Documenttranscriptie
4-287-948-73(1)
Digitale camera met
verwisselbare lens
De camera voorbereiden
Beelden opnemen en
weergeven
α-handboek
Montagestuk A
Beelden opnemen die
passen bij uw onderwerp
De opnamefuncties
gebruiken
De weergavefuncties
gebruiken
Functielijst
Beelden bekijken op uw
computer
Overige
Geavanceerde
bedieningshandelingen
Index
SLT-A65/SLT-A65V
©2011 Sony Corporation
Inhoudsopgave
Eenvoudige
bedieningshandelingen
................................................................. 9
Dit hoofdstuk geeft eenvoudige informatie over het bedienen van de camera.
De inhoud van het hoofdstuk "Eenvoudige bedieningshandelingen" is
gelijk aan die van de bijgeleverde Gebruiksaanwijzing.
Opmerkingen over het gebruik van uw camera ............... 10
De camera voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren ......................... 13
Aanduiding van onderdelen ............................................. 14
De accu opladen .............................................................. 20
De accu/geheugenkaart (los verkrijgbaar) plaatsen ......... 22
Een lens bevestigen ......................................................... 25
De camera inschakelen en de klok instellen .................... 28
Voor het maken van opnamen ......................................... 30
De zoeker aanpassen aan het gezichtsvermogen
(dioptrie-instelling) ............................................ 30
De camera goed vasthouden ....................................... 30
Beelden opnemen en weergeven
Stilstaande beelden opnemen .......................................... 31
Films maken .................................................................... 33
Beelden weergeven .......................................................... 34
Beelden wissen (Wissen) ................................................. 35
Beelden opnemen die passen bij uw onderwerp
De hoek van de LCD-monitor aanpassen ........................ 36
Opnamen maken met verschillende opnamefuncties ...... 37
......................................................................... 38
Scènekeuze ........................................................ 39
Panorama d. beweg./
3D-panor. d. beweg. .....40
Continuopname Voorkeuze AE ........................... 41
2
De opnamefuncties gebruiken
De flitser gebruiken ......................................................... 42
De helderheid van beeld aanpassen ................................. 44
De transportfunctie selecteren ............................ 46
De opname-informatie wisselen (DISP) .......................... 47
Beeldgrootte instellen ...................................................... 48
Beeldformaat .............................................................. 48
Panorama: formaat ..................................................... 48
De weergavefuncties gebruiken
Beelden vergroten ............................................................ 50
Overschakelen op de beeldlijstweergave ......................... 51
Beelden bekijken op een tv-scherm ................................. 52
Functielijst
Functies die kunnen worden bediend met de knoppen/
schakelaar .................................................................... 53
Een functie selecteren met de Fn-knop (Functieknop) .... 54
Functies die kunnen worden geselecteerd met de Fn-knop
(Functieknop) .............................................................. 55
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen
worden ........................................................................ 57
De gidsfunctie van de camera gebruiken ......................... 64
Gids In-de-Camera ..................................................... 64
Opnametip .................................................................. 64
Beelden bekijken op uw computer
Met uw computer ............................................................. 66
De software gebruiken ..................................................... 68
De methode selecteren voor het maken van een disc met
films ............................................................................ 72
Overige
Lijst van pictogrammen op het scherm ........................... 74
Functies beschikbaar voor de verschillende opnamestanden
..................................................................................... 77
Beschikbare flitsfuncties ................................................. 78
3
Geavanceerde
bedieningshandelingen
................................................................79
Dit hoofdstuk geeft nadere informatie over de camera.
Voorbereiding
De camera instellen ......................................................... 80
De oogschelp verwijderen .......................................... 80
Het scherm dat wordt weergegeven voor de opnamestand
..................................................................................... 81
De schermstand selecteren ......................................... 81
Histogram ................................................................... 82
De Digitale waterpas .................................................. 83
Het onderwerp door de lens bekijken zonder dat effecten
worden weergegeven ......................................... 83
Lijst van pictogrammen voor zoekerstand ................. 84
Duidelijke beelden schieten zonder bewegingsonscherpte
..................................................................................... 86
Camerabewegingswaarschuwing-indicator ................ 86
De SteadyShot-functie gebruiken .............................. 86
Een statief gebruiken .................................................. 87
Opnamen maken
De opnamestand selecteren ............................................. 88
AUTO/ Flitser uit.......................................... 88
......................................................................... 88
Scènekeuze ........................................................ 89
Panorama d. beweg./
3D-panor. d. beweg. .....91
Continuvoork. AE ............................................... 93
Autom. programma ................................................ 94
Diafragmavoorkeuze ............................................. 95
Sluitertijdvoorkeuze ............................................... 97
Handm. belichting ................................................. 99
BULB ................................................................... 100
Instellingen voor films opnemen ................................... 103
Gemakkelijk films maken ........................................ 103
Films opnemen met aangepaste sluitertijd en
diafragmawaarde ............................................. 104
Bestandsindeling ...................................................... 105
4
Opname-instelling .................................................... 106
Geluid opnemen ....................................................... 107
De scherpstelling aanpassen .......................................... 108
Automatisch scherpstellen ....................................... 108
Scherpstelvergrendeling ........................................... 110
Autom. scherpst. ....................................................... 111
AF-gebied ................................................................. 111
Object volgen ........................................................... 112
Handmatige scherpstelling ....................................... 114
Peaking ..................................................................... 115
Scherpst. vergroten ................................................... 115
Gezichten detecteren ..................................................... 117
Gezichtsherkenning .................................................. 117
Gezichtsregistratie .................................................... 118
Lach-sluiter .............................................................. 119
De helderheid van beeld aanpassen ............................... 122
AE-vergrendeling ..................................................... 122
Lichtmeetfunctie ...................................................... 123
Flitscompensatie ....................................................... 123
Flitsregeling .............................................................. 124
De flitser ........................................................................ 126
Draadloze flitser ....................................................... 127
Het AF-hulplicht ...................................................... 128
Instelling ISO ................................................................ 129
Ruisonderdrukking meerdere beeldjes ..................... 130
Automatisch de helderheid en het contrast compenseren
(Dynamisch Bereik) ................................................. 131
Dyn.-bereikoptim ..................................................... 131
Auto HDR ................................................................ 132
Beeldverwerking instellen ............................................. 134
Foto-effect ................................................................ 134
Creatieve stijl ........................................................... 135
De kleurtinten (Witbalans) instellen .............................. 137
Het scherm voor fijnaanpassing van kleur ............... 138
Kleurtemp./Kleurfilter .............................................. 139
Eigen witbalans ........................................................ 139
Inzoomen in één stap ..................................................... 141
De transportfunctie selecteren .......................... 142
5
Enkele opnamen nemen ........................................... 142
Continue opname ..................................................... 142
Zelfontspanner .......................................................... 143
Bracket: continu/Bracket enkel ................................ 143
Witbalansbracket ...................................................... 145
Afstandsbed. ............................................................. 146
Weergave
Het scherm dat wordt weergegeven voor de weergavestand
................................................................................... 147
Overschakelen naar een ander scherm tijdens weergave
.......................................................................... 147
Lijst van pictogrammen in de histogramweergave
.......................................................................... 147
De weergavefuncties gebruiken .................................... 149
Een beeld roteren ...................................................... 149
Weergavefunctie ...................................................... 149
Diavoorstelling ......................................................... 150
Afspeelweergave ...................................................... 151
Panoramabeelden scrollen ........................................ 151
Beelden beveiligen (Beveiligen) ................................... 152
Beelden wissen (Wissen) ............................................... 153
Wissen (Meerdere bldn.) .......................................... 153
Alle beelden of films in dezelfde weergavestand wissen
.......................................................................... 154
Over weergave op een TV-toestel ................................. 155
3D-weergave ............................................................ 155
Gebruik van "BRAVIA" Sync ................................. 155
Installatie van de camera
GPS-instelling (alleen SLT-A65V) ............................... 157
GPS Hulpdata ........................................................... 158
Aut. tijdcorrectie GPS .............................................. 159
Selecteert de beeldverhouding voor stilstaande beelden.
................................................................................... 160
Beeldverhouding ...................................................... 160
Kwaliteit ................................................................... 160
De andere functies van de camera instellen .................. 162
NR lang-belicht ........................................................ 162
6
NR bij hoge-ISO ...................................................... 162
Kleurenruimte .......................................................... 163
Opn. zonder lens ....................................................... 163
Stramienlijn .............................................................. 164
Autom.weergave ...................................................... 164
Funct. van AEL-knop ............................................... 164
ISO-knop .................................................................. 165
Voorbeeldknop ......................................................... 165
Electronische Voorste Gordijnsluiter ....................... 166
LCD-helderheid ........................................................ 166
Helderheid zoeker .................................................... 167
Stroombesparing ...................................................... 167
Inst. FINDER/LCD .................................................. 167
Lenscorrectie ................................................................. 168
Lenscomp. randschaduw .......................................... 168
Lenscom.: chromatische afwijking .......................... 168
Lenscomp.: vervorming ........................................... 168
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
................................................................................... 169
Formatteren .............................................................. 169
Bestandsnummer ...................................................... 169
Mapnaam .................................................................. 170
OPN.-map kiezen ..................................................... 170
Nieuwe map ............................................................. 170
Beeld-DB herstellen ................................................. 171
Inst. uploaden ........................................................... 171
Op de standaardinstellingen terugstellen ....................... 173
De versie van de camera controleren ............................. 177
Computer
De camera op de computer aansluiten ........................... 178
De USB-verbinding instellen ................................... 178
Aansluiten op de computer ....................................... 178
Beelden importeren op de computer (Windows) ..... 179
Beelden importeren op de computer (Macintosh) .... 180
De USB-verbinding verwijderen .............................. 181
Een film-disc maken ...................................................... 182
Een disc in AVCHD-indeling maken ....................... 182
7
Een disc van Standard Definition beeldkwaliteit (STD)
maken ............................................................... 183
Discs die u kunt gebruiken met "PMB" ................... 184
Afdrukken
DPOF opgeven .............................................................. 185
Datum afdrukken ...................................................... 185
Reiniging
De camera en een lens reinigen ..................................... 186
De beeldsensor reinigen ................................................ 187
Oplossen van problemen/Overige
Problemen oplossen ....................................................... 190
Waarschuwings-mededelingen ...................................... 200
Voorzorgs-maatregelen ................................................. 203
De camera in het buitenland gebruiken —
Stroomvoorziening ................................................... 206
AVCHD-indeling .......................................................... 207
GPS (alleen SLT-A65V) ............................................... 208
3D-beelden .................................................................... 210
Geheugenkaart ............................................................... 211
Accu/Acculader ............................................................. 213
De Licentie .................................................................... 215
Index .............................................................................. 217
8
Eenvoudige bedieningshandelingen
De inhoud van het hoofdstuk "Eenvoudige
bedieningshandelingen" is gelijk aan die van de
bijgeleverde Gebruiksaanwijzing. Dit hoofdstuk
geeft eenvoudige informatie over het bedienen van
de camera. Zie "Geavanceerde
bedieningshandelingen" (blz. 79) als u effectiever
gebruik van de camera wilt maken.
9
Opmerkingen over het gebruik van uw
camera
Opnameprocedure
• Deze camera kent 2 functies voor het
volgen van onderwerpen: de LCDfunctie met behulp van de LCD-monitor
en de zoekerfunctie met behulp van de
zoeker.
• Het vastgelegde beeld kan verschillen
van het beeld dat u vóór de opname hebt
waargenomen.
Opmerkingen over de functies die
beschikbaar zijn met de camera
• Als u wilt controleren of het toestel
geschikt is voor 1080 60i of 1080 50i,
kijk dan op de onderzijde van de camera
of u de volgende merktekens ziet.
Geschikt voor 1080 60i:60i
Geschikt voor 1080 50i:50i
• Deze camera is geschikt voor films van
1080 60p- of 50p-formaat. Deze camera
maakt geen opnamen in de standaardopnamestanden zoals dat tot nu toe
gebeurde met een interlacing-methode,
maar het toestel gebruikt een
progressive-methode. Hierdoor neemt de
resolutie toe en ontstaat een
gelijkmatiger, meer realistisch beeld.
• Misschien zult u zich niet prettig voelen
en last hebben van vermoeide ogen,
misselijkheid of vermoeidheid wanneer u
3D-beelden die zijn vastgelegd met de
camera, bekijkt op beeldschermen die
geschikt zijn voor 3D. Wanneer u 3Dbeelden bekijkt, kunt u het beste met
regelmatige tussenpozen een pauze
inlassen. Bepaal voor uzelf hoe vaak en
hoe lang u moet stoppen, omdat niet
iedereen evenveel behoefte heeft aan
onderbrekingen. Als u zich niet lekker
voelt, stop dan met het kijken naar 3Dbeelden, en vraag eventueel een dokter
om advies. Raadpleeg ook de
bedieningsinstructies van het aangesloten
toestel of de software die bij de camera
wordt gebruikt. Het gezichtsvermogen
van kinderen is altijd kwetsbaar (vooral
voor kinderen jonger dan 6). Vraag een
10
deskundige, zoals een kinderarts of
oogarts, advies voordat u hen toestaat
3D-beelden te bekijken. Let er vooral op
dat uw kinderen zich houden aan de
hierboven genoemde
voorzorgsmaatregelen.
Geen compensatie voor de inhoud
van de opnamen
Voor mislukte opnamen door een
gebrekkige werking van uw camera, een
geheugenkaart, enz. kan geen
schadevergoeding worden geëist.
Aanbeveling reservekopie
Voorkom mogelijk verlies van
beeldgegevens, maak altijd een kopie
(backup) van de gegevens op een ander
medium.
Opmerkingen over de LCD-monitor,
elektronische zoeker, lens en
beeldsensor
• De LCD-monitor en de elektronische
zoeker zijn vervaardigd met
gebruikmaking van uiterst nauwkeurige
technologie zodat meer dan 99,99% van
de pixels effectief kan worden gebruikt.
Het is echter mogelijk dat enkele kleine
zwarte punten en/of oplichtende punten
(wit, rood, blauw of groen) permanent op
de LCD-monitor of in de elektronische
zoeker zichtbaar zijn. Dit is een normaal
gevolg van het productieproces en heeft
geen enkele invloed op de beelden.
• Houd de camera niet vast aan de LCDmonitor.
• Stel de camera niet bloot aan zonlicht en
maak niet langdurig opnamen in de richting
van de zon. Het interne mechanisme zou
beschadigd kunnen raken. Als het zonlicht
wordt gefocust op een voorwerp in de
buurt, kan brand ontstaan.
Opmerkingen over het gebruik van uw camera
• Er bevindt zich een magneet aan de
achterzijde van en rond de draaias van
het scharnierende gedeelte van de LCDmonitor. Breng niet iets dat gevoelig is
voor de magneet, zoals een floppy-disk
of een creditcard in de buurt van de LCDmonitor.
• Op een koude plaats kunnen beelden een
schaduw vormen op de het scherm. Dit is
normaal. Als u de camera op een koude
plaats inschakelt, kan de het scherm
tijdelijk donker zijn. Als de camera is
opgewarmd, zal de het scherm normaal
werken.
Opmerkingen over langdurige
opnamen
• Wanneer u langdurig opnamen maakt,
loopt de temperatuur van de camera op.
Als de temperatuur boven een bepaald
niveau komt, wordt het -merkteken op
het scherm aangeduid en schakelt de
camera zichzelf uit. Als de camera
zichzelf uitschakelt, gebruik het toestel
dan 10 min of langer niet zodat de
temperatuur binnen in de camera tot een
veilig niveau kan dalen.
• Bij hoge omgevingstemperaturen stijgt
de temperatuur van de camera snel.
• Wanneer de temperatuur van de camera
stijgt, zal de beeldkwaliteit misschien
afnemen. U kunt het beste wachten tot de
temperatuur van de camera is gedaald,
voordat u verdergaat met het maken van
opnamen.
• Het oppervlak van de camera kan warm
worden. Dit is normaal.
Opmerkingen over het importeren
van AVCHD View-films* op een
computer
Gebruik, wanneer u AVCHD View-films
importeert op een computer, voor
Windows-computers "PMB"-software op
de CD-ROM (bijgeleverd).
* "AVCHD View-films" zijn films die zijn
vastgelegd in de stand [AVCHD 60i/
60p]/[AVCHD 50i/50p] van
[Bestandsindeling] (blz. 105).
Opmerkingen bij het afspelen van
films op andere apparaten
• Deze camera maakt gebruik van
MPEG-4 AVC/H.264 High Profile voor
opnamen in AVCHD-indeling. Films die
met deze camera zijn vastgelegd in
AVCHD-indeling, kunnen niet worden
afgespeeld op de volgende apparaten.
–Andere apparaten die geschikt zijn voor
de AVCHD-indeling en High Profile
niet ondersteunen.
–Apparaten die niet geschikt zijn voor
het AVCHD-indeling.
Deze camera maakt ook gebruik van
MPEG-4 AVC/H.264 Main Profile voor
opnamen in MP4-indeling. Daarom
kunnen films die met deze camera zijn
vastgelegd in het MP4-indeling, niet
worden afgespeeld op apparaten die
MPEG-4 AVC/H.264 niet ondersteunen.
• Disks die zijn opgenomen met HDbeeldkwaliteit (High-Definition) kunnen
alleen worden afgespeeld op apparaten
die geschikt zijn voor het AVCHDindeling. DVD-spelers of -recorders
kunnen disks in HD-beeldkwaliteit niet
afspelen, omdat zij ongeschikt zijn voor
het AVCHD-indeling. Ook zal het
misschien voorkomen dat DVD-spelers
of -recorders disks in HD-beeldkwaliteit
niet kunnen uitwerpen.
• 1080 60p/50p-films kunnen alleen
worden afgespeeld op apparaten die
geschikt zijn voor dit formaat.
Over apparaten die geschikt zijn voor
GPS (alleen SLT-A65V)
• Controleer, als u wilt bepalen of uw
camera de GPS-functie ondersteunt, de
modelnaam van uw toestel.
Geschikt voor GPS: SLT-A65V
Niet geschikt voor GPS: SLT-A65
• Gebruik GPS in overeenstemming met de
voorschriften van landen en regio's waar
u de functie gebruikt.
• Stel, als u de locatie-informatie niet
vastlegt, [GPS aan/uit] op [Uit]
(blz. 157).
• Zet de camera in een vliegtuig vooral uit
volgens de aankondigingen aan boord.
11
Opmerkingen over het gebruik van uw camera
Waarschuwing over copyright
Televisieprogramma's, films, videobanden
en ander materiaal kunnen beschermd zijn
door auteursrechten. Het zonder
toestemming opnemen van dergelijk
materiaal kan in strijd zijn met de wetten op
de auteursrechten.
De afbeeldingen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
De foto's die in deze gebruiksaanwijzing als
voorbeelden worden gebruikt, zijn
gereproduceerde beelden die niet
daadwerkelijk met deze camera zijn
opgenomen.
Informatie over de
gegevensspecificaties die in deze
handleiding worden beschreven
De gegevens over prestaties en specificaties
worden gedefinieerd onder de volgende
omstandigheden, behalve als zij in deze
handleiding anders worden beschreven: bij
een gewone omgevingstemperatuur van
25ºC en met een accu die ongeveer 1 uur is
opgeladen, nadat de CHARGE-lamp
uitgaat.
Modelnaam
In deze handleiding worden diverse
modellen beschreven, die worden geleverd
met verschillende lenzen.
De modelnaam varieert afhankelijk van de
bijgeleverde lens. Welk model leverbaar is,
hangt af van het land/de regio.
Modelnaam
Lens
SLT-A65/A65V –
SLT-A65K/
A65VK
DT18-55 mm
SLT-A65Y/
A65VY
DT18-55 mm en
DT55-200 mm
SLT-A65M/
A65VM
DT18-135 mm
12
Opmerkingen over opnamen met
gebruik van de zoeker
Deze camera is uitgerust met een XGA
Organische Elektroluminiscentie-zoeker
met hoge resolutie en hoog contrast. Deze
zoeker maakt een grote kijkhoek en een
lange afstand tot het oog mogelijk,
vergelijkbaar met de DSLR-A900 uitgerust
met een 35 mm-sensor van volledige
grootte. Deze camera is met een gepaste
balans tussen verschillende elementen zo
ontworpen dat de zoeker eenvoudig te
gebruiken is.
• Het beeld kan iets vervormd zijn aan de
randen van de zoeker. Dit is geen storing.
Als u elk detail van de volledige
compositie wilt controleren, kunt u ook
de LCD-monitor gebruiken.
• Als u de camera pant terwijl u in de
zoeker kijkt, of uw ogen draait, kan het
beeld in de zoeker vervormd lijken en
kan de kleur van het beeld veranderen.
Dit is een kenmerk van de lens of het
weergave-apparaat, geen storing.
Wanneer u een opname maakt, raden wij
aan dat u in het midden van de zoeker
kijkt.
De camera voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren
Controleer eerst de modelnaam van uw camera (blz. 12). Welke accessoires
worden bijgeleverd is afhankelijk van het model.
Het cijfer tussen haakjes geeft het aantal stuks aan.
• Netsnoer (1)*(niet bijgeleverd in
de V.S. en Canada)
* Er worden wellicht meerdere netsnoeren
bij uw camera geleverd. Gebruik het
juiste snoer voor uw land/gebied.
• Oplaadbare accu NP-FM500H
(1)
• Lensvattingdop (1) (bevestigd op
de camera)
• Oogschelp (1) (bevestigd op de
camera)
• CD-ROM (1)
– Toepassingssoftware voor
α-camera
– α-handboek (Deze handleiding)
• Gebruiksaanwijzing (1)
SLT-A65K/A65VK
• DT18-55 mm zoom-lens (1)/
Lensdop voorzijde (1)/Deksel
verpakking (1)
SLT-A65Y/A65VY
• USB-kabel (1)
• DT18-55 mm zoom-lens (1)/
Lensdop voorzijde (1)/Deksel
verpakking (1)
• DT55-200 mm zoom-lens (1)/
Lensdop voorzijde (1)/Lensdop
achterzijde (1)/Zonnekap (1)
• Schouderriem (1)
SLT-A65M/A65VM
• DT 18-135 mm zoomlens (1)/
Voorlensdop (1)/Achterlensdop
(1)/Zonnekap (1)
13
De camera voorbereiden
Gewone accessoires
• Camera (1)
• BC-VM10A Acculader (1)
Aanduiding van onderdelen
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes
vermelde bladzijden.
Voorzijde
A Ontspanknop (31)
L Functiekeuzeknop (37)
B Stroomschakelaar (28)
M
C Instelwiel (94)
N Vattingindex (25)
D Sensor afstandsbediening (146)
O Lensontgrendelingsknop (26)
E Zelfontspannerlampje (143)
P Schakelaar scherpstellingsfunctie
F Lenscontactpunten*
G Spiegel*
H Controleknop (97)
I Lensvattingopening
J Ingebouwde flits* (42, 126)
K Microfoon** (107)
14
(Flits-pop-up)-knop (42, 126)
(108, 114)
* Raak deze onderdelen niet
rechtstreeks aan.
** Dek dit gedeelte niet af
tijdens het maken van
films. Als u dat doet kan er
ruis ontstaan of kan het
volume afnemen.
Aanduiding van onderdelen
Achterzijde
De camera voorbereiden
A Zoekersensors (80)
H Bedieningsknop
v/V/b/B/DISP (Weergave)
(81, 147)/WB (Witbalans)
(137)/
(Transport) (46,
142)/
(Beeldeffect) (134)
B Zoeker*
• Wanneer u in de zoeker kijkt, is
de zoeker geactiveerd, en
wanneer u de zoeker van uw
gezicht weghaalt, keert de
weergave terug naar de LCDmonitor.
C Dioptrie-instelwiel (30)
D LCD-monitor (74, 84, 147)
I Bedieningsknop (Enter)/AF-
knop (111)/Knop Onderwerp
Volgen (112)
J
(Gids In-de-Camera)-knop
(64)
Voor weergave:
(Wis)-knop
(35)
K
(Weergave)-knop (34)
E Lichtsensor (166)
F Oogschelp (80)
G Voor opname: Fn-knop
(Functie) (54, 55)
Voor weergave:
-knop
(Beeld roteren) (149)
* Raak dit onderdeel niet
rechtstreeks aan.
15
Aanduiding van onderdelen
Bovenzijde
A Zelfvergrendelende
Accessoireschoen (127)
B MENU-knop (57)
C MOVIE-knop (33, 103)
D FINDER/LCD-knop (167)
E
-knop (Belichting) (44)
F ISO-knop (129)
G
Positiemarkering
beeldsensor (110)
H Voor opname:
-Knop
(Slimme teleconverter) (141)/
knop Scherpstelling vergroten
(115)
Voor weergave:
(Inzoom)knop (50)
16
I Voor opname: AEL-knop (AE-
vergrendeling) (122)/AV-knop
(Diafragmawaarde) (99)
Voor weergave:
(Uitzoom)knop (50)/
(Index)-knop
(51)
Aanduiding van onderdelen
Zijkanten/onderkant
belangrijk dat het snoer van de
Afstandsbediening naar voren
wijst.
schouderriem
• Bevestig beide uiteinden van de
riem aan de camera.
C Luidspreker
D DC IN-aansluiting
• Zet, wanneer u de ACPW10AM-netspanningsadapter
(los verkrijgbaar) op de camera
aansluit, de camera uit, steek
vervolgens de connector van de
netspanningsadapter in de DC
IN-aansluiting op de camera.
E Microfoonaansluiting
• Wanneer een externe microfoon
wordt aangesloten, wordt de
interne microfoon automatisch
uitgeschakeld. Wanneer de
externe microfoon van het type
is dat wordt gevoed via zijn
stekker, wordt de voeding van
de microfoon geleverd door de
camera.
B REMOTE-aansluiting
• Sluit de RM-L1AM
Afstandsbediening (los
verkrijgbaar) aan op de camera
door de stekker van de
Afstandsbediening in de
REMOTE-aansluiting te steken
waarbij u de stekkergeleider op
één lijn brengt met die van de
REMOTE-aansluiting. Het is
F HDMI-aansluiting (52, 155)
G
(USB)-aansluiting (178)
17
De camera voorbereiden
A Bevestigingsogen voor de
Aanduiding van onderdelen
H Toegangslampje (23)
I Insteeksleuf geheugenkaart
(22)
J Klepje geheugenkaart (22)
K Insteeksleuf accu (22)
L Klepje accu (22)
M Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een
schroeflengte van minder dan
5,5 mm. U kunt de camera niet
stevig bevestigen op statieven
met een schroeflengte van
5,5 mm of meer. Bovendien kan
de camera beschadigd raken
wanneer u dat probeert.
18
Aanduiding van onderdelen
Lens
DT 18-55mm F3.5-5.6 SAM
(Geleverd bij de SLT-A65K/A65VK/A65Y/
A65VY)
D Index brandpuntsafstand
E Lenscontactpunten
F Schakelaar
scherpstellingsfunctie
G Vattingindex
I Schakelaar voor
zoomvergrendeling
DT 55-200mm F4-5.6 SAM
(Geleverd bij de SLT-A65Y/A65VY)
DT 18-135mm F3.5-5.6 SAM
(Geleverd bij de SLT-A65M/A65VM)
• De DT 18-55mm F3.5-5.6 SAM/
DT 55-200mm F4-5.6 SAM/DT
18-135mm F3.5-5.6 SAM zijn
ontworpen voor Sony
Montagestuk A-cameras
(modellen die zijn uitgerust met
een beeldsensor van APS-Cafmeting). U kunt deze lenzen
niet gebruiken op
kleinbeeldcamera's
(negatiefformaat 35 mm).
• Raadpleeg voor meer informatie
over andere lenzen dan
DT 18-55mm F3.5-5.6 SAM/
DT 55-200mm F4-5.6 SAM/DT
18-135mm F3.5-5.6 SAM de
gebruiksaanwijzing die bij de
lens wordt geleverd.
A Scherpstelring
B Zoomring
C Schaalverdeling
brandpuntsafstand
19
De camera voorbereiden
H Zonnekapindex
De accu opladen
Zorg ervoor dat u de NP-FM500H "InfoLITHIUM"-accu (bijgeleverd)
oplaadt als u de camera voor het eerst gebruikt.
De "InfoLITHIUM"-accu kan zelfs worden opgeladen als deze niet
volledig leeg is.
Hij kan tevens worden gebruikt als hij niet volledig is opgeladen.
De accu wordt beetje bij beetje ontladen wanneer de camera niet wordt
gebruikt. Om te voorkomen dat u geen opname kunt maken, controleert
u het resterende accuniveau voordat u de camera gebruikt. Als het
accuniveau laag is, laadt u de accu op.
1
Plaats de accu op de
acculader.
Duw de accu erin totdat deze vastklikt.
20
De accu opladen
2
Steek de stekker van de
acculader in het stopcontact.
Voor de V.S. en Canada
Stekker
Lampje aan: Opladen
Lampje uit: Laden voltooid
Laadtijd
Ongeveer 175 minuten
CHARGE-lamp
Voor andere landen/regio's dan de
V.S. en Canada
CHARGE-lamp
Naar een stopcontact
(aan de wand)
Opmerkingen
• Afhankelijk van de resterende accucapaciteit of de oplaadomstandigheden kan de
oplaadtijd langer of korter zijn.
• We adviseren u de accu op te laden bij een omgevingstemperatuur van 10°C tot
30°C. Bij hogere of lagere temperatuur kan het zijn dat u de accu niet efficiënt kunt
opladen.
• Steek de stekker van de acculader in het stopcontact dat het dichtste bij is.
21
De camera voorbereiden
• Bij het opladen van een volledig lege
accu bij een temperatuur van 25°C.
• Het CHARGE-lampje gaat uit
wanneer het laden is voltooid.
De accu/geheugenkaart (los
verkrijgbaar) plaatsen
1
Open het klepje door het
accuklepje te verschuiven en
de hendel te openen.
2
Verschuif de
vergrendelingshendel met de
punt van de accu en stop de
accu helemaal in de camera.
Vergrendelingshendel
3
Sluit het klepje.
4
Open het klepje terwijl u het
geheugenkaartklepje
verschuift.
22
De accu/geheugenkaart (los verkrijgbaar) plaatsen
5
Plaats een geheugenkaart.
• Plaats de geheugenkaart met het
afgeschuinde hoekje in de richting
zoals wordt afgebeeld en duw totdat
de kaart op z'n plaats klikt.
Let erop dat het afgeschuinde hoekje in
de juiste richting wijst.
De camera voorbereiden
6
Sluit het klepje.
De accu verwijderen
Schakel de camera uit, en verschuif de
vergrendelingshendel in de richting van
de pijl. Wees voorzichtig dat de accu niet
valt.
Vergrendelingshendel
De geheugenkaart verwijderen
Controleer of het toegangslampje uit is, open vervolgens het klepje en duw
één keer tegen de geheugenkaart.
De resterende acculading controleren
De bijgeleverde accu is een lithium-ionbatterij die functies bevat voor het
uitwisselen van informatie over de gebruiksomstandigheden van uw
camera. De resterende accuduur wordt weergegeven in percentages op
basis van de gebruiksomstandigheden van uw camera.
23
De accu/geheugenkaart (los verkrijgbaar) plaatsen
"Accu leeg"
Accuniveau
Hoog
Laag
U kunt geen foto's
meer maken.
Verkrijgbare geheugenkaarten
De volgende geheugenkaarten zijn geschikt voor deze camera. Maar niet
gegarandeerd kan worden dat alle geheugenkaarten werken in deze camera.
Type geheugenkaart
Stilstaanden Films
beelden
Memory Stick PRO Duo
In deze
handleiding
(Merkteken2)
Memory Stick PRO-HG Duo
SD geheugenkaart
(Klasse 4 of
sneller)
SDHC geheugenkaart
(Klasse 4 of
sneller)
SDXC geheugenkaart
(Klasse 4 of
sneller)
Memory Stick
PRO Duo
SD-kaart
• MultiMediaCard kan niet worden gebruikt.
Opmerking
• Beelden die zijn vastgelegd op een SDXC-geheugenkaart kunnen niet worden
geïmporteerd op of afgespeeld op een computer of AV-apparatuur die niet geschikt
is voor exFAT. Controleer dat het apparaat geschikt is voor exFAT voordat u het
aansluit op de camera. Als u uw camera aansluit op een ongeschikt apparaat, zal u
misschien worden gevraagd de kaart te formatteren. Reageer hier nooit op met het
formatteren van de kaart, omdat u dan alle gegevens op de kaart wist. (exFAT is het
bestandssysteem dat wordt gebruikt op SDXC-geheugenkaarten.)
24
Een lens bevestigen
1
Haal de lensvattingdop van
de camera en haal de
verpakkingsklep van de
achterzijde van de lens.
2
Lensvattingdop
Verpakkingsklep
Houd de oranje
uitlijnmarkeringen
(vattingindexen) op de lens
en de camera tegenover
elkaar.
Oranje uitlijnmarkeringen
3
Draai vervolgens de lens
rechtsom tot deze met een
klik wordt vergrendeld.
• Het is belangrijk dat u de lens recht
op de camera zet.
Opmerkingen
• Bij het bevestigen van de lens, mag u de lensontgrendelingsknop niet indrukken.
• Oefen bij het bevestigen van de lens geen grote kracht uit.
• Lenzen met een E-vatting zijn niet geschikt voor deze camera.
• Wanneer u een lens gebruikt die is voorzien van een statiefbevestiging, bevestig de
lens dan op het statief met deze bevestiging zodat het gewicht van de lens
gemakkelijker in balans kan worden gebracht.
• Wanneer u de camera draagt met de lens erop bevestigd, moet u zowel de camera als
de lens stevig vasthouden.
25
De camera voorbereiden
• Als u de lens verwisselt, doe dit dan
snel en op een stofvrije plaats om
ervoor te zorgen dat er geen stof of
vuil in de camera binnendringt.
• Neem, wanneer u opnamen gaat maken
de lensdop van de voorzijde van de lens.
Lensdop voorzijde
Een lens bevestigen
• Houd de lens niet vast aan het gedeelte dat is uitgeschoven voor inzoomen of
scherpstellen.
De lens verwijderen
1
Druk de
lensontgrendelingsknop
helemaal in en draai de lens
linksom tot aan de aanslag.
Lensontgrendelingsknop
2
Bevestig de lensdoppen aan
de voor- en achterzijde van
de lens en de lensvattingdop
op de camera.
• Verwijder eerst stof voordat u deze
bevestigt.
• Bij de DT 18-55mm F3.5-5.6 SAM
Lens Kit wordt geen achterlensdop
geleverd. Koop de Achterlensdop
ALC-R55, wanneer u de lens los van
de camera wilt opbergen.
Een zonnekap bevestigen
U wordt geadviseerd een zonnekap te
gebruiken ter voorkoming van
lichtschitteringen en voor een maximale
beeldkwaliteit.
Zet de zonnekap in de vatting aan het
einde van de lens en klik de kap vast door
deze naar rechts te draaien.
26
Een lens bevestigen
Opmerkingen
• Er wordt geen zonnekap bij de DT 18-55mm F3.5-5.6 SAM geleverd. U kunt de
ALC-SH108 (los verkrijgbaar) gebruiken.
• De zonnekap kan het licht van de flitser blokkeren. Verwijder de zonnekap als u de
flitser gebruikt.
• Draai de zonnekap wanneer u deze wilt opbergen, los en zet de kap achterstevoren
op de lens.
Opmerking over verwisseling van de lens
27
De camera voorbereiden
Als bij de verwisseling van de lens stof of vuil de camera binnendringt en
op het oppervlak van de beeldsensor (het onderdeel dat werkt als de film)
blijft plakken, kan dit afhankelijk van de opnameomstandigheden als
zwarte vlekken zichtbaar zijn in het beeld.
De camera is uitgerust met een stofpreventiefunctie om te voorkomen dat
stof op de beeldsensor komt. Toch moet u de lens snel en op een stofvrije
plaats verwisselen als u een lens bevestigt/verwijdert.
De camera inschakelen en de klok
instellen
Als u de camera voor het eerst inschakelt, wordt het scherm voor de
instelling van de Datum/tijd weergegeven.
1
Zet de stroomschakelaar op ON
om de camera in te schakelen.
Het scherm voor het instellen van de
datum en de tijd, wordt weergegeven.
• Om de camera uit te schakelen, zet u
deze op OFF.
2
Controleer op de LCD-monitor
dat [Enter] is geselecteerd en
druk vervolgens op het midden
van de bedieningsknop.
3
Selecteer met b/B op de bedieningsknop uw tijdzone en
druk vervolgens op het midden van de bedieningsknop.
4
Selecteer ieder onderdeel met
b/B, en stel de numerieke
waarde in met v/V.
[Zomertijd:]: Schakelt de instelling
van de zomertijd in of uit.
[Datumformaat:]: Selecteert de
indeling van de datum op het scherm.
• Middernacht wordt aangeduid als
12:00 AM, twaalf uur 's middags als
12:00 PM.
28
De camera inschakelen en de klok instellen
5
Herhaal stap 4 als u andere onderdelen wilt instellen
en druk vervolgens op het midden van de
bedieningsknop.
6
Controleer dat [Enter] is geselecteerd en druk
vervolgens op het midden van de bedieningsknop.
Druk op de MENU-knop.
De datum/tijd opnieuw instellen
Als u de camera voor het eerst inschakelt, wordt het scherm voor de
instelling van de datum/tijd automatisch weergegeven. De volgende keer
kunt u de datum en de tijd instellen vanuit het menu.
MENU-knop t
1 t [Datum/tijd instellen]
De tijdzone opnieuw instellen
U kunt de tijdzone instellen waar u de camera gebruikt. Hiermee kunt u de
tijdzone instellen wanneer u de camera in het buitenland gebruikt.
MENU-knop t
1 t [Tijdzone instellen]
De instelling van datum en tijd bewaren
Deze camera is uitgerust met een interne, oplaadbare batterij voor het
bewaren van de datum en tijd en andere instellingen, ongeacht of de camera
is ingeschakeld of niet en of de accu is geplaatst of niet (blz. 204).
29
De camera voorbereiden
De bewerking voor de instelling van de datum en tijd annuleren
Voor het maken van opnamen
De zoeker aanpassen aan het gezichtsvermogen
(dioptrie-instelling)
Stel de dioptrie af op uw
gezichtsvermogen door het
dioptrie-instelwiel te draaien
totdat de display in de zoeker
scherp te zien is.
Opmerking
• U kunt het opzetstuk voor dioptrie-instelling (los verkrijgbaar) niet op deze camera
gebruiken.
De camera goed vasthouden
Stabiliseer uw bovenlichaam en ga in een houding staan
die voorkomt dat de camera beweegt.
In de LCD-monitorfunctie
In de zoekerfunctie
In de zoekerfunctie
(verticale positie)
Punt 1
Houd met één hand de camera vast, en ondersteun met de andere hand de lens.
