• GPS-antennes dienen boven of onder het pad van de
radarstraal te worden geplaatst.
• Het toestel dient op een afstand van ten minste 1 m (40 in.)
van zendapparatuur te worden geplaatst.
• Het toestel dient te worden geplaatst op een afstand van ten
minste 1 m (40 in.) van kabels waarover radiosignalen
worden geleid, bijvoorbeeld van VHF-marifoons, kabels en
antennes.
• Het toestel dient te worden geplaatst op een afstand van ten
minste 2 m (6,5 ft.) van Single Side Band (SSB)
radiozenders.
Installatieprocedures
Montageoppervlak voor de radar voorbereiden
Voordat u de radar kunt installeren, moet u een voor plaatsing
geschikte locatie kiezen (Aandachtspunten bij de montage,
pagina 1).
1
Bevestig de meegeleverde montagemal op de ondergrond
van de installatielocatie langs de as boeg-achtersteven, zoals
aangegeven op de mal.
2
Boor de montagegaten met een 15 mm (
19
/
32
inch) boor.
3
Als u de voedings- en netwerkkabels door het
montageoppervlak moet voeren, kiest u een locatie bij het
middenkanaal zoals aangegeven op de sjabloon. Vervolgens
boort u een gat met een boor van 32 mm (1
1
/
4
in.) en leidt u
de kabels door het oppervlak (optioneel) (Aandachtspunten
bij kabels, pagina 2).
4
Verwijder de montagesjabloon van het oppervlak.
De radar installeren
Voordat u de radar kunt installeren, moet u een geschikte
installatielocatie kiezen (Aandachtspunten bij de montage,
pagina 1) en de ondergrond voorbereiden voor montage
(Montageoppervlak voor de radar voorbereiden, pagina 2).
1
Plaats aan de onderkant van de installatielocatie de
bijgeleverde plastic sluitringen
À
in de gaten die u hebt
geboord bij het voorbereiden van het montageoppervlak.
2
Plaats de radar op het montageoppervlak, waarbij u de gaten
op de radarvoet uitlijnt met de gaten in de sluitringen.
3
Breng het meegeleverde Petrolatum Primer aan op de helft
van de schroefdraden van de vier draadstangen.
4
Plaats de draadstangen
Á
door het montageoppervlak en in
de radarvoet. Draai ze vast met een inbussleutel van 5 mm.
Voorkom beschadiging van de radarvoet en stop met
aandraaien van de draadstangen zodra u weerstand voelt.
5
Plaats de platte ringen
Â
, sluitringen
Ã
en zeskantmoeren
Ä
over de draadstangen.
6
Draai de zeskantmoeren aan tot een aandraaimoment van
14,7 N-m (11 lbf-ft.) om de radar stevig op de ondergrond te
bevestigen zonder de radar of het montagemateriaal te
beschadigen.
De antenne installeren
Voordat u de antenne op de radar kunt installeren, moet u de
radarvoet bevestigen (De radar installeren, pagina 2).
1
Verwijder de beschermkap van de golfgeleider bovenop de
radarvoet
À
.
2
Breng de golfgeleider op de radarvoet op gelijke hoogte met
de bus aan de onderkant van de antenne
Á
en schuif de
antenne op de radarvoet.
3
Bevestig de antenne op de radarvoet door de geborgde
zeskantbouten onder de antennearm vast te draaien.
4
Draai de zeskantbouten vast tot een aandraaimoment van
7,9 N-m (6 lbf-ft.) om de antenne op de radarvoet te
bevestigen zonder de antenne of de bevestigingsmaterialen
te beschadigen.
Aandachtspunten bij kabels
Het kan nodig zijn om gaten van 32 mm (1
1
/
4
inch) te boren voor
het doorvoeren van voedings- of netwerkkabels.
• Zorg bij het leggen van de voedings- en netwerkkabels door
hetzelfde gat dat u eerst de netwerkkabel en daarna pas de
voedingskabel door het gat leidt.
• U dient watervaste kit op het gat aan te brengen nadat de
kabels zijn gelegd om een waterdichte afdichting te
verzekeren.
Als het kabelgat op een zichtbare locatie moet worden gemaakt,
kunt u decoratieve kabelringen kopen bij Garmin of een Garmin
dealer (optioneel).
• Indien nodig kan de ring worden bijgesneden zodat u zowel
de voedings- als de netwerkkabel door hetzelfde gat kunt
laten lopen.
• De optionele kabelring biedt GEEN waterdichte afdichting. U
dient watervaste kit aan te brengen op de kabelring zodra de
kabels zijn gelegd om een waterdichte afdichting te
verzekeren.
Houd bij het installeren van de voedings- en netwerkkabels
rekening met het volgende.
• Het wordt afgeraden om de Garmin Marine Network kabel
door te snijden. Als dit toch nodig is, kunt u dit doen met een
installatiekit die u kunt kopen bij Garmin of een Garmin
dealer.
• Voor de veiligheid dienen geschikte kabelbinders,
bevestigingsmaterialen en afdichtmiddelen te worden
gebruikt om de kabel over het hele lengte en door
scheidingswanden of het dek goed te bevestigen.
• Leg geen kabels aan in de buurt van bewegende voorwerpen
en hittebronnen of door deuropeningen en onderruimen.
• Laat voedings- en netwerkkabels niet lopen naast of parallel
aan andere kabels, zoals netwerk- of elektriciteitskabels. Zo
voorkomt u interferentie met andere apparatuur. Als dit niet
mogelijk is, dienen de kabels te worden gelegd door metalen
leidingen of op een andere manier te worden beschermd
tegen elektromagnetische straling.
2