Power Core Four:S

Magnat Audio Power Core Four:S, EDITION FOUR, Power Core Four de handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Magnat Audio Power Core Four:S de handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
16
Geachte MAGNAT - klant,
met uw nieuwe car hifi eindversterker POWER CORE FOUR kunt u op soevereine wijze beantwoorden aan uw hoge eisen aan de
klankweergave in de auto. De POWER CORE FOUR biedt nieuwe kwaliteiten op het gebied van car hifi-weergave in de auto; door
de indrukwekkende capaciteitsreserve voor lage bassen, de lage vervormingsfactor of de neutrale weergave. De versterker wordt
gekenmerkt door een lage driverstroom, snelle schakeling en een uitmuntende thermische stabiliteit. Door de aaneenschakeling van
steeds twee versterkerkanalen tot een versterker in brugbedrijf kan een verbeterde dynamiek worden bereikt in combinatie met een hoger
uitgangsvermogen. Beleef hoe dit high tech apparaat op perfecte wijze een groots klankgevoel verleent. Daarmee wensen wij u veel
genoegen.
Lees de montageaanwijzing a.u.b. volledig door voordat u met de montage van de versterker begint en voordat u deze in bedrijf
neemt.
1. TECHNISCHE GEGEVENS
Stereo / Gebrugd
Max. uitgangsvermogen (1 kHz sinus burst 2:8, B+=14,4V) 4 x 250 W / 2 x 700 W aan 4 ohm
Nominaal uitgangsvermogen (DIN 45 324, B+=14,4V) 4 x 100 W / 2 x 280 W aan 4 ohm
Max. uitgangsvermogen (1 kHz sinus burst 2:8, B+=14,4V) 4 x 350 W aan 2 ohm
Nominaal uitgangsvermogen (DIN 45 324, B+=14,4V) 4 x 140 W aan 2 ohm
Luidsprekerimpedantie (stereo) 2 – 8 ohm
Frequentiekarakteristiek 5 – 50 000 Hz (-3 dB)
Totale vervormingsfactor (DIN 45 403) < 0,05% (1 kHz)
Overspraakdemping (IEC 581 ) > 60 dB (1 kHz)
Ruisspanningsafstand (IEC A) > 100 dB
Ingangsgevoeligheid LOW LEVEL INPUT 200 mV – 6 V
Ingangsimpedantie LOW LEVEL INPUT 20 k ohm
Laagdoorlaatfilter (kanaal 1 en 2) 30 – 150 Hz, 12 dB per octaaf
Hoogdoorlaatfilter 10 – 200 Hz, 12 dB per octaaf
Bas boost (kanaal 1 en 2) 0...12 dB bij 45 Hz
Voeding +12 V (10 – 14,4 V), min aan massa
Zekering 2 x 40 A
Afmetingen (B x H x D) 382 x 41 x 198 mm
Gewicht 3,6 kg
TECHNISCHE WIJZIGINGEN VOORBEHOUDEN
2. BIJZONDERHEDEN
· Complementaire balanseindtrap
· Automatische in-/uitschakeling via de autoradio
· Kanaal 1 en 2:
· Hoogdoorlaat- en laagdoorlaatfilter (bandpass) met traploos instelbare scheidingsfrequentie
· Traploos regelbare bascorrectie
· Kanaal 3 en 4:
· Traploos instelbare hoogdoorlaatfilter
· DUPE schakeling voor het dupliceren van het uitgangssignaal van de filters van kanaal 1 en 2 (bandpass en bass boost) op
kanaal 3 en 4.
· Instelbare ingangsgevoeligheid
· Brugbaar 4-/2-kanaals bedrijf
· Tri-modus bedrijf
· Elektronische contactverbreker tegen kortsluiting, gelijkspannings-offset en boventemperatuur
· Mute-schakeling ter onderdrukking schakelklikken
· Laagniveau-uitgangen (cinch voetjes) voor de aansluiting van een subwooferversterker
· Bedrijfsindicatie (groene LED) en overbelastingsindicatie (rode LED)
3. BELANGRIJKE INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE
· Dit apparaat is uitsluitend geschikt voor de aansluiting op een 12 volt systeem met negatieve massa.