Punt 2
Ga stevig staan met uw beide voeten ter hoogte van uw schouders.
Punt 3
Houd uw ellebogen licht tegen uw lichaam gedrukt.
Stabiliseer uw bovenlichaam door uw elleboog op uw knie te zetten als u in
een knielende positie fotografeert.
30
Beelden opnemen en weergeven
Stilstaande beelden opnemen
In de stand "AUTO" kunt u gemakkelijk een foto maken van een
willekeurig onderwerp onder willekeurige omstandigheden, omdat de
camera een inschatting maakt van de situatie en de instellingen aanpast.
Kies
om op te nemen op plaatsen waar u geen flitser mag gebruiken.
1
Zet de functiekeuzeknop in
de stand
of
(Flitser
uit).
of
Houd de camera vast en beoordeel uw opname met de
LCD-monitor of de zoeker.
3
Plaats het AF-gebied over
het onderwerp van uw keuze.
• Als de
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator knippert,
maakt u rustig een foto van het
onderwerp terwijl u de camera stabiel
houdt of gebruikt u een statief.
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator
AF-gebied
4
Bij gebruik van een
zoomlens, draait u de
zoomring en bepaalt u het
beeld.
Zoomring
31
Beelden opnemen en weergeven
2
Stilstaande beelden opnemen
5
Druk de ontspanknop tot
halverwege in om scherp te
stellen.
Wanneer de scherpstelling is bevestigd,
gaat z of
(scherpstellingsindicator)
branden (blz. 109).
Scherpstellings-indicator
6
32
Druk de ontspanknop
helemaal in om het beeld op
te nemen.
Films maken
1
Druk op de MOVIE-knop als u
het opnemen wilt starten.
MOVIE-knop
2
Druk weer op de MOVIE-knop als u het opnemen wilt
stoppen.
Opmerkingen
• Tijdens het opnemen van een film zal misschien het geluid van de werkende camera
en lens worden vastgelegd. U kunt het opnemen van geluid uitschakelen door
[Geluid opnemen] in te stellen op [Uit] (blz. 107).
• Afhankelijk van de omgevingstemperatuur of de status van de camera zal de tijd voor
het zonder onderbreking opnemen van een film misschien korter zijn. Zie
"Opmerkingen over het continu opnemen van film".
• Wanneer het
-merkteken wordt weergegeven, is de temperatuur van de camera te
hoog geworden. Zet de camera uit en wacht tot de temperatuur van de camera is
gedaald (blz. 201).
33
Beelden opnemen en weergeven
• Het opnemen van films kan in iedere
belichtingsstand worden gestart.
• De sluitertijd en het diafragma
worden automatisch aangepast. Als u
bepaalde waarden wilt instellen, zet u
de functiekeuzeknop op
(Film)
(blz. 104).
• In de stand voor automatische
scherpstelling blijft de camera het
beeld scherpstellen.
Beelden weergeven
1
Druk op de
-knop.
-knop
2
MENU-knop t
1 t [Weergavefunctie] t
Selecteer de functie van uw keuze
• Selecteer als u stilstaande beelden wilt weergeven [Mapweergave
(stilstaand)] en selecteer [Mapweergave (MP4)] of [AVCHDweergave]
als u films wilt afspelen, afhankelijk van de bestandsindeling.
3
Selecteer een beeld met b/B op de bedieningsknop.
• Druk op het midden van de bedieningsknop als u films wilt afspelen.
Tijdens het weergeven van films
Bediening regelknop/instelwiel
Onderbreken/hervatten
z
Snel vooruit
B
Snel achteruit
b
Langzaam vooruit
Draai in de pauzestand het instelwiel naar
rechts
Langzaam achteruit
Draai in de pauzestand het instelwiel naar
links
• De film wordt beeldje-voor-beeldje
afgespeeld.
Het geluidsvolume aanpassen
V t v/V
De informatie weergeven
v
Opmerking
• Films die met andere apparaten zijn opgenomen, zullen misschien niet op deze
camera kunnen worden afgespeeld.
34
Beelden wissen (Wissen)
Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. Controleer
vooraf of u het beeld al dan niet wilt wissen.
Opmerking
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Het beeld wissen dat wordt weergegeven
Geef het beeld weer dat u
wilt wissen en druk
vervolgens op de -knop.
-knop
2
Selecteer [Wissen] met v op de bedieningsknop en
druk vervolgens op het midden van de bedieningsknop.
35
Beelden opnemen en weergeven
1
Beelden opnemen die passen bij uw onderwerp
De hoek van de LCD-monitor
aanpassen
Zet de LCD-monitor in een hoek
waarin u het beeld goed kunt zien.
• De LCD-monitor kantelt 180 graden.
• De LCD-monitor kan 270 graden naar
links worden gedraaid uit de positie
waarin de LCD-monitor naar voren
wijst.
• Wanneer de LCD-monitor niet wordt
gebruikt, kunt u de monitor het beste
sluiten met de schermzijde naar de
camera gericht.
Opmerking
• Wanneer de LCD-monitor open is, zal de
oogsensor misschien niet werken in situaties
waarin opnamen worden gemaakt uit een lage
positie. Als u in de zoeker kijkt en de monitor
wordt niet automatisch overgeschakeld, druk
dan op de knop FINDER/LCD.
36
Opnamen maken met verschillende
opnamefuncties
Zet de functiekeuzeknop in de stand
van uw keuze.
De volgende opnamefuncties worden bij de camera geleverd:
88)
In de stand "AUTO" kunt u gemakkelijk een foto maken van
een willekeurig onderwerp onder willekeurige
omstandigheden, omdat de camera een inschatting maakt van
de situatie en de instellingen aanpast. Selecteer "Flitser uit"
wanneer u opnamen wilt maken zonder de flitser.
(Auto+) (38, De camera herkent en evalueert de opnameomstandigheden
en de juiste instellingen worden automatisch gekozen. De
camera slaat 1 geschikt beeld op door, als dat nodig is,
beelden te combineren of te scheiden.
(Scènekeuze)
(39, 89)
U kunt met de selectie van een juiste instelling voor het
onderwerp of de opnamesituatie een foto maken met een
geschikte instelling voor het onderwerp.
(Panorama d.
beweg.) (40, 91)
Biedt u de mogelijkheid panoramische beelden te op te
nemen.
(3D-panor. d.
beweg.) (40, 91)
Biedt u de mogelijkheid 3D panoramische beelden op te
nemen voor weergave op een TV-toestel dat geschikt is voor
3D.
(Continuvoork.
AE) (41, 93)
De camera blijft opnamen maken zolang u de ontspanknop
volledig ingedrukt houdt. De camera neemt de beelden
zonder onderbreking op bij een maximum van ongeveer
10 beelden per seconde.
(Film) (33, 103) Biedt u de mogelijkheid films op te nemen waarbij u de
belichting zelf hebt aangepast (zowel de sluitertijd als de
diafragmawaarde).
(Autom.
programma) (94)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken waarbij de
belichting automatisch wordt aangepast (zowel de sluitertijd
als de diafragmawaarde). U kunt de andere instellingen zelf
aanpassen.
37
Beelden opnemen die passen bij uw onderwerp
(AUTO)/
(Flitser uit) (31, 88)
Opnamen maken met verschillende opnamefuncties
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken nadat u de
(Diafragmavoorkeuze) diafragmawaarde zelf hebt aangepast met het instelwiel.
(95)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken nadat u de
(Sluitertijdvoorkeuze) sluitertijd zelf hebt aangepast met het instelwiel.
(97)
(Handm.
belichting) (99)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken waarbij u de
belichting zelf hebt aangepast (zowel de sluitertijd als de
diafragmawaarde) met het instelwiel.
1 Zet de functiekeuzeknop op
2 Richt de camera op het
(Auto+).
Merkteken functie herkende scène
onderwerp.
Wanneer de camera de
opnameomstandigheden herkent en zich
daaraan aanpast, wordt de volgende
informatie aangeduid: merkteken functie
herkende scène, geschikte
opnamefunctie, het aantal beelden dat
wordt vastgelegd.
Opnamefunctie
Aantal beelden dat wordt vastgelegd
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Scène herkend door de camera
(Nachtscène)
(Landschap)
(Portret)
(Nachtscène m. statief)
(Tegenlichtopname)
(Macro)
(Nachtportret)
(Spotlight)
38
(Schemeropn. uit hand)
(Portret m. tegenlicht)
(Duister)
(Kind)
Opnamen maken met verschillende opnamefuncties
Opnamefunctie
Continue opname (142)
Langz.flitssync. (42, 126)
Auto HDR (132)
Daglichtsynchr.
Lange sluitert.
Schemeropn. uit hand
(39, 89)
Scènekeuze
1 Zet de functiekeuzeknop op
(Scènekeuze).
2 Druk op het midden van de bedieningsknop.
het midden van de bedieningsknop.
• U kunt een andere scène kiezen door op de Fn-knop te drukken en daarna
een andere scène te selecteren.
4 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
(Portret)
Legt het onderwerp scherp vast tegen een onscherpe
achtergrond. Huidtinten worden zacht weergegeven.
(Sportactie)
Legt een bewegend onderwerp vast met een snelle sluitertijd
zodat het lijkt of het onderwerp stilstaat. De camera neemt
continu beelden op zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
(Macro)
Maakt opnamen van dichtbij, zoals van bloemen,
voedingsmiddelen.
(Landschap)
Maakt een scherpe opname van het hele landschap met
levendige kleuren.
(Zonsondergang) Maakt een prachtige opname van het rood van de zonsopgang
of de zonsondergang.
(Nachtscène)
Opnamen maken van nachtscènes op afstand met behoud van
de donkere atmosfeer van de omgeving.
39
Beelden opnemen die passen bij uw onderwerp
3 Selecteer de functie van uw keuze met v/V en druk daarna op
Opnamen maken met verschillende opnamefuncties
(Schemeropn. uit Maakt opnamen van nachtelijke taferelen met minder ruis en
hand)
onscherpte zonder dat u een statief gebruikt. Er wordt een
hele reeks opnamen gemaakt en beeldverwerking wordt
toegepast zodat onscherpte van het onderwerp,
bewegingsonscherpte en ruis worden verminderd.
(Nachtportret)
Maakt portretten in nachtelijke taferelen.
Panorama d. beweg./
3D-panor. d. beweg.
1 Zet de functiekeuzeknop op
(Panorama d. beweg.)/
(3D-panor. d. beweg.).
2 Druk op het midden van de bedieningsknop.
3 Richt de camera op de rand van
het onderwerp en stel vervolgens
scherp door de ontspanknop half
in te drukken.
Dit gedeelte wordt niet
vastgelegd
4 Druk de ontspanknop volledig in.
5 Pan de camera horizontaal of
verticaal naar het einde, volgens
de aanwijzingen op het scherm.
Aanwijzingsbalk
40
Opnamen maken met verschillende opnamefuncties
Continuopname Voorkeuze AE
1 Zet de functiekeuzeknop op
(Continuvoork. AE).
2 Stel scherp en fotografeer de onderwerpen.
• De camera blijft opnamen maken zolang u de ontspanknop volledig
ingedrukt houdt.
• De camera neemt de beelden zonder onderbreking op bij een maximum van
ongeveer 10 beelden per seconde.
Beelden opnemen die passen bij uw onderwerp
41
De opnamefuncties gebruiken
De flitser gebruiken
Met de flitser kunt u het onderwerp op donkere plaatsen helder vastleggen,
en het voorkomt tevens camerabeweging. Wanneer u een opname tegen de
zon in maakt, kunt u de flitser gebruiken om een helder beeld van het aan
de achterzijde belichte onderwerp te krijgen.
1 Fn-knop t
(Flitsfunctie) t Selecteer de instelling van uw
keuze
• Zie bladzijde 78 voor meer informatie over de flitsstanden die beschikbaar
zijn voor elk van de opnamefuncties.
2 Druk op de
-knop.
-knop
De flitser komt omhoog.
• Bij de functies AUTO, AUTO+ of
Scènekeuze komt de flitser automatisch
omhoog als er onvoldoende licht is of
als het onderwerp zich in tegenlicht
bevindt. De ingebouwde flitser komt
niet omhoog, zelfs niet als u op de
-knop drukt.
3 Nadat de flitser klaar is met
laden, kunt u het onderwerp
fotograferen.
Knippert: De flitser wordt opgeladen.
Als de indicator knippert, kunt u de
sluiter niet ontspannen.
Brandt: De flitser is opgeladen en
klaar voor gebruik.
• Als u de ontspanknop in de
automatische scherpstelling bij weinig
licht half indrukt, wordt mogelijk
geflitst om het onderwerp te kunnen
scherpstellen (AF-hulplicht).
42
(Flitser wordt opgeladen)indicator
De flitser gebruiken
(Flitser uit)
(Automatisch
flitsen)
(Invulflits)
De ingebouwde flitser gaat niet af, zelfs niet als deze uitklapt.
• U kunt dit item niet selecteren wanneer de
functiekeuzeknop op P, A, S of M staat. Maar de flitser
gaat niet af als deze niet omhooggetrokken is.
De flitser gaat af wanneer het donker is of wanneer de
opname tegen licht wordt gemaakt.
Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst.
(Langz.flitssync.) Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst. U
kunt met de langzame-flitssynchronisatieopname zowel een
helder beeld van het onderwerp als van de achtergrond nemen
door een langere sluitertijd te gebruiken.
(Eindsynchron.)
(Draadloos)
Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst net
voordat de belichting is voltooid.
Er wordt geflitst met een externe flitser (los verkrijgbaar) die
niet op de camera is aangesloten en op afstand van de camera
staat (draadloos flitsen).
De opnamefuncties gebruiken
43
De helderheid van beeld aanpassen
Behalve voor de belichtingsfunctie M wordt de belichting automatisch
geselecteerd (Automatische belichting).
Op basis van de belichting die wordt verkregen door de automatische
belichting kunt u belichtingscorrectie uitvoeren. U kunt het hele beeld
lichter maken door naar de +-zijde te schuiven. U kunt het hele beeld
donkerder maken door naar de – zijde te schuiven (Belichtingscorrectie).
1 Druk op de
-knop.
2 Pas de belichting aan met de
-knop
LCD-monitor
instelwiel.
Naar + (over): maakt een beeld helderder.
Naar – (onder): maakt een beeld
donkerder.
• In de zoeker kunt u de belichting
controleren met de EV-schaalverdeling.
Gecorrigeerde belichting
Zoeker
Standaardbelichting
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Opnametechnieken
• Pas het compensatieniveau aan door het opgenomen beeld te controleren.
• Met de bracketopnamefunctie kunt u meerdere beelden opnemen met de
belichting verschoven naar de plus- of minzijde (blz. 143).
44
De helderheid van beeld aanpassen
Opmerking
• Deze optie kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op
AUTO, AUTO+ of de Scènekeuzefunctie.
De opnamefuncties gebruiken
45
De transportfunctie selecteren
U kunt een voor uw doel geschikte transportfunctie gebruiken, zoals
enkelvoudig transport, continu-transport of bracket-opname.
op de bedieningsknop t
Selecteer de gewenste stand
(Enkele opname) Deze functie is voor normaal opnemen.
(142)
(Continue
opname) (142)
De camera legt de beelden doorlopend vast.
(Zelfontspanner)
(143)
De 10-seconden zelfontspanner is handig wanneer de
fotograaf zelf op de foto moet staan en de 2-seconden
zelfontspanner is handig om camerabewegingen te
verminderen.
(Bracket:
continu) (143)
U kunt 3 beelden vastleggen, ieder met een andere
belichtingsgraad.
(Bracket
enkel) (143)
U kunt 3 beelden vastleggen, één voor één, ieder met een
andere belichtingsgraad.
(Witbalansbracket)
(145)
Op basis van de geselecteerde witbalans en de
kleurtemperatuur/het kleurfilter worden 3 beelden vastgelegd
met een wisselende witbalans.
(Afstandsbed.)
(146)
46
U kunt opnamen maken met de knoppen SHUTTER en 2SEC
(de sluiter werkt na 2 seconden) op de RMT-DSLR1
Draadloze Afstandsbediening (los verkrijgbaar).
De opname-informatie wisselen (DISP)
Telkens wanneer u op DISP op de
bedieningsknop drukt, verandert de
weergave van opname-informatie als
volgt.
U kunt de beschikbare schermen apart in
de zoeker of op de LCD-monitor
selecteren.
Graf. weerg.
Alle info weergeven
Geen info
Niveau
De opnamefuncties gebruiken
Digitale waterpas
Grafische weergave
In de grafische weergave worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde in
grafieken weergegeven en wordt
duidelijk geïllustreerd hoe de belichting
werkt. De aanwijzer op de indicator van
de sluitertijd en de indicator van het
diafragma geven de actuele waarde aan.
Diafragmawaarde
Sluitertijd
47
Beeldgrootte instellen
Beeldformaat
MENU-knop t
gewenste grootte
1 t [Beeldformaat] t Selecteer de
[Beeldverhouding]: [3:2]
Beeldgrootte
Richtlijnen voor gebruik
L:24M
6000 × 4000 pixels
M:12M
4240 × 2832 pixels
Voor afdrukken tot A3+-formaat
S:6.0M
3008 × 2000 pixels
Voor afdrukken tot A5-formaat
Voor het maken van opnamen op
de hoogste beeldkwaliteit
[Beeldverhouding]: [16:9]
Beeldgrootte
Richtlijnen voor gebruik
L:20M
6000 × 3376 pixels
M:10M
4240 × 2400 pixels
S:5.1M
3008 × 1688 pixels
Voor weergave op een HighDefinition-TV
Opmerking
• Wanneer u een RAW-beeld selecteert met [Kwaliteit], komt de beeldgrootte van het
RAW-beeld overeen met L. De beeldgrootte wordt niet weergegeven op de het
scherm.
Panorama: formaat
U kunt de beeldgrootte van panoramabeelden instellen. De beeeldgrootte
varieert afhankelijk van de instelling van de opnamerichting (blz. 93).
MENU-knop t
1 t [Panorama: formaat] of [3D-pan.:
beeldform.] t Selecteer de gewenste grootte
48
Beeldgrootte instellen
[Panorama: formaat]
Standaard
[Panorama: richting] is ingesteld op [Naar boven] [Naar
beneden]: 3872 × 2160
[Panorama: richting] is ingesteld op [Rechts] [Links]:
8192 × 1856
Breed
[Panorama: richting] is ingesteld op [Naar boven] [Naar
beneden]: 5536 × 2160
[Panorama: richting] is ingesteld op [Rechts] [Links]:
12416 × 1856
[3D-pan.: beeldform.]
16:9
1920 × 1080
Standaard
4912 × 1080
Breed
7152 × 1080
De opnamefuncties gebruiken
49
De weergavefuncties gebruiken
Beelden vergroten
U kunt een stilstaand beeld vergroten zodat u het beter kunt bekijken. Dit is
handig om de scherpstelling van een opgenomen beeld te bekijken.
1 Geef het beeld weer dat u wilt
vergroten en druk vervolgens op
de -knop.
-knop
2 U kunt in- en uitzoomen op het beeld met de
-knop of
-
knop.
• Draaien aan het instelwiel schakelt het beeld over op dezelfde
weergavevergroting. Als u meerdere beelden opneemt met dezelfde
compositie, dan kunt u hun scherptediepte vergelijken.
3 Selecteer het deel dat u wilt vergroten met v/V/b/B op de
bedieningsknop.
De vergrote weergave annuleren
Druk op het midden van de bedieningsknop zodat het beeld terugkeert naar
de normale grootte.
50
Overschakelen op de beeldlijstweergave
U kunt meerdere beelden tegelijkertijd op het scherm weergeven.
Druk op de
-knop.
Het beeldindexscherm wordt
weergegeven.
-knop
Terugkeren naar het scherm met een enkel beeld
Druk op het midden van de bedieningsknop wanneer u het gewenste beeld
selecteert.
De map van uw keuze weergeven
De weergavefuncties gebruiken
Selecteer met de bedieningsknop de
linkerbalk op het beeldindexscherm,
selecteer vervolgens de map van uw
keuze met v/V. Door op het midden van
de bedieningsknop te drukken wanneer
de linker balk is geselecteerd, kiest u een
andere weergavestand.
51
Beelden bekijken op een tv-scherm
Als u de beelden die u met de camera hebt vastgelegd, op een TV-toestel
wilt bekijken, hebt u een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) en een HD-TVtoestel met HDMI-aansluiting nodig.
1 Schakel zowel de camera als de
tv uit, en sluit de camera en de tv
op elkaar aan.
1 Naar de HDMIaansluiting
HDMI-kabel
(los verkrijgbaar)
2 Naar de
HDMI-aansluiting
2 Schakel de tv in en wijzig de ingang.
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bijgeleverd bij de tv voor meer
informatie.
3 Zet de camera aan en druk op de
-knop.
De beelden die met de camera zijn
opgenomen, worden op het tv-scherm
afgebeeld.
Selecteer het gewenste beeld met b/B op
de bedieningsknop.
• De LCD-monitor op de camera wordt
niet ingeschakeld.
Bedieningsknop
-knop
52
Functielijst
Functies die kunnen worden bediend
met de knoppen/schakelaar
U kunt diverse functie instellen en bedienen met deze knoppen/schakelaar.
Zie voor de locatie van de knoppen/schakelaar "Aanduiding van
onderdelen" (blz. 14).
-knop (42, 126)
Laat de flitser omhoogklappen
-knop (44)
Corrigeert de belichting.
ISO-knop (129)
Past de ISO-gevoeligheid aan.
FINDER/LCD-knop (167)
Schakelt de weergave over tussen de LCD-monitor en
de zoeker.
MENU-knop (57)
Toont het menuscherm voor het opzetten van het menuitem.
Films opnemen.
AEL-knop (122)/AV-knop
(99)/
-knop (51)/
-knop (50)
Zet de belichting vast van het gehele scherm./Stelt de
diafragmawaarde in./Geeft meerdere beelden
tegelijkertijd weer op het scherm ./Verkleint een beeld
dat bij het bekijken van beelden is vergroot.
-knop (141)/ knop
Scherpstelling vergroten
(115)/ -knop (50)
Zoomt in op het midden van een beeld./Biedt u de
mogelijkheid de scherpstelling te controleren door voor
de opname het beeld te vergroten./Vergroot een beeld
bij het bekijken van beelden.
Fn-knop (54, 55)/
(149)
-knop Geeft het instelscherm weer van de functie die wordt
ingesteld met de Fn-knop./Roteert beelden.
Bedieningsknop
-knop (34)
-knop (64)/
Stelt de volgende functies in: Weergave (47, 81, 147),
Witbalans (137), Transportfunctie (46, 142), Beeldeffect
(134) en Automatische scherpstelling (108).
Speelt beelden af.
-knop (35) Geeft een opnametip of de Gids in de Camera weer./
Wist beelden.
Schakelaar
scherpstellingsfunctie
(108, 114)
Schakelt over tussen automatisch en handmatig
scherpstellen.
Controleknop (97)
Controleert de onscherpte van de achtergrond.
53
Functielijst
MOVIE-knop (33, 103)
Een functie selecteren met de Fn-knop
(Functieknop)
Met deze knop worden functies ingesteld of uitgevoerd die vaak bij het
maken van opnamen worden gebruikt.
1 Druk op de Fn-knop.
2 Selecteer het item van uw keuze met v/V/b/B op de
bedieningsknop, start vervolgens de uitvoering door op z in
het midden te drukken.
Het instellingscherm verschijnt.
3 Gebruik de bedieningsgids om de
gewenste functies te selecteren
en uit te voeren.
Bedieningsgids
De camera direct instellen vanuit het scherm met de opname-informatie
Draai het instelwiel zonder op z in het midden te drukken in stap 2. U kunt
de camera direct instellen vanuit het scherm met de opname-informatie.
54
Functies die kunnen worden
geselecteerd met de Fn-knop
(Functieknop)
De functies die kunnen worden geselecteerd met de Fn-knop, zijn de
volgende:
Scènekeuze (39, 89) Selecteert uit de voorkeuze-instellingen voor Scèneselectie
de functie die geschikt is voor de opnamecondities.
(Portret/Sportactie/Macro/Landschap/Zonsondergang/
Nachtscène/Schemeropn. uit hand/Nachtportret)
Film (104)
Selecteert de belichtingsstand die past bij uw onderwerp of
uw effect.
(P/A/S/M)
Transportfunctie (46, Stelt de transportfunctie in, bijvoorbeeld doorlopende
142)
opnamen.
(Enkele opname/Continue opname/Zelfontspanner/Bracket:
continu/Bracket enkel/Witbalansbracket/Afstandsbed.)
Flitsfunctie (42, 126) Stelt de flitsstand in.
(Flitser uit/Automatisch flitsen/Invulflits/Langz.flitssync./
Eindsynchron./Draadloos)
Selecteert de scherpstelmethode die past bij de beweging van
het onderwerp.
(Enkelvoudige AF/Automatische AF/Continue AF)
AF-gebied (111)
Selecteert het scherpstelgebied.
(Breed/Zone/Punt/Lokaal)
Object volgen (112)
Houdt het onderwerp scherp in beeld terwijl het wordt
gevolgd.
(Aan/Uit)
Gezichtsherkenning
(117)
Legt automatisch gezichten vast met optimale scherpstelling
en belichting.
(Aan/Aan (ger. gezicht.)/Uit)
Lach-sluiter (119)
Opname wanneer een glimlach wordt waargenomen.
(Aan/Uit)
ISO (129)
Stelt de gevoeligheid voor licht in. Hoe hoger het getal, des te
sneller de sluitertijd.
(Ruisond. Multi Frame/ISO AUTO tot 16000)
Lichtmeetfunctie
(123)
Selecteert de manier voor het meten van de helderheid.
(Meervelds/Centrum gericht/Spot)
55
Functielijst
Autom. scherpst.
(111)
Functies die kunnen worden geselecteerd met de Fn-knop (Functieknop)
Flitscompensatie
(123)
Past de intensiteit van het flitslicht aan.
(+2,0EV tot –2,0EV)
Witbalans (137)
Past de kleurtinten van beelden aan.
(Aut. witbalans/Daglicht/Schaduw/Bewolkt/Gloeilamp/TLlicht: warm wit/TL-licht: koel wit/TL-licht: daglichtwit/TLlicht: daglicht/Flitslicht/Kleurtemp./Kleurfilter/Eigen)
DRO/Auto HDR (131) Compenseert automatisch de helderheid en het contrast.
(Uit/D.-bereikopt./Auto HDR)
Creatieve stijl (135)
Selecteert de beeldverwerking van uw keuze.
(Standaard/Levendig/Portret/Landschap/Zonsondergang/
Zwart-wit)
Foto-effect (134)
Maakt opname met het effectfilter naar keuze voor een meer
indrukwekkende expressie.
(Uit/Speelgoedcamera/Hippe kleuren/Posterisatie/Retrofoto/
Zachte felle kleuren/Deelkleur/Hg. contr. monochr./Soft
focus/HDR-schilderij/Mono. m. rijke tonen/Miniatuur)
56
De functies die met de MENU-knop
geselecteerd kunnen worden
U kunt de basisinstellingen instellen voor de camera als geheel of functies
uitvoeren zoals opnemen, afspelen of andere bewerkingen.
Druk op de MENU-knop, stel vervolgens het item van uw keuze in met
v/V/b/B op de bedieningsknop en druk vervolgens op het midden van de
bedieningsknop.
Selecteer een bladzijde van het Selecteer een item op het menu
menu
Menu stilstaande beelden
Selecteert het formaat van stilstaande beelden.
L:24M/M:12M/S:6.0M (Wanneer [Beeldverhouding] is
ingesteld op 3:2)
L:20M/M:10M/S:5.1M (Wanneer [Beeldverhouding] is
ingesteld op 16:9)
Beeldverhouding
(160)
Selecteert de beeldverhouding voor stilstaande beelden.
(3:2/16:9)
Kwaliteit (160)
Stelt de beeldkwaliteit voor stilstaande beelden in.
(RAW/RAW en JPEG/Fijn/Standaard)
Panorama: formaat
(48)
Selecteert het formaat van panoramabeelden.
(Standaard/Breed)
Panorama: richting
(93)
Stelt de opnamerichting voor panoramabeelden in.
(Rechts/Links/Naar boven/Naar beneden)
3D-pan.: beeldform.
(48)
Selecteert het formaat van 3D-beelden.
(16:9/Standaard/Breed)
3D-pan.: richting
(93)
Stelt de opnamerichting voor 3D-beelden in.
(Rechts/Links)
Functielijst
Beeldformaat (48)
57
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
NR lang-belicht (162) Stelt ruisonderdrukking in voor opnamen waarin de sluitertijd
1 seconde is of langer.
(Aan/Uit)
NR bij hoge-ISO
(162)
Stelt de ruisonderdrukking in voor opnamen met een hoge
ISO-gevoeligheid.
(Hoog/Normaal/Laag)
Flitsregeling (124)
Stelt de methode in voor het bepalen van de intensiteit van
het flitslicht.
(ADI-flits/Voorflits DDL)
AF-hulplicht (128)
Stelt het AF-hulplicht in, dat een donkere scène verlicht zodat
scherpstellen mogelijk wordt.
(Automatisch/Uit)
Kleurenruimte (163)
Wijzigt het bereik van reproduceerbare kleuren.
(sRGB/AdobeRGB)
SteadyShot (86)
Stel SteadyShot in.
(Aan/Uit)
Lijst met opnametips Geeft u toegang tot alle opnametips.
(64)
Menu film opnemen
Bestandsindeling
(105)
Selecteert de bestandsindeling voor film.
(AVCHD 60i/60p/AVCHD 50i/50p/MP4)
Opname-instelling
(106)
Selecteert het formaat van het vastgelegde filmbeeldje.
(60i 24M(FX)/50i 24M(FX)/60i 17M(FH)/50i 17M(FH)/60p
28M(PS)/50p 28M(PS)/24p 24M(FX)/25p 24M(FX)/24p
17M(FH)/25p 17M(FH)/1440×1080 12M/VGA 3M)
Geluid opnemen
(107)
Stelt in of er geluid moet worden opgenomen tijdens het
filmen of niet.
(Aan/Uit)
Windruis reductie
(107)
Vermindert windgeruis tijdens het opnemen van film.
(Aan/Uit)
SteadyShot (86)
Stel SteadyShot in.
(Aan/Uit)
58
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Menu Eigen Instellingen
Eye-Start AF (80)
Stelt in of automatisch scherpstellen moet worden gebruikt
wanneer u door de zoeker kijkt, of niet.
(Aan/Uit)
Inst. FINDER/LCD
(167)
Stelt de methode in voor het overschakelen tussen de zoeker
en de LCD-monitor.
(Automatisch/Handmatig)
Rode ogen verm.
Vermindert rode ogen wanneer de flitser wordt gebruikt.
(Aan/Uit)
Opn. zonder lens
(163)
Stelt in of de sluiter open kan gaan wanneer de lens niet op
het toestel is gezet.
(Inschakelen/Uitschakelen)
Auto+ Cont. opn. (88) Stelt in of ononderbroken opnamen moeten worden gemaakt
in de AUTO+-functie, of niet.
(Automatisch/Uit)
Stelt in of alle beelden die ononderbroken zijn gemaakt in de
AUTO+-functie, moeten worden opgeslagen, of niet.
(Automatisch/Uit)
Stramienlijn (164)
Rasterlijn instellen voor uitlijning met een omtrek van een
structuur.
(Driedelingsraster/Vierkantsraster/Diag. + vierkantsr./Uit)
Autom.weergave
(164)
Geeft het vastgelegde beeld weer na de opname. Stelt
automatische weergave in.
(10 sec./5 sec./2 sec./Uit)
DISP-knop (scherm)
(81)
Biedt u de mogelijkheid de beschikbare
schermweergavestanden van de LCD-monitor te selecteren
die kunnen worden geselecteerd door op DISP op de
bedieningsknop te drukken.
(Graf. weerg./Alle info weergeven/Geen info/Niveau/
Histogram/Voor zoeker)
DISP-knop (zoeker)
(81)
Biedt u de mogelijkheid de beschikbare
schermweergavestanden van de zoeker te selecteren die
kunnen worden geselecteerd door op DISP op de
bedieningsknop te drukken.
(Graf. weerg./Alle info weergeven/Geen info/Niveau/
Histogram)
59
Functielijst
Auto+ beeld extrah.
(88)
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Reliëfniveau (115)
Accentueert de contouren van scherpstelbereiken met een
bepaalde kleur.
(Hoog/Gemiddeld/Laag/Uit)
Reliëfkleur (115)
Stelt de kleur in die wordt gebruikt voor de peaking-functie.
(Rood/Geel/Wit)
LiveView-weergave
(83)
Stelt in of het effect van een functie op het scherm wordt
weergegeven of niet, bijvoorbeeld het effect van de waarde
van de belichtingscorrectie.
(Instelling effect aan/Instelling effect uit)
Funct. van AEL-knop
(164)
Wijst de functie van uw keuze toe aan de AEL-knop.
(Belicht.comp./Transportfunctie/Flitsfunctie/Autom.
scherpst./AF-gebied/Gezichtsherkenning/Lach-sluiter/ISO/
Lichtmeetfunctie/Flitscompensatie/Witbalans/DRO/Auto
HDR/Creatieve stijl/Foto-effect/Beeldformaat/Kwaliteit/
AEL-vergrendel/AEL-wisselen/ AEL-vergrend./ AELwisselen/Object volgen/AF-vergrendel./
Diafragmavoorbeeld/Voorbeeld opn.result./Intell.
teleconverter/Scherpst. vergroten)
ISO-knop (165)
Wijst de functie van uw keuze toe aan de ISO-knop.
(Belicht.comp./Transportfunctie/Flitsfunctie/Autom.
scherpst./AF-gebied/Gezichtsherkenning/Lach-sluiter/ISO/
Lichtmeetfunctie/Flitscompensatie/Witbalans/DRO/Auto
HDR/Creatieve stijl/Foto-effect/Beeldformaat/Kwaliteit/
AEL-vergrendel/AEL-wisselen/ AEL-vergrend./ AELwisselen/Object volgen/AF-vergrendel./
Diafragmavoorbeeld/Voorbeeld opn.result./Intell.
teleconverter/Scherpst. vergroten)
Voorbeeldknop (165) Selecteert de methode die wordt gebruikt voor het bedienen
van de voorbeeldknop.
(Voorbeeld opn.result./Diafragmavoorbeeld)
Scherpstelvastzetknop
Stelt de functie van de scherpstelvergrendelknop van de lens
in.
(Scherp.vergr./Velddieptevoorb.)
Knop intell. telecon.
(115, 141)
Selecteert de bedieningsmethode voor de
(Intell. teleconverter/Scherpst. vergroten)
60
-knop.
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Lenscomp.: schaduw Corrigeert de donkere hoeken van het scherm die worden
(168)
veroorzaakt door de bevestigde lens.
(Automatisch/Uit)
Lenscomp.: chrom.
afw. (168)
Vermindert de kleurafwijking van de hoeken van het scherm
die worden veroorzaakt door de bevestigde lens.
(Automatisch/Uit)
Lenscomp.:
vervorming (168)
Corrigeert de vervorming op het scherm die wordt
veroorzaakt door de bevestigde lens.
(Automatisch/Uit)
Sluitergordijn
voorzijde (166)
Stelt in of de functie voor de elektronische voorgordijnsluiter
wordt gebruikt of niet.
(Aan/Uit)
Gezichtsregistratie
(118)
Registeert of wijzigt de persoon die prioriteit krijgt bij het
scherpstellen.
(Nieuwe registratie/Volgorde wijzigen/Wissen/Alles
verwijderen)
Menu Weergave
Verwijdert beelden.
(Meerdere bldn./Alles in map/Alle AVCHDweergave-best.)
Weergavefunctie
(149)
Biedt u de mogelijkheid te bepalen hoe u de weer te geven
beelden wilt groeperen.
(Mapweergave (stilstaand)/Mapweergave (MP4)/
AVCHDweergave)
Diavoorstelling (150) Geeft een diavoorstelling weer.
(Herhalen/Interval/Beeldtype)
Beeldindex (51)
Brengt de lijst met beelden op het scherm.
(4 afbeeldingen/9 afbeeldingen)
3D-weergave (155)
Geeft 3D-beelden weer met behulp van een TV-toestel dat
geschikt is voor 3D en aangesloten is op de camera.
Beveiligen (152)
Beveiligt één beeld of heft de beveiliging van één beeld op.
(Meerdere bldn./Alle beelden annuleren/Alle MP4-films
annuleren/Alle AVCHD-weerg. ann.)
Printen opgeven
(185)
Selecteert of deselecteert de beelden voor DPOF.
(DPOF instellen/Datum afdrukken)
61
Functielijst
Wissen (35, 153)
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Volume-instellingen
Stelt het volume voor het afspelen van films in.
Afspeelweergave
(151)
Stelt in hoe een beeld dat is vastgelegd in de portretinstelling,
wordt weergegeven.
(Autom.roteren/Handm.roteren)
Geheugenkaartmenu Extra
Formatteren (169)
Formatteert de geheugenkaart.
Bestandsnummer
(169)
Stelt de methode in voor het toewijzen van bestandsnummers
aan stilstaande beelden en films.
(Serie/Terugstellen)
Mapnaam (170)
Stelt de mapindeling in voor stilstaande beelden.
(Standaardform./Datumformaat)
OPN.-map kiezen (170) Kiest een andere map voor het opslaan van stilstaande beelden.
Nieuwe map (170)
Maakt een nieuwe map aan voor het opslaan van stilstaande
beelden en films.
Beeld-DB herstellen
(171)
Herstelt het beelddatabasebestand en maakt vastleggen en
afspelen mogelijk.
Kaartruimte weerg.
Toont de resterende opnametijd van films en het aantal op te
nemen stilstaande beelden op de geheugenkaart.
Instelmenu voor de klok
Datum/tijd instellen
(28)
Stelt de datum en de tijd in en de zomertijd.
Tijdzone instellen
(29)
Stelt de gebruikslocatie in.
Menu Instellingen
Menustartpositie
Stelt de standaardpositie van de cursor op het menu in op het
bovenste item of op het item dat het laatst is geselecteerd.
(Hoofdmenu/Vorige menu)
LCD-helderheid
(166)
Stelt de helderheid van de LCD-monitor in.
(Automatisch/Handmatig)
62
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Helderheid zoeker
(167)
Stelt de helderheid van de zoeker in.
(Automatisch/Handmatig)
GPS-instellingen
(157) (alleen SLTA65V)
Stelt de GPS-functies in.
Stroombesparing
(167)
Stelt de tijd in die verstrijkt voordat wordt overgeschakeld
naar stroombesparing.
(30 min./5 min./1 min./20 sec./10 sec.)
HDMI-resolutie (155) Stelt de resolutie in wanneer de camera wordt aangesloten op
een HDMI-TV-toestel.
