Lenovo ThinkCentre A58 Handleiding

Type
Handleiding
Machinetypen: 7522, 7560, 7610 en 7705
ThinkCentre
Handboek voor de gebruiker
ThinkCentre Handboek voor de
gebruiker
Opmerking
Lees eerst de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie en het gedeelte “Kennisgevingen”, op pagina 69 in dit boekje.
Derde uitgave (oktober 2009)
© Copyright Lenovo 2009.
Inhoudsopgave
Belangrijke veiligheidsvoorschriften . . v
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product 1
Voorzieningen ..............1
Specificaties ..............4
Overzicht van de software ..........5
Bij het Windows-besturingssysteem meegeleverde
software ...............5
De plaats van de onderdelen .........7
Aansluitingen aan de voorkant van de computer . 7
Aansluitingen aan de achterkant van de computer 8
Componenten ............10
Onderdelen op de systeemplaat.......11
Hoofdstuk 2. Opties installeren en
hardware vervangen .........13
Werken met apparaten die gevoelig zijn voor stati-
sche elektriciteit .............13
Opties installeren en hardware vervangen ....14
Externe apparaten installeren .......14
Kap van de computer openen .......14
Toegang krijgen tot de systeemplaatcomponenten
en stations..............15
Geheugenmodules installeren of vervangen. . . 16
PCI-kaart installeren of vervangen ......18
Interne stations installeren ........20
Het vaste-schijfstation vervangen ......23
Het optische-schijfstation vervangen .....25
De batterij vervangen ..........27
De voedingseenheid vervangen.......28
De module met het koelelement en de ventilator
vervangen ..............30
De microprocessor vervangen .......32
Het toetsenbord vervangen ........34
De muis vervangen...........35
Het vervangen van de onderdelen voltooien . . 35
Beveiligingsvoorzieningen installeren ......37
Geïntegreerd kabelslot ..........37
Wachtwoordbeveiliging .........37
Vergeten wachtwoorden wissen (CMOS wissen) 38
Hoofdstuk 3. Informatie over systeem-
herstel ...............39
Herstelmedia maken en gebruiken.......39
Herstelmedia maken ..........39
Herstelmedia gebruiken .........40
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren ....41
Een backupbewerking uitvoeren ......41
Een herstelbewerking uitvoeren ......41
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebrui-
ken.................42
Noodherstelmedia maken en gebruiken .....43
Noodherstelmedia maken ........43
Noodherstelmedia gebruiken .......44
Een reparatiediskette maken en gebruiken ....44
Een reparatiediskette maken ........45
Reparatiediskette gebruiken ........45
Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren 45
Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven 46
Herstelproblemen oplossen .........46
Hoofdstuk 4. Werken met het pro-
gramma Setup Utility ........49
Het programma Setup Utility starten ......49
Instellingen bekijken en wijzigen .......49
Wachtwoorden gebruiken..........49
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden 50
Power-On Password (systeemwachtwoord) . . . 50
Beheerderswachtwoord .........50
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen . . 50
Apparaten in- en uitschakelen ........51
Een opstartapparaat kiezen .........51
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen .....51
De opstartvolgorde selecteren of wijzigen . . . 52
Het programma Setup Utility afsluiten .....52
Hoofdstuk 5. Systeemprogramma’s bij-
werken...............53
Werken met systeemprogramma’s .......53
Het BIOS bijwerken met een (flash)schijf ....53
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturings-
systeem................54
Herstel na een fout bij het bijwerken van POST/
BIOS ................54
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleem-
oplossing .............57
Elementaire probleemoplossing ........57
Diagnoseprogramma’s ...........58
Lenovo ThinkVantage Toolbox .......59
Lenovo System Toolbox .........59
PC-Doctor for Rescue and Recovery .....60
PC-Doctor voor DOS ..........60
De muis schoonmaken...........61
Optische muis ............61
Niet-optische muis ...........61
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en ser-
vice ................63
Informatiebronnen ............63
Map Online boeken...........63
Lenovo ThinkVantage Tools ........63
Lenovo Care .............63
Lenovo Welcome ...........64
Access Help .............64
Veiligheid en garantie ..........64
Lenovo-website (http://www.lenovo.com) . . . 64
Hulp en service .............65
© Copyright Lenovo 2009 iii
Documentatie en diagnoseprogramma’s gebrui-
ken................65
Service aanvragen ...........65
Andere services ............66
Extra services aanschaffen ........66
Bijlage. Kennisgevingen .......69
Kennisgeving televisie-uitvoer ........70
Europees CE-symbool ...........70
Handelsmerken .............70
Trefwoordenregister .........71
iv
Handboek voor de gebruiker
Belangrijke veiligheidsvoorschriften
Let op!
Zorg ervoor dat u, voordat u deze handleiding gaat gebruiken, kennis neemt van
de veiligheidsvoorschriften voor dit product. Raadpleeg de bij dit product gele-
verde publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie voor de meest recente informa-
tie op het gebied van veiligheid. Door de veiligheidsvoorschriften goed in u op
te nemen, verkleint u de kans op persoonlijk letsel en op schade aan het pro-
duct.
Als u geen exemplaar meer hebt van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie,
kunt u een PDF-versie downloaden vanaf de Support-website van Lenovo
®
op
http://www.lenovo.com/support
© Copyright Lenovo 2009 v
vi Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product
In dit hoofdstuk worden de computerfuncties, specificaties, vooraf geïnstalleerde
softwareprogramma’s en de locatie van onderdelen en aansluitingen beschreven.
Voorzieningen
In dit gedeelte vindt u een overzicht van de voorzieningen van de computer.
Systeeminformatie
De volgende informatie is van toepassing op een aantal modellen. Voor infor-
matie over uw specifieke model kunt u het programma Setup Utility gebrui-
ken. Zie Hoofdstuk 4, “Werken met het programma Setup Utility”, op pagina
49.
Microprocessor
v Intel
®
Celeron
®
processor
v Intel Celeron dual-core processor
v Intel Pentium
®
dual-core processor
v Intel Core
2 Duo-processor
v Intel Core 2 Quad-processor
v Interne cache (grootte verschilt per modeltype)
Geheugen
v Ondersteuning voor maximaal twee DDR2 DIMM’s (double data rate 2 dual
inline memory modules)
Interne stations
v Kaartlezer (bepaalde modellen)
v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) intern vaste-schijfstation
v Optische-schijfstation (niet alle modellen)
Videosubsysteem
v Geïntegreerde grafische kaart voor een VGA-aansluiting
v Sleuf voor PCI Express (x16) grafische kaart op de systeemplaat, voor een afzon-
derlijke grafische kaart
© Copyright Lenovo 2009 1
Audiosubsysteem
v Geïntegreerde HD-audio
v Aansluitingen voor audio lijn-in, audio lijn-uit en microfoon op het achterpaneel
v Microfoon- en hoofdtelefoonaansluitingen op het voorpaneel
v Interne luidspreker (bepaalde modellen)
Communicatiemogelijkheden
v 10/100/1000 Mbps geïntegreerde Ethernet-controller
v PCI V.90 Data/Fax-modem (bepaalde modellen)
Voorzieningen voor systeembeheer
v Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de zelftest bij opstarten
(power-on self-test, POST)
v Opstartvolgorde bij automatisch opstarten
v Preboot Execution Environment (PXE)
v Beheer op afstand
v System Management (SM) BIOS en bijbehorende software
v Wake on LAN
v Wake on Ring (in Setup Utility heet dit Serial Port Ring Detect)
Input/output-voorzieningen (I/O)
v 9-pens seriële poort (een standaard en een optioneel)
v Ethernet-poort
v Een standaard 25-pens parallelle poort
v Toetsenbordaansluiting (standaard)
v Muisaansluiting (standaard)
v Zes USB-poorten (twee op het voorpaneel en vier op het achterpaneel)
v Twee audioaansluitingen op het voorpaneel (microfoon en hoofdtelefoon)
v Drie audio-aansluitingen (audio lijn-in, audio lijn-uit en microfoon) op het
achterpaneel
v VGA-beeldschermaansluiting
Uitbreidingsmogelijkheden
v Eén compartiment voor een vaste-schijfstation
v Eén compartiment voor een optische-schijfstation
v Eén compartiment voor een kaartlezer (bepaalde modellen)
v Eén sleuf voor PCI-kaart
v Eén sleuf voor PCI Express x16-kaart (bepaalde modellen)
Voeding
v 280 Watt voedingseenheid met automatische detectie
v ACPI (Advanced Configuration and Power Interface)
2 Handboek voor de gebruiker
Beveiligingsvoorzieningen
v Computrace
v Aanwezigheidsschakelaar voor kap (ook wel inbraakverklikker genoemd, op
bepaalde modellen)
v Wachtwoord voor vaste schijf
v Toetsenbord met vingerafdruklezer (bepaalde modellen)
v Systeemwachtwoord (Power-On Password, POP) en beheerderswachtwoord
(Administrator Password) voor toegang tot het BIOS
v I/O-besturing van seriële en parallelle poort
v Instelbare opstartvolgorde
v Opstarten zonder diskettestation, toetsenbord of muis
v Mogelijkheid tot het aanbrengen van een geïntegreerd kabelslot (Kensington-slot)
v Mogelijkheid om een apparaat in of uit te schakelen
v Aan/uit-schakelaars voor USB
Softwareprogramma’s, vooraf geïnstalleerd
Uw computer wordt mogelijk geleverd met vooraf geïnstalleerde software-
programma’s. Als dit het geval is, bestaat deze uit het besturingssysteem, stuur-
programma’s voor de ingebouwde voorzieningen en overige ondersteunende
software. Meer informatie vindt u in “Overzicht van de software” op pagina 5.
Besturingssysteem, vooraf geïnstalleerd
v Microsoft
®
Windows
®
7
v Microsoft Windows Vista
®
v Microsoft Windows XP Professional
(vooraf geïnstalleerd via downgrademachtigingen in Windows 7 Professional,
Windows 7 Ultimate, Windows Vista Business of Windows Vista Ultimate)
Gecertificeerde of geteste besturingssystemen
1
(verschilt per model)
v Linux
®
1. De besturingssystemen die hier staan genoemd, worden op het moment dat deze publicatie ter perse gaat, onderworpen aan een
compatibiliteitstest of -certificering. Ook kan Lenovo na het verschijnen van dit boekje concluderen dat er nog meer
besturingssystemen compatibel zijn met deze computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om vast te stellen of een
bepaald besturingssysteem gecertificeerd of getest is op compatibiliteit, kijkt u op de website of neemt u contact op met de
leverancier van het besturingssysteem.
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product
3
Specificaties
In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van uw computer.
Afmetingen
Breedte: 317 mm
Hoogte: 99 mm
Diepte: 355 mm
Gewicht
Maximumconfiguratie bij levering: 7,5 kg
Omgevingsvoorwaarden
Luchttemperatuur:
In bedrijf: 10° tot 35°C (50° tot 95°F)
Niet in bedrijf: -40° tot 60°C (in verpakking)
Niet in bedrijf: -10° tot 60°C (niet in verpakking)
Luchtvochtigheid:
In bedrijf: 10% tot 80% (10% per uur, geen condensatie)
Niet in bedrijf: 10% tot 90% (10% per uur, geen condensatie)
Maximumhoogte:
In bedrijf: -15 tot 3048 meter
Niet in bedrijf: -15 tot 10668 meter
Elektrische invoer
Invoerspanning:
Laag:
Minimum: 100 V wisselstroom
Maximum: 127 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 50 tot 60 Hz
Instelling voltage-schakelaar: 115 V ac
Hoog:
Minimum: 200 V wisselstroom
Maximum: 240 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 50 tot 60 Hz
Instelling voltage-schakelaar: 230 V ac
4 Handboek voor de gebruiker
Overzicht van de software
De computer wordt geleverd met een vooraf geïnstalleerd besturingssysteem en
verscheidene vooraf geïnstalleerde toepassingen.
Bij het Windows-besturingssysteem meegeleverde software
In dit gedeelte vindt u een beschrijving van de Windows-programma’s die bij de
computer worden geleverd.
Door Lenovo verstrekte software
De volgende softwareprogramma’s worden door Lenovo verstrekt om u te helpen
productiever te werken en de kosten voor onderhoud van uw computer tot een
minimum te beperken. Welke softwareprogramma’s er precies worden mee-
geleverd, is afhankelijk van het type model en het vooraf geïnstalleerde besturings-
systeem.
Lenovo ThinkVantage Tools: Het programma Lenovo ThinkVantage
®
Tools wijst
u de weg naar een keur aan informatiebronnen en geeft eenvoudig toegang tot ver-
schillende tools, zodat u eenvoudiger en veiliger kunt werken. Meer informatie
vindt u in “Lenovo ThinkVantage Tools” op pagina 63.
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Tools is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows 7 vooraf is geïnstalleerd.
Lenovo Care: Het programma Lenovo Care
SM
wijst u de weg naar een keur aan
informatie en tools die u helpen uw computer te leren kennen, te installeren, te
onderhouden en uit te breiden. Meer informatie vindt u in “Lenovo Care” op
pagina 63.
Opmerking: Het programma Lenovo Care is alleen beschikbaar op computers van
Lenovo waarop Windows Vista of Windows XP vooraf is geïnstal-
leerd.
Lenovo Welcome: Met het programma Lenovo Welcome maakt u kennis met een
aantal innovatieve ingebouwde voorzieningen van Lenovo en wordt u door een
aantal belangrijke installatietaken geleid. Hierdoor haalt u het beste uit uw compu-
ter.
Opmerking: Het programma Lenovo Welcome is alleen beschikbaar op computers
van Lenovo waarop Windows 7 of Windows Vista vooraf is geïnstal-
leerd.
Product Recovery: Met het Herstelprogramma kunt u de inhoud van het vaste-
schijfstation herstellen naar de fabrieksinstellingen.
ThinkVantage Rescue and Recovery: ThinkVantage Rescue and Recovery
®
(RnR)
is een programma waarmee u met één druk op de knop backups kunt maken en
herstelbewerkingen kunt uitvoeren. Het programma bevat een set tools waarmee u
zelf de oorzaak van problemen kunt opsporen, hulp kunt inroepen en na een
systeemcrash snel weer aan de slag kunt, zelfs als het primaire besturingssysteem
niet meer opstart.
Password Manager: Met Password Manager kunt u verificatiegegevens automa-
tisch vastleggen en invullen voor websites en Windows-toepassingen.
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product 5
ThinkVantage System Update: ThinkVantage System Update (TVSU) is een pro-
gramma dat u helpt de software op uw systeem actueel te houden door
softwarepakketten (TVT-programma’s, stuurprogramma’s, BIOS-flashes en
programma’s van andere bedrijven) te downloaden en te installeren. Voorbeelden
van software waarvan het raadzaam is steeds de nieuwste versie te installeren, zijn
enkele programma’s die door Lenovo worden geleverd, zoals ThinkVantage Rescue
and Recovery en het programma Lenovo Care.
