeveling om de opname te maken terwijl de flitsfunctie ingesteld
is op [q], [t], of [o], of [RODE-OGEN CORR] in het [OPNAME]-functiemenu
ingesteld is op [OFF]. (P93)
[WEERGAVE THUMBNAIL] verschijnt op het scherm.
• Is het een opname die is gemaakt met andere apparatuur? In dat geval worden
opnamen mogelijk afgebeeld met een mindere beeldkwaliteit.
In bewegende beelden wordt een klikgeluid opgenomen.
• Deze camera stelt automatisch de opening af tijdens het opnemen van bewegende
beelden. Op dergelijke momenten hoort u een klikgeluid, en dit geluid wordt mogelijk
opgenomen in de bewegende beelden. Dit is geen storing.
- 142 -
Overige informatie
TV, PC en printer
De opname verschijnt niet op de televisie.
• Is het toestel correct op de TV aangesloten?
" Stel de TV-ingang in op externe invoer.
De displayzones op het TV-scherm en de LCD-monitor van het toestel verschillen.
• Afhankelijk van het TV-model worden de opnamen horizontaal of verticaal uitgetrokken
of worden deze mogelijk afgebeeld met afgesneden randen.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV worden afgespeeld.
• Probeert u bewegende beelden af te spelen door de kaart rechtstreeks aan te sluiten op
een kaartsleuf in de TV?
" Sluit de camera aan op de TV met de AV-kabel en geef dan de opnamen weer die op
de camera staan. (P123)
De opname verschijnt niet in volledige omvang op de TV.
" Controleer de [TV-ASPECT]-instelling. (P30)
De opname kan niet worden overgezonden terwijl het toestel aangesloten is op een PC.
• Is het toestel correct aangesloten op de PC?
• Wordt het toestel correct herkend door de PC?
" Selecteer [PC] bij [USB MODE]. (P30, 114)
De kaart wordt niet herkend door de PC. (Het ingebouwde geheugen wordt wel herkend.)
" Verwijder de USB-kabel. Sluit de kabel weer aan terwijl de kaart aanwezig is in het
toestel.
De SDXC-geheugenkaart is wordt niet herkend door de PC.
" Controleer of uw computer SDXC-geheugenkaarten ondersteunt.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
" Formatteer de kaart niet als het bericht waarin u wordt aangeraden de kaart te
formatteren, verschijnt wanneer u de camera op de pc aansluit.
" Als [TOEGANG] niet verschijnt op de LCD-monitor, schakelt u de camera uit en
koppelt u vervolgens de USB-aansluitkabel los.
De opname kan niet worden afgedrukt terwijl het toestel op een printer aangesloten is.
• Opnamen kunnen niet worden afgedrukt op een printer die geen ondersteuning biedt
voor PictBridge.
" Selecteer [PictBridge(PTP)] bij [USB MODE]. (P30, 117)
De uiteinden van de opnamen worden bij het afdrukken afgesneden.
" Wanneer u een printer gebruikt met een snijfunctie (cropping) of een functie voor
randloos afdrukken, dient u deze functie te annuleren voordat u de opname afdrukt.
(Raadpleeg voor bijzonderheden de gebruiksaanwijzing van de printer.)
" Als u de foto’s in een fotozaak laat afdrukken, vraag dan of de foto’s in het formaat
16:9 kunnen worden afgedrukt.
- 143 -
Overige informatie
Overige
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
" Druk op [MENU], selecteer het menupictogram [e] van [SET-UP] en selecteer
vervolgens het pictogram [9] om de gewenste taal te selecteren. (P32)
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
• Op donkere plaatsen gaat de AF-hulplamp (P93) branden in een rode kleur om
gemakkelijker op het onderwerp te kunnen scherp stellen.
De AF-hulplamp gaat niet aan.
• Is [AF ASS. LAMP] in het [OPNAME]-functiemenu ingesteld op [ON]? (P93)
• De AF-hulplamp gaat op heldere plaatsen niet aan.
Het toestel wordt warm.
• Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen
invloed op de prestaties of de kwaliteit van het toestel.
De lens klikt.
• Wanneer de helderheid verandert vanwege zoom- of camerabewegingen, etc. kan
het gebeuren dat de lens klikt of de opname op het scherm drastisch verandert. De
opname wordt echter niet beïnvloed. Het geluid wordt veroorzaakt door de automatische
afstelling van de opening. Dit is geen storing.
De klok is gereset.
• Als u het toestel lange tijd niet gebruikt, kan het gebeuren dat de klok wordt gereset.
" Stel de klok opnieuw in als het bericht [AUB KLOK INSTELLEN] verschijnt. (P19)
Wanneer u opnamen maakt met de zoom, worden deze enigszins vervormd en
vertonen de gebieden rondom het onderwerp kleuren die er in het echt niet zijn.
• Het kan vanwege de kenmerken van de lens voorkomen dat, afhankelijk van de
zoomvergroting, het onderwerp enigszins vervormd is of de randen gekleurd zijn. Maar
dit is geen storing.
Zoomen wordt abrupt afgebroken.
• Wanneer u de extra optische zoom gebruikt, zal de zoomactie in het midden tijdelijk
stoppen. Dit is geen storing.
De zoom bereikt de maximale vergroting niet.
• Is het toestel ingesteld op de macro-zoomfunctie? (P56)
De maximale zoom tijdens de macro-zoomfunctie is 3× digitale zoom.
- 144 -
Overige informatie
De bestandsnummers zijn niet op volgorde geregistreerd.
• Wanneer u na een bepaalde actie een bedieningshandeling uitvoert, worden de
opnamen mogelijk opgeslagen in mappen met nummers die anders zijn dan de
nummers die vóór deze bedieningshandeling werden gebruikt. (P116)
De mapnummers worden in oplopende volgorde geregistreerd.