(Automatisch/1080p/1080i)
CTRL.VOOR HDMI
(156)
Bedient de camera vanaf een TV-toestel dat "BRAVIA" Sync
ondersteunt.
(Aan/Uit)
Inst. uploaden* (171) Stelt de uploadfunctie van de camera in bij gebruik van een
Eye-Fi-kaart.
(Aan/Uit)
Stelt de USB-aansluitmethode in.
(Automatisch/Massaopslag/MTP)
Audiosignalen
Stelt in of een akoestisch signaal moet klinken wanneer het
beeld is scherpgesteld of wanneer de zelfontspanner werkt, of
niet.
(Aan/Uit)
Reinigen (187)
Start de reinigingsfunctie voor het reinigen van de
beeldsensor.
* Verschijnt wanneer een Eye-Fi-kaart (los verkrijgbaar) in de camera is gezet.
Versie (177)
Taal
Geeft de softwareversie van de camera weer.
Selecteert de taal.
Modusknopscherm
Schakelt het modusknopscherm (de uitleg van de
verschillende opnamestanden) in en uit.
(Aan/Uit)
Demomodus
Stelt de demonstratieweergave van een film in op aan of uit.
(Aan/Uit)
Initialiseren (173)
Zet de instellingen terug op de standaardwaarden.
(Terugstellen/Opn.f.terugst./Custom terugst.)
63
Functielijst
USB-verbinding
(178)
De gidsfunctie van de camera
gebruiken
Gids In-de-Camera
Wanneer u op de knop (Gids In-deCamera) op het Fn-scherm of het
menuscherm drukt, verschijnt
automatisch een gids op basis van de op
dat moment geselecteerde functie of
instelling.
Selecteer niet-beschikbare functies of
instellingen op het Fn-scherm, druk
vervolgens op het midden van de
bedieningsknop en de betreffende
instelling wordt aangeduid zodat u deze
kunt inschakelen.
Knop (Gids In-de-Camera)
Opnametip
De camera geeft de opnametips weer op basis van de geselecteerde
opnamestand.
1 Druk op de knop
(Gids In-deCamera) wanneer het scherm met
de opname-informatie wordt
weergegeven.
Er verschijnt automatisch een lijst van
opnametips op basis van het actuele
onderwerp.
64
Knop (Gids In-de-Camera)
De gidsfunctie van de camera gebruiken
2 Selecteer de opnametip van uw keuze met v/V op de
bedieningsknop en druk vervolgens op het midden van de
bedieningsknop.
De opnametip wordt weergegeven.
• U kunt door het scherm bladeren met v/V.
• U kunt het item selecteren met b/B.
Toegang tot alle opnametips
U kunt vanuit het menu alle opnametips doorzoeken.
Gebruik dit item wanneer u opnametips wilt lezen die u eerder hebt gezien.
MENU-knop t
2 t [Lijst met opnametips] t Selecteer de
opnametip van uw keuze
• U kunt een tip openen vanuit het [Inhoud].
Functielijst
65
Beelden bekijken op uw computer
Met uw computer
De volgende toepassingen staan op de CD-ROM (bijgeleverd) en zij bieden
een veelzijdiger gebruik van beelden die u met uw camera hebt geschoten.
• "Image Data Converter"
• "PMB" (Picture Motion Browser)
Als "PMB" al is geïnstalleerd op de computer en het versienummer van de
eerder geïnstalleerde "PMB" is lager dan dat van de "PMB" op de CDROM (bijgeleverd), installeert u "PMB" ook van de CD-ROM
(bijgeleverd).
Zie voor meer gedetailleerde opmerkingen over installatie bladzijde 68.
Opmerking
• "PMB" is niet geschikt voor Macintosh-computers.
Aanbevolen computeromgeving (Windows)
De volgende computer omgeving wordt aanbevolen wanneer u de
bijgeleverde software gebruikt en beelden importeert via een USBaansluiting.
Besturingssysteem
(voorgeïnstalleerd)
Microsoft Windows XP* SP3/Windows Vista** SP2/
Windows 7 SP1
"PMB"
CPU: Intel Pentium III 800 MHz of sneller
(Voor het afspelen/bewerken van de High Definition-films:
Intel Core Duo 1,66 GHz of sneller/Intel Core 2 Duo
1,66 GHz of sneller, Intel Core 2 Duo 2,26 GHz of sneller (HD
FX/HD FH), Intel Core 2 Duo 2,40 GHz of sneller (HD PS))
Geheugen: 512 MB of meer (Voor het afspelen/bewerken
van de High Definition-films: 1 GB of meer)
Vaste schijf: Vrije schijfruimte benodigd voor installatieongeveer 500 MB
Computerscherm: Schermresolutie-1024 × 768
beeldpunten of meer
"Image Data
Converter Ver.4"
CPU/geheugen: Pentium 4 of sneller/1 GB of meer
Computerscherm: 1024 × 768 beeldpunten of meer
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund. Windows
Image Mastering API (IMAPI) Ver.2.0 of later is vereist als u de functie
voor het maken van discs wilt gebruiken.
** Starterseditie wordt niet ondersteund.
66
Met uw computer
Aanbevolen computeromgeving (Macintosh)
De volgende computer omgeving wordt aanbevolen wanneer u de
bijgeleverde software gebruikt en beelden importeert via een USBaansluiting.
Besturingssysteem
(voorgeïnstalleerd)
USB-aansluiting: Mac OS X (v10.3, 10.4, 10.5, 10.6)
"Image Data Converter Ver.4": Mac OS X (v10.5, 10.6
(Snow Leopard))
"Image Data
Converter Ver.4"
CPU: Intel Core Solo/Core Duo/Core 2 Duo of sneller
Geheugen: 1 GB of meer wordt aanbevolen.
Computerscherm: 1024 × 768 beeldpunten of meer
67
Beelden bekijken op uw computer
Opmerkingen
• De juiste werking kan niet worden gegarandeerd in een computeromgeving die is
opgewaardeerd tot een van de bovenstaande besturingssystemen of in een
computeromgeving met meerdere besturingssystemen (multi-boot).
• Als u 2 of meer USB-apparaten tegelijkertijd op een computer aansluit, is het
mogelijk dat, afhankelijk van het type USB-station dat is aangesloten, sommige
apparaten, waaronder de camera, niet zullen werken.
• Wanneer u de camera aansluit met behulp van een USB-interface die compatibel is
met Hi-Speed USB (USB 2.0-compatibel) is geavanceerde gegevensoverdracht
(High Speed) mogelijk omdat de camera compatibel is met Hi-Speed USB
(USB 2.0-compatibel).
• Wanneer de computer ontwaakt uit de waak- of slaapstand, is het mogelijk dat de
communicatie tussen de camera en uw computer zich niet op hetzelfde moment
herstelt.
De software gebruiken
De software installeren (Windows)
Meld aan als beheerder.
1 Schakel de computer in en plaats de cd-rom (bijgeleverd) in het
cd-rom-station.
Het scherm met het installatiemenu wordt weergegeven.
• Als het niet verschijnt, dubbelklikt u op [Computer] (Voor Windows XP:
[Deze computer]) t
(SONYPMB) t [Install.exe].
• Als het scherm Automatisch afspelen verschijnt, selecteert u "Install.exe
uitvoeren" en volgt u de instructies die op het scherm verschijnen voor het
vervolg van de installatie.
2 Klik op [Installeren].
Controleer dat zowel "Image Data Converter" als "PMB" zijn aangevinkt en
volg de instructies op het scherm.
• Sluit in de loop van de procedure de camera aan op de computer volgens de
instructies op het scherm (blz. 178).
• Wanneer het bevestigingsbericht voor het opnieuw opstarten verschijnt,
start u de computer opnieuw op volgens de instructies op het scherm.
• DirectX zal misschien worden geïnstalleerd afhankelijk van de
systeemomgeving van uw computer.
3 Verwijder de cd-rom nadat de installatie is voltooid.
De volgende software is geïnstalleerd en er verschijnen pictogrammen op het
bureaublad.
"Image Data Converter"
"PMB"
"PMB Launcher"
"PMB Help"
68
De software gebruiken
Opmerkingen
• Als "PMB" al is geïnstalleerd op de computer en het versienummer van de eerder
geïnstalleerde "PMB" is hoger dan dat van de "PMB" op de CD-ROM (bijgeleverd),
is installatie niet nodig. De functies die kunnen worden gebruikt, worden geactiveerd
wanneer u de camera met de USB-kabel op de computer aansluit.
• Als een versie van "PMB" van voor 5.0.00 op uw computer is geïnstalleerd, zult u
misschien enkele van de functies van die "PMB" niet kunnen gebruiken, wanneer u
de "PMB" installeert van de bijgeleverde CD-ROM. Ook wordt "PMB Launcher"
geïnstalleerd van de bijgeleverde CD-ROM en u kunt "PMB" of andere software
starten door middel van "PMB Launcher". Dubbelklik op het pictogram van de
snelkoppeling van "PMB Launcher" op het computerscherm als u "PMB Launcher"
wilt starten.
De software installeren (Macintosh)
Meld aan als beheerder.
1 Schakel uw Macintosh-computer in en plaats de cd-rom
(bijgeleverd) in het cd-rom-station.
2 Dubbelklik op het pictogram van de cd-rom.
3 Kopieer het bestand [IDC_INST.pkg] in de map [MAC] naar het
Beelden bekijken op uw computer
pictogram van de vaste schijf.
4 Dubbelklik op het bestand [IDC_INST.pkg] in de
kopieerbestemmingsmap.
Volg de aanwijzingen op het scherm om het installeren te voltooien.
69
De software gebruiken
"Image Data Converter" gebruiken
Met "Image Data Converter" kunt u onder meer het volgende doen:
• Beelden, opgenomen in RAW-indeling, bewerken door verschillende
correcties toe te passen, zoals tooncurve en beeldscherpte.
• Beelden aanpassen met witbalans, belichting en Instellingen, enz.
• De beelden die worden getoond en bewerkt op een computer, opslaan.
• U kunt het beeld opslaan als RAW-bestand of in de algemene
bestandsindeling.
• RAW/JPEG-beelden die met deze camera zijn vastgelegd, op het scherm
tonen en vergelijken.
• De beelden een beoordeling geven op een schaal van vijf.
• Kleurlabels instellen.
Raadpleeg de Help als u "Image Data Converter" wilt gebruiken.
Klik op [start] t [Alle programma's] t [Image Data Converter] t
[Help] t [Image Data Converter Ver.4].
"PMB" gebruiken
Met "PMB" kunt u onder meer het volgende doen:
• Beelden instellen die met de camera zijn opgenomen, en ze op de
computer weergeven.
• De beelden op de computer op een kalender rangschikken op
opnamedatum voor weergave.
• Stilstaande beelden bewerken (rode-ogen-correctie, enz.), afdrukken, als
e-mailbijlage versturen en de opnamedatum veranderen.
• De opnamelocatie van het beeld tonen op de kaart (alleen SLT-A65V).
• Stilstaande beelden afdrukken of opslaan met de datum.
• Voor het maken van Blu-ray- of dvd-schijven van films in AVCHDindeling die zijn geïmporteerd op een computer. (Er is een omgeving met
een Internet-verbinding vereist wanneer een Blu-ray-disc/DVD voor de
eerste keer wordt gemaakt.)
70
De software gebruiken
Opmerkingen
• "PMB" is niet geschikt voor Macintosh-computers.
• Films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)],
[60i 24M(FX)]/[50i 24M(FX)] of [24p 24M(FX)]/[25p 24M(FX)] in [Opnameinstelling] worden geconverteerd door "PMB" voor het aanmaken van een AVCHDdisc. Deze conversie kan lange tijd in beslag nemen. Ook kunt u niet een disc
aanmaken met de oorspronkelijke beeldkwaliteit. Als u de oorspronkelijke
beeldkwaliteit wilt behouden, moet u uw films op een Blu-ray-disc opslaan.
• "AVCHD View-films" zijn films die zijn vastgelegd in de stand [AVCHD 60i/60p]/
[AVCHD 50i/50p] van [Bestandsindeling].
Raadpleeg "PMB Help" als u "PMB" wilt gebruiken.
Dubbelklik op de snelkoppeling van
(PMB Help) op het bureaublad. Of
klik op [start] t [Alle programma's] t [PMB] t [PMB Help].
"PMB" ondersteuningspagina (alleen in het Engels)
http://www.sony.co.jp/pmb-se/
Beelden bekijken op uw computer
71
De methode selecteren voor het maken
van een disc met films
U kunt een disc maken van AVCHD View-films die op de camera zijn
vastgelegd.
Welke apparaten dit materiaal kunnen afspelen is afhankelijk van het type
disc. Selecteer de methode die het beste past bij uw discspeler.
Hier worden twee manieren voor het aanmaken van een disc met films
beschreven; een disc aanmaken met een computer met "PMB" of een disc
maken met een ander apparaat dan een computer, zoals een DVD-writer.
Speler
Disctype
Functie
Apparaten voor het
afspelen van Blu-raydiscs
(Blu-ray-discspeler,
PlayStation®3, enz.)
Met een Blu-ray-disc kunt u films in High
Definition-beeldkwaliteit (HD) opnemen
van een langere duur dan op DVD's.
AVCHDafspeelapparaten
(Sony Blu-raydiscspeler,
PlayStation®3, enz.)
Een film van High Definition-beeldkwaliteit
(HD) kan op DVD-media worden vastgelegd,
zoals DVD-R-discs en er wordt een disc van
High Definition-beeldkwaliteit (HD) gemaakt.
• U kunt de disc van high-definitionbeeldkwaliteit (HD) niet afspelen op
gewone DVD-spelers.
Gewone DVDafspeelapparaten
(DVD-speler, computer
die DVD's kan
afspelen, enz.)
Films in Standard Definition-beeldkwaliteit
(STD) geconverteerd van een film in High
Definition-beeldkwaliteit (HD) kan worden
vastgelegd op DVD-media, zoals DVD-Rdiscs en er wordt een disc in Standard
Definition-beeldkwaliteit (STD) gemaakt.
Een disc aanmaken op een computer
U kunt AVCHD View-films op een computer importeren met "PMB" en
een disc in AVCHD-indeling of een disc in standaard-definitie
beeldkwaliteit (STD) maken.
Zie "PMB Help" voor nadere bijzonderheden over de methode voor het
maken van een disc met "PMB".
Opmerkingen
• Als u Blu-ray-discs wilt maken, is het belangrijk dat u [BD Aanvullende Software]
installeert vanaf het "PMB" installatiescherm.
• De PlayStation®3 zal in sommige landen/regio's misschien niet leverbaar zijn.
72
De methode selecteren voor het maken van een disc met films
• Films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)],
[60i 24M(FX)]/[50i 24M(FX)] of [24p 24M(FX)]/[25p 24M(FX)] in [Opnameinstelling] worden geconverteerd door "PMB" voor het aanmaken van een AVCHDdisc. Deze conversie kan lange tijd in beslag nemen. Ook kunt u niet een disc
aanmaken met de oorspronkelijke beeldkwaliteit. Als u de oorspronkelijke
beeldkwaliteit wilt behouden, moet u uw films op een Blu-ray-disc opslaan (blz. 183).
• Als u films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)],
wilt afspelen op een Blu-rayschijf, is een apparaat vereist dat compatibel is met de
indeling AVCHD versie 2.0.
• "AVCHD View-films" zijn films die zijn vastgelegd in de stand [AVCHD 60i/60p]/
[AVCHD 50i/50p] van [Bestandsindeling].
Een disc met een ander apparaat dan een computer
U kunt een disc maken met een Blu-ray-discrecorder en DVD-writer.
Welk type disc dat u kunt aanmaken, hangt af van het apparaat dat wordt
gebruikt.
Apparaat
Disctype
Blu-ray-discrecorder: Een Blu-ray-disc
of DVD aanmaken met standaard
beeldkwaliteit (STD)
Andere DVD-writer dan DVDirect
Express: Een AVCHD-disc of een
DVD aanmaken met standaard
beeldkwaliteit (STD)
Opmerkingen
• Raadpleeg voor nadere gegevens over hoe u een disk kunt aanmaken de
bedieningsinstructies van het apparaat dat u gebruikt.
• Als u een disc aanmaakt met Sony DVDirect (DVD Writer), gebruik dan de
geheugenkaartsleuf van de DVD Writer of sluit de DVD Writer via een USBaansluiting aan voor het overzetten van gegevens.
• Controleer, als u Sony DVDirect (DVD Writer) gebruikt, dat de firmware is
bijgewerkt tot de laatste nieuwe versie.
Zie voor nadere bijzonderheden de volgende URL:
http://sony.storagesupport.com/
• Als u films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)],
wilt kopiëren naar een Blu-rayschijf, is een apparaat vereist dat compatibel is met de
indeling AVCHD versie 2.0. Als u de gemaakte Blu-rayschijf wilt afspelen, hebt u
een apparaat nodig dat compatibel is met de indeling AVCHD versie 2.0.
73
Beelden bekijken op uw computer
HDD-recorder, enz.: Een DVD
aanmaken met standaard
beeldkwaliteit (STD)
Overige
Lijst van pictogrammen op het scherm
Graf. weerg. (LCD-monitor)
A
Scherm
Indicatie
Belichtingsfunctie (37)
PAS
M
Alle info weergeven (LCD-monitor)
Pictogrammen
Scèneherkenning (38, 88)
Geheugenkaart (22, 211)/
Uploaden (171)
100
Voor afspelen (Weergave
Basisinformatie)
Resterend aantal
opneembare beelden
Beeldverhouding van
stilstaande beelden (160)
3D Panorama d. beweg.
(40, 91)
24M 12M
6.0M 20M
10M 5.1M
Beeldgrootte van
stilstaande beelden (48)
Beeldkwaliteit van
stilstaande beelden (160)
Beeldfrequentie van films
(106)
74
Lijst van pictogrammen op het scherm
Scherm
Indicatie
B
Beeldgrootte van films
(106)
Scherm
Spot-lichtmeetveld (123)
AF-gebied (111)
100% Resterend accuvermogen
(23)
Slimme teleconverter
(141)
Flitser wordt opgeladen
(42)
Effect op OFF (UIT)
zetten (83)
Geen audio-opnamen bij
films (107)
Indicatie
Sluitertijdindicatie (47)
Diafragma-indicatie (47)
C
Scherm
Indicatie
SteadyShot/
Waarschuwing
camerabeweging (86)
OPNAME 0:12 Opnametijd van de film
(m:s)
z
GPS status
driehoeksmeting (157)
(alleen SLT-A65V)
Scherpstellen (32, 109)
1/250
Sluitertijd (97)
F3.5
Diafragma (95)
EV-schaalverdeling (44,
100, 145) (Alleen voor
zoeker)
SteadyShot fout (199)
+3.0
Waarschuwing voor
oververhitting (11)
Databasebestand vol
(201)/
Databasebestandsfout
(201)
100-0003
Map - bestandsnummer
(180)
-
Beveiligen (152)
DPOF
DPOF ingesteld (185)
Waarschuwing resterend
accuvermogen (23)
AE-vergrendeling (122)
GPS-informatie (alleen
SLT-A65V)
35° 37’
32”N
139° 44’
31”W
Weergave breedtegraad
en lengtegraad (alleen
SLT-A65V)
Waarschuwing Auto
HDR-beeld (132)
Fout Beeldeffect (135)
ISO400
ISO-gevoeligheid (129)
3/7
Bestandsnummer/Aantal
beelden in de
weergavestand
2011-1-1
10:37AM
Opnamedatum
75
Overige
Weergavestand (149)
Belichtingscompensatie
(44)
Lijst van pictogrammen op het scherm
D
Scherm
Scherm
Transportfunctie
(46, 142)
Flitsfunctie (42, 126)/
Rode-ogen-vermindering
(59)
Scherpstellingsfunctie
(111)
AF-gebied (111)
Object volgen (112)
Gezichtsherkenning
(117)
Lach-sluiter (119)
Glimlachdetectiegevoeligheid-indicator
(119)
E
Scherm
Indicatie
Lichtmeetfunctie (123)
Flitscompensatie (123)
AWB
7500K
A5 G5
76
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld, Eigen,
Kleurtemperatuur,
Kleurfilter) (137)
Indicatie
Dynamischbereikoptimalisatie (131)/
Auto HDR (132)
Indicatie
+3 +3 +3
Creatieve Stijl (135)/
Contrast, Verzadiging,
Scherpte
Beeldeffect (134)
Functies beschikbaar voor de
verschillende opnamestanden
Het hangt af van de opnamestand die u hebt geselecteerd welke functies u
kunt gebruiken.
In onderstaande tabel geeft aan of de functie beschikbaar is. – geeft aan
dat de functie niet beschikbaar is.
De functies die u niet kunt gebruiken worden op het scherm grijs
weergegeven.
Opnamestand
(31, 88)
(31, 88)
(38, 88)
(39, 89)
Belicht. Zelfontcomp.
spanner
(44)
(143)
Continue Gezichtsopname herkenning
(142)
(117)
Lachsluiter
(119)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
(41, 93)
–
–
–
–
Overige
(40, 91)
(40, 91)
(94)
(95)
(97)
(99)
(33, 103)
–
*
–
* Wanneer [Handm. belichting] is geselecteerd, is deze functie niet
beschikbaar.
77
Beschikbare flitsfuncties
Het hangt af van de opnamestand en de functies die u hebt geselecteerd
welke flitsfuncties u kunt gebruiken.
In onderstaande tabel geeft aan of de functie kan worden geselecteerd.
– geeft aan dat de functie niet kan worden geselecteerd.
De flitsfuncties die u niet kunt gebruiken worden op het scherm grijs
weergegeven.
Opnamestand
(Flitser
uit)
(Automatisch
flitsen)
(Invulflits)
(31,
(Langz.
flitssync.)
–
(Eindsynchron.)
–
(Draadloos)
–
88)
(31, 88)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
(38,
88)
(39, 89)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
(40, 91)
–
–
–
–
–
(40, 91)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
(41, 93)
–
–
(94)
–
–
(95)
–
–
(97)
–
–
(99)
–
–
(33, 103)
78
–
Geavanceerde
bedieningshandelingen
Dit hoofdstuk geeft nadere informatie over
de camera.
Voorbereiding (Geavanceerde bedieningshandelingen)
79
De camera instellen
De oogschelp verwijderen
Verwijder de oogschelp wanneer u de FDA-A1AM Hoekzoeker (los
verkrijgbaar) op de camera bevestigt.
Schuif voorzichtig de oogschelp van
de camera af door de beide
onderuiteinden omhoog te duwen.
• Steek uw vingers onder de oogschelp en
schuif de oogschelp omhoog.
Opmerking
• Wanneer de FDA-A1AM Hoekzoeker (los verkrijgbaar) op de camera is bevestigd,
adviseren wij u [Eye-Start AF] in te stellen op [Uit], omdat anders de sensors van het
zoekerkapje die zich boven de zoeker bevinden, kunnen worden geactiveerd.
80
Het scherm dat wordt weergegeven
voor de opnamestand
De schermstand selecteren
1 MENU-knop t
2 t [DISP-knop (scherm)] of [DISP-knop
(zoeker)]
2 Selecteer de weergave van uw keuze met v/V/b/B op de
bedieningsknop en druk vervolgens op het midden van de
bedieningsknop.
3 Druk op de MENU-knop.
81
Voorbereiding (Geavanceerde bedieningshandelingen)
U kunt de schermstand van uw keuze selecteren. Wanneer u door op DISP
op de bedieningsknop (blz. 47) te drukken overschakelt tussen schermen,
worden alleen geselecteerde schermen weergegeven. U kunt apart instellen
welke schermen beschikbaar zijn voor weergave op de LCD-monitor en in
de zoeker.
Het scherm dat wordt weergegeven voor de opnamestand
Histogram
Aantal pixels
Het histogram geeft de
luminantieverdeling weer die aangeeft
hoeveel pixels van een bepaalde
helderheid er voorkomen in het beeld.
Door de belichtingscompensatie wordt
het histogram dienovereenkomstig
veranderd.
Beide uiteinden van het histogram geven
sterk en zwak belichte delen weer. U kunt
niet deze gebieden later met een
computer te herstellen. Pas zo nodig de
belichting aan en neem de opname
nogmaals.
Donker
Licht
Opmerkingen
• Het histogram geeft geen aanduiding van het uiteindelijk vastgelegde beeld. Het
geeft de staat van het beeld weer dat zojuist is gecontroleerd op de het scherm. Het
histogram zal afhankelijk van diafragma-instelling, enz. verschillen.
• Het histogram verschilt tussen opnemen en weergeven in de volgende situaties:
– Bij gebruik van de flitser.
– Als het onderwerp een lage intensiteit heeft, zoals een nachtelijk landschap.
82
Het scherm dat wordt weergegeven voor de opnamestand
De Digitale waterpas
Horizontale richting
Voorwaarts/achterwaartse richting
Opmerkingen
• De fout van de digitale waterpas is groter als u de camera te ver naar voren of naar
achteren kantelt.
• Een kanteling van ±1° zal misschien worden aangeduid ook als de camera bijna
waterpas is.
Het onderwerp door de lens bekijken zonder dat effecten
worden weergegeven
U kunt het onderwerp door de lens bekijken zonder dat effecten,
bijvoorbeeld de belichtingscorrectie, witbalans, Creatieve Stijl,
Beeldeffect, enz., worden weergegeven.
MENU-knop t
effect uit]
2 t [LiveView-weergave] t [Instelling
• Wanneer [Instelling effect uit] is geselecteerd, wordt het Live View-beeld
in M-stand weergegeven met de juiste helderheid.
Opmerking
• [Instelling effect uit] kan niet worden ingesteld wanneer de belichtingsfunctie is
ingesteld op AUTO, AUTO+, Panorama door beweging, 3D Panorama door
beweging, Film of Scènekeuze.
83
Voorbereiding (Geavanceerde bedieningshandelingen)
De digitale waterpas laat zien of de
camera waterpas is in horizontale richting
en in voorwaarts/achterwaartse richting.
Wanneer de camera waterpas is in één
richting, wordt de indicator groen.
Het scherm dat wordt weergegeven voor de opnamestand
Lijst van pictogrammen voor zoekerstand
Wanneer [Voor zoeker] is geactiveerd in [DISP-knop (scherm)], kunt u de
status van de LCD-monitor instellen op een geschikte stand voor gebruik
met de zoeker, door op DISP op de bedieningsknop te drukken.
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes
vermelde bladzijden.
In AUTO, AUTO+ of
Scènekeuzefunctie
A
In de stand Continuopname
Voorkeuze AE/P/A/S/M
Scherm
Scherm
Belichtingsfunctie (37)
24M 12M
6.0M 20M
10M 5.1M
PAS
M
Indicatie
3D Panorama d. beweg.
(40, 91)
Indicatie
Beeldgrootte van
stilstaande beelden (48)
Beeldkwaliteit van
stilstaande beelden (160)
Geheugenkaart (22, 211)/
Uploaden (171)
Beeldfrequentie van films
(106)
100
Resterend aantal
opneembare beelden
Beeldverhouding van
stilstaande beelden (160)
84
Beeldgrootte van films
(106)
100% Resterend accuvermogen
(23)
Het scherm dat wordt weergegeven voor de opnamestand
Scherm
Indicatie
Scherm
Indicatie
Flitser wordt opgeladen (42)
AWB
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld, Eigen,
Kleurtemperatuur,
Kleurfilter) (137)
Effect op OFF (UIT)
zetten (83)
Geen audio-opnamen bij
films (107)
7500K
A5 G5
Dynamischbereikoptimalisatie (131)/
Auto HDR (132)
GPS status
driehoeksmeting (157)
(alleen SLT-A65V)
Creatieve Stijl (135)/
Contrast, Verzadiging,
Scherpte
+3 +3 +3
Beeldeffect (134)
SteadyShot fout (199)
Waarschuwing voor
oververhitting (11)
Databasebestand vol (201)/
Databasebestandsfout (201)
Lach-sluiter (119)
B
Scherm
Belichtingscompensatie
(44)/Gemeten-handmatig
(100)
Indicatie
Transportfunctie (46,
142)
Flitscompensatie (123)
EV-schaalverdeling (44,
100, 145)
Flitsfunctie (42, 126)/
Rode-ogen-vermindering
(59)
C
Scherm
Indicatie
Scherpstellingsfunctie
(111)
1/125
Sluitertijd (97)
F2.8
Diafragma (95)
AF-gebied (111)
ISO AUTO
ISO-gevoeligheid (129)
AE-vergrendeling (122)
Object volgen (112)
Gezichtsherkenning (117)
Lichtmeetfunctie (123)
85
Voorbereiding (Geavanceerde bedieningshandelingen)
SteadyShot/
Waarschuwing
camerabeweging (86)
Duidelijke beelden schieten zonder
bewegingsonscherpte
Er wordt van "bewegingsonscherpte" gesproken als de camera ongewild
wordt bewogen nadat de ontspanknop is ingedrukt, wat een onscherp beeld
tot gevolg heeft.
Volg de onderstaande instructies zodat bewegingsonscherpte wordt
beperkt.
Camerabewegingswaarschuwing-indicator
De
(camerabewegingswaarschuwing)
-indicator knippert als de camera mogelijk
gaat bewegen. In dit geval gebruikt u een
statief of de flitser.
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator
Opmerking
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt alleen weergegeven
voor functies waarbij de sluitertijd automatisch wordt ingesteld. Voor de functies
M/S of wanneer u films opneemt, wordt deze indicator niet weergegeven.
De SteadyShot-functie gebruiken
De functie SteadyShot is op deze camera beschikbaar zodat
bewegingsonscherpte kan worden beperkt. De functie SteadyShot kan apart
worden ingesteld voor het maken van stilstaande beelden en voor het
opnemen van film.
De functie SteadyShot is in de standaardinstellingen op [Aan] ingesteld.
MENU-knop t
2 of
gewenste instelling
86
1 t [SteadyShot] t Selecteer de
Duidelijke beelden schieten zonder bewegingsonscherpte
Opmerking
• De SteadyShot-functie zal misschien niet optimaal werken wanneer de camera nog
maar net is ingeschakeld, vlak nadat u de camera op een onderwerp richt, of wanneer
de ontspanknop helemaal en niet eerst tot halverwege is ingedrukt.
Een statief gebruiken
Opmerking
• Schakel bij gebruik van een statief de SteadyShot-functie uit omdat de SteadyShotfunctie dan mogelijk niet goed werkt.
87
Voorbereiding (Geavanceerde bedieningshandelingen)
We raden u aan om de camera in de volgende situaties op een statief te
plaatsen.
• Zonder flitser in donkere omstandigheden opnamen maken.
• Opnemen met lange sluitertijden; dit wordt doorgaans gebruikt bij
nachtopnamen.
• Een opname maken van een onderwerp dat dichtbij is, zoals een
macro-opname.
• Een opname maken met een telescooplens.
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opnamen maken
De opnamestand selecteren
AUTO/
Flitser uit
Zet de functiekeuzeknop op
• Kies
en maak opnamen (blz. 31).
om op te nemen op plaatsen waar u geen flitser mag gebruiken.
Opmerking
• Omdat de camera de automatische instelfunctie inschakelt, zijn veel functies niet
beschikbaar, zoals belichtingscompensatie en de ISO-instelling. Als u verschillende
instellingen wilt aanpassen, zet u de functiekeuzeknop op P en maakt u vervolgens
een foto van uw onderwerp.
Zet de functiekeuzeknop op
(blz. 38).
(Auto+) en maak opnamen
Continu-opnamen instellen
MENU-knop t
1 t [Auto+ Cont. opn.] t Selecteer de
gewenste instelling
De opslagmethode selecteren die moet worden gebruikt voor vastgelegde
beelden
Bij continu-opnamen kunt u een opslagmethode kiezen waarmee de camera
1 geschikt beeld opslaat uit de zonder onderbreking gemaakte beelden of
alle beelden opslaat.
MENU-knop t
1 t [Auto+ beeld extrah.] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
• Ook als u [Auto+ beeld extrah.] instelt op [Uit] terwijl [Schemeropn. uit hand] is
geselecteerd bij de functie Herkende scène, wordt 1 gecombineerd beeld opgeslagen.
• De nummers van de beelden die niet zijn opgeslagen, worden overgeslagen wanneer
de beelden worden geëxtraheerd.
88
De opnamestand selecteren
Scènekeuze
Deze functie is geschikt voor:
z Opnamen maken met voorkeuze-instellingen op basis van de scène
(Portret)
Legt het onderwerp scherp vast tegen
een onscherpe achtergrond. Huidtinten
worden zacht weergegeven.
• Zet de lens in de telestand om de
achtergrond waziger te maken.
• U kunt een levendig beeld vastleggen
door scherp te stellen op het oog dat dichter bij de lens is.
• Gebruik de zonnekap voor onderwerpen met tegenlicht.
• Gebruik de functie Rode-ogen-effectvermindering als de
ogen van uw onderwerp rood worden door de flits (blz. 59).
(Sportactie)
Legt een bewegend onderwerp vast met
een snelle sluitertijd zodat het lijkt of
het onderwerp stilstaat. De camera
neemt continu beelden op zolang u de
ontspanknop ingedrukt houdt.
• Houd de ontspanknop tot het juiste
moment half ingedrukt.
(Macro)
Maakt opnamen van dichtbij, zoals van
bloemen, voedingsmiddelen.
• U kunt met een macrolens (los
verkrijgbaar) een onderwerp van
dichterbij fotograferen.
• Stel de flitsfunctie in op [Flitser uit] als
u een onderwerp fotografeert op minder dan 1 meter afstand.
• De SteadyShot-functie is in de macrostand minder
effectief. U bereikt betere resultaten met een statief.
• De kortste brandpuntsafstand verandert niet.
(Landschap)
Maakt een scherpe opname van het hele
landschap met levendige kleuren.
• Stel de lens in op groothoek om de
weidsheid van de scène te
accentueren.
89
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Zet de functiekeuzeknop op
(Scènekeuze), selecteer de
stand van uw keuze en maak opnamen (blz. 39).
De opnamestand selecteren
(Zonsondergang) Maakt een prachtige opname van het
rood van de zonsopgang of de
zonsondergang.
(Nachtscène)
Opnamen maken van nachtscènes op
afstand met behoud van de donkere
atmosfeer van de omgeving.
• De sluitertijd is langer, dus is het
raadzaam een statief te gebruiken.
• De opname zal misschien niet lukken
als u een volledig donkere nachtscène vastlegt.
(Schemeropn. uit Maakt opnamen van nachtelijke
hand)
taferelen met minder ruis en onscherpte
zonder dat u een statief gebruikt. Er
wordt een hele reeks opnamen gemaakt
en beeldverwerking wordt toegepast
zodat onscherpte van het onderwerp,
bewegingsonscherpte en ruis worden verminderd.
• Zelfs in [Schemeropn. uit hand] lukt het minder goed
onscherpte te voorkomen wanneer u opnamen maakt van:
– Onderwerpen die onvoorspelbare bewegingen maken
– Onderwerpen te dicht bij de camera
– Onderwerpen met een zich herhalend patroon zoals
tegels en onderwerpen met te weinig contrast zoals de
lucht, een zandstrand of een gazon
– Onderwerpen die constant veranderen zoals de golven of
een waterval
• In het geval van [Schemeropn. uit hand] kan er zich
blokvormige ruis voordoen wanneer u een lichtbron
gebruikt die knippert, zoals TL-verlichting.
(Nachtportret)
Maakt portretten in nachtelijke
taferelen.
• De sluitertijd is langer, dus is het
raadzaam een statief te gebruiken.
Opnametechniek
• Wanneer u fraaiere beelden wilt, zet de functiekeuzeknop dan op P, A, S
of M en gebruik de functie Creatieve stijl (blz. 135). In die gevallen kunt
u de belichting, de ISO-waarde, enz., aanpassen.
90
De opnamestand selecteren
Opmerkingen
• Omdat de camera de instellingen automatisch beoordeelt, zijn veel functies niet
beschikbaar, zoals belichtingscompensatie en de ISO-instelling.
• De flitser wordt voor elk van de Scènekeuzefuncties ingesteld op [Automatisch
flitsen] of [Flitser uit]. U kunt deze instellingen wijzigen (bladzijden 42, 126).
Panorama d. beweg./
3D-panor. d. beweg.
Zet de functiekeuzeknop op
(Panorama d. beweg.) of
(3D-panor. d. beweg.) en maak opnamen (blz. 40).
Opmerkingen
• Als u niet binnen de gegeven tijd horizontaal of verticaal met de camera langs het
gehele onderwerp kunt pannen, ontstaat er een grijs gebied in het samengestelde
beeld. Als dit gebeurt, dan moet u de camera snel bewegen om een volledig
panoramabeeld vast te leggen.
• Omdat een aantal beelden aan elkaar worden gezet, zal het aangezette deel niet
gelijkmatig worden vastgelegd. Beweeg de camera tijdens het maken van de opname
niet heen en weer, of naar links of naar rechts wanneer u de camera recht vooruit zwaait.
• Onder omstandigheden met weinig licht kunnen panoramabeelden onscherp zijn of
zullen misschien niet worden vastgelegd.
• Bij verlichting die knippert, zoals TL-licht, zal de helderheid van de kleuren van het
gecombineerde beeld misschien niet altijd gelijk zijn.
• Wanneer de gehele beeldhoek van de panoramaopname en de beeldhoek waarin u de
scherpstelling en belichting hebt vergrendeld met AE/AF-vergrendeling, erg veel van
elkaar verschillen in helderheid, kleur en scherpte, zal de opname niet goed lukken.
Als dat zo is, neem dan een andere vergrendelde beeldhoek en doe de opname over.
• [Panorama d. beweg.] of [3D-panor. d. beweg.] is niet geschikt wanneer u opnamen
maakt van:
– Bewegende onderwerpen.
– Onderwerpen te dicht bij de camera.
– Onderwerpen met een zich herhalend patroon zoals tegels en onderwerpen met te
weinig contrast zoals de lucht, een zandstrand of een gazon.
– Onderwerpen die constant veranderen zoals de golven of een waterval.
– Onderwerpen met de zon of elektrische lichten, enz. die veel helderder zijn dan de
omgeving.
91
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Deze functie is geschikt voor:
z Een uitgestrekt landschap of hoge gebouwen vastleggen in een dynamische
compositie.
z 3D-beelden schieten die een gevoel van diepte geven en ze bekijken op een voor
3D geschikt TV-toestel.
De opnamestand selecteren
• [Panorama d. beweg.]- of [3D-panor. d. beweg.]-opnamen kunnen worden gestopt in
de volgende situaties:
– U pant de camera te snel of te langzaam.
– De camera wordt te veel heen en weer bewogen.
• De camera gaat verder met het maken van opnamen tijdens de [Panorama d.
beweg.]- of [3D-panor. d. beweg.]-opname en de sluiter blijft klikken tot het einde
van de opname.
