Canon Pixma MX 395 series de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

MX390 series
Online handleiding
Lees dit eerst
Nuttige functies die beschikbaar zijn op het apparaat
Overzicht van het apparaat
Nederlands (Dutch)
Lees dit eerst
Opmerkingen over het gebruik van de onlinehandleiding
Gebruiksomgeving
Afdrukinstructies
Opmerkingen over het gebruik van de onlinehandleiding
Het is verboden tekst, foto's of afbeeldingen die zijn gepubliceerd in de Online handleiding (hierna ´deze handleiding´
genaamd), deels of geheel te reproduceren, af te leiden of te kopiëren.
In principe kan Canon de inhoud van deze handleiding wijzigen of verwijderen zonder voorafgaande kennisgeving
aan de klanten. Daarnaast kan Canon de publicatie van deze handleiding worden uitgesteld of gestopt vanwege
dwingende redenen. Canon is niet aansprakelijk voor schade die wordt geleden door klanten als gevolg van het
wijzigen of verwijderen van informatie in deze handleiding, of het uitstellen of stopzetten van de publicatie van deze
handleiding.
Hoewel de inhoud van deze handleiding met uiterste zorg is samengesteld, wordt u verzocht om contact op te nemen
met het ondersteuningscentrum als u verkeerde of onvolledige informatie aantreft.
In principe zijn de beschrijvingen in deze handleiding gebaseerd op het product ten tijde van de oorspronkelijke
verkoop.
Deze handleiding bevat niet alle handleidingen van alle producten die worden verkocht door Canon.
Indien u een product gebruikt dat niet wordt beschreven in deze handleiding, raadpleegt u de handleiding die is
geleverd bij het product.
Gebruiksomgeving
De volgende gebruiksomgeving wordt aanbevolen voor deze handleiding.
Aanbevolen besturingssysteem
Windows 8, Windows 7, Windows 7 SP1, Windows Vista SP1, Windows Vista SP2, Windows XP SP3 (alleen 32-
bits)
Aanbevolen webbrowser
Internet Explorer 8 of hoger
(U moet cookies toestaan en Javascript inschakelen in de browserinstellingen.)
Afdrukinstructies
Gebruik de afdrukfunctie van uw webbrowser om deze handleiding af te drukken.
Als u achtergrondkleuren en afbeeldingen wilt afdrukken, volgt u de onderstaande stappen om het dialoogvenster
Pagina-instelling (Page Setup) weer te geven en schakelt u vervolgens het selectievakje Achtergrondkleur en
afbeeldingen afdrukken (Print Background Colors and Images) in.
In Internet Explorer 9 of 10
Selecteer (Extra/Tools) > Afdrukken (Print) > Pagina-instelling... (Page setup...).
In Internet Explorer 8
1. Druk op de Alt-toets om de menu's weer te geven.
2. Selecteer Pagina-instelling... (Page Setup...) in het menu Bestand (File).
2
Symbolen in dit document
Waarschuwing
Instructies die u moet volgen om te voorkomen dat er als gevolg van een onjuiste bediening van het apparaat gevaarlijke
situaties ontstaan die mogelijk tot ernstig lichamelijk letsel of zelfs de dood kunnen leiden. Deze instructies zijn essentieel
voor een veilige werking van het apparaat.
Let op
Instructies die u moet volgen om lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg van een onjuiste bediening van het
apparaat te voorkomen. Deze instructies zijn essentieel voor een veilige werking van het apparaat.
Belangrijk
Instructies met belangrijke informatie. Lees deze instructies om schade en letsel of een onjuist gebruik van het product te
voorkomen.
Opmerking
Instructies inclusief opmerkingen bij handelingen en extra toelichtingen.
Basis
Instructies betreffende de basishandelingen van uw product.
3
Handelsmerken en licenties
Microsoft is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation.
Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of
andere landen.
Windows Vista is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten
en/of andere landen.
Internet Explorer is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten
en/of andere landen.
Mac, Mac OS, AirPort, Safari, Bonjour, iPad, iPhone en iPod touch zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd
in de V.S. en andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
IOS is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Cisco in de Verenigde Staten en/of andere landen, en
wordt gebruikt onder licentie.
Adobe, Photoshop, Photoshop Elements, Lightroom, Adobe RGB en Adobe RGB (1998) zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Photo Rag is een handelsmerk van Hahnemühle FineArt GmbH.
Bluetooth is een handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc., V.S. en gebruiksrecht van dit product is verleend aan Canon
Inc..
Alle andere bedrijfsnamen en producten die in dit document worden genoemd, zijn mogelijk handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve bedrijven.
Opmerking
De officiële naam van Windows Vista is Microsoft Windows Vista-besturingssysteem.
4
Zoektips
U kunt in het zoekvenster trefwoorden invoeren om te zoeken naar doelpagina's.
Belangrijk
Als u een zoekopdracht uitvoert via de modelnaam van het product, voert u alleen de eerste twee cijfers van het
nummer in de modelnaam in.
Voorbeeld: u zoekt naar MX45n (waarbij 'n' een nummer is)
Voer 'MX45' in
Wanneer u de PRO series gebruikt, vult u de volledige modelnaam in.
Voorbeeld: u gebruikt de PRO-1 series
Voer in: "PRO-1"
Zoeken naar functies
U kunt doelpagina's makkelijk vinden door de modelnaam van het product in te voeren, plus een trefwoord voor de
functie waarover u informatie zoekt.
Voorbeeld: uw product is de MX450 series en u wilt weten hoe u papier moet plaatsen
Voer in het zoekvenster 'MX45 papier plaatsen' in en voer een zoekopdracht uit
Fouten oplossen
U kunt nauwkeurigere zoekresultaten verkrijgen door de modelnaam en de ondersteuningscode van het model in te
voeren.
Voorbeeld: uw product is de MX450 series en de volgende foutmelding verschijnt
Voer in het zoekvenster 'MX45 1003' in en voer een zoekopdracht uit
Zoeken naar toepassingsfuncties
5
U kunt doelpagina's makkelijk vinden door de naam van de toepassing in te voeren, plus een trefwoord voor de
functie waarover u informatie zoekt.
Voorbeeld: als u wilt weten hoe u collages kunt afdrukken met My Image Garden
Voer in het zoekvenster "My Image Garden collage" in en voer een zoekopdracht uit
Zoeken naar referentiepagina's
U kunt zoeken naar in deze handleiding omschreven referentiepagina's door de modelnaam van het product en een
paginatitel in te voeren.
U kunt referentiepagina's makkelijker vinden door ook de functienaam in te voeren.
Voorbeeld: als u de pagina wilt bekijken waarnaar wordt verwezen in de volgende zin van een scanningsprocedure in
de Online handleiding van de MX450 series
Raadpleeg voor meer informatie het tabblad Kleurinstellingen voor uw model vanuit de startpagina van de Online
handleiding.
Voer in het zoekvenster "MX45 scannen tabblad Kleurinstellingen" in en voer een zoekopdracht uit
6
Venster dat gebruikt wordt in toelichting van de bewerking
In deze handleiding worden de meeste bewerkingen beschreven aan de hand van vensters die worden weergegeven
wanneer Windows 7 operating system Home Premium (hierna Windows 7 genoemd) wordt gebruikt.
7
Overzicht van het apparaat
Hoofdonderdelen en basishandelingen
Hoofdonderdelen
Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat
LCD en bedieningspaneel
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Papier/originelen plaatsen
Papier plaatsen
Originelen plaatsen
Een FINE-cartridge vervangen
Een FINE-cartridge vervangen
De inktstatus controleren
Onderhoud
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer
Het apparaat reinigen
De apparaatinstellingen wijzigen
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Tips voor een optimale afdrukkwaliteit
Handige informatie over inkt
Belangrijke punten voor succesvol afdrukken
Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst
Een afdruktaak annuleren
Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit
Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van het apparaat
Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen
Specificaties
8
Onderhoud
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer
Het apparaat reinigen
9
De apparaatinstellingen wijzigen
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
10
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
Afdrukopties wijzigen
Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren
De te gebruiken inktpatroon instellen
De stroomvoorziening van het apparaat beheren
Het geluidsvolume van het apparaat verlagen
De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
11
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Faxinstellingen
Afdrukinstellingen
Gebr.instell. appar.
Instell. herstellen
Informatie over de Stille instelling
12
Nuttige functies die beschikbaar zijn op het apparaat
De volgende nuttige functies zijn beschikbaar op het apparaat.
Ervaar een nog aangenamere fotografiebeleving door de verschillende functies te gebruiken.
Eenvoudig foto's afdrukken
Inhoud downloaden
Gescande afbeeldingen uploaden naar internet
Eenvoudig foto's afdrukken met een toepassing
Eenvoudig afbeeldingen ordenen
In My Image Garden kunt u de namen van personen en gebeurtenissen bij foto's opslaan.
U kunt foto's eenvoudig ordenen, omdat u deze niet alleen per map kunt weergeven, maar ook per agenda, gebeurtenis
en persoon. Hierdoor kunt u de doelfoto's eenvoudig vinden als u er later naar zoekt.
<Agendaweergave> <Personenweergave>
Aanbevolen items in een diapresentatie weergeven
Op basis van de informatie die bij foto's is opgeslagen, worden met Quick Menu automatisch de foto's op uw computer
geselecteerd en aanbevolen items gemaakt, zoals collages en kaarten. De gemaakte items worden in een
diapresentatie weergegeven.
Als er een item is dat u bevalt, kunt u dit eenvoudig in slechts twee stappen afdrukken.
STAP 1 Selecteer in Afbeeldingsweergave van Quick Menu het item dat u wilt afdrukken.
STAP 2 Druk het item af met My Image Garden.
Automatisch foto's plaatsen
U kunt eenvoudig schitterende items maken, omdat de geselecteerde foto's automatisch op thema worden geplaatst.
13
Diverse andere functies
My Image Garden biedt een groot aantal andere nuttige functies.
Zie 'De mogelijkheden van My Image Garden' voor meer informatie.
Allerlei inhoudmateriaal downloaden
CREATIVE PARK
Dit is een 'afdrukmateriaalsite' waar u gratis al het afdrukmateriaal kunt downloaden.
U vindt hier verschillende soorten inhoud, zoals kaarten voor diverse gelegenheden en modellen die u kunt maken door
papieren onderdelen in elkaar te zetten.
Alles is eenvoudig toegankelijk via Quick Menu.
CREATIVE PARK PREMIUM
Dit is een service waar klanten die een model gebruiken dat premium inhoud ondersteunt, exclusief afdrukmateriaal
kunnen downloaden.
U kunt premium inhoud eenvoudig downloaden via My Image Garden. Premium inhoud die u hebt gedownload, kunt u
rechtstreeks afdrukken met My Image Garden.
Als u gedownloade premium inhoud wilt afdrukken, zorg dat voor alle kleuren originele Canon-inkttanks/-inktpatronen
zijn geïnstalleerd in een ondersteunde printer.
Opmerking
De ontwerpen van premium inhoud op deze pagina kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gescande afbeeldingen eenvoudig uploaden naar internet
Als u Evernote of Dropbox gebruikt op uw computer, kunt u gescande afbeeldingen eenvoudig uploaden naar internet. U
kunt geüploade afbeeldingen gebruiken van andere computers, smartphones enzovoort.
Zie 'Integratiefunctie voor online opslag' voor meer informatie.
14
15
Integratiefunctie voor online opslag
Het apparaat kan worden geïntegreerd met online opslagservices zoals Evernote.
Integratie met het online notitieprogramma 'Evernote'
Als een Evernote-clienttoepassing op uw computer is geïnstalleerd, kunt u gescande afbeeldingen importeren in de
toepassing en uploaden naar de server van Evernote.
Vanaf bijvoorbeeld andere computers of smartphones kan door de geüploade afbeeldingen worden gebladerd.
Als u Evernote wilt gebruiken, moet u een account aanmaken. Raadpleeg de pagina 'Account aanmaken (Create
Account)' van Evernote voor het aanmaken van een account.
Instellingen
Selecteer in het dialoogvenster met instellingen van IJ Scan Utility het item dat u wilt instellen en selecteer vervolgens
Evernote voor Naar een toepassing sturen (Send to an application) in Instellingen voor de toepassing
(Application Settings).
Raadpleeg 'Dialoogvenster Instellingen' voor meer informatie.
Belangrijk
De servicefuncties van Evernote kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd of beëindigd.
16
Overzicht van het apparaat
Hoofdonderdelen en basishandelingen
Hoofdonderdelen
Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat
LCD en bedieningspaneel
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Papier/originelen plaatsen
Papier plaatsen
Originelen plaatsen
Een FINE-cartridge vervangen
Een FINE-cartridge vervangen
De inktstatus controleren
Onderhoud
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer
Het apparaat reinigen
De apparaatinstellingen wijzigen
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Tips voor een optimale afdrukkwaliteit
Handige informatie over inkt
Belangrijke punten voor succesvol afdrukken
Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst
Een afdruktaak annuleren
Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit
Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van het apparaat
Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen
Specificaties
17
Hoofdonderdelen en basishandelingen
Hoofdonderdelen
Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat
LCD en bedieningspaneel
Cijfers, letters en symbolen invoeren
18
Hoofdonderdelen
Vooraanzicht
Achteraanzicht
Binnenaanzicht
Bedieningspaneel
19
Vooraanzicht
(1) bedieningspaneel
Gebruik het bedieningspaneel om de apparaatinstellingen te wijzigen of het apparaat te bedienen.
Bedieningspaneel
(2) ADF (automatische documentinvoer)
Plaats een document dat u wilt kopiëren, scannen of faxen. Documenten die in de documentlade worden
geplaatst, worden automatisch vel voor vel gescand.
Documenten in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen
(3) klep van documentinvoer
Open deze klep om vastgelopen documenten te verwijderen.
(4) documentgeleiders
Pas deze geleiders aan, zodat de breedte ervan overeenkomt met die van het document in de ADF.
(5) documentlade
Open deze lade om een document in de ADF te plaatsen. U kunt twee of meer documentvellen met hetzelfde
formaat en dezelfde dikte plaatsen. Plaats het document met de zijde die u wilt scannen omhoog.
(6) documentuitvoersleuf
Documenten die worden gescand vanuit de ADF, worden hier uitgevoerd.
(7) documentklep
Open deze klep als u een origineel op de glasplaat wilt plaatsen.
(8) papieruitvoerklep
Open deze klep als u de FINE-cartridge wilt vervangen of vastgelopen papier uit het apparaat wilt verwijderen.
(9) papiergeleiders
Schuif de geleiders tegen beide zijden van de stapel papier aan.
(10) voorste lade
In deze lade kunt u verschillende formaten of soorten papier plaatsen die u met het apparaat wilt gebruiken. Er
kunnen twee of meer vellen papier van hetzelfde formaat en type tegelijk worden geplaatst. Het papier wordt
automatisch met één vel tegelijk ingevoerd.
Normaal papier/fotopapier plaatsen
Enveloppen plaatsen
(11) voorklep
Open deze klep om papier in de voorste lade te plaatsen.
20
(12) papiersteun
Trek deze steun uit als u papier in de voorste lade plaatst.
(13) verlengstuk van uitvoerlade
Open het verlengstuk ter ondersteuning van uitgeworpen papier.
(14) papieruitvoersteun
Trek deze steun uit ter ondersteuning van het uitgeworpen papier.
(15) papieruitvoerlade
Het bedrukte papier wordt uitgevoerd.
(16) glasplaat
Plaats hier het origineel dat u wilt kopiëren, scannen of faxen.
21
Achteraanzicht
(1) transporteenheid
Open de achterklep wanneer u vastgelopen papier wilt verwijderen.
(2) netsnoeraansluiting
Hier kunt u het meegeleverde netsnoer aansluiten.
(3) telefoonaansluiting
Hier kunt u de telefoonlijn aansluiten.
(4) aansluiting voor extern apparaat
Hier kunt u een extern apparaat aansluiten, zoals een telefoon of een antwoordapparaat.
(5) USB-poort
Sluit hier de USB-kabel aan om het apparaat op een computer aan te sluiten.
Belangrijk
Raak het metalen omhulsel niet aan.
De USB-kabel mag niet worden losgekoppeld of aangesloten terwijl het apparaat bezig is met afdrukken of het
scannen van originelen met de computer.
22
Binnenaanzicht
(1) inktcartridgevergrendeling
Hiermee vergrendelt u de FINE-cartridge.
(2) FINE-cartridge (inktcartridges)
Een vervangbare cartridge met geïntegreerde printkop en inkttank.
(3) FINE-cartridgehouder
Plaats hier de FINE-cartridge.
De kleuren FINE-cartridge moet in de linkersleuf worden geplaatst en de zwarte FINE-cartridge in de
rechtersleuf.
(4) klepje over kop
Dit klepje gaat open, zodat u de FINE-cartridge kunt vervangen. Het klepje over kop wordt automatisch geopend
wanneer u de papieruitvoerklep opent.
Opmerking
Zie Een FINE-cartridge vervangen voor informatie over het vervangen van een FINE-cartridge.
Belangrijk
Het gebied rondom de onderdelen (A) kan inktspetters bevatten. Dit heeft geen gevolgen voor de prestaties
van het apparaat.
Raak de onderdelen (A) of de elektrische contactpunten (B) erachter niet aan. Als u ze toch aanraakt, drukt het
apparaat mogelijk niet goed meer af.
23
Bedieningspaneel
* Ter illustratie branden alle lampjes op het bedieningspaneel in de onderstaande afbeelding.
(1) Knop AAN (ON) (AAN/UIT (POWER)-lampje)
Hiermee kunt u het apparaat aan- of uitzetten. Brandt of knippert groen om de voedingsstatus aan te geven. De
documentklep moet gesloten zijn als het apparaat wordt aangezet.