ThinkVantage Power Manager: ThinkVantage Power Manager verzorgt eenvou-
dig, flexibel en volledig energiebeheer voor uw ThinkCentre
®
-computer. Met
ThinkVantage Power Manager kunt u instellingen voor energiebeheer bijstellen om
de beste balans te bereiken tussen systeemsnelheid en energiebesparing.
Vingerafdruksoftware: Met een vingerafdruklezer die op bepaalde modellen aan-
wezig is, kunt u een vingerafdruk registreren en koppelen aan een systeem-
wachtwoord, een vaste-schijfwachtwoord en een Windows-wachtwoord. Hierdoor
kan wachtwoordverificatie worden vervangen door verificatie op basis van vinger-
afdrukken, voor vereenvoudigde en veilige toegang voor de gebruiker. Een toetsen-
bord met vingerafdruklezer is beschikbaar voor bepaalde computers en kan als
optie worden aangeschaft voor computers die deze functie ondersteunen.
Lenovo ThinkVantage Toolbox
Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox helpt u bij het onderhoud van uw
computer. Het verbetert de beveiliging, maakt een betere opsporing van problemen
mogelijk, helpt u vertrouwd te raken met de innovatieve technologie van Lenovo
en verschaft u een overvloed aan informatie over uw computer. Zie “Lenovo
ThinkVantage Toolbox” op pagina 59 voor meer gedetailleerde informatie.
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox is alleen beschikbaar
op computers van Lenovo waarop Windows 7 vooraf is geïnstalleerd.
Lenovo System Toolbox
Het diagnoseprogramma Lenovo System Toolbox is al vooraf op het vaste-schijf-
station geïnstalleerd. Dit diagnoseprogramma werkt bij het onderzoeken van de
hardware via het besturingssysteem en maakt melding van instellingen die door
het besturingssysteem worden beheerd en die hardwareproblemen kunnen veroor-
zaken. Zie “Lenovo System Toolbox” op pagina 59.
Opmerking: Het programma Lenovo System Toolbox is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows Vista of Windows XP vooraf
is geïnstalleerd.
PC-Doctor for Rescue and Recovery
Het diagnoseprogramma PC-Doctor for Rescue and Recovery is al vooraf op het
vaste-schijfstation geïnstalleerd. Het maakt deel uit van het werkgebied van Rescue
and Recovery op elke Lenovo-computer en helpt bij het onderzoeken van de hard-
ware via het besturingssysteem; het maakt melding van instellingen die door het
besturingssysteem worden beheerd en die hardwareproblemen kunnen veroorza-
ken. U kunt PC-Doctor for Rescue and Recovery ook gebruiken als het niet lukt
om Windows op te starten. Zie “PC-Doctor for Rescue and Recovery” op pagina
60.
Adobe Reader
Adobe Reader is een tool voor het lezen, afdrukken en doorzoeken van PDF-
documenten.
6 Handboek voor de gebruiker
Zie “Map Online boeken” op pagina 63 voor meer informatie over het gebruik van
elektronische boeken en de Lenovo-website.
Antivirussoftware
Op uw computer is antivirussoftware geïnstalleerd, voor het detecteren en elimine-
ren van virussen. Lenovo heeft een volledige versie van de antivirussoftware op
uw vaste schijfstation geplaatst en biedt u een gratis abonnement voor 30 dagen
aan. Na 30 dagen moet u de licentie vernieuwen om updates voor het antivirus-
programma te blijven ontvangen.
Meer informatie over het bijwerken van de antivirussoftware vindt u in Access
Help. Instructies voor het openen van het Help-systeem vindt u in “Access Help”
op pagina 64.
De plaats van de onderdelen
Aansluitingen aan de voorkant van de computer
In Figuur 1 ziet u waar de aansluitingen aan de voorkant van de computer zich
bevinden.
Opmerking: Niet alle computermodellen beschikken over de volgende aansluitin-
gen.
1 USB-poort 3Microfoonaansluiting
2Aansluiting voor hoofdtelefoon 4 USB-poort
Figuur 1. Aansluitingen aan de voorkant
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product 7
Aansluitingen aan de achterkant van de computer
In Figuur 2 ziet u waar de aansluitingen aan de achterkant van de computer zich
bevinden. Sommige aansluitingen op de achterkant van de computer zijn voorzien
van een kleurcode. Dit vergemakkelijkt de aansluiting van de kabels.
1 Seriële poort (bepaalde modellen) 8 USB-aansluitingen (4)
2 Aansluiting voor netsnoer 9 Ethernet-poort
3Standaard muisaansluiting 10Microfoonaansluiting
4Standaard toetsenbordaansluiting 11 Audiolijnuitgang
5 Seriële poort 12 Audiolijningang
6 Parallelle poort 13 Sleuf voor PCI Express x16 grafische kaart
7VGA-beeldschermaansluiting 14 Sleuf voor PCI-kaart
Figuur 2. Locatie van aansluitingen achterkant
8 Handboek voor de gebruiker
Aansluiting Beschrijving
Audiolijningang Hier komen de audiosignalen binnen van een extern audioap-
paraat, zoals een stereo-installatie. Als u een extern audioap-
paraat aansluit, verbindt u de audiolijnuitgang van het
apparaat met een kabel met de audiolijningang van de compu-
ter.
Audiolijnuitgang Via deze uitgang worden audiosignalen van de computer ver-
zonden naar externe apparaten, zoals actieve stereo luidspre-
kers (luidsprekers met ingebouwde versterker), hoofdtelefoons,
multimediatoetsenborden of de audiolijningang van een stereo-
systeem of andere externe opnameapparatuur.
Ethernet-poort Hierop kunt u een Ethernet-kabel voor een LAN (local area
network) aansluiten.
Opmerking: Om de computer te laten voldoen aan de FCC-
richtlijnen (Klasse B), dient u een Ethernet-kabel van categorie
5 te gebruiken.
Microfoonaansluiting Met deze aansluiting kunt u een microfoon met de computer
verbinden voor het opnemen van geluid of het gebruik van
spraakherkenningssoftware.
parallelle poort Hierop kunt u een parallelle printer, parallelle scanner of
andere apparaten aansluiten die een 25-pens parallelle poort
hebben.
Toetsenbordaansluiting
(standaard)
Hierop kunt u een toetsenbord aansluiten dat een standaard-
toetsenbordaansluiting heeft.
Muisaansluiting (stan-
daard)
Hierop kunt u een muis, trackball of andere aanwijsapparaten
aansluiten die geschikt zijn voor een standaardmuisaansluiting.
Seriële poort Hierop kunt u een extern modem, een seriële printer of andere
apparaten aansluiten die een 9-pens seriële aansluiting hebben.
USB-poort Hierop kunt u apparaten aansluiten waarvoor een USB-poort
(Universal Serial Bus) vereist is, bijvoorbeeld een USB-scanner,
een USB-toetsenbord, een USB-muis of een USB-printer. Als u
meer dan zes USB-apparaten hebt, kunt u een USB-hub kopen,
die u kunt gebruiken om extra USB-apparaten op aan te slui-
ten.
VGA-beeldscherm-
aansluiting
Voor het aansluiten van een VGA-beeldscherm of andere appa-
raten die gebruik maken van een VGA-aansluiting.
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product 9
Componenten
In Figuur 3 kunt u zien waar de verschillende onderdelen zich bevinden. Hoe u de
kap van de computer opent, leest u in “Kap van de computer openen” op pagina
14.
1 Vaste-schijfstation 4 Optisch station
2 Module met koelelement en ventilator 5 Geheugensleuven (2)
3 Interne luidspreker (bepaalde modellen) 6 Voedingseenheid
Figuur 3. De plaats van de verschillende componenten
10 Handboek voor de gebruiker
Onderdelen op de systeemplaat
In Figuur 4 ziet u de plaats van de onderdelen op de systeemplaat.
1 Sleuf voor PCI-kaart 11 Geheugensleuven (2)
2 Sleuf voor PCI Express x16 grafische
kaart
12USB-aansluitingen voorkant (2)
3Aansluiting interne luidspreker 13 Seriële poort (COM 2)
4 Batterij 14 Aansluiting voor ventilator voeding
5 Aansluiting microprocessorventilator 15 24-pens voedingsaansluiting
6 Aansluiting voor temperatuursensor 16SATA-aansluitingen (2)
7 Aanwezigheidsschakelaar voor kap
(inbraakverklikker, op bepaalde model-
len)
17 Jumper voor wissen van CMOS
(Complementary Metal Oxide Semiconductor)/
herstel
8 Microprocessor 18 Audioaansluiting vooraan
9 4-pens voedingsaansluiting 19 Aansluiting voor systeemventilator (op
bepaalde modellen)
10Aansluiting voorpaneel
Figuur 4. Plaats van de onderdelen op de systeemplaat
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product 11
12 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen
In dit hoofdstuk vindt u instructies voor het installeren van opties en het vervan-
gen van hardware in uw computer. U kunt de mogelijkheden van uw computer
gemakkelijk uitbreiden door stations, geheugenmodules of PCI-kaarten toe te voe-
gen. Raadpleeg bij het installeren of vervangen van een optie zowel deze instruc-
ties als de instructies die bij de optie zijn geleverd.
Belangrijk: Lees voordat u een optie installeert of vervangt de “Belangrijke
veiligheidsinformatie” in de publicatieThinkCentre Veiligheid en garantie.
De voorzorgsmaatregelen en richtlijnen zorgen dat u veilig kunt wer-
ken.
Werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit
Open de antistatische verpakking met het nieuwe onderdeel pas als het bescha-
digde onderdeel uit de computer is verwijderd en u klaar bent om het nieuwe
onderdeel te installeren. Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan
leiden tot ernstige schade aan de onderdelen van de computer.
Neem bij het omgaan met onderdelen en computercomponenten de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht om schade door statische elektriciteit te voorkomen:
v Beweeg zo min mogelijk. Door wrijving kan er statische elektriciteit ontstaan.
v Ga altijd voorzichtig om met onderdelen en andere computercomponenten. Pak
PCI-kaarten, geheugenmodules, systeemplaten en microprocessors bij de rand
beet. Raak nooit onbeschermde elektronische componenten aan.
v Zorg ook dat anderen de onderdelen en andere computercomponenten niet aan-
raken.
v Voordat u een nieuw onderdeel installeert, houdt u de antistatische verpakking
met dat onderdeel minstens 2 seconden tegen een metalen afdekplaatje van een
uitbreidingssleuf aan, of tegen een ander ongeverfd metalen oppervlak op de
computer. Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking en van
uw lichaam.
v Installeer het nieuwe onderdeel zo mogelijk direct in de computer, zonder het
eerst neer te leggen. Als u het onderdeel neer moet leggen nadat u het uit de
verpakking hebt gehaald, leg het dan op de antistatische verpakking op een
vlakke ondergrond.
v Leg het onderdeel niet op de kap van de computer of op een metalen onder-
grond.
© Copyright Lenovo 2009 13
Opties installeren en hardware vervangen
In dit gedeelte vindt u een inleiding op het installeren van opties en het vervangen
van hardware in uw computer. Raadpleeg bij het installeren of vervangen van een
optie zowel deze instructies als de instructies die bij de optie zijn geleverd.
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
Opmerking: >Gebruik uitsluitend onderdelen die door Lenovo zijn verstrekt.
Externe apparaten installeren
U kunt externe luidsprekers, een printer of een scanner op uw computer aanslui-
ten. Voor bepaalde externe apparaten moet u aanvullende software installeren. Als
u een externe optie toevoegt, kunt u in “Aansluitingen aan de voorkant van de
computer” op pagina 7 en “Aansluitingen aan de achterkant van de computer” op
pagina 8 zien welke aansluiting u moet gebruiken. Aan de hand van de instructies
die bij de externe optie zijn geleverd, kunt u die optie vervolgens aansluiten en de
vereiste software of stuurprogramma’s installeren.
Kap van de computer openen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het openen van de kap van de computer.
Let op!
Zet de computer uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap
van de computer opent.
U verwijdert de kap van de computer als volgt:
1. Verwijder alle media uit de stations, sluit het besturingssysteem af en en scha-
kel alle aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel de kabels die op de computer zijn aangesloten. Dit geldt voor net-
snoeren, I/O-kabels en alle andere op de computer aangesloten kabels. Zie
“Aansluitingen aan de voorkant van de computer” op pagina 7 en “Aansluitin-
gen aan de achterkant van de computer” op pagina 8.
4. Verwijder eventueel aanwezige sloten waarmee de computerkap is vastgezet,
zoals een kabelslot.
14 Handboek voor de gebruiker
5. Druk op de knoppen aan de zijkanten van de computer en kantel de kap
omhoog om de computer te openen.
Toegang krijgen tot de systeemplaatcomponenten en stations
In dit gedeelte vindt u instructies voor het krijgen van toegang tot componenten
op de systeemplaat en tot stations.
U krijgt als volgt toegang tot de systeemplaatcomponenten en stations:
1. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
2. Op bepaalde modellen moet u mogelijk de stationhouder omhoog kantelen en
het vaste-schijfstation verwijderen voor toegang tot de interne componenten.
Zie “Het vaste-schijfstation vervangen” op pagina 23.
Opmerking: Onthoud de plaats van de kabels die u losmaakt van de stations
of de systeemplaat.
Waarschuwing: Plaats de houder van het vaste-schijfstation weer terug in de
vergrendelde positie voordat u de kap sluit - dit om schade aan de station-
houder en vaste schijf te voorkomen.
Figuur 5. Kap van de computer openen
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 15
Geheugenmodules installeren of vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een
geheugenmodule.
De computer beschikt over twee sleuven voor het plaatsen of vervangen van DDR2
DIMM’s. Gebruik bij het installeren of vervangen van een geheugenmodule DDR2
DIMM’s van 1 GB of 2 GB in elke combinatie tot maximaal 4 GB.
U installeert of vervangt een geheugenmodule als volgt:
1. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
2. Kantel het stationscompartiment omhoog zodat u bij de geheugenuitbreidings-
sleuven kunt. Zie “Toegang krijgen tot de systeemplaatcomponenten en
stations” op pagina 15.
3. Verwijder alle onderdelen die het moeilijk maken om bij geheugenaansluitingen
te komen.
4. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden.
5. Open de klemmetjes.
Figuur 6. De stationhouder kantelen
16 Handboek voor de gebruiker
Als u een geheugenmodule vervangt, opent u de klemmetjes en verwijdert u de
module zoals hieronder te zien is.
6. Houd de geheugenmodule boven op de geheugenaansluiting. Zorg dat de inke-
ping 1 in de geheugenmodule zich recht boven het nokje 2 in de aanslui-
ting op de systeemplaat bevindt. Duw de geheugenmodule voorzichtig naar
beneden tot de klemmetjes vastklikken.
Figuur 7. Klemmetjes openen
Figuur 8. De oude geheugenmodule verwijderen
Figuur 9. De geheugenmodule aanbrengen
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 17
Volgende stappen:
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 35.