Tips voor het vastleggen van een panoramabeeld
Pan de camera horizontaal of verticaal in Verticale
een boog met constante snelheid en in
richting
dezelfde richting als op het scherm wordt
aangegeven. [Panorama d. beweg.] of
[3D-panor. d. beweg.] is meer geschikt
voor stilstaande en dan voor bewegende
onderwerpen.
Horizontale richting
Straal zo kort
mogelijk
• Voor Panorama d. beweg. of 3D Panorama d. beweg. kunt u het beste een
groothoeklens gebruiken.
• Wanneer u een lens gebruikt met een lang brandpunt, pan de camera dan
langzamer horizontaal of verticaal, dan wanneer u een groothoeklens
gebruikt.
• Bepaal de scène en druk de ontspanknop half in, zodat u de
scherpstelling, belichting en witbalans kunt vergrendelen.
• Als een gedeelte met zeer gevarieerde vormen of een zeer gevarieerd
landschap is geconcentreerd langs de rand van het scherm, zal de
beeldcompositie misschien niet lukken. Pas in een dergelijke gevallen de
compositie van het kader zo aan dat het gedeelte zich in het midden van
het beeld bevindt en maak vervolgens opnieuw een opname.
3D-beelden
De camera voert dezelfde bedieningshandeling uit als voor Panorama d.
Beweg. en legt meerdere beelden vast die worden gecombineerd tot een
3D-beeld.
U kunt deze 3D-beelden bekijken op een TV-toestel dat geschikt is voor
3D. Zie bladzijde 210 voor nadere bijzonderheden over het maken van 3Dbeelden.
92
De opnamestand selecteren
Een andere beeldgrootte kiezen
U kunt de beeldgrootte selecteren: MENU-knop t
formaat] of [3D-pan.: beeldform.].
1 t [Panorama:
MENU-knop t
1 t [Panorama: richting] of [3D-pan.:
richting] t Selecteer de instelling van uw keuze
Continuvoork. AE
Deze functie is geschikt voor:
z Ononderbroken opnamen maken van een snelbewegend onderwerp en een
moment vastleggen.
z Het vastleggen van de gezichtsuitdrukkingen van een kind, die voortdurend, van
moment tot moment, veranderen.
Zet de functiekeuzeknop op
opnamen (blz. 41).
(Continuvoork. AE) en maak
Opnametechnieken
• Wanneer de functie voor automatische scherpstelling is ingesteld op
[Continue AF], worden de scherpstelling en de belichting tijdens het
maken van opnamen voortdurend aangepast. U kunt de ISO-gevoeligheid
aanpassen.
• In de stand voor handmatige scherpstelling of wanneer de stand voor
automatische scherpstelling is ingesteld op [Enkelvoudige AF], kunt u de
ISO-gevoeligheid en het diafragma aanpassen. Wanneer [Enkelvoudige
AF] is geselecteerd, wordt de scherpstelling vergrendeld bij het eerste
beeld.
93
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
De richting voor het horizontaal of verticaal pannen instellen
U kunt de richting instellen waarin u de camera horizontaal of verticaal wilt
pannen.
De opnamestand selecteren
Opmerkingen
• De functie Gezichtsherkenning is uitgeschakeld.
• Wanneer [Auto HDR] is geselecteerd, wordt het DRO-proces tijdelijk uitgevoerd
volgens de DRO-instelling.
• Onze meetomstandigheden. De snelheid van een continuopname is langzamer,
afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Autom. programma
Deze functie is geschikt voor:
z Gebruik van de automatische belichting, terwijl uw eigen instellingen voor ISOgevoeligheid, instellingen, Dynamisch-bereikoptimalisatie enzovoort behouden
blijven.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand P.
2 U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste
instellingen (blz. 108 tot 146).
• U kunt op de
-knop drukken om de flitser te gebruiken.
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Programma verschuiven
U kunt tijdelijk de combinatie van de
sluitertijd en diafragmawaarde
veranderen terwijl de juiste belichting die
door de camera is bepaald, gehandhaafd
blijft.
Selecteer de combinatie van uw keuze
door het instelwiel te draaien, terwijl de
scherpstelling wordt uitgevoerd.
De aanduiding van de belichtingsstand
verandert in "P*".
94
De opnamestand selecteren
Diafragmavoorkeuze
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's waarop het onderwerp scherp is en alles voor en achter het onderwerp
wazig is. Diafragmavergroting vernauwt het veld dat scherpgesteld is. (De
velddiepte wordt oppervlakkiger.)
z De scènediepte vastleggen. Diafragmaverkleining verbreedt het veld dat
scherpgesteld is. (De velddiepte krijgt meer diepte.)
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand A.
2 De diafragmawaarde (F-waarde)
kiezen met het instelwiel.
• Kleinere F-waarde: de voor- en
achtergrond van het onderwerp zijn
wazig.
Grotere F-waarde: de voor- en
achtergrond en het onderwerp zelf zijn
allemaal scherp.
• U kunt op de LCD-monitor of in de
zoeker niet zien of een beeld wazig is.
Controleer het opgenomen beeld en pas
het diafragma aan.
Diafragma (F-waarde)
95
De opnamestand selecteren
3 Wijzig de scherptediepte en
fotografeer het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch
aangepast om de juiste belichting te
krijgen.
• De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
diafragmawaarde. Pas in zulke gevallen
het diafragma weer aan.
Sluitertijd
Opnametechnieken
• De sluitertijd kan afhankelijk van de diafragmawaarde langer worden.
Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
• Maak de achtergrond minder scherp door een telelens te gebruiken die
een lagere diafragmawaarde heeft (lichtgevoelige lens).
• Door middel van de controleknop kunt u ongeveer zien waar de scherpte
van het beeld ligt.
Opmerking
• Druk op de -knop wanneer u een opname met flits maakt. De diafragmawaarde
bepaalt echter het flitserbereik. Controleer het bereik van de flitser in "Specificaties"
als u de flitser voor een opname gebruikt.
96
De opnamestand selecteren
Sluitertijdvoorkeuze
Deze functie is geschikt voor:
z Momentopnamen van een bewegend onderwerp. Gebruik een kortere sluitertijd
om één moment van de beweging helder vast te leggen.
z De beweging volgen om de dynamiek en vloeiing ervan uit te drukken. Gebruik
een langere sluitertijd om het na-ijlende beeld van het bewegende onderwerp
vast te leggen.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand S.
97
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
De scherpte van de achtergrond zien (Controleknop)
De LCD-monitor en de zoeker laten een
beeld zien dat is vastgelegd met het
grootste diafragma. Met een ander
diafragma verandert de scherpte van het
onderwerp, waardoor er verschil ontstaat
tussen de scherpte van het beeld voor de
Controleknop
opname en de scherpte van het
vastgelegde beeld.
Wanneer u de controleknop indrukt, kunt
u het beeld zien met het diafragma dat
wordt gebruikt in de eigenlijke opname
zodat u voor de opname de scherpte van
het onderwerp ongeveer kunt beoordelen.
• Druk op de controleknop nadat u in het beeld hebt scherpgesteld.
• U kunt in de controlefunctie het diafragma aanpassen.
De opnamestand selecteren
2 Kies de sluitertijd met het
instelwiel.
Sluitertijd
3 Wijzig de scherptediepte en
fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch
aangepast om de juiste belichting te
krijgen.
• De diafragmawaarde knippert als de
camera beoordeelt dat er geen juiste
belichting wordt verkregen met de
gekozen sluitertijd. Pas in zulke
gevallen de sluitertijd weer aan.
Diafragma (F-waarde)
Opnametechnieken
• Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
• Kies een hogere ISO-gevoeligheid als u een binnenopname maakt van
een sport.
Opmerkingen
• De Indicator
(waarschuwing bewegingsonscherpte) wordt niet weergegeven
in de stand sluitervoorkeuze.
• Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te opvallender de ruis.
• Na de opnamen wordt de ruisonderdrukking (NR lang-belicht) uitgevoerd gedurende
dezelfde tijd dat de sluiter geopend was, wanneer de sluitertijd 1 seconde of langer
is. Tijdens de ruisonderdrukking kunt u niet verdergaan met opnemen.
98
De opnamestand selecteren
• Druk op de -knop wanneer u een opname met flits maakt. Als u echter de flitser
gebruikt en het diafragma sluit (een hogere F-waarde instelt) door de sluitertijd
langer te maken, zal het flitslicht onderwerpen op grote afstand niet bereiken.
Handm. belichting
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel om de
sluitertijd te wijzigen, en draai
het instelwiel terwijl u de AVknop ingedrukt houdt om het
diafragma te wijzigen.
AV-knop
Diafragma (F-waarde)
Sluitertijd
99
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken met de gewenste belichtingsinstelling door zowel de sluitertijd als
het diafragma te wijzigen.
De opnamestand selecteren
3 Maak de foto nadat de belichting
In de zoekerfunctie
is ingesteld.
• Controleer de belichtingswaarde op de
EV-schaalverdeling (GemetenHandmatig*) wanneer u de opname
bekijkt met de zoeker.
Naar +: beelden worden helderder.
Naar –: beelden worden donkerder.
De b B-pijl verschijnt als de ingestelde
belichting buiten het bereik van de EVschaalverdeling ligt. De pijl begint te
knipperen als het verschil toeneemt.
* In de M-stand laat de camera een
waarde voor onder- of overcompensatie
zien op basis van de juiste belichting en
maakt hierbij gebruik van de index op
de belichtingscompensatie-indicator.
Standaardwaarde
Opmerkingen
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in
de functie voor handmatige belichtingsinstelling.
• Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op M, dan wordt de ISO-instelling
[AUTO] ingesteld op [100]. In de M-functie is de ISO-instelling [AUTO] niet
beschikbaar. Stel indien nodig de ISO-gevoeligheid in (blz. 129).
• Druk op de -knop wanneer u een opname met flits maakt. De diafragmawaarde
bepaalt echter het flitserbereik. Controleer het bereik van de flitser in "Specificaties"
als u de flitser voor een opname gebruikt.
BULB
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken van de lichtstaart van bijvoorbeeld vuurwerk.
z Foto's maken van de lichtstaarten van sterren.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
100
De opnamestand selecteren
2 Draai het instelwiel naar links tot
[BULB] wordt afgebeeld.
3 Draai terwijl u de AV-knop
ingedrukt houdt het instelwiel om
het diafragma (F-waarde) te
wijzigen.
AV-knop
4 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te
wijzigen.
5 Houd de ontspanknop ingedrukt gedurende de gehele opname.
Zolang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend.
Opnametechnieken
• Gebruik een statief.
• Stel met de handmatige scherpstelfunctie de scherptediepte in op
oneindig wanneer u opnamen maakt van vuurwerk, enz. Stel, wanneer de
positie voor oneindig van de lens niet bekend is, eerst scherp op vuurwerk
dat ongeveer op dezelfde plaats wordt afgestoken en maak daarna uw
opnamen.
101
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
BULB
De opnamestand selecteren
• Gebruik de Draadloze Afstandsbediening (los verkrijgbaar) (blz. 146).
Als u op de SHUTTER-knop op de Draadloze Afstandsbediening drukt,
wordt BULB-opname geactiveerd; als u weer drukt, wordt BULBopname gestopt. U hoeft de SHUTTER-knop op de Draadloze
Afstandsbediening niet ingedrukt te houden.
• U kunt met een afstandsbediening de sluiter openhouden als u een
Afstandsbediening gebruikt die is voorzien van een vergrendelingsfunctie
voor de ontspanknop (los verkrijgbaar).
Opmerkingen
• Schakel de SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief (blz. 87).
• Hoe langer de belichtingstijd, des te opvallender de ruis op het beeld.
• Na de opnamen wordt de ruisonderdrukking (NR lang-belicht) uitgevoerd gedurende
dezelfde tijd dat de sluiter geopend was. Tijdens de ruisonderdrukking kunt u niet
verdergaan met opnemen.
• Wanneer de Lach-sluiter of de Auto HDR-functie is geactiveerd, of wanneer [Fotoeffect] is ingesteld op [HDR-schilderij] of [Mono. m. rijke tonen] kunt u de
sluitertijd niet op [BULB] zetten.
• Als de functie Lach-sluiter, Auto HDR, of de instelling [HDR-schilderij] of [Mono.
m. rijke tonen] wordt gebruikt terwijl de sluitersnelheid is ingesteld op [BULB],
wordt de sluitertijd tijdelijk op 30 seconden ingesteld.
• U kunt het beste beginnen met BULB-opnamen wanneer de camera is afgekoeld
omdat anders de kwaliteit van het beeld afneemt.
102
Instellingen voor films opnemen
Gemakkelijk films maken
Het opnemen van films kan in iedere belichtingsstand worden gestart.
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch aangepast.
Opnametechnieken
• Start het opnemen wanneer u hebt scherpgesteld.
• De volgende instellingen die zijn ingesteld bij het maken van stilstaande
beelden, kunnen worden gebruikt.
– ISO
– Witbalans
– Creatieve stijl
– Belichtingscorrectie
– AF-gebied
– Lichtmeetfunctie
– Gezichtsherkenning
– Object volgen
– Dyn.-bereikoptimalisatie
– Lenscomp.: schaduw
– Lenscomp.: chrom. afw.
– Lenscomp.: vervorming
– Foto-effect
• ISO, belichtingscorrectie, Onderwerp volgen of AF-gebied kunnen
tijdens het opnemen van films worden aangepast.
• Als u [AF-vergrendel.] toewijst aan de AEL-knop of ISO-knop, kunt u in
de stand voor automatische scherpstelling de scherpstelling blokkeren
door op deze knoppen te drukken.
Opmerkingen
• In de stand voor het opnemen van films is het op te nemen gebied (de kijkhoek)
smaller dan bij het schieten van stilstaande beelden.
• Wanneer het [Voor zoeker]-scherm wordt weergegeven op de LCD-monitor, wordt
de LCD-monitor overgeschakeld naar het [Alle info weergeven]-scherm, op het
moment dat het opnemen van de film wordt gestart.
103
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Druk op de MOVIE-knop als u het opnemen wilt starten (blz. 33).
Instellingen voor films opnemen
• Maak geen opname van een krachtige lichtbron, zoals de zon. Het interne
mechanisme van de camera zou hierdoor kunnen worden beschadigd.
• Wanneer u AVCHD View-films importeert op een computer, gebruik dan "PMB"
(bladzijden 66, 179).
• Wanneer u lang doorgaat met het maken van opnamen, loopt de temperatuur van de
camera op en kan de beeldkwaliteit afnemen.
• Wanneer het
-merkteken wordt weergegeven, is de temperatuur van de camera te
hoog geworden. Zet de camera uit en wacht tot de temperatuur van de camera is
gedaald. Als u doorgaat met het maken van opnamen, schakelt de camera zichzelf uit.
• Omdat de sluitertijd en het diafragma automatisch worden aangepast, zal de
sluitertijd hoger zijn en zal de beweging van het onderwerp misschien niet
gelijkmatig zijn onder heldere omstandigheden. Wanneer u handmatige
scherpstelling selecteert en de sluitertijd of het diafragma aanpast, zal misschien een
gelijkmatiger beweging ontstaan (blz. 114).
• Er kan een waarde voor de ISO-gevoeligheid worden geselecteerd tussen ISO 100 en
ISO 1600 wanneer u films opneemt. Wanneer u een film opneemt met een
geselecteerde waarde van ISO 1600 of hoger, wordt de ISO-gevoeligheid naar ISO
1600 geschakeld. Na afloop van de opname van uw film, wordt de instelling van de
ISO-gevoeligheid teruggezet naar de vorige waarde.
• Wanneer ISO is ingesteld op [Ruisond. Multi Frame], wordt tijdelijk [AUTO]
geselecteerd.
• U kunt niet [Soft focus], [HDR-schilderij], [Mono. m. rijke tonen] of [Miniatuur]
selecteren in Foto-effect. Wanneer het opnemen van film wordt gestart, wordt het
Beeldeffect tijdelijk ingesteld op [Uit].
Films opnemen met aangepaste sluitertijd en
diafragmawaarde
U kunt films opnemen met aangepaste sluitertijd en diafragmawaarde, en
de onscherpte van de achtergrond of gelijkmatigheid naar eigen inzicht
regelen.
1 Zet de Schakelaar scherpstellingsfunctie op MF (blz. 114).
2 Zet de functiekeuzeknop op
(Film).
3 Selecteer de stand van uw keuze met v/V op de
bedieningsknop en druk vervolgens op het midden van de
bedieningsknop.
• U kunt een andere stand kiezen door op de Fn-knop te drukken en daarna
een andere stand te selecteren.
104
Instellingen voor films opnemen
4 Pas de sluitertijd en de diafragmawaarde aan met het instelwiel.
5 Pas de scherpstelling aan en start het opnemen door op de
MOVIE-knop te drukken.
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken waarbij de
belichting automatisch wordt aangepast (zowel de sluitertijd
als de diafragmawaarde). U kunt de andere instellingen zelf
aanpassen en uw instelwaarden kunnen worden opgeslagen.
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken nadat u de
(Diafragmavoorkeuze) diafragmawaarde zelf hebt aangepast met het instelwiel.
(95)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken nadat u de
(Sluitertijdvoorkeuze) sluitertijd zelf hebt aangepast met het instelwiel.
(97)
(Handm.
belichting) (99)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken waarbij u de
belichting zelf hebt aangepast (zowel de sluitertijd als de
diafragmawaarde) met het instelwiel.
Bestandsindeling
MENU-knop t
1 t [Bestandsindeling] t Selecteer het
formaat van uw keuze
AVCHD 60i/60p*
AVCHD 50i/50p**
Neemt 60i/50i-films, 24p/25p-films of 60p/50p-films in de
indeling AVCHD op. Deze bestandsindeling is geschikt voor
het weergeven van de film op een HD-tv.
U kunt een Blu-ray-disc, een AVCHD-disc of een DVDVideo-disc aanmaken met de bijgeleverde software "PMB".
• 60i/50i-films worden opgenomen bij 60 velden/seconde,
respectievelijk bij 50 velden/seconde. 60i- en 50i-films
maken beide gebruik van het interlace-scansysteem, Dolby
Digital-audio en het AVCHD-formaat.
• 24p/25p-films worden opgenomen bij 24 velden/seconde,
respectievelijk bij 25 velden/seconde. 24p- en 25p-films
maken beide gebruik van het progressive-scansysteem,
Dolby Digital-audio en het AVCHD-formaat.
• 60p/50p-films worden opgenomen bij 60 velden/seconde,
respectievelijk bij 50 velden/seconde. 60p- en 50p-films
maken beide gebruik van het progressive-scansysteem en
Dolby Digital-audio.
105
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
(Autom.
programma) (94)
Instellingen voor films opnemen
MP4
Neemt mp4-films (AVC) op. Dit formaat is geschikt voor
uploads naar het Web, e-mail-bijlagen, enz.
• Films worden opgenomen in MPEG-4-formaat bij ongeveer
30 beeldjes/seconde en gebruik wordt gemaakt van het
progressive-scansysteem, AAC-audio en het mp4-formaat.
• U kunt niet disc aanmaken van de films die in dit formaat
zijn opgenomen, met de bijgeleverde software "PMB".
* 1080 apparaat geschikt voor 60i
** 1080 apparaat geschikt voor 50i
Opname-instelling
Hoe groter de gemiddelde bitfrequentie, des te hoger de beeldkwaliteit.
MENU-knop t
gewenste grootte
1 t [Opname-instelling] t Selecteer de
[Bestandsindeling]: [AVCHD 60i/60p]/[AVCHD 50i/50p]
Bestandsindeling
Gemiddelde
Opnemen
bitfrequentie
60i 24M(FX)*
50i 24M(FX)**
24 Mbps
Neemt films op in hoge beeldkwaliteit van
1920 × 1080 (60i/50i).
60i 17M(FH)*
50i 17M(FH)**
17 Mbps
Neemt films op in standaard beeldkwaliteit van
1920 × 1080 (60i/50i).
60p 28M(PS)*
50p 28M(PS)**
28 Mbps
Neemt films op in de hoogste beeldkwaliteit van
1920 × 1080 (60p/50p).
24p 24M(FX)*
25p 24M(FX)**
24 Mbps
Neemt films op in hoge beeldkwaliteit van
1920 × 1080 (24p/25p). Dit geeft een sfeer als in de
bioscoop.
24p 17M(FH)*
25p 17M(FH)**
17 Mbps
Neemt films op in standaard beeldkwaliteit van
1920 × 1080 (24p/25p). Dit geeft een sfeer als in de
bioscoop.
[Bestandsindeling]: [MP4]
Bestandsindeling
Gemiddelde
Opnemen
bitfrequentie
1440×1080 12M
12 Mbps
Neemt films op van1440 × 1080.
VGA 3M
3 Mbps
Neemt films op VGA-grootte.
* 1080 apparaat geschikt voor 60i
** 1080 apparaat geschikt voor 50i
106
Instellingen voor films opnemen
Geluid opnemen
Wanneer u films opneemt, zal misschien het geluid van de werkende
camera of lens worden vastgelegd. U kunt films maken zonder audio.
MENU-knop t
1 t [Geluid opnemen] t [Uit]
Wanneer de scherpstelling is ingesteld op handmatig, worden er geen
bedieningsgeluiden van de lens voor automatische scherpstelling
opgenomen (blz. 114).
Windgeruis verminderen
U kunt het windgeruis verminderen door de invoer van lage tonen via de
ingebouwde microfoon uit te schakelen.
MENU-knop t
1 t [Windruis reductie] t [Aan]
Opmerkingen
• Wanneer u dit item instelt op [Aan] kan dat ertoe leiden dat een deel van de lage
tonen op een te gering volume wordt opgenomen. Stel dit item in op [Uit] wanneer
het niet waait.
• Wanneer een externe microfoon (los verkrijgbaar) wordt gebruikt, werkt deze
functie niet.
107
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opmerkingen
• Films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)],
[60i 24M(FX)]/[50i 24M(FX)] of [24p 24M(FX)]/[25p 24M(FX)] in [Opnameinstelling], worden geconverteerd door "PMB" om een AVCHD-schijf te maken.
Deze conversie kan lange tijd in beslag nemen. Ook kunt u niet een disc aanmaken
met de oorspronkelijke beeldkwaliteit. Als u de oorspronkelijke beeldkwaliteit wilt
behouden, moet u uw films op een Blu-ray-disc opslaan.
• Als u 60p/50p-films of 24p/25p-films op een TV-toestel wilt bekijken, hebt u een
TV-toestel nodig dat geschikt is voor 60p/50p of 24p/25p. Als u TV-toestel gebruikt
dat niet geschikt is, worden de films geconverteerd naar 60i/50i en naar het TVtoestel uitgestuurd.
De scherpstelling aanpassen
Er zijn 2 methoden voor het aanpassen van de scherpstelling: automatisch
en handmatig scherpstellen.
Afhankelijk van de lens kan de methode voor overschakeling tussen
automatische en handmatige scherpstelling verschillend zijn.
Type lens
De lens is
voorzien van een
schakelaar
scherpstellingsfunctie
De lens is niet
voorzien van een
schakelaar
scherpstellingsfunctie
Te gebruiken
schakelaar
Lens (Zet de
schakelaar
scherpstellingsfunctie op de
camera altijd op
AF.)
Camera
Overschakelen naar
automatische
scherpstelling
Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de lens op
AF.
Overschakelen naar
handmatige
scherpstelling
Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de lens op
MF.
Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de camera
op AF.
Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de camera
op MF.
Automatisch scherpstellen
1 Zet de Schakelaar
scherpstellings-functie op de
camera op AF.
2 Wanneer de lens is voorzien van
de Schakelaar scherpstellingsfunctie, zet u deze op AF.
108
De scherpstelling aanpassen
3 Druk de ontspanknop half in om
de scherpstelling te controleren
en neem de opname.
AF-gebied
Scherpstellings-indicator
Opmerking
• Raak, wanneer de camera automatisch scherpstelt, de roterende scherpstelring niet aan.
Opnametechniek
• Stel het [AF-gebied] in (blz. 111) om het gebied te kiezen dat wordt
gebruikt voor de scherpstelling.
Scherpstellings-indicator
Scherpstellingsindicator
Status
z brandt
Scherpstelling vergrendeld. Klaar om op te nemen.
brandt
Scherpstelling is bevestigd. Het scherpstelpunt beweegt
doordat het een bewegend onderwerp volgt. Klaar om op te
nemen.
brandt
Nog bezig met scherpstellen. U kunt de ontspanknop niet
loslaten.
z knippert
Kan niet scherpstellen. De sluiter is vergrendeld.
Onderwerpen waarvoor speciale scherpstelling nodig kan zijn
Bij gebruik van de automatische scherpstelling is het moeilijk scherp te
stellen op de volgende onderwerpen. In dergelijke gevallen gebruikt u de
scherpstelvergrendelingsfunctie (blz. 110) of de handmatige scherpstelling
(blz. 114).
• Een onderwerp met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een witte
muur.
• Twee onderwerpen op verschillende afstanden die elkaar overlappen
binnen het AF-gebied.
109
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
• De scherpstellingsindicator verandert
in z of
wanneer de scherpstelling
is bevestigd (zie onder).
• Het AF-gebied waar de scherpstelling
is bevestigd, wordt groen.
De scherpstelling aanpassen
• Een onderwerp dat bestaat uit zich herhalende patronen, zoals de gevel
van een kantoorgebouw.
• Een onderwerp dat zeer helder is of schittert, zoals de zon, de carrosserie
van een auto of een wateroppervlak.
• Het omgevingslicht is onvoldoende.
De juiste afstand tot een onderwerp nauwkeurig meten
De
-markering op de bovenkant van de
camera toont de locatie van de beeldsensor*.
Wanneer u de exacte afstand meet tussen de
camera en het onderwerp, raadpleeg dan de
positie van de horizontale lijn.
* De beeldsensor is het onderdeel van de
camera dat fungeert als de film.
Opmerking
• Als het onderwerp dichterbij is dan de minimale opnameafstand van de gebruikte
lens, kan de scherpstelling niet worden bevestigd. Zorg voor voldoende afstand
tussen het onderwerp en de lens op de camera.
Scherpstelvergrendeling
1 Plaats het onderwerp binnen het
AF-gebied en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
De scherpstelling is vergrendeld.
• Stel [Autom. scherpst.] in op
[Enkelvoudige AF].
2 Houd de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt en plaats
het onderwerp terug op de
oorspronkelijke plaats om het
beeld opnieuw samen te stellen.
3 Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
110
De scherpstelling aanpassen
Autom. scherpst.
Fn-knop t
(Autom. scherpst.) t Selecteer de gewenste instelling
(Enkelvoudige
AF)
(Automatische [Autom. scherpst.] wordt overgeschakeld tussen enkelvoudige AF
en continue AF, afhankelijk van de beweging van het onderwerp.
Wanneer u de ontspanknop halverwege ingedrukt houdt als
het onderwerp bewegingsloos is, wordt de scherpstelling
vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, gaat de camera
verder met het scherpstellen.
(Continue AF)
De camera blijft scherpstellen zolang u de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt houdt.
• De audiosignalen worden niet weergegeven wanneer op het
onderwerp is scherpgesteld.
• Scherpstelvergrendeling gebruiken is niet mogelijk.
Opnametechnieken
• Gebruik [Enkelvoudige AF] als het onderwerp stilstaat.
• Gebruik [Continue AF] als het onderwerp in beweging is.
Opmerkingen
• [Automatische AF] wordt geselecteerd wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op
AUTO, AUTO+ of één van de volgende Scènekeuzefuncties: [Portret], [Landschap],
[Zonsondergang], [Nachtscène], [Nachtportret] of [Schemeropn. uit hand].
• [Enkelvoudige AF] wordt geselecteerd wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op
Panorama d. Beweg., 3D Panorama door beweging of [Macro] in Scèneselectie.
• [Continue AF] wordt geselecteerd als de belichtingsfunctie is ingesteld op
[Sportactie] in de Scèneselectie of wanneer de functie Lach-sluiter wordt gebruikt.
AF-gebied
Kies het gewenste AF-gebied dat past bij
de opnameomstandigheden of uw
voorkeur. Het AF-gebied waar de
scherpstelling is bevestigd, wordt groen
en de andere AF-gebieden verdwijnen.
AF-gebied
111
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
AF)
De camera voert de scherpstelling uit en de scherpstelling
wordt vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt.
De scherpstelling aanpassen
Fn-knop t
keuze
(AF-gebied) t Selecteer de instelling van uw
(Breed)
De camera bepaalt welk van de 15 AF-gebieden wordt
gebruikt voor het scherpstellen.
(Zone)
Kies met de bedieningsknop de zone waarop u de
scherpstelling wilt activeren, en maak een keuze uit de linker-,
rechter- of middenzone. De camera bepaalt welk van de AFgebieden in de geselecteerde zone wordt gebruikt voor het
scherpstellen. Druk op de AF-knop zodat het installatiescherm
verschijnt en selecteer vervolgens de zone van uw keuze.
(Punt)
De camera gebruikt uitsluitend het AF-gebied in het midden.
(Lokaal)
Kies met de bedieningsknop uit de 15 AF-gebieden het
gebied waarvoor u de scherpstelling wilt activeren. Geef met
een druk op de AF-knop het installatiescherm weer en
selecteer het gebied van uw keuze.
Opmerkingen
• [AF-gebied] is ingesteld op [Breed]. U kunt geen andere instellingen selecteren
wanneer de belichtingsmodus is ingesteld op AUTO, AUTO+ of Scènekeuze, of
wanneer de functie Object volgen wordt gebruikt of de Lach-sluiter is geactiveerd.
• Het is mogelijk dat het lokale AF-gebied niet oplicht bij continu opnemen of
wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt zonder halverwege te stoppen.
Object volgen
Houdt het bewegende onderwerp scherp in beeld terwijl het wordt gevolgd.
De functie voor Object Volgen staat standaard ingesteld op [Aan].
1 Druk op het midden van de bedieningsknop op de weergave van
opname-informatie.
Er verschijnt een doelkader.
• U kunt de functie Object Volgen uitschakelen door op de Fn-knop te
drukken en deze vervolgens in te stellen op [Uit].
112
De scherpstelling aanpassen
2 Zet het doelkader over het
onderwerp dat u wilt volgen en
druk op het midden van de
bedieningsknop.
Doelkader
3 Maak een opname van het onderwerp door op de ontspanknop
te drukken.
Opmerkingen
• Volgen kan moeilijk zijn in de volgende situaties:
– Het onderwerp beweegt te snel.
– Het onderwerp is te klein of te groot.
– Er is maar weinig contrast tussen het onderwerp en de achtergrond.
– Het onderwerp wordt te weinig verlicht.
– Het omgevingslicht verandert.
• De functie Object Volgen kan niet worden gebruikt wanneer de belichtingsstand is
ingesteld op Panorama d. Beweg., 3D Panorama d. Beweg., Continu-opname
Voorkeuze AE of [Schemeropn. uit hand] in Scèneselectie of de slimme
teleconverter wordt gebruikt, de handmatige scherpstelling is geselecteerd.
• De camera stopt met het volgen van een onderwerp wanneer het onderwerp van het
scherm verdwijnt.
Wanneer het te volgen onderwerp een gezicht is
Wanneer het gezicht van het scherm verdwijnt terwijl het door de camera
wordt gevolgd, en vervolgens weer terugkeert op het scherm, stelt de
camera weer scherp op dat gezicht.
• Als u Lach-Sluiter inschakelt terwijl een gezicht wordt gevolgd, wordt
het gezicht het doel van de functie Glimlachdetectie.
113
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
De camera start met het volgen van het
onderwerp.
• Druk weer op het midden als u deze
volgfunctie wilt annuleren.
De scherpstelling aanpassen
Handmatige scherpstelling
Als het moeilijk is om de juiste scherpte in de stand autofocus te krijgen,
kunt u de scherpte handmatig aanpassen.
1 Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de lens
op MF.
2 Wanneer de lens niet is voorzien
van een Schakelaar
scherpstellingsfunctie, stelt u de
Schakelaar scherpstellingsfunctie
op de camera op MF.
3 Draai de scherpstelring van de
lens om goed scherp te stellen.
Scherpstelring
Opmerkingen
• Wanneer het breedbeeld-AF-gebied wordt gebruikt, wordt het middelste gebied
gebruikt voor het scherpstellen; en wanneer het Zone AF-gebied wordt gebruikt,
wordt een typisch gebied van het geselecteerde gebied gebruikt; en wanneer het
Lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt een gebied gebruikt dat met de
bedieningsknop is geselecteerd.
• Wanneer u een teleconvertor (los verkrijgbaar) enz. gebruikt, zal het draaien van de
scherpstelring mogelijk niet gelijkmatig gaan.
• Als de dioptrie in de zoekerfunctie niet goed wordt ingesteld, wordt het beeld niet
goed scherpgesteld (blz. 30).
• Voor handmatige scherpstelling is het belangrijk dat de schakelaar voor de
scherpstelfunctie op MF staat. Draai niet aan de scherpstelring als u niet eerst de
schakelaar op MF hebt gezet. Wanneer u de scherpstelring met kracht draait zonder
dat u de schakelaar op MF hebt gezet, kunt u de scherpstelring beschadigen.
114
De scherpstelling aanpassen
Peaking
U kunt in de stand voor handmatige scherpstelling de contouren van
scherpstelbereiken met een bepaalde kleur accentueren. Met deze functie
kunt u gemakkelijk de scherpstelling controleren.
2 t [Reliëfniveau] t Selecteer de gewenste
Opmerkingen
• Omdat de camera vindt dat scherpe gebieden zijn scherpgesteld, verschilt het peakingniveau, afhankelijk van het onderwerp, de opnamesituatie of de lens die wordt gebruikt.
• De contouren van scherpgestelde bereiken worden niet geaccentueerd wanneer de
camera is aangesloten met een HDMI-kabel.
De kleur instellen die wordt gebruikt voor de peaking-functie
U kunt de kleur instellen die wordt gebruikt voor de peaking-functie in de
stand voor handmatige scherpstelling.
MENU-knop t
instelling
2 t [Reliëfkleur] t Selecteer de gewenste
Opmerking
• Dit item kan niet worden ingesteld wanneer [Reliëfniveau] is ingesteld op [Uit].
Scherpst. vergroten
U kunt de scherpstelling controleren door vóór de opname het beeld te
vergroten.
1 MENU-knop t
3 t [Knop intell. telecon.] t [Scherpst.
vergroten]
2 Druk op de knop Scherpstelling
vergroten.
knop Scherpstelling vergroten
115
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
MENU-knop t
instelling
De scherpstelling aanpassen
3 Vergroot het beeld door op de
knop Scherpstelling vergroten te
drukken en selecteer met
v/V/b/B op de bedieningsknop
het gedeelte dat u wilt vergroten.
• Telkens wanneer u op de knop
Scherpstelling vergroten drukt,
verandert het zoombereik als volgt:
Volledige weergave t Ongev. ×5,9
t Ongev. ×11,7
4 Bevestig de scherpstelling en pas deze aan.
• Stel met de hand scherp door de scherpstelring te draaien.
• Als u op de AF-knop drukt, wordt het vergrote deel weer in het midden
weergegeven.
• De functie Scherpstelling vergroten wordt geannuleerd als u de
ontspanknop half indrukt.
5 Maak de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
• U kunt beelden vastleggen wanneer een afbeelding uitvergroot is, maar het
vastgelegde beeld vult de volledige display.
• De functie Scherpstelling vergroten wordt vrijgegeven wanneer de opname
is gemaakt.
116
Gezichten detecteren
Gezichtsherkenning
De camera detecteert gezichten, stelt scherp, regelt de belichting, voert
beeldverwerking uit en past de instellingen van de flitser aan.
Uit
Schakelt Gezichtsdetectie uit.
Aan (ger. gezicht.)
Schakelt Gezichtsdetectie in en geeft prioriteit aan gezichten
die worden herkend en zijn geregistreerd in
[Gezichtsregistratie] (blz. 118).
Aan
Schakelt Gezichtsdetectie in, maar geeft geen prioriteit aan
gezichten die worden herkend.
Het Gezichtsdetectiekader
Wanneer de camera gezichten detecteert,
verschijnen grijze
Gezichtsdetectiekaders. Wanneer de
camera ziet dat automatische
scherpstelling mogelijk is, worden de
Gezichtsdetectiekaders wit. Wanneer u
de ontspanknop half indrukt, worden de
Gezichtsdetectiekaders groen.
Gezichtsdetectiekaders (grijs)
• Als een gezicht zich niet binnen het
beschikbare AF-gebied (gebied voor
Gezichtsherkenningkaders (wit)
automatische scherpstelling) bevindt
wanneer u de ontspanknop half indrukt,
wordt het AF-gebied dat wordt gebruikt
voor het scherpstellen groen.
• Wanneer de camera meerdere gezichten
detecteert, selecteert het toestel
automatisch een gezicht dat prioriteit
heeft en wordt een enkel
Gezichtsdetectiekader wit. Er verschijnt
een magenta kader op een gezicht dat is
geregistreerd met [Gezichtsregistratie].
117
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Fn-knop t (Gezichtsherkenning) t Selecteer de instelling
van uw keuze
Gezichten detecteren
Opnametechniek
• Beeld componeren voor het opleggen van Gezichtsherkenningkader en
het AF-gebied.
Opmerkingen
• U kunt de Gezichtsdetectiefunctie niet gebruiken wanneer de belichtingsstand
Panorama door beweging, 3D Panorama door beweging of Continuopname
Voorkeuze AE is.
• Er kunnen maximaal 8 gezichten worden gedetecteerd.
• Afhankelijk van de opnamecondities zal de camera misschien geen gezichten of een
ander voorwerp herkennen.
• Tijdens opnamen met [Lach-sluiter], wordt [Gezichtsherkenning] tijdelijk ingesteld
op [Aan (ger. gezicht.)] ook als het ingesteld is op [Uit].
Gezichtsregistratie
De camera detecteert gezichten waarvoor van tevoren informatie is
geregistreerd.
1 MENU-knop t
4 t [Gezichtsregistratie] t [Nieuwe
registratie]
2 Zet het doelkader over het gezicht dat moet worden
geregistreerd en druk op de ontspanknop.
3 Selecteer [Enter] met v op de bedieningsknop en druk
vervolgens op het midden van de bedieningsknop.
• Er kunnen maximaal 8 gezichten van uw onderwerpen worden
geregistreerd.
• Maak een opname van het gezicht van voren op een helder verlichte plaats.
Het gezicht zal misschien niet goed worden geregistreerd als het slecht
zichtbaar wordt gemaakt met een hoed, een masker, een zonnebril, enz.
De prioriteit wijzigen van gezichten die eerder zijn geregistreerd
Wanneer u meerdere gezichten hebt geregistreerd, wordt de volgorde van
prioriteit ingesteld. U kunt de volgorde van prioriteit wijzigen.
118
Gezichten detecteren
MENU-knop t
4 t [Gezichtsregistratie] t [Volgorde
wijzigen] t Selecteer een gezicht waarvan u de prioriteit en het
prioriteitsniveau wilt wijzigen
Een geregistreerd gezicht wissen
U kunt een geregistreerd gezicht wissen.