· De warmte die wordt afgegeven bij de krachtafgifte vereist een plaat van montage met voldoende luchtcirculatie. Het is van groot
belang dat de koelribben van de warmteafleider niet tegen een plaat of een oppervlak aanliggen waardoor de luchtcirculatie negatief
zou kunnen worden beïnvloed. De versterker mag niet in kleine of ongeventileerde ruimten (bv. holte voor het reservewiel of onder
de vloerbedekking van de auto) worden geïnstalleerd. De montage in de kofferbak verdient aanbeveling.
· Monteer de versterker dusdanig dat hij verreweg is beveiligd tegen schokken, vuil en stof.
· Let er op dat de in-/uitvoersnoeren ver genoeg van de stroomtoevoerkabels verwijderd zijn omdat er anders gevaar bestaat voor
stoorinstraling.
· Let er op dat de zekering en de bedieningselementen na de montage toegankelijk zijn.
· Het vermogen en de betrouwbaarheid van de installatie is afhankelijk van de kwaliteit van de montage. Laat de montage bij
voorkeur door een vakbedrijf doorvoeren. Dat geldt vooral voor een installatie met verschillende luidsprekers of voor een complex
meerwegsysteem.
17
4. AANSLUITINGEN
4.1 STROOMVOORZIENING EN AUTOMATISCHE INSCHAKELING
Belangrijke aanwijzing: scheid voordat u met de installatie begint de plusklem van de motoraccu. Zo voorkomt u kortsluiting.
De elektrische leidingen die over het algemeen voor auto’s worden toegepast in boordnetten zijn niet voldoende voor de behoefte van een
eindversterker. Let er op dat de elektrische leidingen naar GND en naar +12 V klem voldoende gemissioneerd zijn. Voor de verbinding van
de accu naar de stroomklemmen van de versterker dient een kabeldoorsnede van ten minste 25 mm² te worden gebruikt.
Maak eerst de verbinding tussen de GND-klem en de versterker en de minpool en de accu. Een goede verbinding is van groot belang.
Verwijder vuil zorgvuldig van het aansluitingspunt van de accu. Een losse aansluiting kan storing, storend geluid of vervorming veroorzaken.
De versterkeraansluiting +12 V wordt nu met een stroomkabel met geïntegreerde zekering met de plus-pool van de accu verbonden. De
zekering moet zich in de buurt van de accu bevinden, de kabel van de pluspool van de accu naar de zekering mag uit veiligheidsoverwegingen
niet langer zijn dan max. 60 cm. Plaats de zekering pas na afloop van alle installatiewerkzaamheden inclusief luidsprekeraansluitingen.
Sluit nu de afstandsbedieningsleiding van de car hifi receiver aan op de besturingsbus REM van de versterker. Voor de verbinding tussen
de REMOTE-aansluiting van de versterker en het bedieningsapparaat is een kabel met een dwarsdoorsnede van 0,75 mm² voldoende.
4.2 AUDIOKABEL
Bij installatie van de audiokabel tussen de cinchuitgang van de autoradio en de cinchingang van de versterker in de auto dient er zo mogelijk
voor gezorgd te worden dat de audiokabel en de voedingskabel niet aan dezelfde kant van de auto worden gelegd. Het verdient de voorkeur
de kabels ruimtelijk gescheiden te installeren, d.w.z. de stroomkabel in de linkerkabelschacht en de audiokabel in de rechterkabelschacht
of omgekeerd. Hierdoor wordt beïnvloeding van het audiosignaal door stroomstoringen voorkomen.
4.3 LUIDSPREKERAANSLUITINGEN
· In de standaard bedrijfsmodus (dat betekent telkens een luidspreker aan elk afzonderlijk versterkerkanaal) bedraagt de kleinste
afsluitweerstand 2 ohm per kanaal.
· In brugmodus (telkens twee versterkeruitgangen samen geschakeld) wordt de kleinste afsluitweerstand verdubbeld tot op 4 ohm.
· In Tri-modus mag de impedantie niet minder bedragen dan 2 ohm per kanaal.
· Sluit de luidspreker minklemmen nooit aan op het chassis van het voertuig.
· Verbind de +12 V voedingsspanning nooit met een luidsprekeruitgang. Hierdoor wordt de versterkeruitgangstrap verwoest.
Indien de versterker met lagere afsluitwaarden of zoals boven beschreven fout wordt bedreven, kan hierdoor de versterker zelf en
de luidspreker worden beschadigd. In dit geval vervalt de garantie.