PCI-kaart installeren of vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een PCI-
kaart.
Uw computer beschikt over één sleuf voor standaard PCI-kaarten en één PCI
Express x16-aansluiting voor grafische kaarten.
U installeert of vervangt een PCI-kaart als volgt:
1. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
2. Draai de kaartklem open.
3. Haal de nieuwe PCI-kaart uit de antistatische verpakking.
4. Installeer de nieuwe kaart in de juiste kaartsleuf op de systeemplaat. Zie
“Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11. Als u een oude PCI-kaart ver-
vangt, verwijdert u de oude kaart die momenteel is geïnstalleerd voordat u de
nieuwe kaart installeert.
18 Handboek voor de gebruiker
Opmerkingen:
a. De kaart zit vrij stevig vast in de kaartsleuf. Indien nodig kunt u elke kant
van de kaart beurtelings iets heen en weer bewegen om hem eruit te halen.
b. Als de kaart vastzit onder een klem, drukt u op de klem 1 zoals afge-
beeld om de vergrendeling te openen. Pak de kaart en trek deze voorzichtig
uit de sleuf.
Figuur 10. De oude kaart verwijderen
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 19
5. Draai de klem weer dicht.
Volgende stappen:
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 35.
Interne stations installeren
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren van interne stations.
Interne stations zijn apparaten waarmee de computer gegevens leest en opslaat. U
kunt extra stations in de computer installeren om de opslagcapaciteit uit te breiden
of om de computer geschikt te maken voor het lezen van andere typen media. De
volgende typen stations zijn beschikbaar:
v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) vaste-schijfstation
v SATA optische-schijfstations, zoals CD- en DVD-stations
v Stations voor verwisselbare media
Opmerking: Deze typen stations worden ook wel IDE-stations (integrated drive
electronics) genoemd.
Interne stations worden geïnstalleerd in compartimenten. In deze handleiding
wordt gesproken van compartiment 1, compartiment 2 enzovoort.
Figuur 11. De kaart installeren
20 Handboek voor de gebruiker
Wanneer u een intern station installeert, moet u er goed op letten of het comparti-
ment dat u daarvoor wilt gebruiken geschikt is voor het desbetreffende type en
formaat station. Zorg ook dat de interne stationskabels goed worden aangesloten
op het geïnstalleerde station.
Stationsspecificaties
De computer wordt geleverd met de volgende in de fabriek geïnstalleerde stations:
v Een 3,5-inch vaste-schijfstation in compartiment 1
v Een optische-schijfstation in compartiment 2 (bepaalde modellen)
In Figuur 12 kunt u zien waar de verschillende stationscompartimenten zich bevin-
den.
Hieronder ziet u een overzicht van het type en de afmeting van het station dat in
de verschillende compartimenten kan worden geïnstalleerd:
1 Compartiment 1 - Maximumhoogte: 25,8 mm
(1 inch)
Intern vaste-schijfstation
2Compartiment 2 - Maximumhoogte: 43 mm (1,7
inches)
Maximumlengte: 180 mm
Optisch station zoals een CD- of DVD-
station (vooraf geïnstalleerd in sommige
modellen)
5,25-inch vaste-schijfstation
Een station installeren in compartiment 2
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
Figuur 12. Plaats van stationscompartimenten
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 21
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren van een optische-schijfstation
of een extra vaste-schijfstation in compartiment 2.
Om een optische-schijfstation of een extra station te installeren in compartiment 2,
doet u het volgende:
1. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
2. Als er zich in het compartiment een metalen plaatje bevindt, verwijder dit
plaatje dan door het met een platte schroevendraaier voorzichtig los te wrikken.
3. Installeer de bij het station geleverde beugel aan de zijkant van het station.
4. Schuif het station in het compartiment. Zorg dat het op zijn plaats vastklikt.
5. Kantel het stationscompartiment omhoog zodat u bij de kabelaansluitingen
kunt en sluit de voedings- en signaalkabel van het station aan.
6. Ga verder met “Een SATA-station aansluiten”.
Een SATA-station aansluiten
Een SATA optisch schijfstation of SATA vaste-schijfstation kan worden aangesloten
op elke beschikbare SATA-aansluiting.
U sluit een SATA-station als volgt aan:
1. Zorg dat u de bij het nieuwe station geleverde signaalkabel bij de hand hebt.
Figuur 13. Een beugel installeren
Figuur 14. Het station installeren
22 Handboek voor de gebruiker
2. Zoek een beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen
op de systeemplaat” op pagina 11.
3. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het station en sluit het andere
uiteinde aan op de beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat.
4. Zoek een van de extra vijfaderige voedingskabels op en sluit deze aan op het
station.
Volgende stappen:
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 35.
Het vaste-schijfstation vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het vaste-schijfstation.
Belangrijk
Wanneer u een nieuw vaste-schijfstation ontvangt, ontvangt u ook een set
Herstelschijven. Deze set Product Recovery-schijven stelt u in staat de inhoud
van het vaste-schijfstation te herstellen naar de standaard fabrieksinstellingen.
Voor meer informatie over het herstellen van in de fabriek geïnstalleerde soft-
ware, zie Hoofdstuk 3, “Informatie over systeemherstel”, op pagina 39.
U vervangt een vaste-schijfstation als volgt:
Figuur 15. Een SATA-station aansluiten
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 23
1. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
2. Mogelijk moet u de stationhouder omhoog kantelen om bij het vaste-schijf-
station te kunnen komen.
3. Zoek het vaste-schijfstation.
4. Druk de blauwe hendel van het vaste-schijfstation naar binnen om de twee
klemmetjes 1 los te maken die het vaste-schijfstation vasthouden op het
chassis, en draai de vaste schijf omhoog. Til het station uit de computer.
5. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van het vaste-schijfstation.
6. Haal het station uit de beugel door de zijkanten van de beugel zo ver open te
buigen dat u het station eruit kunt schuiven.
Figuur 16. Het vaste-schijfstation verwijderen
24 Handboek voor de gebruiker
7. Plaats het nieuwe vaste-schijfstation in de beugel door de beugel iets te ver-
buigen. Breng daarbij de pen 1, pen 2, pen 3 en pen 4 op één lijn met
de gaten in het vaste-schijfstation.
Belangrijk: Raak de printplaat aan de onderkant van het vaste-schijfstation
niet aan.
8. Sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan op het nieuwe vaste-schijf-
station.
9. Installeer het vaste-schijfstation met de beugel in de achterste houder en draai
het naar beneden totdat de klemmetjes op de blauwe hendel vastklikken.
10. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 35.
Het optische-schijfstation vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het optische-schijf-
station.
U vervangt een optisch schijfstation als volgt:
1. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
2. Kantel het stationscompartiment omhoog zodat u bij het optische station kunt.
Zie “Toegang krijgen tot de systeemplaatcomponenten en stations” op pagina
15.
Figuur 17. Het vaste-schijfstation uit de beugel halen
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 25
3. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van de achterkant van het optische
station.
4. Druk op de vergrendeling van het optische station 1 en schuif het optische
station uit de achterzijde van de stationhouder.
5. Verwijder de beugel voor het optische station dat u vervangt en installeer hem
aan de zijkant van het station dat u wilt installeren.
6. Schuif het nieuwe optische-schijfstation in het compartiment, totdat het station
vastklikt.
Figuur 18. Het oude optische-schijfstation verwijderen
Figuur 19. Een beugel installeren
26 Handboek voor de gebruiker
7. Sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan op de achterkant van het opti-
sche schijfstation.
8. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 35.
De batterij vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de batterij.
De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen
voor de ingebouwde voorzieningen, zoals configuratie van de parallelle poort.
Door middel van een batterij blijft deze informatie ook bewaard nadat u de com-
puter hebt uitgezet.
Normaliter hoeft u geen aandacht te besteden aan de batterij en hoeft u deze ook
niet op te laden. Een batterij gaat echter niet eeuwig mee. Als de batterij leeg raakt,
gaan de datum, tijd en configuratiegegevens (waaronder ook de wachtwoorden)
verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de computer aanzet.
Raadpleeg de “Kennisgeving lithiumbatterij” in de publicatie ThinkCentre Veiligheid
en garantie voor informatie over het vervangen en wegdoen van de batterij.
U vervangt de batterij als volgt:
1. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
Figuur 20. Het nieuwe optische-schijfstation installeren
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 27
2. Kijk waar de batterij zich bevindt. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op
pagina 11.
3. Verwijder de oude batterij.
4. Installeer een nieuwe batterij.
5. Plaats de kap van de computer terug en sluit de kabels weer aan. Zie “Het ver-
vangen van de onderdelen voltooien” op pagina 35.
Opmerking: Wanneer de computer voor de eerste keer wordt aangezet nadat
de batterij is vervangen, kan er een foutbericht worden afgebeeld.
Dit is normaal na het vervangen van de batterij.
6. Zet de computer en alle randapparatuur aan.
7. Gebruik het programma Setup Utility om de datum, tijd en eventuele wacht-
woorden in te stellen. Zie Hoofdstuk 4, “Werken met het programma Setup
Utility”, op pagina 49.
De voedingseenheid vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de voedingseenheid.
U kunt de voedingseenheid als volgt vervangen:
1. Verwijder de vier schroeven aan de achterkant van het chassis waarmee de
voedingseenheid is vastgezet.
Figuur 21. De oude batterij verwijderen
Figuur 22. Een nieuwe batterij installeren
28 Handboek voor de gebruiker
2. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
3. Kantel het stationscompartiment omhoog zodat u bij de voedingseenheid
kunt.
4. Kijk waar de voedingseenheid zich bevindt. Zie “Componenten” op pagina 10.
5. Ontkoppel de voedingskabels van de aansluitingen 1 en 2 en van alle sta-
tions.
Opmerking: Mogelijk moet u het vaste-schijfstation verwijderen om beter bij
de voedingsaansluiting 1 te kunnen komen. Zie “Het vaste-
schijfstation vervangen” op pagina 23.
6. Verwijder alle voedingskabels van de voedingseenheid uit de klemmetjes.
Figuur 23. Verwijderen van de schroeven voor de voedingseenheid
Figuur 24. Voedingsaansluitingen op de systeemplaat
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 29
7. Schuif de voedingseenheid uit het chassis en verwijder hem uit de computer.
8. Plaats de nieuwe voedingseenheid zodanig in het chassis dat de schroefgaten
in de nieuwe voedingseenheid gelijk liggen met die in het chassis.
9. Breng aan de achterkant van het chassis de vier schroeven weer aan waarmee
de voedingseenheid vastzit.
Opmerking: Gebruik alleen de schroeven die door Lenovo zijn verstrekt.
10. Sluit alle voedingskabels van de voedingseenheid aan op de stations en op de
systeemplaat.
11. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 35.
De module met het koelelement en de ventilator vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de module met het koel-
element en de ventilator.
Figuur 25. De voedingseenheid verwijderen
30 Handboek voor de gebruiker
Let op!
Het koelelement en de ventilatoreenheid kunnen zeer heet zijn. Zet de computer
uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap van de computer
opent.
U vervangt de module met het koelelement en de ventilator als volgt:
1. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
2. Kantel het stationscompartiment omhoog zodat u bij de module met het koel-
element en de ventilator kunt komen. Zie “Toegang krijgen tot de systeemplaat-
componenten en stations” op pagina 15.
3. Zoek de eenheid met koelelement en ventilator en ontkoppel de kabel van de
eenheid van de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina
11.
4. Verwijder de module met het koelelement en de ventilator van de systeemplaat
door de hendel 1 waarmee de module met het koelelement en de ventilator
zijn vergrendeld, helemaal omhoog te bewegen. Haal de module met het koel-
element en de ventilator voorzichtig van de systeemplaat.
Opmerkingen:
a. Het kan nodig zijn het koelelement met ventilator voorzichtig te draaien om
het los te maken van de microprocessor.
b. Raak het thermale vet op het koelelement met ventilator niet aan.
5. Zet de module met het nieuwe koelelement en de ventilator op zijn plaats en
beweeg de hendel naar beneden om de module vast te zetten.
6. Sluit de kabel van de nieuwe module met het koelelement en ventilatoreenheid
aan op de aansluiting voor de microprocessorventilator op de systeemplaat.
7. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 35.
Figuur 26. Verwijderen van de module met koelelement en ventilator
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 31
De microprocessor vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de microprocessor.
Let op!
Het koelelement en de microprocessor kunnen zeer heet zijn. Zet de computer
uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap van de computer
opent.
Om de microprocessor te vervangen, doet u het volgende:
1. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
2. Kantel het stationscompartiment omhoog zodat u bij de kabels kunt. Zie “Toe-
gang krijgen tot de systeemplaatcomponenten en stations” op pagina 15.
3. Zoek de eenheid met koelelement en ventilator en ontkoppel de kabel van de
eenheid van de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina
11.
4. Verwijder het koelelement met de ventilatoreenheid. Zie “De module met het
koelelement en de ventilator vervangen” op pagina 30.
5. Leg het koelelement met ventilatoreenheid op zijn zijkant zodat het thermi-
sche vet niet ergens mee in contact komt.
6. Verwijder het vaste-schijfstation. Zie “Het vaste-schijfstation vervangen” op
pagina 23.
7. Til de kleine hendel 3 op en open klem 1 om toegang te krijgen tot de
microprocessor 2.
8. Til de microprocessor recht uit de aansluiting.
32 Handboek voor de gebruiker
Opmerkingen:
a. Uw microprocessor en aansluiting zien er mogelijk anders uit dan in de
afbeelding hieronder.
b. Let op de juiste richting van de microprocessor in de aansluiting. Zoek
naar het kleine driehoekje 1 op een van de hoeken van de microproces-
sor of let op de positie van de uitsparingen 2 op de microprocessor.
Dit is belangrijk wanneer u de nieuwe microprocessor installeert op de
systeemplaat.
c. Raak alleen de zijkanten van de microprocessor aan. Raak de gouden con-
tactpunten aan de onderkant niet aan.
d. Zorg dat er niets op de aansluiting van de microprocessor valt zolang deze
open ligt. De contactpunten moeten zo schoon mogelijk blijven.
9. Zorg ervoor dat de kleine hendel omhoog staat.
10. Verwijder het beschermende kapje 2 dat de gouden contactpunten van de
nieuwe microprocessor beschermt 1.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 33
11. Breng de uitsparingen van de nieuwe microprocessor op een lijn met de
nokjes in de aansluiting voor de microprocessor of breng het kleine driehoekje
op een van de hoeken ervan bij de afgeschuinde hoek van de microprocessor-
aansluiting.
12. Druk de nieuwe microprocessor recht omlaag in de aansluiting op de systeem-
plaat.
13. Sluit het klemmetje en vergrendel de microprocessor met de kleine hendel om
hem vast te zetten.
14. Plaats het vaste-schijfstation weer terug. Zie “Het vaste-schijfstation
vervangen” op pagina 23.