• Wanneer u [Alles verwijderen] selecteert, kunt u alle geregistreerde
gezichten in één keer wissen.
• Zelfs wanneer u [Wissen] selecteert, blijven de gegevens van
geregistreerde gezichten in de camera opgeslagen. Selecteer [Alles
verwijderen], als u deze gegevens van de camera wilt wissen.
Lach-sluiter
Wanneer de camera een glimlach waarneemt, wordt de sluiter automatisch
geopend.
1 Fn-knop t
(Lach-sluiter) t [Aan] t Kies de gewenste
stand voor de Glimlachdetectiegevoeligheid
U kunt de gevoeligheid van de Lach-sluiterfunctie voor het detecteren van
glimlachen instellen op één van de volgende 3 opties:
(Glimlach),
(Normale lach) en
(Schaterlach).
• Wanneer de Lach-sluiter is geactiveerd, verschijnt de
Glimlachdetectiegevoeligheid-indicator op het scherm.
119
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
MENU-knop t
4 t [Gezichtsregistratie] t [Wissen] t
Selecteer het gezicht dat u wilt wissen
Gezichten detecteren
2 Wacht tot een glimlach wordt
gedetecteerd.
De camera detecteert een glimlach en de
scherpstelling wordt bevestigd. Wanneer
het glimlachniveau het b-punt op de
indicator overschrijdt, neemt de camera
Gezichtsdetectiekader
automatisch beelden op.
• Wanneer de camera doelgezichten
Glimlachdetectiegevoeligheid-indicator
detecteert, verschijnen oranje
Gezichtsdetectiekaders rond de
gezichten. De Gezichtsdetectiekaders
worden groen wanneer deze
onderwerpen scherp worden.
3 Het maken van opnamen stoppen, Fn-knop t
(Lach-
sluiter) t [Uit]
Opnametechnieken
• Leg voor het scherpstellen op de glimlach het Gezichtsdetectiekader over
het AF-gebied.
• Let erop dat de ogen niet worden bedekt door haar (pony), enz. Houd de
ogen een beetje dicht.
• Maak het gezicht niet onzichtbaar met een hoed, een masker, een
zonnebril, enz.
• Probeer het gezicht op de camera gericht te houden en houd het gezicht zo
recht mogelijk.
• Houd een duidelijke glimlach aan met open mond. De lach is
gemakkelijker te detecteren wanneer de tanden zichtbaar zijn.
• Drukt u op de ontspanknop terwijl de Lach-sluiterfunctie is geactiveerd,
dan maakt de camera de opname en keert terug naar Lach-sluiter.
120
Gezichten detecteren
121
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opmerkingen
• De functie Lachsluiter kan niet worden gebruikt wanneer de belichtingsstand is
ingesteld op Panorama d. Beweg., 3D Panorama d. Beweg., Continu-opname
Voorkeuze AE of [Schemeropn. uit hand] in Scèneselectie of wanneer handmatige
scherpstelling is geselecteerd.
• De transportfunctie is automatisch ingesteld op [Enkele opname] of [Afstandsbed.].
• Het AF-hulplicht werkt niet in de Lach-sluiterfunctie.
• Als de camera een lach detecteert, kies dan andere instellingen voor
Glimlachdetectiegevoeligheid.
• Afhankelijk van de opnamecondities zal een lach misschien niet goed worden
gedetecteerd.
• Als u Lach-Sluiter inschakelt terwijl een gezicht wordt gevolgd, wordt het gezicht
het doel van de functie Glimlachdetectie (blz. 112).
De helderheid van beeld aanpassen
AE-vergrendeling
De belichting kan bij een opname tegen de zon in of bij een raam
ongeschikt zijn voor het onderwerp, meet het licht op een punt waar het
onderwerp helder genoeg belicht is en vergrendel de belichting voordat u
de opname maakt. Richt de camera vóór een plaats die lichter is dan het
onderwerp en gebruik de lichtmeter om de belichting van het hele beeld te
vergrendelen om het onderwerp minder helder te maken. Richt de camera
vóór een plaats die donkerder is dan het onderwerp en gebruik de
lichtmeter om de belichting van het hele beeld te vergrendelen om het
onderwerp meer helderheid te geven.
In dit deel wordt beschreven hoe u met de (Spot) een helderder beeld
van het onderwerp kunt vastleggen.
1 Fn-knop t
(Lichtmeetfunctie) t
(Spot)
2 Pas de scherpstelling aan op het deel waarop u de belichting
wilt vergrendelen.
3 Vergrendel de belichting door op
AEL-knop
de AEL-knop te drukken.
(AE-vergrendelingsteken) verschijnt.
• De belichtingswaarde die is gebaseerd
op de vergrendelde belichting in de
spotmeetcirkel wordt ook aangeduid op
de EV-schaal.
4 Stel scherp op het onderwerp terwijl u op de AEL-knop drukt, en
neem de opname van het onderwerp.
• Houd na de opname de AEL-knop ingedrukt als u met dezelfde
belichtingswaarde blijft opnemen. De instelling wordt geannuleerd wanneer
u de knop loslaat.
122
De helderheid van beeld aanpassen
Lichtmeetfunctie
Fn-knop t
(Lichtmeetfunctie) t Kies de gewenste stand
(Meervelds)
Bij deze instelling wordt het licht op elk veld gemeten na
opdeling van het totale gebied in meerdere velden en zo
wordt de juiste belichting van het gehele scherm bepaald.
(Spot)
In deze stand wordt het licht alleen gemeten in de spotlichtmeetcirkel die zich in het middengebied bevindt.
Opnametechnieken
• Gebruik [Meervelds]-meting voor algemene opnamen.
• Meet, wanneer er een onderwerp met veel contrast in het AF-gebied is,
het licht van het onderwerp dat u wilt vastleggen en maak gebruik van de
optimale belichting met de spotmeetfunctie en de AE-vergrendeling
(blz. 122).
Opmerking
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO, AUTO+ of de Scèneselectie
of wanneer de slimme teleconverter wordt gebruikt, wordt [Lichtmeetfunctie]
vastgezet op [Meervelds] en kunt u de andere standen niet selecteren.
Flitscompensatie
Als u opneemt met de flitser, kunt u alleen de hoeveelheid flitslicht
veranderen, zonder de belichtingscompensatie te veranderen. U kunt alleen
de belichting wijzigen van het hoofdonderwerp dat binnen het flitsbereik
ligt.
Fn-knop t
instelling
(Flitscompensatie) t Selecteer de gewenste
Naar +: verhoogt het flitsniveau.
Naar –: verlaagt het flitsniveau.
123
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
(Centrum gericht) Deze functie legt de nadruk op het middelste deel van het
scherm, maar meet de gemiddelde helderheid van het gehele
scherm.
De helderheid van beeld aanpassen
Opmerkingen
• Dit item kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO,
AUTO+, Panorama door beweging, 3D Panorama door beweging of Scèneselectie.
• Het kan zijn dat het hogere flitseffect niet zichtbaar is, omdat de hoeveelheid
flitslicht beperkt is als het onderwerp zich buiten het maximumbereik van de flitser
bevindt. Als het onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het mogelijk dat het lagere
flitseffect niet zichtbaar is.
Belichtingscompensatie en flitscompensatie
De belichtingscompensatie verandert de sluitertijd, het diafragma en de ISOgevoeligheid (als [AUTO] is geselecteerd) om de compensatie uit te voeren.
Flitscompensatie verandert uitsluitend de hoeveelheid flitslicht.
Flitsregeling
MENU-knop t
2 t [Flitsregeling] t Selecteer de
gewenste instelling
ADI-flits
Met deze methode regelt u het licht van de flitser waarbij
rekening gehouden wordt met de informatie over de
brandpuntsafstand en de lichtmeetgegevens van de voorflits.
Met deze methode kunt u een nauwkeurige flitscompensatie
krijgen waarbij er nagenoeg geen effect optreedt van de
weerkaatsing van het onderwerp.
Voorflits DDL
Met deze methode regelt u de hoeveelheid flitslicht die
uitsluitend berekend wordt volgens de gegevens van de
lichtmeting van de voorflits. Deze methode is gevoelig voor
de lichtweerkaatsing van het onderwerp.
ADI: Advanced Distance Integration (Geavanceerde afstandsintegratie)
TTL: Door de lens
• Bij de selectie van [ADI-flits] kan het gebruik van een lens die is voorzien
van een afstandscodeerder een nauwkeuriger flitscompensatie opleveren
doordat nauwkeurigere afstandsinformatie wordt gebruikt.
Opmerkingen
• Wanneer de afstand tussen het onderwerp en het externe flitsapparaat (los
verkrijgbaar) niet kan worden vastgesteld (opnemen met een draadloos, extern
flitsapparaat (los verkrijgbaar), opnemen met een los flitsapparaat dat met een kabel
is verbonden met de camera, opnemen met een dubbelflitsapparaat of ringflitser voor
macro-opnamen, enz.), selecteert de camera automatisch de stand Voorflits DDL.
124
De helderheid van beeld aanpassen
125
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
• Selecteer in de volgende gevallen [Voorflits DDL] omdat de camera geen
flitscompensatie kan uitvoeren met ADI-flits.
– Aan het flitsapparaat HVL-F36AM is een breed paneel bevestigd.
– Voor flitsopnamen wordt een diffuser gebruikt.
– Er wordt een filter met een belichtingsfactor, zoals een ND-filter, gebruikt.
– Er wordt een close-uplens gebruikt.
• ADI-flits is alleen beschikbaar in combinatie met een lens die is uitgerust met een
afstandscodeerder. Om te bepalen of uw lens is uitgerust met een afstandscodeerder,
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die bij de lens werd geleverd.
• Dit item kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op
Panorama door beweging, 3D Panorama door beweging of [Nachtscène]/
[Schemeropn. uit hand] in Scèneselectie.
De flitser
Druk op de Fn-knop, selecteer de flitsstand van uw keuze, druk op
de -knop maak opnamen (blz. 42).
Opnametechnieken
• De zonnekap kan het licht van de flitser blokkeren. Verwijder de
zonnekap als u de flitser gebruikt.
• Houd bij het gebruik van de flitser een afstand van 1 m of meer van het
onderwerp dat u wilt fotograferen.
• Met langzame-flitssynchronisatie kunt u in het donker een helderdere
afbeelding maken van mensen en achtergronden.
• Met eindsynchronisatie kunt u een natuurlijke foto maken van het spoor
van een bewegend onderwerp, zoals een fietser of een wandelaar.
• U kunt met de HVL-F58AM/HVL-F43AM-flitser (los verkrijgbaar) in de
High-speed-synchronisatiefunctie bij elke sluitertijd een opname maken.
Raadpleeg de bij de flitser geleverde gebruiksaanwijzing voor de
bevestigingsinstructies van de flitser.
Opmerkingen
• Houd de camera niet vast bij de flitserzender.
• De opnamecondities die nodig zijn om te voorkomen dat er schaduwen op een foto
verschijnen, verschillen afhankelijk van de lens.
• Wanneer de belichtingsfunctie wordt ingesteld op AUTO, AUTO+ of de
Scènekeuzefunctie, kunnen de opties [Langz.flitssync.], [Eindsynchron.] en
[Draadloos] niet worden geselecteerd.
• Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op P, A, S, M, Continuopname Voorkeuze
AE, kunt u de items [Flitser uit] of [Automatisch flitsen] niet selecteren. Duw de
flitser naar beneden als u die niet wilt gebruiken.
• Als u de flitser gebruikt met een stereomicrofoon of een dergelijk apparaat,
bevestigd op de Zelfvergrendelende Accessoireschoen, zal de flitser misschien niet
omhoog klappen in de juiste positie en zullen vastgelegde beelden misschien
donkere gedeelten in de hoeken te zien geven. Neem dan het apparaat van de
Zelfvergrendelende Accessoireschoen.
126
De flitser
Draadloze flitser
1 Sluit de draadloze flitser aan op de Zelfvergrendelende
Accessoireschoen en schakel zowel de camera als de flitser in.
2 Fn-knop t
(Flitsfunctie) t
(Draadloos)
3 Neem de draadloze flitser van de Zelfvergrendelende
Accessoireschoen en klap de ingebouwde flitser open.
• Als u een test van de flitser uitvoert, druk dan op de AEL-knop.
Opmerkingen
• Schakel de draadloze-flitserfunctie uit nadat u klaar bent met het maken van
draadloze-flitsopnamen. Als de ingebouwde flitser wordt gebruikt terwijl de
draadloze-flitserfunctie nog ingeschakeld is, worden de opnamen onnauwkeurig
door de flitser belicht.
• Als een andere fotograaf in de buurt een draadloos flitsapparaat gebruikt en het
flitslicht van zijn/haar flitser uw flitsapparaat doet afgaan, kiest u een ander kanaal
voor de externe flitser. Als u het kanaal van het externe flitsapparaat wilt veranderen,
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die erbij werd geleverd.
Installatie van de AEL-knop
Bij gebruik van de draadloze flitser adviseren wij u [Funct. van AEL-knop]
in te stellen op [AEL-vergrendel] in het -menu Eigen (blz. 164).
127
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
U kunt met een flitser die een draadloze opnamefunctie heeft (los
verkrijgbaar), flitsen zonder snoer zelfs als de flitser niet op de camera is
aangesloten. Door de plaats van de flitser te veranderen, kunt u een beeld
vastleggen dat driedimensionaal lijkt te zijn door het contrast van licht en
schaduw op het onderwerp te benadrukken.
Raadpleeg voor het maken van afbeeldingen de bedieningsinstructies van
uw flitser.
De flitser
Draadloze flitser met regeling van de verlichtingsverhouding
U kunt de draadloze regeling van de verlichtingsverhouding gebruiken in
combinatie met meerdere flitsers. Raadpleeg voor nadere gegevens de bij
de flitser geleverde gebruiksaanwijzing (HVL-F58AM, HVL-F43AM).
Het AF-hulplicht
U kunt het AF-hulplicht instellen zodat u bij weinig licht op een onderwerp
kunt scherpstellen.
MENU-knop t
instelling
2 t [AF-hulplicht] t Selecteer de gewenste
• Het AF-hulplicht werkt niet als [Autom. scherpst.] is ingesteld op
(Continue AF) of als het onderwerp in beweging is in
(Automatische AF). (De indicator
of
licht op.)
• Het AF-hulplicht zal mogelijk niet werken met een brandpuntsafstand van
300 mm of meer.
• Wanneer een externe flitser (los verkrijgbaar) wordt bevestigd, die is
voorzien van een AF-hulplicht, wordt het AF-hulplicht van de externe
flits gebruikt. Duw de ingebouwde flits omlaag.
• AF-hulplicht werkt niet wanneer [Lach-sluiter] op [Aan] staat.
128
Instelling ISO
De lichtgevoeligheid wordt uitgedrukt door de ISO-waarde (aanbevolen
belichtingsindex). Hoe hoger het getal, des te hoger de gevoeligheid.
1 Druk op de ISO-knop als u het
ISO-knop
2 Selecteer de instelling van uw keuze met v/V op de
bedieningsknop.
• Hoe hoger het getal, des te hoger het ruisniveau is.
• Toon, als u [Ruisond. Multi Frame] wilt selecteren, het instelscherm met B
en selecteer de waarde van uw keuze met v/V.
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO, AUTO+, Panorama d.
Beweg., 3D Panorama d. Beweg. of Scèneselectie, wordt de ISO-waarde vastgezet
op [AUTO] en kunt u de andere ISO-waarden niet selecteren.
• Wanneer de belichtingsfunctie wordt ingesteld op P/A/S en de ISO-waarde wordt
ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-waarde automatisch ingesteld tussen ISO 100
en ISO 1600.
• De [AUTO]-instelling is niet beschikbaar in de belichtingsfunctie M. Als u de
belichtingsfunctie M wijzigt met de [AUTO]-instelling, dan wordt deze
overgeschakeld op [100]. Stel de ISO in in overeenstemming met uw opnameomstandigheden.
129
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
ISO-scherm wilt weergeven.
Instelling ISO
Ruisonderdrukking meerdere beeldjes
De camera maakt automatisch ononderbroken meerdere opnamen,
combineert de beelden, onderdrukt de ruis en legt 1 beeld vast. Bij
ruisonderdrukking bij bij meerdere beelden kunt u hogere ISO-getallen
kiezen dan de maximum-ISO-gevoeligheid.
Het beeld dat wordt vastgelegd, is 1 gecombineerd beeld.
Opmerkingen
• Wanneer [Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG], kunt u deze functie
niet gebruiken.
• U kunt de flitser, Dynamisch-bereikoptimalisatie en [Auto HDR] niet gebruiken.
130
Automatisch de helderheid en het
contrast compenseren (Dynamisch
Bereik)
(DRO/Auto HDR) t Selecteer de instelling van
(Uit)
Maakt geen gebruik van DRO/Auto HDR-functies.
(D.-bereikopt.) Door het beeld op te delen in kleine velden, analyseert de
camera het contrast van licht en schaduw tussen het
onderwerp en de achtergrond, en produceert een beeld waarin
de helderheid en gradatie optimaal is.
(Auto HDR)
Schiet 3 beelden met verschillende belichting en legt dan het
goed belichte beeld, de heldere gebieden van het
onderbelichte beeld en de donkere gebieden van het
overbelichte beeld op elkaar, zodat een beeld ontstaat met een
rijke gradatie.
Er worden 2 beelden vastgelegd: een beeld met de juiste
belichting en een gecombineerd beeld.
Dyn.-bereikoptim
1 Fn-knop t
(DRO/Auto HDR) t
(D.-bereikopt.)
2 Selecteer met b/B op de bedieningsknop een optimaal niveau.
(Automatisch)
(Niveau)*
* Lv_ weergegeven bij
Corrigeert automatisch de helderheid.
Optimaliseert de gradaties van een vastgelegd beeld in elk
van de gebieden van het beeld. Selecteer het optimale niveau
tussen Lv1 (zwak) en Lv5 (krachtig).
is de stap die nu is geselecteerd.
Opmerkingen
• De instelling wordt vastgezet op [Uit] als de belichtingsfunctie is ingesteld op
Panorama door beweging of 3D Panorama door beweging of wanneer [Ruisond.
Multi Frame]/[Foto-effect] Scèneselectie wordt gebruikt.
131
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Fn-knop t
uw keuze
Automatisch de helderheid en het contrast compenseren (Dynamisch Bereik)
• De instelling wordt vastgezet op [Uit] wanneer [Zonsondergang], [Nachtscène],
[Nachtportret] of [Schemeropn. uit hand] wordt geselecteerd in de
Scènekeuzefunctie. De instelling wordt vastgezet op [Automatisch] wanneer andere
standen zijn geselecteerd in de Scènekeuzefunctie.
• Bij het opnemen met de Dynamisch-bereikoptimalisatie kan het beeld ruis bevatten.
Selecteer het juiste niveau door het vastgelegde beeld te controleren, vooral wanneer
u het effect laat toenemen.
Auto HDR
1 Fn-knop t
(DRO/Auto HDR) t
(Auto HDR)
2 Selecteer met b/B op de bedieningsknop een optimaal niveau.
(Auto HDR:
Corrigeert automatisch het belichtingsverschil.
belichtingsver. auto)
(Niveau
Stelt het belichtingsverschil in op basis van het contrast van
Belichtingsverschil)* het onderwerp. Selecteer het optimale niveau tussen 1.0Ev
(zwak) en 6.0Ev (krachtig).
Bijvoorbeeld: Wanneer 2.0Ev is geselecteerd, worden
3 beelden over elkaar gelegd: een beeld met –1.0Ev, een
beeld met de juiste belichting en een beeld met +1.0Ev.
* _Ev weergegeven bij
is de stap die nu is geselecteerd.
Opnametechniek
• De sluiter wordt 3 keer bediend voor 1 opname, let daarom goed op het
volgende:
– Gebruik deze functie wanneer het onderwerp niet beweegt en niet
knippert.
– Stel het beeld niet opnieuw samen.
Opmerkingen
• U kunt deze functies niet gebruiken voor RAW-beelden.
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO, AUTO+, Panorama d.
Beweg., 3D Panorama d. Beweg., Continuopname Voorkeuze AE of Scèneselectie,
of wanneer [Ruisond. Multi Frame] is geselecteerd, kunt u [Auto HDR] niet
selecteren.
132
Automatisch de helderheid en het contrast compenseren (Dynamisch Bereik)
133
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
• U kunt pas beginnen met de volgende opname als het proces van het vastleggen na
het afdrukken is voltooid.
• U krijgt misschien, afhankelijk van het luminantieverschil van een onderwerp en de
opnameomstandigheden, niet het gewenste effect.
• Wanneer de flitser wordt gebruikt, heeft deze functie weinig effect.
• Wanneer de scène weinig contrast heeft, de opname bewegingsonscherp is of het
onderwerp van de opname wazig is, zult u misschien geen goede HDR-beelden
krijgen. Als de camera een dergelijke probleem waarneemt, wordt
aangeduid
op het vastgelegde beeld zodat u weet wat er aan de hand is. Maak nog meer
opnamen en besteed aandacht aan het contrast of de onscherpte.
Beeldverwerking instellen
Foto-effect
Selecteer de opname met het effectfilter naar keuze voor een meer
indrukwekkende en artistieke expressie.
(Foto-effect) op de
bedieningsknop t Selecteer de
instelling van uw keuze
• Wanneer u een stand die een optie voor
fijnafstelling heeft, hebt geselecteerd,
selecteer dan de instelling van uw
keuze met b/B.
(Uit)
(Speelgoedcamera)
(Hippe kleuren)
(Posterisatie)
(Retrofoto)
(Zachte felle
kleuren)
Maakt geen gebruik van de functie Beeldeffect.
Creëert het beeld van een foto van een speelgoedcamera met
donkere hoeken en geprononceerde kleuren. U kunt de
kleurtint instellen met b/B.
Creëert een levendig beeld door de kleurtinten te
benadrukken.
Creëert een abstract beeld met veel contrast door de primaire
kleuren sterk te benadrukken, of in zwart-wit. U kunt
primaire kleuren of zwart-wit kleurtint instellen met b/B.
Creëert het beeld van een foto van een speelgoedcamera met
donkere hoeken en geprononceerde kleuren.
Creëert een beeld met de aangeduide sfeer: helder,
transparant, vluchtig, teder, zacht.
Creëert een beeld dat 1 bepaalde kleur behoudt, maar waarin
(Gedeeltelijke Kleur) de andere kleuren worden omgezet in zwart-wit. U kunt een
kleur selecteren met b/B.
(Hg. contr.
monochr.)
(Soft focus)
134
Creëert een beeld met veel contrast in zwart-wit.
Creëert een beeld gevuld met een effect van zachte
verlichting. U kunt de intensiteit van het effect instellen met
b/B.
Beeldverwerking instellen
(HDR-schilderij) Creëert het beeld van een schilderij, de kleuren en details
worden geaccentueerd. De camera ontspant de sluiter 3 keer.
U kunt de intensiteit van het effect instellen met b/B.
(Mono. m. rijke Creëert een beeld in zwart-wit met een rijke gradatie en
tonen)
reproductie van details. De camera ontspant de sluiter 3 keer.
(Miniatuur)
Opmerkingen
• Wanneer de Slimme Teleconverter wordt gebruikt, zijn de effecten
[Speelgoedcamera] en [Miniatuur] niet beschikbaar.
• Wanneer [Gedeeltelijke Kleur] is geselecteerd, zullen de beelden, afhankelijk van
het onderwerp of de opnameconditie, de geselecteerde kleur misschien niet
behouden.
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO, AUTO+, Panorama d.
Beweg., 3D Panorama d. Beweg., Continuopname Voorkeuze AE of wanneer
[Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG], kunt u Beeldeffect niet
selecteren.
• Wanneer [HDR-schilderij], [Miniatuur], [Mono. m. rijke tonen] of [Soft focus] is
geselecteerd, kunt u het effect niet controleren voor de opname. U kunt ook de
transportfunctie niet instellen.
• Wanneer de scène weinig contrast heeft, de opname flink bewegingsonscherp is of
het onderwerp van de opname wazig is terwijl [HDR-schilderij] of [Mono. m. rijke
tonen] is geselecteerd, zult u misschien geen goede HDR-beelden krijgen. Als de
camera een dergelijke probleem waarneemt, wordt
aangeduid op het vastgelegde
beeld zodat u weet wat er aan de hand is. Maak meer opnamen en besteed aandacht
aan de compositie of de onscherpte.
Creatieve stijl
U kunt de stijl selecteren die moet worden gebruikt voor het uitvoeren van
beeldverwerking en het contrast, de verzadiging en de scherpte voor elke
Creative Stijl aanpassen. U kunt ook de belichting (sluitertijd en diafragma)
aanpassen en dat kan niet met Scèneselectie, omdat dan de camera de
belichting regelt.
135
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Creëert een beeld waarin het onderwerp levendig wordt
geaccentueerd en de achtergrond flink onscherp wordt
gemaakt. Dit effect zal vaak worden aangetroffen in
afbeeldingen van miniatuurmodellen. U kunt het gebied dat
wordt scherpgesteld instellen met b/B. De scherpstelling van
andere gebieden wordt sterk verminderd.
Beeldverwerking instellen
1 Fn-knop t
(Creatieve stijl) t Selecteer de instelling van
uw keuze
2 Wanneer u
(Contrast), (Verzadiging) of
(Scherpte) wilt
aanpassen, selecteert u het item van uw keuze met b/B en
past u vervolgens de waarde aan met v/V.
(Standaard)
Voor het maken van verschillende opnames met een rijke
gradatie en prachtige kleuren.
(Levendig)
De verzadiging en het contrast worden verhoogd voor het
opnemen van opvallende beelden van kleurrijke scènes en
onderwerpen, zoals bloemen, lentegroen, een blauwe hemel
of vergezichten over zee.
(Portret)
Voor het vastleggen van huidkleur met een zacht tint, ideaal
geschikt voor het maken van portretten.
(Landschap)
De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd
voor het vastleggen van levendige, heldere landschappen.
Ook landschappen in de verte komen meer tot uiting.
(Zonsondergang)
(Zwart-wit)
Voor het vastleggen van de prachtige mooie kleur van de
ondergaande zon.
Voor het vastleggen van zwart-witbeelden.
(Contrast), (Verzadiging), en
instellingenitem worden aangepast.
(Scherpte) kunnen voor ieder
(Contrast)
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe meer verschil in
licht en schaduw wordt geaccentueerd waardoor er meer
invloed op een beeld komt.
(Verzadiging)
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe levendiger de kleur.
Als er een lagere waarde wordt geselecteerd, is de kleur van
het beeld rustiger en zachter.
(Scherpte)
De scherpte aanpassen. Hoe hoger de geselecteerde waarde,
hoe meer de contouren worden geaccentueerd. Hoe lager de
geselecteerde waarde, hoe meer de contouren worden verzacht.
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO, AUTO+ of Scèneselectie, of
de stand Beeldeffect is geselecteerd, wordt [Creatieve stijl] vastgezet op [Standaard]
en kunt u de andere instellingen niet selecteren.
• Wanneer [Zwart-wit] is geselecteerd, kunt u de verzadiging niet aanpassen.
136
De kleurtinten (Witbalans) instellen
De kleurtint van het onderwerp verandert naarmate de aard van de lichtbron
verandert. De onderstaande tabel geeft de veranderingen in kleurtint aan
gebaseerd op diverse lichtbronnen in vergelijking met een onderwerp dat er
wit uitziet in het zonlicht.
Bewolkt
Fluorescerend
Lamplicht
Wit
Blauwachtig
Groengetint
Roodachtig
Weer/lichtbron
Eigenschappen
van het licht
Gebruik deze functie als de kleurtint van het beeld er niet uitziet zoals u
verwachtte, of als u doelbewust de kleurtint wilt veranderen voor een
fotografische uitdrukking.
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO, AUTO+ of de
Scènekeuzefunctie, wordt [Witbalans] vastgezet op [Aut. witbalans] en kunt u de
andere functies niet selecteren.
• De camera kan geen nauwkeurige witbalans vaststellen als de enige beschikbare
lichtbron een kwik- of een natriumlamp is vanwege de kenmerken van de lichtbron.
Gebruik in zulke gevallen de flitser.
WB op de bedieningsknop t
Selecteer de gewenste instelling
• Druk, wanneer u een andere instelling
selecteert dan [Kl.temp./Filter], op B
zodat het scherm voor de
fijnaanpassing verschijnt en u de
kleurtint kunt aanpassen met v/V/b/B,
voor zover dat nodig is.
137
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Daglicht
De kleurtinten (Witbalans) instellen
AWB (Aut. witbalans) De camera neemt automatisch een lichtbron waar en past de
kleurtinten erop aan.
(Daglicht)
(Schaduw)
(Bewolkt)
Bij de selectie van een optie die geschikt is voor een bepaalde
lichtbron, worden de kleurtinten aangepast aan de lichtbron
(vooringestelde witbalans).
(Gloeilamp)
(TL-licht: warm
wit)
(TL-licht: koel
wit)
(TL-licht:
daglichtwit)
(TL-licht:
daglicht)
(Flitslicht)
Opnametechnieken
• Gebruik de bracketfunctie van de witbalans als u de gewenste kleurtint
niet in de geselecteerde optie kunt krijgen (blz. 145).
• Wanneer u [Kl.temp./Filter] selecteert, kunt u de waarde van uw keuze
aanpassen (blz. 139).
• Door [Eigen] te selecteren, kunt u uw instelling opslaan (blz. 139).
Het scherm voor fijnaanpassing van kleur
U kunt een fijnaanpassing uitvoeren door
de kleurtemperatuur met het kleurfilter te
combineren.
138
De kleurtinten (Witbalans) instellen
Kleurtemp.
Stelt de kleur nauwkeurig af in de richting van B (blauw) met
b en in de richting van A (oranje) met B.
Kleurfilter
Stelt de kleur nauwkeurig af in de richting van G (groen) met
v en in de richting van M (magenta) met V.
Kleurtemp./Kleurfilter
(Kl.temp./Filter) t B
2 Stel de kleurtemperatuur in met v/V op de bedieningsknop.
3 Geef het scherm voor fijnaanpassing weer door op B te drukken
en corrigeer de kleur naar uw voorkeur met v/V/b/B.
Opmerking
• De waarden zijn anders onder tl-licht/natrium- of kwiklampen omdat kleurmeters
zijn ontworpen voor filmcamera's. We adviseren u uw eigen witbalans te gebruiken
of een testopname te maken.
Eigen witbalans
In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten
lichtbronnen, adviseren wij u een eigen witbalans te gebruiken om de witte
kleuren nauwkeurig te reproduceren.
1 WB op de bedieningsknop t
[
SET] t en druk op het
midden van de bedieningsknop.
139
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
1 WB op de bedieningsknop t
De kleurtinten (Witbalans) instellen
2 Houd de camera zo dat het witte gebied het AF-gebied in het
midden volledig bedekt en druk vervolgens op de ontspanknop.
De sluiter klikt en de geijkte waarden (Kleurtemperatuur en Kleurfilter)
worden weergegeven.
3 Druk op het midden van de bedieningsknop.
De monitor keert terug naar het scherm met opname-informatie waarbij de in
het geheugen opgeslagen eigen ingestelde instelling voor witbalans blijft
behouden.
• De eigen witbalansinstelling die met deze bediening werd opgeslagen, blijft
werkzaam totdat er een nieuwe instelling wordt opgeslagen.
Opmerking
• De mededeling "Fout eigen witbalans" geeft aan dat de waarde buiten het verwachte
bereik ligt. (Als de flitser wordt gebruikt op een onderwerp dat erg dichtbij is, of als
zich een onderwerp met een felle kleur in het scherpstelkader bevindt.) Als u deze
waarde opslaat, wordt de
-indicator geel in de opname-informatie op de het
scherm. U kunt op dit moment wel opnemen, maar wij adviseren u de witbalans
nogmaals in te stellen voor een meer nauwkeurige witbalanswaarde.
De eigen witbalansinstelling oproepen
WB op de bedieningsknop t
(Eigen)
• Geef het scherm voor fijnaanpassing weer door op B te drukken en
corrigeer de kleur naar uw voorkeur.
Opmerking
• Als de flitser afgaat wanneer op de ontspanknop wordt gedrukt, wordt een eigen
witbalansinstelling opgeslagen waarbij rekening wordt gehouden met het flitslicht.
Gebruik bij latere opnamen ook de flitser.
140
Inzoomen in één stap
U kunt inzoomen op het midden van een beeld met de slimme teleconverter
(Digitale zoom) en het beeld vastleggen.
Druk op de
-knop.
-knop
De beeldgrootte wordt automatisch ingesteld op de volgende waarden,
ongeacht welke beeldgrootte is geselecteerd.
Zoombereik
Beeldgrootte
Ong. × 1,4
M
Ong. × 2
S
Opmerkingen
• De slimme teleconverter is niet beschikbaar
– Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op Panorama d. Beweging of 3D
Panorama d. Beweging.
– Wanneer [Knop intell. telecon.] is ingesteld op [Scherpst. vergroten].
– [Kwaliteit] is ingesteld [RAW] of [RAW & JPEG].
– De Lach-sluiter is ingesteld op [Aan].
• Wanneer de slimme teleconverter beschikbaar is (in de stand voor automatische
scherpstelling), is [AF-gebied] ingesteld op [Spot].
• Wanneer de slimme teleconverter beschikbaar is, is [Lichtmeetfunctie] ingesteld op
[Meervelds].
• U kunt de functie van de slimme teleconverter niet gebruiken voor films.
141
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
• Telkens wanneer u op de
-knop
drukt, verandert het zoombereik als
volgt: Ongev. ×1,4 t Ongev. ×2 t
Uit
De transportfunctie selecteren
Enkele opnamen nemen
Deze functie is voor normaal opnemen.
op de bedieningsknop t
(Enkele opname)
Opmerking
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op [Sportactie] in de Scènekeuzefunctie,
kunt u geen enkelvoudige opnamen maken.
Continue opname
De camera legt de beelden doorlopend vast.
1
op de bedieningsknop t
(Continue opname) t
Selecteer de gewenste snelheid
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
• De camera blijft opnemen als u de ontspanknop ingedrukt houdt.
Opnametechniek
• U kunt sneller ononderbroken opnamen maken als u de belichtingsfunctie
instelt op Continuopname Voorkeuze AE (bladzijden 41, 93).
Opmerkingen
• Wanneer
de beeldjes.
142
is geselecteerd, wordt het beeld weergegeven dat is vastgelegd tussen
De transportfunctie selecteren
• U kunt geen ononderbroken opnamen maken bij een andere stand van Scènekeuze
dan [Sportactie].
Zelfontspanner
1
op de bedieningsknop t
(Zelfontspanner) t Selecteer
de gewenste instelling
• Het cijfer achter
is het huidige
aantal geselecteerde seconden.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
• Als de zelfontspanner is geselecteerd, geven geluidsignalen en het lampje
van de zelfontspanner de status ervan aan. Vlak voor de opname knippert
het lampje van de zelfontspanner snel en klinkt het geluidsignaal.
De zelfontspanner annuleren
Druk op
op de bedieningsknop.
Bracket: continu/Bracket enkel
Basisbelichting
– richting
+ richting
Met bracketopnamen kunt u diverse beelden opnemen, ieder met een
andere belichtingsgraad. Geef de waarde van de afwijking (stappen) van de
basisbelichting op. De camera maakt 3 opnamen terwijl de belichting
automatisch wordt veranderd.
143
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
De 10-seconden zelfontspanner is handig wanneer de fotograaf zelf op de
foto moet staan en de 2-seconden zelfontspanner is handig om
camerabewegingen te verminderen.
De transportfunctie selecteren
1
op de bedieningsknop t
(Bracket: continu) of
(Bracket enkel) t
Selecteer de bracket-stap van uw
keuze
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De basisbelichting wordt ingesteld bij het eerste beeld van de bracketopname.
• Houd de ontspanknop ingedrukt totdat het opnemen stopt wanneer
[Bracket: continu] is geselecteerd.
• Druk de ontspanknop opname voor opname in wanneer [Bracket enkel] is
geselecteerd.
Opmerkingen
• De belichting wordt verschoven door aanpassing van de sluitertijd als het instelwiel
is ingesteld op M.
• Bij aanpassing van de belichting, wordt de belichting verschoven aan de hand van de
gecompenseerde waarde.
• De bracket-functie kan niet worden gebruikt als de belichtingsfunctie is ingesteld op
AUTO, AUTO+, Continuopname Voorkeuze AE, Panorama d. Beweging, 3D
Panorama d. Beweging of Scèneselectie.
• Wanneer er wordt geflitst, wordt met de flitsbracketopname de hoeveelheid flitslicht
gevarieerd. Druk, wanneer u opnamen wilt maken, de ontspanknop opname voor
opname in, ook wanneer [Bracket: continu] is geselecteerd.
144
De transportfunctie selecteren
EV-schaalverdeling bij bracketopname
Omgevingslichtbracket*
Flits-bracketopname
Stappen van 0,3, 3 opnamen Stappen van 0,7, 3 opnamen
Belichtingscompensatie 0
Flitscompensatie –1,0
Zoeker
Aangegeven in de onderste
rege.
* Omgevingslicht: elk licht, behalve het flitslicht, dat de scène belicht
gedurende een lange tijd, zoals natuurlijk licht, een gloeilamp of een tlbuis.
• Bij bracketopnamen wordt hetzelfde aantal aanduidingen als het aantal
opneembare beelden weergegeven op de EV-schaalverdeling.
• Nadat de bracketopname is begonnen, gaan de aanduidingen van de reeds
gemaakte opnamen één voor één uit.
Witbalansbracket
Op basis van de geselecteerde witbalans en de kleurtemperatuur/het
kleurfilter worden drie beelden vastgelegd met een wisselende witbalans.
1
op de bedieningsknop t
(Witbalansbracket) t
Selecteer de gewenste instelling
• Wanneer Lo is geselecteerd, wordt het
verschoven met 10 MK–1* en wanneer
Hi is geselecteerd, wordt het
verschoven met 20 MK–1.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
* MK–1: een eenheid die de kleuromzettingskwaliteit aangeeft voor
kleurtemperatuurfilters (Dezelfde waarde als de conventionele eenheid "Mired".)
145
Opnamen maken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
LCD-monitor (Wanneer
[DISP-knop (scherm)]
is ingesteld op [Voor
Aangegeven in de bovenste
zoeker])
regel.
De transportfunctie selecteren
Afstandsbed.
U kunt opnamen maken met de knoppen SHUTTER en 2SEC (de sluiter
werkt na 2 seconden) op de RMT-DSLR1 Draadloze Afstandsbediening
(los verkrijgbaar). Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing die bij de
Draadloze Afstandsbediening is geleverd.
1
op de bedieningsknop t
(Afstandsbed.)