5. BEDIENINGSELEMENTEN EN IN-/UITGANGEN
5.1 INSTELLING VAN DE INGANGSGEVOELIGHEID
De ingangsgevoeligheid kan aan elke autoradio of cassettedeck worden aangepast. Draai de volumeregelaar van uw radio op gemiddeld
volume en stel dan de ingangsniveauregelaar (4) en (5) dusdanig in, dat er een gemiddelde geluidssterkte hoorbaar is. Bij deze instelling
zijn over het algemeen voldoende capaciteitsreserves bij een optimale ruisspanningsafstand gegarandeerd.
ATTENTIE: harde testsignalen slechts kortstondig weergeven om schade van de luidspreker te vermijden.
5.2 HOOGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Als de versterker wordt gebruikt als versterker voor satellietluidsprekers (midden-/hogetonenluidsprekers) zet de regelaar (8) resp. (9)
dan op „HP“. Stel met regelaar (6) resp. (7) de gewenste kantelfrequentie in. Op die wijze worden alleen frequenties boven de ingestelde
kantelfrequentie versterkt. Hierdoor kan vervorming door te grote membraanslag bij lage frequenties en kleine satellietluidsprekers effectief
wordt gereduceerd zonder dat dit een negatieve invloed heeft op het lagetoonniveau.
5.3 BANDPASSFUNCTIE VOOR KANAAL 1 EN 2
Met behulp van het in kanaal 1 en 2 ingebouwde filter kan een bandpass gerealiseerd worden. Daartoe moeten het hoog- en het
laagdoorlaatfilter tegelijkertijd worden ingeschakeld. De schakelaar (8) moet hierbij op “LP/BP“ staan. Met regelaar (6) kan vervolgens de
onderste grensfrequentie en met regelaar (10) de bovenste grensfrequentie van de bandpass worden ingesteld. Deze functie kan worden
gebruikt voor het aansturen van een subwoofer (highpassregeling (6) op 10 Hz) of het realiseren van een kickbass (highpassregeling (6)
op ong. 80 tot 100 Hz.) Stel de lowpassregeling in op de gewenste overgangsfrequentie.
Met deze instelling kan de filter worden aangepast aan de betreffende laagweergever. De hoge flanksteilheid van de filter zorgt voor een
exacte daling van gemiddelde en hoge frequentiebereiken.
5.4 BAS-BOOST
Met behulp van de bas-boost-functie (12) wordt een opduw of correctie van de onderste basfrequenties bereikt.
5.5 FILTERKEUZESCHAKELAAR KANAAL 3 EN 4 (9), FILTERSTAND DUPE
In de stand DUPE krijgt kanaal 3/4 het ingangssignaal van de voorversterker van de kanalen 1/2 en worden de filterinstellingen van kanaal
1/2 overgenomen (bandpass, bass boost). Het volume van kanaal 3/4 is onafhankelijk van het kanalenpaar 1/2 instelbaar.
18
5.6 KEUZESCHAKELAAR VOOR DE KANAALMODI 2CH/4CH (11)
In de 2-kanaals modus (schakelaarstand „CH2“) krijgt kanaal 3/4 van de versterker het ingangssignaal van de cinch-aansluitingen van de
kanalen 1/2. De keuzeschakelaar maakt zo het gebruik van extra T-stekkers overbodig.
5.7 UITGANGEN VOOR DE AANSLUITING VAN EXTRA VERSTERKERS
Het ingangssignaal van de LINE INPUT aansluitingen CH1, CH2, CH3, CH4 (1 en 2, afb. 7) wordt opgeteld en direct doorgegeven aan
de uitgangen OUTPUT (3). De OUTPUT aansluitingen maken de aansluiting van een subwooferversterker zonder extra T-stukken en
kabel mogelijk.
AFB. 1 STROOMVOORZIENING- / AFSTANDSBEDIENINGSAANSLUITINGEN
(1) Aansluitklem GND voor de massa, naar de minpool van de accu
(2) Aansluitklem REM voor afstandsbediening
(3) Aansluitklem voor +12 V accuspanning
(4) Accu
(5) Kabelzekering
(6) Voor de aansluiting voor de automatische antenne van uw autoradio
Als uw autoradio niet is voorzien van een aansluiting voor de automatische antenne, wordt deze kabel met de plus-pool (+)
aangesloten op het contactslot. In dit geval dient er een in-/uitschakelaar tussen te worden geschakeld. Let er op dat deze schakelaar
uitgeschakeld wordt als de versterker niet wordt gebruikt.