15. Installeer het koelelement met ventilator. Zie “De module met het koelelement
en de ventilator vervangen” op pagina 30.
16. Sluit de kabel van de module met het koelelement en ventilator weer aan op
de aansluiting voor de microprocessorventilator op de systeemplaat.
17. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 35.
Het toetsenbord vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het toetsenbord.
Om het toetsenbord te vervangen, doet u het volgende:
1. Verwijder alle media uit de stations, sluit het besturingssysteem af en en scha-
kel alle aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Kijk waar de toetsenbordaansluiting zich bevindt.
Opmerking: De kabel van het toetsenbord kan een standaard toetsenbord-
stekker 1 hebben of een USB-stekker (Universal Serial Bus) 2.
Zie “Aansluitingen aan de achterkant van de computer” op
pagina 8 of “Aansluitingen aan de voorkant van de computer” op
pagina 7, afhankelijk van waar uw toetsenbord is aangesloten.
Figuur 27. Toetsenbordaansluitingen
34 Handboek voor de gebruiker
4. Haal de stekker van het defecte toetsenbord uit de aansluiting op de computer.
5. Sluit het nieuwe toetsenbord aan op de juiste aansluiting op de computer.
6. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien”.
De muis vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke
veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die
bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en
Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de muis.
Om de muis te vervangen, doet u het volgende:
1. Verwijder alle media uit de stations, sluit het besturingssysteem af en en scha-
kel alle aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Kijk waar de aansluiting voor de muis zich bevindt.
Opmerking: De kabel van de muis kan een standaard muisstekker 1 hebben
of een USB-stekker (Universal Serial Bus) 2. Zie “Aansluitingen
aan de achterkant van de computer” op pagina 8 of “Aansluitin-
gen aan de voorkant van de computer” op pagina 7 afhankelijk
van de plaats waar de muis is aangesloten.
4. Haal de stekker van de defecte muis uit de aansluiting op de computer.
5. Sluit de kabel van de nieuwe muis aan op de juiste aansluiting op de computer.
6. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien”.
Het vervangen van de onderdelen voltooien
Nadat u de onderdelen hebt vervangen, sluit u de kap van de computer en sluit u
alle losgekoppelde kabels weer aan, zoals netsnoeren. Afhankelijk van de onderde-
len die u hebt vervangen, kan het nodig zijn om in het programma Setup Utility te
bevestigen dat de bijgewerkte informatie correct is. Raadpleeg Hoofdstuk 4, “Wer-
ken met het programma Setup Utility”, op pagina 49.
U kunt als volgt de kap van de computer sluiten en de kabels weer aansluiten:
Figuur 28. Muisaansluitingen
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 35
1. Controleer of alle componenten weer op de juiste manier in de computer zijn
teruggeplaatst en of alle losse schroeven en stukken gereedschap uit de compu-
ter zijn verwijderd. Zie “Componenten” op pagina 10 voor de locatie van de
verschillende componenten.
2. Controleer voordat u de stationhouder laat zakken of de kabels goed liggen en
nergens klem komen te zitten.
Belangrijk
Leid alle voedingskabels goed door de computer zodat ze de stations-
houder niet in de weg zitten. Houd de kabels uit de buurt van de schar-
nieren en de zijkanten van het computerchassis.
3. Laat de stationhouder zakken en plaats de vergrendelingen van de stations in
de vergrendelde stand. Is dat niet het geval, dan kunt u de kap van de compu-
ter niet sluiten.
4. Als u de frontplaat hebt verwijderd, brengt u hem weer aan door de drie
nokjes van de frontplaat recht voor de overeenkomstige gaatjes op het chassis
te brengen; vervolgens draait u de frontplaat naar binnen totdat hij vastklikt.
5. Sluit de kap van de computer.
6. Als de kap voorzien is van een slot, vergrendelt u de kap.
7. Sluit de externe kabels en snoeren weer op de computer aan. Zie “Aansluitin-
gen aan de achterkant van de computer” op pagina 8.
8. Hoe u de configuratie bijwerkt, leest u in Hoofdstuk 4, “Werken met het pro-
gramma Setup Utility”, op pagina 49.
Opmerking: In de meeste landen verlangt Lenovo dat de defecte CRU wordt gere-
tourneerd. Informatie hierover vindt u bij de CRU, of ontvangt u
enkele dagen nadat de CRU is afgeleverd.
Stuurprogramma’s
De stuurprogramma’s voor besturingssystemen die niet vooraf geïnstalleerd zijn,
kunt u vinden op:
Figuur 29. Kabels leiden
36 Handboek voor de gebruiker
http://www.lenovo.com/support
Installatie-instructies vindt u in de readme-bestanden van de stuurprogramma’s.
Beveiligingsvoorzieningen installeren
Er zijn verschillende beveiligingsopties beschikbaar om diefstal van hardware en
niet-bevoegde toegang tot computers te voorkomen. Naast het aanbrengen van slo-
ten kunt u onbevoegd gebruik van software voorkomen door het toetsenbord
softwarematig te vergrendelen totdat een correct wachtwoord wordt getypt.
Zorg dat de beveiligingskabels die u aanbrengt geen verbindingen van computer-
kabels onderbreken.
Geïntegreerd kabelslot
Met een geïntegreerd kabelslot (ook wel Kensington-slot genoemd) kunt u de com-
puter vastmaken aan bijvoorbeeld een bureau of een tafel. Het kabelslot wordt
bevestigd in een uitsparing aan de achterkant van de computer en wordt met een
sleutel geopend en gesloten. Met het kabelslot vergrendelt u ook de knoppen waar-
mee de kap van de computer wordt geopend. Dit is hetzelfde type slot dat ook
voor veel notebookcomputers wordt gebruikt. Kabelsloten kunnen rechtstreeks bij
Lenovo worden besteld oor te zoeken op Kensington op:
http://www.lenovo.com/support
Wachtwoordbeveiliging
Om onbevoegd gebruik van de computer te verhinderen, kunt u met het pro-
gramma Setup Utility een wachtwoord instellen. Bij het aanzetten van de computer
wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren; hierdoor wordt het toetsenbord
ontgrendeld en kunt u de computer normaal gebruiken. Zie Hoofdstuk 4, “Werken
met het programma Setup Utility”, op pagina 49 voor meer informatie.
Figuur 30. Geïntegreerd kabelslot
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 37
Volgende stappen:
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 35.
Vergeten wachtwoorden wissen (CMOS wissen)
In dit gedeelte leest u hoe u verloren of vergeten wachtwoorden kunt wissen, zoals
gebruikerswachtwoorden.
Vergeten wachtwoorden wissen:
1. Open de kap van de computer. Zie “Kap van de computer openen” op pagina
14.
2. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Zie
“Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
3. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de positie voor
onderhoud of configuratie (pennetje 2 en 3).
4. Sluit de kap van de computer en sluit het netsnoer aan. Zie “Het vervangen
van de onderdelen voltooien” op pagina 35.
5. Zet de computer weer aan en wacht ongeveer tien seconden. Zet de computer
vervolgens weer uit door de aan/uit-schakelaar ongeveer 5 seconden ingedrukt
te houden.
6. Herhaal stap 1 en stap 2.
7. Zet de jumper voor CMOS Leegmaken/Herstellen terug in de standaardpositie
(pennetje 1 en 2).
8. Sluit de kap van de computer en sluit het netsnoer aan. Zie “Het vervangen
van de onderdelen voltooien” op pagina 35.
38 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel
In dit hoofdstuk maakt u kennis met de hersteloplossingen die Lenovo biedt. Uit-
gelegd wordt wanneer en hoe u de volgende herstelmethoden kunt gebruiken:
v Herstelmedia maken en gebruiken
v Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren
v Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken
v Noodherstelmedia maken en gebruiken
v Een reparatiediskette maken en gebruiken
v Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren
v Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde
v Problemen met herstelprocedures oplossen
Opmerkingen:
1. Wanneer u iets wilt herstellen als er een probleem is met de software of hard-
ware, kunt u kiezen uit diverse methoden. Sommige van deze methoden zijn
per type besturingssysteem verschillend.
2. Het product op het herstelmedium mag alleen worden gebruikt voor de vol-
gende doeleinden:
v Het herstellen van het vooraf op uw computer geïnstalleerde product
v Het opnieuw installeren van het product
v Het aanpassen van het product met behulp van de extra bestanden
Herstelmedia maken en gebruiken
Met herstelmedia kunt u de vaste schijf herstellen naar de fabrieksinstellingen.
Herstelmedia zijn handig als u de computer overbrengt naar een ander gebied, als
u de computer verkoopt of recyclet. U kunt deze schijven ook gebruiken om de
computer terug te brengen in een operationele status, nadat alle andere herstel-
methoden zijn mislukt. Het is verstandig om bij wijze van voorzorgsmaatregel zo
snel mogelijk herstelmedia te maken.
Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de herstelmedia kunt
uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem waarmee ze zijn
gemaakt. Volgens uw Microsoft Windows-licentie mag u slechts één
gegevensmedium maken; het is daarom van belang dat u het herstel-
medium dat u hebt gemaakt, op een veilige plaats opbergt.
Herstelmedia maken
In dit gedeelte vindt u instructies over het maken van herstelmedia onder verschil-
lende besturingssystemen.
v Voor het maken van herstelmedia onder Windows 7 klikt u op Start Alle
programma’s Lenovo ThinkVantage Tools Factory Recovery-schijven. Volg
de instructies op het scherm.
v Om herstelschijven te maken in Windows Vista klikt u op Start Alle
programma’s ThinkVantage Productherstelmedia maken. Volg de instructies
op het scherm.
© Copyright Lenovo 2009 39
v Om herstelschijven te maken in Windows XP klikt u op Start Alle
programma’s ThinkVantage Herstelmedia maken. Volg de instructies op het
scherm.
Herstelmedia gebruiken
In dit gedeelte vindt u instructies over het werken met herstelmedia onder ver-
schillende besturingssystemen.
v Om de herstelmedia onder Windows 7 of Windows Vista te gebruiken, doet u
het volgende:
Waarschuwing: Wanneer u herstelmedia onder Windows 7 of Windows Vista
gebruikt om de computer te herstellen naar de fabrieksinstellingen, worden alle
bestanden die op dat moment op het systeemstation of op de vaste schijf staan
gewist en vervangen door de fabrieksinstellingen.
1. Afhankelijk van het type herstelmedium sluit u het opstartmedium (USB-
stick of USB-vaste-schijfstation) aan op de computer of plaatst u de opstart-
schijf in het CD- of DVD-station.
2. Start de computer opnieuw.
3. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Zodra het
menu Opstartapparaten (Startup Devices) wordt geopend, laat u F12 weer
los.
4. Selecteer het juiste opstartapparaat (afhankelijk van het opstartmedium) en
druk op Enter. Na korte tijd wordt het programma Product Recovery geo-
pend.
5. Volg de instructies op het scherm.
Na het herstellen van de computer naar de fabrieksinstellingen, moet u
mogelijk enkele softwareprogramma’s of stuurprogramma’s opnieuw installe-
ren. Raadpleeg voor meer informatie “Stuurprogramma’s installeren of
opnieuw installeren” op pagina 45.
v Om de herstelschijven onder Windows XP te gebruiken, doet u het volgende:
Waarschuwing: Wanneer u herstelschijven gebruikt om de computer onder
Windows XP te herstellen naar de fabrieksinstellingen, worden alle bestanden
die op dat moment op de harde schijf staan gewist en vervangen door de
fabrieksinstellingen.Tijdens het herstelproces krijgt u de mogelijkheid om een of
meer bestanden die zich op de vaste schijf bevinden op andere media op te
slaan voordat de gegevens worden gewist.
1. Plaats uw opstartschijf in het CD- of DVD-station.
2. Start de computer opnieuw.
3. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Zodra het
menu Opstartapparaten (Startup Devices) wordt geopend, laat u F12 weer
los.
4. Selecteer het CD- of DVD-station dat u als opstartapparaat wilt gebruiken en
druk op Enter. Na enige tijd verschijnt het werkgebied van Rescue and
Recovery.
5. Klik in het menu Rescue and Recovery op Systeem herstellen.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm.
40 Handboek voor de gebruiker
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren
Met het programma Rescue and Recovery kunt u een backup maken van de hele
inhoud van uw vaste schijf, inclusief het besturingssysteem, gegevensbestanden,
softwareprogramma’s en persoonlijke instellingen. U kunt aangeven waar het pro-
gramma Rescue and Recovery de backup opslaat:
v Op een beschermd gebied van het vaste-schijfstation
v Op een tweede vaste-schijfstation dat in de computer is geïnstalleerd
v Op een aangesloten extern USB-vaste-schijfstation
v Op een netwerkstation
v Op beschrijfbare CD’s of DVD’s (een station voor beschrijfbare CD of DVD’s is
hiervoor nodig)
Nadat u een backup hebt gemaakt van het vaste-schijfstation, kun u de complete
inhoud van het vaste-schijfstation herstellen, alleen bepaalde bestanden terugzetten
of alleen het Windows-besturingssysteem en toepassingen herstellen.
Een backupbewerking uitvoeren
In dit gedeelte vindt u instructies over het uitvoeren van een backup vanuit het
programma Rescue and Recovery onder verschillende besturingssystemen.
v Om een backupbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows 7 doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
Lenovo ThinkVantage Tools Enhanced Backup and Restore. Het pro-
gramma Rescue and Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl Rescue and
Recovery geavanceerd starten.
3. Klik op Backup van uw vaste schijf maken en selecteer opties voor de
backupbewerking. Volg de aanwijzingen op het scherm.
v Om een backupbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows Vista of Windows XP doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
ThinkVantage Rescue and Recovery. Het programma Rescue and
Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Rescue and Recovery
geavanceerd starten Backup van uw vaste schijf maken en selecteer opties
voor de backupbewerking.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Een herstelbewerking uitvoeren
In dit gedeelte vindt u instructies over het uitvoeren van een herstelbewerking
vanuit het programma Rescue and Recovery onder verschillende besturings-
systemen.
v Om een herstelbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows 7 doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
Lenovo ThinkVantage Tools Enhanced Backup and Restore. Het pro-
gramma Rescue and Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl Rescue and
Recovery geavanceerd starten.
3. Klik op het pictogram Het systeem herstellen vanuit een backup.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 41
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
v Om een herstelbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows Vista of Windows XP doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
ThinkVantage Rescue and Recovery. Het programma Rescue and
Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Rescue and Recovery
geavanceerd starten.
3. Klik op het pictogram Het systeem herstellen vanuit een backup.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Meer informatie over het uitvoeren van een herstelbewerking vanuit het werkge-
bied van Rescue and Recovery vindt u in “Het werkgebied van Rescue and
Recovery gebruiken”.