2 Stel scherp op het onderwerp, richt de zender van de Draadloze
Afstandsbediening op de sensor van de afstandsbediening en
maak de opname.
Opmerking
• De Draadloze Afstandsbediening RMT-DSLR1 (los verkrijgbaar) kan niet worden
gebruikt voor het opnemen van film.
146
Weergeven (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Weergave
Het scherm dat wordt weergegeven
voor de weergavestand
Overschakelen naar een ander scherm tijdens weergave
Telkens wanneer u op DISP op de bedieningsknop drukt, verandert het
scherm als volgt.
Histogram-weergave
Weergeven (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Zonder opname-informatie
Met opname-informatie
Lijst van pictogrammen in de histogramweergave
A
Scherm
Indicatie
Geheugenkaart (22, 211)
Scherm
Indicatie
24M 12M
6.0M 20M
10M 5.1M
Beeldgrootte van
stilstaande beelden (48)
Weergavestand (149)
100-0003
Map - bestandsnummer
(180)
Beeldkwaliteit van
stilstaande beelden (160)
Beeldverhouding van
stilstaande beelden (160)
3D Panorama d. beweg.
(40, 91)
-
Beveiligen (152)
DPOF
DPOF ingesteld (185)
147
Het scherm dat wordt weergegeven voor de weergavestand
Scherm
Indicatie
Scherm
Indicatie
Waarschuwing resterend
accuvermogen (23)
AWB
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurfilter, Eigen) (137)
Resterend accuvermogen
(23)
Databasebestand vol
(201)/
Databasebestandsfout
(201)
5500K A1
M1
Dynamischbereikoptimalisatie (131)/
Auto HDR/
Waarschuwing Auto
HDR-beeld (132)
Waarschuwing voor
oververhitting (11)
B
Scherm
Indicatie
Histogram* (82)
Belichtingsfunctie (37)
1/125
Sluitertijd (97)
F3.5
Diafragma (95)
ISO200
ISO-gevoeligheid (129)
–0.3
Belichtingscompensatie
(44)
–0.3
Flitscompensatie (123)
Lichtmeetfunctie (123)
Brandpuntsafstand
Instellingen (135)
Beeldeffect (134)
148
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/Aantal
beelden in de
weergavestand
* Als het beeld een sterk belicht of zwak
belicht deel bevat, knippert dat deel
van het beeld in de histogramweergave
(luminantielimietwaarschuwing).
PAS
M
35mm
2011-1-1
10:37AM
De weergavefuncties gebruiken
Een beeld roteren
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
2 Druk op het midden van de bedieningsknop.
Het beeld wordt linksom geroteerd. Herhaal stap 2 als u nog een rotatie wilt
uitvoeren.
• Wanneer u het beeld hebt geroteerd, wordt het weergegeven in de
geroteerde positie, zelfs wanneer u het toestel uit- en weer aanzet.
Terugkeren naar het normale weergavescherm
Druk nogmaals op de
-knop.
Opmerkingen
• U kunt films niet roteren.
• Als u geroteerde beelden naar een computer kopieert, kunnen de geroteerde beelden
met het softwareprogramma "PMB" op de cd-rom (bijgeleverd) correct worden
weergegeven. Het is echter mogelijk dat de beelden niet worden geroteerd,
afhankelijk van het softwareprogramma.
Weergavefunctie
Selecteert de eenheid voor de weer te geven beelden.
MENU-knop t
1 t [Weergavefunctie] t Selecteer de
gewenste instelling
Mapweergave
(stilstaand)
Toont stilstaande beelden per map.
Mapweergave (MP4) Toont films (MP4) per map.
AVCHDweergave
Toont alleen AVCHD View-films.
149
Weergeven (Geavanceerde bedieningshandelingen)
-knop
De weergavefuncties gebruiken
Diavoorstelling
MENU-knop t
1 t [Diavoorstelling] t [Enter]
Speelt de opgenomen beelden op volgorde af (diavoorstelling). De
diavoorstelling eindigt automatisch nadat alle beelden zijn weergegeven.
• U kunt het volgende en vorige beeld bekijken met b/B op de
bedieningsknop.
• U kunt de diavoorstelling niet onderbreken.
De diavoorstelling middenin beëindigen
Druk op het midden van de bedieningsknop.
Het interval kiezen tussen de beelden in de diavoorstelling
MENU-knop t
1 t [Diavoorstelling] t [Interval] t
Selecteer het gewenste aantal seconden
Herhaaldelijk afspelen
MENU-knop t
[Aan]
1 t [Diavoorstelling] t [Herhalen] t
3D-beelden weergeven
Als u de camera met een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) aansluit op een
TV-toestel dat geschikt is voor 3D, kunt u 3D-beelden weergeven die zijn
vastgelegd met 3D Panorama door beweging. Zie bladzijde 210 voor
nadere bijzonderheden over het maken van 3D-beelden. Raadpleeg ook de
gebruiksaanwijzing die bij het TV-toestel is geleverd.
MENU-knop t
[All. 3D weerg.]
150
1 t [Diavoorstelling] t [Beeldtype] t
De weergavefuncties gebruiken
Afspeelweergave
U kunt de weergavestand instellen van afbeeldingen die zijn opgenomen in
de portretstand.
MENU-knop t
2 t [Afspeelweergave] t Selecteer de
gewenste instelling
Selecteer een panoramabeeld en druk vervolgens op het midden
van de bedieningsknop.
• De weergave wordt onderbroken wanneer u nogmaals drukt. U kunt een
panoramabeeld scrollen door in de pauzestand op v/V/b/B te drukken.
Opmerking
• De weergave scrollen van beelden die zijn vastgelegd met [3D-pan.: beeldform.]
ingesteld op [16:9] is niet mogelijk.
151
Weergeven (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Panoramabeelden scrollen
Beelden beveiligen (Beveiligen)
U kunt afbeeldingen beschermen tegen het per ongeluk wissen.
1 MENU-knop t
1 t [Beveiligen] t [Meerdere bldn.]
2 Selecteer de beelden die u wilt
beveiligen met b/B op de
bedieningsknop en druk dan op
het midden van de
bedieningsknop.
Er wordt een -merkteken wordt in het
selectievakje gezet.
• Om de selectie ongedaan te maken,
drukt u opnieuw op het midden.
3 Als u nog andere beelden wilt beveiligen, herhaalt u stap 2.
• U kunt alle afbeeldingen in de map selecteren door de balk links van het
beeldindexscherm te selecteren.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op het midden van de
bedieningsknop.
De beveiliging van alle beelden of films annuleren
U kunt de beveiliging annuleren van alle beelden of films door dezelfde
weergavestand als die op dat moment wordt getoond.
MENU-knop t
1 t [Beveiligen] t [Alle beelden
annuleren], [Alle MP4-films annuleren] of [Alle AVCHD-weerg.
ann.]
152
Beelden wissen (Wissen)
U kunt een selectie van beelden wissen of alle beelden.
Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. Controleer
vooraf of u het beeld al dan niet wilt wissen.
Opmerking
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Wissen (Meerdere bldn.)
1 MENU-knop t
1 t [Wissen] t [Meerdere bldn.]
2 Selecteer met de bedieningsknop
de beelden die u wilt wissen, en
druk dan op het midden van de
bedieningsknop.
Er wordt een -merkteken wordt in het
selectievakje gezet.
• Om de selectie ongedaan te maken,
drukt u opnieuw op het midden.
Totaal aantal
3 Als u nog andere beelden wilt wissen, herhaalt u stap 2.
• U kunt alle afbeeldingen in de map selecteren door de balk links van het
beeldindexscherm te selecteren.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op het midden van de
bedieningsknop.
153
Weergeven (Geavanceerde bedieningshandelingen)
De map van uw keuze weergeven
Selecteer met de bedieningsknop de balk links op het beeldindexscherm,
selecteer vervolgens de map van uw keuze met v/V.
Beelden wissen (Wissen)
Alle beelden of films in dezelfde weergavestand wissen
U kunt alle stilstaande beelden of films wissen door dezelfde
weergavestand als die op dat moment wordt getoond.
1 MENU-knop t
1 t [Wissen] t [Alles in map] of [Alle
AVCHDweergave-best.]
2 Selecteer [Wissen] met v op de bedieningsknop en druk
vervolgens op het midden van de bedieningsknop.
154
Over weergave op een TV-toestel
Sluit de camera met een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) aan op
een TV-toestel en geef de beelden weer (blz. 52).
Op "PhotoTV HD"
Deze camera is compatibel met de norm "PhotoTV HD".
Door apparaten die compatibel zijn met PhotoTV HD van Sony aan te
sluiten met een HDMI-kabel, kunt u genieten van een compleet nieuwe
wereld van foto's in adembenemende Full HD-kwaliteit.
"PhotoTV HD" biedt een zeer gedetailleerde uitdrukking van subtiele
patronen en kleuren, zoals op foto's.
3D-weergave
Als u de camera met een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) aansluit op een
TV-toestel dat geschikt is voor 3D, kunt u automatisch 3D-beelden
weergeven die zijn vastgelegd met 3D Panorama door beweging. Zie
bladzijde 210 voor nadere bijzonderheden over het maken van 3D-beelden.
Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing die bij het TV-toestel is geleverd.
MENU-knop t
1 t [3D-weergave]
Gebruik van "BRAVIA" Sync
Wanneer u de camera met een HDMI-kabel aansluit op een tv die
"BRAVIA" Sync ondersteunt, kunt u de camera bedienen met de
afstandsbediening van de tv.
155
Weergeven (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opmerkingen
• Gebruik een HDMI-kabel met het HDMI-logo.
• Gebruik een HDMI-mini-aansluiting aan het ene uiteinde (voor de camera) en een
aansluiting die geschikt is voor de aansluiting op uw tv aan het andere uiteinde.
• Stel, wanneer beelden niet goed kunnen worden weergegeven, [HDMI-resolutie] in
het installatiemenu , afhankelijk van uw TV-toestel, in op [1080p] of [1080i].
• Sommige apparaten zullen mogelijk niet correct werken.
• Sluit de uitgang van het apparaat niet aan op de HDMI-aansluiting op de camera. Dit
kan een storing veroorzaken.
Over weergave op een TV-toestel
1 Sluit een tv die "BRAVIA" Sync ondersteunt, op de camera aan
(blz. 52).
Het ingangssignaal wordt automatisch omgeschakeld en het beeld dat met de
camera is opgenomen, verschijnt op het tv-scherm.
2 Druk op de SYNC MENU-knop op de afstandsbediening van de
tv.
3 Gebruik de bedieningsknoppen op de afstandsbediening van de
TV.
Onderdelen in het Sync-menu
Diavoorstelling
Hiermee speelt u beelden automatisch af (blz. 150).
Eén beeld afspelen
U keert terug naar het scherm met een enkel beeld.
Beeldindex
Hiermee schakelt u naar het beeldindexscherm.
3D-weergave
Geeft 3D-beelden weer met behulp van een TV-toestel dat
geschikt is voor 3D.
Weergavefunctie
Schakelt over naar een andere weergavestand.
Wissen
Verwijdert beelden.
Opmerkingen
• De beschikbare bewerkingen zijn beperkt als de camera met een HDMI-kabel op een
tv is aangesloten.
• Alleen op tv's die "BRAVIA" Sync ondersteunen, kunnen deze bewerkingen worden
gebruikt. De SYNC Menu-bedieningshandelingen verschillen afhankelijk van de TV
die is aangesloten. Raadpleeg de bij de tv geleverde gebruiksaanwijzing voor meer
informatie.
• Als de camera onnodige bewerkingen uitvoert als reactie op de afstandsbediening
van het TV-toestel als de camera met een HDMI-aansluiting op een TV-toestel van
een andere fabrikant is aangesloten, stelt u [CTRL.VOOR HDMI] in het
menu
Instellingen in op [Uit].
156
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Installatie van de camera
GPS-instelling (alleen SLT-A65V)
MENU-knop t
[Aan]
1 t [GPS-instellingen] t [GPS aan/uit] t
De indicator verandert op basis van de kracht van de ontvangst van het
GPS-signaal.
GPS-indicators
GPS-ontvangststatus
Geen indicator
[GPS aan/uit] is ingesteld op [Uit].
Uw camera kan de locatie-informatie niet vastleggen. Gebruik uw
camera in een open gebied.
De locatie-informatie wordt berekend. Wacht tot de locatieinformatie kan worden vastgelegd.
De huidige locatie-informatie kan worden vastgelegd.
Er is een probleem met de GPS-functie. Schakel de camera uit en
weer in.
Een GPS-signaal ontvangen
• Een juiste driehoeksmeting is binnen of in de buurt van hoge gebouwen
niet mogelijk.
Gebruik uw camera in een open gebied buiten, en zet uw camera weer
aan.
• Het kan enkele tientallen seconden duren totdat de locatie-informatie
wordt verkregen. U kunt de tijd voor het positioneren bekorten door GPShulpdata te gebruiken.
Opmerkingen
• Direct nadat u de camera inschakelt, zal het misschien enkele tientallen seconden tot
enkele minuten duren totdat de informatie over de locatie wordt verkregen. Als u
beelden opneemt en de locatie-informatie is niet ontvangen, wordt de informatie niet
vastgelegd. U kunt de juiste informatie vastleggen door te wachten tot de camera
radiosignalen van GPS-satellieten kan ontvangen.
157
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Als de camera locatie-informatie heeft verzameld met de ingebouwde GPSfunctie, is deze informatie vastgelegd in de beelden of films van die locatie.
Met de bijgeleverde software "PMB" kunt u beelden die met locatieinformatie zijn vastgelegd, importeren op een computer en de beelden
bekijken met een kaart die de opnamelocatie weergeeft. Zie "PMB Help"
voor meer informatie.
GPS-instelling (alleen SLT-A65V)
• Schakel tijdens het opstijgen of landen van een vliegtuig, de camera uit, volgens de
instructies van de aankondigingen aan boord.
• Gebruik GPS in overeenstemming met de voorschriften die ter plaatse of voor de
situatie gelden.
• Zie voor meer gedetailleerde opmerkingen over de GPS-functie, bladzijde 208.
GPS Hulpdata
De tijd die de GPS nodig heeft voor het verkrijgen van locatie-informatie,
kan worden bekort door het opnemen van GPS-hulpdata.
Als u de camera aansluit op de computer waarop de bijgeleverde "PMB"software is geïnstalleerd, kunt u de GPS-hulpdata automatisch updaten.
De status van de GPS-hulpdata controleren
MENU-knop t
contr.]
1 t [GPS-instellingen] t [GPS-hulpgeg.
Opmerkingen
• U hebt de computer nodig als u de data via Internet wilt updaten.
• Als de geldigheidstermijn van de hulpdata is verstreken, kan de tijd tot het
vastleggen van locatie-informatie niet worden bekort. U kunt het beste de hulpdata
regelmatig updaten. De geldigheidstermijn van de hulpdata is ongeveer 30 dagen.
• Als [Datum/tijd instellen] niet is ingesteld, of de ingestelde tijd is veel verschoven,
kan de tijd die de GPS nodig heeft voor het verkrijgen van locatie-informatie niet
worden bekort.
• De hulpdata-dienst kan om diverse redenen zijn gesloten.
De GPS-hulpdata updaten door een geheugenkaart in de computer te
steken
Start [GPS Support Tool] in
(PMB Launcher), selecteer de
geheugenkaart-drive van uw computer en update vervolgens de GPShulpdata. Steek de geheugenkaart die is geüpdate, in de camera.
158
GPS-instelling (alleen SLT-A65V)
Aut. tijdcorrectie GPS
MENU-knop t
GPS] t [Aan]
1 t [GPS-instellingen] t [Aut. tijdcorrectie
Opmerkingen
• [Aut. tijdcorrectie GPS] is ongeldig als [GPS aan/uit] is ingesteld op [Uit].
• U kunt het pas gebruiken als u [Datum/tijd instellen] hebt ingesteld op de camera.
• Er kunnen verschillen van enkele seconden zijn.
• Afhankelijk van het gebied zal het misschien niet goed werken.
159
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Uw camera houdt de juiste kloktijd bij door bij het opstarten de
tijdsinformatie te verkrijgen met GPS. De tijd wordt gecorrigeerd wanneer
u het toestel uitzet.
Selecteert de beeldverhouding voor
stilstaande beelden.
Beeldverhouding
MENU-knop t
1 t [Beeldverhouding] t Selecteer de
gewenste beeldverhouding
3:2
Een normale beeldverhouding.
16:9
Een HDTV-verhouding.
Opmerking
• Dit item kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op
Panorama d. beweging of 3D Panorama d. beweging.
Kwaliteit
MENU-knop t
instelling
(RAW)
(RAW en
JPEG)
(Fijn)
(Standaard)
160
1 t [Kwaliteit] t Selecteer de gewenste
Bestandsindeling: RAW (Gegevens met het RAWcompressieformaat.)
Bij deze bestandsindeling wordt geen digitale verwerking op
de beelden uitgevoerd. Selecteer dit formaat om beelden op
een computer te verwerken voor professionele doelen.
• Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het
beeldformaat wordt niet weergegeven op de het scherm.
Bestandsindeling: RAW (Gegevens met het RAWcompressieformaat.) + JPEG
Het RAW-beeld en het JPEG-beeld worden tegelijkertijd
gemaakt. Dit is handig wanneer u 2 beeldbestanden nodig
hebt: een JPEG-bestand om weer te geven en een RAWbestand om te bewerken.
• De beeldkwaliteit is vastgelegd op [Fijn] en het
beeldformaat is vastgelegd op [L].
Bestandsindeling: JPEG
Het beeld wordt bij de opname gecomprimeerd in de JPEGbestandsindeling. Omdat de compressieverhouding van
(Standaard) hoger is dan die van
(Fijn), is de
bestandsgrootte van
kleiner dan die van
.
Hierdoor kunnen meer bestanden worden opgenomen op een
geheugenkaart, maar zal de beeldkwaliteit lager zijn.
Selecteert de beeldverhouding voor stilstaande beelden.
Opmerking
• Dit item kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op
Panorama d. beweging of 3D Panorama d. beweging.
161
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Over RAW-beelden
U hebt het softwareprogramma "Image Data Converter" nodig dat op de cd-rom
(bijgeleverd) staat om een RAW-beeld te kunnen openen dat op deze camera is
opgenomen. Met behulp van dit softwareprogramma kan een RAW-beeld worden
geopend en geconverteerd naar een veelgebruikte bestandsindeling, zoals JPEG of
TIFF, en kunnen de witbalans, de kleurverzadiging, het contrast, enz., worden
veranderd.
• Het beeld in de RAW-indeling kan niet worden afgedrukt met een DPOF-printer.
• U kunt [Auto HDR] of [Foto-effect] niet instellen op beelden in RAW-formaat.
De andere functies van de camera
instellen
NR lang-belicht
De ruisonderdrukking wordt ingeschakeld voor de duur dat de sluiter open
is als u de sluitertijd instelt op 1 seconde of langer (opname met lange
belichting).
Dit gebeurt om de korrelige ruis die typisch is voor een lange belichting, te
verminderen. Er wordt een bericht weergegeven als de ruisonderdrukking
in voortgang is, en u kunt dan geen nieuwe foto's nemen. Selecteer [Aan]
om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven. Selecteer [Uit] om de
prioriteit voor de opnametiming aan te geven.
MENU-knop t
2 t [NR lang-belicht] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op Panorama d. Beweging, 3D Panorama
d. Beweging, Continuopname Voorkeuze AE of continue opname, continue
Bracketing, [Sportactie] of [Schemeropn. uit hand] in Scèneselectie, of ISO is
ingesteld op [Ruisond. Multi Frame], dan vindt er geen ruisonderdrukking plaats ook
niet als het is ingesteld op [Aan].
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO, AUTO+ of de Scènekeuze,
kunt u de ruisonderdrukking niet uitschakelen.
NR bij hoge-ISO
De camera vermindert de ruis die beter zichtbaar wordt wanneer de
cameragevoeligheid hoog is. Er zal misschien tijdens het verwerken een
bericht worden aangeduid en u kunt tijdens het verwerken geen beelden
opnemen.
Gewoonlijk stelt u dit in op [Normaal]. Selecteer [Hoog] als u ruis wilt
verminderen. Selecteer [Laag] om de prioriteit voor de opnametiming aan
te geven.
MENU-knop t
2 t [NR bij hoge-ISO] t Selecteer de
gewenste instelling
162
De andere functies van de camera instellen
Kleurenruimte
De wijze waarop kleuren worden vertegenwoordigd met combinaties van
nummers of het assortiment kleurenreproducties wordt "Kleurenruimte"
genoemd. U kunt de Kleurenruimte wijzigen, afhankelijk van uw doel.
MENU-knop t
2 t [Kleurenruimte] t Selecteer de
gewenste instelling
sRGB
Dit is de standaard Kleurenruimte van de digitale camera.
Gebruik sRGB bij normale opnamen, bijvoorbeeld als u van
plan bent om de beelden af te drukken zonder aanpassing.
AdobeRGB
Dit heeft een uitgebreid assortiment kleurenreproducties. Als
een groot deel van de onderwerp levendig groen of rood is, is
Adobe RGB effectief.
• De bestandsnaam van het beeld begint met "_DSC".
Opmerkingen
• Adobe RGB is voor toepassingen of printers die kleurbeheer en de DCF2.0kleurenruimteoptie ondersteunen. Wanneer u toepassingen of printers gebruikt die
het kleurbeheer niet ondersteunen, kan dat beelden opleveren waarin kleuren niet
natuurgetrouw worden gereproduceerd.
• Beelden worden met een lage verzadiging weergegeven als zij op de camera, of
apparaten die Adobe RGB niet ondersteunen, werden opgenomen met Adobe RGB.
Opn. zonder lens
U kunt de sluiter ontspannen wanneer er geen lens is bevestigd. Selecteer
dit wanneer u de camera bevestigt op een astronomische telescoop, enz.
MENU-knop t
1 t [Opn. zonder lens] t [Inschakelen]
163
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO, AUTO+, Panorama d.
Beweging, 3D Panorama d. Beweging of Scèneselectie, kan dit item niet worden
ingesteld.
• Ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd op RAW-beelden.
De andere functies van de camera instellen
Opmerking
• Juiste lichtmeting is niet mogelijk wanneer u lenzen gebruikt die geen lenscontact
hebben, zoals de lens van een astronomische telescoop. In dergelijke gevallen regelt
u zelf de belichting door middel van controle van het vastgelegde beeld.
Stramienlijn
De stramienlijn is een hulplijn voor het componeren van het beeld. U kunt
de stramienlijn instellen op aan/uit of het type stramienlijn selecteren. Het
beschikbare bereik voor het vastleggen van film wordt ook weergegeven.
MENU-knop t
instelling
2 t [Stramienlijn] t Selecteer de gewenste
Autom.weergave
U kunt het opgenomen beeld direct na de opname ervan controleren op de
het scherm. U kunt de weergaveduur veranderen.
MENU-knop t
2 t [Autom.weergave] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerking
• In de automatische weergave wordt het beeld niet in de verticale positie
weergegeven, zelfs niet als [Afspeelweergave] wordt ingesteld op [Autom.roteren]
(blz. 151).
Funct. van AEL-knop
De functie van de AEL-knop kan worden geselecteerd uit de volgende
2 functies (blz. 123):
– Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te
drukken terwijl de knop ingedrukt wordt gehouden ([AEL-vergrendel]).
– Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te
drukken tot de knop nogmaals wordt ingedrukt ([AEL-wisselen]).
Wanneer [ AEL-vergrend.] of [ AEL-wisselen] is geselecteerd, is de
belichting vergrendeld in de stand voor Spotmeting.
164
De andere functies van de camera instellen
MENU-knop t
3 t [Funct. van AEL-knop] t Selecteer de
gewenste instelling
Een andere functie toewijzen aan de AEL-knop.
U kunt behalve de functie AEL ook één van de volgende functies aan de
AEL-knop toewijzen:
Belicht.comp./Transportfunctie/Flitsfunctie/Autom. scherpst./AF-gebied/
Gezichtsherkenning/Lach-sluiter/ISO/Lichtmeetfunctie/Flitscompensatie/
Witbalans/DRO/Auto HDR/Creatieve stijl/Foto-effect/Beeldformaat/
Kwaliteit/Object volgen/AF-vergrendel./Diafragmavoorbeeld/Voorbeeld
opn.result./Intell. teleconverter/Scherpst. vergroten
ISO-knop
U kunt ook een andere functie dan de functie ISO aan de ISO-knop
toewijzen. De functies die beschikbaar zijn, zijn dezelfde als die van
[Funct. van AEL-knop] (blz. 164).
MENU-knop t
instelling
3 t [ISO-knop] t Selecteer de gewenste
Voorbeeldknop
Voor het opnemen kunt u ongeveer de onscherpte van de achtergrond van
het voorwerp controleren.
MENU-knop t
3 t [Voorbeeldknop] t Selecteer de
gewenste instelling
165
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opmerkingen
• Terwijl de belichtingswaarde vergrendeld is, wordt
afgebeeld op de LCDmonitor en in de zoeker. Zorg ervoor dat u de instelling niet terugzet.
• Wanneer u [AEL-wisselen] hebt geselecteerd, is het belangrijk dat u de
vergrendeling opheft door nogmaals op de AEL-knop te drukken.
De andere functies van de camera instellen
Voorbeeld
opn.result.
Het diafragma wordt kleiner gemaakt tot de geselecteerde
diafragmawaarde en u kunt de onscherpte controleren. De
waarde van de sluitertijd wordt ook weergegeven.
Diafragmavoorbeeld
Het diafragma wordt kleiner gemaakt tot de geselecteerde
diafragmawaarde en u kunt de onscherpte controleren.
Electronische Voorste Gordijnsluiter
De functie voor de elektronische voorste gordijnsluiter verkort de
tijdsvertraging tussen het ontspannen van de sluiter.
MENU-knop t
4 t [Sluitergordijn voorzijde] t Selecteer
de gewenste instelling
Opmerkingen
• Wanneer u opnamen maakt bij snellere sluitertijden met een lens met een grotere
diameter op het toestel, zal er misschien schaduwvorming van een onscherp gebied
optreden, afhankelijk van het onderwerp of de opnamecondities. Stel in dergelijke
gevallen dit item in op [Uit].
• Stel, wanneer een Konica Minolta-lens wordt verbruikt, dit item in op [Uit]. Als u dit
item instelt op [Aan], wordt de juiste belichting niet ingesteld of zal het beeld niet
overal even helder zijn.
LCD-helderheid
De helderheid van de LCD-monitor wordt met de lichtsensor automatisch
aan het omgevingslicht aangepast (blz. 15).
U kunt zelf de helderheid van de LCD-monitor instellen.
MENU-knop t
1 t [LCD-helderheid] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
• Wanneer de helderheid is ingesteld op [Automatisch], mag u de lichtsensor niet met
uw hand of iets anders bedekken.
• Wanneer u de camera gebruikt met de AC-PW10AM-netspanningsadapter (los
verkrijgbaar), wordt de helderheid van de LCD-monitor altijd ingesteld op de
helderste stand, zelfs als u [Automatisch] selecteert.
166
De andere functies van de camera instellen
Helderheid zoeker
MENU-knop t
1 t [Helderheid zoeker] t [Handmatig] t
Selecteer de gewenste instelling
Opmerking
• Wanneer u de camera gebruikt met de AC-PW10AM-netspanningsadapter (los
verkrijgbaar), wordt de helderheid van de zoeker altijd ingesteld op de helderste
stand, zelfs als u [Automatisch] selecteert.
Stroombesparing
U kunt voor de camera verschillende tijdsintervallen instellen voor het
overschakelen naar de stroombesparing (Stroombesparing). Door de
ontspanknop halverwege in te drukken, keert de camera terug naar de
opnamefunctie.
MENU-knop t
gewenste tijd
1 t [Stroombesparing] t Selecteer de
Opmerking
• De camera gaat niet over op de energiespaarstand wanneer het toestel op een TVtoestel is aangesloten, of de transportfunctie is ingesteld op [Afstandsbed.].
Inst. FINDER/LCD
U kunt het automatisch overschakelen tussen LCD-monitor en zoeker
uitschakelen zodat u alleen de FINDER/LCD-knop kunt gebruiken voor het
overschakelen.
MENU-knop t
1 t [Inst. FINDER/LCD] t [Handmatig]
167
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
De helderheid van zoeker wordt automatisch aangepast aan de
lichtomstandigheden van het onderwerp.
U kunt zelf de helderheid van de zoeker instellen.
Lenscorrectie
U kunt automatisch de volgende kenmerken corrigeren: wegvallen van licht
aan de randen, chromatische afwijking en vervorming (alleen voor lenzen
die geschikt zijn voor automatische correctie). Ga voor verdere informatie
over lenzen die geschikt zijn voor automatische correctie, naar de Sonywebsite van uw land of vraag advies aan uw Sony-dealer of het officiële
Sony-service Centrum ter plaatse.
Lenscomp. randschaduw
Corrigeert de donkere hoeken van het scherm die worden veroorzaakt door
bepaalde kenmerken van de lens. Dit item is in de standaardinstellingen
ingesteld op [Automatisch].
MENU-knop t
4 t [Lenscomp.: schaduw] t Selecteer de
gewenste instelling
Lenscom.: chromatische afwijking
Vermindert de kleurafwijking in de hoeken van het scherm die worden
veroorzaakt door bepaalde kenmerken van de lens. Dit item is in de
standaardinstellingen ingesteld op [Automatisch].
MENU-knop t
4 t [Lenscomp.: chrom. afw.] t Selecteer
de gewenste instelling
Lenscomp.: vervorming
Corrigeert de vervorming van het scherm die wordt veroorzaakt door
bepaalde kenmerken van de lens. Dit item is in de standaardinstellingen
ingesteld op [Uit].
MENU-knop t
4 t [Lenscomp.: vervorming] t Selecteer
de gewenste instelling
168
De methode voor opnemen op een
geheugenkaart instellen
MENU-knop t
1 t [Formatteren] t [Enter]
Opmerkingen
• Tijdens het formatteren brandt het toegangslampje. Terwijl het lampje brandt, mag u
de geheugenkaart niet verwijderen.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera. Als u de geheugenkaart op een computer
formatteert, is het mogelijk dat niet in deze camera gebruikt kan worden, afhankelijk
van het type formattering dat is uitgevoerd.
• Formatteren kan afhankelijk van de geheugenkaart een aantal minuten in beslag
nemen.
• Wanneer de resterende tijd van de accu 1 procent of minder is, kunt u geen
geheugenkaarten formatteren.
Bestandsnummer
MENU-knop t
1 t [Bestandsnummer] t Selecteer de
gewenste instelling
Serie
De camera zet de nummers niet op volgorde terug en kent
opeenvolgende nummers aan bestanden toe totdat het
nummer "9999" wordt bereikt.
Terugstellen
In de volgende gevallen worden door de camera nummers
teruggezet op de beginwaarde en vanaf "0001" aan bestanden
toegekend. Als de opnamemap een bestand bevat, wordt een
nummer hoger dan het hoogste reeds toegekende nummer
toegewezen.
– Als de mapindeling is gewijzigd.
– Als alle beelden in de map zijn gewist.
– Als de geheugenkaart is vervangen.
– Als de geheugenkaart is geformatteerd.
169
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Formatteren
Vergeet niet dat het formatteren alle gegevens op de geheugenkaart
onherstelbaar zal wissen, inclusief de beveiligde beelden.
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
Mapnaam
De opgenomen beelden worden opgeslagen in de automatisch gemaakte
mappen in de map DCIM op de geheugenkaart.
MENU-knop t
instelling
1 t [Mapnaam] t Selecteer de gewenste
Standaardform.
De indeling van de mapnaam is als volgt: mapnummer
+ MSDCF.
Voorbeeld: 100MSDCF
Datumformaat
De indeling van de mapnaam is als volgt: mapnummer
+ J (laatste cijfer)/MM/DD.
Voorbeeld: 10010405 (Mapnaam: 100, datum: 2011/04/05)
Opmerking
• De indeling van de MP4 filmmap is vastgesteld op "mapnummer + ANV01".
OPN.-map kiezen
Wanneer een map met de standaardindeling is geselecteerd en er zijn 2 of
meer mappen, kunt u de opnamemap selecteren voor het vastleggen van
beelden.
MENU-knop t
gewenste map
1 t [OPN.-map kiezen] t Selecteer de
Opmerking
• U kunt de map niet selecteren wanneer u de instelling [Datumformaat] selecteert.
Nieuwe map
U kunt op de geheugenkaart een map maken voor het opnemen van
afbeeldingen.
Een nieuwe map wordt aangemaakt met een nummer dat een eenheid hoger
is dan het hoogste nummer dat reeds in gebruik is, en de map wordt de
huidige opnamemap. Er wordt tegelijkertijd een map voor stilstaande
beelden en een map voor MP4-films aangemaakt.
MENU-knop t
170
1 t [Nieuwe map]
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
Beeld-DB herstellen
Wanneer er onregelmatigheden worden aangetroffen in het beelddatabasebestand die worden veroorzaakt door de verwerking van opnamen
op computers, enz., worden opnamen in deze indeling op de geheugenkaart
niet afgespeeld. Als dit gebeurt, repareert de camera het bestand.
MENU-knop t
1 t [Beeld-DB herstellen] t [Enter]
Opmerking
• Gebruik een accu die voldoende is opgeladen. Als het vermogen van de accu te veel
afneemt tijdens het repareren, kunnen de gegevens beschadigd raken.
Inst. uploaden
Stelt in of u de upload-functie gebruikt of niet wanneer u gebruik maakt
van een Eye-Fi-kaart (in de handel verkrijgbaar). Dit item verschijnt
wanneer u een Eye-Fi-kaart in de camera zet.
MENU-knop t
2 t [Inst. uploaden] t Selecteer de
gewenste instelling
De statusindicators bij communicatie
Standby. Er zijn geen beelden te verzenden.
Upload-standby.
Bezig met verbinding maken.
Bezig met uploaden.
Fout.
171
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opmerkingen
• Wanneer u een geheugenkaart in de camera zet die in andere apparatuur is gebruikt,
en u maakt opnamen, zal misschien automatisch een nieuwe map wordt aangemaakt.
• Er kunnen maximaal 4 000 beelden worden opgeslagen in een map. Wanneer de
capaciteit van de map wordt overschreden, wordt automatisch een nieuwe map
aangemaakt.
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
Opmerkingen
• Installeer, voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, het toegangspunt van de draadlozeLAN en de verzendbestemming. Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de
bedieningshandleiding die bij de Eye-Fi-kaart wordt geleverd.
• Eye-Fi-kaarten worden verkocht in de V.S, Canada, Japan en sommige landen in de
EU (vanaf maart 2011).
• Neem voor meer informatie rechtstreeks contact op met de fabrikant of leverancier.
• Eye-Fi-kaarten kunnen alleen worden gebruikt in landen/regio's waar zij worden
aangeschaft. Gebruik Eye-Fi-kaarten in overeenstemming met de wet van de landen/
regio's waar u de kaart hebt aangeschaft.
• Eye-Fi-kaarten hebben ook een functie voor draadloze LAN. Steek een Eye-Fi-kaart
niet in de camera wanneer dat verboden is, bijvoorbeeld in een vliegtuig. Zit er een
Eye-Fi-kaart in de camera, stel dan [Inst. uploaden] in op [Uit].
wordt op het
scherm getoond wanneer [Inst. uploaden] is ingesteld op [Uit].
• Wanneer u een splinternieuwe Eye-Fi-kaart voor de eerste keer gebruikt, kopieer dan
het installatiebestand van Eye-Fi-manager dat op de kaart is vastgelegd naar uw
computer voordat u de kaart formatteert.
• Gebruik een Eye-Fi-kaart wanneer u de firmware hebt geüpdate naar de laatste
nieuwe versie. Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de handleiding bij de Eye-Fikaart.
• De functie voor energiebesparing van de camera werkt niet zolang beelden worden
geüpload.
• Als
(fout) op het scherm wordt getoond, neem de geheugenkaart dan uit en zet
deze weer in, of zet het toestel uit en weer aan. Als
weer verschijnt, is de EyeFi-kaart misschien beschadigd.
• Wi-Fi-netwerkcommunicatie kan misschien invloed ondervinden van andere
communicatieapparaten. Als de communicatiestatus niet goed is, ga dan dichter naar
het toegangspunt van het Wi-Fi-netwerk toe.
• Raadpleeg voor nadere informatie over de bestandstypen die kunnen worden
geüpload, de bedieningsinstructies die bij de Eye-Fi-kaart worden geleverd.
• Als u een beeld üploadt dat is vastgelegd met [GPS aan/uit] ingesteld op [Aan], zal
de locatie-informatie van het beeld misschien beschikbaar worden voor iemand
anders. U kunt dit voorkomen door [GPS aan/uit] in te stellen op [Uit] (blz. 157)
(alleen SLT-A65V).
• Dit product ondersteunt de Eye-Fi "Endless Memory Mode" niet. Het is belangrijk
dat op Eye-Fi-kaarten die u in dit product zet, "Endless Memory Mode" is
uitgeschakeld.
172
Op de standaardinstellingen
terugstellen
MENU-knop t
3 t [Initialiseren] t Selecteer de instelling
van uw keuze t [OK]
De volgende items kunnen worden teruggezet.
Opnamefuncties (Terugstellen/Opn.f.terugst.)
Onderdelen
Terugstellen op
Belichtingscompensatie (44)
±0.0
Transportfunctie (46, 142)
Enkele opname
Flitsfunctie (42, 126)
Invulflits (verschilt naargelang de
ingebouwde flitser open is of niet)
Autom. scherpst. (111)
AF-A
AF-gebied (111)
Breed
Object volgen (112)
Aan
Gezichtsherkenning (117)
Aan (ger. gezicht.)
Lach-sluiter (119)
Uit
ISO (129)
AUTO
Lichtmeetfunctie (123)
Meervelds
Flitscompensatie (123)
±0.0
Witbalans (137)
AWB (automatische witbalans)
Kleurtemp./Kleurfilter (139)
5500K, Kleurfilter 0
Eigen witbalans (139)
5500K
DRO/Auto HDR (131)
Dynamische-bereikopt.: auto
Creatieve stijl (135)
Standaard
Foto-effect (134)
Uit
Scènekeuze (39, 89)
Portret
Film (104)
P
173
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
U kunt de belangrijkste instellingen van de camera terugstellen.
Op de standaardinstellingen terugstellen
Menu stilstaande beelden (Terugstellen/Opn.f.terugst.)
Onderdelen
Terugstellen op
Beeldformaat (48)
L:24M
Beeldverhouding (160)
3:2
Kwaliteit (160)
Fijn
Panorama: formaat (48)
Standaard
Panorama: richting (93)
Rechts
3D-pan.: beeldform. (48)
Standaard
3D-pan.: richting (93)
Rechts
NR lang-belicht (162)
Aan
NR bij hoge-ISO (162)
Normaal
Flitsregeling (124)
ADI-flits
AF-hulplicht (128)
Automatisch
Kleurenruimte (163)
sRGB
SteadyShot (86)
Aan
Menu film opnemen (Terugstellen/Opn.f.terugst.)