Het apparaat in- en uitschakelen
(2) Knop KOPIËREN (COPY)
Hiermee wordt het apparaat naar de kopieermodus geschakeld. Het stand-byscherm voor kopiëren wordt
weergegeven. Hiermee kunt u kopiëren en het aantal exemplaren opgeven.
(3) Knop FAXEN (FAX)
Hiermee wordt het apparaat naar de faxmodus geschakeld. Het stand-byscherm voor faxen wordt weergegeven.
Hiermee kunt u een fax verzenden door rechtstreeks met de numerieke toetsen een fax- of telefoonnummer te
kiezen.
(4) LCD (Liquid Crystal Display)
Hierop worden berichten, menu-items en de werkingsstatus weergegeven.
Controleer of de printer is ingeschakeld
(5) Numerieke toetsen
Deze toetsen worden gebruikt om numerieke waarden in te voeren, zoals het aantal kopieën, fax- of
telefoonnummers en tekens.
(6) Knop Zwart (Black)
Hiermee start u kopiëren, scannen of faxen in zwart-wit.
(7) Knop Kleur (Color)
Hiermee start u kopiëren in kleur, scannen, faxen, enzovoort.
(8) Knop Stoppen (Stop)
Hiermee annuleert u actieve afdruk-, kopieer- of scantaken of het verzenden/ontvangen van een fax.
(9) Alarm-lampje
Dit lampje brandt of knippert oranje als er een fout optreedt, bijvoorbeeld als het papier of de inkt op is.
(10) Knop Toon (Tone)
Hiermee wordt de telefoon tijdelijk omgeschakeld naar toonkiezen als het apparaat is aangesloten op een lijn
voor pulskiezen en wordt de invoermodus voor het opgeven van tekens gewijzigd. Deze knop wordt ook gebruikt
om te kiezen met de numerieke toetsen.
(11) Knop OK
Hiermee voltooit u de selectie van een menu- of instellingsitem.
Hiermee corrigeert u fouten wanneer een afdruktaak wordt uitgevoerd, hervat u de normale werking van het
apparaat nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd of werpt u documenten uit die zich nog in de ADF
(automatische documentinvoer) bevinden.
(12) De knoppen
en
Hiermee kunt u een instellingswaarde, zoals het aantal kopieën, verhogen of verlagen, en een menu of
instellingsitem selecteren. De knop of wordt ook gebruikt wanneer u tekens invoert.
(13) Knop Terug (Back)
Hiermee keert u terug naar het vorige scherm op het LCD-scherm. Deze knop wordt ook gebruikt om een teken
onder de cursor te verwijderen wanneer er tekens worden ingevoerd, zoals bij het invoeren van een naam.
(14) Knop Instellingen (Setup)
24
Geeft het venster Instellingenmenu (Setup menu) weer. Met dit menu kunt u onderhoud aan het apparaat
uitvoeren en apparaatinstellingen wijzigen.
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
(15) Knop SCANNEN (SCAN)
Hiermee zet u het apparaat in de scanmodus. Het stand-byscherm voor scannen wordt weergegeven. Hiermee
kunt u het scannen starten door op de knop Kleur (Color) of Zwart (Black) te drukken.
(16) Faxgeheugen (FAX Memory)-lampje
Brandt wanneer er ontvangen of niet-verzonden documenten zijn opgeslagen in het apparaatgeheugen.
(17) Knop Menu
Geeft het venster Menu Kopie (Copy menu), Menu FAX (FAX menu) of Menu Scan (Scan menu) weer.
Menu Kopie (Copy menu) stelt u in staat verschillende kopieerfuncties te selecteren of afdrukinstellingen te
wijzigen, zoals de paginagrootte en het mediumtype.
Menu FAX (FAX menu) stelt u in staat te bellen door een item te kiezen in Snelkiesnummer (Memory dial),
een rapport of lijst af te drukken, of de ontvangstmodus te wijzigen.
Menu Scan (Scan menu) stelt u in staat de locatie voor het opslaan van gescande gegevens te wijzigen of het
te scannen documenttype te selecteren.
Opmerking
Het apparaat maakt piepgeluiden als er knoppen op het bedieningspaneel worden ingedrukt. U kunt het
geluidsvolume aanpassen via Geluidsregeling (Sound control) bij Gebr.instell. appar. (Dev. user settings).
Gebr.instell. appar.
25
Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat
Controleer of de printer is ingeschakeld
Het apparaat in- en uitschakelen
Kennisgeving over de stekker/het netsnoer
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
26
Controleer of de printer is ingeschakeld
Het AAN/UIT (POWER)-lampje brandt groen wanneer het apparaat is ingeschakeld.
Als het AAN/UIT (POWER)-lampje brandt, is het apparaat ingeschakeld, zelfs als het LCD uit is.
Opmerking
Het kan enige tijd duren voordat het apparaat met afdrukken begint nadat u het apparaat hebt ingeschakeld.
Het LCD-scherm wordt uitgeschakeld als het apparaat ongeveer 5 minuten niet wordt gebruikt. Druk op een
willekeurige knop (met uitzondering van de knop AAN (ON)) of voer een afdruktaak uit als u het scherm weer wilt
inschakelen. Het scherm wordt ook weer ingeschakeld bij ontvangst van faxen. U kunt de tijd waarna het LCD-
scherm wordt uitgeschakeld niet wijzigen.
27
Het apparaat in- en uitschakelen
Het apparaat inschakelen
1. Druk op de knop AAN (ON) om het apparaat in te schakelen.
Het AAN/UIT (POWER)-lampje knippert en blijft groen branden.
Controleer of de printer is ingeschakeld
Opmerking
Het kan enige tijd duren voordat het apparaat met afdrukken begint nadat u het apparaat hebt ingeschakeld.
Als het Alarm-lampje oranje brandt of knippert en een foutbericht wordt weergegeven op het LCD-scherm,
raadpleegt u Een bericht verschijnt op het scherm.
Het apparaat uitschakelen
1. Druk op de knop AAN (ON) om het apparaat uit te schakelen.
Wanneer het AAN/UIT (POWER)-lampje stopt met knipperen, is het apparaat uitgeschakeld.
Belangrijk
Wanneer u de stekker uit het stopcontact haalt nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld, controleert u of het
AAN/UIT (POWER)-lampje niet brandt.
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
28
Opmerking
Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld.
Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-
verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
29
Kennisgeving over de stekker/het netsnoer
Controleer de stekker/het netsnoer eenmaal per maand om er zeker van te zijn dat geen van de onderstaande
onregelmatigheden zich voordoet.
De stekker/het netsnoer is heet.
De stekker/het netsnoer is roestig.
De stekker/het netsnoer is verbogen.
De stekker/het netsnoer is versleten.
De stekker/het netsnoer is gespleten.
Let op
Als u een van de hierboven beschreven onregelmatigheden ontdekt bij de stekker of het netsnoer, koppelt u het
netsnoer los en neemt u contact op met de servicedienst. Als u het apparaat in een van de bovenstaande gevallen
gebruikt, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
30
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
Volg de onderstaande procedure om de stekker uit het stopcontact te trekken.
Belangrijk
Wanneer u het netsnoer loskoppelt, drukt u op de knop AAN (ON) en controleert u daarna of het AAN/UIT
(POWER)-lampje uit is. Als u de stekker uit het stopcontact trekt wanneer het AAN/UIT (POWER)-lampje nog
brandt, kan de printkop uitdrogen of verstopt raken en kan de afdrukkwaliteit minder worden.
Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het apparaatgeheugen
verloren. Verzend een benodigd document of druk het af voordat u de stekker verwijdert.
1.
Druk op de knop AAN (ON) om het apparaat uit te zetten.
2. Controleer of het AAN/UIT (POWER)-lampje uit is.
3.
Trek het netsnoer uit het stopcontact.
De specificaties van het netsnoer verschillen per land of regio.
31
LCD en bedieningspaneel
U kunt het apparaat gebruiken om kopieën te maken, faxen te verzenden/ontvangen en om originelen zonder computer te
scannen.
U kunt de verschillende functies van het apparaat ook probleemloos gebruiken via de menu's en instellingsitems op het
LCD.
U kunt de kopieer-, scan-, fax- of instelmodus selecteren.
U kunt de gewenste modus selecteren door op de modusknop (A) op het bedieningspaneel te drukken.
Wanneer u op de Menu-knop (B) drukt in de kopieer-, fax- of scanmodus, krijgt u toegang tot modusspecifieke functies en
instellingsopties.
Een menu of instelling selecteren
In het menuscherm of het instellingenscherm gebruikt u de knop of (C) om een item of optie te selecteren en drukt
u vervolgens op de knop OK (D) om door te gaan met de procedure.
Druk op de knop Terug (Back) (E) om terug te keren naar het vorige scherm.
Een menu of instelling selecteren
Wanneer u op de Menu-knop drukt wanneer het standby-scherm voor kopiëren, faxen of scannen wordt weergegeven,
wordt respectievelijk het scherm Menu Kopie (Copy menu), Menu FAX (FAX menu) of Menu Scan (Scan menu)
weergegeven.
Voorbeeld: starten vanuit het stand-byscherm voor kopiëren
Druk in het stand-byscherm voor kopiëren op de Menu-knop om het scherm Menu Kopie (Copy menu) weer te geven.
Druk op de knop of (C) om tussen de menuonderdelen te schakelen.
Druk op de knop OK (D) om het gewenste menu-item af te ronden.
Druk op de knop Terug (Back) (E) om terug te keren naar het vorige scherm.
32
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Op het apparaat kunt u tekens invoeren met de numerieke toetsen wanneer u informatie invoert, zoals een toestelnaam,
de naam van een ontvanger voor een snelkiesnummer en dergelijke.
De invoermodus wijzigen
Het apparaat heeft drie invoermodi: kleine letters, hoofdletters en cijfers. U kunt de numerieke toetsen gebruiken om
tekens in elke invoermodus in te voeren.
Telkens wanneer u op de knop Toon (Tone) drukt, wordt de invoermodus in de deze volgorde gewijzigd: kleine letters
(:a), hoofdletters (:A) en cijfers (:1).
De actieve invoermodus wordt weergegeven in de rechterbovenhoek van het LCD.
Opmerking
Dit is slechts een beschrijving van de procedure, waarin de toestelnaam als voorbeeld wordt gebruikt.
"Gebruikersinformatie registreren" in Informatie over de afzender instellen
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Druk op de knop Toon (Tone) om een andere invoermodus te kiezen.
Gebruik de numerieke toetsen om de gewenste tekens in te voeren.
Druk drie keer op de knop om een spatie in te voeren.
Druk op de knop Terug (Back) om het laatst ingevoerde teken te verwijderen.
Ingevoerde cijfers, letters en symbolen bewerken
Druk op de knop of om de cursor te verplaatsen onder de positie waar u de tekst wilt bewerken.
Een spatie invoegen
Druk drie keer op de knop .
Een teken invoegen
Plaats de cursor onder het teken rechts naast de invoegpositie en voer vervolgens het teken in. Het teken bij de
cursor wordt naar rechts verplaatst en het nieuwe teken wordt ingevoegd.
Een teken verwijderen
Plaats de cursor onder het teken en druk op de knop Terug (Back).
Lijst met tekens die aan de numerieke knoppen zijn toegewezen
Knop
Kleine-lettermodus
(:a)
Hoofdlettermodus
(:A)
Cijfermodus
(:1)
Fax-/telefoon-nr.
1 1
abcåäáàãâæç ABCÅÄÁÀÃÂÆÇ 2 2
defëéèê DEFËÉÈÊ 3 3
gh i ï í ì î GH I Ï Í Ì Î 4 4
jkl JKL 5 5
mnoñøöóòõô MNOÑØÖÓÒÕÔ 6 6
pqrsþ PQRSÞ 7 7
33
tuvüúùû TUVÜÚÙÛ 8 8
wxyzý WXYZÝ 9 9
0 0
- . SP
*1
# ! " , ; : ^ ` _ = / ' ? $ @ % & + ( ) [ ] { } < >
#
Wijzig de invoermodus.
*1 Met "SP" wordt een spatie aangegeven.
34
Papier/originelen plaatsen
Papier plaatsen
Originelen plaatsen
35
Papier plaatsen
Normaal papier/fotopapier plaatsen
Enveloppen plaatsen
Mediumtypen die u kunt gebruiken
Mediumtypen die u niet kunt gebruiken
Afdrukgebied
36
Normaal papier/fotopapier plaatsen
U kunt normaal papier of fotopapier plaatsen.
Belangrijk
Als u normaal papier voor een proefafdruk uitknipt tot bijvoorbeeld 10 x 15 cm (4 x 6 inch) of 13 x 18 cm (5 x 7 inch),
kan het papier vastlopen.
Opmerking
Wij raden aan om origineel fotopapier van Canon te gebruiken voor het afdrukken van foto's.
Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken voor meer informatie over origineel Canon-papier.
U kunt normaal kopieerpapier gebruiken.
Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken voor het paginaformaat en het papiergewicht dat u kunt gebruiken
voor dit apparaat.
1.
Bereid het papier voor.
Lijn de randen van het papier uit. Als de randen van het papier zijn omgekruld, maakt u deze plat.
Opmerking
Lijn de randen van het papier netjes uit voordat u het papier plaatst. Als u dit niet doet, kan het papier
vastlopen.
Als het papier gekruld is, buigt u de gekrulde hoeken in de tegenovergestelde richting naar elkaar toe totdat het
papier plat is.
Zie 'Herstel het gekrulde papier en plaats het papier opnieuw.' in Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak
vertoont krassen voor meer informatie over het herstellen van gekruld papier.
Als u Photo Paper Plus Halfglans SG-201 gebruikt, plaatst u telkens één vel papier ook al is het gekruld. Als u
het papier oprolt om het plat te maken, kan dit scheuren in het oppervlak van het papier veroorzaken en de
afdrukkwaliteit verslechteren.
2.
Plaats papier.
(1) Open de voorklep voorzichtig en trek de papiersteun uit.
(2) Gebruik de rechter papiergeleider (A) om beide papiergeleiders helemaal open te schuiven.
(3) Plaats het papier in het midden van de voorste lade MET DE AFDRUKZIJDE NAAR
BENEDEN.
Duw de papierstapel helemaal tegen de achterzijde van de voorste lade.
37
(4) Verschuif de rechter papiergeleider (A) om de papiergeleiders tegen beide zijden van de
papierstapel te schuiven.
Schuif de papiergeleiders niet te hard tegen het papier. Dan wordt het papier misschien niet goed ingevoerd.
Belangrijk
Plaats het papier altijd in de lengterichting (B). Wanneer u het papier in de breedterichting plaatst (C), kan
het papier vastlopen.
Opmerking
Plaats niet te veel papier door dit op te stapelen totdat de bovenkant van de stapel de papiergeleiders
raakt.
Plaats papier van een klein formaat, zoals 10 x 15 cm (4 x 6 inch), door dit helemaal tegen de achterkant
van de voorste lade te duwen.
38
(5) Open het verlengstuk van uitvoerlade.
3.
Open de papieruitvoerlade.
(1) Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de papieruitvoersteun uit.
Belangrijk
Zorg dat u de papieruitvoerlade opent tijdens het afdrukken. Als u de lade niet opent, kan het apparaat niet
beginnen met afdrukken.
Opmerking
Na het plaatsen van papier
Selecteer het formaat en type van het geplaatste papier in het venster met afdrukinstellingen op het
bedieningspaneel of van het printerstuurprogramma.
39
Enveloppen plaatsen
U kunt DL-enveloppen (Europa) en #10-enveloppen (VS) plaatsen.
Het adres wordt automatisch geroteerd en afgedrukt aan de hand van de richting van de envelop, zoals opgegeven in het
printerstuurprogramma.
Belangrijk
Afdrukken van enveloppen vanuit het bedieningspaneel wordt niet ondersteund.
De volgende enveloppen kunt u niet gebruiken. Deze kunnen in het apparaat vast blijven zitten of ertoe leiden dat
het apparaat niet meer naar behoren werkt.
- Enveloppen met een reliëf of een behandeld oppervlak
- Enveloppen met een dubbele klep
- Enveloppen waarvan de lijmkleppen al vochtig zijn gemaakt en plakken
1.
Bereid enveloppen voor.
Druk de hoeken en randen van de enveloppen omlaag om deze zo plat mogelijk te maken.
Als de enveloppen gekruld zijn, houdt u de tegenoverliggende hoeken vast en buigt u deze voorzichtig in de
tegengestelde richting.
Als de klep van de envelop is gevouwen, maakt u deze plat.
Gebruik een pen om de bovenrand van de envelop in de invoerrichting plat te strijken en de vouw scherper te
maken.
Hierboven ziet u een zijaanzicht van de bovenrand van de envelop.
Belangrijk
De enveloppen kunnen vastlopen in het apparaat als ze niet plat zijn of als de hoeken niet zijn uitgelijnd. Zorg
ervoor dat het papier niet meer dan 3 mm (0,1 inch) is opgekruld of opgebold.
2.
Plaats enveloppen.
(1) Open de voorklep voorzichtig en trek de papiersteun uit.
40
(2) Gebruik de rechter papiergeleider (A) om beide papiergeleiders helemaal open te schuiven.
(3) Plaats de enveloppen in het midden van de voorste lade MET DE ADRESZIJDE NAAR
BENEDEN.
De gevouwen klep van de envelop is omhoog gericht en bevindt zich aan de linkerzijde.
(B) Achterzijde
(C) Adreszijde
Duw de enveloppen helemaal tegen de achterzijde van de voorste lade.
