44
NEDERLANDS
Waarschuwing! Probeer nooit een accu van het type
onderhoudsvrij gelijk te schakelen. De explosie die zich daardoor
kan voordoen, kan materiële schade, ernstig letsel en/of de
dood tot gevolg hebben.
X Als u gaat gelijkschakelen, verwijdert u de accu uit het
voertuig of koppelt u de accu los.
Hoe vaak het gelijkschakelingsproces moet worden
uitgevoerd, is afhankelijk van het gebruik van de accu.
Naarmate de accu vaker wordt gebruikt, neemt de mate van
onvoldoende geladen zijn toe en dus ook de frequentie
waarmee de accu moet worden gelijkgeschakeld.
Gebruik deze modus niet voor afgesloten accu's of accu's
met klepregeling. Deze modus is uitsluitend bedoeld voor
natte (niet-afgesloten/open) accu's.
X Zorg ervoor dat er geen brandbare bronnen in de buurt van
de oplaadlocatie zijn.
X Draag een veiligheidsbril, handschoenen en beschermende
kleding.
X Verwijder de accu uit het voertuig. Zorg voor een goede
ventilatie van de accu. Tijdens het proces komen
waterstof en zuurstof vrij. Als deze gassen zich ophopen,
ontstaat ontploffingsgevaar.
X Open het accudopje, indien mogelijk.
X Vul de accu met gedestilleerd water volgens de instructies
van de fabrikant. Aangezien accu's snel kunnen borrelen
terwijl ze worden opgeladen, moet u niet vergeten ze bij te
vullen (alleen met gedestilleerd water) nadat het
gelijkschakelingsproces is voltooid en de spanning weer
normaal is.
X Voer de stappen in het gedeelte 'De accu opladen' uit.
X Druk op de drukknop voor het accutype (16) tot WET wordt
weergegeven (deze modus functioneert alleen indien een
natte accu (WET) is geselecteerd).
X Kies de juiste oplaadsnelheid en begin met opladen. U kunt
de accuspanning controleren door op de drukknop voor de
accuspanning (14) te drukken. Hierdoor wordt de LED voor
de accuspanning (7) geactiveerd.
X U kunt op elk gewenst moment op de drukknop voor
gelijkschakeling (9) drukken. De accu begint automatisch
gelijk te schakelen met een beperkte stroom van 4 A.
Opmerking: U hebt een klein pinnetje of een ballpoint nodig
om op de verzonken drukknop te drukken.
X Controleer de temperatuur elk uur door de accu aan te
raken. Als de accu te heet is om aan te raken, stopt u het
opladen en laat u de accu afkoelen.
Afhankelijk van de omgevingstemperatuur stijgt de spanning
tot tussen de 15,3 V en 16,2 V (2,55 tot 2,7 V per cel). De
spanning wordt automatisch aangepast.
De LED voor een natte accu (10) knippert terwijl de acculader
zich in de gelijkschakelingsmodus bevindt.
Op het digitale scherm (1) wordt FUL weergegeven als het
gelijkschakelingsproces is voltooid.
Motor starten (fig. A)
De functie voor het starten van een motor kan 80 A leveren.
X Stel de 2/10/30 A-drukknop (15) in op de modus 30 A en
druk onmiddellijk op de 80 A-drukknop (12) om de modus
voor motor starten te activeren.
Op het digitale scherm (1) wordt teruggeteld van 999 tot 000.
Als tot 000 is teruggeteld en als het digitale scherm (1)
begint te knipperen, kan het voertuig worden gestart.
X Start de motor volgens de richtlijnen van de fabrikant,
doorgaans gedurende 3 tot 5 seconden.
Deze functie voor het starten van een motor met een hoge
spanning vereist een rust-/afkoelingsperiode tussen
pogingen. Na 5 seconden gaat de acculader weer in de
gewone oplaadmodus en de modus voor het starten van een
motor is dan 4 minuten niet beschikbaar.
X Wacht, indien nodig, 4 tot 5 minuten met een tweede
poging om de motor te starten.
Tijdens deze rustperiode wordt de accu opgeladen met 2 A.
X Nadat de motor is gestart, voert u de stappen uit die staan
beschreven in 'Veiligheidsinstructies' voor in deze
handleiding om de acculader los te koppelen.
Controle van wisselstroomdynamo (fig. A)
Waarschuwing! Controleer alleen 12 V-
gelijkspanningssystemen.
Deel 1 (onbelast)
X Zorg ervoor dat de wisselstroomdynamo onbelast is door
alle toebehoren van het voertuig uit te schakelen.
De accu moet volledig opgeladen zijn voordat u de
wisselstroomdynamo test.
X Laat de motor zo lang draaien dat deze normaal stationair
loopt en controleer of er een onbelaste spanning is.
X Druk op de drukknop voor controle van de
wisselstroomdynamo (13) om met de controle te beginnen.
X De LED voor een goede wisselstroomdynamo (8) gaat
branden om aan te geven dat de wisselstroomdynamo in
orde is, of F07 wordt weergegeven op het digitale scherm
(1) om aan te geven dat de wisselstroomdynamo buiten het
normale spanningsbereik valt.
X Druk nogmaals op de drukknop voor controle van de
wisselstroomdynamo (13) om de controle te beëindigen.
Deel 2 (belast)
X Belast de wisselstroomdynamo door zoveel mogelijk
toebehoren in te schakelen, met uitzondering van
airconditioning en ontdooien.
X Druk op de drukknop voor controle van de
wisselstroomdynamo (13) om met de controle te beginnen.