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken
Het werkgebied van Rescue and Recovery bevindt zich in een beschermd en ver-
borgen gebied op het vaste-schijfstation dat onafhankelijk van het Windows-
besturingssysteem werkt. Hierdoor kunt u herstelbewerkingen uitvoeren ook als
Windows niet gestart kan worden. U kunt de volgende herstelbewerkingen uitvoe-
ren in het werkgebied van Rescue and Recovery:
v Bestanden veiligstellen vanaf de vaste schijf of vanaf een backup
Met het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u bestanden op uw vaste
schijf opzoeken en overbrengen naar een netwerkwerkstation of andere
beschrijfbare media, zoals een USB-apparaat, een schijf of een diskette. Deze
functie is zelfs beschikbaar als u geen backup van uw bestanden hebt gemaakt
of als er wijzigingen in de bestanden zijn aangebracht na de laatste
backupbewerking. U kunt ook afzonderlijke bestanden van een Rescue and
Recovery-backup op het vaste-schijfstation, een USB-apparaat of een netwerk-
station veiligstellen.
v Uw vaste-schijfstation herstellen vanuit een Rescue and Recovery-backup
Als u een backup hebt gemaakt van uw vaste-schijfstation vanuit het pro-
gramma Rescue and Recovery, kunt u het vaste-schijfstation herstellen vanuit
een Rescue and Recovery-backup, zelfs als u het Windows-besturingssysteem
niet kunt starten.
v Uw vaste-schijfstation herstellen naar de fabrieksinstellingen
Met het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u de volledige inhoud van
uw vaste-schijfstation herstellen naar de fabrieksinstellingen. Als het vaste-schijf-
station meerdere partities bevat, hebt u de mogelijkheid om de fabrieksin-
stellingen te herstellen in partitie C: terwijl de overige partities intact blijven.
Omdat bewerkingen vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery onafhan-
kelijk van het besturingssysteem worden uitgevoerd, kunt u de fabrieksin-
stellingen zelfs herstellen als u het Windows-besturingssysteem niet kunt starten.
Waarschuwing: Als u het vaste-schijfstation herstelt met een Rescue and
Recovery-backup of als u vaste-schijfstation herstelt naar de fabrieksinstellingen,
worden alle bestanden in de primaire partitie van de vaste schijf (meestal station
C:) tijdens het herstelproces gewist. Maak indien mogelijk kopieën van belangrijke
bestanden. Als u Windows niet kunt starten, kunt u de functie Bestanden veilig-
stellen in het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken om bestanden te
kopiëren vanaf uw vaste-schijfstation naar andere media.
42 Handboek voor de gebruiker
Het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u als volgt starten:
1. Controleer of de computer uit staat.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 wanneer u de computer aanzet.
3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
4. Als er een Rescue and Recovery-wachtwoord is ingesteld, typ dat dan zodra
daarnaar wordt gevraagd. Rescue and Recovery wordt na enige tijd geopend.
Opmerking: Als u het scherm van Rescue and Recovery niet ziet, gaat u naar
“Herstelproblemen oplossen” op pagina 46.
5. Voer een van de volgende handelingen uit:
v Om bestanden veilig te stellen vanaf de vaste schijf of vanaf een backup,
klikt u op Bestanden veiligstellen; volg daarna de aanwijzingen op het
scherm.
v Om het vaste-schijfstation te herstellen met een Rescue and Recovery-backup
of om de fabrieksinstellingen te herstellen, klikt u op Systeem herstellen en
volgt u de instructies op het scherm.
Voor meer informatie over de functies van het werkgebied van Rescue and
Recovery klikt u op Help.
Opmerkingen:
1. Nadat u het vaste-schijfstation hebt hersteld naar de fabrieksinstellingen, kan
het nodig zijn om de stuurprogramma’s voor een aantal apparaten opnieuw te
installeren. Zie “Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren” op
pagina 45.
2. Bij bepaalde computers is Microsoft Office of Microsoft Works bij levering al
geïnstalleerd. Als u de bestanden van Microsoft Office of Microsoft Works
opnieuw moet installeren, gebruikt u daarvoor de Microsoft Office CD of Micro-
soft Works CD. Deze CD’s worden alleen geleverd bij computers waarop Micro-
soft Office of Microsoft Works vooraf is geïnstalleerd.
Noodherstelmedia maken en gebruiken
Met noodherstelmedia, zoals een schijf of een USB-vaste-schijfstation, kunt u fou-
ten herstellen die het onmogelijk maken om toegang te krijgen tot het werkgebied
van Rescue and Recovery op het vaste-schijfstation.
Opmerkingen:
1. Welke herstelbewerkingen u met behulp van de noodherstelmedia kunt uitvoe-
ren, hangt af van het besturingssysteem.
2. De noodherstelschijven kunnen in elk type CD- of DVD-station worden gestart.
3. U kunt ook het diagnoseprogramma PC-Doctor for Rescue and Recovery
gebruiken nadat u het hoodherstelmedium hebt gebruikt om de computer te
herstellen van storingen en toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue
and Recovery.
Noodherstelmedia maken
In dit gedeelte vindt u instructies over het maken van noodherstelmedia onder
verschillende besturingssystemen.
v U maakt als volgt een noodherstelmedium onder Windows 7:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
Lenovo ThinkVantage Tools Enhanced Backup and Restore. Het pro-
gramma Rescue and Recovery wordt geopend.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 43
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl Rescue and
Recovery geavanceerd starten.
3. Klik op het pictogram Noodherstelmedia maken. Het venster Rescue and
Recovery-media maken wordt geopend.
4. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt
maken. U kunt een noodherstelmedium maken met een schijf, een USB-
vaste-schijfstation of een tweede intern vaste-schijfstation.
5. Klik op OK en volg de instructies op het scherm.
v U maakt als volgt een noodherstelmedium onder Windows Vista of Windows
XP:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
ThinkVantage herstelmedia maken.Het venster Rescue and Recovery-me-
dia maken wordt geopend.
2. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt
maken. U kunt een noodherstelmedium maken met een schijf, een USB-
vaste-schijfstation of een tweede intern vaste-schijfstation.
3. Klik op OK en volg de instructies op het scherm.
Noodherstelmedia gebruiken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van de noodherstelmedia die
u hebt gemaakt.
Opmerking: Controleer of het noodherstelapparaat (optisch station, USB-apparaat
of het tweede interne vaste-schijfstation) is ingesteld als het eerste
opstartapparaat in opstartvolgorde van apparaten voordat u deze
procedure uitvoert. Zie “Een opstartapparaat kiezen” op pagina 51.
Om het noodherstelmedium dat u hebt gemaakt te gebruiken, voert u een van de
volgende handelingen uit:
v Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een schijf, controleert u of de
computer aan is en plaatst u de noodherstelschijf. Start de computer vervolgens
opnieuw op. Het noodherstelmedium wordt gestart.
v Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een USB-vaste-schijfstation,
sluit dat station dan aan op een van de USB-poorten van de computer. Zet ver-
volgens de computer aan. Het noodherstelmedium wordt gestart.
v Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een tweede intern vaste-schijf-
station, stelt u het tweede interne vaste-schijfstation in als het eerste opstart-
apparaat in de opstartvolgorde van apparaten. Vervolgens wordt het nood-
herstelmedium gestart.
Bij het opstarten vanaf het noodherstelmedium verschijnt Rescue and Recovery.
Voor elk van de functies in het werkgebied van Rescue and Recovery is er Help-
informatie beschikbaar. Volg de instructies om de herstelproces te voltooien.
Een reparatiediskette maken en gebruiken
Als het niet lukt om naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan of om
Windows kunt u een reparatiediskette gebruiken om het werkgebied van Rescue
and Recovery te repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar
Windows te kunnen gaan. Het is verstandig om een dergelijke reparatiediskette zo
spoedig mogelijk te maken, zodat u ingedekt bent tegen alle mogelijke eventuali-
teiten.
44 Handboek voor de gebruiker
Opmerking: U moet een diskettestation hebben voor het maken en gebruiken van
een reparatiediskette. Als u geen intern diskettestation hebt, kunt u
een extern USB-diskettestation gebruiken.
Een reparatiediskette maken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het maken van een reparatiediskette.
U maakt de reparatiediskette als volgt:
1. Zet de computer aan en zorg dat de computer internettoegang heeft.
2. Volg de instructies op de website:
http://www.lenovo.com/think/support/site.wss/document.do?lndocid=MIGR-54483
3. Nadat de reparatiediskette is gemaakt, haalt u de diskette uit het diskettestation
en voorziet u deze van een etiket met de tekst Reparatiediskette. Berg de diskette
vervolgens op een veilige plaats op voor toekomstig gebruik.
Reparatiediskette gebruiken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van een reparatiediskette.
U gebruikt de reparatiediskette als volgt:
1. Zet de computer uit.
2. Plaats de reparatiediskette in het diskettestation.
3. Zet de computer aan en volg de instructies op het scherm.
Opmerkingen:
1. Als de reparatie zonder fouten wordt voltooid, kunt u toegang tot het werkge-
bied van Rescue and Recovery krijgen door herhaaldelijk op de toets F11 te
drukken terwijl u de computer opnieuw opstart. Als u een geluidssignaal hoort
of het logo-scherm ziet, laat u F11 los. Na afloop van de reparatie kunt u ook
weer naar de Windows-omgeving gaan.
2. Als er tijdens de reparatie een foutbericht verschijnt, en de reparatie niet kan
worden voortgezet, is er wellicht een probleem met de partitie waarop het
werkgebied van Rescue and Recovery zich bevindt. Gebruik een noodherstel-
medium voor toegang tot het werkgebied van Rescue and Recovery. Informatie
over het maken en gebruiken van noodherstelmedia vindt u in “Noodherstel-
media maken en gebruiken” op pagina 43.
Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren
Voordat u stuurprogramma’s installeert of opnieuw installeert, moet er een
besturingssysteem vooraf geïnstalleerd zijn, net als de documentatie en software-
media voor het apparaat.
Stuurprogramma’s voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich
op het vaste-schijfstation van de computer (doorgaans station C:) in de map
SWTOOLS\DRIVERS. De meest recente stuurprogramma’s voor tijdens fabricage
geïnstalleerde apparaten vindt u ook op de website http://www.lenovo.com/
support. Andere stuurprogramma’s worden meegeleverd bij de desbetreffende
apparaten.
U installeert een stuurprogramma voor een tijdens fabricage geïnstalleerd apparaat
als volgt:
1. Zet de computer aan.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 45
2. Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de
directorystructuur van uw vaste-schijfstation op.
3. Ga naar de directory C:\SWTOOLS.
4. Open de map DRIVERS. In de map DRIVERS bevinden zich verscheidene sub-
mappen die zijn genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn
geïnstalleerd, zoals AUDIO of VIDEO.
5. Open de map van het gewenste apparaat.
6. Voer een van de volgende handelingen uit:
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand README.txt of
een bestand met de extensie .txt op. Dit bestand is vaak genoemd naar een
bepaald besturingssysteem, bijvoorbeeld WIN98.txt. Het TXT-bestand bevat
informatie over het installeren van het stuurprogramma. Volg de instructies
om de installatie te voltooien.
v Als de submap voor het apparaat een bestand bevat met de extensie .inf en u
wilt het stuurprogramma installeren met het INF-bestand, klikt u op Start
Help en ondersteuning om naar Help en ondersteuning van Windows te
gaan. Daar vindt u gedetailleerde informatie over het installeren van het
stuurprogramma.
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand SETUP.EXE.
Dubbelklik op het bestand en volg de instructies op het scherm.
Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven
Voordat u het programma Rescue and Recovery start vanaf een intern vaste-schijf-
station, een schijf, een USB-vaste-schijfstation of andere externe apparaten, moet u
eerst zorgen dat uw herstelapparaat is ingesteld als het eerste opstartapparaat in
de opstartvolgorde van apparaten in het programma Setup Utility. Raadpleeg “Een
opstartapparaat kiezen” op pagina 51 voor gedetailleerde informatie over het tijde-
lijk of permanent wijzigen van de opstartvolgorde.
Opmerking: Als u een extern apparaat gebruikt, moet u eerst de computer uitzet-
ten voordat u het externe apparaat aansluit.
Meer informatie over het programma Setup Utility vindt u in Hoofdstuk 4, “Wer-
ken met het programma Setup Utility”, op pagina 49.
Herstelproblemen oplossen
Als u niet naar het werkgebied van Rescue and Recovery of naar de Windows-
omgeving kunt gaan, kunt u het volgende doen:
v Gebruik een noodherstelmedium om het werkgebied van Rescue and Recovery
te starten. Zie “Noodherstelmedia maken en gebruiken” op pagina 43.
v Gebruik een reparatiediskette om het werkgebied van Rescue and Recovery te
repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar Windows te kun-
nen gaan. Zie “Een reparatiediskette maken en gebruiken” op pagina 44.
v Gebruik een herstelmedium als u het systeemstation of het vaste-schijfstation
wilt herstellen naar de fabrieksinstellingen. Zie “Herstelmedia maken en
gebruiken” op pagina 39.
Opmerking: Als het u niet lukt om met behulp van een noodherstelmedium, een
reparatiediskette of een herstelmedium toegang te krijgen tot het
werkgebied van Rescue and Recovery of tot de Windows-omgeving,
is het noodherstelapparaat, diskettestation of herstelmedium mogelijk
46 Handboek voor de gebruiker
niet ingesteld als het eerste opstartapparaat in de opstartvolgorde van
apparaten. Meer informatie vindt u in “Een herstelapparaat in de
opstartvolgorde opgeven” op pagina 46.
Het is belangrijk om zo snel mogelijk een noodherstelmedium, een reparatie-
diskette en een herstelmedium te maken en deze allemaal op een veilige plaats op
te bergen.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 47
48 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 4. Werken met het programma Setup Utility
Het programma Setup Utility is opgeslagen in het EEPROM (Electrically Erasable
Programmable Read-Only Memory, ook wel ’flashgeheugen’ genoemd) van uw
computer. U kunt het programma Setup Utility gebruiken om de configuratie van
de computer te bekijken en te wijzigen, ongeacht het besturingssysteem dat u
gebruikt. De instellingen die u in uw besturingssysteem kiest, kunnen eventuele
vergelijkbare instellingen in het programma Setup Utility echter overschrijven.
Het programma Setup Utility starten
Om het programma Setup Utility te starten, doet u het volgende:
1. Controleer of de computer uit staat.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F1 wanneer u de computer aanzet. Als u meer-
dere geluidssignalen hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F1 los.
Opmerking: Als er een aanzetwachtwoord of beheerderswachtwoord is inge-
steld, wordt het menu van het programma Setup Utility niet
weergegeven totdat u het juiste wachtwoord opgeeft. Meer infor-
matie vindt u in “Wachtwoorden gebruiken”.
Het programma Setup Utility kan automatisch worden gestart als er bij de POST
(zelftest) wordt ontdekt dat er hardware is geïnstalleerd of verwijderd.
Instellingen bekijken en wijzigen
Het menu van het programma Setup Utility bestaat uit een lijst met systeem-
configuratie-opties. Als u deze instellingen wilt bekijken of wijzigen, raadpleegt u
“Het programma Setup Utility starten”.