Er kunnen maximaal 5 enveloppen tegelijk worden geplaatst.
(4) Verschuif de rechter papiergeleider (A) om de papiergeleiders tegen beide zijden van de
enveloppen te schuiven.
Schuif de papiergeleiders niet te hard tegen de enveloppen. De enveloppen worden dan misschien niet goed
ingevoerd.
Opmerking
Plaats niet te veel enveloppen door deze op te stapelen totdat de bovenkant van de stapel de
papiergeleiders raakt.
(5) Open het verlengstuk van uitvoerlade.
41
3.
Open de papieruitvoerlade.
(1) Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de papieruitvoersteun uit.
Belangrijk
Zorg dat u de papieruitvoerlade opent tijdens het afdrukken. Als u de lade niet opent, kan het apparaat niet
beginnen met afdrukken.
Opmerking
Nadat u enveloppen hebt geplaatst
Selecteer het formaat en type van de geplaatste enveloppen in het venster met afdrukinstellingen van het
printerstuurprogramma.
42
Mediumtypen die u kunt gebruiken
Kies voor het beste afdrukresultaat papier dat geschikt is om op af te drukken. Canon levert diverse papiersoorten
waarmee u het plezier van afdrukken kunt vergroten, zoals stickers, en papiersoorten voor foto's of documenten. Het
verdient aanbeveling belangrijke foto's af te drukken op origineel Canon-papier.
Mediumtypen
Verkrijgbare papiersoorten
Normaal papier (inclusief gerecycled papier)
*1
Enveloppen
*2
Origineel Canon-papier
Het modelnummer van origineel Canon-papier wordt tussen haakjes vermeld. Raadpleeg de instructiehandleiding bij het
papier voor gedetailleerde informatie over de bedrukbare zijde en notities over de behandeling van papier. Bezoek onze
website voor informatie over de beschikbare papierformaten voor de verschillende soorten Canon-papier.
Opmerking
In sommige landen of regio's zijn bepaalde Canon-papiersoorten mogelijk niet beschikbaar. In de Verenigde Staten
wordt papier niet op modelnummer verkocht. In dat geval koopt u het papier op naam.
Papier voor het afdrukken van foto's:
Professioneel Foto Platinum <PT-101>
Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' <GP-501>
Foto Glans Papier <GP-502>
Glossy Foto Papier Extra II <PP-201>
Professioneel Fotopapier Luster <LU-101>
Photo Paper Plus Halfglans <SG-201>
Matglans Foto Papier <MP-101>
Papier voor het afdrukken van zakelijke documenten:
High Resolution Paper <HR-101N>
*2
Papier voor het maken van uw eigen afdrukken:
T-Shirt Transfers <TR-301>
*2
Fotostickers <PS-101>
*2
*1 100% gerecycled papier kan worden gebruikt.
*2 Afdrukken op dit papier vanuit het bedieningspaneel wordt niet ondersteund.
Maximaal aantal vellen
Instellingen voor mediatype op het bedieningspaneel
Het mediumtype instellen met het printerstuurprogramma
Paginaformaten
U kunt de volgende paginaformaten gebruiken.
Opmerking
Afdrukken van enveloppen vanuit het bedieningspaneel wordt niet ondersteund.
Standaardformaten:
Letter Legal
A5 A4
B5 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
43
13 x 18 cm (5 x 7 inch) 20 x 25 cm (8 x 10 inch)
Europees DL US Comm. Env. #10
Afwijkende formaten:
U kunt afdrukken op papier van niet-standaardformaat met de volgende afmetingen.
Minimumformaat: 89,0 x 127,0 mm (3,50 x 5,00 inch)
Maximumformaat: 215,9 x 676,0 mm (8,50 x 26,61 inch)
Papiergewicht
U kunt papier met het volgende gewicht gebruiken.
64 tot 105 g /m
2
(17 tot 28 lb) (behalve origineel Canon-papier)
Gebruik geen zwaarder of lichter papier (met uitzondering van papier van het merk Canon), anders kan het papier in het
apparaat vast komen te zitten.
Opmerkingen over het opslaan van papier
Neem alleen het benodigde aantal vellen papier uit de verpakking, vlak voordat u gaat afdrukken.
Wanneer u niet afdrukt, verwijdert u niet-gebruikt papier uit de achterste lade, stopt u dat terug in het pak en legt u
het ergens vlak neer om te voorkomen dat het gaat omkrullen. Vermijd bij het opslaan bovendien hitte, vochtigheid
en rechtstreeks zonlicht.
44
Maximaal aantal vellen
Verkrijgbare papiersoorten
Mediumnaam Voorste lade Papieruitvoerlade
Normaal papier (inclusief gerecycled papier)
*1
Ongeveer 100 vel Ongeveer 50 vel
Enveloppen 5 enveloppen
*2
Origineel Canon-papier
Opmerking
Wij adviseren u het vorige afgedrukte vel uit de papieruitvoerlade te verwijderen voordat u verder gaat met
afdrukken om vlekken en verkleuringen te voorkomen (behalve voor High Resolution Paper <HR-101N>).
Papier voor het afdrukken van foto's:
Mediumnaam <Modelnummer> Voorste lade
Professioneel Foto Platinum <PT-101>
*3
10 vellen: A4, Letter en 20 x 25 cm (8 x 10 inch)
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' <GP-501>
*3
10 vellen: A4 en Letter
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Foto Glans Papier <GP-502>
*3
10 vellen: A4 en Letter
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Glossy Foto Papier Extra II <PP-201>
*3
10 vellen: A4, Letter, 13 x 18 cm (5 x 7 inch) en 20 x 25 cm
(8 x 10 inch)
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Professioneel Fotopapier Luster <LU-101>
*3
10 vellen: A4 en Letter
Photo Paper Plus Halfglans <SG-201>
*3
10 vellen: A4, Letter, 13 x 18 cm (5 x 7 inch) en 20 x 25 cm
(8 x 10 inch)
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Matglans Foto Papier <MP-101>
10 vellen: A4 en Letter
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Papier voor het afdrukken van zakelijke documenten:
Mediumnaam <Modelnummer> Voorste lade Papieruitvoerlade
High Resolution Paper <HR-101N> 80 vellen 50 vellen
Papier voor het maken van uw eigen afdrukken:
Mediumnaam <Modelnummer> Voorste lade
T-Shirt Transfers <TR-301> 1 vel
Fotostickers <PS-101> 1 vel
*1 Het correct invoeren van papier verloopt wellicht niet goed bij de maximumcapaciteit, afhankelijk van de papiersoort of
de omgevingsomstandigheden (zeer hoge of lage temperaturen of luchtvochtigheid). Plaats in dergelijke gevallen per keer
niet meer vellen dan de helft van de maximumcapaciteit.
*2 Wij adviseren u de vorige afgedrukte envelop uit de papieruitvoerlade te verwijderen voordat u verder gaat met
afdrukken om vlekken en verkleuringen te voorkomen.
*3 Wanneer u papier in stapels plaatst, kan de afdrukzijde bij het invoeren worden gemarkeerd of wordt het papier
mogelijk niet goed ingevoerd. Plaats in dat geval maar een vel tegelijk.
45
Instellingen voor mediatype op het bedieningspaneel
Verkrijgbare papiersoorten
Mediumnaam Instellingen voor Mediumtype (Media type)
Normaal papier (inclusief gerecycled papier) Normaal papier (Plain paper)
Origineel Canon-papier
Papier voor het afdrukken van foto's:
Mediumnaam <Modelnummer> Instellingen voor Mediumtype (Media type)
Professioneel Foto Platinum <PT-101> Pro Platinum
Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' <GP-501> Foto Glans (Glossy)
Foto Glans Papier <GP-502> Foto Glans (Glossy)
Glossy Foto Papier Extra II <PP-201> Glossy Extra II (Plus Glossy II)
Professioneel Fotopapier Luster <LU-101> Plus Halfglans (Plus Semi-gloss)
Photo Paper Plus Halfglans <SG-201> Plus Halfglans (Plus Semi-gloss)
Matglans Foto Papier <MP-101> Matglans (Matte)
46
Mediumtypen die u niet kunt gebruiken
De onderstaande soorten papier mogen niet worden gebruikt. Het gebruik van dergelijke papiersoorten levert niet alleen
een onbevredigend resultaat op, maar kan er ook toe leiden dat het apparaat vastloopt of slecht functioneert.
Gevouwen, gekruld of gekreukt papier
Vochtig papier
Papier dat te dun is (dat minder weegt dan 64 g /m
2
(17 lb))
Papier dat te dik is (dat meer weegt dan 105 g /m
2
(28 lb), behalve origineel Canon-papier)
Papier dat dunner is dan een briefkaart, inclusief gewoon papier of papier van een notitieblok dat kleiner is gemaakt
(wanneer u afdrukt op papier dat kleiner is dan A5)
Briefkaarten
Kaarten waarop foto's of stickers zijn geplakt
Enveloppen met een dubbele klep
Enveloppen met een reliëf of een behandeld oppervlak
Enveloppen waarvan de lijmkleppen al vochtig zijn gemaakt en plakken
Willekeurig papier met gaatjes
Papier dat niet rechthoekig is
Papier dat is ingebonden met nietjes of lijm
Voorgelijmd papier
Papier versierd met glitters, enzovoort
47
Afdrukgebied
Afdrukgebied
Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen
Letter, Legal
Enveloppen
48
Afdrukgebied
Voor de beste afdrukkwaliteit wordt door het apparaat een marge aan iedere zijde van het papier vrijgelaten. Het eigenlijke
afdrukgebied is het gebied binnen deze marges.
Aanbevolen afdrukgebied
: Canon raadt u aan binnen dit gebied af te drukken.
Afdrukgebied : in dit gebied is afdrukken mogelijk.
Als u hier afdrukt, kan de afdrukkwaliteit of de precisie van de papierinvoer echter afnemen.
Opmerking
Wanneer u zonder marges kopieert, kunt u bij Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy amt.) in Afdrukinstellingen
(Print settings) opgeven welk deel van de afbeelding buiten het papier valt.
Afdrukinstellingen
Afdrukken zonder marges
U kunt afdrukken zonder marges maken met behulp van de functie Afdrukken zonder marges.
Als u afdrukt zonder marges, wordt de afbeelding aan de randen mogelijk enigszins bijgesneden omdat de
afgedrukte afbeelding zodanig is vergroot dat de hele pagina wordt gevuld.
Gebruik voor afdrukken zonder marges het volgende papier:
- Professioneel Foto Platinum <PT-101>
- Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' <GP-501>
- Foto Glans Papier <GP-502>
- Glossy Foto Papier Extra II <PP-201>
- Professioneel Fotopapier Luster <LU-101>
- Photo Paper Plus Halfglans <SG-201>
- Matglans Foto Papier <MP-101>
Als u zonder marges afdrukt op een andere papiersoort, kan de afdrukkwaliteit aanzienlijk afnemen en/of kunnen
afdrukken een andere kleurtint krijgen.
Zonder marges afdrukken op normaal papier kan de kwaliteit van afdrukken negatief beïnvloeden. Gebruik normaal
papier alleen voor testafdrukken. Afdrukken zonder marges op normaal papier vanuit het bedieningspaneel wordt
niet ondersteund.
Afdrukken zonder marges is niet mogelijk op enveloppen en papier van het formaat Legal, A5 of B5.
Afhankelijk van het type papier bestaat bij afdrukken zonder marges de kans dat de afdrukkwaliteit aan de boven-
en onderrand van het papier afneemt of dat er vlekken op het papier ontstaan.
49
Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen
Formaat Afdrukgebied (breedte x hoogte)
A5 141,2 x 202,0 mm (5,56 x 7,95 inch)
A4 203,2 x 289,0 mm (8,00 x 11,38 inch)
B5 175,2 x 249,0 mm (6,90 x 9,80 inch)
10 x 15 cm (4 x 6 inch) 94,8 x 144,4 mm (3,73 x 5,69 inch)
13 x 18 cm (5 x 7 inch) 120,2 x 169,8 mm (4,73 x 6,69 inch)
20 x 25 cm (8 x 10 inch) 196,4 x 246,0 mm (7,73 x 9,69 inch)
Aanbevolen afdrukgebied
(A) 32,5 mm (1,28 inch)
(B) 33,5 mm (1,32 inch)
Afdrukgebied
(C) 3,0 mm (0,12 inch)
(D) 5,0 mm (0,20 inch)
(E) 3,4 mm (0,13 inch)
(F) 3,4 mm (0,13 inch)
50
Letter, Legal
Formaat Afdrukgebied (breedte x hoogte)
Letter 203,2 x 271,4 mm (8,00 x 10,69 inch)
Legal 203,2 x 347,6 mm (8,00 x 13,69 inch)
Aanbevolen afdrukgebied
(A) 32,5 mm (1,28 inch)
(B) 33,5 mm (1,32 inch)
Afdrukgebied
(C) 3,0 mm (0,12 inch)
(D) 5,0 mm (0,20 inch)
(E) 6,4 mm (0,25 inch)
(F) 6,3 mm (0,25 inch)
51
Enveloppen
Formaat Aanbevolen afdrukgebied (breedte x hoogte)
Europees DL 98,8 x 179,5 mm (3,88 x 7,06 inch)
US Comm. Env. #10 93,5 x 200,8 mm (3,68 x 7,90 inch)
Aanbevolen afdrukgebied
(A) 8,0 mm (0,31 inch)
(B) 32,5 mm (1,28 inch)
(C) 5,6 mm (0,22 inch)
(D) 5,6 mm (0,22 inch)
52
Originelen plaatsen
De locatie voor het plaatsen van originelen
Originelen op de glasplaat plaatsen
Documenten in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen
Originelen plaatsen voor elke functie
Originelen die u kunt plaatsen
53
De locatie voor het plaatsen van originelen
U kunt originelen op twee locaties in het apparaat plaatsen: de glasplaat en de ADF (automatische documentinvoer).
Selecteer de positie waar u het origineel wilt plaatsen op basis van het formaat, type of de methode van gebruik.
Originelen die u kunt plaatsen
Documenten, foto's of boeken op de glasplaat plaatsen
Twee of meer documentvellen met hetzelfde formaat en dezelfde dikte in de ADF
plaatsen
U kunt ook een afzonderlijk documentvel in de ADF plaatsen.
Opmerking
Als u het origineel met optimale kwaliteit wilt scannen, plaatst u het op de glasplaat.
54
Originelen op de glasplaat plaatsen
U kunt originelen die u wilt kopiëren, faxen of scannen op de glasplaat plaatsen.
1. Plaats een origineel op de glasplaat.
(1) Open de documentklep.
Belangrijk
Raak bij het openen of sluiten van de documentklep de knoppen en het LCD-scherm op het
bedieningspaneel niet aan. Dat kan leiden tot een onverwachte werking.
(2) Plaats het origineel MET DE TE SCANNEN ZIJDE NAAR BENEDEN op de glasplaat.
Originelen die u kunt plaatsen
Zorg dat u het origineel voor elke functie in de juiste positie plaatst.
Originelen plaatsen voor elke functie
Belangrijk
Let op het volgende wanneer u het origineel op de glasplaat legt.
- Plaats geen voorwerpen die zwaarder zijn dan 2,0 kg (4,4 lb) op de glasplaat.
- Oefen geen druk van meer dan 2,0 kg (4,4 lb) uit op de glasplaat, bijvoorbeeld bij het aandrukken van het
origineel.
Als u het bovenstaande niet in acht neemt, kan er een storing optreden in de scanner of kan de glasplaat
breken.
2.
Sluit de documentklep voorzichtig.
Belangrijk
55
Let erop dat u de documentklep sluit nadat u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, voordat u begint met
kopiëren, faxen of scannen.
56
Documenten in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen
U kunt een document dat u wilt kopiëren, faxen of scannen in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen.
Opmerking
Als u een document met optimale kwaliteit wilt scannen, plaatst u het op de glasplaat.
1.
Controleer of alle originelen van de glasplaat zijn verwijderd.
2.
Plaats een document in de ADF.
(1) Open de documentlade.
(2) Duw het document in de documentlade totdat u een piepgeluid hoort.
Plaats het document MET DE TE SCANNEN ZIJDE OMHOOG in de documentlade.
Originelen die u kunt plaatsen
Opmerking
Als u het piepgeluid via Geluidsregeling (Sound control) bij Gebr.instell. appar. (Dev. user settings)
hebt ingesteld op stil, klinkt het piepgeluid niet, ook al is het document in de documentlade geplaatst.
Gebr.instell. appar.
(3) Pas de documentgeleiders aan, zodat de breedte ervan overeenkomt met die van het
document.
Schuif de documentgeleiders niet te hard tegen het document. De documenten worden dan mogelijk niet goed
ingevoerd.
57
58
Originelen plaatsen voor elke functie
Mogelijk moet u het origineel in een andere positie plaatsen, afhankelijk van de functie die u hebt geselecteerd voor
kopiëren, faxen, scannen en dergelijke. Plaats het origineel in de juiste positie op basis van de geselecteerde functie. Als
u het origineel niet correct plaatst, wordt het mogelijk niet juist gescand.
Het origineel uitgelijnd met de positiemarkering
plaatsen
Plaats originelen om te kopiëren of te faxen
In de scanmodus,
- selecteer Automatische scan (Auto scan) voor Documenttype (Document type) om tekstdocumenten,
tijdschriften of kranten te scannen
- selecteer Document of Foto (Photo) voor Documenttype (Document type) en geef een standaardformaat
(A4, Letter enzovoort) op voor Scanformaat (Scan size) om originelen te scannen
Met een softwaretoepassing op een computer,
- tekstdocumenten, tijdschriften of kranten scannen
- selecteer een standaardformaat (A4, Letter enzovoort) om originelen te scannen
Plaats het origineel MET DE TE SCANNEN ZIJDE NAAR BENEDEN en lijn het uit met de positiemarkering .