AFB. 2 4 KANAAL - BEDRIJF
Als de versterker door een autoradio met 4 uitgangskanalen wordt gestuurd en 4 luidsprekers moet bedrijven, dan dienen de aansluitingen
en instellingen overeenkomstig afbeelding 2 te worden doorgevoerd:
(1) Naar de autoradio, uitgang links voor
(2) Naar de autoradio, uitgang rechts voor
(3) Naar de autoradio, uitgang links achter
(4) Naar de autoradio, uitgang rechts achter
(5) Luidspreker links voor
(6) Luidspreker rechts voor
(7) Luidspreker links achter
(8) Luidspreker rechts achter
AFB. 3/4 3 KANAAL - MODUS
In de 3-kanaal-modus wordt er gebruik gemaakt van de hoogdoorlaatfilter voor de kanalen 1/2 en de laagdoorlaatfilter voor de kanalen
3/4. Zie alinea 5 voor de toepassing hiervan.
AFB. 3
Als de versterker door een autoradio met stereo-uitgang wordt gestuurd en stereo-satellietluidsprekers en een subwoofer moet bedrijven,
dan dienen de aansluitingen en instellingen overeenkomstig afbeelding 3 te worden doorgevoerd
(1) Naar de autoradio, uitgang links
(2) Naar de autoradio, uitgang rechts
(3) Satellietluidsprekers links
(4) Satellietluidsprekers rechts
(5) Subwoofer
AFB. 4
Als de versterker door een autoradio met stereo-uitgang en een separate subwoofer-uitgang wordt gestuurd en stereo-satellietluidsprekers
en een subwoofer moet bedrijven, dan dienen de aansluitingen en instellingen overeenkomstig afbeelding 4 te worden doorgevoerd
(1) Naar de autoradio, uitgang links
(2) Naar de autoradio, uitgang rechts
(3) Naar de autoradio, subwoofer-uitgang
(4) Satellietluidsprekers links
(5) Satellietluidsprekers rechts
(6) Subwoofer
AFB. 5 2 KANAAL - MODUS
Als de versterker voor het bedrijf van een tweede subwoofer een hoger vermogen moet bereiken, dan dienen de aansluitingen en
instellingen overeenkomstig afbeelding 5 te worden doorgevoerd. Het gebruik van het bandpassfilter wordt in hoofdstuk 5 beschreven.
(1) Naar de autoradio, uitgang links
(2) Naar de autoradio, uitgang rechts
(3) Subwoofer
(4) Subwoofer
19
AFB. 6 GEBRUIK ALS VERSTERKER VOOR 4 SATELLIETLUIDSPREKERS EN EEN SUBWOOFER MET TOEPASSING VAN
EEN EXTRA 1-KANAAL VERSTERKER (POWER CORE ONE)
(1) Naar de autoradio, uitgang links voor
(2) Naar de autoradio, uitgang rechts voor
(3) Naar de autoradio, uitgang links achter
(4) Naar de autoradio, uitgang rechts achter
(5) Luidspreker links voor
(6) Luidspreker rechts voor
(7) Luidspreker links achter
(8) Luidspreker rechts achter
(9) Subwoofer
AFB. 7 BEDIENINGSELEMENTEN EN EN-/UITGANGEN
(1) Laagniveau-ingangen (kanaal 3/4)
(2) Laagniveau-ingangen (kanaal 1/2)
(3) Laagniveau-uitgangen (Totaalsignaal uit CH1, CH2, CH3, CH4)
(4) Ingangsniveauregelaar kanaal 1/2
(5) Ingangsniveauregelaar kanaal 3/4
(6) Kantelfrequentie-regelaar voor de hoogdoorlaat (kanaal 1/2)
(7) Kantelfrequentieregelaar voor de hoogdoorlaat (kanaal 3/4)
(8) Keuzeschakelaar FULL / HP (hoogdoorlaatfilter) / LP/BP (bandpass) voor kanaal 1/2
(9) Keuzeschakelaar FULL / HP (hoogdoorlaatfilter) / DUPE voor kanaal 3/4
(10) Kantelfrequentie-regelaar voor de laagdoorlaat (kanaal 1/2)
(11) Kanaalmodus-keuzeschakelaar
(12) Bass-Boost-regelaar (kanaal 1/2)
/