Voor het programma Setup Utility moet u het toetsenbord gebruiken. Welke toet-
sen worden gebruikt om de verschillende taken uit te voeren, wordt onder aan elk
scherm afgebeeld.
Wachtwoorden gebruiken
Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om onbevoegde
toegang te voorkomen tot uw computer en gegevens. De volgende soorten wacht-
woorden zijn beschikbaar:
v Power-On Password (systeemwachtwoord)
v Beheerderswachtwoord
Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wacht-
woord instelt. Het gebruik van wachtwoorden vergroot echter de veiligheid van
computergebruik. Lees de volgende paragrafen als u besluit een wachtwoord in te
stellen.
© Copyright Lenovo 2009 49
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden
U kunt elke combinatie van maximaal 16 alfabetische en numerieke tekens gebrui-
ken. Omwille van de veiligheid verdient het aanbeveling om een sterk wachtwoord
te gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. U stelt als volgt een sterk
wachtwoord in:
v Het moet bestaan uit ten minste acht tekens en bevat ten minste één alfabetisch
en één numeriek teken
v Wachtwoorden voor het programma Setup Utility en vaste-schijfwachtwoorden
zijn niet hoofdlettergevoelig.
v Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
v Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
v Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Power-On Password (systeemwachtwoord)
Als er een systeemwachtwoord is ingesteld, wordt de gebruiker elke keer als hij de
computer inschakelt, gevraagd dat wachtwoord op te geven. De computer kan pas
worden gebruikt als het juiste wachtwoord is opgegeven.
Beheerderswachtwoord
Het beheerderswachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma Setup
Utility door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de
instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerders-
wachtwoord te werken.
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het
programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing.
Als u zowel een gebruikers- als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u
een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratie-
instellingen te wijzigen, dan móet u het beheerderswachtwoord opgeven.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 49.
2. Selecteer in het hoofdmenu van het programma Setup Utility Security Set
Power-On Password of Set Administrator Password.
3. Volg de instructies die aan de rechterkant van het scherm worden weergegeven
om het gewenste wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te wissen.
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 16 alfabetische en nume-
rieke tekens gebruiken. Meer informatie vindt u in “Overwegin-
gen ten aanzien van wachtwoorden”.
50 Handboek voor de gebruiker
Apparaten in- en uitschakelen
In dit gedeelte vindt u informatie over het in- of uitschakelen van de volgende
apparaten:
SATA-controller Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, worden alle appa-
raten die zijn aangesloten op de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld
de vaste schijf of het optische station) uitgeschakeld en niet weer-
gegeven in de systeemconfiguratie.
Floppy A Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, is het diskette-
station niet toegankelijk.
Om de SATA-controller in te stellen, doet u het volgende:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 49.
2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Devices ATA Dri-
ves Setup SATA Controller.
3. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
4. Ga terug naar het menu van de Setup Utility en selecteer Exit Save Changes
and Exit.
Opmerking: Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, kiest u Discard Changes
and Exit.
U kunt Floppy A als volgt instellen:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 49.
2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Devices Floppy
Drive Setup Floppy A.
3. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
4. Ga terug naar het menu van de Setup Utility en selecteer Exit Save Changes
and Exit.
Opmerking: Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, kiest u Discard Changes
and Exit.
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een schijf, diskette
of vaste-schijfstation, gebruikt u een de volgende procedures om het gewenste
opstartapparaat te selecteren.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
Gebruik deze procedure om op te starten vanaf een willekeurig opstartapparaat.
Opmerking: Niet alle schijven, vaste-schijfstations en diskettes zijn opstartbaar.
U selecteert als volgt een tijdelijk opstartapparaat:
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer
het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los.
Hoofdstuk 4. Werken met het programma Setup Utility 51
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het Startup Device Menu en druk op
Enter.
Opmerking: Door een opstartapparaat te selecteren in het menu Startup Device
wordt de opstartvolgorde niet permanent gewijzigd.
De opstartvolgorde selecteren of wijzigen
Om de ingestelde opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te
werk:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 49.
2. Selecteer Startup Startup Sequence. Bekijk de informatie die aan de rechter-
kant van het scherm wordt afgebeeld.
3. Selecteer de apparaten voor de Primary Startup Sequence, de Automatic
Startup Sequence en de Error Startup Sequence.
4. Druk op Esc om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup
Utility.
Opmerking: Mogelijk moet u meerdere malen op Esc drukken.
5. In het hoofdmenu van de Setup Utility selecteert u Exit Save Changes and
Exit.
Als u deze instellingen hebt gewijzigd en u wilt weer terug naar de standaard-
instellingen, kiest u Load Optimal Settings in het menu Exit.
Het programma Setup Utility afsluiten
Als u klaar bent met het bekijken of wijzigen van de instellingen, drukt u op Esc
om naar het menu van de Setup Utility te gaan. (Het is mogelijk dat u verschil-
lende keren op Esc moet drukken.) Om de nieuwe instellingen op te slaan, selec-
teert u Exit Save Changes and Exit. Doet u dat niet, dan worden de wijzigingen
niet bewaard.
52 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 5. Systeemprogramma’s bijwerken
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het updaten van het POST/BIOS en het
herstellen van de fouten die hierbij kunnen optreden.
Werken met systeemprogramma’s
De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd
door systeemprogramma’s. Systeemprogramma’s zijn onder meer POST, de BIOS-
code en het programma Setup Utility. POST is een reeks tests en procedures die
iedere keer dat u de computer aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS is een
softwarelaag waarin instructies van andere softwarelagen worden vertaald naar
elektronische signalen die de computerhardware kan uitvoeren. U kunt het pro-
gramma Setup Utility gebruiken om de configuratie en de instellingen van de com-
puter te bekijken en te wijzigen.
Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam
EEPROM (electrically erasable programmable read-only memory), in de volksmond
ook wel flashgeheugen genoemd. U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het pro-
gramma Setup Utility eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met
een schijf met flashupdates of door een speciaal bijwerkprogramma uit te voeren
vanuit het besturingssysteem.
Lenovo brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in het POST en het
BIOS. Bijgewerkte versies kunnen worden opgehaald van internet, vanaf de
Lenovo-website op http://www.lenovo.com. Instructies voor het gebruik van
POST/BIOS-updates vindt u in een TXT-bestand dat samen met de update-
bestanden wordt gedownload. Voor de meeste modellen kunt u een bijwerk-
programma downloaden waarmee u een flash-updateschijf kunt maken of een
bijwerkprogramma dat u kunt uitvoeren vanuit het besturingssysteem.
Opmerking: U kunt op het internet een zogenaamd ISO-image (een image van een
automatisch startende CD/DVD) van het diagnoseprogramma
downloaden voor computers zonder diskettestation. Ga naar:
http://www.lenovo.com
Het BIOS bijwerken met een (flash)schijf
In dit gedeelte vindt u instructies voor het updaten (flashen) van het BIOS met
behulp van een schijf. Updates van systeemprogramma’s zijn beschikbaar op:
http://www.lenovo.com/support
U kunt het BIOS als volgt updaten (flashen) vanaf een schijf:
1. Controleer of het optische station dat u wilt gebruiken ingesteld is als eerste
opstartapparaat in de opstartvolgorde van de computer. Zie “De opstart-
volgorde selecteren of wijzigen” op pagina 52.
2. Controleer of de computer aan is.Plaats de schijf in het optische-schijfstation.
3. Zet de computer uit en weer aan. De update begint.
4. Wanneer u gevraagd wordt om het serienummer te wijzigen, drukt u op N.
Opmerking: Als u het serienummer wél wilt wijzigen, drukt u bij deze vraag
op Y. Typ het serienummer en druk op Enter.
© Copyright Lenovo 2009 53
5. Wanneer u gevraagd wordt om het machinetype/model te wijzigen, drukt u op
N.
Opmerking: Als u het machinetype/model wél wilt wijzigen, drukt u bij deze
vraag op Y. Typ het machinetype/model en druk op Enter.
6. Volg de instructies op het scherm om de update te voltooien.
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem
Opmerking: Omdat door Lenovo voortdurend verbeteringen worden doorgevoerd
op de website, kan de inhoud van de webpagina zonder bericht
vooraf worden gewijzigd, inclusief de inhoud waarnaar in de vol-
gende procedure wordt verwezen.
U kunt het BIOS als volgt bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem:
1. Ga naar http://www.lenovo.com/support.
2. Zoek als volgt de downloadbare bestanden voor uw type computer:
a. Ga naar het veld Enter a product number, geef uw machinetype op en klik
op Go.
b. Klik op Downloads and drivers.
c. Selecteer BIOS in het veld Refine results om eenvoudig alle BIOS-gerela-
teerde links te vinden.
d. Klik op de BIOS-updatelink.
e. Klik op het TXT-bestand dat de instructies bevat voor het bijwerken
(flashen) van BIOS vanuit uw besturingssysteem.
3. Druk deze instructies af. Dit is belangrijk, omdat deze instructies niet worden
afgebeeld nadat het downloaden is gestart.
4. Volg de afgedrukte instructies om het updatebestand te downloaden, uit te
pakken en te installeren.
Herstel na een fout bij het bijwerken van POST/BIOS
Als de stroom uitvalt terwijl POST/BIOS wordt bijgewerkt (flash-update), is het
mogelijk dat de computer daarna niet juist meer kan opstarten. In dat geval voert
u de volgende procedure uit (dit wordt wel herstel van opstartblokkering
genoemd):
1. Zet de computer en alle aangesloten apparaten uit.
2. Haal de stekkers uit het stopcontact en verwijder de kap van de computer.
Raadpleeg “Kap van de computer openen” op pagina 14.
3. Zorg dat u goed bij de systeemplaat kunt. Raadpleeg “Toegang krijgen tot de
systeemplaatcomponenten en stations” op pagina 15.
4. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Raad-
pleeg “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
5. Verwijder alle kabels die u verhinderen om bij de jumper voor het wissen van
CMOS/BIOS te kunnen komen.
6. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar pennetje 2 en
3.
7. Sluit de kabels weer aan. Raadpleeg “Het vervangen van de onderdelen
voltooien” op pagina 35.
8. Plaats de kap van de computer en steek de stekkers van de computer en het
beeldscherm in de stopcontacten.
54 Handboek voor de gebruiker
9. Zet de computer en het beeldscherm aan en plaats dan de schijf met de
POST/BIOS-update (flashupdate) in het optische station.
10. Zet de computer uit en weer aan.
11. Het herstelproces duurt ongeveer twee of drie minuten. In die tijd hoort u een
reeks geluidssignalen. Nadat het bijwerken is voltooid, gaat het beeldscherm
uit, stoppen de geluidssignalen en gaat het systeem vanzelf uit. Haal de schijf
uit het optische station voordat het systeem volledig wordt uitgeschakeld.
12. Voer de stappen 2 t/m 5 nogmaals uit.
13. Zet de jumper terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).
14. Sluit de kabels weer aan. Raadpleeg “Het vervangen van de onderdelen
voltooien” op pagina 35.
15. Plaats de kap van de computer en steek de stekkers van de computer en het
beeldscherm in de stopcontacten.
16. Zet de computer aan en start het besturingssysteem.
Hoofdstuk 5. Systeemprogramma’s bijwerken 55
56 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleemoplossing
In dit hoofdstuk worden enkele programma’s voor elementaire probleemoplossing
en diagnose beschreven. Mocht het probleem met uw computer hier niet worden
beschreven, raadpleeg dan Hoofdstuk 7, “Informatie, hulp en service”, op pagina
63 voor aanvullende informatiebronnen over probleemoplossing.
Elementaire probleemoplossing
In de volgende tabel vindt u informatie over het oplossen van het probleem met
uw computer.
Soort fout Handeling
De computer start niet op na het
indrukken van de aan/uit-knop.
Controleer of:
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van de computer en op een
goed werkend stopcontact.
v De computer nog een tweede netschakelaar aan de achterzijde heeft en of die
wel aan staat.
v Het netvoedingslampje aan de voorkant van de computer brandt.
v Het voltage is correct is ingesteld voor het lichtnet in uw land.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het beeldscherm is leeg. Controleer of:
v De kabel van het beeldscherm goed vastzit aan de achterkant van het beeld-
scherm en de achterkant van de computer.
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van het beeldscherm en op een
goed werkend stopcontact.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v Het voltage is correct is ingesteld voor het lichtnet in uw land.
v De signaalkabel van het beeldscherm stevig aan het beeldscherm en de
beeldschermaansluiting van de computer is verbonden.
Opmerking: Als de computer twee beeldschermaansluitingen heeft, controleer
dan of het beeldscherm is aangesloten op de aansluiting van de optionele kaart
en niet op de aansluiting aan de achterkant van de systeemplaat. Voor meer
informatie raadpleegt u "Verbinding maken met de computer" in de publicatie
ThinkCentre Veiligheid en garantie.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
© Copyright Lenovo 2009 57
Soort fout Handeling
Het toetsenbord werkt niet. De
computer reageert niet op het
toetsenbord.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v De kabel van het toetsenbord stevig in de aansluiting van het toetsenbord op
de computer zit.
v Geen van de toetsen klemmen.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het USB-toetsenbord doet het
niet.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v Het toetsenbord stevig in de USB-aansluiting aan de voor- of achterzijde van
de computer zit.
v Geen van de toetsen klemmen.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
De muis werkt niet. De compu-
ter reageert niet op de muis.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v De muiskabel stevig in de muisaansluiting op de computer zit.
v De muis schoon is. Zie “De muis schoonmaken” op pagina 61 voor meer
informatie.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het besturingssysteem start niet
op.
Controleer of:
v Er geen diskette in het diskettestation zit.
v In de opstartvolgorde het apparaat is opgenomen waarop het besturings-
systeem is geïnstalleerd. Meestal is het besturingssysteem geïnstalleerd op het
vaste-schijfstation. Meer informatie vindt u in “Een opstartapparaat kiezen” op
pagina 51.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
De computer geeft een aantal
geluidssignalen voordat het
besturingssysteem wordt gestart.
Controleer of er geen toetsen klem zitten.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Diagnoseprogramma’s
Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van de hardware-
componenten van de computer en voor het melden van door het besturings-
systeem gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen veroorzaken. Er
zijn op uw computer twee programma’s vooraf geïnstalleerd om u te helpen bij het
opsporen van computerproblemen:
58 Handboek voor de gebruiker
v Lenovo ThinkVantage Toolbox of Lenovo System Toolbox, afhankelijk van het
besturingssysteem (wordt gebruikt als u in Windows werkt)
v PC-Doctor for Rescue and Recovery (wordt gebruikt als Windows niet kan wor-
den gestart)
Opmerkingen:
1. U kunt het diagnoseprogramma PC-Doctor for DOS ook downloaden vanaf:
http://www.lenovo.com/support
Zie “PC-Doctor voor DOS” op pagina 60 voor meer gedetailleerde informatie.