Belangrijk
Het apparaat kan het grijze gedeelte (A) (1 mm (0,04 inch) vanaf de randen van de glasplaat) niet scannen.
Slechts één origineel in het midden van de glasplaat plaatsen
In de scanmodus,
- selecteer Automatische scan (Auto scan) voor Documenttype (Document type) om een afgedrukte foto,
ansichtkaart, visitekaartje of disc te scannen
- selecteer Foto (Photo) voor Documenttype (Document type) en geef Auto scan(A) -Enkel (Auto scan(A) -
Singl) op voor Scanformaat (Scan size) om één origineel te scannen
Eén afgedrukte foto, briefkaart, visitekaartje of disc scannen met een toepassing op een computer
Plaats het origineel MET DE TE SCANNEN ZIJDE OMLAAG en leg het minstens op 10 mm (0,4 inch) afstand van de
randen van de glasplaat.
59
Twee of meer originelen plaatsen op de glasplaat
In de scanmodus,
- selecteer Automatische scan (Auto scan) voor Documenttype (Document type) om twee of meer afgedrukte
foto's, ansichtkaarten of visitekaartjes te scannen
- selecteer Foto (Photo) voor Documenttype (Document type) en geef Auto scan(A) -Multi op voor
Scanformaat (Scan size) om twee of meer originelen te scannen
Twee of meer afgedrukte foto's, briefkaarten of visitekaartjes scannen met een toepassing op een computer
Plaats twee of meer originelen MET DE TE SCANNEN ZIJDE OMLAAG en zorg dat ze ten minste 10 mm (0,4 inch) van
de randen van de glasplaat en ten minste 10 mm (0,4 inch) van elkaar zijn geplaatst.
(A) 10 mm (0,4 inch)
Opmerking
De functie voor het corrigeren van scheve originelen corrigeert automatisch originelen die onder een hoek van
maximaal 10 graden zijn geplaatst. Scheve foto's met een lange zijde van 180 mm (7,1 inch) of meer kunnen niet
worden gecorrigeerd.
Foto's die niet rechthoekig zijn of een afwijkende vorm hebben (zoals uitgeknipte foto's) worden mogelijk niet goed
gescand.
60
Originelen die u kunt plaatsen
U kunt de volgende originelen op de glasplaat of in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen:
glasplaat
Item Details
Typen originelen
- Tekstdocumenten, tijdschriften of kranten
- Afgedrukte foto, ansichtkaart, visitekaartje of schijf (bd/dvd/cd, enzovoort)
- Documenten die niet geschikt zijn voor de ADF
Grootte (breedte x hoogte) Maximaal 216 x 297 mm (8,5 x 11,7 inch)
Aantal 1 vel of meerdere vellen*
Dikte Maximaal 10 mm (0,39 inch)
* Er kunnen twee of meer originelen op de glasplaat worden geplaatst, afhankelijk van de geselecteerde functie.
Originelen plaatsen voor elke functie
ADF
Item Details
Typen originelen
Documenten van normaal papier met meerdere pagina's die even groot, dik en
zwaar zijn
Grootte (breedte x hoogte)
- Maximaal 216 x 356 mm (8,5 x 14,0 inch)
- Minimaal 148 x 148 mm (5,8 x 5,8 inch)
Alleen documenten van A4- of Letter-formaat voor 2 op 1 kopie en 4 op 1 kopie
Aantal
- A4- of Letter-formaat: maximaal 30 vellen (papier van 75 g /m
2
(20 lb)), tot een
hoogte van 4 mm (0,16 inch)
- Legal-formaat: maximaal 5 vellen (papier van 75 g /m
2
(20 lb)), tot een hoogte
van 1 mm (0,04 inch)
- Overige formaten: 1 vel
Dikte 0,06 tot 0,13 mm (0,002 tot 0,005 inch)
Gewicht
50 tot 90 g /m
2
(13 tot 24 lb)
Opmerking
Zorg dat eventueel aanwezige lijm, inkt, correctievloeistof en dergelijke volledig droog zijn voordat u het document
op de glasplaat of in de ADF plaatst.
Plaats echter geen gelijmde documenten in de ADF, zelfs als de lijm droog is, aangezien het papier hierdoor kan
vastlopen.
Verwijder alle nietjes, paperclips en dergelijke voordat u het document invoert.
Plaats documenten van Legal-formaat in de ADF.
Plaats de volgende documenttypen niet in de ADF. Deze typen lopen vast.
- Gekreukt of gevouwen papier
- Gekruld papier
- Gescheurd papier
- Papier met gaten
- Gelijmd papier
- Papier met plaknotities
- Carbonpapier of doorschrijfpapier
- Papier waarvan het oppervlak is behandeld
- Overtrekpapier of dun papier
- Dik papier of fotopapier
61
Een FINE-cartridge vervangen
Een FINE-cartridge vervangen
De inktstatus controleren
62
Een FINE-cartridge vervangen
Wanneer de inkt opraakt of zich fouten voordoen, wordt het bericht op het LCD weergegeven om u op de hoogte te
brengen van het probleem. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven.
Een bericht verschijnt op het scherm
Opmerking
Meer informatie over geschikte FINE-cartridges vindt u in de gedrukte handleiding: Aan de Slag-gids.
Vervangingsprocedure
Volg de onderstaande procedure wanneer u een FINE-cartridge moet vervangen.
Belangrijk
Werken met FINE-cartridges
Raak de elektrische contactpunten (A) of spuitopeningen van printkop (B) van een FINE-cartridge niet aan. Als u ze
toch aanraakt, drukt het apparaat mogelijk niet goed meer af.
Vervang een FINE-cartridge direct nadat u deze hebt verwijderd. Laat het apparaat nooit staan met een verwijderde
FINE-cartridge.
Gebruik een nieuwe FINE-cartridge ter vervanging. De spuitopeningen kunnen verstopt raken als u een gebruikte
FINE-cartridge plaatst.
Daarnaast kan het apparaat u bij een dergelijke FINE-cartridge niet goed op de hoogte stellen wanneer u de FINE-
cartridge moet vervangen.
Wanneer een FINE-cartridge is geplaatst, mag u deze niet uit het apparaat verwijderen of aan de lucht blootstellen.
Hierdoor kan de FINE-cartridge uitdrogen of werkt het apparaat niet meer naar behoren wanneer de cartridge
opnieuw wordt geplaatst. Voor een optimale afdrukkwaliteit moet u de FINE-cartridge binnen zes maanden na het
eerste gebruik opmaken.
Opmerking
Als de inkt van een FINE-cartridge opraakt, kunt u nog een korte tijd afdrukken met de kleuren of zwarte FINE-
cartridge, afhankelijk van de resterende inkt. De afdrukkwaliteit kan echter lager zijn in vergelijking met afdrukken
met beide patronen. Het is raadzaam een nieuwe FINE-cartridge te gebruiken voor een optimale kwaliteit.
Laat de lege FINE-cartridge zitten als u gaat afdrukken, zelfs als u slechts één soort inkt gebruikt. Als de kleuren
FINE-cartridge of de zwarte FINE-cartridge niet is geplaatst, treedt er een fout op en kan het apparaat niet
afdrukken.
Zie De te gebruiken inktpatroon instellen voor informatie over het configureren van deze instelling.
Mogelijk wordt toch kleureninkt verbruikt wanneer u een document in zwart-wit afdrukt of wanneer u hebt
aangegeven een zwart-witafdruk te willen maken.
Ook bij reiniging en diepte-reiniging van de printkop, die nodig kunnen zijn om het apparaat goed te laten werken,
worden zowel kleureninkt als zwarte inkt verbruikt. Vervang de FINE-cartridge direct door een nieuwe cartridge
zodra de inkt op is.
Handige informatie over inkt
1.
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld, open de voorklep (C) en open daarna de
papieruitvoerlade (D).
63
2.
Open de papieruitvoerklep (E).
Als de FINE-cartridgehouder naar de vervangingspositie wordt verplaatst, wordt het klepje over kop (F)
AUTOMATISCH GEOPEND.
Let op
Houd de FINE-cartridgehouder niet vast om deze te stoppen of te verplaatsen. Raak de FINE-cartridgehouder
niet aan voordat deze helemaal stilstaat.
Belangrijk
Het klepje over kop wordt automatisch geopend nadat u de papieruitvoerklep hebt geopend.
Als u het klepje over kop hebt gesloten terwijl u een FINE-cartridge vervangt, sluit u de papieruitvoerklep en
opent u deze opnieuw.
Als u het klepje over kop met uw handen probeert te openen, kan dit ertoe leiden dat het apparaat niet meer
goed functioneert.
Raak geen metalen delen of andere delen binnen in het apparaat aan.
Als de papieruitvoerklep langer dan 10 minuten heeft opengestaan, wordt de FINE-cartridgehouder naar de
rechterzijde verplaatst en brandt het Alarm-lampje. Sluit in dat geval de papieruitvoerklep en open deze
vervolgens opnieuw.
3.
Verwijder de lege FINE-cartridge.
(1) Duw de inktcartridgevergrendeling omlaag totdat deze vastklikt.
64
(2) Verwijder de FINE-cartridge.
Belangrijk
Wees voorzichtig met de FINE-cartridge om vlekken op kleding en dergelijke te voorkomen.
Houd bij het weggooien van een lege FINE-cartridge rekening met de plaatselijke regelgeving met betrekking
tot afvalverwerking.
4. Bereid een nieuwe FINE-cartridge voor.
(1) Haal de nieuwe FINE-cartridge uit de verpakking en verwijder de oranje beschermtape (G)
voorzichtig.
Belangrijk
65
Als u schudt met een FINE-cartridge, kunt u inkt morsen en vlekken op uw handen en dergelijke krijgen. Ga
voorzichtig te werk met FINE-cartridges.
Zorg dat er geen vlekken op uw handen en dergelijke komen door de inkt op de verwijderde beschermtape.
Plaats de beschermtape niet terug nadat u deze hebt verwijderd. Houd bij het weggooien rekening met de
lokale wet- en regelgeving met betrekking tot de afvalverwerking.
Raak de elektrische contactpunten of spuitopeningen van printkop van een FINE-cartridge niet aan. Als u ze
toch aanraakt, drukt het apparaat mogelijk niet goed meer af.
5.
Plaats hier de FINE-cartridge.
(1) Schuif de nieuwe FINE-cartridge volledig en recht in de FINE-cartridgehouder totdat deze de
achterzijde raakt.
De kleuren FINE-cartridge moet in de linkersleuf worden geplaatst en de zwarte FINE-cartridge in de
rechtersleuf.
Belangrijk
Plaats de FINE-cartridge voorzichtig, zodat deze de elektrische contacten op de FINE-cartridgehouder niet
raakt.
(2) Duw de inktcartridgevergrendeling omhoog om de FINE-cartridge op zijn plaats vast te
zetten.
De FINE-cartridge is op zijn plaats vergrendeld wanneer de inktcartridgevergrendeling klikt.
66
Belangrijk
Controleer of de FINE-cartridge correct is geïnstalleerd.
Het apparaat kan alleen afdrukken maken als zowel de kleuren FINE-cartridge als de zwarte FINE-cartridge is
geplaatst. Plaats daarom beide cartridges.
6. Sluit de papieruitvoerklep (H).
Opmerking
Als het foutbericht wordt weergegeven nadat de papieruitvoerklep is gesloten, voert u de vereiste stappen uit.
Een bericht verschijnt op het scherm
Het apparaat reinigt de printkop automatisch zodra u begint met afdrukken nadat u de FINE-cartridge hebt
vervangen. Voer geen andere handelingen uit totdat het apparaat klaar is met het reinigen van de printkop.
Als de printkop niet correct is uitgelijnd, wat u merkt doordat evenwijdige lijnen niet correct worden afgedrukt of
doordat er vergelijkbare problemen optreden, past u de positie van de printkop aan.
De printkop uitlijnen
Het apparaat kan hierbij geluid maken.
67
De inktstatus controleren
De inkstatus controleren met het LCD op het aparaat
U kunt de inktstatus ook controleren op het computerscherm.
De inktstatus controleren vanaf uw computer
68
De inkstatus controleren met het LCD op het aparaat
Opmerking
De inktvoorraaddetector is op het apparaat bevestigd om de resterende inktvoorraad te detecteren. De voorraad
wordt als vol beschouwd wanneer u een nieuwe FINE-cartridge installeert. Daarna detecteert het apparaat de
resterende inktvoorraad. Als u een gebruikte FINE-cartridge installeert, is de aangegeven inktvoorraad mogelijk niet
correct. In dat geval moet u de informatie over de inktvoorraad slechts zien als een benadering.
Wanneer de inkt opraakt of zich fouten voordoen, wordt het bericht weergegeven om u op de hoogte te brengen van
het probleem. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven.
Een bericht verschijnt op het scherm
1.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld en druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
2.
Gebruik de knop of om Inktinformatie (Ink information) te selecteren en druk op de knop
OK.
LCD en bedieningspaneel
3. Gebruik de knop of om Resterende inkt (Remaining ink) te selecteren en druk op de
knop OK.
De resterende inkt wordt in het gebied (A) weergegeven.
Voorbeeld:
De inkt is bijna op. Bereid een nieuwe inktpatroon voor.
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Als u het modelnummer van de FINE-cartridge wilt weergeven, selecteert u Inktinformatie (Ink information)
in het Instellingenmenu (Setup menu) en selecteert u vervolgens Inktnr. afdrukken (Print ink number).
U kunt de inktstatus ook controleren op het LCD wanneer u op de knop KOPIËREN (COPY), FAXEN (FAX),
SCANNEN (SCAN) of Instellingen (Setup) drukt. De hoeveelheid resterende inkt wordt gedurende een aantal
seconden op het LCD weergegeven.
U kunt de inktstatus ook controleren op het computerscherm.
De inktstatus controleren vanaf uw computer
69
Onderhoud
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer
Het apparaat reinigen
70
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
Onderhoudsprocedure
Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken
Controleraster voor de spuitopeningen bekijken
De printkop reinigen
Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren
De printkop uitlijnen
71
Onderhoudsprocedure
Als de afdrukresultaten onduidelijk zijn of de kleuren niet correct worden afgedrukt, zijn de spuitopeningen van printkop
(FINE-cartridge) waarschijnlijk verstopt. Voer de onderstaande procedure uit om het controleraster voor de spuitopeningen
af te drukken, de conditie van de spuitopeningen van de printkop te controleren en vervolgens de printkop te reinigen.
Als evenwijdige lijnen niet correct worden afgedrukt of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, kunt u de
afdrukkwaliteit mogelijk verbeteren door de printkop uit te lijnen.
Belangrijk
Spoel de FINE-cartridge niet af en veeg deze niet schoon. Dit kan problemen met de FINE-cartridge veroorzaken.
Opmerking
Voordat u onderhoud verricht
Controleer of er nog inkt in de FINE-cartridge zit.
De inkstatus controleren met het LCD op het aparaat
Controleer of de FINE-cartridge correct is geïnstalleerd.
Vervangingsprocedure
Controleer ook of de beschermtape aan de onderzijde van de FINE-cartridge is verwijderd.
Als er een foutbericht wordt weergegeven op het LCD, raadpleegt u Een bericht verschijnt op het scherm.
Stel de afdrukkwaliteit hoger in via de instellingen van het printerstuurprogramma. Hierdoor kunnen de
afdrukresultaten verbeteren.
De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren
Onduidelijke of ongelijkmatige afdrukresultaten:
Stap 1
Druk het controleraster voor de
spuitopeningen af.
Vanaf het apparaat
Controleraster voor de spuitopeningen
afdrukken
Vanaf de computer
De computer gebruiken om een
controleraster voor de spuitopeningen af te
drukken
Bekijk het controleraster voor de
spuitopeningen.
Controleraster voor de spuitopeningen
bekijken
Druk na het reinigen van de
printkop het controleraster
voor spuitopeningen af en
controleer dit.
Als er lijnen ontbreken of er horizontale witte strepen
voorkomen in dit raster:
Stap 2
Reinig de printkop.
Vanaf het apparaat
De printkop reinigen
Vanaf de computer
72
De printkoppen reinigen vanaf de computer
Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop
tweemaal hebt gereinigd:
Stap 3
Voer een diepte-reiniging van de
printkop uit.
Vanaf het apparaat
Een diepte-reiniging van de printkop
uitvoeren
Vanaf de computer
De printkoppen reinigen vanaf de computer
Als het probleem niet is opgelost, schakelt u het
apparaat uit en voert u de diepte-reiniging van de
printkop 24 uur later nogmaals uit. Verwijder de
stekker niet als u het apparaat uitschakelt.
Als het probleem hiermee nog steeds niet is
verholpen:
Stap 4
Vervang de FINE-cartridge.
Een FINE-cartridge vervangen
Opmerking
Als het probleem nog steeds niet is verholpen nadat de FINE-cartridge is vervangen, neemt u contact op met het
ondersteuningscentrum.
Als de afdrukresultaten niet gelijkmatig zijn (de evenwijdige lijnen zijn bijvoorbeeld
niet correct afgedrukt):
Lijn de printkop uit.
Vanaf het apparaat
De printkop uitlijnen
73
Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken
Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopening van
printkop wordt gespoten.
Opmerking
Als de inkt bijna op is, wordt het controleraster niet goed afgedrukt. Vervang de FINE-cartridge die bijna leeg is.
Een FINE-cartridge vervangen
U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letter-formaat
1.
