Als u AAN (ON) selecteert, kunt u de ID voor ontvangst op afstand instellen.
Externe ontvangst
•
Kleuroverdracht (Color transmission)
Hiermee stelt u in of u kleurendocumenten met de ADF wilt omzetten naar zwart-wit als het
faxapparaat van de ontvanger geen ondersteuning biedt voor faxen in kleur.
Als u Verbreken (Disconnect) kiest, worden er geen kleurendocumenten door het apparaat
verzonden als het faxapparaat van de ontvanger geen ondersteuning biedt voor faxen in kleur.
• Reductie RX-beeld (RX image reduction)
Hiermee stelt u in of het beeld van inkomende faxen verkleind moet worden zodat dit op het
geselecteerde papier past.
Als u AAN (ON) selecteert, kunt u opgeven in welke richting het beeld wordt verkleind.
• Geavanc. communicatie-instell. (Adv. communication settings)
•
ECM TX
Selecteer of faxen worden verzonden in de ECM (Error Correction Mode, foutcorrectiemodus).
Faxen verzenden/ontvangen in de ECM
•
ECM RX
Selecteer of faxen worden ontvangen in de ECM (Error Correction Mode, foutcorrectiemodus).
Faxen verzenden/ontvangen in de ECM
•
TX-startsnelheid (TX start speed)
Hiermee selecteert u de verzendsnelheid voor faxen.
De startsnelheid voor het verzenden van faxen is hoger als de waarde hoger is.
Als de telefoonlijn of verbinding slecht is, kunt u verzendingsproblemen verhelpen door een lagere
startsnelheid voor verzenden te selecteren.
• RX-startsnelheid (RX start speed)
Hiermee selecteert u de ontvangstsnelheid voor faxen.
De startsnelheid voor de ontvangst van faxen is hoger als de waarde hoger is.
Als de telefoonlijn of verbinding slecht is, kunt u ontvangstproblemen verhelpen door een lagere
startsnelheid voor ontvangst te selecteren.
Automatische afdrukinstellingen (Auto print settings)
• Ontvangen documenten (Received documents)
Selecteer of de ontvangen fax automatisch na ontvangst moet worden afgedrukt.
Als u Niet afdrukken (Do not print) selecteert, wordt de ontvangen fax opgeslagen in het
apparaatgeheugen.
Meer informatie over de ontvangen fax die is opgeslagen in het apparaatgeheugen:
Document opgeslagen in apparaatgeheugen
•
Activiteitenrapport (Activity report)
Selecteer of het ACT. RAPPORT (ACTIVITY REPORT) automatisch moet worden afgedrukt.
Als u Afdrukken (Print) selecteert, wordt het ACT. RAPPORT (ACTIVITY REPORT) met 20
geschiedenissen van verzonden en ontvangen faxen automatisch door het apparaat afgedrukt.
Meer informatie over de procedure voor het handmatig afdrukken van het ACT. RAPPORT (ACTIVITY
REPORT):
Overzicht van rapporten en lijsten
•
TX-rapport (TX report)
Selecteer of het TX RAPPORT (TX REPORT)/FOUT TX RAPPORT (ERROR TX REPORT) na de
verzending van een fax automatisch moet worden afgedrukt.
Als u het rapport afdrukt, selecteert u Alleen fout afdrukken (Print error only) of Afdrukken voor
elke TX (Print for each TX).
Als u Alleen fout afdrukken (Print error only) of Afdrukken voor elke TX (Print for each TX)
selecteert, kunt u de afdrukinstelling opgeven dat de eerste pagina van de fax samen met het rapport
wordt afgedrukt.
• RX-rapport (RX report)
Selecteer of het RX RAPPORT (RX REPORT) na de ontvangst van een fax automatisch moet worden
afgedrukt.