• Als de batterij geplaatst of verwijderd is zonder eerst de stroom van het toestel uit te
schakelen, zullen de map- en bestandsnummers voor de gemaakte opnamen niet in
het geheugen worden opgeslagen. Wanneer u de stroom vervolgens weer inschakelt
en opnamen maakt, worden deze mogelijk opgeslagen onder bestandsnummers die
hadden moeten worden toegewezen aan eerdere opnamen.
[LEEFTIJD] wordt niet correct afgebeeld.
• Controleer de instellingen van de klok (P20) en verjaardag (P68).
De lenscilinder is ingetrokken.
• De lenscilinder trekt na ongeveer 15 seconden in nadat van [OPNAME] is
overgeschakeld naar [AFSPELEN].
Wanneer de camera niet actief is, verschijnt ineens de diashow.
• Dit is de [AUTO DEMO] die informatie geeft over de functies van de camera. Raak op
het scherm een willekeurig punt aan om terug te keren naar het oorspronkelijke scherm.
Bediening van het aanraakpaneel is niet mogelijk.
• Dit kan zich voordoen als u het scherm te lang aanraakt. Houd in dat geval uw vingers
10 seconden van het scherm af en probeer het daarna opnieuw.
- 145 -
Overige informatie
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt en de
beschikbare opnametijd
• Het aantal mogelijke opnamen en de opnametijd zijn bij benadering gegeven. (deze zijn
afhankelijk van de opnameomstandigheden en het kaarttype.)
• Het aantal mogelijke opnamen en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van
de onderwerpen.
• Wanneer het aantal opneembare beelden meer dan 99999 is, wordt dit weergegeven
als “+99999” op het scherm.
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
Hoogte/
breedteverhouding
Beeldgrootte
Ingebouwd
geheugen
(Circa 40 MB)
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
Kaart 8 GB
12 GB
16 GB
24 GB
32 GB
48 GB
64 GB
+
=
E (P)
T (P)
C (P)
O (P)
8
12
20
27
200
48
97
195
390
780
1190
1590
2400
3200
4650
6430
9330
12670
68
135
270
550
1080
1650
2210
3330
4450
6460
8930
13000
17650
110
220
440
900
1770
2690
3610
5440
7260
10550
14570
21420
29070
150
300
600
1220
2410
3660
4910
7400
9880
14350
19820
28020
38020
1080
2150
4310
8780
17240
26210
35080
52920
70590
102500
141620
182140
247160
- 146 -
Overige informatie
Hoogte/
breedteverhouding
*
}
Beeldgrootte
~
|
9
11
54
105
210
440
880
1330
1790
2700
3600
5230
7230
10400
14120
65
125
250
520
1030
1580
2110
3190
4250
6180
8540
12560
17040
Ingebouwd
geheugen
(Circa 40 MB)
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
Kaart
8 GB
12 GB
16 GB
24 GB
32 GB
48 GB
64 GB
- 147 -
Overige informatie
Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
Instelling
opnamekwaliteit
Ingebouwd
geheugen
(Circa 40 MB)
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
Kaart
8 GB
12 GB
16 GB
24 GB
32 GB
48 GB
64 GB
a
w
x
—
—
—
59 s
2 min 00 s
4 min 00 s
8 min 20 s
16 min 30 s
25 min 10 s
33 min 40 s
50 min 50 s
1 uur 8 min
1 uur 38 min
2 uur 16 min
3 uur 20 min
4 uur 29 min
2 min 35 s
5 min 10 s
10 min 20 s
21 min 20 s
41 min 50 s
1 uur 3 min
1 uur 25 min
2 uur 8 min
2 uur 52 min
4 uur 9 min
5 uur 45 min
8 uur 27 min
11 uur 22 min
2 min 40 s
5 min 20 s
10 min 50 s
22 min 10 s
43 min 40 s
1 uur 6 min
1 uur 28 min
2 uur 14 min
2 uur 59 min
4 uur 19 min
5 uur 59 min
8 uur 48 min
11 uur 50 min
y
1 min 26 s
7 min 50 s
15 min 40 s
31 min 20 s
1 uur 4 min
2 uur 5 min
3 uur 11 min
4 uur 15 min
6 uur 26 min
8 uur 35 min
12 uur 27 min
17 uur 13 min
25 uur 18 min
34 uur 3 min
Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende een maximum
tijd van 15 minuten. Continu opnamen maken tot meer dan 2 GB is niet mogelijk.
(Voorbeeld: [8m 20s] bij [a])
Op het scherm wordt de resterende tijd voor het continu maken van opnamen
afgebeeld.
¼¼
Opmerking
• Het aantal, op het scherm afgebeelde, opnamen dat nog kan worden gemaakt, neemt
mogelijk niet opeenvolgend af. Dat geldt mogelijk ook voor de beschikbare opnametijd
die op het scherm wordt afgebeeld.
• De extra optische zoom werkt niet als [MACRO ZOOM] is geselecteerd of bij
[TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] en
[FOTO FRAME] van de scènefunctie, zodat de beeldgrootte voor [P] niet wordt
afgebeeld.
- 148 -
Overige informatie
• SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
• QuickTime en het QuickTime-logo zijn handelsmerken of
geregistreerde handelsmerken van Apple Inc. en worden onder licentie
gebruikt.
• Screenshots van Microsoft-producten zijn herdrukt met toestemming
van Microsoft Corporation.
• Andere namen, bedrijfsnamen en productnamen die in deze
handleiding voorkomen, zijn handelsmerken of geregistreerde
handelsmerken van de betreffende bedrijven.
- 149 -