Controleer of het apparaat aan staat.
2.
Plaats een vel normaal papier van A4- of Letter-formaat in de voorste lade.
3.
Open het verlengstuk van uitvoerlade, open de papieruitvoerlade en trek de papieruitvoersteun
uit.
4. Druk het controleraster voor de spuitopeningen af.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop
of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk op de knop
OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop of om Contr. spuitopening (Nozzle check) te selecteren en druk op
de knop OK.
Het controleraster voor de spuitopening wordt afgedrukt.
5. Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen.
Controleraster voor de spuitopeningen bekijken
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
74
Controleraster voor de spuitopeningen bekijken
Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen en reinig zo nodig de printkop.
1. Controleer het raster (1) op ontbrekende lijnen en (2) de aanwezigheid van horizontale witte
strepen.
(A)
Aantal vellen dat tot nog toe is afgedrukt
Als er lijnen ontbreken in het raster (1):
De printkop moet worden gereinigd.
De printkop reinigen
(B) Goed
(C) Niet goed (er ontbreken lijnen)
Als er horizontale witte strepen voorkomen in raster (2):
De printkop moet worden gereinigd.
De printkop reinigen
(D) Goed
(E) Niet goed (horizontale witte strepen aanwezig)
Opmerking
Op de afdruk van het controleraster voor de spuitopeningen wordt het totale aantal vellen dat tot nog toe is
afgedrukt weergegeven in stappen van 50 vellen.
75
De printkop reinigen
De printkop moet worden gereinigd als er in het afgedrukte controleraster voor de spuitopeningen lijnen ontbreken of
horizontale witte strepen worden weergegeven. Door een reiniging uit te voeren worden de spuitopeningen vrij gemaakt
en de toestand van de printkop hersteld. Bij het reinigen van de printkop wordt inkt verbruikt. Reinig de printkop daarom
alleen als het echt nodig is.
1. Controleer of het apparaat aan staat.
2.
Reinig de printkop.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop
of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk op de knop
OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop
of om Reinigen (Cleaning) te selecteren en druk op de knop OK.
Het apparaat start de reiniging van de printkop.
Voer geen andere handelingen uit totdat het apparaat klaar is met het reinigen van de printkop. Dit duurt 1 tot 2
minuten.
3. Controleer de conditie van de printkop.
Als u de conditie van de printkop wilt controleren, drukt u het controleraster voor de spuitopeningen af.
Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd, voert u de diepte-reiniging van de
printkop uit.
Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren
76
Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren
Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd door de normale reiniging van de printkop, moet u een diepte-reiniging van de
printkop uitvoeren. Bij een diepte-reiniging van de printkop wordt meer inkt verbruikt dan bij een normale reiniging van de
printkop. Het is daarom raadzaam de diepte-reiniging van de printkop alleen uit te voeren als het echt nodig is.
1.
Controleer of het apparaat aan staat.
2. Voer een diepte-reiniging van de printkop uit.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk op de knop
OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop of om Diepte-reiniging (Deep cleaning) te selecteren en druk op de
knop OK.
Het apparaat start de diepte-reiniging van de printkop.
Voer geen andere handelingen uit totdat het apparaat klaar is met de diepte-reiniging van de printkop. Dit duurt 1
tot 2 minuten.
3. Controleer de conditie van de printkop.
Als u de conditie van de printkop wilt controleren, drukt u het controleraster voor de spuitopeningen af.
Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken
Als het probleem niet is opgelost, schakelt u het apparaat uit en voert u de diepte-reiniging van de printkop 24 uur later
nogmaals uit. Verwijder de stekker niet als u het apparaat uitschakelt.
Als het probleem nog steeds niet is opgelost, vervangt u de FINE-cartridge door een nieuwe.
Een FINE-cartridge vervangen
Als het probleem nog steeds niet is verholpen nadat de FINE-cartridge is vervangen, neemt u contact op met het
ondersteuningscentrum.
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
77
De printkop uitlijnen
Als de afgedrukte lijnen niet evenwijdig zijn of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, dient u de positie van de
printkop aan te passen.
Opmerking
Als de inkt bijna op is, wordt het uitlijningsblad niet correct afgedrukt. Vervang de FINE-cartridge die bijna leeg is.
Een FINE-cartridge vervangen
U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letter-formaat
(inclusief gerecycled papier)*
* Gebruik papier dat wit en schoon is aan beide kanten.
1.
Controleer of het apparaat aan staat.
2.
Plaats een vel normaal papier van A4- of Letter-formaat in de voorste lade.
3.
Open het verlengstuk van uitvoerlade, open de papieruitvoerlade en trek de papieruitvoersteun
uit.
4.
Druk het uitlijningsblad af.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk op de knop
OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop of om Uitlijning printkop (Head alignment) te selecteren en druk op
de knop OK.
Het uitlijningsblad wordt afgedrukt.
78
Belangrijk
Raak de afdruk op het uitlijningsblad niet aan.
Voorkom dat het uitlijningsblad vuil wordt. Als het blad vlekken vertoont of gekreukt is, wordt het mogelijk
niet juist gescand.
(4) Als het bericht 'Zijn de rasters correct? (Are the patterns fine?)' wordt weergegeven,
bevestigt u dat het raster goed is afgedrukt, selecteert u Ja (Yes) en drukt u op OK.
5. Scan het uitlijningsblad om de positie van de printkop aan te passen.
(1) Bevestig het bericht en leg het uitlijningsblad voor de printkop op de glasplaat.
Plaats het uitlijningsblad voor de printkop MET DE BEDRUKTE ZIJDE OMLAAG en zorg dat de markering
in
de linkerbovenhoek van het blad is uitgelijnd met de positiemarkering .
79
Opmerking
Het uitlijningsblad kan niet worden gescand als dit in de ADF (automatische documentinvoer) is geplaatst.
(2) Sluit de documentklep voorzichtig en druk op de knop Kleur (Color) of Zwart (Black).
Het apparaat scant het uitlijningsblad en de printkoppositie wordt automatisch aangepast.
Nadat de positie van de printkoppen is aangepast, verwijdert u het uitlijningsblad van de glasplaat.
Belangrijk
Open de documentklep niet en verwijder het uitlijningsblad niet van de glasplaat voordat het aanpassen
van de printkoppositie is voltooid.
Als het foutbericht wordt weergegeven op het LCD, drukt u op de knop OK om de fout te wissen en de
benodigde actie te ondernemen.
Een bericht verschijnt op het scherm
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Als u nog steeds niet tevreden bent over de afdrukresultaten nadat de printkoppositie is aangepast op de hiervoor
omschreven wijze, kunt u de printkoppositie aanpassen vanaf de computer.
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer
Selecteer Waarde kopuitl. afdr. (Print align value) in het menu Onderhoud (Maintenance) als u de huidige
aanpassingswaarden voor de printkoppositie wilt afdrukken en controleren.
80
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer
De printkoppen reinigen vanaf de computer
De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer
De printkop uitlijnen
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer
De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken
De binnenkant van het apparaat reinigen
81
De printkoppen reinigen vanaf de computer
Met de functie voor het reinigen van de printkop kunt u verstopte spuitopeningen van de printkop weer vrijmaken. Reinig
de printkoppen wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt, ook al is er genoeg inkt.
De procedure voor het reinigen van de printkop is als volgt:
Reiniging (Cleaning)
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Klik op Reiniging (Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)
Als u het dialoogvenster Reiniging printkop (Print Head Cleaning) opent, selecteert u de inktgroep die moet
worden gereinigd.
Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items te bekijken die u moet controleren voordat u deze
reinigt.
3. Voor de reiniging uit
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Uitvoeren (Execute).
Het reinigen van de printkop wordt gestart.
4. Voltooi de reiniging
Het dialoogvenster Controle spuitopening (Nozzle Check) wordt geopend na het bevestigingsbericht.
5. Controleer de resultaten
Klik op de knop Controleraster afdrukken (Print Check Pattern) om te controleren of de afdrukkwaliteit is
verbeterd. Klik op Annuleren (Cancel) als u deze controle niet wilt uitvoeren.
Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop eenmaal hebt gereinigd, herhaalt u het reinigingsproces.
Belangrijk
Bij Reiniging (Cleaning) wordt een kleine hoeveelheid inkt gebruikt.
Wanneer u de printkop vaak reinigt, zal de inktvoorraad van uw printer snel afnemen. Voer daarom alleen een
reiniging uit wanneer dit noodzakelijk is.
Diepte-reiniging (Deep Cleaning)
Diepte-reiniging (Deep Cleaning) is grondiger dan een normale reiniging. U gebruikt deze functie als een probleem met
de printkop niet is opgelost nadat u de functie Reiniging (Cleaning) tweemaal hebt uitgevoerd.
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Klik op Diepte-reiniging (Deep Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)
Nadat u het dialoogvenster Diepte-reiniging (Deep Cleaning) hebt geopend, selecteert u de inktgroep die een
diepte-reiniging moet ondergaan.
Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items te bekijken die u moet controleren voordat deze
een diepte-reiniging ondergaan.
3.
Voer de diepte-reiniging uit
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Uitvoeren (Execute).
Klik op OK in het bevestigingsbericht.
De diepte-reiniging wordt gestart.
82
4. Voltooi de diepte-reiniging
Het dialoogvenster Controle spuitopening (Nozzle Check) wordt geopend na het bevestigingsbericht.
5. Controleer de resultaten
Klik op de knop Controleraster afdrukken (Print Check Pattern) om te controleren of de afdrukkwaliteit is
verbeterd. Klik op Annuleren (Cancel) als u deze controle niet wilt uitvoeren.
Belangrijk
Bij Diepte-reiniging (Deep Cleaning) wordt meer inkt gebruikt dan bij Reiniging (Cleaning).
Wanneer u de printkop vaak reinigt, zal de inktvoorraad van uw printer snel afnemen. Voer daarom alleen een
reiniging uit wanneer dit noodzakelijk is.
Opmerking
Als na Diepte-reiniging (Deep Cleaning) geen verbetering optreedt, schakelt u het apparaat uit, wacht u 24 uur en
voert u Diepte-reiniging (Deep Cleaning) opnieuw uit. Als er nog steeds geen verbetering optreedt, leest u 'Er wordt
geen inkt toegevoerd'.
Verwant onderwerp
De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken
83
De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer
U kunt de papierinvoerrollen reinigen. U doet dit als er stukjes papier aan de papierinvoerrollen vastzitten en het papier
niet goed wordt ingevoerd.
De procedure voor het reinigen van de papierinvoerrol is als volgt:
Reiniging rollen (Roller Cleaning)
1.
Bereid het apparaat voor
Verwijder al het papier uit de voorste lade.
2.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
3.
Klik op Reiniging rollen (Roller Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)
Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
4.
Voer het reinigen van de papierinvoerrollen uit
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik daarna op OK.
Het reinigen van de papierinvoerrol wordt gestart.
5.
Voltooi het reinigen van de papierinvoerrollen
Nadat de rollen zijn gestopt, volgt u de aanwijzingen in het bericht, plaatst u drie vellen normaal papier in de voorste
lade en klikt u op OK.
Het papier wordt uitgevoerd en het reinigen van de invoerrollen wordt voltooid.
84
De printkop uitlijnen
Wanneer u de positie van de printkop aanpast, worden fouten in de printkoppositie gecorrigeerd en foutieve kleuren en
streepvorming verbeterd.
Als het afdrukresultaat ongelijkmatig is vanwege verschoven lijnen of andere fouten, past u de positie van de printkop aan.
Op dit apparaat kunt u de printkop automatisch of handmatig aanpassen.
Als u de positie van de printkop automatisch wilt aanpassen, voert u de aanpassing van de printkoppositie uit vanaf
het bedieningspaneel van het apparaat.
De printkop uitlijnen
Als u de positie van de printkop handmatig wilt aanpassen, voert u de aanpassing van de printkoppositie uit vanaf de
computer.
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer
85
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer
Bij het uitlijnen van de printkop worden de installatieposities van de printkop gecorrigeerd waardoor kleuren en lijnen beter
worden afgedrukt.
Dit apparaat ondersteunt twee methoden voor het uitlijnen van de printkop: automatische uitlijning en handmatige
uitlijning.
Voor automatische uitlijning van de printkop raadpleegt u 'De printkop uitlijnen' en voert u vervolgens de functie uit vanaf
het bedieningspaneel van het apparaat.
De procedure voor het handmatig uitlijnen van de printkop is als volgt:
Uitlijning printkop (Print Head Alignment)
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Klik op Aangepaste instellingen (Custom Settings) op het tabblad Onderhoud
(Maintenance).
Het dialoogvenster Aangepaste instellingen (Custom Settings) wordt geopend.
3. Uitlijning printkop wijzigen in handmatig
Schakel het selectievakje Koppen handmatig uitlijnen (Align heads manually) in.
4. Pas de instellingen toe
Klik op OK en vervolgens op OK in het bevestigingsbericht.
5. Klik op Uitlijning printkop (Print Head Alignment) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)
Het dialoogvenster Uitlijning printkop starten (Start Print Head Alignment) wordt geopend.
6. Plaats papier in het apparaat
Plaats drie vellen normaal papier van A4- of Letter-formaat in de voorste lade.
7. Voer het uitlijnen van de printkop uit
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Printkop uitlijnen (Align Print Head).
Volg de instructie in het bericht.
8.
Controleer het afgedrukte patroon
Voer de nummers van de patronen met de minste streepvorming in de bijbehorende vakken in.
Zelfs als u op de patronen met de minste streepvorming klikt in het voorbeeldvenster, worden de nummers
automatisch in de bijbehorende vakken geplaatst.
86
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd.
Opmerking
Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale strepen het minst
duidelijk zichtbaar zijn.
(A) Minst duidelijk zichtbare verticale strepen
(B) Meest zichtbare verticale strepen
Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale strepen het minst
duidelijk zichtbaar zijn.
(A) Minst duidelijk zichtbare horizontale strepen
(B) Meest zichtbare horizontale strepen
9. Bevestig het weergegeven bericht en klik op OK
Het tweede raster wordt afgedrukt.
10.
Controleer het afgedrukte patroon
Voer de nummers van de patronen met de minste streepvorming in de bijbehorende vakken in.
Zelfs als u op de patronen met de minste streepvorming klikt in het voorbeeldvenster, worden de nummers
automatisch in de bijbehorende vakken geplaatst.
87
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd.
Opmerking
Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale strepen het minst
duidelijk zichtbaar zijn.
(A) Minst duidelijk zichtbare verticale strepen
(B) Meest zichtbare verticale strepen
11.
Bevestig het weergegeven bericht en klik op OK
Het derde raster wordt afgedrukt.
12.
Controleer het afgedrukte patroon
Voer de nummers van de patronen met de minst zichtbare horizontale strepen in de bijbehorende vakken in.
Zelfs als u op de patronen met de minst zichtbare horizontal strepen klikt in het voorbeeldvenster, worden de
nummers automatisch in de bijbehorende vakken geplaatst.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd.
88
Opmerking
Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale strepen het minst
duidelijk zichtbaar zijn.
(A) Minst duidelijk zichtbare horizontale strepen
(B) Duidelijkst zichtbare horizontale strepen
Opmerking
Als u de huidige instelling wilt afdrukken en controleren, opent u het dialoogvenster Uitlijning printkop starten
(Start Print Head Alignment) en klikt u op Uitlijningswaarde afdrukken (Print Alignment Value).
89
De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af
te drukken
Met de functie voor controle van de spuitopeningen kunt u controleren of de printkop goed functioneert door een
controleraster af te drukken. Druk een controleraster af wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt
afgedrukt.
De procedure voor het afdrukken van een controleraster is als volgt:
Controle spuitopening (Nozzle Check)
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Klik op Controle spuitopening (Nozzle Check) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)
Het dialoogvenster Controle spuitopening (Nozzle Check) wordt weergegeven.
Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items weer te geven die u moet controleren voordat u het
controleraster voor spuitopeningen afdrukt.
3. Plaats papier in het apparaat
Plaats één vel normaal papier van A4- of Letter-formaat in de voorste lade.
4. Druk een controleraster voor de spuitopeningen af
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Controleraster afdrukken (Print Check Pattern).
Het afdrukken van het controleraster voor de spuitopeningen start.
Klik op OK in het bevestigingsbericht.
Het dialoogvenster Rastercontrole (Pattern Check) wordt geopend.
5. Controleer het afdrukresultaat
Controleer het afdrukresultaat. Klik op Afsluiten (Exit) als het afdrukresultaat normaal is.
Klik op Reiniging (Cleaning) om de printkop te reinigen als de afdruk vegen bevat of als bepaalde delen niet zijn
afgedrukt.
Verwant onderwerp
De printkoppen reinigen vanaf de computer
90
De binnenkant van het apparaat reinigen
Voer een reiniging van de onderste plaat uit voordat u dubbelzijdig afdrukt, om te voorkomen dat er vegen op de
achterzijde van het papier ontstaan.
Voer ook een reiniging van de onderste plaat uit als er inktvegen op een afdruk voorkomen die niet worden veroorzaakt
door de afdrukgegevens.
Zie 'Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)' voor meer informatie over het plaatsen van papier
in het apparaat.
De procedure voor het reinigen van de onderste plaat is als volgt:
Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning)
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Klik op Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning) op het tabblad Onderhoud
(Maintenance)
Het dialoogvenster Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning) wordt geopend.
3. Plaats papier in het apparaat
Vouw het normale papier van A4- of Letter-formaat horizontaal doormidden en vervolgens weer uit, zoals
aangegeven in het dialoogvenster.
Vouw één zijde van het papier nogmaals doormidden, waarbij u de rand uitlijnt met de vouw in het midden. Vouw het
papier daarna weer open.