2. Als u het probleem niet zelf kunt opsporen en verhelpen nadat u diagnose-
programma hebt uitgevoerd, slaat u de logboekgegevens op die door de
diagnoseprogramma’s zijn gemaakt en drukt u deze gegevens af. U hebt deze
logboeken nodig tijdens uw onderhoud met de servicetechnicus van Lenovo.
Lenovo ThinkVantage Toolbox
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox is alleen beschikbaar
op computers van Lenovo waarop Windows 7 vooraf is geïnstalleerd.
Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox helpt u bij het onderhoud van uw
computer. Het verbetert de beveiliging, maakt een betere opsporing van problemen
mogelijk, helpt u vertrouwd te raken met de innovatieve technologie van Lenovo
en verschaft u een overvloed aan informatie over uw computer. Met de diagnose-
functie van het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox kunt u apparaten testen,
de oorzaak van problemen opsporen, opstartbare diagnosemedia maken, systeem-
stuurprogramma’s bijwerken en systeemgegevens bekijken.
Om bij computerproblemen een diagnose te stellen met behulp van het programma
Lenovo ThinkVantage Toolbox, klikt u op Start Alle programma’s Lenovo
ThinkVantage Tools Systeemstatus en diagnoseprogramma’s Diagnose. Volg
de instructies op het scherm. Meer informatie vindt u in het Help-systeem van
Lenovo ThinkVantage Toolbox.
Lenovo System Toolbox
Opmerking: Het programma Lenovo System Toolbox is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows Vista of Windows XP vooraf
is geïnstalleerd.
Lenovo System Toolbox is een diagnoseprogramma waarmee u onder Windows
symptomen en oplossingen voor computerproblemen kunt bekijken, toegang kunt
krijgen tot het probleemoplossingscentrum van Lenovo, stuurprogramma’s kunt
bijwerken en systeeminformatie kunt bekijken.
Om Lenovo System Toolbox te starten, klikt u op Start Alle programma’s
Lenovo Services Lenovo System Toolbox. Volg de instructies op het scherm.
Meer informatie over het werken met het diagnoseprogramma vindt u in het Help-
systeem van Lenovo System Toolbox.
Lenovo System Toolbox beschikt tevens over hulpmiddelen voor het opsporen van
software- en gebruiksproblemen.
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleemoplossing 59
PC-Doctor for Rescue and Recovery
Het diagnoseprogramma PC-Doctor voor Rescue and Recovery maakt deel uit van
het werkgebied van Rescue and Recovery op elke Lenovo-computer. U kunt PC-
Doctor for Rescue and Recovery ook gebruiken als het niet lukt om Windows op te
starten.
Als u PC-Doctor for Rescue and Recovery wilt uitvoeren vanuit het werkgebied
van Rescue and Recovery, gaat u als volgt te werk:
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 wanneer u de computer aanzet.Als u een
geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los. Rescue and
Recovery wordt na enige tijd geopend.
3. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Geavanceerd Rescue and
Recovery starten Diagnose uitvoeren van hardware. Het diagnose-
programma PC-Doctor for Rescue and Recovery wordt geopend.
4. Selecteer de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Volg de instructies op het
scherm.
Meer informatie over het werken met PC-Doctor for Rescue and Recoveryvindt u
in het Help-systeem van het programma zelf.
Opmerking: Als u te maken krijgt met storingen die het onmogelijk maken om
toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and Recovery, kunt
u het diagnoseprogramma PC-Doctor for Rescue and Recovery
gebruiken nadat u de computer met behulp van het
hoodherstelmedium hebt hersteld van de storingen en nadat u toe-
gang hebt gekregen tot het werkgebied van Rescue and Recovery. Zie
“Noodherstelmedia maken en gebruiken” op pagina 43.
PC-Doctor voor DOS
U kunt de nieuwste versie van het diagnoseprogramma PC-Doctor for DOS ook
downloaden van:
http://www.lenovo.com/support
Het diagnoseprogramma PC-Doctor voor DOS kan onafhankelijk van het
besturingssysteem worden uitgevoerd. U gebruikt het programma PC-Doctor voor
DOS als u het besturingssysteem niet kunt starten en u het probleem niet hebt
kunnen vinden met de twee diagnoseprogramma’s die vooraf op uw computer zijn
geïnstalleerd. U kunt PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanaf de diagnoseschijf die u
zelf hebt gemaakt.
Een diagnoseschijf maken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het maken van een diagnoseschijf.
Om een diagnoseschijf te maken, doet u het volgende:
1. Download een zelfstartend, opstartbaar CD/DVD-image (een ISO-image) van
het diagnoseprogramma vanaf de website:
http://www.lenovo.com/support
2. Dit ISO-image kunt u met behulp van software voor het branden van een CD
of DVD op een schijf zetten.
Het diagnoseprogramma uitvoeren vanaf een diagnoseschijf
In dit gedeelte leest u hoe u de diagnoseschijf die u hebt gemaakt, kunt gebruiken.
60 Handboek voor de gebruiker
U kunt het diagnoseprogramma uitvoeren vanaf een diagnoseschijf die u zelf hebt
gemaakt. Dit doet u als volgt:
1. Controleer of het optische station dat u wilt gebruiken ingesteld is als eerste
opstartapparaat in de opstartvolgorde van de computer. Zie “Een opstart-
apparaat kiezen” op pagina 51.
2. Controleer of de computer aan staat en plaats de schijf in het optische-schijf-
station. Het diagnoseprogramma wordt geopend.
Opmerking: U kunt de schijf in het optische-schijfstation plaatsen wanneer u
de opstartvolgorde van de apparaten instelt. Als u de schijf echter
in het optische-schijfstation plaatst wanneer u al naar het
besturingssysteem bent gegaan, moet u de computer opnieuw
opstarten om toegang te krijgen tot het diagnoseprogramma.
3. Volg de instructies op het scherm om de gewenste diagnosetest te selecteren.
Opmerking: Voor aanvullende Help-informatie kunt u op de toets F1 drukken.
4. Haal de schijf na afloop van het diagnoseproces uit het optische-schijfstation.
De muis schoonmaken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het schoonmaken van een niet-optische
muis.
Optische muis
Een optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer gebruik van een
LED en een optische sensor. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de
muis niet meer soepel volgt, moet de muis worden gereinigd.
U maakt de optische muis als volgt schoon:
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om en kijk goed naar de lens.
a. Als de lens vuil is, maakt u die voorzichtig schoon met een wattenstaafje.
b. Als de lens stoffig is, blaast u het stof voorzichtig weg.
4. Controleer het oppervlak waarop de muis wordt gebruikt. Als er op het opper-
vlak een zeer complex patroon aanwezig is, kan de digitale signaalprocessor
(DSP) de wijzigingen in de positie van de muis wellicht moeilijk volgen.
5. Sluit de muis weer aan op de computer.
6. Zet de computer weer aan.
Niet-optische muis
Een niet-optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer op het scherm
gebruik van een balletje. Als de pijl op het scherm onregelmatig beweegt, moet de
muis worden gereinigd.
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleemoplossing 61
1 Ring
2 Bal
3 Plastic rollers
4 Balhouder
U reinigt een niet-optische muis als volgt:
Opmerking: De muis in de onderstaande afbeelding verschilt wellicht van uw
muis.
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om. Draai de ring 1 naar de ontgrendelde stand. De bal komt
nu te voorschijn.
4. Houd uw hand over de ring en bal 2 en keer de muis weer om; de bal valt
in uw hand.
5. Was de bal in een warm sopje. Droog hem met een schone doek.
6. Blaas zachtjes in de balhouder 4 om stof en vuil los te maken.
7. Kijk of zich vuil heeft opgehoopt op de plastic rollers3in de balhouder.
Gewoonlijk ziet u een streep van vuil midden op de rollers.
8. Als de rollers vuil zijn, kunt u ze reinigen met een wattenstaafje dat gedrenkt
is in alcohol. Draai de rollers met uw vinger en maak ze rondom schoon. Zorg
ervoor dat de rollers nog midden in de groeven liggen nadat u ze hebt gerei-
nigd.
9. Verwijder eventuele achtergebleven vezels van het wattenstaafje.
10. Plaats de bal en de ring weer terug. Draai de ring in de vergrendelde stand.
11. Sluit de muis weer aan op de computer.
12. Zet de computer weer aan.
62 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en service
In dit hoofdstuk vindt u informatie over hulp, service en technische assistentie
voor producten die door Lenovo zijn geproduceerd.
Informatiebronnen
U kunt via de informatie in dit hoofdstuk andere belangrijke informatiebronnen
met betrekking tot uw computer raadplegen.
Map Online boeken
De map Online boeken die vooraf is geïnstalleerd op uw computer bevat het
ThinkCentre Handboek voor de gebruiker, met informatie over de computer om u te
helpen met het instellen, gebruiken en beheren van de computer. U hebt geen
internettoegang nodig om de publicatie te bekijken.
Om een publicatie te bekijken, klikt u op Start Alle programma’s Online boe-
ken Online boeken, dubbelklik vervolgens op de betreffende publicatie voor uw
computer. De publicaties zijn ook aanwezig op de website van Lenovo Support op:
http://www.lenovo.com/support
Opmerkingen:
1. Voor de publicaties wordt gebruik gemaakt van PDF-indeling (Portable Docu-
ment Format). Om de publicaties te kunnen bekijken, moet Adobe Reader
vooraf op de computer zijn geïnstalleerd. Als Adobe Reader niet op uw compu-
ter is geïnstalleerd en u probeert een PDF-bestand te openen, dan verschijnt er
een bericht en wordt u door de installatie van Adobe Reader geloodst.
2. De publicaties zijn in andere talen beschikbaar op de website van Lenovo Sup-
port op:
http://www.lenovo.com/support
3. Als u van Adobe Reader een versie wilt installeren in een andere taal dan de
versie die vooraf op uw computer is geïnstalleerd, kunt u de versie in de
gewenste taal downloaden van de website van Adobe op:
http://www.adobe.com
Lenovo ThinkVantage Tools
Het programma Lenovo ThinkVantage Tools wijst u de weg naar een keur aan
informatiebronnen en geeft eenvoudig toegang tot verschillende tools, zodat u nóg
eenvoudiger en veiliger kunt werken.
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Tools is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows 7 vooraf is geïnstalleerd.
Voor toegang tot het programma Lenovo ThinkVantage Tools, klikt u op Start
Alle programma’s Lenovo ThinkVantage Tools.
Lenovo Care
Het programma Lenovo Care bevat informatiebronnen en tools die bedoeld zijn
om het werken met de computer gemakkelijk en veilig te maken. Het biedt een-
voudige toegang tot diverse technieken, waaronder:
v Password Manager
© Copyright Lenovo 2009 63
v Power Manager
v Productherstel
v Rescue and Recovery
v System Update
Opmerking: Het programma Lenovo Care is alleen beschikbaar op computers van
Lenovo waarop Windows Vista of Windows XP vooraf is geïnstal-
leerd.
Voor toegang tot het programma Lenovo Care klikt u op Start Alle programma’s
ThinkVantage Lenovo Care.
Lenovo Welcome
Met het programma Lenovo Welcome maakt u kennis met een aantal innovatieve
ingebouwde voorzieningen van Lenovo en wordt u door een aantal belangrijke
setuptaken geleid. Hierdoor haalt u het beste uit uw computer.
Opmerking: Het programma Lenovo Welcome is alleen beschikbaar op computers
van Lenovo waarop Windows 7 of Windows Vista vooraf is geïnstal-
leerd.
Access Help
Access Help verstrekt informatie over de manier waarop u aan de slag kunt gaan,
over het uitvoeren van elementaire handelingen, het aanpassen van instellingen
aan uw persoonlijke voorkeuren, het beschermen van gegevens, het uitbreiden en
upgraden van de computer, en het oplossen van problemen.
v Om de Access Help te openen in Windows 7 klikt u op Start Help en onder-
steuning Lenovo Access Help.
v Om de Access Help te openen in Windows Vista of Windows XP klikt u op Start
Alle programma’s ThinkVantage Access Help.
Na het openen van de Access Help gebruikt u het linker scherm om een keuze te
maken uit de tab Inhoud of de tab Trefwoordenregister of gebruikt u de tab Zoe-
ken om een bepaald woord of een woordencombinatie te zoeken.
Veiligheid en garantie
De publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij uw computer is geleverd,
bevat informatie over veiligheid, garantie en andere kennisgevingen. Zorg dat u
alle veiligheidsvoorschriften hebt gelezen en begrepen voordat u dit product gaat
gebruiken.
Lenovo-website (http://www.lenovo.com)
De Lenovo-website bevat de meest recente informatie en services ter ondersteuning
van het aanschaffen, upgraden en onderhouden van de computer. U kunt ook het
volgende doen:
v Desktop- en notebookcomputers, beeldschermen, projectoren, upgrades en acces-
soires voor uw computer aanschaffen, en profiteren van speciale aanbiedingen.
v Extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor hardware, besturings-
systemen en softwareprogramma’s, instellen en configureren van het netwerk, en
installatie op maat.
v Upgrades en uitgebreide reparatieservices voor de hardware aanschaffen.
64 Handboek voor de gebruiker
v De meest recente stuurprogramma’s en updates van de software voor uw speci-
fieke model computer downloaden.
v De online handleidingen voor uw producten raadplegen.
v De Lenovo Verklaring van Beperkte Garantie lezen.
v Toegang krijgen tot informatie over probleemoplossing en ondersteuning voor
uw model computer en andere ondersteunde producten.
v De telefoonnummers van de service- en ondersteuningsdienst voor uw land of
regio opzoeken.
v Zoeken naar een serviceprovider bij u in de buurt.
Hulp en service
In dit gedeelte vindt u informatie over het aanvragen van hulp en service.
Documentatie en diagnoseprogramma’s gebruiken
Als er een probleem met uw computer optreedt, raadpleegt u Hoofdstuk 6, “Dia-
gnose en probleemoplossing”, op pagina 57. Aanvullende informatiebronnen voor
het oplossen van computerproblemen worden opgesomd in “Informatiebronnen”
op pagina 63.
Vermoedt u dat het probleem wordt veroorzaakt door de software, raadpleeg dan
de documentatie van het besturingssysteem of het softwareprogramma, inclusief de
README-bestanden en de online Help.
De meeste computers worden geleverd met een aantal diagnoseprogramma’s die u
kunt gebruiken om hardwareproblemen op te sporen. Zie “Diagnoseprogramma’s”
op pagina 58 voor instructies voor het gebruik van deze diagnoseprogramma’s.
U kunt de nieuwste technische informatie vinden en stuurprogramma’s en updates
downloaden vanaf de website van Lenovo Support:
http://www.lenovo.com/support
Service aanvragen
Tijdens de garantieperiode kunt u voor telefonische hulp en informatie terecht bij
het Customer Support Center.