Onderdelen
Terugstellen op
Bestandsindeling (105)
AVCHD 60i/60p, AVCHD 50i/50p
Opname-instelling (106)
60i 17M(FH), 50i 17M(FH)
Geluid opnemen (107)
Aan
Windruis reductie (107)
Uit
SteadyShot (86)
Aan
Menu Eigen Instellingen (Terugstellen/Custom terugst.)
Onderdelen
Terugstellen op
Eye-Start AF (80)
Uit
Inst. FINDER/LCD (167)
Automatisch
Rode ogen verm. (59)
Uit
Opn. zonder lens (163)
Uitschakelen
Auto+ Cont. opn. (88)
Automatisch
Auto+ beeld extrah. (88)
Automatisch
Stramienlijn (164)
Uit
Autom.weergave (164)
Uit
174
Op de standaardinstellingen terugstellen
Terugstellen op
DISP-knop (scherm) (81)
Alle info weergeven/Graf. weerg./Geen
info/Niveau
DISP-knop (zoeker) (81)
Geen info/Graf. weerg./Niveau
Reliëfniveau (115)
Uit
Reliëfkleur (115)
Wit
LiveView-weergave (83)
Instelling effect aan
Funct. van AEL-knop (164)
AEL-vergrendel
ISO-knop (165)
ISO
Voorbeeldknop (165)
Voorbeeld opn.result.
Scherpstelvastzetknop (60)
Scherp.vergr.
Knop intell. telecon. (115, 141)
Intell. teleconverter
Lenscomp.: schaduw (168)
Automatisch
Lenscomp.: chrom. afw. (168)
Automatisch
Lenscomp.: vervorming (168)
Uit
Sluitergordijn voorzijde (166)
Aan
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Onderdelen
Menu Weergave (Terugstellen)
Onderdelen
Terugstellen op
Weergavefunctie (149)
Mapweergave (stilstaand)
Diavoorstelling – Interval (150)
3 sec.
Diavoorstelling – Herhalen (150)
Uit
Printen opgeven – Datum afdrukken
(185)
Uit
Volume-instellingen (62)
2
Afspeelweergave (151)
Autom.roteren
Geheugenkaartmenu Extra (Terugstellen)
Onderdelen
Terugstellen op
Bestandsnummer (169)
Serie
Mapnaam (170)
Standaardform.
175
Op de standaardinstellingen terugstellen
Menu Installatie (Terugstellen)
Onderdelen
Terugstellen op
Menustartpositie (62)
Hoofdmenu
LCD-helderheid (166)
Automatisch
Helderheid zoeker (167)
Automatisch
GPS-instellingen – GPS aan/uit (157)
(alleen SLT-A65V)
Uit
GPS-instellingen – Aut. tijdcorrectie GPS –
(159) (alleen SLT-A65V)
Stroombesparing (167)
1 min.
HDMI-resolutie (155)
Automatisch
CTRL.VOOR HDMI (155)
Aan
Inst. uploaden (171)
Aan
USB-verbinding (178)
Automatisch
Audiosignalen (63)
Aan
Modusknopscherm (63)
Aan
Demomodus (63)
Uit
Overige (Terugstellen)
Onderdelen
Terugstellen op
Weergave opname-informatie (LCDmonitor) (47)
Alle info weergeven
Weergave opname-informatie (Zoeker)
(47)
Niveau
Weergavescherm (147)
Enkelbeeldweergavescherm (met
opname-informatie)
176
De versie van de camera controleren
Hiermee geeft u de versie van uw camera weer. Controleer de versie
wanneer er een firmware-update uitkomt.
3 t [Versie]
Opmerking
• Een update kan alleen worden uitgevoerd wanneer het accuniveau
(3 resterende accupictogrammen) of meer is. We raden u aan de accu voldoende op
te laden of een AC-PW10AM-netspanningsadapter (los verkrijgbaar) te gebruiken.
177
Installatie van de camera (Geavanceerde bedieningshandelingen)
MENU-knop t
Computer (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Computer
De camera op de computer aansluiten
De USB-verbinding instellen
Selecteert de methode die wordt gebruikt voor een USB-verbinding
wanneer de camera op een computer of met een USB-kabel op een USBapparaat wordt aangesloten.
MENU-knop t
2 t [USB-verbinding] t Selecteer de
gewenste instelling
Automatisch
Brengt automatisch een verbinding voor Massa-opslag of
voor MTP tot stand, op basis van de computer of andere
USB-apparaten die moeten worden aangesloten. Windows 7computers worden aangesloten in MTP en de unieke functies
ervan kunnen worden ingeschakeld.
MTP
Brengt een verbinding tot stand in MTP tussen de camera, een
computer en andere USB-apparaten. Windows 7-computers
worden aangesloten in MTP en de unieke functies ervan kunnen
worden ingeschakeld. In het geval van andere computers
(Windows Vista/XP, Mac OS X), verschijnt de Wizard
Automatisch Afspelen en worden de stilstaande beelden in de
opnamemap op de camera in de computer geïmporteerd.
Massaopslag
Brengt eenMassa-opslag-verbinding tot stand tussen de camera,
een computer en andere USB-apparaten. Standaardstand.
Opmerkingen
• Wanneer dit item is ingesteld op [Automatisch], kan het tot stand brengen van een
verbinding enige tijd in beslag nemen.
• Stel, als Apparaatfase* niet wordt weergegeven met Windows 7, dit item in op
[Automatisch].
* Apparaatfase is een menuscherm dat wordt gebruikt voor het beheren van
aangesloten apparaten, zoals een camera (Functie van Windows 7).
Aansluiten op de computer
1 Plaats een voldoende opgeladen accu in de camera of sluit de
camera aan op een stopcontact met behulp van de ACPW10AM-netspanningsadapter (los verkrijgbaar).
178
De camera op de computer aansluiten
2 Zet de camera en de computer aan.
3 Controleer of [USB-verbinding] in
2 is ingesteld op
[Massaopslag].
4 Sluit de camera op uw computer
aan.
de computer
USB-kabel (bijgeleverd)
2 Naar de USB-aansluiting
Beelden importeren op de computer (Windows)
"PMB" biedt u de mogelijkheid gemakkelijk beelden te importeren.
Meer informatie over functies van "PMB" vindt u in de "PMB Help".
Beelden importeren op de computer zonder "PMB" te gebruiken
Wanneer de wizard Automatisch afspelen verschijnt nadat u een USBverbinding tot stand hebt gebracht tussen de camera en een computer, klikt
u op [Map openen en bestanden weergeven] t [OK] t [DCIM] of
[MP_ROOT] t en kopieert u de beelden van uw keuze naar de computer.
179
Computer (Geavanceerde bedieningshandelingen)
• Wanneer er voor de eerste keer een
USB-verbinding tot stand wordt
gebracht, start uw computer
automatisch een programma om de
camera te herkennen. Wacht even.
1 Naar een USB-aansluiting van
De camera op de computer aansluiten
Bestandsnaam
Map
Het type bestand
Bestandsnaam
DCIM-map
JPEG-bestand
DSC0ssss.JPG
JPEG-bestand (Adobe RGB)
_DSCssss.JPG
MP_ROOT-map
RAW-bestand
DSC0ssss.ARW
RAW-bestand (Adobe RGB)
_DSCssss.ARW
MP4-bestand (1440 × 1080
12M)
MAH0ssss.MP4
MP4-bestand (VGA 3M)
MAQ0ssss.MP4
• ssss (bestandsnummer) staat voor elk willekeurig nummer binnen
het bereik van 0001 tot 9999.
• Wanneer [Kwaliteit] is ingesteld op [RAW en JPEG], zijn het numerieke
deel van de naam van een bestand met RAW-gegevens en het
bijbehorende JPEG-bestand hetzelfde.
Opmerkingen
• Gebruik voor bedieningshandelingen zoals het importeren van AVCHD View-films
naar de computer "PMB".
• Gebruik "PMB" voor het importeren van de films met GPS-locatie-informatie op een
computer (alleen SLT-A65V).
• Wanneer de camera op de computer is aangesloten en u start AVCHD View-films of
mappen vanaf de aangesloten computer, zullen beelden misschien beschadigd raken
of niet kunnen worden weergegeven. Wis of kopieer vanaf de computer geen
AVCHD View-films op de geheugenkaart. Sony is niet aansprakelijk voor de
gevolgen van dergelijke bedieningshandelingen via de computer.
Beelden importeren op de computer (Macintosh)
1 Sluit de camera eerst op uw Macintosh-computer aan.
Dubbelklik op het pas herkende pictogram op het bureaublad
t de map waarin de beelden die u wilt importeren, zijn
opgeslagen.
2 Sleep de beeldbestanden naar het pictogram van de vaste
schijf.
De beeldbestanden worden naar de vaste schijf gekopieerd.
180
De camera op de computer aansluiten
3 Dubbelklik op het pictogram van de vaste schijf t het
gewenste beeldbestand in de map die de gekopieerde
bestanden bevat.
Het beeld wordt weergegeven.
De USB-verbinding verwijderen
Voer de procedures uit vanaf stap 1 tot 3 hierboven voor u:
• De USB-kabel loskoppelt.
• De geheugenkaart verwijdert.
• De camera uitschakelt.
1 Dubbelklik op het ontkoppel-
Windows Vista
pictogram op de taakbalk.
Windows XP
Ontkoppel-pictogram
2 Klik op
(USB-apparaat voor massaopslag) t [Stoppen].
3 Controleer of het juiste apparaat wordt aangegeven in het
bevestigingsvenster en klik op [OK].
Opmerking
• Sleep het pictogram van de geheugenkaart of het drive-pictogram van tevoren naar
het pictogram "Prullenbak" wanneer u een Macintosh-computer gebruikt en de
camera wordt losgekoppeld van de computer.
181
Computer (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opmerking
• Gebruik "iMovie" dat bij een Macintosh-computer wordt geleverd, voor het
importeren of bedienen van AVCHD View-films.
Een film-disc maken
U kunt een disc maken van AVCHD View-films die op de camera zijn
vastgelegd.
• Films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p
28M(PS)], [60i 24M(FX)]/[50i 24M(FX)] of [24p 24M(FX)]/[25p
24M(FX)] in [Opname-instelling] worden geconverteerd door "PMB"
voor het aanmaken van een AVCHD-disc. Deze conversie kan lange tijd
in beslag nemen. Ook kunt u niet een disc aanmaken met de
oorspronkelijke beeldkwaliteit. Als u de oorspronkelijke beeldkwaliteit
wilt behouden, moet u uw films op een Blu-ray-disc opslaan (blz. 183).
Een disc in AVCHD-indeling maken
U kunt een disc in High Definition-beeldkwaliteit (HD) en AVCHDindeling maken van AVCHD View-films geïmporteerd op een computer
met de geleverde software "PMB".
1 Selecteer de AVCHD View-films die u op "PMB" wilt schrijven.
2 Klik op
(Discs aanmaken) als u [AVCHD-discs (HD) aanm]
wilt selecteren.
Het scherm voor het maken van een disc verschijnt.
• Zie "PMB Help" voor meer informatie.
Opmerkingen
• Installeer "PMB" van tevoren.
• Stilstaande beelden en MP4-filmbestanden kunnen niet worden vastgelegd op de
disc in AVCHD-indeling.
• Het maken van een disc kan lange tijd in beslag nemen.
182
Een film-disc maken
Een disc in AVCHD-indeling afspelen op een computer
U kunt discs in AVCHD-indeling afspelen met "Player for AVCHD" dat
samen met "PMB" wordt geïnstalleerd.
Start de software door op [start] t [Alle programma's] t [PMB] t
[PMB Launcher] t [Weergeven] t [Player for AVCHD] te klikken.
Zie voor gedetailleerde bedieningshandelingen de Help voor "Player for
AVCHD".
Een Blu-ray-disc maken
U kunt een Blu-ray-disc met AVCHD View-films maken die eerder op de
computer zijn geïmporteerd. Uw computer moet het maken van Blu-raydiscs ondersteunen.
BD-R-(niet-herschrijfbaar) en BD-RE-media (herschrijfbaar) kunnen
worden gebruikt voor het maken Blu-ray-discs. U kunt aan geen van beide
typen disc materiaal toevoegen wanneer de discs eenmaal zijn gemaakt.
Klik op [BD Aanvullende Software] op het installatiescherm van "PMB" en
installeer deze plug-in volgens de instructies op het scherm.
Sluit uw computer aan op Internet wanneer u [BD Aanvullende Software]
installeert.
Zie "PMB Help" voor meer informatie.
Opmerking
• Wanneer films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)]
naar een Blu-rayschijf worden gekopieerd met "PMB", kunnen deze films alleen
worden afgespeeld op apparaten die compatibel zijn met de indeling AVCHD
versie 2.0.
Een disc van Standard Definition beeldkwaliteit (STD)
maken
U kunt met de bijgeleverde software "PMB" een disc in Standard
Definition-beeldkwaliteit (STD) maken van AVCHD View-films
geïmporteerd op een computer.
1 Selecteer de AVCHD View-films die u op "PMB" wilt schrijven.
183
Computer (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opmerking
• Mogelijk zullen films afhankelijk van de computer-omgeving niet gelijkmatig
worden afgespeeld.
Een film-disc maken
2 Klik op
(Discs aanmaken) als u [DVD-Video-discs (STD)
aanm] wilt selecteren.
Het scherm voor het maken van een disc verschijnt.
• Zie "PMB Help" voor meer informatie.
Opmerkingen
• Installeer "PMB" van tevoren.
• MP4-filmbestanden kunnen niet op een disc worden vastgelegd.
• Het maken van een disc zal langer in beslag nemen omdat AVCHD View-films
worden geconverteerd naar films in Standard Definition-beeldkwaliteit (STD).
• Er is een omgeving met een internet-verbinding vereist wanneer voor de eerste keer
een DVD-Video-disc (STD) wordt gemaakt.
Discs die u kunt gebruiken met "PMB"
U kunt discs van 12 cm gebruiken van het volgende type met "PMB". Voor
Blu-ray-disc, zie bladzijde 183.
Disctype
Kenmerken
DVD-R/DVD+R/DVD+R DL
Niet-herschrijfbaar
DVD-RW/DVD+RW
Herschrijfbaar
• Let erop dat uw PlayStation®3 altijd de laatste versie van de
PlayStation®3-systeemsoftware gebruikt.
• De PlayStation®3 zal in sommige landen/regio's misschien niet leverbaar
zijn.
184
Afdrukken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Afdrukken
DPOF opgeven
Met behulp van de camera kunt u aangeven welke stilstaande beelden u wilt
afdrukken in een winkel of op uw printer. Volg de onderstaande procedure.
De beelden blijven nadat u ze hebt afgedrukt als DPOF gemarkeerd. We
raden u aan om ze na het afdrukken op te heffen.
1 MENU-knop t
1 t [Printen opgeven] t [DPOF
instellen] t [Meerdere bldn.]
3 Schakel het
-merkteken in door op het midden van de
bedieningsknop te drukken.
• U kunt DPOF weer uitschakelen door het beeld weer te selecteren en
vervolgens op het midden van de bedieningsknop te drukken.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op het midden van de
bedieningsknop.
Opmerkingen
• U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden.
• U kunt niet opgeven hoeveel beelden u wilt afdrukken.
Datum afdrukken
U kunt beelden van een datum voorzien als u ze afdrukt. De positie van de
datum (binnen of buiten het beeld, tekengrootte, enz.) is afhankelijk van uw
printer.
MENU-knop t
t [Aan]
1 t [Printen opgeven] t [Datum afdrukken]
Opmerking
• Het is van uw printer afhankelijk of deze functie beschikbaar is.
185
Afdrukken (Geavanceerde bedieningshandelingen)
2 Selecteer het beeld met b/B op de bedieningsknop.
Reiniging (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Reiniging
De camera en een lens reinigen
De camera reinigen
• Raak de binnenkant van de camera, zoals de lenscontactpunten of de
spiegel, niet aan. Stof op of bij de spiegel zal misschien een nadelige
invloed hebben op de beelden of de prestaties van de camera; blaas
daarom het stof weg met een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje*.
Meer informatie over het reinigen van de beeldsensor vindt u op de
volgende bladzijde.
* Gebruik geen spuitbusluchtblazer. Hierdoor kan een storing optreden.
• Maak de buitenkant van de camera schoon met een zachte doek
bevochtigd met water en veeg het oppervlak daarna droog met een droge
doek. Gebruik de onderstaande middelen niet, omdat deze de afwerking
of het camerabehuizing kunnen beschadigen.
– Chemische stoffen, zoals thinner, wasbenzine, alcohol,
wegwerpreinigingsdoeken, insectenspray, zonnebrandcrème,
insecticiden, enz.
– Raak de camera niet aan als bovenstaande middelen op uw handen zit.
– Laat de camera niet langdurig in contact met rubber of vinyl.
De lens te reinigen
• Gebruik geen reinigingsvloeistof die organische oplosmiddelen bevat,
zoals thinner of benzine.
• Reinig het lensoppervlak met een in de handel verkrijgbaar
blaasborsteltje. Als het vuil vast zit op het oppervlak, veegt u dit eraf met
een zachte doek of tissue dat licht bevochtigd is met
lensreinigingsvloeistof. Veeg met spiraalbewegingen vanuit het midden
naar de rand. Spuit de lensreinigingsvloeistof niet rechtstreeks op het
lensoppervlak.
186
De beeldsensor reinigen
Als stof of vuil in de camera binnendringt en op de beeldsensor (het
onderdeel dat werkt als de film) achterblijft, kan dit afhankelijk van de
opnameomstandigheden als donkere vlekken zichtbaar zijn in het beeld.
Als er stof zit op de beeldsensor, maak de beeldsensor dan schoon en ga
daarbij als volgt te werk.
De beeldsensor automatisch reinigen met de
reinigingsfunctie van de camera
1 Controleer of de accu volledig is opgeladen (blz. 23).
2 Druk op de MENU-knop, selecteer
MENU-knop
vervolgens
2 met b/B op de
bedieningsknop.
3 Selecteer [Reinigen] met v/V en
druk vervolgens op het midden
van de bedieningsknop.
187
Reiniging (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opmerkingen
• Reiniging kan niet worden uitgevoerd wanneer het accuniveau 50% is of minder.
• De camera begint te piepen als de acculading laag wordt tijdens het reinigen. Stop
onmiddellijk met reinigen en zet de camera uit. Het gebruik van een AC-PW10AMnetspanningsadapter (los verkrijgbaar) wordt aanbevolen.
• Het reinigen moet snel worden voltooid.
• Gebruik geen spuitbusluchtblazer omdat deze waterdruppels in het camerahuis kan
verspreiden.
De beeldsensor reinigen
4 Selecteer [Enter] met v en druk vervolgens op het midden van
de bedieningsknop.
De beeldsensor trilt korte tijd en verwijdert stof van de sensor.
5 Schakel de camera uit.
De beeldsensor reinigen met een blaaskwastje
Als na de reinigingsfunctie nog een reinigingsbeurt nodig is, maak de
beeldsensor dan schoon met een blaaskwastje en ga daarbij als volgt te
werk.
1 Voer de reiniging uit die wordt beschreven in de stappen 1 tot 4
van "De beeldsensor automatisch reinigen met de
reinigingsfunctie van de camera".
2 Haal de lens van de camera af (blz. 26).
3 Duw met uw vinger tegen het Vmerkteken op de
vergrendelingshendel van de
spiegel en breng de spiegel
omhoog.
• Ga voorzichtig te werk zodat u het
oppervlak van de spiegel niet raakt.
188
Vergrendelingshendel van de
spiegel
De beeldsensor reinigen
4 Gebruik de blazer om het
oppervlak van de beeldsensor en
het omliggende gebied te
reinigen.
Reiniging (Geavanceerde bedieningshandelingen)
• Raak niet de beeldsensor aan met de
punt van het blaaskwastje en steek de
punt van het kwastje niet in de holte
voorbij de vatting.
• Houd de camera met de lensvatting
omlaag gericht om te voorkomen dat
stof weer neerdwarrelt binnenin het
camerahuis. Voer het reinigen snel uit.
• Maak ook de achterzijde van de spiegel
schoon met een blaaskwastje.
5 Breng na het reinigen de spiegel
weer met uw vinger omlaag totdat
u een klik hoort.
• Breng het kader van de spiegel weer
omlaag met uw vinger. Ga voorzichtig
te werk zodat u het oppervlak van de
spiegel niet raakt.
• Breng de spiegel omlaag totdat deze
stevig vergrendeld is.
6 Bevestig de lens en zet de camera uit.
• Controleer dat de spiegel stevig is vergrendeld wanneer u de lens bevestigt.
Opmerkingen
• Controleer, nadat de reiniging is voltooid, dat de spiegel stevig is vergrendeld
wanneer u de lens bevestigt. Anders zou er een kras op de lens kunnen komen of
zouden er andere problemen kunnen ontstaan. Ook werkt de automatische
scherpstelling niet tijdens het maken van opnamen, als de spiegel niet goed is
vergrendeld.
• U kunt geen opnamen maken zolang de spiegel omhoog is geklapt.
189
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Oplossen van problemen/Overige
Problemen oplossen
Indien u problemen ondervindt met de camera, probeer dan de volgende
oplossingen. Controleer de punten op blz. 190 t/m 199. Neem contact op
met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony.
1
Controleer de volgende items.
2
Verwijder de accu en plaats deze weer na ongeveer 1 minuut, en
schakel de camera in.
3
Zet de instellingen terug (blz. 173).
4
Neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische
dienst van Sony.
Accu en spanning
De accu kan niet worden geplaatst.
• Gebruik bij het plaatsen van de accu de punt van de accu om de
vergrendelingshendel te verschuiven (blz. 22).
• U kunt alleen een NP-FM500H-accu gebruiken. Controleer dat uw accu een
NP-FM500H-accu is.
De indicator resterend accuvermogen is onjuist of voldoende resterend
accuvermogen wordt aangegeven, maar de accu raakt te snel leeg. De
camera kan niet worden ingeschakeld.
• Dit doet zich voor wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats
gebruikt (blz. 203).
• De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 20).
• De accu is niet meer bruikbaar (blz. 214). Vervang de accu door een
nieuwe.
• Plaats de accu correct (blz. 22).
190
Problemen oplossen
• Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt
de camera in de spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de
spaarstand te annuleren, bedient u de camera, bijvoorbeeld door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken (blz. 167).
Het CHARGE-lampje knippert tijdens het opladen van de accu.
• U kunt alleen een NP-FM500H-accu gebruiken. Controleer dat uw accu een
NP-FM500H-accu is.
• Als u een accu oplaadt die lang niet is gebruikt, zal het CHARGE-lampje
misschien knipperen.
• Het CHARGE-lampje knippert op 2 manieren, snel (met tussenpozen van
ongeveer 0,15 seconde) en langzaam (met tussenpozen van ongeveer
1,5 seconde). Knippert het snel, neem de accu dan uit en zet dezelfde accu
weer stevig in. Als het CHARGE-lampje dan weer snel knippert, zal er iets
niet in orde zijn met de accu. Langzaam knipperen duidt erop dat het laden
wordt opgeschort omdat de omgevingstemperatuur buiten het geschikte
bereik is voor het opladen van de accu. Het laden zal worden hervat en het
CHARGE-lampje zal branden wanneer de omgevingstemperatuur
terugkeert binnen het geschikte temperatuurbereik.
Laad de accu op bij een geschikte temperatuur tussen 10°C en 30°C.
Beelden opnemen
Nadat de camera is ingeschakeld, wordt in de zoekerfunctie niets
afgebeeld op de LCD-monitor.
• Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt
de camera in de spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de
spaarstand te annuleren, bedient u de camera, bijvoorbeeld door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken (blz. 167).
Het beeld is niet scherp in de zoeker.
• Stel de dioptrie goed in met behulp van het dioptrie-instelwiel (blz. 30).
Geen beeld in de zoeker.
• [Inst. FINDER/LCD] is ingesteld op [Handmatig]. Druk op de FINDER/
LCD-knop (blz. 167).
• Breng uw oog wat dichter naar de zoeker toe.
191
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
De camera schakelt plotseling uit.
Problemen oplossen
De sluiter wordt niet ontspannen.
• U gebruikt een geheugenkaart met een schrijfbeveiligingsschakelaar die is
ingesteld in de LOCK-stand. Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar in de
stand voor opnemen.
• Controleer de resterende opslagcapaciteit van de geheugenkaart.
• U kunt tijdens het opladen van de ingebouwde flitser geen beelden
opnemen (bladzijden 42, 126).
• In de stand voor automatische scherpstelling kan de sluiter niet worden
ontspannen als het onderwerp niet is scherpgesteld.
• De lens zit niet goed vast. Zet de lens goed vast (blz. 25).
• Stel, wanneer u de camera aansluit op een ander toestel, bijvoorbeeld een
astronomische telescoop, [Opn. zonder lens] in op [Inschakelen] (blz. 163).
• Voor het onderwerp is mogelijk speciale scherpstelling vereist (blz. 109).
Gebruik de scherpstelvergrendeling of de handmatige
scherpstellingsfunctie (blz. 110, 114).
Het opnemen duurt erg lang.
• De ruisonderdrukkingsfunctie is ingeschakeld (blz. 162). Dit is normaal.
• De opnamestand is ingesteld op de RAW-indeling (blz. 160). Omdat een
RAW-gegevensbestand groot is, kost opnemen in de RAW-modus meer
tijd.
• De Auto HDR is bezig met de verwerking van een beeld (blz. 131).
Hetzelfde beeld wordt verscheidene keren vastgelegd.
• De transportfunctie is ingesteld op [Continue opname] of [Bracket:
continu]. Stel in op [Enkele opname] (bladzijden 46, 142).
• De belichtingsfunctie is ingesteld op Continuopname Voorkeuze AE
(bladzijden 41, 93).
• De belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO+ en [Auto+ beeld extrah.] is
ingesteld op [Uit] (blz. 88).
Het beeld is onscherp.
• Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale
brandpuntsafstand van de lens.
• U bent opnamen aan het maken in de handmatige scherpstelfunctie; zet de
opnamefunctieschakelaar op AF (automatische scherpstelling) (blz. 108).
• Wanneer de Schakelaar scherpstellingsfunctie op de lens aanwezig is, stelt
u deze in op AF.
192
Problemen oplossen
• Er is onvoldoende omgevingslicht.
• Stel [Eye-Start AF] in op [Aan] (blz. 80).
• Druk de ontspanknop tot halverwege in.
De flitser werkt niet.
• De flitserfunctie is ingesteld op [Automatisch flitsen]. Als u er zeker van
wilt zijn dat de flitser altijd afgaat, stelt u de flitserfunctie in op [Invulflits]
(bladzijde 42, 126).
Het duurt te lang voordat de flitser opnieuw is opgeladen.
• De flitser is binnen een korte tijd meerdere keren afgegaan. Als de flitser
meerdere keren achter elkaar is afgegaan, kan het opladen langer duren dan
gebruikelijk om oververhitting van de camera te voorkomen.
Een foto die met de flitser is gemaakt, is te donker.
• Als het onderwerp zich buiten het flitserbereik (de afstand die door het
flitslicht kan worden bereikt) bevindt, zullen de beelden donker zijn omdat
het flitslicht het onderwerp niet bereikt. Als de ISO-gevoeligheid wordt
veranderd, verandert ook het flitserbereik. Kijk wat het bereik van de flitsen
is in "Specifications".
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
• Stel de datum en tijd in (blz. 28).
• Het gebied dat is geselecteerd met [Tijdzone instellen] verschilt van het
feitelijke gebied. Stel [Tijdzone instellen] opnieuw in (blz. 28).
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd knipperen wanneer u de
ontspanknop half indrukt.
• Aangezien het onderwerp te helder of te donker is, liggen deze waarden
buiten het beschikbare instelbereik van de camera. Maak de instellingen
opnieuw.
Het beeld is wittig (Schittering).
Er verschijnt een lichtwaas op het beeld (Schaduwbeeld).
• De foto werd genomen onder een sterke lichtbron waarbij buitensporig veel
licht op de lens is gevallen. Zet een zonnekap op de lens.
193
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Eye-Start AF werkt niet.
Problemen oplossen
De hoeken van de foto zijn te donker.
• Als een filter of lenskap wordt gebruikt, haalt u deze eraf en maakt u de
opname opnieuw. Afhankelijk van de dikte van het filter en een onjuiste
bevestiging van de lenskap, kan het filter of de lenskap gedeeltelijk
zichtbaar zijn in het beeld. De optische eigenschappen van bepaalde lenzen
kunnen ertoe leiden dat de rand van het beeld te donker lijkt (onvoldoende
licht). U kunt dit verschijnsel compenseren met [Lenscomp.: schaduw]
(blz. 168).
De ogen van het onderwerp zijn rood.
• Schakel de functie rode-ogen-effectvermindering in (blz. 59).
• Ga dicht bij het onderwerp staan en neem het binnen het flitserbereik op
met de flitser. Kijk wat het bereik van de flitsen is in "Specifications".
Punten verschijnen en blijven op de LCD-monitor.
• Dit is normaal. Deze punten worden niet opgenomen (blz. 10).
Het beeld is wazig.
• De foto werd opgenomen op een donkere locatie zonder gebruik te maken
van de flitser, waardoor camerabewegingen werden gemaakt. Het gebruik
van een statief of de flitser wordt aanbevolen (bladzijden 42, 87, 126).
De EV-schaalverdeling b B knippert op de LCD-monitor of in de zoeker.
• Het onderwerp is te helder of te donker voor het lichtmeetbereik van de
camera.
Beelden weergeven
De camera kan geen beelden weergeven.
• De map-/bestandsnaam is veranderd op de computer (blz. 178).
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera,
kan het weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd
worden.
• Geef beelden die op een PC zijn opgeslagen weer op deze camera met
"PMB".
• De camera staat in de USB-stand. Verwijder de USB-verbinding (blz. 181).
194
Problemen oplossen
De camera kan geen beeld wissen.
• Annuleer de beveiliging (blz. 152).
U hebt per ongeluk een beeld gewist.
• Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. We raden u
aan om de beelden te beveiligen die u niet wilt wissen (blz. 152).
GPS (alleen SLT-A65V)
De camera ontvangt geen GPS-signaal.
• Stel [GPS aan/uit] in op [Aan] (blz. 157).
• Misschien kan uw camera geen radiosignalen van GPS-satellieten
ontvangen door obstakels.
• Neem uw camera voor een juiste driehoeksmeting mee naar een open
gebied en zet de camera opnieuw aan.
Uitzonderlijk grote fout in locatie-informatie.
• De foutmarge kan tot wel enkele honderden meters bedragen, afhankelijk
van omringende gebouwen, zwakke GPS-signalen, enz.
Driehoeksmeting neemt enige tijd in beslag hoewel GPS-hulpdata zijn
opgenomen.
• [Datum/tijd instellen] is niet ingesteld, of de ingestelde tijd is veel
verschoven. Stel de datum en tijd juist in (blz. 28).
• De geldigheidstermijn van hulpdata is verstreken. Update de GPS-hulpdata
(blz. 158).
• Omdat de posities van de GPS-satellieten voortdurend wijzigen, kan het
bepalen van de locatie langer in beslag nemen of de ontvanger zal
misschien de locatie helemaal niet kunnen bepalen, afhankelijk van de
locatie en het tijdstip waarop u de camera gebruikt.
• "GPS" is een systeem voor het bepalen van de geografische locatie door de
driehoeksmeting van radiosignalen afkomstig van GPS-satellieten. Gebruik
de camera niet op plaatsen waar radiosignalen worden tegengehouden of
gereflecteerd, zoals op een schaduwrijke plek omgeven door gebouwen of
bomen, enz. Gebruik de camera in open omgevingen.
195
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Beelden wissen
Problemen oplossen
De locatie-informatie is niet vastgelegd.
• Importeer met "PMB" de films met GPS-locatie-informatie op uw
computer.
Computers
U weet niet of het besturingssysteem van uw computer compatibel is met
de camera.
• Controleer "Met uw computer" (blz. 66).
Uw computer herkent uw camera niet.
• Controleer of de camera aan staat.
• Als de accu bijna leeg is, plaatst u een opgeladen accu (blz. 20) of sluit u de
netspanningsadapter (los verkrijgbaar) aan.
• Gebruik de USB-kabel (bijgeleverd) (blz. 178).
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer stevig aan.
• Koppel alle apparatuur los van de USB-aansluitingen van uw computer,
behalve de camera, het toetsenbord en de muis.
• Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer en niet via een USB-hub of
andere apparaten (blz. 178).
U kunt geen beelden kopiëren.
• Breng de USB-verbinding tot stand door de camera op de juiste wijze aan te
sluiten op de computer (blz. 178).
• Volg de aangewezen kopieerprocedure voor uw besturingssysteem
(blz. 179).
• Het kan voorkomen dat u de beeldbestanden van een geheugenkaart die op
een computer is geformatteerd, niet naar een computer kunt kopiëren. Maak
een opname met een geheugenkaart die op uw camera is geformatteerd
(blz. 169).
Het beeld kan niet worden weergegeven op een computer.
• Als u "PMB" gebruikt, raadpleeg dan de "PMB Help".
• Raadpleeg de fabrikant van de computer of de software.
196
Problemen oplossen
• Breng de USB-verbinding tot stand nadat de computer is opgestart (blz. 178).
Geheugenkaart
Kan geen geheugenkaart plaatsen.
• De richting waarin de geheugenkaart is geplaatst, is verkeerd. Plaats deze in
de juiste richting (blz. 22).
Kan niet opnemen op een geheugenkaart.
• De geheugenkaart is vol. Wis overbodige beelden (bladzijden 35, 153).
• Er is een onbruikbare geheugenkaart geplaatst (bladzijden 24, 211).
U hebt per ongeluk een geheugenkaart geformatteerd.
• Alle gegevens op de geheugenkaart zijn door het formatteren gewist. U
kunt deze niet meer herstellen.
Afdrukken
Kan geen beelden afdrukken.
• RAW-beelden kunnen niet worden afgedrukt. Als u RAW-beelden wilt
afdrukken, moet u ze eerst naar JPEG-beelden converteren met "Image
Data Converter" op de bijgeleverde CD-ROM.
De kleuren van het beeld zijn vreemd.
• Bij het afdrukken van beelden die opgenomen zijn in de Adobe RGBmodus op een printer met sRGB-ondersteuning, die niet compatibel is met
Adobe RGB (DCF2.0/Exif2.21), worden de beelden op een lager
intensiteitsniveau afgedrukt (blz. 163).
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden.
• Afhankelijk van uw printer, kunnen de randen links, rechts, boven of onder
van het beeld worden afgesneden. Vooral wanneer u een beeld afdrukt dat
is opgenomen met de beeldverhouding [16:9], kan het zijn dat de zijkanten
van het beeld worden afgesneden.
197
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Nadat u een USB-verbinding hebt gemaakt, wordt "PMB" niet automatisch
gestart.
Problemen oplossen
• Wanneer u beelden afdrukt met uw eigen printer, moet u de instellingen
voor bijsnijden of randloos annuleren. Vraag de fabrikant van de printer of
de printer deze functies heeft.
• Wanneer u beelden laat afdrukken bij een digitale afdrukservice, vraag hen
dan of ze de beelden kunnen afdrukken zonder beide randen af te snijden.
Kan de beelden niet afdrukken met de datum.
• Met "PMB" kunt u beelden afdrukken met een datum (blz. 70).
• Deze camera heeft geen functie voor het plaatsen van datums op beelden.
Omdat de beelden die met de camera zijn opgenomen informatie over de
opnamedatum bevatten, kunt u beelden echter wel afdrukken met de datum
op het beeld als de printer of de software Exif-informatie kan herkennen.
Raadpleeg de fabrikant van de printer of de software voor meer informatie
over de compatibiliteit met Exif-informatie.
• Wanneer u beelden laat afdrukken in een winkel, kunnen de beelden op
aanvraag ook worden afgedrukt met de datum.
Overige
De lens raakt beslagen.
• Er is condensvorming opgetreden. Schakel de camera uit en laat het toestel
gedurende ongeveer 1 uur liggen voordat u het weer gebruikt (blz. 203).
De mededeling "Gebied/datum/tijd instellen" wordt afgebeeld wanneer u
de camera inschakelt.
• De camera is met een zwakke of zonder accu een tijdlang niet gebruikt.
Laad de accu op en stel de datum opnieuw in (blz. 28, 204). Als de
datuminstelling telkens wordt teruggesteld wanneer de accu wordt
opgeladen, moet u contact opnemen met uw Sony-handelaar of plaatselijk,
erkend Sony-servicecentrum.
Het aantal opneembare beelden neemt niet af of neemt met 2 tegelijk af.
• Dit komt doordat de compressieverhouding en de beeldgrootte na
compressie veranderen afhankelijk van het beeld als u een JPEG-beeld
opneemt (blz. 160).
198
Problemen oplossen
• De accu werd verwijderd terwijl de stroomschakelaar was ingesteld op ON.
Wanneer u de accu verwijdert, is het belangrijk dat de camera is
uitgeschakeld en dat u controleert dat het toegangslampje niet brandt
(blz. 17, 22).
De camera werk niet goed.
• Schakel de camera uit. Haal de accu uit de camera en plaats hem weer terug.
Als de camera warm is, haalt u de accu uit het toestel en laat u deze
afkoelen voordat u deze corrigerende handeling uitvoert.
• Trek, als er een netspanningsadapter (los verkrijgbaar) wordt gebruikt, de
stekker van de voedingskabel uit het stopcontact. Steek de stekker van de
voedingskabel in het stopcontact en zet de camera weer aan. Neem contact
op met uw Sony-handelaar of plaatselijk, erkend Sony-servicecentrum als
de camera niet werkt na deze oplossingen te hebben uitgevoerd.
wordt op het scherm weergegeven.
• De SteadyShot-functie werkt niet. U kunt doorgaan met opnemen, maar de
SteadyShot-functie zal niet werken. Schakel de camera uit en weer in. Als
de SteadyShot-schaalverdeling op het scherm blijft, neemt u contact op met
uw Sony-dealer of met het officiële Sony-servicecentrum ter plaatse.
"--E-" wordt op het scherm weergegeven.
• Verwijder de geheugenkaart en plaats deze terug. Als de indicatie niet
verdwijnt na deze procedure, moet u de geheugenkaart formatteren.
199
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
De instelling wordt teruggesteld zonder dat de terugstelbediening wordt
uitgevoerd.
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Waarschuwingsmededelingen
Geheugenkaartfout
Als een van de volgende berichten
verschijnt, voert u de onderstaande
instructies uit.
Plaats geheugenkaart opnieuw.
Gebied/datum/tijd instellen
• Stel het gebied, de datum en tijd
in. Laad de interne oplaadbare
accu op, als u de camera lange
tijd niet hebt gebruikt (blz. 28,
204).