Plaats het papier met de rug van de vouwen naar boven gericht in de voorste lade, waarbij de rand van de helft
zonder vouw van u af is gericht.
4. Voer de reiniging van de onderste plaat uit
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Uitvoeren (Execute).
Het reinigen van de onderste plaat wordt gestart.
91
Het apparaat reinigen
De buitenkant van het apparaat reinigen
De glasplaat en de documentklep reinigen
De ADF (automatische documentinvoer) reinigen
De papierinvoerrol reinigen
Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)
De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen
92
De buitenkant van het apparaat reinigen
Gebruik altijd een zachte en droge doek, bijvoorbeeld een brillendoekje, en veeg vuilresten voorzichtig van het oppervlak.
Strijk eventuele kreukels in de doek zo nodig glad voordat u de doek gebruikt.
Belangrijk
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
- Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden
faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen is voltooid
voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact haalt.
- Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld.
- Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het apparaatgeheugen
verloren. Verzend een benodigd document of druk het af voordat u de stekker verwijdert.
Gebruik voor het reinigen geen tissues, papieren handdoekjes, doeken met een grove structuur of soortgelijk
materiaal omdat deze krassen kunnen veroorzaken. Gebruik altijd een zachte en droge doek.
Gebruik nooit vluchtige vloeistoffen zoals verdunners, wasbenzine, aceton of andere chemische reinigingsmiddelen
om het apparaat te reinigen. Deze kunnen de buitenkant van het apparaat beschadigen.
93
De glasplaat en de documentklep reinigen
Belangrijk
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
- Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden
faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen is voltooid
voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact haalt.
- Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld.
- Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het apparaatgeheugen
verloren. Verzend een benodigd document of druk het af voordat u de stekker verwijdert.
Gebruik voor het reinigen geen tissues, papieren handdoekjes, doeken met een grove structuur of soortgelijk
materiaal omdat deze krassen kunnen veroorzaken. Gebruik altijd een zachte en droge doek.
Gebruik nooit vluchtige vloeistoffen zoals verdunners, wasbenzine, aceton of andere chemische reinigingsmiddelen
om het apparaat te reinigen. Deze kunnen de buitenkant van het apparaat beschadigen.
Veeg de glasplaat (A), de binnenkant van de documentklep (witte plaat) (B), het glas van de ADF (automatische
documentinvoer) (C) en de binnenkant van de ADF (witte gebied) (D) voorzichtig af met een zachte, schone, pluisvrije en
droge doek. Zorg dat er geen restanten achterblijven, vooral niet op de glasplaat.
Belangrijk
De binnenzijde van de documentklep (witte plaat) (B) raakt snel beschadigd. Veeg deze dus voorzichtig af.
Als een stof zoals lijm, inkt of correctievloeistof zich hecht aan het glas van de ADF (C), zoals in de bovenstaande
afbeelding, kunnen er zwarte strepen verschijnen op het gescande beeld.
In dit geval dient u het glas voorzichtig te reinigen.
94
De ADF (automatische documentinvoer) reinigen
Belangrijk
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
- Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden
faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen is voltooid
voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact haalt.
- Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld.
- Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het apparaatgeheugen
verloren. Verzend een benodigd document of druk het af voordat u de stekker verwijdert.
Gebruik voor het reinigen geen tissues, papieren handdoekjes, doeken met een grove structuur of soortgelijk
materiaal omdat deze krassen kunnen veroorzaken. Gebruik altijd een zachte en droge doek.
Gebruik nooit vluchtige vloeistoffen zoals verdunners, wasbenzine, aceton of andere chemische reinigingsmiddelen
om het apparaat te reinigen. Deze kunnen de buitenkant van het apparaat beschadigen.
1.
Open de documentlade.
2. Open de klep van de documentinvoer.
3.
Verwijder papierstof van de binnenkant van de klep van de documentinvoer (A) met een zachte,
schone, pluisvrije en droge doek.
95
4.
Sluit daarna de klep van de documentinvoer door erop te drukken totdat deze vastklikt.
5.
Sluit de documentlade.
96
De papierinvoerrol reinigen
Als de papierinvoerrol vuil is of als er papierstof op ligt, wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd.
Reinig in dat geval de papierinvoerrol. Als u de papierinvoerrol reinigt, slijt deze. Reinig de rol daarom alleen als dat nodig
is.
U moet het volgende voorbereiden: drie vellen gewoon papier van A4- of Letter-formaat
1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en verwijder het papier uit de voorste lade.
2.
Open de papieruitvoerlade.
3.
Reinig de papierinvoerrol zonder papier.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk op de knop
OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop
of om Reiniging rollen (Roller cleaning) te selecteren en druk op
de knop OK.
Tijdens het reinigen draait de papierinvoerrol enkele malen rond.
4.
Reinig de papierinvoerrol met papier.
(1) Controleer of de papierinvoerrol is gestopt met draaien, sluit de papieruitvoerlade en plaats
drie of meer vellen normaal papier van A4- of Letter-formaat in de voorste lade.
(2) Open het verlengstuk van uitvoerlade, open de papieruitvoerlade en trek de
papieruitvoersteun uit.
(3) Controleer of Reiniging rollen (Roller cleaning) is geselecteerd en druk op de knop OK.
Het apparaat begint met de reiniging. Het reinigen is voltooid als het papier wordt uitgeworpen.
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Als het probleem nog steeds niet is verholpen na het reinigen van de papierinvoerrol, neemt u contact op met het
ondersteuningscentrum.
97
Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)
Hiermee verwijdert u vlekken van de binnenkant van het apparaat. Als het binnenste van het apparaat vuil wordt, kan
bedrukt papier ook vuil worden. Daarom raden we u aan de binnenkant van het apparaat regelmatig te reinigen.
U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letter-formaat*
* Zorg ervoor dat u een nieuw vel papier gebruikt.
1.
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en verwijder het papier uit de voorste lade.
2.
Bereid het papier voor.
(1) Vouw een vel gewoon papier van het formaat A4 of Letter in de breedte dubbel en vouw het
papier weer open.
(2) Vouw één zijde van het geopende papier nogmaals doormidden, waarbij u de rand uitlijnt
met de vouw in het midden. Vouw het papier daarna weer open.
(3) Plaats alleen dit vel papier met de rug van de vouwen naar boven gericht in de voorste lade,
waarbij de rand van de helft zonder vouw van u af is gericht.
3.
Open het verlengstuk van uitvoerlade, open de papieruitvoerlade en trek de papieruitvoersteun
uit.
4.
Reinig de binnenkant van het apparaat.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk op de knop
OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop of om Bodemplaat reinigen (Bottom cleaning) te selecteren en
druk op de knop OK.
98
Het papier reinigt de binnenkant van het apparaat terwijl het wordt doorgevoerd door het apparaat.
Controleer de gevouwen gedeelten van het uitgevoerde papier. Als deze inktvlekken bevatten, moet u de
onderste plaat opnieuw reinigen.
Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de onderste plaat nogmaals hebt gereinigd, zijn de uitstekende delen aan de
binnenkant van het apparaat mogelijk vuil. Reinig ze op de manier zoals in de instructies is beschreven.
De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Gebruik een nieuw vel papier wanneer u de onderplaat opnieuw reinigt.
99
De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen
Belangrijk
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
- Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden
faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen is voltooid
voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact haalt.
- Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld.
- Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het apparaatgeheugen
verloren. Verzend een benodigd document of druk het af voordat u de stekker verwijdert.
U moet het volgende voorbereiden: wattenstaafje
Als er inktresten aanwezig zijn op de uitstekende delen binnen in het apparaat, reinigt u deze delen met bijvoorbeeld een
wattenstaafje.
100
De apparaatinstellingen wijzigen
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
101
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
Afdrukopties wijzigen
Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren
De te gebruiken inktpatroon instellen
De stroomvoorziening van het apparaat beheren
Het geluidsvolume van het apparaat verlagen
De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
102
Afdrukopties wijzigen
U kunt de gedetailleerde instellingen voor het printerstuurprogramma wijzigen voor afdrukgegevens die worden verzonden
vanuit een toepassing.
Geef deze optie aan als u te maken hebt met afdrukproblemen, zoals een deel van beeldgegevens dat wordt afgesneden.
De procedure voor het wijzigen van de afdrukopties is als volgt:
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Klik op Afdrukopties... (Print Options...) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup)
Het dialoogvenster Afdrukopties (Print Options) wordt geopend.
Opmerking
Als u het XPS-printerstuurprogramma gebruikt, verschillen de functies die beschikbaar zijn.
3.
Wijzig de individuele instellingen
Wijzig desgewenst de instelling van elk item en klik op OK.
Het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) wordt opnieuw weergegeven.
103
Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren
U kunt een veelgebruikt afdrukprofiel registreren bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het
tabblad Snel instellen (Quick Setup). Afdrukprofielen die u niet meer nodig hebt, kunt u op elk gewenst moment
verwijderen.
De procedure voor het opslaan van een afdrukprofiel is als volgt:
Een afdrukprofiel registreren
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Stel de benodigde items in
Selecteer het afdrukprofiel dat u wilt gebruiken bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het
tabblad Snel instellen (Quick Setup) en wijzig zo nodig de instellingen onder Extra functies (Additional Features).
U kunt de gewenste items ook instellen op de tabbladen Afdruk (Main) en Pagina-instelling (Page Setup).
3.
Klik op Opslaan... (Save...)
Het dialoogvenster Veelgebruikte instellingen opslaan (Save Commonly Used Settings) wordt geopend.
4.
Sla de instellingen op
Geef een naam op in het veld Naam (Name). Klik zo nodig op Opties... (Options...) om opties in te stellen en klik
vervolgens op OK.
Klik in het dialoogvenster Veelgebruikte instellingen opslaan (Save Commonly Used Settings) op OK om de
afdrukinstellingen op te slaan en terug te keren naar het tabblad Snel instellen (Quick Setup).
De naam en het pictogram worden weergegeven in Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings).
Belangrijk
104
Klik op Opties... (Options...) om het paginaformaat, de afdrukstand en het aantal exemplaren dat u hebt ingesteld
op te slaan, en controleer elk item.
Opmerking
Wanneer u het printerstuurprogramma opnieuw installeert of een upgrade van het stuurprogramma uitvoert, worden
de geregistreerde afdrukinstellingen verwijderd uit Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings).
U kunt de geregistreerde afdrukinstellingen niet opslaan en behouden. Als een profiel wordt verwijderd, moet u de
afdrukinstellingen opnieuw registreren.
Een afdrukprofiel verwijderen
1.
Selecteer het afdrukprofiel dat u wilt verwijderen
Selecteer het afdrukprofiel dat u wilt verwijderen uit de lijst Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings)
op het tabblad Snel instellen (Quick Setup).
2.
Verwijder het afdrukprofiel
Klik op Verwijderen (Delete). Klik op OK in het bevestigingsbericht.
Het geselecteerde afdrukprofiel wordt verwijderd uit de lijst Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings).
Opmerking
Afdrukprofielen die in de begininstellingen zijn geregistreerd, kunnen niet worden verwijderd.
105
De te gebruiken inktpatroon instellen
Met deze functie kunt u de meest geschikte FINE-cartridge van de geïnstalleerde cartridges opgeven voor een bepaald
doel.
Wanneer een van de FINE-cartridges leegraakt en niet onmiddellijk door een nieuwe kan worden vervangen, kunt u de
andere FINE-cartridge opgeven die nog inkt bevat, en verder gaan met afdrukken.
U geeft als volgt de FINE-cartridge op:
Inktcartridge-instellingen (Ink Cartridge Settings)
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Klik op Inktcartridge-instellingen (Ink Cartridge Settings) op het tabblad Onderhoud
(Maintenance).
Het dialoogvenster Inktcartridge-instellingen (Ink Cartridge Settings) wordt weergegeven.
3.
Selecteer de FINE-cartridge die u wilt gebruiken
Selecteer de FINE-cartridge die u wilt gebruiken om af te drukken en klik op OK.
De opgegeven FINE-cartridge wordt voor de volgende afdruktaak gebruikt.
Belangrijk
Als de volgende instellingen worden opgegeven, werkt Alleen zwart (Black Only) niet omdat het apparaat de
kleuren FINE-cartridge gebruikt om documenten af te drukken.
Een andere optie dan Normaal papier (Plain Paper), Envelop (Envelope), Hagaki A of Hagaki is geselecteerd
voor Mediumtype (Media Type) op het tabblad Afdruk (Main)
Zonder marges (Borderless) is geselecteerd in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Pagina-
instelling (Page Setup)
Verwijder een niet-gebruikte FINE-cartridge niet. Er kan niet worden afgedrukt als een van de FINE-cartridges is
verwijderd.
106
De stroomvoorziening van het apparaat beheren
Met deze functie kunt u de stroomvoorziening van het apparaat vanuit het printerstuurprogramma beheren.
De procedure voor het beheren van de stroomvoorziening van het apparaat is als volgt:
Printer uit (Power Off)
Met de functie Printer uit (Power Off) schakelt u het apparaat uit. Als u deze functie gebruikt, kunt u het apparaat niet
inschakelen vanuit het printerstuurprogramma.
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Voer het uitzetten van de printer uit
Klik op Printer uit (Power Off) op het tabblad Onderhoud (Maintenance). Klik op OK in het bevestigingsbericht.
Het apparaat wordt uitgeschakeld en het tabblad Onderhoud (Maintenance) wordt opnieuw weergegeven.
Belangrijk
U kunt geen faxen ontvangen wanneer het apparaat is uitgeschakeld.
107
Het geluidsvolume van het apparaat verlagen
Met de stille functie kunt u ervoor zorgen dat het apparaat minder geluid maakt. Selecteer deze functie als u wilt dat de
printer 's nachts of in andere omstandigheden minder geluid maakt.
Wanneer u deze functie selecteert, kan het afdrukken langzamer verlopen.
De procedure voor het gebruiken van de stille modus is als volgt:
Stille instellingen (Quiet Settings)
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Klik op Stille instellingen (Quiet Settings) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)
Het dialoogvenster Stille instellingen (Quiet Settings) wordt geopend.
Opmerking
Als het apparaat is uitgeschakeld of als communicatie tussen het apparaat en de computer is uitgeschakeld,
kan een foutbericht verschijnen omdat de computer de apparaatstatus niet kan vaststellen.
3. Stel de stille modus in
Geef desgewenst een van de volgende items op:
Stille modus niet gebruiken (Do not use quiet mode)
Selecteer deze optie als u het apparaat wit gebruiken met het normale werkingsvolume.
Stille modus altijd gebruiken (Always use quiet mode)
Selecteer deze optie als u wilt dat het apparaat minder geluid maakt.
Stille modus gebruiken op opgegeven tijden (Use quiet mode during specified hours)
Selecteer deze optie als u wilt dat het apparaat minder geluid maakt op de opgegeven tijden.
Geef de Begintijd (Start time) en de Eindtijd (End time) op van de periode waarin de stille modus actief moet zijn.
Als beiden op dezelfde tijd zijn ingesteld, werkt de stille modus niet.
Belangrijk
U kunt de stille modus instellen vanuit het bedieningspaneel van het apparaat, het printerstuurprogramma of
ScanGear (scannerstuurprogramma).
Wat u ook gebruikt om de stille modus in te zetten, de modus wordt toegepast als u bewerkingen uitvoert vanuit
het bedieningspaneel van het apparaat of als u afdrukt of scant vanaf de computer.
4.
Pas de instellingen toe
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op OK.
Klik op OK in het bevestigingsbericht.
De instellingen zijn geactiveerd.
Opmerking
De stille modus kan minder effect hebben, afhankelijk van de instellingen voor afdrukkwaliteit.
108
De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
Indien nodig kunt u schakelen tussen verschillende bedieningsmodi van het apparaat.
De procedure voor het configureren van de Aangepaste instellingen (Custom Settings) is als volgt:
Aangepaste instellingen (Custom Settings)
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Zorg dat het apparaat aan staat en klik vervolgens op Aangepaste instellingen (Custom
Settings) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)
Het dialoogvenster Aangepaste instellingen (Custom Settings) wordt geopend.
Opmerking
Als het apparaat is uitgeschakeld of als communicatie tussen het apparaat en de computer is uitgeschakeld,
kan een foutbericht verschijnen omdat de computer de apparaatstatus niet kan vaststellen.
Als dit gebeurt, klikt u op OK om de meest recente instellingen op de computer weer te geven.
3.
Geef desgewenst de volgende instellingen op:
Schuring van papier voorkomen (Prevent paper abrasion)
Bij het gebruik van een hoge dichtheid kan het apparaat de ruimte tussen de printkop en het papier vergroten om
schuring van het papier te voorkomen.
Schakel dit selectievakje in om schuring van papier te voorkomen.
Koppen handmatig uitlijnen (Align heads manually)
De functie Uitlijning printkop (Print Head Alignment) op het tabblad Onderhoud (Maintenance) is normaliter
ingesteld op automatische uitlijning. U kunt dit echter wijzigen in handmatige uitlijning.
Als u een automatische printkopuitlijning uitvoert en het afdrukresultaat nog steeds niet naar wens is, raadpleegt u
'De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer' en voert u een handmatige uitlijning uit.
Schakel dit selectievakje in om de printkop handmatig uit te lijnen. Schakel dit selectievakje uit om de printkop
automatisch uit te lijnen.
Invoer van twee vellen voorkomen (Prevent paper double-feed)
Schakel dit selectievakje alleen in als het apparaat meerdere vellen normaal papier tegelijk invoert.
Belangrijk
Wanneer u deze functie selecteert, neemt de afdruksnelheid af.