Tijdens de garantieperiode zijn de volgende services beschikbaar:
v Probleembepaling - Speciaal opgeleid onderhoudspersoneel staat klaar om u te
helpen de oorzaak van een hardwareprobleem op te sporen en het probleem te
verhelpen.
v Reparatie van hardware - Als het probleem wordt veroorzaakt door hardware
die onder de garantie valt, zal speciaal opgeleid onderhoudspersoneel zorg-
dragen voor de noodzakelijke service.
v Ontwerpwijzigingen - In sommige gevallen moet een product na de verkoop
worden aangepast. Lenovo of uw Lenovo-dealer zal dergelijke technische wijzi-
gingen aanbrengen als ze van toepassing zijn op uw hardware.
De volgende items vallen niet onder de garantie:
v Vervanging of gebruik van onderdelen die niet zijn gefabriceerd door Lenovo of
van Lenovo-onderdelen zonder garantie
v Opsporing van de oorzaak van softwareproblemen
v Configuratie van het BIOS als onderdeel van een installatie of upgrade
v Wijzigingen of upgrades van stuurprogramma’s
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en service 65
v Installatie en onderhoud van netwerkbesturingssystemen
v Installatie en onderhoud van toepassingsprogramma’s
In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
volledig overzicht van de garantievoorwaarden. Om recht te blijven houden op de
garantieservice dient u uw aankoopbewijs te bewaren.
Voor een lijst van telefoonnummers van Lenovo Support in uw land of regio gaat
u naar http://www.lenovo.com/support en klikt u op Support phone list. U kunt
ook de bij uw computer geleverde ThinkCentre Handleiding voor veiligheidsrichtlijnen
en garantie raadplegen.
Opmerking: Telefoonnummers kunnen zonder voorafgaand bericht worden gewij-
zigd. Als het nummer voor uw land of regio ontbreekt, neemt u con-
tact op met uw Lenovo-wederverkoper of met uw Lenovo-vertegen-
woordiger.
Het is het handigst als u de telefoon in de buurt van de computer plaatst. Als u
belt voor technische assistentie, moet u de volgende informatie bij de hand hebben:
v Machinetype en model
v De serienummers van de hardwareproducten
v Een beschrijving van het probleem
v De precieze bewoordingen van eventuele foutberichten
v Gegevens over de configuratie (hardware en software)
Andere services
Als u uw computer meeneemt op reis of als u verhuist naar een land waar uw
desktop- of notebookcomputer wordt verkocht, is de Internationale Garantieservice
(IWS) voor uw computer beschikbaar, waardoor u recht heeft op garantieservice
gedurende de garantieperiode. De service wordt verleend door serviceverleners die
zijn gemachtigd om garantieservice te verlenen.
Servicemethoden en procedures verschillen per land en sommige services zijn niet
in alle landen beschikbaar. Internationale Garantieservice wordt verleend via de
servicemethode (zoals depot, carry-in of on-site) die in het desbetreffende land
wordt geboden. In bepaalde landen zijn de servicecentra niet in staat alle modellen
van een bepaald type machine te repareren. In sommige landen worden er moge-
lijk kosten in rekening gebracht of gelden beperkingen voor service.
Om vast te stellen of uw computer in aanmerking komt voor Internationale
Garantieservice (IWS) en om een lijst te bekijken van landen waar service beschik-
baar is, gaat u naar http://www.lenovo.com/support, klikt u op Warranty en volgt
u de instructies op het scherm.
Voor technische ondersteuning bij de installatie van, of vragen over, Service Packs
voor uw vooraf geïnstalleerde Microsoft Windows-product, raadpleegt u de
website Microsoft Product Support Services op http://support.microsoft.com/
directory. U kunt ook contact opnemen met het Customer Support Center. Mogelijk
worden er kosten in rekening gebracht.
Extra services aanschaffen
Zowel tijdens als na de garantieperiode kunt u extra diensten aanschaffen, zoals
ondersteuning voor hardware, besturingssystemen en toepassingsprogramma’s,
instellen en configureren van het netwerk, uitgebreide reparatiediensten voor hard-
ware en installatie op maat. De naam en beschikbaarheid van een service kan per
66 Handboek voor de gebruiker
land en regio verschillen. Meer informatie over deze services vindt u op de
Lenovo-website op:
http://www.lenovo.com
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en service 67
68 Handboek voor de gebruiker
Bijlage. Kennisgevingen
Mogelijk brengt Lenovo de in dit document genoemde producten, diensten of
voorzieningen niet uit in alle landen. Neem contact op met uw plaatselijke Lenovo-
vertegenwoordiger voor informatie over de producten en diensten die in uw regio
beschikbaar zijn. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van
Lenovo houdt niet in dat uitsluitend Lenovo-producten of -diensten gebruikt kun-
nen worden. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats
daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk
maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van Lenovo. De
gebruiker is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van samenwerking
met producten, programma’s of diensten van anderen.
Mogelijk heeft Lenovo octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde
in deze publicatie genoemde producten. De levering van dit document geeft u
geen recht op een licentie voor deze octrooien. Vragen over licenties kunt u schrif-
telijk richten aan:
Lenovo (United States), Inc.
1009 Think Place - Building One
Morrisville, NC 27560
U.S.A.
Attention: Lenovo Director of Licensing
LENOVO LEVERT DEZE PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS, ZONDER ENIGE
GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN,
MAAR NIET BEPERKT TOT, DE GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN HET
GEEN INBREUK MAKEN OP RECHTEN VAN DERDEN, VER-
HANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In som-
mige rechtsgebieden is het uitsluiten van stilzwijgende garanties niet toegestaan,
zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is.
In dit boek kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen. De infor-
matie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in
nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. Lenovo kan de
producten en/of programma’s die in deze publicatie worden beschreven zonder
aankondiging wijzigen en/of verbeteren.
De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor
gebruik bij implantaties of andere levensondersteunende toepassingen waarbij sto-
ringen kunnen leiden tot letsel of overlijden. De informatie in dit document heeft
geen invloed op Lenovo-productspecificaties of -garanties en wijzigt die niet. Niets
in dit document zal worden opgevat als een uitdrukkelijke of stilzwijgende licentie
of vrijwaring onder de intellectuele-eigendomsrechten van Lenovo of derden. Alle
informatie in dit document is afkomstig van specifieke omgevingen en wordt hier
uitsluitend ter illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen kan het resul-
taat anders zijn.
Lenovo behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken
of te distribueren op iedere manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige ver-
plichting voor Lenovo jegens u schept.
Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan Lenovo-websites zijn uitsluitend
opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor
© Copyright Lenovo 2009 69
die websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het
materiaal voor dit Lenovo-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor
eigen risico.
Alle hierin opgenomen prestatiegegevens zijn verkregen in een gecontroleerde
omgeving. De resultaten in andere gebruiksomgevingen kunnen aanzienlijk afwij-
ken. Bepaalde metingen zijn mogelijk verricht aan systemen die nog in de ontwik-
kelingsfase verkeerden, en er is geen garantie dat de resultaten hiervan gelijk zijn
aan die van algemeen verkrijgbare systemen. Bovendien zijn sommige resultaten
geschat middels extrapolatie. De werkelijke resultaten kunnen hiervan afwijken.
Gebruikers van dit document dienen de toepasselijke gegevens voor hun specifieke
omgeving te controleren.
Kennisgeving televisie-uitvoer
De volgende kennisgeving heeft betrekking op modellen die over de door de
fabriek geïnstalleerde functie voor televisieuitvoer beschikken.
Dit product bevat technologie voor de bescherming van copyright en wordt
beschermd door methodeclaims van bepaalde Amerikaanse octrooien en andere
intellectuele-eigendomsrechten die eigendom zijn van Macrovision Corporation en
andere rechthebbenden. Het gebruik van deze technologie voor de bescherming
van auteursrechten moet worden goedgekeurd door Macrovision Corporation en is
uitsluitend bedoeld voor gebruik thuis en in kleine kring, tenzij u over een schrif-
telijke machtiging van Macrovision Corporation beschikt. Reverse engineering en
disassembly zijn verboden.
Europees CE-symbool
Handelsmerken
De volgende termen zijn handelsmerken of servicemerken van Lenovo in de Vere-
nigde Staten en/of andere landen:
Lenovo
Lenovo Care
Rescue and Recovery
Het Lenovo-logo
ThinkCentre
ThinkVantage
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn merken van de Microsoft-groep van
bedrijven.
Intel, Celeron, Intel Core en Pentium zijn handelsmerken van Intel Corporation in
de Verenigde Staten en/of andere landen.
Linux is een handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Andere namen van ondernemingen, producten en diensten kunnen handelsmerken
zijn van derden.
70 Handboek voor de gebruiker
Trefwoordenregister
A
aansluiten, stations 22
aanvragen
hulp 63
informatie 63
service 63
Access Help 64
achterkant, poorten 8
afsluiten, Setup Utility 52
antivirussoftware 7
apparaten, gevoelig voor statische elektriciteit 13
audiolijningang 9
audiolijnuitgang 9
audiosubsysteem 2
B
backup- en herstelbewerkingen 41
batterij vervangen 27
Beheerderswachtwoord 50
bekijken en wijzigen, instellingen 49
beschrijving van de aansluiting 9
beveiliging
inschakelen of uitschakelen 51
kabelslot 37
kenmerken 3, 37
beveiliging, wachtwoord 37
bewerkingen, backup en herstel 41
bijwerken (flashen) van BIOS 54
BIOS, bijwerken (flashen) 53, 54
BIOS flashen 53
C
CMOS wissen 38
compartiment 2, installatie 21
componenten, inwendig 10
componenten op systeemplaat, toegang 15
computerbehuizing
openen 14
CRU
voltooien van installatie 35
Customer Support Center 65
D
diagnose, probleemoplossing 57
diagnoseprogramma’s gebruiken 65
diskette voor systeemreparatie 44
documentatie gebruiken 65
E
elektronische boeken, map 63
elementaire probleemoplossing 57
Ethernet 2
Ethernet-poort 9
externe opties installeren 14
extra services aanschaffen 66
F
fout bij het bijwerken van POST/BIOS 54
fysieke specificaties 4
G
garantie, informatie 64
gebruiken
andere services 66
diagnoseprogramma’s 65
documentatie 65
noodherstelmedia 43
reparatiediskette 44
Setup Utility 49
wachtwoorden 49
geheugenmodule
installeren 16
systeemplaat 16
H
handelsmerken 70
herstel
bewerkingen, backup en 41
opstartblok 54
problemen oplossen 46
reparatiediskette 44
herstel van het opstartblok 54
herstelapparaat, opstartvolgorde 46
herstellen
software 39
van een POST/BIOS-bijwerkfout 54
herstelmedia maken en gebruiken 39
hulp
aanvragen 63
Access Help 64
en service 65
I
informatie
aanvragen 63
garantie 64
informatiebronnen 63
veiligheid 64
veiligheidsvoorschriften v
Input/output-voorzieningen (I/O) 2
installeren
compartiment 2 21
stuurprogramma’s 45
instellen
herstelapparaat 46
instellingen
bekijken 49
wijzigen 49
interne stations 1
© Copyright Lenovo 2009
71
K
kabels, aansluiten 35
kabelslot 37
kennisgeving televisie-uitvoer 70
kennisgevingen 69
koelelement en ventilator vervangen 30
L
Lenovo Care 63
Lenovo System Toolbox 59
Lenovo ThinkVantage Toolbox 59
Lenovo ThinkVantage Tools 63
Lenovo-website 64
Lenovo Welcome 5, 64
M
maken
en gebruiken van een reparatiediskette 44
noodherstelmedia 43
maken en gebruiken
herstelmedia 39
map, elektronische boeken 63
media, herstelmedia maken en gebruiken 39
media voor noodherstel maken en gebruiken 43
Microfoonaansluiting 9
muis
niet-optische muis 61
optische muis 61
schoonmaken 61
muis schoonmaken 61
muis vervangen 35
muisaansluiting 9
N
niet-optische muis 61
noodherstelmedia maken en gebruiken 43
O
omgeving, in bedrijf 4
openen van kap van computer 14
opnieuw installeren
stuurprogramma’s 45
opstartapparaat 51
tijdelijk, selecteren 51
volgorde wijzigen 52
opties, interne stations installeren 20
opties installeren
beveiligingsvoorzieningen 37
geheugenmodule 16
interne stations 20
PCI-kaart 18
optisch station, vervangen 25
optische muis 61
overwegingen, wachtwoorden 50
P
parallelle poort 9
PC-Doctor for Rescue and Recovery 60
PCI-kaart 18
PCI-kaart (vervolg)
installeren, vervangen 18
plaats van componenten 10
poorten
achterkant 8
voorkant 7
Power-On Password (systeemwachtwoord) 50
probleemoplossing, diagnose 57
probleemoplossing, elementair 57
problemen met herstelprocedures oplossen 46
R
Rescue and Recovery 39
werkgebied, Rescue and Recovery 42
resources, informatie 63
S
selecteren
opstartapparaat 51
tijdelijk opstartapparaat 51
seriële poort 9
service
aanvragen 63
Customer Support Center 65
en hulp 65
services
andere 66
extra aanschaffen 66
Setup Utility 49
Setup Utility, afsluiten 52
Setup Utility starten 49
software
herstellen 39
software, overzicht 5
stations
compartimenten 21
interne 20
specificaties 21
statische elektriciteit, voorzorg 13
stroom
ACPI (Advanced Configuration and Power Interface) 2
kenmerken 2
stuurprogramma’s 36
installeren 45
opnieuw installeren 45
systeem
beheer 2
programma’s 53
systeemplaat
componenten, toegang 15
geheugenmodule 16
locatie van onderdelen 11
locaties 11
poorten 11
systeemprogramma’s updaten 53
T
televisie-uitvoer, kennisgeving 70
tijdelijk opstartapparaat 51
toetsenbord vervangen 34
toetsenbordaansluiting 9
72 Handboek voor de gebruiker
U
uitbreiding 2
updaten
flashen van BIOS 53
systeemprogramma’s 53
USB-poort 9
V
vaste-schijfstation vervangen 23
veiligheid v
veiligheidsvoorschriften v, 64
vervangen
batterij 27
module met koelelement en ventilator 30
vaste-schijfstation 23
VGA-beeldschermaansluiting 9
videosubsysteem 1
voedingseenheid vervangen 28
voltooien, vervanging van onderdelen 35
voorkant, poorten 7
voorzieningen 1
W
wachtwoord
instellen, wijzigen, wissen 50
overwegingen 50
wachtwoordbeveiliging 37
wachtwoorden
vergeten 38
wissen 38
Website, Lenovo 64
werkgebied, Rescue and Recovery 42
werkgebied van Rescue and Recovery 42
wijzigen
opstartvolgorde apparaten 52
Z
zelftest (power-on self-test, POST) 53
Trefwoordenregister
73
74 Handboek voor de gebruiker
Onderdeelnummer: 53Y6296
Gedrukt in Nederland
(1P) P/N: 53Y6296
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84

Lenovo ThinkCentre A58 Handleiding

Type
Handleiding