Onvoldoende acculading.
• U hebt geprobeerd [Reinigen] uit
te voeren terwijl er onvoldoende
lading in de accu zat. Laad de
accu op of gebruik de
netspanningsadapter (los
verkrijgbaar).
Geheugenkaart onbruikbaar.
Formatteren?
• De geheugenkaart is
geformatteerd op een computer en
de bestandsindeling is gewijzigd.
Selecteer [Enter] en formatteer
de geheugenkaart. U kunt de
geheugenkaart daarna opnieuw
gebruiken, maar alle eerder
opgenomen gegevens op de
geheugenkaart worden gewist.
Het kan enige tijd duren voordat
het formatteren klaar is.
Als de mededeling nog steeds
wordt afgebeeld, moet u de
geheugenkaart vervangen.
200
• Er is een incompatibele
geheugenkaart geplaatst of het
formatteren is mislukt.
• De geplaatste geheugenkaart kan
niet worden gebruikt in uw
camera.
• De geheugenkaart is beschadigd.
• Het contactgedeelte van de
geheugenkaart is vuil.
Geheugenkaart vergrendeld.
• U gebruikt een geheugenkaart
met een
schrijfbeveiligingsschakelaar die
is ingesteld in de LOCK-stand.
Zet de
schrijfbeveiligingsschakelaar in
de stand voor opnemen.
Verwerkt...
• Wanneer ruisonderdrukking van
lange belichting of
ruisonderdrukking voor Hoge
ISO wordt uitgevoerd gedurende
dezelfde tijdsduur dat de sluiter
geopend was. Tijdens de
ruisonderdrukking kunt u niet
verdergaan met opnemen.
Beeldweergave onmogelijk.
• Het is mogelijk dat beelden die
zijn opgenomen met een andere
camera of beelden die zijn
gewijzigd op een computer, niet
kunnen worden weergegeven.
Waarschuwings-mededelingen
• De lens is niet goed of niet
bevestigd.
• Als u de camera op een
astronomische telescoop of iets
dergelijks bevestigt, stelt u [Opn.
zonder lens] in op [Inschakelen].
Afdrukken onmogelijk.
• U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren met een
DPOF-markering.
Camera te warm. Laat camera
afkoelen.
• De camera is heet geworden
omdat u continu aan het
opnemen bent geweest.
Schakel de camera uit. Laat de
camera afkoelen en wacht totdat
de camera weer klaar is om op te
nemen.
• Omdat u lang achtereen
opnamen hebt gemaakt, is de
temperatuur binnen in de camera
onaanvaardbaar hoog opgelopen.
Stop het maken van opnamen.
Opnemen niet beschikbaar in dit
filmformaat.
• Stel [Bestandsindeling] in op
[MP4].
• Er zijn meer beelden dan het
databeheer van de camera
aankan in een databasebestand.
• Het lukt niet het databasebestand
te registreren. Importeer alle
beelden op een computer met
"PMB" en herstel de
geheugenkaart.
Camerafout
Systeemfout
• Schakel de camera uit, haal de
accu eruit en plaats de accu weer
terug in de camera. Als deze
mededeling vaak verschijnt,
neemt u contact op met uw
Sony-handelaar of een
plaatselijk, erkend Sonyservicecentrum.
Fout van beelddatabasebestand.
Herstellen?
• U kunt geen AVCHD Viewfilms opnemen of afspelen
omdat het Beelddatabasebestand
is beschadigd. Volg de
aanwijzingen op het scherm die
u helpen de gegevens te
herstellen.
Beeldvergroting onmogelijk.
Beeldrotatie onmogelijk.
• Beelden die met andere camera's
zijn opgenomen, zullen mogelijk
niet kunnen worden vergroot of
geroteerd.
201
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Contr. de lensbev. Als de lens niet
wordt ondersteund, kunt u het
gebruik toest. in het menu m.
eigen instell.
Waarschuwings-mededelingen
Kan geen mappen meer maken.
• De map met een naam dit begint
met "999" bestaat op de
geheugenkaart. Als dat het geval
is, kunt u geen mappen maken.
202
Bewaar/gebruik de camera
niet op de volgende plaatsen
• Op een buitengewoon hete, droge
of vochtige plaats
Op plaatsen zoals een in de zon
geparkeerde auto kan de
camerabehuizing door de hitte
vervormen, waardoor een storing
kan optreden.
• Opbergen in direct zonlicht of nabij
een verwarmingsbron
De camerabehuizing kan
verkleuren of vervormen, waardoor
een storing kan optreden.
• Op plaatsen onderhevig aan
trillingen
• In de buurt van een sterk
magnetisch veld
• Op zanderige of stoffige plaatsen
Let er goed op dat er geen zand of
stof in de camera kan
binnendringen. Hierdoor kan in de
camera een storing optreden en in
bepaalde gevallen kan deze storing
niet worden verholpen.
• Vochtige plaatsen
Deze kunnen schimmelvorming op
een lens veroorzaken.
De camera opbergen
Het is belangrijk dat de voorste
lensdop of de lensvattingdop op de
camera zit als u het toestel niet
gebruikt. Wanneer u de
lensvattingdop bevestigt,
verwijdert u al het stof van de dop
voordat u deze op de camera
bevestigt. Schaf, wanneer u de lens
DT 18-55 mm F3.5-5.6 SAM Lens
Kit aanschaft, ook de
Achterlensdop ALC-R55 aan.
Bedrijfstemperatuur
Deze camera is ontworpen voor
gebruik bij een temperatuur tussen
0°C en 40°C. Het maken van
opnamen op extreem koude of warme
plaatsen met temperaturen die buiten
het bovenstaande bereik vallen, is
niet aan te bevelen.
Condensvorming
Als de camera rechtstreeks vanuit een
koude naar een warme omgeving
wordt overgebracht, kan vocht
condenseren binnenin of op de
buitenkant van de camera. Deze
vochtcondensatie kan een storing in
de camera veroorzaken.
Hoe condensvorming te voorkomen
Wanneer u de camera uit een koude
naar een warme omgeving
overbrengt, verpakt u de camera in
een goed gesloten plastic zak en laat u
deze gedurende ongeveer 1 uur
wennen aan de nieuwe
omgevingsomstandigheden.
203
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Voorzorgsmaatregelen
Voorzorgs-maatregelen
Wanneer er condensvorming
optreedt
Schakel de camera uit en wacht
ongeveer een uur om het vocht te
laten verdampen. Als u probeert om
opnamen te maken terwijl er nog
vocht in de lens aanwezig is, zullen
de opgenomen beelden niet helder
zijn.
Interne oplaadbare batterij
Deze camera is uitgerust met een
interne, oplaadbare batterij voor het
bewaren van de datum en tijd en
andere instellingen, ongeacht of de
camera is ingeschakeld of niet en of
de accu is opgeladen of ontladen.
Deze interne batterij wordt tijdens het
gebruik van de camera voortdurend
opgeladen. Als u de camera echter
alleen korte perioden gebruikt, loopt
de batterij geleidelijk leeg, en als u de
camera ongeveer 3 maanden in het
geheel niet gebruikt, loopt de batterij
helemaal leeg. In dat geval moet u de
oplaadbare batterij opladen voordat u
de camera gaat gebruiken.
Zelfs als u de oplaadbare batterij niet
oplaadt, kunt u de camera toch
gebruiken zolang u de datum en tijd
niet opneemt. Als de camera de
instellingen iedere keer dat u de
interne oplaadbare batterij oplaadt,
opnieuw instelt op de
standaardinstellingen, is de interne
oplaadbare batterij misschien niet
meer bruikbaar. Neem contact op met
uw Sony-dealer of de plaatselijke
technische dienst van Sony.
204
Oplaadprocedure voor de interne,
oplaadbare batterij
Plaats een opgeladen accu in de
camera of sluit de camera aan op een
stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter (los
verkrijgbaar) en laat de camera 24 uur
of langer uitgeschakeld liggen.
Over het gebruiken van lenzen
en accessoires
U wordt geadviseerd Sony-lenzen/
accessoires* te gebruiken die
ontworpen zijn op de kenmerken van
deze camera. Wanneer u producten
van andere fabrikanten gebruikt zal
dat er misschien toe leiden dat de
camera niet optimaal presteert, of dit
kan ongelukken en storingen van de
camera tot gevolg hebben.
* Dit geldt ook voor Konica Minoltaproducten.
Over geheugenkaarten
Bevestig geen etiket, enz. op een
geheugenkaart of een kaartadapter.
Dit kan een storing veroorzaken.
Over opnemen/weergeven
• Wanneer u voor de eerste keer een
geheugenkaart gebruikt in deze
camera, kunt u de kaart voordat u
opnamen maakt het beste met de
camera formatteren, omdat de
geheugenkaart dan stabieler
presteert. N.B. Formattere
formatteren wist alle gegevens op
de geheugenkaart en permanent en
kanniet ongedaan worden gemaakt.
Sla kostbare gegevens op een
computer enz., op.
Voorzorgs-maatregelen
geheugenkaart onbruikbaar maken
en beeldgegevens vervormen,
beschadigen of verloren doen gaan.
• Reinig het oppervlak van de flitser
met een zachte doek of iets
dergelijks, voordat u de flitser in
gebruik neemt. Door de warmte van
de uitstoot van flitslicht kan er vuil
op het oppervlak van de flitser
komen en kan er rook ontstaan of
kan de flitser te heet worden.
• Houd de camera, bijgeleverde
accessoires, enz. buiten het bereik
van kinderen. Ze kunnen een
geheugenkaart enzovoort inslikken.
Als dit probleem zich voordoet,
moet u onmiddellijk een arts
raadplegen.
205
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
• Als u herhaaldelijk beelden
vastlegt/wist, kan er fragmentatie
van gegevens op de geheugenkaart
optreden. Mogelijk zullen geen
films kunnen worden opgeslagen of
vastgelegd. In een dergelijk geval
slaat u de beelden op op een
computer of een andere
opslaglocatie, en formatteert u de
geheugenkaart (blz. 169).
• Maak een proefopname om te
controleren of de camera juist werkt
voordat u eenmalige gebeurtenissen
opneemt.
• Deze camera is noch tegen stof,
noch tegen opspattend water
bestendig, en is niet waterdicht.
• Kijk niet in de zon of een sterke
lichtbron door een verwijderde lens
of de zoeker. Dit kan leiden tot
onherstelbare beschadiging van uw
ogen. Of het kan een storing van de
camera veroorzaken.
• Gebruik de camera niet in de buurt
van een plaats waar sterke
radiogolven worden gegenereerd of
straling wordt uitgestraald. Het is
mogelijk dat de camera dan niet
goed kan opnemen of weergeven.
• Als u de camera in zanderige of
stoffige plaatsen gebruikt, kunnen
storingen optreden.
• Als er condens op de camera is
gevormd, moet u deze verwijderen
voordat u de camera gebruikt
(blz. 204).
• Niet met de camera schudden of er
tegenaan stoten. Dit kan niet alleen
leiden tot storingen en de
onmogelijkheid om beelden op te
nemen, maar kan ook de
De camera in het
buitenland
gebruiken —
Stroomvoorziening
U kunt de camera, de acculader en de
AC-PW10AM netspanningsadapter
(los verkrijgbaar) in elk land of
gebied gebruiken met een
stroomvoorziening van 100 V tot
240 V wisselstroom van 50/60 Hz.
Opmerking
• Gebruik geen elektronische
transformator (reistrafo), omdat
hierdoor een storing kan optreden.
Over TV-kleursystemen
Wanneer u stilstaande beelden bekijkt
op een TV-scherm, dan moeten de
camera en het TV-toestel hetzelfde
TV-kleurensysteem hebben.
NTSC-systeem (1080 60i)
Bahama-eilanden, Bolivia, Canada,
Chili, Colombia, Ecuador,
Filippijnen, Jamaica, Japan, Korea,
Mexico, Midden-Amerika, Peru,
Suriname, Taiwan, Venezuela,
Verenigde Staten, enz.
PAL-systeem (1080 50i)
Australië, België, China,
Denemarken, Duitsland, Finland,
Hongarije, Hongkong, Italië,
Indonesië, Koeweit, Kroatië,
Maleisië, Nederland, Nieuw-Zeeland,
206
Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, Singapore,
Slowakije, Spanje, Thailand,
Tsjechië, Turkije, Verenigd
Koninkrijk, Vietnam, Zweden,
Zwitserland, enz.
PAL-M-systeem (1080 50i)
Brazilië
PAL-N-systeem (1080 50i)
Argentinië, Paraguay, Uruguay
SECAM-systeem (1080 50i)
Bulgarije, Frankrijk, Griekenland,
Guyana, Irak, Iran, Monaco,
Oekraïne, Rusland, enz.
AVCHD-indeling
*1 1080i technische gegevens
Een High Definition-specificatie die
gebruikmaakt van 1.080 effectieve
scanlijnen en het progressive
systeem.
*2 720p technische gegevens
Een High Definition-specificatie die
gebruikmaakt van 720 effectieve
scanlijnen en het interlace-systeem.
*3 Gegevens die zijn vastgelegd in een
andere AVCHD-indeling dan de
hierboven vermelde, kunnen niet op
uw camera worden weergegeven.
Vastleggen en weergeven op
uw camera
Op basis van de AVCHD-indeling
legt uw camera beelden vast in de
hieronder genoemde High Definitionbeeldkwaliteit (HD).
Videosignaal*3:
Geschikt voor 1080 60i
MPEG-4 AVC/H.264 1920 ×
1080/60i, 1920 × 1080/60p,
1920 × 1080/24p
207
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
De AVCHD-indeling is een High
Definition-videoindeling voor
digitale camera's die wordt gebruikt
voor het vastleggen van een High
Definition (HD)-signaal van de
1080i-specificatie*1 of de 720pspecificatie*2 met efficiënte
coderingstechnologie voor
gegevenscompressie. De
MPEG-4 AVC/H.264-indeling wordt
toegepast voor het comprimeren van
videogegevens en het Dolby Digitalof het Linear PCM-systeem wordt
gebruikt voor het comprimeren van
audiogegevens.
De MPEG-4 AVC/H.264-indeling
kan beelden efficiënter comprimeren
dan de conventionele indeling voor
beeldcompressie. Met de MPEG-4
AVC/H.264-indeling kan een High
Definition-videosignaal dat is
vastgelegd met een digitale
videocamera, op DVD-discs van
8 cm, op een harde schijf, in flashgeheugen, op een geheugenkaart, enz.
worden gezet.
Geschikt voor 1080 50i
MPEG-4 AVC/H.264 1920 ×
1080/50i, 1920 × 1080/50p,
1920 × 1080/25p
Audiosignaal: Dolby Digital 2ch
Opnamemedium: Geheugenkaart
GPS (alleen SLTA65V)
Met dit systeem kunt u nauwkeurig
uw locatie op aarde vaststellen. De
GPS-satellieten bevinden zich in
6 banen, 20.000 km boven het
aardoppervlak. Het GPS-systeem
bestaat uit 24 of meer GPSsatellieten. Een GPS-ontvanger
ontvangt radiosignalen van de
satellieten en berekent de actuele
locatie van de ontvanger op basis van
de informatie over de baan
(almanakgegevens) en de reistijd van
de signalen, enz.
Het bepalen van de locatie wordt
"driehoeksmeting" genoemd. Een
GPS-ontvanger kan de lengte- en
breedtegraad van de locatie bepalen
doordat signalen worden ontvangen
van 3 of meer satellieten.
• Omdat de posities van de GPSsatellieten voortdurend wijzigen,
kan het bepalen van de locatie
langer in beslag nemen of de
ontvanger zal misschien de locatie
helemaal niet kunnen bepalen,
afhankelijk van de locatie en het
tijdstip waarop u de camera
gebruikt.
• "GPS" is een systeem voor het
bepalen van de geografische locatie
door de driehoeksmeting van
radiosignalen afkomstig van GPSsatellieten. Gebruik de camera niet
op plaatsen waar radiosignalen
worden tegengehouden of
gereflecteerd, zoals op een
208
schaduwrijke plek omgeven door
gebouwen of bomen, enz. Gebruik
de camera in open omgevingen.
• U zult in de volgende gevallen de
locatie-informatie misschien niet
kunnen vastleggen op locaties waar
of in situaties waarin radiosignalen
van de GPS-satellieten de camera
niet bereiken.
– In tunnels, binnenshuis of in de
luwte van gebouwen.
– Tussen hoge gebouwen of in
smalle straten die zijn omgeven
door gebouwen.
– In ondergrondse locaties, locaties
omgeven door dichte bomen,
onder een hoge brug of in locaties
waar magnetische velden worden
gegenereerd, zoals in de buurt van
hoogspanningskabels.
– In de buurt van toestellen die
radiosignalen genereren van
dezelfde frequentieband als de
camera: mobiele telefoons rond
de 1,5 GHz band, etc.
Over fouten van de driehoeksmeting
• Als u zich onmiddellijk nadat u de
camera hebt aangezet, naar een
andere locatie begeeft, kan het,
vergeleken met wanneer u op
dezelfde plaats blijft, langer duren
voordat de camera de
driehoeksmeting start.
• Fout veroorzaakt door de positie
van GPS-satellieten
De camera voert automatisch een
driehoeksmeting van uw huidige
positie uit, wanneer de camera
radiosignalen ontvangt van 3 of
meer GPS-satellieten. De fout van
GPS (alleen SLT-A65V)
Over de andere beperking
Gebruik GPS in overeenstemming
met de voorschriften die ter plaatse of
voor de situatie gelden.
Over het geografische
coördinatensysteem
Het geografische coördinatensysteem
"WGS-84" wordt gebruikt.
Over de beperking van het
gebruik van GPS in een
vliegtuig
Schakel tijdens het opstijgen of
landen van een vliegtuig, de camera
uit, volgens de instructies van de
aankondigingen aan boord.
209
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
de driehoeksmeting die wordt
toegelaten voor de GPS-satellieten
is ongeveer 30 m. Afhankelijk van
de omgeving van de locatie kan de
fout van de driehoeksmeting groter
zijn. In dat geval zal uw feitelijke
locatie misschien niet
overeenkomen met de locatie op de
kaart op basis van de GPSinformatie. Ondertussen wordt er
op de GPS-satellieten toezicht
uitgeoefend door het Ministerie van
Defensie van de VS en de mate van
nauwkeurigheid kan met opzet
worden gewijzigd.
• Fout tijdens het proces van de
driehoeksmeting
De camera ontvangt tijdens de
driehoeksmeting iedere 15 seconden
locatie-informatie. Er is een gering
tijdsverschil tussen het moment dat
de locatie-informatie wordt
verkregen en het moment dat de
locatie-informatie wordt vastgelegd
op een beeld, waardoor de feitelijk
vastgelegde locatie misschien niet
precies zal overeenkomen met de
locatie op de kaart op basis van de
GPS-informatie.
3D-beelden
Opmerkingen over het maken
van opnamen
• [3D-panor. d. beweg.] is niet
geschikt wanneer u opnamen maakt
van:
– Onderwerpen die bewegen.
– Onderwerpen die te dicht bij de
camera staan.
– Onderwerpen met een zich
herhalend patroon zoals tegels en
onderwerpen met te weinig
contrast zoals de lucht, een
zandstrand of een gazon.
• [3D-panor. d. beweg.] kan worden
gestopt in de volgende situaties:
– U pant de camera te snel of te
langzaam.
– De camera wordt te veel heen en
weer bewogen.
• Als u niet binnen de gegeven tijd
horizontaal of verticaal met de
camera langs het gehele onderwerp
kunt pannen, ontstaat er een zwart
gebied in het samengestelde beeld.
Als dit gebeurt, dan moet u de camera
snel bewegen om een volledig
panoramabeeld vast te leggen.
• Omdat een aantal beelden aan
elkaar worden gezet, zal het
aangezette deel niet gelijkmatig
worden vastgelegd.
• In omstandigheden met weinig licht
kunnen beelden wazig worden.
• Bij lichten die flikkeren, zoals TLverlichting, zullen beelden
misschien niet goed worden
vastgelegd.
210
• Wanneer de gehele beeldhoek van
de 3D-panoramaopname en de
beeldhoek waarin u de
scherpstelling en belichting hebt
vergrendeld met AE/AFvergrendeling, erg veel van elkaar
verschillen in helderheid, kleur en
scherpte, zal de opname niet goed
lukken. Als dat zo is, neem dan een
andere vergrendelde beeldhoek en
doe de opname over.
• De enige beschikbare
opnamerichting is horizontaal.
• Zie bladzijde 40 voor nadere
bijzonderheden over de procedure
die wordt gebruikt voor het maken
van 3D-beelden.
Opmerking over het
weergeven van 3D-beelden
Wanneer u 3D-beelden weergeeft op
de LCD-monitor van de camera of op
een TV-toestel dat niet geschikt is
voor 3D, worden de beelden
weergegeven zonder het 3D-effect.
Opmerkingen over 3Dbeeldbestanden
• Een JPEG-bestand en een MPO
worden gecombineerd zodat een
3D-beeld ontstaat. Als u één van
deze bestanden van de computer
verwijdert, zal het 3D-beeld
misschien niet goed worden
weergegeven.
• Zie de bladzijden 150 en 155 voor
nadere bijzonderheden over de
procedure die wordt gebruikt voor
het bekijken van 3D-beelden.
Geheugenkaart
Opmerkingen over het
gebruik van
geheugenkaarten
• Zorg dat u de geheugenkaart
nergens tegen aan stoot, niet
verbuigt en niet laat vallen.
• Gebruik of bewaar de
geheugenkaart niet in de volgende
omstandigheden:
– Plaatsen met een hoge
temperatuur, zoals in een hete
auto die in de zon is geparkeerd.
– Plaatsen die zijn blootgesteld aan
direct zonlicht.
– Op vochtige plaatsen of plaatsen
waar zich corrosieve stoffen
bevinden.
• De geheugenkaart kan als deze
zopas lang is gebruikt, heet zijn.
Wees voorzichtig als u de kaart
vastpakt.
• Verwijder de geheugenkaart of de
accu niet als het toegangslampje
aan is en schakel in dat geval ook
de camera niet uit. De gegevens
kunnen beschadigd worden.
• Er kunnen gegevens beschadigd
raken als u een geheugenkaart dicht
bij magnetisch materiaal legt of als
u de geheugenkaart gebruikt in een
omgeving die vatbaar is voor
statische elektriciteit of elektrische
ruis.
• We raden u aan om belangrijke
gegevens op te slaan op
•
•
•
•
•
•
•
•
•
211
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
•
bijvoorbeeld de harde schijf van
een computer.
Wanneer u de geheugenkaart draagt
of bewaart, plaatst u deze terug in
het doosje dat erbij geleverd werd.
Stel de geheugenkaart niet bloot
aan water.
Raak de aansluitingen van de
geheugenkaart niet aan met uw
hand of een metalen voorwerp.
Wanneer de
schrijfbeveiligingsschakelaar van
een geheugenkaart is ingesteld op
de LOCK-positie, kunt u geen
bewerkingen uitvoeren, zoals het
opnemen of verwijderen van
beelden.
Wij kunnen de juiste werking van
geheugenkaarten die op een
computer zijn geformatteerd niet
garanderen in deze camera. Het is
belangrijk dat u de
geheugenkaarten formatteert met
behulp van de camera.
De lees-/schrijfsnelheid van de
gegevens verschilt afhankelijk van
de combinatie van de
geheugenkaarten en de gebruikte
apparatuur.
Druk niet hard wanneer u in het
aantekeningenvak schrijft.
Bevestig geen etiket op de
geheugenkaarten zelf.
Demonteer of wijzig de
geheugenkaarten niet.
Laat de geheugenkaarten niet
liggen binnen het bereik van kleine
kinderen. Zij kunnen deze per
ongeluk inslikken.
Geheugenkaart
Opmerkingen over de
"Memory Stick" die met
deze camera wordt
gebruikt
De typen "Memory Stick" die met
deze camera kunnen worden
gebruikt, zijn de volgende. Er kan
echter niet worden gegarandeerd dat
alle functies van de "Memory Stick
PRO Duo" goed werken.
"Memory Stick PRO Duo"*1*2*3
"Memory Stick PRO-HG Duo"*1*2
Beschikbaar bij uw camera
"Memory Stick Duo"
Niet beschikbaar bij uw camera
"Memory Stick" en "Memory Stick
PRO"
Niet beschikbaar bij uw camera
*1 Deze is uitgerust met de functie
MagicGate. MagicGate is
technologie ter bescherming van
het auteursrecht op basis van
versleuteling. Het opnemen/
afspelen van gegevens waarvoor
212
functies van MagicGate zijn
vereist, is met deze camera niet
mogelijk.
*2 Ondersteunt snelle
gegevensoverdracht op basis van
een parallelle interface.
*3 Wanneer u "Memory Stick PRO
Duo" gebruikt voor het opnemen
van films, kunnen alleen die met
het merkteken Mark2 worden
gebruikt.
Opmerkingen over het gebruik
van "Memory Stick Micro" (los
verkrijgbaar)
• Dit product is geschikt voor
"Memory Stick Micro" ("M2").
"M2" is een afkorting voor
"Memory Stick Micro".
• Als u een "Memory Stick Micro"
wilt gebruiken met de camera, is het
belangrijk dat u de "Memory Stick
Micro" in een "M2"-adapter van
Duo-formaat plaatst. Als u een
"Memory Stick Micro" in de
camera plaatst zonder een "M2"adapter van Duo-formaat, kunt u de
Memory Stick misschien niet meer
uit de camera halen.
• Laat de "Memory Stick Micro" niet
liggen binnen het bereik van kleine
kinderen. Zij kunnen deze per
ongeluk inslikken.
Accu/Acculader
Opmerkingen over het
gebruik van de accu
• Gebruik alleen een "NP-FM500H"accu. NB. NP-FM55H, NP-FM50
en NP-FM30 kunnen niet worden
gebruikt.
• Het weergegeven niveau zal in
bepaalde omstandigheden mogelijk
niet correct zijn.
• Laat de accu niet nat worden. De
accu is niet waterdicht.
• Laat de accu niet liggen op zeer
warme plaatsen, zoals in een
voertuig of in direct zonlicht.
Doeltreffend gebruik van de
accu
• Bij lage temperaturen verminderen
de prestaties van de accu. Dus de
tijd dat de accu kan worden
gebruikt is korter in een koude
omgeving en de snelheid van
continuopnamen neemt af. Het
verdient aanbeveling de accu in een
van de zakken van uw kleding te
bewaren om deze op te warmen, en
deze in de camera te plaatsen vlak
voordat u begint met opnemen.
• De accu raakt snel leeg als u vaak
flitst, vaak continue opnamen
maakt of de camera regelmatig inen uitschakelt, of de LCD-monitor
helderder zet.
213
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
• Afhankelijk van de resterende
accucapaciteit of de
oplaadomstandigheden kan de
oplaadtijd langer of korter zijn.
• We adviseren u de accu op te laden
bij een omgevingstemperatuur van
10°C tot 30°C. Bij hogere of lagere
temperatuur kan het zijn dat u de
accu niet efficiënt kunt opladen.
• Steek de stekker van de acculader
in het stopcontact dat het dichtste
bij is.
• Probeer niet de accu op te laden
direct nadat deze is opgeladen, of
wanneer de accu na het opladen niet
is gebruikt. Als u dat wel doet, zal
dat de prestaties van de accu
nadelig beïnvloeden.
• Laad geen andere accu dan de accu
van de "InfoLITHIUM" M-reeks op
in de acculader (bijgeleverd) met
uw camera. Als u andere accu's dan
de bijgeleverde accu probeert op te
laden, kunnen deze gaan lekken,
oververhit raken of exploderen,
waardoor gevaar van letsel als
gevolg van elektrocutie en
brandwonden ontstaat.
• Als het CHARGE-lampje knippert,
kan dit een accufout aangeven of
het feit dat een andere accu dan het
opgegeven type is geplaatst.
Controleer of de geplaatste accu
van het opgegeven type is. Als de
accu van het opgegeven type is,
verwijdert u de accu, vervangt u
deze door een nieuwe of een
andere, en controleert u of de
acculader nu wel goed werkt. Als
de acculader nu wel goed werkt,
kan een accufout zijn opgetreden.
• Als de acculader vuil is, is het
mogelijk dat de accu niet goed
wordt opgeladen. Maak de acculader
schoon met een droge doek, enz.
Accu/Acculader
Levensduur van de accu
• De levensduur van de accu is
beperkt. De capaciteit van de accu
neemt geleidelijk af naarmate u
deze meer gebruikt en de tijd
verstrijkt. Als de gebruiksduur van
de accu aanzienlijk korter lijkt te
worden, is de meest waarschijnlijke
oorzaak dat het einde van de
levensduur van de accu is bereikt.
Koop een nieuwe accu.
• De levensduur van de accu wordt
bepaald door de manier waarop
deze wordt bewaard en door de
omstandigheden en omgeving
waarin de accu wordt gebruikt.
Hoe u de accu moet bewaren
U kunt, als de accu gedurende een
lange tijd niet wordt gebruikt, de
levensduur ervan verlengen door de
accu eenmaal per jaar volledig op te
laden en volledig leeg te maken door
uw camera te gebruiken en de accu
weer op een droge, koele plaats op te
bergen.
214
De Licentie
De camera is voorzien van "C
Library", "zlib" en "libjpeg"software. Wij leveren deze software
op basis van licentieovereenkomsten
met de eigenaren van het
auteursrecht. Op basis van verzoeken
van de eigenaren van het auteursrecht
van deze software-applicaties,
hebben wij de verplichting u van het
volgende in kennis te stellen. Wij
verzoeken u de volgende gedeelten te
lezen.
Lees "license3.pdf" in de "License"map op de CD-ROM. U vindt daar de
licenties (in het Engels) van "C
Library", "zlib" en "libjpeg"software.
DIT PRODUCT VALT ONDER DE
LICENTIE KRACHTENS DE AVCOCTROOIPORTEFEUILLELICENTIE VOOR HET
PERSOONLIJKE EN NIETCOMMERCIËLE GEBRUIK VAN
EEN CONSUMENT
(i) VIDEO TE CODEREN IN
OVEREENSTEMMING MET DE
AVC-NORM ("AVC-VIDEO")
EN/OF
(ii) AVC-VIDEO TE DECODEREN
DIE IS GECODEERD DOOR EEN
CONSUMENT IN HET KADER
VAN EEN PERSOONLIJKE EN
NIET-COMMERCIËLE
ACTIVITEIT EN/OF VERKREGEN
VAN EEN VIDEO-PROVIDER DIE
Over GNU GPL/LGPL
toegepaste software
De software die in aanmerking komt
voor de volgende GNU Algemene
Openbare Licentie (hierna te noemen
"GPL") of GNU Mindere Algemene
Openbare Licentie (hierna te noemen
"LGPL") is opgenomen in de camera.
Dit brengt u ervan op de hoogte dat u
het recht hebt de broncode te openen,
te wijzigen en opnieuw te
distribueren voor deze
softwareprogramma's krachtens de
condities van de geleverde GPL/
LGPL (Algemene Openbare Licentie/
Mindere Algemene Openbare
Licentie).
Broncodes worden aangeboden op
het Web. U kunt deze downloaden
met behulp van de volgende URL.
http://www.sony.net/Products/Linux/
Wij willen liever niet dat u contact
met ons opneemt over de inhoud van
de broncodes.
215
Oplossen van problemen/Overige (Geavanceerde bedieningshandelingen)
Opmerkingen over de licentie
EEN LICENTIE HEEFT AVCVIDEO AAN TE BIEDEN.
ER WORDT GEEN LICENTIE
VERLEEND OF ER WORDT GEEN
LICENTIE GEÏMPLICEERD VOOR
ENIG ANDER GEBRUIK.
AANVULLENDE INFORMATIE
KAN WORDEN VERKREGEN
VAN MPEG LA, L.L.C.
ZIE
HTTP://WWW.MPEGLA.COM
De Licentie
Lees "license2.pdf" in de "License"map op de CD-ROM. U vindt daar de
licenties (in het Engels) van "GPL"en "LGPL"-software.
Als u de PDF wilt inzien, hebt u
Adobe Reader nodig. Als het niet op
uw computer is geïnstalleerd, kunt u
het downloaden van de volgende
Adobe Systems-webpagina:
http://www.adobe.com/
216
Index
Index
Cijfers
3D................................. 40, 92, 210
A
B
Bedieningsknop ......................... 53
Beeld-DB herstellen................. 171
Beeldeffect ............................... 134
C
Camerabeweging
verminderen ........................... 86
Centrum gericht........................ 123
Compressieverhouding............. 160
Computer.................................... 66
Condensvorming ...................... 203
Continu opnemen ..................... 142
Continubracket ......................... 143
Continue AF ............................. 111
Continuopname
Voorkeuze AE.................. 41, 93
Contrast .................................... 135
Controle...................................... 97
Controleknop............................ 165
217
Index
Accu ............................. 20, 22, 213
Accu opladen ............................. 20
Adobe RGB.............................. 163
AEL-knop ................................ 162
AE-vergrendeling..................... 122
Afdrukken ................................ 185
AF-gebied ................................ 111
AF-hulplicht............................. 128
Afstandsbediening ............. 17, 146
Audiosignalen ............................ 63
Aut. tijdcorrectie GPS.............. 159
Auto HDR ................................ 132
AUTO+ ................................ 38, 88
Auto+ Beeld Extract. ................. 88
Auto+ Cont. opn. ....................... 88
Autom. scherpst. ...................... 111
Autom.weergave ...................... 164
Automatisch flitsen ............ 42, 126
Automatisch programma............ 94
Automatisch scherpstellen ....... 108
AVCHD ..................... 72, 106, 207
Beelden bekijken op een
tv-scherm ....................... 52, 155
Beeldgrootte ............................... 48
Beeldindex ................................. 51
Beeldkwaliteit .......................... 160
Beeldrotatie .............................. 151
Beeldverhouding ...................... 160
Belichtingscorrectie ................... 44
Bestandsnummer ...................... 169
Beveiligen ................................ 152
Bracket ..................................... 143
Bracket enkel............................ 143
"BRAVIA" Sync ...................... 155
BULB-opname ......................... 100
Index
Creatieve stijl............................135
CTRL.VOOR HDMI ................155
D
Datum afdruk............................185
Datum/tijd inst ............................28
DC IN-aansluiting ......................17
De klok instellen.........................28
Diafragma ...................................95
Diafragmavoorkeuze ..................95
Diavoorstelling .........................150
Digitale waterpas ........................83
Dioptrie-instelling.......................30
Disc maken .........................72, 182
DPOF Installatie .......................185
Draadloze afstandsbediening....146
Draadloze flitser .......................127
Dyn.-bereikoptim......................131
E
Een beeld weergeven ..........34, 149
Eigen witbalans ........................139
Eindsynchron. .....................42, 126
Enkelvoudige AF......................111
EV-schaalverdeling ..........100, 145
Eye-Fi .......................................171
Eye-Start AF ...............................59
F
Filmbestandsformaat ................105
Filmgeluid opnemen .................107
Films maken .......................33, 103
218
Flits-bracketopname ................ 143
Flitscompensatie ...................... 123
Flitser uit ................ 31, 42, 88, 126
Flitsfunctie ................... 42, 78, 126
Flitsregeling ............................. 124
Fn-knop................................ 53, 55
Formatteren.............................. 169
Functie van AEL-knop ............ 164
G
Geheugenkaart ................... 22, 211
Gezichtsdetectie ....................... 117
Gezichtsregistratie ................... 118
GPS .................................. 157, 208
GPS-hulpdata ........................... 158
H
Handmatige belichting............... 99
Handmatige scherpstelling....... 114
HDMI-resolutie........................ 155
Histogram .................................. 82
Hoge-snelheidssynchronisatiestand ............................ 126
I
Image Data Converter................ 70
Instelling voor opnemen .......... 106
Invulflits............................. 42, 126
ISO-gevoeligheid ..................... 129
J
JPEG ........................................ 160
Index
K
Kleurenruimte .......................... 163
Kleurfilter................................. 139
Kleurtemperatuur ..................... 139
Knop Scherpstelling
Vasthouden ............................ 60
Kwaliteit................................... 160
L
Lach-sluiter .............................. 119
Landschap ............................ 39, 89
Langz.flitssync. .................. 42, 126
LCD-helderheid ....................... 166
LCD-monitor ............... 74, 84, 147
Lens............................................ 25
Lenscorrectie: Chromatische
Afwijking............................. 168
Lenscorrectie: Schaduwvorming
rondom................................. 168
Lenscorrectie: Vervorming ...... 168
Lichtmeetfunctie ...................... 123
Live View-weergave.................. 83
M
O
Object volgen ........................... 112
Omgevingslicht ........................ 145
Ontspannen zonder Lens.......... 163
Oogschelp................................... 80
OPN.-map kiezen ..................... 170
Opname door beweging ....... 40, 91
Opnametip .................................. 65
Opnemen .................................... 31
P
Panorama d. beweg. ....... 40, 48, 91
PMB ........................................... 70
PMB Launcher ........................... 69
Portret................................... 39, 89
R
Rasterlijn .................................. 164
RAW ........................................ 160
Reinigen ................................... 187
Rode-ogen-vermindering ........... 59
Roteren ..................................... 149
Ruisonderdrukking meerdere
beeldjes (Multi frame NR)... 130
S
N
Nachtportret ......................... 39, 89
Nachtscène ........................... 39, 89
Nieuwe map ............................. 170
Scènekeuzefunctie................ 39, 89
Schemeropn. uit hand........... 39, 89
Scherpstelfunctie ...................... 111
219
Index
Macro ................................... 39, 89
Mapnaam ................................. 170
Meervelds................................. 123
Menu .......................................... 57
NR bij hoge-ISO ...................... 162
NR lang-belicht ........................ 162
Index
Scherpstellen.............................108
Scherpstellings-indicator ..........109
Scherpstelvergrendeling ...........110
Scherpte ....................................135
Schouderriem..............................17
Sensor van het zoekerkapje ........15
Slimme teleconverter................141
Sluitertijd ....................................97
Sluitervoorkeuze.........................97
Software......................................68
Sportactie ..............................39, 89
Spot...........................................123
SteadyShot-functie .....................86
Stofpreventiefunctie .................187
Stroombesp. ..............................167
T
Taal .............................................63
Terugstellen ..............................173
Tijdzone instellen .......................29
Tot halverwege indrukken ..........32
Transportfunctie .................46, 142
U
USB-verbinding........................178
V
Vergroot beeld ............................50
Vermindering Windgeruis ........107
Versie........................................177
Verzadiging ..............................135
Vooringestelde witbalans .........138
220
W
Weergavestand......................... 149
Wissen................................ 35, 153
Witbalans ................................. 137
Witbalansbracket ..................... 145
Z
Zelfontspanner ......................... 143
Zoeker ...................................... 167
Zonsondergang .................... 39, 89
Zoom Scherpstellen ................. 115