90 graden naar links roteren als afdrukstand [Liggend] is (Rotate 90 degrees left when orientation is
[Landscape])
Op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) kunt u de draairichting van de optie Liggend (Landscape) bij
Afdrukstand (Orientation) wijzigen.
Als u de afdrukgegevens tijdens het afdrukken 90 graden naar links wilt draaien, selecteert u deze optie. Als u de
afdrukgegevens tijdens het afdrukken 90 graden naar rechts wilt draaien, schakelt u deze optie uit.
Belangrijk
Wijzig deze instelling niet terwijl de afdruktaak wordt weergegeven in de afdrukwachtlijst. Als u dat wel doet,
kunnen tekens wegvallen of kan de indeling beschadigd raken.
Droogtijd inkt (Ink Drying Wait Time)
U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten totdat het afdrukken van de volgende pagina begint. Wanneer u
de schuifregelaar naar rechts schuift, is de wachttijd langer en wanneer u de schuifregelaar naar links schuift, is de
wachttijd korter.
Als het papier inktvlekken bevat, omdat de volgende pagina wordt uitgeworpen voordat de inkt op de afgedrukte
pagina heeft kunnen drogen, verhoogt u de droogtijd voor de inkt.
Wanneer u de droogtijd verlaagt, verloopt het afdrukken sneller.
4.
Pas de instellingen toe
109
Klik op OK en vervolgens op OK in het bevestigingsbericht.
Daarna worden de aangepaste instellingen in het apparaat gebruikt.
110
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Faxinstellingen
Afdrukinstellingen
Gebr.instell. appar.
Instell. herstellen
Informatie over de Stille instelling
111
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
In dit gedeelte wordt de procedure voor het wijzigen van de instellingen in het scherm Apparaatinstellingen (Device
settings) beschreven. Daarbij worden de stappen voor het opgeven van de optie Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy
amt.) als voorbeeld genomen.
Opmerking
Een * (sterretje) op het LCD geeft de huidige instelling aan.
1.
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
Controleer of de printer is ingeschakeld
2.
Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
3.
Selecteer met de knop de optie Apparaatinstellingen (Device settings) en druk
vervolgens op de knop OK.
Wanneer u de faxinstellingen wijzigt, drukt u op de knop Instellingen (Setup) en selecteert u Faxinstellingen (Fax
settings).
4. Gebruik de knoppen om Afdrukinstellingen (Print settings) te selecteren en druk op de
knop OK.
5. Gebruik de knoppen om Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy amt.) te selecteren en
druk op de knop OK.
6.
Selecteer een instelling met de knoppen en druk vervolgens op de knop OK.
Meer informatie over de verschillende instellingsitems:
Faxinstellingen
Afdrukinstellingen
Gebr.instell. appar.
Instell. herstellen
112
Faxinstellingen
In dit gedeelte worden de instellingen van Faxinstellingen (Fax settings) beschreven.
Handmatige inst. (Easy setup)
Registratie telnr. (TEL no. registration)
Gebruikersinst. fax (FAX user settings)
Geavanc. faxinstell. (Adv. FAX settings)
Autom. afdrukinstell. (Auto print settings)
Beveiligingsbeheer (Security control)
Opmerking
Voordat u deze instellingen wijzigt, kunt u de huidige instellingen controleren door de LIJST
GEBRUIKERSGEGEVENS (USER'S DATA LIST) af te drukken.
Overzicht van rapporten en lijsten
Handmatige inst. (Easy setup)
Het apparaat moet zijn ingesteld op basis van uw telefoonlijn en het gebruik van de faxfunctie. Volg de procedure volgens
de instructies op het LCD-scherm.
Opmerking
U kunt de instellingen afzonderlijk opgeven of u kunt geavanceerde instellingen opgeven.
Meer informatie over het opgeven van de instelling:
Het faxen voorbereiden
Registratie telnr. (TEL no. registration)
U kunt het fax-/telefoonnummer van de ontvanger registreren op het apparaat.
Ontvangers registreren met het bedieningspaneel van het apparaat
Gebruikersinst. fax (FAX user settings)
Registr. toestelnr. (Unit TEL no. registr.)
Hiermee kunt u het fax-/telefoonnummer instellen dat wordt afgedrukt op verzonden faxen.
Gebruikersinformatie registreren
Regist. toestelnaam (Unit name registr.)
Hiermee kunt u uw naam afdrukken op verzonden faxen.
Gebruikersinformatie registreren
Type telefoonlijn (Telephone line type)
Hiermee stelt u het type telefoonlijn van het apparaat in.
Het telefoonlijntype instellen
Opmerking
Deze instelling is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land of de regio van aankoop.
Geavanc. faxinstell. (Adv. FAX settings)
Autom. nummerherh. (Auto redial)
Hiermee schakelt u automatische nummerherhaling in of uit.
Als u AAN (ON) selecteert, kunt u het maximale aantal pogingen voor de functie voor automatische nummerherhaling
instellen, evenals de tijd die het apparaat tussen de pogingen wacht.
Kiestoondetectie (Dial tone detect)
Met deze functie kunt u voorkomen dat het verzenden mislukt omdat het apparaat tegelijkertijd een fax verzendt en
ontvangt.
113
Als u AAN (ON) selecteert, verzendt het apparaat de fax pas nadat de kiestoon is gecontroleerd.
Opmerking
Deze instelling is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land of de regio van aankoop.
Instell. pauzeduur (Pause time settings)
Hiermee stelt u de wachttijd in voor elke keer dat u op de knop 'P' (Pauze) drukt.
TTI-positie (TTI position)
Hiermee kunt u de plaats opgeven van de informatie over de afzender (binnen of buiten het beeldgebied).
RX op afstand (Remote RX)
Hiermee kunt u ontvangst op afstand in- en uitschakelen.
Als u AAN (ON) selecteert, kunt u de ID voor ontvangst op afstand instellen.
Externe ontvangst
Kleuroverdracht (Color transmission)
Hiermee stelt u in of u kleurendocumenten met de ADF wilt omzetten naar zwart-wit als het faxapparaat van de
ontvanger geen ondersteuning biedt voor faxen in kleur.
Als u Als incomp., einde (If incompatible, end) selecteert, worden er geen kleurendocumenten door het apparaat
verzonden als het faxapparaat van de ontvanger geen ondersteuning biedt voor faxen in kleur.
Reductie RX-beeld (RX image reduction)
Hiermee stelt u in of het beeld van inkomende faxen verkleind moet worden zodat dit op het geselecteerde papier
past.
Als u AAN (ON) selecteert, kunt u opgeven in welke richting het beeld wordt verkleind.
Geav. communicatie (Adv. communication)
ECM TX
Selecteer of faxen worden verzonden in de ECM (Error Correction Mode, foutcorrectiemodus).
Faxen verzenden/ontvangen in de ECM
ECM RX
Selecteer of faxen worden ontvangen in de ECM (Error Correction Mode, foutcorrectiemodus).
Faxen verzenden/ontvangen in de ECM
TX-startsnelheid (TX start speed)
Hiermee selecteert u de verzendsnelheid voor faxen.
Voorbeeld:
De volgende instellingen zijn beschikbaar.
33600 bps/14400 bps/9600 bps/4800 bps
Een * (sterretje) op het LCD geeft de huidige instelling aan.
De startsnelheid voor het verzenden van faxen is hoger als de waarde hoger is.
Sommige instellingen zijn niet beschikbaar; dit is afhankelijk van het land of de regio van aankoop.
Als de telefoonlijn of verbinding slecht is, kunt u verzendingsproblemen verhelpen door een lagere startsnelheid
voor verzenden te selecteren.
RX-startsnelheid (RX start speed)
Hiermee selecteert u de ontvangstsnelheid voor faxen.
Voorbeeld:
De volgende instellingen zijn beschikbaar.
33600 bps/14400 bps/9600 bps/4800 bps
Een * (sterretje) op het LCD geeft de huidige instelling aan.
De startsnelheid voor de ontvangst van faxen is hoger als de waarde hoger is.
Sommige instellingen zijn niet beschikbaar; dit is afhankelijk van het land of de regio van aankoop.
Als de telefoonlijn of verbinding slecht is, kunt u ontvangstproblemen verhelpen door een lagere startsnelheid
voor ontvangst te selecteren.
114
Autom. afdrukinstell. (Auto print settings)
Ontvangen docum. (Received documents)
Selecteer of de ontvangen fax automatisch na ontvangst moet worden afgedrukt.
Als u Niet afdrukken (Do not print) selecteert, wordt de ontvangen fax opgeslagen in het apparaatgeheugen.
Meer informatie over de ontvangen fax die is opgeslagen in het apparaatgeheugen:
Document opgeslagen in apparaatgeheugen
Activiteitenrapport (Activity report)
Selecteer of het ACT. RAPPORT (ACTIVITY REPORT) automatisch moet worden afgedrukt.
Als u Afdrukken (Print) selecteert, wordt het ACT. RAPPORT (ACTIVITY REPORT) met 20 geschiedenissen van
verzonden en ontvangen faxen automatisch door het apparaat afgedrukt.
Meer informatie over de procedure voor het handmatig afdrukken van het ACT. RAPPORT (ACTIVITY REPORT):
Overzicht van rapporten en lijsten
TX-rapport (TX report)
Selecteer of het TX RAPPORT (TX REPORT)/FOUT TX RAPPORT (ERROR TX REPORT) na de verzending van
een fax automatisch moet worden afgedrukt.
Als u het rapport afdrukt, selecteert u Alleen fout afdrukkn. (Print error only) of Afdr. voor elke TX (Print for each
TX).
Als u Alleen fout afdrukkn. (Print error only) of Afdr. voor elke TX (Print for each TX) selecteert, kunt u als
afdrukinstelling opgeven dat de eerste pagina van de fax samen met het rapport wordt afgedrukt.
RX-rapport (RX report)
Selecteer of het RX RAPPORT (RX REPORT) na de ontvangst van een fax automatisch moet worden afgedrukt.
Als u het RX RAPPORT (RX REPORT) afdrukt, selecteert u Alleen fout afdrukkn. (Print error only) of Afdruk.
voor elke RX (Print for each RX).
Afdr. bij geen inkt (Print when no ink)
Hiermee kunt u instellen of het apparaat ontvangen faxen moeten blijven afdrukken zonder deze op te slaan in het
apparaatgeheugen wanneer de inkt op is.
Het kan echter zijn dat de fax deels of in zijn geheel niet wordt afgedrukt omdat de inkt op is.
Beveiligingsbeheer (Security control)
Faxnr. opn. invoeren (FAX no. re-entry)
Als u AAN (ON) selecteert, stelt u het apparaat zo in dat u faxnummers tweemaal moet invoeren met de numerieke
toetsen voordat het apparaat de fax verzendt. Op deze manier kunt u verkeerd verzonden faxen voorkomen.
RX-faxinfo control. (Check RX FAX info)
Als u AAN (ON) selecteert, controleert het apparaat of de gegevens van het ontvangende faxapparaat
overeenkomen met het gekozen nummer. Als het nummer overeenkomt, begint het apparaat faxen te verzenden.
Verkeerd verzonden faxen voorkomen
Instelling handsfree (On-hook setting)
Als u Inschakelen (Enable) selecteert, kunt u nummers kiezen terwijl de telefoon op de haak ligt.
Faxontv. geweigerd (FAX RX reject)
Als u AAN (ON) selecteert, weigert het apparaat faxen zonder informatie over de afzender of faxen van bepaalde
afzenders.
Faxontvangst weigeren
Weigering beller (Caller rejection)
Als u bent geabonneerd op een service voor beller-ID, detecteert het apparaat het nummer van de afzender. Als de
ID van de afzender voldoet aan de voorwaarde die u hier hebt geselecteerd, weigert het apparaat het
telefoongesprek of de fax van de afzender.
Als u Geabonneerd (Subscribed) selecteert, kunt u de instellingen voor weigering opgeven.
Oproepen weigeren op basis van nummerherkenning
115
Opmerking
Deze instelling wordt mogelijk niet ondersteund, afhankelijk van het land of de regio van aankoop. Neem
contact op met uw telefoonmaatschappij om te vragen of deze service wordt geboden.
116
Afdrukinstellingen
Pap.schuring voork. (Prevent abrasion)
Gebruik deze instelling alleen als er vlekken op het afdrukoppervlak ontstaan.
Belangrijk
Stel dit item na het afdrukken weer in op UIT (OFF), omdat dit tot een lagere afdruksnelheid of -kwaliteit kan
leiden.
Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy amt.)
Met deze instelling selecteert u het gedeelte van de afbeelding dat buiten het papier valt als u kopieert zonder
marges.
De afbeelding kan aan de randen enigszins worden afgekapt omdat de gekopieerde afbeelding wordt vergroot om de
hele pagina te vullen. Zo nodig kunt u instellen tot welke breedte de randen van de originele afbeelding worden
bijgesneden.
Het uitgesneden gedeelte is groter als Hoeveelheid: groot (Amount: Large) is geselecteerd.
Opmerking
Als u afdrukt zonder marges, maar de kopieën toch marges bevatten, kunt u Hoeveelheid: groot (Amount:
Large) opgeven om dit probleem te verhelpen.
Dubb. invoer voork. (Prevent double-feed)
Selecteer AAN (ON) om invoer van twee vellen normaal papier te voorkomen.
Belangrijk
Selecteer AAN (ON) alleen als twee vellen normaal papier worden ingevoerd.
117
Gebr.instell. appar.
Instell. datum/tijd (Date/time setting)
Hiermee kunt u de huidige datum en tijd instellen.
Informatie over de afzender instellen
Ind. datumweergave (Date display format)
Hiermee selecteert u de notatie van datums die worden weergegeven op het LCD-scherm en die worden afgedrukt
op verzonden faxen en foto's.
Instelling zomertijd (Summer time setting)
Hiermee kunt u de opties voor zomertijd inschakelen. Als u AAN (ON) selecteert, kunt u aanvullende instellingen
opgeven. Deze instelling is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land of de regio van aankoop.
Startdatum/tijd (Start date/time)
Hiermee kunt u de datum en tijd instellen waarop de zomertijd begint.
Maand instellen (Set month): geef hier de maand op.
Week instellen (Set week): geef hier de week op.
Dag instellen (Set day of week): geef hier de dag van de week op.
Tijdversch. instellen (Set shift time): geef hier de tijd op (24-uursindeling).
Einddatum/tijd (End date/time)
Hiermee kunt u de datum en tijd instellen waarop de zomertijd eindigt.
Maand instellen (Set month): geef hier de maand op.
Week instellen (Set week): geef hier de week op.
Dag instellen (Set day of week): geef hier de dag van de week op.
Tijdversch. instellen (Set shift time): geef hier de tijd op (24-uursindeling).
Geluidsregeling (Sound control)
Hiermee selecteert u het volume.
Volume toetsenblok (Keypad volume)
Hiermee selecteert u het volume van de pieptoon die wordt weergegeven als u op de knoppen op het
bedieningspaneel drukt.
Alarmvolume (Alarm volume)
Hiermee selecteert u het alarmvolume.
Telefoonlijnvolume (Line monitor volume)
hiermee stelt u het telefoonlijnvolume in.
Hoorn van haak (Offhook alarm)
Hiermee selecteert u het alarmvolume als de telefoonontvanger niet goed is opgehangen.
Land of regio (Country or region)
Hiermee kunt u het land of de regio selecteren waarin u het apparaat gebruikt.
Opmerking
Deze instelling is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land of de regio van aankoop.
Taal kiezen (Language selection)
Hiermee wijzigt u de taal voor berichten en menu's op het LCD-scherm.
Japans / Engels / Duits / Frans / Italiaans / Spaans / Nederlands / Portugees / Noors / Zweeds / Deens / Fins /
Russisch / Oekraïens / Pools / Tsjechisch / Slowaaks / Hongaars /Sloveens / Roemeens / Bulgaars / Turks / Grieks /
Estlands / Lets / Litouws / Vereenvoudigd Chinees / Traditioneel Chinees / Koreaans / Indonesisch
Toetsherhaling (Key repeat)
Hiermee schakelt u herhaling van de invoer in of uit door de knoppen ingedrukt te houden terwijl u het aantal
kopieën, het zoompercentage en dergelijke instelt.
118
Instell. herstellen
Hiermee worden alle standaardinstellingen van het apparaat hersteld. Sommige instellingen worden echter mogelijk niet
gewijzigd, afhankelijk van de huidige staat van het apparaat.
Geg. telefoonnummer (Telephone no. data)
Hiermee herstelt u de standaardinstellingen voor het telefoon-/faxnummer.
Instellingsgegevens (Setting data)
Hiermee herstelt u de standaardinstellingen voor andere apparaatinstellingen dan die voor het telefoonnummer.
Alle gegevens (All data)
Hiermee worden alle standaardinstellingen van het apparaat hersteld.
Opmerking
U kunt de volgende instellingen niet terugzetten naar de standaardwaarden:
De taal die wordt weergegeven op het LCD-scherm
De huidige positie van de printkop
Het land dat is geselecteerd voor Land of regio (Country or region)
Het geregistreerde telefoonnummer van de gebruiker
De geregistreerde naam van de gebruiker
119
Informatie over de Stille instelling
Hiermee schakelt u deze functie in als u het geluidsniveau van het apparaat wilt beperken, bijvoorbeeld wanneer u 's
nachts afdrukt. Bovendien kunt u de tijdsduur opgeven voor het verminderen van het geluid van het apparaat.
Belangrijk
Stel de huidige datum en tijd vooraf in.
Informatie over de afzender instellen
Volg de onderstaande procedure om de instellingen op te geven.
1.
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
Controleer of de printer is ingeschakeld
2.
Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
3.
Selecteer met de knop de optie Stille instelling (Quiet setting) en druk vervolgens op de
knop OK.
4.
Selecteer met de knop de optie AAN (ON) of Gebr. op opg. tijden (Use in specified hrs)
en druk op de knop OK.
Als AAN (ON) is geselecteerd:
Het LCD gaat terug naar het scherm Instellingenmenu (Setup menu).
Als Gebr. op opg. tijden (Use in specified hrs) is geselecteerd:
Het scherm waarin u de begin- en eindtijd kunt opgeven, wordt weergegeven. Gebruik de knop
om de
cursor onder de gewenste positie te verplaatsen en gebruik vervolgens de numerieke toetsen om de tijd in te
voeren.
Druk op de knop OK. Het LCD gaat terug naar het Instellingenmenu (Setup menu).
Activeer deze instelling om het geluid van het apparaat tijdens afdrukken te verminderen.
Belangrijk
De werkingssnelheid kan lager zijn dan wanneer UIT (OFF) is geselecteerd.
Deze functie is mogelijk minder effectief, afhankelijk van de instellingen van het apparaat. Bovendien worden
bepaalde geluiden niet verminderd, zoals wanneer het apparaat wordt voorbereid op afdrukken.
Opmerking
U kunt de stille modus instellen via het bedieningspaneel van het apparaat, het printerstuurprogramma of
ScanGear (scannerstuurprogramma). Wat u ook gebruikt om de stille modus in te zetten, de modus wordt
toegepast als u bewerkingen uitvoert vanuit het bedieningspaneel van het apparaat of als u afdrukt of scant
vanaf de computer.
120
Tips voor een optimale afdrukkwaliteit
Handige informatie over inkt
Belangrijke punten voor succesvol afdrukken
Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst
Een afdruktaak annuleren
Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit
Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van het apparaat
121
Handige informatie over inkt
Hoe wordt de inkt, naast afdrukken, gebruikt voor andere toepassingen?
Inkt kan, naast afdrukken, voor verschillende toepassingen worden gebruikt. De inkt wordt niet alleen gebruikt voor het
maken van afdrukken, maar ook voor het reinigen van de printkop. Dit zorgt ervoor dat de optimale afdrukkwaliteit
behouden blijft.
Het apparaat heeft een functie voor het automatisch reinigen van de spuitopeningen waaruit de inkt wordt gespoten, zodat
verstopping wordt voorkomen. Tijdens de reinigingsprocedure wordt inkt uit de spuitopeningen gepompt. De hoeveelheid
inkt die gebruikt wordt voor het reinigen van de spuitopeningen, wordt tot een minimum beperkt.
Wordt er kleureninkt gebruikt voor het maken van zwart-witte afdrukken?
Wanneer u afdrukt in zwart-wit, wordt mogelijk andere inkt dan zwart gebruikt, afhankelijk van het type afdrukpapier en de
instellingen van het printerstuurprogramma. Er kan dus kleureninkt worden gebruikt voor het maken van zwart-witte
afdrukken.
122
Belangrijke punten voor succesvol afdrukken
Controleer de status van het apparaat voordat u gaat afdrukken!
Is de printkop in orde?
Als de spuitopening van printkop verstopt is, worden afdrukken vaag en wordt er papier verspild. Het is raadzaam de
printkop te controleren door het controleraster voor de spuitopeningen af te drukken.
Onderhoudsprocedure
Zijn er inktresten achtergebleven in het binnenste van het apparaat?
Nadat het apparaat grote hoeveelheden papier of afdrukken zonder marges heeft geproduceerd, kan het gebied
waar het papier doorheen wordt gevoerd, besmeurd raken met inkt. Maak het binnenste van het apparaat schoon
door een reiniging van de onderste plaat uit te voeren.
Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)
Controleer de juiste plaatsing van het papier!
Is het papier in de juiste richting geplaatst?
Plaats papier in de voorste lade MET DE AFDRUKZIJDE NAAR BENEDEN.
Papier plaatsen
Is het papier gekruld?
Gekruld papier kan papierstoringen veroorzaken. Strijk gekruld papier eerst glad voordat u het opnieuw in het
apparaat plaatst.
'Herstel het gekrulde papier en plaats het papier opnieuw.' in Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont
krassen
123
Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst
Als het ingestelde mediumtype niet overeenkomt met het geplaatste papier, zijn de afdrukresultaten mogelijk niet naar
behoren. Nadat u papier hebt geplaatst, moet u het juiste mediumtype voor het geplaatste papier selecteren.
Afdrukresultaten niet naar behoren
Er zijn verschillende soorten papier: papier met een speciale coating voor het optimaal afdrukken van foto’s en papier dat
geschikt is voor documenten.
Voor elk mediumtype zijn er vooraf ingestelde instellingen, zoals de manier waarop inkt wordt gebruikt en gespoten, de
afstand vanaf de spuitopeningen en dergelijke, zodat u op dat mediumtype afdrukken met een optimale beeldkwaliteit kunt
maken.
Zo kunt u afdrukken met de instellingen die het meest geschikt zijn voor het geplaatste mediumtype door eenvoudig dat
mediumtype te selecteren.
124
Een afdruktaak annuleren
Druk nooit op de knop AAN (ON)!
Als u tijdens het afdrukken op de knop AAN (ON) drukt, worden de afdrukgegevens die vanaf een computer worden
verzonden in de wachtrij van het apparaat geplaatst en kunt u mogelijk niet meer afdrukken.
Druk op de knop Stoppen (Stop) als u het afdrukken wilt annuleren.
125
Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit
Voor een optimale afdrukkwaliteit is het belangrijk dat de printkop niet uitdroogt of verstopt raakt. Houd u altijd aan de
volgende richtlijnen voor een optimale afdrukkwaliteit.
Haal de stekker pas uit het stopcontact wanneer het apparaat is uitgeschakeld!
Als u op de knop AAN (ON) drukt om het apparaat uit te zetten, wordt de printkop (spuitopeningen) automatisch bedekt
om uitdrogen te voorkomen. Als u de stekker uit het stopcontact haalt voordat het AAN/UIT (POWER)-lampje is gedoofd,
wordt de printkop niet correct bedekt. Dit kan uitdroging of verstoppingen veroorzaken.
Controleer of het AAN/UIT (POWER)-lampje uit is voordat u de stekker uit het stopcontact haalt.
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
Belangrijk
Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het apparaatgeheugen
verloren. Verzend een benodigd document of druk het af voordat u de stekker verwijdert.
Druk regelmatig af!
Als een viltstift een lange tijd niet wordt gebruikt, droogt de punt uit en wordt de stift onbruikbaar, ook als het dopje op de
viltstift is geplaatst. Hetzelfde geldt voor de printkop als het apparaat een lange tijd niet wordt gebruikt.
Het is daarom raadzaam het apparaat ten minste één keer per maand te gebruiken.
Opmerking
Afhankelijk van het type papier kan de inkt vervagen als het afdrukgebied met een merk- of markeerstift is
aangeraakt of uitlopen als het afdrukgebied met water of transpiratievocht in aanraking is geweest.
126
Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van het apparaat
Let op het volgende wanneer u het apparaat vervoert.
Belangrijk
Wanneer u het apparaat voor reparatie verzendt
Pak het apparaat in een stevige doos in en zorg dat het apparaat rechtop staat (de onderzijde bevindt zich aan de
onderkant). Gebruik voldoende beschermend materiaal om een veilig transport te garanderen.
Terwijl de FINE-cartridge in het apparaat is geïnstalleerd, drukt u op de knop AAN (ON) om het apparaat uit te
schakelen. Het apparaat kan de printkop dan automatisch bedekken om te voorkomen dat de inkt uitdroogt.
Nadat u het apparaat hebt ingepakt, mag u de doos niet kantelen of op zijn kant of ondersteboven zetten. Doet u dat
wel, dan kan er inkt lekken tijdens het transport en kan het apparaat beschadigd raken.
Wanneer u het apparaat opstuurt via een verzendbedrijf, vermeldt u de tekst 'DEZE ZIJDE BOVEN' op de doos om
te zorgen dat het apparaat met de onderzijde omlaag wordt gehouden. Vermeld ook de tekst 'BREEKBAAR' of
'VOORZICHTIG' op de doos.
1. Schakel het apparaat uit.
2. Controleer of het AAN/UIT (POWER)-lampje uit is en haal de stekker van het apparaat uit het
stopcontact.
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
Belangrijk
Als het AAN/UIT (POWER)-lampje groen brandt of knippert, mag u de stekker van het apparaat niet uit het
stopcontact halen. Dit kan namelijk storingen of schade aan het apparaat veroorzaken waardoor u niet meer
met het apparaat kunt afdrukken.
3. Trek de papieruitvoersteun uit en sluit vervolgens de papieruitvoerlade. Trek de papiersteun met
het verlengstuk van uitvoerlade gesloten.
4.
Sluit de voorklep.
5.
Koppel de printerkabel los van de computer en het apparaat en trek vervolgens de stekker van
het apparaat uit het stopcontact.
6.
Zet met plakband alle kleppen van het apparaat vast, zodat deze tijdens het vervoer niet kunnen
opengaan. Verpak het apparaat vervolgens in de plastic zak.
7.
Pak het apparaat in het beschermende materiaal in wanneer u het apparaat in de doos plaatst.
127
Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik
van afbeeldingen
Het maken van kopieën en het scannen, afdrukken of het gebruiken van reproducties van de volgende documenten kan
illegaal zijn.
Deze lijst is niet volledig. Raadpleeg in geval van twijfel een jurist uit uw rechtsgebied.
Papiergeld
Postwissels
Stortingsbewijzen
Postzegels (gestempeld of ongestempeld)
Identificatiebewijzen of insignes
Bepaalde service- of wisseldocumenten
Cheques of wissels die door overheidsinstanties zijn uitgegeven
Rijbewijzen en eigendomsbewijzen
Travellercheques
Voedselbonnen
Paspoorten
Immigratiepapieren
Belastingzegels (gestempeld of ongestempeld)
Obligaties of andere schuldbekentenissen
Aandelencertificaten
Werken/kunstwerken die vallen onder het auteursrecht, zonder toestemming van de rechthebbende
128
Specificaties
Algemene specificaties
Afdrukresolutie (dpi)
4800* (horizontaal) x 1200 (verticaal)
* Inktdruppels kunnen worden aangebracht met een tussenafstand van
minimaal 1/4800 inch.
Interface
USB-poort:
Hi-Speed USB *
* Een computer die voldoet aan de Hi-Speed USB-standaard is vereist.
Aangezien de Hi-Speed USB-interface volledig opwaarts compatibel is
met USB 1.1, kan deze worden gebruikt met USB 1.1.
Breedte van afdruk
203,2 mm / 8 inch
(Voor afdrukken zonder marges: 216 mm / 8,5 inch)
Gebruiksomgeving
Temperatuur: 5 tot 35 °C (41 tot 95 °F)
Luchtvochtigheid: 10 tot 90% relatieve vochtigheid (geen
condensatie)
Opslagomgeving
Temperatuur: 0 tot 40 °C (32 tot 104 °F)
Luchtvochtigheid: 5 tot 95% relatieve vochtigheid (geen condensatie)
Stroomvoorziening 100-240 V wisselstroom, 50/60 Hz
Stroomverbruik
Afdrukken (kopiëren): circa 20 W
Stand-by (minimum): circa 1,1 W *1*2
Uit: circa 0,3 W *1
*1 USB-verbinding naar computer
*2 De tijd waarna het apparaat stand-by gaat, kan niet worden
gewijzigd.
Externe afmetingen
Ongeveer 458 (B) x 385 (D) x 200 (H) mm
Ongeveer 18,1 (B) x 15,2 (D) x 7,9 (H) inch
* Met ingetrokken voorklep.
Gewicht
Circa 8,4 kg (circa 18,4 lb)
* Met geïnstalleerde FINE-cartridges.
Canon FINE-cartridge
1792 spuitopeningen in totaal (BK 640 spuitopeningen, C/M/Y elk 384
spuitopeningen)
ADF-capaciteit
A4 of Letter-formaat: max. 30 vellen (papier van 75 g /m
2
/ 20 lb), tot 4
mm / 0,16 inch hoog
Legal-formaat: maximaal 5 vellen (papier van 75 g /m
2
/ 20 lb), tot een
hoogte van 1 mm / 0,04 inch
Overige formaten: 1 vel
Specificaties voor kopiëren
Meerdere afdrukken max. 99 pagina's
Intensiteit aanpassen 9 standen, automatische intensiteit (AE-kopie)
Vergroten/verkleinen 25% - 400% (eenheden van 1%)
Specificaties voor scannen
Scannerstuurprogramma
TWAIN 1.9 Specificatie/WIA (voor Windows 8/Windows 7/Windows
Vista/Windows XP)
Maximumscanformaat
Glasplaat:
A4/Letter, 216 x 297 mm / 8,5 x 11,7 inch
ADF: A4/Letter/Legal, 216 x 356 mm / 8,5 x 14,0 inch
Scanresolutie Optische resolutie (horizontaal x verticaal) max.:
1200 x 2400 dpi *1
Max. geïnterpoleerde resolutie: 19.200 x 19.200 dpi *2
*1 De optische resolutie geeft de maximale samplingfrequentie aan op
basis van ISO 14473.
129
*2 Wanneer u de scanresolutie verhoogt, neemt het maximaal
mogelijke scangebied af.
Gradatie (invoer/uitvoer)
Grijs: 16 bits/8 bits
Kleur: 48 bits/24 bits (RGB elk 16 bits/8 bits)
Specificaties voor faxen
Toepasselijke lijn Public Switched Telephone Network (PSTN)
Communicatiemodus Super G3, G3
Gegevenscompressiesysteem
Zwart: MH, MR, MMR
Kleur: JPEG
Modemsnelheid
max. 33.6 kbps
(automatische terugval)
Overdrachtssnelheid
Zwart: Ongeveer 3 seconden per pagina met een snelheid van 33.6
kbps
(op basis van ITU-T No.1 chart voor VS-specificaties en Canon FAX
Standard chart No.1 voor anderen, allebei in standaardmodus)
Kleur: Ongeveer 1 minuut per pagina met een snelheid van 33.6 kbps
(op basis van Canon COLOR FAX TEST SHEET)
Gradatie
Zwart: 256 niveaus
Kleur: 24-bits kleuren (RGB elk 8-bits)
Dichtheid aanpassen 3 niveaus
Geheugen
Verzenden/ontvangen: ongeveer 50 pagina´s
(op basis van ITU-T No.1 chart voor VS-specificaties en Canon FAX
Standard chart No.1 voor anderen, allebei in standaardmodus)
Faxresolutie
Zwarte Standaard: 8 pels/mm x 3,85 lines/mm (203 pels/inch x 98
lijnen/inch)
Zwarte Fijn, Foto: 8 pels/mm x 7,70 lines/mm (203 pels/inch x 196
lijnen/inch)
Zwart Extra fijn: 300 x 300 dpi
Kleur: 200 x 200 dpi
Nummers kiezen
Automatisch bellen
- Snelkiesnummer (max. 20 bestemmingen)
- Groepskiezen (max. 19 bestemmingen)
Normaal kiezen (met de numerieke toetsen)
Automatische nummerherhaling
Handmatige nummerherhaling (max. 10 bestemmingen)
Overige
Activiteitenrapport (na iedere 20 transacties)
Sequentiële uitzending (max. 21 bestemmingen)
Geweigerde nummers (max. 10 bestemmingen)
Minimale systeemvereisten
Conform de vereisten van het besturingssysteem indien hoger dan hier wordt vermeld.
Windows
Besturingssysteem
Windows 8
Windows 7, Windows 7 SP1
Windows Vista SP1, Vista SP2
Windows XP SP3 alleen 32-bits
Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie over het
gebruik met Windows RT.
Browser Internet Explorer 8 of hoger
Vasteschijfruimte 3 GB
130
Opmerking: voor installatie van de meegeleverde software.
De benodigde hoeveelheid vasteschijfruimte kan zonder kennisgeving
worden gewijzigd.
Cd-romstation Vereist
Beeldscherm XGA 1024 x 768
Mac OS
Besturingssysteem Mac OS X v10.6.8 of later
Browser Safari 5 of hoger
Vasteschijfruimte
1,5 GB
Opmerking: voor installatie van de meegeleverde software.
De benodigde hoeveelheid vasteschijfruimte kan zonder kennisgeving
worden gewijzigd.
Cd-romstation Vereist
Beeldscherm XGA 1024 x 768
Windows: de werking kan alleen worden gegarandeerd op een computer waarop Windows 8, Windows 7, Windows
Vista of Windows XP is geïnstalleerd.
Windows: Internet Explorer 7, 8 of 9 is vereist voor de installatie van Easy-WebPrint EX.
Easy-WebPrint EX voor Internet Explorer 9 kan worden gedownload van de Canon-website.
Windows: sommige functies zijn mogelijk niet beschikbaar bij Windows Media Center.
Windows: .NET Framework 4 of 4.5 moet zijn geïnstalleerd om de Windows-software te gebruiken.
Windows: XPS Essentials Pack is vereist als u op Windows XP wilt afdrukken.
Mac OS: de vaste schijf moet zijn geformatteerd als Mac OS Uitgebreid (Journaled) of Mac OS Uitgebreid.
Mac OS: voor Mac OS is een internetverbinding vereist tijdens de installatie van de software.
Windows: het TWAIN-stuurprogramma (ScanGear) is gebaseerd op de TWAIN 1.9-specificatie en vereist
Gegevensbronbeheer dat deel uitmaakt van het besturingssysteem.
Specificaties kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd.
131
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131

Canon Pixma MX 395 series de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor