Sony SLT-A99V Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

4-438-654-72(1)
SLT-A99/SLT-A99V
©2012 Sony Corporation
Digitale camera met
verwisselbare lens
α-handboek
Montagestuk A
2
Inhoud
Introductie van functies ..................................................... 9
Voor ingebruikname
Opmerkingen over het gebruik van de camera ................ 12
De bijgeleverde accessoires controleren ......................... 15
Plaats van de onderdelen ................................................. 16
Voorkant ..................................................................... 16
Achterkant .................................................................. 17
Bovenzijde .................................................................. 19
Zijkanten .................................................................... 21
Onderkant ................................................................... 23
Schoenadapter ............................................................ 24
Lijst van pictogrammen op het scherm ........................... 25
Lijst van pictogrammen op het LCD-scherm ............. 25
Lijst van pictogrammen op het display-paneel .......... 29
Functielijst
Functies die kunnen worden bediend met de knoppen/
keuzeknop ................................................................... 30
Zo gebruikt u het scherm Snelle Navigatie ................ 31
Zo gebruikt u de stille multi-selectieschakelaar ......... 32
Een functie selecteren met de Fn-knop (Functieknop) .... 35
Functies die kunnen worden geselecteerd met de Fn-knop
(Functieknop) .............................................................. 36
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen
worden ........................................................................ 38
Gebruik van de Gids In-de-Camera ................................. 50
De camera voorbereiden
De accu opladen .............................................................. 51
De accu/geheugenkaart (los verkrijgbaar) plaatsen.......... 53
Geschikte geheugenkaarten ........................................ 56
Een lens bevestigen ......................................................... 57
De datum en de tijd instellen ........................................... 59
De datum/tijd opnieuw instellen ................................ 60
De hoek van het LCD-scherm aanpassen ........................ 62
Duidelijke beelden schieten zonder bewegingsonscherpte
..................................................................................... 63
3
Camerabewegingswaarschuwing-indicator ................ 63
De functie SteadyShot gebruiken ............................... 63
De camera goed vasthouden ....................................... 64
De Oogkap voor oculair verwijderen .............................. 65
Beelden opnemen en weergeven
Stilstaande beelden opnemen .......................................... 66
Films maken .................................................................... 68
Beelden weergeven .......................................................... 69
Overschakelen tussen stilstaande beelden en films .... 69
Beelden wissen ................................................................ 70
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren ............................................ 71
Kiezen van de gewenste functie door de
functiekeuzeknop te draaien............................... 72
Automatische modus ...................................... 72
Scènekeuze ........................................................ 74
Panorama d. beweg. ........................................... 77
Tele-zoom continuvoork. AE ........................... 80
Autom. programma ................................................ 81
Diafragmavoorkeuze ............................................. 82
Sluitertijdvoorkeuze ............................................... 85
Handm. belichting ................................................. 86
BULB .................................................................... 89
Functies beschikbaar voor de verschillende opnamestanden
..................................................................................... 91
De weergave van opname-informatie wisselen
De opname-informatie wisselen (DISP) .......................... 92
De schermstand selecteren ......................................... 92
Histogram ................................................................... 94
Het onderwerp door de lens bekijken zonder dat effecten
worden weergegeven ......................................... 94
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelling aanpassen ............................................ 96
Automatisch scherpstellen ......................................... 96
Scherpstelvergrendeling ........................................... 100
AF-gebied ................................................................. 100
4
Object volgen ........................................................... 101
Het bereik van de automatische scherpstelling beperken
(AF-bereikregeling).......................................... 104
De scherpstelling aanpassen behalve voor de
ontspanknop (AF aan)...................................... 106
AF-hulplicht ............................................................. 106
AF-microafst. ........................................................... 107
Handmatige scherpstelling ....................................... 108
De omtrek van scherpstellingsbereiken accentueren
(Peaking) .......................................................... 109
Scherpstelvergrot. ..................................................... 109
Directe handmatige scherpstelling (Direct Manual Focus
- DMF) ............................................................ 111
AF/MF-regeling ....................................................... 111
De helderheid van beeld aanpassen
Belichtingscorrectie ....................................................... 113
AE-vergrendeling .......................................................... 115
Lichtmeetfunctie ............................................................ 116
De transportfunctie gebruiken
De transportfunctie selecteren .......................... 117
Enkel-beeld opnames ............................................... 117
Continue opname ..................................................... 118
Zelfontspanner .......................................................... 118
Bracket: continu/Bracket enkel ................................ 119
Witbalansbracket ...................................................... 120
Bracket DRO ............................................................ 121
Afstandsbed. ............................................................. 121
Opnamen maken voor gevorderden
De flitser gebruiken (los verkrijgbaar) .......................... 122
Draadloze flitser ....................................................... 124
Langz.flitssync. ........................................................ 125
Een flitser gebruiken die is voorzien van een
aansluitkabel voor flitssynchronisatie.............. 126
Beschikbare flitsfuncties ............................................... 127
Flitscompensatie ............................................................ 128
Flitsregeling ................................................................... 129
5
FEL-vergrendeling ........................................................ 130
Instelling ISO ................................................................ 132
Ruisonderdrukking meerdere beeldjes (Multi frame NR)
.......................................................................... 133
Automatisch de helderheid en het contrast compenseren
(Dynamisch Bereik) ................................................. 134
Dyn.-bereikoptim ..................................................... 134
Auto HDR ................................................................ 135
Beeldverwerking instellen ............................................. 137
Foto-effect ................................................................ 137
Creatieve stijl ........................................................... 138
De kleurtinten (Witbalans) instellen .............................. 142
Kl.temp./Filter .......................................................... 143
Eigen witbalans ........................................................ 144
Beeldgrootte instellen .................................................... 146
Beeldformaat ............................................................ 146
Panorama: formaat ................................................... 147
De beeldverhouding en beeldkwaliteit instellen ............ 148
Beeldverhouding ...................................................... 148
Kwaliteit ................................................................... 148
Gezichten detecteren ..................................................... 150
Gezichtsregistratie .................................................... 151
Aut. portretomkad. ................................................... 152
Lach-sluiter .................................................................... 154
Zoom ............................................................................. 156
In één keer inzoomen (Slimme teleconverter) ......... 156
Inzoomen met behoud van de huidige resolutie van het
beeld (Duidelijk Beeld Zoom) ........................ 156
De ruis in een afbeelding onderdrukken ........................ 160
NR lang-belicht ........................................................ 160
NR bij hoge-ISO ...................................................... 160
De kleurenruimte instellen ............................................ 162
Camera instellen voor filmopname
Camera instellen voor filmopname ............................... 163
De gevoeligheid voor volgen wijzigen voor
automatische scherpstelling tijdens filmopname
.......................................................................... 164
Films opnemen met aangepaste sluitertijd en
diafragmawaarde ............................................. 164
6
Bestandsindeling ...................................................... 167
Opname-instelling .................................................... 167
Audio opnameniveau ............................................... 169
Audioniv.weerg. ....................................................... 169
De audio controleren met de hoofdtelefoon ............. 170
Audio-uitvoer-tijd .................................................... 170
Geluid opnemen ....................................................... 171
Weergeven voor gevorderden
De weergavefuncties gebruiken .................................... 172
De geheugenkaart selecteren die wordt gebruikt voor
weergave .......................................................... 172
Overschakelen tussen stilstaande beelden en films
(Weergavestand) ............................................. 172
Beelden vergroten .................................................... 172
Overschakelen op de beeldlijstweergave ................. 173
Een beeld roteren ...................................................... 174
Diavoorstelling ......................................................... 175
Afspeelweergave ...................................................... 176
Het scherm dat wordt weergegeven voor de weergavestand
........................................................................................ 177
Overschakelen naar een ander scherm tijdens weergave
.......................................................................... 177
Lijst van pictogrammen in de histogramweergave ....177
Beelden beveiligen (Beveiligen) ................................... 179
Afdrukken opgeven ....................................................... 180
DPOF opgeven ......................................................... 180
Datum afdrukken ...................................................... 180
Beelden kopiëren ........................................................... 182
Beelden wissen (Wissen) ............................................... 183
Wissen (Meerdere bldn.) .......................................... 183
Alle beelden of films die zichtbaar zijn in de actuele
weergavestand, wissen..................................... 184
Beelden bekijken op een tv-scherm ............................... 185
HDMI-informatieweerg. .......................................... 186
Gebruik van "BRAVIA" Sync ................................. 187
Installatie van de camera
De andere functies van de camera instellen .................. 188
Opn. zonder lens ....................................................... 188
7
Stramienlijn .............................................................. 188
Autom.weergave ...................................................... 188
Funct. van AEL-knop ............................................... 189
ISO-knop, AF/MF-knop, Voorbeeldknop ................ 190
Customtoets .............................................................. 190
Electronische voorste gordijnsluiter ......................... 190
LCD-helderheid ........................................................ 191
Helderheid zoeker .................................................... 191
Stroombesparing ...................................................... 191
Inst. FINDER/LCD .................................................. 192
APS-C-grootte opn. .................................................. 192
PAL/NTSC schakelaar (alleen voor toestellen die
geschikt zijn voor 1080 50i) ............................ 193
Lenscorrectie ................................................................. 194
Lenscomp. randschaduw .......................................... 194
Lenscom.: chromatische afwijking .......................... 194
Lenscomp.: vervorming ........................................... 194
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
................................................................................... 195
Opnamemodus .......................................................... 195
Formatteren .............................................................. 196
Bestandsnummer ...................................................... 196
Mapnaam .................................................................. 197
OPN.-map kiezen ..................................................... 197
Nieuwe map ............................................................. 197
Beeld-DB herstellen ................................................. 198
Inst. uploaden ........................................................... 198
Informatie over de opnamelocatie met de functie GPS
(alleen SLT-A99V) .................................................. 201
GPS-hulpdata ........................................................... 202
Aut. tijdcorrectie GPS .............................................. 203
Uw persoonlijke instellingen opslaan ............................ 204
Op de standaardinstellingen terugstellen ....................... 205
De software-versie controleren ...................................... 212
Beelden bekijken op uw computer
De software gebruiken ................................................... 213
"Image Data Converter" gebruiken .......................... 213
"PlayMemories Home" gebruiken ........................... 213
"Remote Camera Control" gebruiken ...................... 214
8
Aanbevolen computeromgeving (Windows) ............ 215
Aanbevolen computeromgeving (Mac) .................... 216
De software installeren (Windows) .......................... 217
De software installeren (Mac) .................................. 218
De camera op de computer aansluiten ........................... 219
De USB-verbinding instellen ................................... 219
De LUN (Logical Unit Number) instellen (USB LUN-
instelling) ........................................................ 220
Aansluiten op de computer ....................................... 220
Beelden importeren op de computer (Windows) ..... 221
Beelden importeren op de computer (Mac) ............. 222
De camera van de computer loskoppelen ................. 223
Een film-disc maken ...................................................... 224
De methode selecteren voor het maken van een disc met
films ................................................................. 224
Een disc van High Definition-beeldkwaliteit (AVCHD-
opnamedisc) maken ......................................... 225
Een disc van standard definition beeldkwaliteit (STD)
maken............................................................... 227
Discs die u kunt gebruiken met "PlayMemories Home"
.......................................................................... 227
Een disc aanmaken met een ander apparaat dan een
computer........................................................... 228
Oplossen van problemen/Overige
Problemen oplossen ....................................................... 229
Waarschuwingsmededelingen ....................................... 239
De camera en een lens reinigen ..................................... 242
De beeldsensor reinigen ................................................ 243
Voorzorgsmaatregelen ................................................... 247
De camera in het buitenland gebruiken — stroomvoor-
ziening ...................................................................... 250
AVCHD-indeling .......................................................... 251
GPS (alleen SLT-A99V) ............................................... 252
Geheugenkaart ............................................................... 254
Accu/Acculader ............................................................. 256
De licentie ...................................................................... 258
Index ........................................................... 259
9
Introductie van functies
Dit gedeelte introduceert bepaalde veel gebruikte opnamefuncties en
karakteristieke functies.
Zie de tussen haakjes vermelde bladzijden voor details.
Belichtingscompensatie (113)
U kunt de belichting compenseren voor het regelen van de helderheid van
het hele scherm.
Ook wanneer de belichtingsstand is ingesteld op M, kan de belichting
worden gecompenseerd wanneer de ISO-gevoeligheid is ingesteld op
[AUTO].
ISO-gevoeligheid (132)/Ruisonderdrukking meerdere beeldjes
(133)
U kunt de gevoeligheid voor licht instellen.
De ISO-gevoeligheid kan vanaf ISO 50 tot ISO 25600 worden ingesteld.
Wanneer u (Ruisond. Multi Frame) kiest, kunt u hogere ISO-nummers
dan de maximale ISO-gevoeligheid kiezen.
Witbalans (142)
U kunt de kleurtoon regelen.
U kunt een voor de lichtbron geschikte optie kiezen of een nauwkeurige
instelling maken door de kleurtemperatuur te combineren met het
kleurfilter.
Transportfunctie (117)
U kunt een voor uw doel geschikte transportfunctie gebruiken, zoals
enkelvoudig transport, continu-transport, bracket-opname of opname met
een draadloze afstandsbediening.
AF-bereikregeling (104)
U kunt het bereik voor autofocus beperken om te voorkomen dat op
ongewenste voorwerpen wordt scherpgesteld.
Vaak gebruikte opnamefuncties
Originele karakteristieke functies
10
Introductie van functies
DRO/Auto HDR (134)
Dyn.-bereikoptim: door het beeld op te delen in kleine velden, analyseert
de camera het contrast van licht en schaduw tussen het onderwerp en de
achtergrond, en produceert een beeld waarin de helderheid en gradatie
optimaal is.
Auto HDR: schiet 3 beelden met verschillende belichting en legt dan deze
beelden op elkaar, zodat een beeld ontstaat met een rijke gradatie.
Creatieve stijl (138)
U kunt uit de 13 stijlen de gewenste kiezen.
U kunt tevens bepaalde factoren van de beelden regelen, bijvoorbeeld de
belichting, door de gekozen stijl als basis te gebruiken.
Schemeropn. uit hand (76)
U kunt opnamen maken van nachtelijke taferelen met minder ruis en
onscherpte zonder dat u een statief gebruikt.
Filmopname met handmatige instellingen (164)
U kunt de belichting regelen in P, A, S, of M modus tijdens filmopname.
Scherminformatie (92)
Wanneer u in de zoeker kijkt, wordt de zoeker geactiveerd, en wanneer u de
zoeker van uw gezicht weghaalt, keert de weergavestand terug naar het
LCD-scherm. U kunt de schermstand veranderen door een druk op de
DISP-knop.
Snelle Navigatie (31)
In de zoekerstand kunt u snel tussen het LCD-scherm en het snelle
navigatiescherm schakelen door op de Fn-knop te drukken. U kunt de
onderdelen intuïtief instellen.
Stille multi-selectieschakelaar (32)
Met de stille multi-selectieschakelaar die is ontworpen voor minder geluid
bij het draaien van de schijf, kunt u bepaalde onderdelen stil instellen,
bijvoorbeeld de scherpstellingsfunctie en het opnameniveau.
Gebruik of aanpassen van de camera
11
Introductie van functies
Aanpassing (44, 190)
De camera heeft een aanpassingsknop waaraan u een gewenste functie kunt
toewijzen. U kunt tevens functies aan andere knoppen toewijzen,
bijvoorbeeld de AEL-knop en de ISO-knop.
12
Voor ingebruikname
Opmerkingen over het gebruik van de
camera
Opnamefuncties
Deze camera kent 2 functies voor het
volgen van onderwerpen: de LCD-functie
met behulp van het LCD-scherm en de
zoekerfunctie met behulp van de zoeker.
Opmerkingen over de functies die
beschikbaar zijn met de camera
Als u wilt controleren of het toestel
geschikt is voor 1080 60i of 1080 50i,
kijk dan op de onderzijde van de camera
of u de volgende merktekens ziet.
Geschikt voor 1080 60i:60i
Geschikt voor 1080 50i:50i
Deze camera is geschikt voor films van
1080 60p- of 50p-formaat. Deze camera
maakt geen opnamen in de standaard-
opnamestanden zoals dat tot nu toe
gebeurde met een interlacing-methode,
maar het toestel gebruikt een
progressive-methode. Hierdoor neemt de
resolutie toe en ontstaat een
gelijkmatiger, meer realistisch beeld.
Een opname maken met een DT-
lens.
Deze camera is voorzien van een full-frame
CMOS-sensor van 35 mm, maar het beeld
wordt automatisch ingesteld op het APS-C-
formaat, en het beeldformaat is kleiner
wanneer een DT-lens wordt gebruikt ("DT"
is aan de productnaam toegevoegd)
(bladzijde 146).
Geen compensatie voor de inhoud
van de opnamen
Voor mislukte opnamen door een
gebrekkige werking van uw camera, een
geheugenkaart, enz. kan geen
schadevergoeding worden geëist.
Aanbeveling reservekopie
Om mogelijk verlies van beeldgegevens te
voorkomen, dient u altijd een (reserve)
kopie van de gegevens op een ander
medium te maken.
Opmerkingen over het LCD-scherm,
de elektronische zoeker, de lens en
de beeldsensor
Het LCD-scherm en de elektronische
zoeker worden vervaardigd met behulp
van uiterst nauwkeurige technologie, dus
meer dan 99,99% van de pixels zijn
beschikbaar voor effectief gebruik. Het is
echter mogelijk dat enkele kleine zwarte
punten en/of oplichtende punten (wit,
rood, blauw of groen) permanent op het
LCD-scherm of in de elektronische
zoeker zichtbaar zijn. Dit is een normaal
gevolg van het productieproces en heeft
geen enkele invloed op de beelden.
Houd de camera niet vast aan het LCD-
scherm.
Stel de camera niet bloot aan zonlicht en
maak niet langdurig opnamen in de
richting van de zon. Het interne
mechanisme zou beschadigd kunnen
raken. Als het zonlicht wordt weerkaatst
op een voorwerp in de buurt, kan brand
ontstaan.
Er bevindt zich een magneet aan de
achterzijde van en rond de draaias van
het scharnierende gedeelte van het LCD-
scherm. Breng niet iets dat gevoelig is
voor de magneet, zoals floppy-disks of
een creditcard in de buurt van het LCD-
scherm.
Op een koude plaats kunnen beelden een
schaduw vormen op het scherm. Dit is
normaal. Als u de camera op een koude
plaats inschakelt, kan de het scherm
tijdelijk donker zijn. Als de camera is
opgewarmd, zal het scherm normaal
werken.
Het vastgelegde beeld kan verschillen
van het beeld dat u vóór de opname hebt
waargenomen.
Schermtaal
U kunt in het menu (bladzijde 49)
selecteren welke taal op het scherm
wordt weergegeven.
13
Opmerkingen over het gebruik van de camera
Voor ingebruikname
Opmerkingen over langdurige
opnamen
Wanneer u langdurig opnamen maakt,
loopt de temperatuur van de camera op.
Als de temperatuur boven een bepaald
niveau komt, verschijnt het -
pictogram op het scherm en schakelt de
camera zichzelf uit. Als de camera
zichzelf uitschakelt, gebruik het toestel
dan 10 min of langer niet zodat de
temperatuur binnen in de camera tot een
veilig niveau kan dalen.
Bij hoge omgevingstemperaturen stijgt
de temperatuur van de camera snel.
Wanneer de temperatuur van de camera
stijgt, zal de beeldkwaliteit misschien
afnemen. U kunt het beste wachten tot de
temperatuur van de camera is gedaald,
voordat u verdergaat met het maken van
opnamen.
Het oppervlak van de camera kan warm
worden. Dit is normaal.
Opmerkingen over het importeren
van AVCHD-films op een computer
Gebruik, wanneer u AVCHD-films
importeert op een computer, voor
Windows-computers "PlayMemories
Home"-software op de CD-ROM
(bijgeleverd).
Opmerkingen bij het afspelen van
films op andere apparaten
Deze camera maakt gebruik van MPEG-
4 AVC/H.264 High Profile voor
opnamen in AVCHD-indeling. Films die
met deze camera zijn vastgelegd in
AVCHD-indeling, kunnen niet worden
afgespeeld op de volgende apparaten.
Andere apparaten die geschikt zijn
voor de AVCHD-indeling en High
Profile niet ondersteunen.
Apparaten die niet geschikt zijn voor
het AVCHD-indeling.
Deze camera maakt ook gebruik van
MPEG-4 AVC/H.264 Main Profile voor
opnamen in MP4-indeling. Daarom
kunnen films die met deze camera zijn
vastgelegd in het MP4-indeling, niet
worden afgespeeld op apparaten die
MPEG-4 AVC/H.264 niet ondersteunen.
Disks die zijn opgenomen met HD-
beeldkwaliteit (High-Definition) kunnen
alleen worden afgespeeld op apparaten
die geschikt zijn voor het AVCHD-
indeling. DVD-spelers of -recorders
kunnen disks in HD-beeldkwaliteit niet
afspelen, omdat zij ongeschikt zijn voor
het AVCHD-indeling. Ook zal het
misschien voorkomen dat DVD-spelers
of -recorders disks in HD-beeldkwaliteit
niet kunnen uitwerpen.
1080 60p/50p-films kunnen alleen
worden afgespeeld op apparaten die
geschikt zijn voor dit formaat.
Over apparaten die geschikt zijn voor
GPS (alleen SLT-A99V)
Controleer, als u wilt bepalen of uw
camera de GPS-functie ondersteunt, de
modelnaam van uw toestel.
Geschikt voor GPS: SLT-A99V
Niet geschikt voor GPS: SLT-A99
Gebruik GPS in overeenstemming met de
voorschriften van landen en regio's waar
u de functie gebruikt.
Stel, als u de locatie-informatie niet
vastlegt, [GPS aan/uit] op [Uit]
(bladzijde 201).
Zet de camera in een vliegtuig vooral uit
volgens de aankondigingen aan boord.
Waarschuwing over copyright
Televisieprogramma's, films, videobanden
en ander materiaal kunnen beschermd zijn
door auteursrechten. Het zonder
toestemming opnemen van dergelijk
materiaal, kan in strijd zijn met de wetten
op de auteursrechten.
De afbeeldingen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
De foto's die in deze gebruiksaanwijzing als
voorbeelden worden gebruikt, zijn
gereproduceerde beelden die niet
daadwerkelijk met deze camera zijn
gemaakt.
14
Opmerkingen over het gebruik van de camera
Informatie over de
gegevensspecificaties die in deze
gebruiksaanwijzing worden
beschreven
De gegevens over prestaties en specificaties
worden gedefinieerd onder de volgende
omstandigheden, behalve als zij in deze
gebruiksaanwijzing anders worden
beschreven: bij een gewone
omgevingstemperatuur van 25 ºC en met
een accu die in ongeveer 1 uur volledig is
opgeladen, nadat de CHARGE-lamp is
uitgegaan.
Opmerkingen over opnamen met
gebruik van de zoeker
Deze camera is uitgerust met een XGA
Organische Elektroluminescentie-zoeker
met hoge resolutie en hoog contrast. Deze
zoeker maakt een grote kijkhoek en een
lange afstand tot het oog mogelijk. Deze
camera is met een gepaste balans tussen
verschillende elementen zo ontworpen dat
de zoeker eenvoudig te gebruiken is.
Het beeld kan iets vervormd zijn aan de
randen van de zoeker. Dit is normaal.
Wanneer u elk detail van de volledige
compositie wilt controleren, kunt u ook
het LCD-scherm gebruiken.
Als u de camera pant terwijl u in de
zoeker kijkt, of uw ogen draait, kan het
beeld in de zoeker vervormd lijken en
kan de kleur van het beeld veranderen.
Dit is een kenmerk van de lens of het
weergave-apparaat, geen storing.
Wanneer u een opname maakt, raden wij
aan dat u in het midden van de zoeker
kijkt.
15
Voor ingebruikname
Voor ingebruikname
De bijgeleverde accessoires
controleren
Neem contact op met uw Sony-dealer of het officiële Sony-servicecentrum
ter plaatse als niet alle accessoires zijn bijgeleverd.
Het cijfer tussen haakjes geeft het aantal stuks aan.
Camera (1)
Acculader BC-VM10A (1)
Netsnoer (1)* (niet geleverd in de
Verenigde Staten en Canada)
* Er worden wellicht meerdere
netsnoeren bij uw camera geleverd.
Gebruik het juiste snoer voor uw land/
gebied.
Oplaadbare accu NP-FM500H
(1)
Schoenadapter (1)/Beschermkap
van de connector (1) (bevestigd
op de Schoenadapter)
USB-kabel (1)
Schouderriem (1)
Lensvattingdop (1) (bevestigd op
de camera)
Schoenkap (1) (bevestigd op de
camera)
Oogkap voor oculair (1)
(bevestigd op de camera)
•CD-ROM (1)
Toepassingssoftware voor α-
camera
α-handboek (deze
gebruiksaanwijzing)
Gebruiksaanwijzing (1)
16
Plaats van de onderdelen
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes
vermelde bladzijden.
A AF-hulplicht (106)/
Zelfontspannerlampje (118)
B Ontspanknop (66)
C Stroomschakelaar (59)
D Instelwiel voor
E Sensor afstandsbediening (121)
F Lenscontactpunten*
G Vattingindex (57)
H Spiegel*
I Controleknop (44, 84, 190)
J Lensvattingopening
K Knop Eigen (44, 130, 190)
L Lensontgrendelingsknop (58)
M Stille multi-selectieschakelaar
(32)
* Raak deze onderdelen niet
rechtstreeks aan.
Voorkant
17
Plaats van de onderdelen
Voor ingebruikname
A MENU-knop (38)
B Oogkap voor oculair (65)
C Zoeker*
Wanneer u in de zoeker kijkt,
wordt de zoeker geactiveerd, en
wanneer u de zoeker van uw
gezicht weghaalt, keert de
weergavestand terug naar het
LCD-scherm.
D Zoekersensors (65)
E Diopter-instelwiel
Stel de dioptrie af op uw
gezichtsvermogen door het
dioptrie-instelwiel te draaien
totdat de display in de zoeker
scherp te zien is.
F Lichtsensor (191)
G LCD-scherm (25, 62, 92, 177)
H MOVIE-knop (44, 68)
I Voor opname: AF/MF-knop
(Automatisch/handmatig
scherpstellen) (43, 111, 190)
Voor weergave: -knop
(Vergroten) (172)
J Voor opname: AEL-knop (AE-
vergrendeling) (43, 88, 115,
189)/SLOW SYNC-knop (125)
Voor weergave: -knop
(Beeldindex) (173)
K Multi-selectieschakelaar
L Voor opname: Fn-knop
(Functie) (35, 36)
Voor weergave: -knop
(Beeld roteren) (174)
Achterkant
18
Plaats van de onderdelen
M DISP-knop (Display) (92, 177)
N -knop (Slimme
teleconverter) (44, 156)/Zoom-
knop (156)/Scherpstelling
vergroten (109)
O Voor opname: AF RANGE-
knop (104)
Voor weergave: -knop
(Wissen) (70)
Wanneer het Fn-scherm of
menuscherm wordt getoond:
Gids In-de-Camera-knop (50)
P Toegangslampje (55)
Q -knop (Weergave) (69)
* Raak dit onderdeel niet
rechtstreeks aan.
19
Plaats van de onderdelen
Voor ingebruikname
A Microfoon* (171)
B Vrijgaveknop voor de
functiekeuzevergrendeling (71)
C Functiekeuzeknop (71)
D Multi-interfaceschoen**
(24, 122)
Bepaalde accessoires kunnen
mogelijk niet geheel worden
ingestoken en steken iets achter
uit de multi-interfaceschoen uit.
De accessoire is echter goed
aangesloten wanneer deze de
voorkant van de schoen bereikt.
E FINDER/LCD-knop (192)
F Display-paneel (29)
G -knop (Transport) (117)
H WB-knop (Witbalans) (142)
I -knop (Belichting) (113)
J ISO-knop (43, 132, 190)
K Verlichtingsknop van het
display-paneel (29)
L Positiemarkering
beeldsensor (99)
M Instelwiel achter
* Dek dit gedeelte niet af
tijdens het maken van
films. Als u dat doet kan er
ruis ontstaan of kan het
volume afnemen.
** Ga voor informatie over
accessoires die geschikt
zijn voor de Multi-
interfaceschoen, naar de
Sony-website in uw regio
of vraag advies aan uw
Sony-dealer of het officiële
Bovenzijde
20
Plaats van de onderdelen
Sony-servicecentrum ter
plaatse.
Accessoires voor de
accessoireschoen kunnen
tevens worden gebruikt.
Niet gegarandeerd wordt
dat bedieningshandelingen
met accessoires van
andere fabrikanten goed
verlopen.
21
Plaats van de onderdelen
Voor ingebruikname
A Bevestigingsogen voor de
schouderriem
Bevestig beide uiteinden van de
riem aan de camera.
B -aansluiting
(Flitssynchronisatie) (126)
C REMOTE-aansluiting
Sluit de RM-L1AM
afstandsbediening (los
verkrijgbaar) aan op de camera
door de stekker van de
afstandsbediening in de
REMOTE-aansluiting te steken
waarbij u de stekkergeleider op
één lijn brengt met die van de
REMOTE-aansluiting. Het is
belangrijk dat het snoer van de
afstandsbediening naar voren
wijst.
D Luidspreker
E DC IN-aansluiting
Zet, wanneer u de AC-
PW10AM-netspanningsadapter
(los verkrijgbaar) op de camera
aansluit, de camera uit, steek
vervolgens de connector van de
netspanningsadapter in de DC
IN-aansluiting op de camera.
F m-aansluiting (Microfoon)
Wanneer een externe microfoon
wordt aangesloten, wordt de
microfoon automatisch
ingeschakeld. Als de externe
microfoon van het type is dat
wordt gevoed via zijn stekker,
wordt de voeding van de
microfoon geleverd door de
camera.
G i-aansluiting (Hoofdtelefoon)
(170)
Zijkanten
22
Plaats van de onderdelen
H HDMI-aansluiting (185)
I -aansluiting (USB) (220)
J Klepje geheugenkaart (53)
K SLOT1 (Geheugenkaartsleuf 1)
(53)
Geschikt voor SD-kaarten of
"Memory Stick PRO Duo"
L SLOT2 (Geheugenkaartsleuf 2)
(53)
Alleen geschikt voor SD-
kaarten
23
Plaats van de onderdelen
Voor ingebruikname
A Geleidegaten voor de Verticale
Handgreep
Deze gaten worden gebruikt
wanneer de Verticale
Handgreep (los verkrijgbaar) op
de camera bevestigd wordt.
Zorg er vooral voor dat er geen
stof of vuil in deze gaten komt.
B Connector voor de Verticale
Handgreep
C Afdekking van de connector
voor de Verticale Handgreep
D Schroefgat voor statief
Gebruik een statief met een
kortere schroeflengte dan 5,5
mm. U kunt de camera niet
goed vastzetten op een statief
die een schroeflengte van 5,5
mm of langer heeft en bij
gebruik van een dergelijk statief
wordt de camera tevens
mogelijk beschadigd.
E Insteeksleuf accu (53)
F Accuklepje (53)
Onderkant
24
Plaats van de onderdelen
Verwijder de aan de camera bevestigde schoenkap en plaats de
schoenadapter op de camera zodat u met een conventionele accessoire-
schoen (Zelfvergrendelende Accessoireschoen) compatibele accessoires
kunt bevestigen.
A Zelfvergrendelende
Accessoireschoen
B Vergrendelknop
Zo bevestigt u de
Vergrendelknop
1 Verwijder de Beschermkap van
de connector van de schoen.
2 Draai de Vergrendelknop los en
steek de Schoenadapter in de
schoen.
3 Draai de Vergrendelknop vast.
Draai de knop nadat deze vergrendelt
niet met geweld.
Steek bij het bevestigen van de
schoenadapter op de camera, de
schoenadapter geheel in.
Na het verwijderen van de
schoenadapter van de camera, moet u
de beschermkap van de connector op
de schoenadapter bevestigen voor het
opbergen van de kap.
Schoenadapter
25
Voor ingebruikname
Lijst van pictogrammen op het scherm
In de standaardinstellingen wordt de status van het LCD-scherm ingesteld
op "voor de zoekerstand (beelden worden gemonitord in de zoeker)".
Door op de knop DISP te drukken verandert u de schermstatus in "voor de
LCD-schermstand". U kunt ook de digitale waterpas of het histogram op
het scherm weergeven (bladzijde 92).
Lijst van pictogrammen op het LCD-scherm
Voor de zoekerstand
In stand Automatische modus of
Scènekeuze
In stand Tele-zoom continuvoork. AE/P/
A/S/M/Panorama d. beweg.
Voor de LCD-schermstand Voor afspelen (Weergave
Basisinformatie)
26
Lijst van pictogrammen op het scherm
A
Scherm Indicatie
P P*
A S M
Belichtingsfunctie (71)
Registernummer (204)
Pictogrammen
Scèneherkenning (73)
Geheugenkaart (53, 254)/
Uploaden (198)
100 Resterend aantal
opneembare beelden
Beeldverhouding van
stilstaande beelden (148)
24M 10M
4.6M 20M
8.7M 3.9M
10M 4.6M
2.0M 8.7M
3.9M 1.7M
Beeldgrootte van
stilstaande beelden (146)
Beeldkwaliteit van
stilstaande beelden (148)
Beeldfrequentie van films
(167)
Beeldgrootte van films
(167)
100%
Resterend accuvermogen
(55)
Flitser wordt opgeladen
(122)
APS-C Formaat
Vastleggen (192)
Effect op OFF (UIT)
zetten (94)
Geen audio-opnamen bij
films (171)
Windruisreductie (171)
SteadyShot/
Waarschuwing
camerabeweging (63)
Status GPS-
driehoeksmeting (201)
(alleen SLT-A99V)
SteadyShot fout (238)
Waarschuwing voor
oververhitting (13)
Databasebestand vol
(240)/Databasebestands-
fout (240)
AE-vergrendeling (115)/
FEL-vergrendeling (130)
Weergavestand (172)
100-0003 Map - bestandsnummer
(221)
- Beveiligen (179)
Scherm Indicatie
27
Lijst van pictogrammen op het scherm
Voor ingebruikname
B
C
DPOF DPOF ingesteld (180)
Waarschuwing resterend
accuvermogen (55)
Scherm Indicatie
Transportfunctie (117)
Flitsfunctie (122)/Rode-
ogen-vermindering (41)
Scherpstellingsfunctie
(96)
AF-gebied (100)
Object volgen (101)
Gezichtsherkenning
(150)/Lach-sluiter (154)
Lichtmeetfunctie (116)
AWB
7500K
A5 G5
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld, Eigen,
Kleurtemperatuur,
Kleurfilter) (142)
Dynamisch-
bereikoptimalisatie (134)/
Auto HDR (135)
+3 +3
+3
Creatieve stijl (138)/
Contrast, Verzadiging,
Scherpte
Scherm Indicatie
Foto-effect (137)
Auto-portretkadrering
(152)
Scherm Indicatie
EV-schaalverdeling (87,
113, 120)
Belichtingscompensatie
(113)/Gemeten-
handmatig (87)
Flitscompensatie (128)
OPNAME
0:12
Opnametijd van de film
(m:s)
z Scherpstellen (98, 66)
1/250 Sluitertijd (85)
F3.5 Diafragma (82)
ISO400
ISO AUTO
ISO-gevoeligheid (132)
AE-vergrendeling (115)/
FEL-vergrendeling (130)
GPS-informatie (alleen
SLT-A99V)
35° 37’
32”N
139° 44’
31”W
Weergave breedtegraad
en lengtegraad (alleen
SLT-A99V)
Waarschuwing Auto
HDR-beeld (135)
Fout Beeldeffect (138)
Histogram (94)
Scherm Indicatie
28
Lijst van pictogrammen op het scherm
D
2012-1-1
10:37PM
Opnamedatum
3/7 Bestandsnummer/Aantal
beelden in de
weergavestand
Scherm Indicatie
Spot-lichtmeetveld (116)
AF-gebied (100)
Hulpvlak (97)
Digitale waterpas (93)
Histogram (94)
Intelligente teleconverter
(156)
Slimme Zoom/Duidelijk
Beeld Zoom/Digitale
Zoom
Sluitertijdindicatie (93)
Diafragma-indicatie (93)
AF-bereikregeling (104)
z
Scherpst.-
volgen
Scherpst.-volgen (101)
Audioniveau (169)
Scherm Indicatie
29
Lijst van pictogrammen op het scherm
Voor ingebruikname
* Ook als het resterend aantal opneembare beelden meer is dan 9.999, wordt "9999"
op het display-paneel weergegeven.
De achtergrondverlichting van het display-paneel inschakelen
Lijst van pictogrammen op het display-paneel
U kunt de sluitertijd, het diafragma, de
belichtingscorrectie, de flitscorrectie, de
ISO-gevoeligheid, de witbalans, de
transportfunctie en de beeldkwaliteit
aanpassen wanneer u op het display-
paneel bovenop de camera kijkt.
Sluitertijd (85)/
Diafragma (82)
Belichtings- (113)/
Flitscorrectie (128)
ISO-gevoeligheid
(132)
Witbalans (142)
Transportfunctie (117) Beeldkwaliteit (148)
Resterend
accuvermogen (55)
Resterend aantal
opneembare beelden *
Druk op de verlichtingsknop van het
display-paneel bovenop het toestel. U
kunt de verlichting uitschakelen door
nogmaals te drukken.
Verlichtingsknop van het display-
paneel
30
Functielijst
Functies die kunnen worden bediend
met de knoppen/keuzeknop
U kunt diverse functies instellen en bedienen met deze knoppen/
keuzeknop.
Zie voor de locatie van de knoppen/keuzeknop "Plaats van de onderdelen"
(bladzijde 16).
-knop (117) Selecteert de transportfunctie.
WB-knop (142) Past de witbalans aan.
-knop (113) Corrigeert de belichting.
ISO-knop (132) Past de ISO-gevoeligheid aan.
Functiekeuzeknop (71) Schakelt over naar een andere belichtingsstand. Draai
het instelwiel terwijl u de vrijgaveknop voor de
functiekeuzevergrendeling ingedrukt houdt.
FINDER/LCD-knop (192) Schakelt de weergave over tussen het LCD-scherm en
de zoeker.
Verlichtingsknop van het
display-paneel (29)
Zet de achtergrondverlichting van de display aan.
MENU-knop (38) Toont het menuscherm voor het opzetten van het menu-
item.
MOVIE-knop (44, 68) Films opnemen.
AEL-knop (115)/SLOW
SYNC-knop (125)/ -
knop (173)
Zet de belichting van het gehele scherm vast./Maakt
opnamen met flits bij een langere sluitertijd./Toont
meerdere afbeeldingen tegelijkertijd op het scherm.
AF/MF-knop (111)/ -
knop (172)
Schakelt tijdelijk over tussen automatische en
handmatige scherpstelling./Schaalt een afbeelding op bij
het bekijken van beelden.
Fn-toets-knop (31, 35,
36)/
-knop (174)
Geeft het instelscherm weer van de functie die wordt
ingesteld met de Fn-knop. Schakelt in de zoekerstand
over naar het scherm Snelle navigatie./Draait beelden.
DISP-knop (92, 177) Schakelt over naar de weergave van opname-informatie
in de zoeker of op het LCD-scherm.
-knop (156)/Zoomknop
(156)/knop voor
Scherpstelling Vergroten
(109)
Zoomt op het midden van een beeld in./Zoomt in met
behoud van de huidige resolutie van het beeld./Maakt
het mogelijk om de scherpstelling te controleren door
het beeld te vergroten alvorens op te nemen.
-knop (69) Speelt beelden af.
31
Functies die kunnen worden bediend met de knoppen/keuzeknop
Functielijst
Met behulp van het scherm Snelle Navigatie kunt u instellingen direct
wijzigen op de weergave van de opname-informatie wanneer de
schermstand is ingesteld op [Voor zoeker] (Snelle Navigatie).
knop AF RANGE (104)/
knop Gids in-de-
Camera(50)/ -knop (70)
Beperkt het beschikbare bedieningsbereik van de
automatische scherpstelling/Toont een Gids in-de-
Camera./Wist beelden.
Controleknop (84) Controleert de onscherpte van de achtergrond.
Knop Eigen (44, 130, 190) Wijst een veelgebruikte functie aan de knop toe. De
functie FEL-vergrendeling is toegewezen in de
standaardinstellingen.
Stille multi-
selectieschakelaar (32)
Past de instelling stil aan.
Zo gebruikt u het scherm Snelle Navigatie
1 Druk op de knop DISP als u de schermstand wilt instellen op
[Voor zoeker] (bladzijde 92).
2 Druk op de knop Fn als u wilt overschakelen naar het scherm
Snelle Navigatie.
In de stand Automatische modus of Scènekeuze
In de stand Tele-zoom continuvoork. AE/P/A/S/M/Panorama d. beweg.
32
Functies die kunnen worden bediend met de knoppen/keuzeknop
Functies die beschikbaar zijn in het scherm Snelle Navigatie
Automatische modus/Scènekeuze/Tele-zoom continuvoork. AE/Selecteer
opnamemedia/Kwaliteit/SteadyShot (voor stilstaande beelden)/
Transportfunctie/Flitsfunctie/Scherpstelfunctie/AF-gebied/Object volgen/
Lach-/Gezichtsherk./Lichtmeetfunctie/Witbalans/DRO/Auto HDR/
Creatieve stijl/Foto-effect/Aut. portretomkad./Belicht.comp./
Flitscompensatie/ISO
Opmerkingen
Grijze items op het scherm Snelle Navigatie zijn niet beschikbaar.
Wanneer u Creatieve Stijl gebruikt (bladzijde 138), kunnen sommige van de
insteltaken alleen worden uitgevoerd in een speciaal daarvoor aangewezen scherm.
Met de stille multi-selectieschakelaar kunt u een item instellen zonder dat u
naar een ander scherm hoeft te gaan. De schijf is ontworpen voor minder
geluid bij schijfbediening en tijdens opname van een film kunt u het geluid
van de bediening van de schijf verlagen.
U kunt afzonderlijke functies aan de schijf toewijzen voor opname van
stilstaande beelden en films (bladzijde 34).
3 Selecteer het gewenste item met v/V/b/B op de multi-
selectieschakelaar.
4 Stel het item in met het instelwiel voor of achter.
Selecteer een optie met het instelwiel voor en pas de instelling ervan aan
met het instelwiel achter.
Door op het midden van de multi-selectieschakelaar te drukken, wordt het
bepaalde scherm ingeschakeld voor het instellen van het gekozen
onderdeel.
Wanneer u weer op de Fn-knop drukt, wordt het scherm Snelle Navigatie
uitgeschakeld en keert het scherm terug naar de oorspronkelijke weergave.
Zo gebruikt u de stille multi-selectieschakelaar
33
Functies die kunnen worden bediend met de knoppen/keuzeknop
Functielijst
1 Druk op de knop zodat het
instelscherm verschijnt.
[Scherpstelfunctie] is in de
standaardinstellingen toegewezen aan
de knop voor het maken van stilstaande
beelden en [Audio opnameniveau] is
toegewezen aan dezelfde knop als die
voor het maken van filmopnamen.
2 Selecteer de instelling van uw
keuze door de keuzeknop te
draaien.
Actuele instelling
3 Voer de instelling uit door op de knop te drukken.
34
Functies die kunnen worden bediend met de knoppen/keuzeknop
Als u andere functies aan de Stille Multi-selectieschakelaar wilt
toewijzen
Beschikbare functies
Stilstaand beeld: Scherpstelfunctie/AF-gebied/Selecteer AF-gebied/
Belicht.comp./Lichtmeetfunctie/ISO
Film: Audio opnameniveau/Scherpstelfunctie/AF-gebied/Selecteer AF-
gebied/Belicht.comp./Lichtmeetfunctie/ISO/Sluitertijd/Diafragma
U opent het scherm voor het toewijzen
van functies aan de Stille Multi-
selectieschakelaar door de knop
ingedrukt te houden.
Selecteer een functie door de keuzeknop
te draaien. U kunt ook een functie
selecteren via: MENU-knop t 3 t
[ Stille Controller] of MENU-knop t
1 t [ Stille Controller].
Actuele functie
35
Functielijst
Een functie selecteren met de Fn-knop
(Functieknop)
Deze knop wordt gebruikt voor het instellen of uitvoeren van functies die
tijdens opname veel worden gebruikt, met uitzondering van de functies van
het Snelle navigatiescherm.
De camera direct instellen vanuit het scherm met de opname-
informatie
Draai het instelwiel voor zonder op het midden
z
in stap 3 te drukken. U kunt
de camera direct instellen vanaf het opname-informatiescherm. Daarnaast
kunt u sommige functies nauwkeurig afstellen met het instelwiel achter.
1 Druk op de knop DISP als u de schermstand anders dan [Voor
zoeker] (bladzijde 92) wilt instellen.
2 Druk op de Fn-knop.
3 Selecteer het item van uw keuze met v/V/b/B op de multi-
selectieschakelaar, start vervolgens de uitvoering door op z in
het midden te drukken.
Het instellingscherm verschijnt.
4 Gebruik de bedieningsgids om de
gewenste functies te selecteren
en uit te voeren.
Bedieningsgids
36
Functies die kunnen worden
geselecteerd met de Fn-knop
(Functieknop)
De functies die kunnen worden geselecteerd met de Fn-knop, zijn de
volgende:
Automatische modus
(72)
Selecteert de automatische opnamestand.
(Slim automatisch/Superieur automatisch)
Scènekeuze (74) Selecteert uit de voorkeuze-instellingen voor Scèneselectie
de functie die geschikt is voor de opnamecondities.
(Portret/Sportactie/Macro/Landschap/Zonsondergang/
Nachtscène/Schemeropn. uit hand/Nachtportret)
Film (164) Selecteert de belichtingsstand voor het maken van
filmopnamen die past bij uw onderwerp of uw effect.
(P/A/S/M)
Tele-zoom
continuvoork. AE (80)
Stelt de snelheid in voor ononderbroken opnamen.
(T10/T8)
Transportfunctie
(117)
Stelt de transportfunctie in, bijvoorbeeld doorlopende
opnamen.
(Enkele opname/Continue opname/Zelfontspanner/Bracket:
continu/Bracket enkel/Witbalansbracket/Bracket DRO/
Afstandsbed.)
Flitsfunctie (122) Stelt de flitsstand in van een flitser (los verkrijgbaar)
(Flitser uit/Automatisch flitsen/Invulflits/Eindsynchron./
Draadloos)
Scherpstelfunctie
(96)
Selecteert de scherpstelfunctie.
(Enkelvoudige AF/Automatische AF/Continue AF/Diepte
map hulp continue AF/D. handm. sch./H. scherpst.)
AF-gebied (100) Selecteert het scherpstelgebied.
(Breed/Zone/Punt/Lokaal)
Object volgen (101) Houdt het onderwerp scherp in beeld terwijl het wordt
gevolgd.
(Uit/Aan/Aan(scherpstellen-volgen met sluiter))
Lach-/Gezichtsherk.
(150, 154)
Legt automatisch gezichten vast met optimale scherpstelling
en belichting./Maakt een opname wanneer een glimlach
wordt gedetecteerd.
(Gezichtsherkenning Uit/Gezichtsherkenning Aan (ger.
gezicht.)/Gezichtsherkenning Aan/Lach-sluiter)
37
Functies die kunnen worden geselecteerd met de Fn-knop (Functieknop)
Functielijst
Aut. portretomkad.
(152)
Analyseert de scène wanneer een gezicht wordt vastgelegd en
legt nog een beeld vast met een meer indrukwekkende
compositie.
(Automatisch/Uit)
ISO (132) Stelt de gevoeligheid voor licht in. Hoe hoger het getal, des te
sneller de sluitertijd.
(Ruisond. Multi Frame/ISO AUTO/ISO 50 tot 25600)
Lichtmeetfunctie
(116)
Selecteert de manier voor het meten van de helderheid.
(Meervelds/Centrum gericht/Spot)
Flitscompensatie
(128)
Past de hoeveelheid flitslicht aan.
(+3,0EV tot –3,0EV)
Witbalans (142) Past de kleurtinten van beelden aan.
(Aut. witbalans/Daglicht/Schaduw/Bewolkt/Gloeilamp/TL-
licht: warm wit/TL-licht: koel wit/TL-licht: daglichtwit/TL-
licht: daglicht/Flitslicht/Kl.temp./Filter/Eigen 1–3)
DRO/Auto HDR (134) Compenseert automatisch de helderheid en het contrast.
(Uit/D.-bereikopt./Auto HDR)
Creatieve stijl (138) Selecteert de beeldverwerking van uw keuze.
(Standaard/Levendig/Neutraal/Doorzichtig/Diep/Licht/
Portret/Landschap/Zonsondergang/Nachtscène/
Herfstbladeren/Zwart-wit/Sepia/Stijlvak1–6)
Foto-effect (137) Maakt opname met het effectfilter naar keuze voor een meer
indrukwekkende expressie.
(Uit/Speelgoedcamera/Hippe kleuren/Posterisatie/Retrofoto/
Zachte felle kleuren/Deelkleur/Hg. contr. monochr./Soft
focus/HDR-schilderij/Mono. m. rijke tonen/Miniatuur)
38
De functies die met de MENU-knop
geselecteerd kunnen worden
U kunt de basisinstellingen instellen voor de camera als geheel of functies
uitvoeren zoals opnemen, afspelen of andere bewerkingen.
Druk op de MENU-knop, stel vervolgens het item van uw keuze in met v/
V/b/B op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden
van de multi-selectieschakelaar.
Menu stilstaande beelden
Selecteer een bladzijde van het
menu
Selecteer een item op het menu
Beeldformaat (146) Selecteert het formaat van stilstaande beelden.
(L/M/S)
Beeldverhouding
(148)
Selecteert de beeldverhouding voor stilstaande beelden.
(3:2/16:9)
Kwaliteit (148) Stelt de beeldkwaliteit voor stilstaande beelden in.
(RAW/RAW en JPEG/Extra fijn/Fijn/Standaard)
Panorama: formaat
(147)
Selecteert het formaat van panoramabeelden.
(Standaard/Breed)
Panorama: richting
(79)
Stelt de opnamerichting voor panoramabeelden in.
(Rechts/Links/Naar boven/Naar beneden)
Helder Beeld Zoom
(159)
Zoomt in op een beeld met een hogere kwaliteit dan Digitale
Zoom.
(Aan/Uit)
Digitale zoom (159) Zoomt in op een beeld met een hogere vergroting dan
Duidelijk Beeld zoom.
(Aan/Uit)
39
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Functielijst
NR lang-belicht (160) Stelt ruisonderdrukking in voor opnamen waarin de sluitertijd
1 seconde is of langer.
(Aan/Uit)
NR bij hoge-ISO
(160)
Stelt de ruisonderdrukking in voor opnamen met een hoge
ISO-gevoeligheid.
(Normaal/Laag/Uit)
Flitsregeling (129) Stelt de methode in voor het bepalen van de intensiteit van
het flitslicht.
(ADI-flits/Voorflits DDL)
AF-hulplicht (106) Stelt het AF-hulplicht in, dat een donkere scène verlicht zodat
scherpstellen mogelijk wordt.
(Automatisch/Uit)
SteadyShot (63) Stelt SteadyShot in voor het maken van stilstaande beelden.
(Aan/Uit)
AF-snelheid Selecteert de snelheid van het scherpstellen bij automatische
scherpstelling. Wanneer [Langzaam] is geselecteerd in
macro-opnamen, is scherpstellen gemakkelijker.
(Snel/Langzaam)
Kleurenruimte (162) Wijzigt het bereik van reproduceerbare kleuren.
(sRGB/AdobeRGB)
Stille Controller
(34)
Wijst de functie van uw keuze toe aan de stille multi-
selectieschakelaar voor het maken van stilstaande beelden.
(Scherpstelfunctie/AF-gebied/Selecteer AF-gebied/
Belicht.comp./ISO/Lichtmeetfunctie)
Belichtingsstap Selecteert de grootte van de stap van de toename voor
sluitertijd, diafragma en belichting.
(0,5 EV/0,3 EV)
Sluiterontspan. Stelt in of de sluiter al dan niet moet worden ontspannen,
wanneer de scherpstelling niet is bevestigd in de stand voor
automatische scherpstelling.
(Na scherpst./Geen scherpst.)
AF met sluiter Stelt in of automatische scherpstelling al dan niet moet
worden geactiveerd wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Dit is handig wanneer u de scherpstelling en de belichting
apart wilt aanpassen.
(Aan/Uit)
40
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Menu film opnemen
AEL met sluiter Stelt in of de belichting al dan niet moet worden aangepast
wanneer u de ontspanknop half indrukt. Dit is handig
wanneer u de scherpstelling en de belichting apart wilt
aanpassen.
(Aan/Uit)
Geheugen (204) Registreert combinaties van vaak gebruikte standen en
instellingen en maakt het oproepen van die combinaties met
het instelwiel gemakkelijk.
(1/2/3)
Bestandsindeling
(167)
Selecteert de bestandsindeling voor film.
(AVCHD/MP4)
Opname-instelling
(167)
Selecteert de kwaliteit en het formaat van het vastgelegde
filmbeeldje.
(60i 24M(FX)/50i 24M(FX)/60i 17M(FH)/50i 17M(FH)/60p
28M(PS)/50p 28M(PS)/24p 24M(FX)/25p 24M(FX)/24p
17M(FH)/25p 17M(FH)/1440×1080 12M/VGA 3M)
SteadyShot (63) Stelt SteadyShot in voor het opnemen van film.
(Aan/Uit)
Duur AF volgen (164) Stelt de volggevoeligheid in voor de functie automatische
scherpstelling voor filmopname.
(Hoog/Gemiddeld/Laag)
Autom. lange
sluitertijd (165)
Stelt in of tijdens het maken van filmopnamen de sluitertijd
automatisch moet worden aangepast naar een langzamere
instelling of niet, bij een onderwerp onder donkere
omstandigheden.
(Aan/Uit)
Stille Controller
(32, 34)
Wijst de functie van uw keuze toe aan de stille multi-
selectieschakelaar voor het maken van filmopnamen.
(Audio opnameniveau/Scherpstelfunctie/AF-gebied/
Selecteer AF-gebied/Belicht.comp./ISO/Lichtmeetfunctie/
Sluitertijd/Diafragma)
Geluid opnemen
(171)
Stelt in of er geluid moet worden opgenomen tijdens het
filmen of niet.
(Aan/Uit)
41
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Functielijst
Menu Eigen Instellingen
Windruis reductie
(171)
Vermindert windgeruis tijdens het opnemen van film.
(Aan/Uit)
Audio opnameniveau
(169)
Past het niveau aan voor het maken van audio-opnamen.
(0 tot 31)
Audioniv.weerg.
(169)
Stelt in of het audioniveau wordt weergegeven of niet.
(Aan/Uit)
Audio-uitvoer-tijd
(170)
Biedt maatregelen voor het verminderen van echo tijdens het
maken van filmopnamen.
(Live/Lipsynchronisatie)
Eye-Start AF Stelt in of automatisch scherpstellen moet worden gebruikt
wanneer u door de zoeker kijkt, of niet.
(Aan/Uit)
Inst. FINDER/LCD
(192)
Stelt de methode in voor het overschakelen tussen de zoeker
en het LCD-scherm.
(Automatisch/Handmatig)
Rode ogen verm. Vermindert rode ogen wanneer de flitser wordt gebruikt.
(Aan/Uit)
Opn. zonder lens
(188)
Stelt in of de sluiter open kan gaan wanneer de lens niet op
het toestel is gezet.
(Inschakelen/Uitschakelen)
Sup. aut. Cont. opn.
(73)
Stelt in of ononderbroken opnamen moeten worden gemaakt
in de Superieur automatisch-functie, of niet.
(Automatisch/Uit)
Sup. aut. Beeld
extractie (74)
Stelt in of alle beelden die ononderbroken zijn gemaakt in de
Superieur automatisch-functie, moeten worden opgeslagen,
of niet.
(Automatisch/Uit)
Stramienlijn (188) Stramienlijn instellen voor uitlijning met een omtrek van een
structuur.
(Driedelingsraster/Vierkantsraster/Diag. + vierkantsr./Uit)
Autom.weergave
(188)
Geeft het vastgelegde beeld weer nadat de opname
automatisch is gemaakt. U kunt instellen hoelang het beeld
moet worden weergegeven.
(10 sec./5 sec./2 sec./Uit)
42
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
DISP-knop (scherm)
(92)
Biedt u de mogelijkheid de beschikbare
schermweergavestanden van het LCD-scherm te selecteren
die kunnen worden geselecteerd door op de knop DISP te
drukken.
(Graf. weerg./Alle info weergeven/Geen info/Niveau/
Histogram/Voor zoeker)
DISP-knop (zoeker)
(92)
Biedt u de mogelijkheid de beschikbare
schermweergavestanden van de zoeker te selecteren die
kunnen worden geselecteerd door op de DISP-knop te
drukken.
(Graf. weerg./Alle info weergeven/Geen info/Niveau/
Histogram)
AF RANGE knop (104) Selecteert de functie die moet worden gebruikt met de knop
AF RANGE.
(AF-bereik regeling/Helpfunctie in camera)
AF-bereik regeling
hulp
Stelt in of de status waarin het onderwerp zich bevindt binnen
het scherpstelbereik op het scherm met gebruik van het
hulpvlak voor scherpstellen wordt getoond of niet, wanneer
de functie AF-bereikregeling is geactiveerd (alleen
beschikbaar wanneer een voor AF-D geschikte lens op het
toestel is gezet).
(Aan/Uit)
Reliëfniveau (109) Accentueert de contouren van scherpstelbereiken met een
bepaalde kleur.
(Hoog/Gemiddeld/Laag/Uit)
Reliëfkleur (109) Stelt de kleur in die wordt gebruikt voor de peaking-functie.
(Rood/Geel/Wit)
LiveView-weergave
(94)
Stelt in of het effect van een functie op het scherm wordt
weergegeven of niet, bijvoorbeeld het effect van de waarde
van de belichtingscorrectie.
(Instelling effect aan/Instelling effect uit)
43
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Functielijst
Funct. van AEL-knop
(189)
Wijst de functie van uw keuze toe aan de AEL-knop.
(Belicht.comp./Transportfunctie/Flitsfunctie/
Scherpstelfunctie/AF-gebied/Lach-/Gezichtsherk./Aut.
portretomkad./ISO/Lichtmeetfunctie/Flitscompensatie/
Witbalans/DRO/Auto HDR/Creatieve stijl/Foto-effect/
Beeldformaat/Kwaliteit/AEL-vergrendel/AEL-wisselen/
AEL-vergrend./ AEL-wisselen/FEL-slot vergrendelen/
FEL-slot wisselen/Object volgen/AF/MF-reg. vergrend./AF/
MF-reg. wisselen/AF-vergrendel./AF aan/
Diafragmavoorbeeld/Voorbeeld opn.result./Scherpst.
vergroten/Geheugen)
ISO-knop (190) Wijst de functie van uw keuze toe aan de ISO-knop.
(Belicht.comp./Transportfunctie/Flitsfunctie/
Scherpstelfunctie/AF-gebied/Lach-/Gezichtsherk./Aut.
portretomkad./ISO/Lichtmeetfunctie/Flitscompensatie/
Witbalans/DRO/Auto HDR/Creatieve stijl/Foto-effect/
Beeldformaat/Kwaliteit/AEL-vergrendel/AEL-wisselen/
AEL-vergrend./ AEL-wisselen/FEL-slot vergrendelen/
FEL-slot wisselen/Object volgen/AF/MF-reg. vergrend./AF/
MF-reg. wisselen/AF-vergrendel./AF aan/
Diafragmavoorbeeld/Voorbeeld opn.result./Scherpst.
vergroten/Geheugen)
AF/MF-knop (190) Wijst de functie van uw keuze toe aan de AF/MF-knop.
(Belicht.comp./Transportfunctie/Flitsfunctie/
Scherpstelfunctie/AF-gebied/Lach-/Gezichtsherk./Aut.
portretomkad./ISO/Lichtmeetfunctie/Flitscompensatie/
Witbalans/DRO/Auto HDR/Creatieve stijl/Foto-effect/
Beeldformaat/Kwaliteit/AEL-vergrendel/AEL-wisselen/
AEL-vergrend./ AEL-wisselen/FEL-slot vergrendelen/
FEL-slot wisselen/Object volgen/AF/MF-reg. vergrend./AF/
MF-reg. wisselen/AF-vergrendel./AF aan/
Diafragmavoorbeeld/Voorbeeld opn.result./Scherpst.
vergroten/Geheugen)
44
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Customtoets (190) Wijst de functie van uw keuze toe aan de knop Eigen.
(Belicht.comp./Transportfunctie/Flitsfunctie/
Scherpstelfunctie/AF-gebied/Lach-/Gezichtsherk./Aut.
portretomkad./ISO/Lichtmeetfunctie/Flitscompensatie/
Witbalans/DRO/Auto HDR/Creatieve stijl/Foto-effect/
Beeldformaat/Kwaliteit/AEL-vergrendel/AEL-wisselen/
AEL-vergrend./ AEL-wisselen/FEL-slot vergrendelen/
FEL-slot wisselen/Object volgen/AF/MF-reg. vergrend./AF/
MF-reg. wisselen/AF-vergrendel./AF aan/
Diafragmavoorbeeld/Voorbeeld opn.result./Scherpst.
vergroten/Geheugen)
Voorbeeldknop (190) Wijst de functie van uw keuze toe aan de knop Voorbeeld.
(Belicht.comp./Transportfunctie/Flitsfunctie/
Scherpstelfunctie/AF-gebied/Lach-/Gezichtsherk./Aut.
portretomkad./ISO/Lichtmeetfunctie/Flitscompensatie/
Witbalans/DRO/Auto HDR/Creatieve stijl/Foto-effect/
Beeldformaat/Kwaliteit/AEL-vergrendel/AEL-wisselen/
AEL-vergrend./ AEL-wisselen/FEL-slot vergrendelen/
FEL-slot wisselen/Object volgen/AF/MF-reg. vergrend./AF/
MF-reg. wisselen/AF-vergrendel./AF aan/
Diafragmavoorbeeld/Voorbeeld opn.result./Scherpst.
vergroten/Geheugen)
Knop intell. telecon.
(109, 156)
Selecteert de functie die moet worden gebruikt met de knop
.
(Intell. teleconverter/Scherpstelvergrot./Zoom)
Scherpstelvastzetknop
Stelt de functie van de scherpstelvergrendelknop van de lens
in. Wanneer u [Voorbeeld-knop] selecteert, wordt de functie
die is geselecteerd met [Voorbeeldknop] toegewezen.
(Scherp.vergr./Voorbeeld-knop)
Knop MOVIE Selecteert de geschikte stand voor de knop MOVIE.
(Altijd/Alleen Filmmodus)
Instelwiel inst Stelt de functies in van het voorste en het achterste instelwiel
wanneer de belichtingstand is ingesteld op M. Instelwielen
kunnen worden gebruikt voor het aanpassen van de sluitertijd
en het diafragma.
( Sltd F-getal/ F-getal Sltd)
Bel.comp.wiel (114) Corrigeert de belichting met het instelwiel voor of achter.
(Uit/ Wiel voor/ Wiel achter)
45
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Functielijst
Menu Weergave
Bel.comp.inst. Stelt in of de belichting binnen het bereik van het flitslicht
moet worden gecorrigeerd of niet.
(Omgeving+flits/Alleen omgeving)
Bracketvolgorde Selecteert de volgorde bij het maken van opnamen met
belichtings-bracket en witbalans-bracket.
(0 tt +/– t 0 t +)
Lenscomp.: schaduw
(194)
Corrigeert de donkere hoeken van het scherm die worden
veroorzaakt door de bevestigde lens.
(Automatisch/Uit)
Lenscomp.: chrom.
afw. (194)
Vermindert de kleurafwijking van de hoeken van het scherm
die worden veroorzaakt door de bevestigde lens.
(Automatisch/Uit)
Lenscomp.:
vervorming (194)
Corrigeert de vervorming op het scherm die wordt
veroorzaakt door de bevestigde lens.
(Automatisch/Uit)
Sluitergordijn
voorzijde (190)
Stelt in of de functie voor de elektronische voorgordijnsluiter
wordt gebruikt of niet.
(Aan/Uit)
Gezichtsprioriteit
volgen (103)
Stelt in of een gezicht bij voorkeur moet worden gevolgd of
niet wanneer de camera dat gezicht waarneemt tijdens het
volgen van het onderwerp.
(Aan/Uit)
Gezichtsregistratie
(151)
Registeert of wijzigt de persoon die prioriteit krijgt bij het
scherpstellen.
(Nieuwe registratie/Volgorde wijzigen/Wissen/Alles
verwijderen)
Stilst.b./film select.
(172)
Biedt u de mogelijkheid te bepalen hoe u de weer te geven
beelden wilt groeperen (Weergavestand).
(Mapweergave (stilstaand)/Mapweergave (MP4)/
AVCHDweergave)
Wissen (183) Verwijdert beelden.
(Meerdere bldn./Alles in map/Alle AVCHDweergave-best.)
Diavoorstelling (175) Geeft een diavoorstelling weer.
(Herhalen/Interval/Beeldtype)
46
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Geheugenkaartmenu Extra
Beeldindex (173) Stelt het aantal beelden in dat op één pagina van het
beeldindexscherm wordt weergegeven.
(4 afbeeldingen/9 afbeeldingen)
Beveiligen (179) Beveiligt een beeld of heft die beveiliging op.
(Meerdere bldn./Alle beelden annuleren/Alle MP4-films
annuleren/Alle AVCHD-weerg. ann.)
Printen opgeven
(180)
Selecteert of deselecteert de beelden voor DPOF.
(DPOF instellen/Datum afdrukken)
Selecteer
afspeelmedia (172)
Selecteert de geheugenkaartsleuf die moet worden gebruikt
voor weergave.
(Slot 1/Slot 2)
Kopiëren (182) Maakt duplicaten van beelden op een geheugenkaart.
Volume-instellingen Stelt het volume voor het afspelen van films in.
(0 tot 7)
Afspeelweergave
(176)
Stelt in hoe een beeld dat is vastgelegd in de portretinstelling,
wordt weergegeven.
(Autom.roteren/Handm.roteren)
Selecteer
opnamemedia (54)
Selecteert de geheugenkaartsleuf die moet worden gebruikt
voor het maken van opnamen.
(Slot 1/Slot 2)
Opnamemodus (195) Selecteert de opnamemethode voor het maken van opnamen
op geheugenkaarten.
(Standaard/Gelktdg opn (Stlst bld)/Gelijktdge opn (Film)/
Glkt opn (Stl bld/Flm)/Sorteren(JPEG/RAW)/Sorter.(stilst.
bld/film))
Formatteren (196) Formatteert de geheugenkaart.
Bestandsnummer
(196)
Stelt de methode in voor het toewijzen van bestandsnummers
aan stilstaande beelden en MP4-films.
(Serie/Terugstellen)
Mapnaam (197) Stelt de mapindeling in voor stilstaande beelden.
(Standaardform./Datumformaat)
47
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Functielijst
Instelmenu voor de klok
Menu Installatie
OPN.-map kiezen
(197)
Kiest een andere map voor het opslaan van stilstaande
beelden en MP4-films.
Nieuwe map (197) Maakt een nieuwe map aan voor het opslaan van stilstaande
beelden en MP4-films.
Beeld-DB herstellen
(198)
Herstelt het beelddatabasebestand en maakt vastleggen en
afspelen mogelijk.
Kaartruimte weerg. Toont de resterende opnametijd van films en het aantal op te
nemen stilstaande beelden op de geheugenkaart.
Datum/tijd instellen
(60)
Stelt de datum en de tijd in en de zomertijd.
Tijdzone instellen
(60)
Stelt de locatie in waar de camera is gebruikt.
Menustartpositie Stelt de standaard-positie van de cursor op het menu in op het
bovenste item of op het laatst-geselecteerde item.
(Hoofdmenu/Vorige menu)
Wisbevestiging Stelt [Wissen] of [Annuleren] in als de standaardinstelling
voor het scherm voor het bevestigen van wissen.
(Stand.Wissen/Stand.Annuleren)
Modusknopscherm Toont uitleg van de verschillende opnamestanden en biedt u
de mogelijkheid een andere opnamestand te selecteren.
(Aan/Uit)
LCD-helderheid
(191)
Stelt de helderheid van het LCD-scherm in.
(Automatisch/Handmatig/Zonnig weer)
Helderheid zoeker
(191)
Stelt de helderheid van de zoeker in.
(Automatisch/Handmatig)
Kleurtemperat.
zoeker
Stelt de kleurtemperatuur in van het scherm in de zoeker.
Wanneer u instelt in de richting van +, wordt de kleur koeler,
en wanneer u instelt in de richting van –, wordt de kleur
warmer.
(+2 naar 0 naar –2)
48
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
GPS-instellingen
(201) (alleen SLT-
A99V)
Stelt de GPS-functies in.
Stroombesparing
(191)
Stelt het responsniveau in dat moet worden gebruikt voor het
activeren van de energiespaarstand.
(Max/Standaard)
Begintijd
energiebespar. (192)
Stelt de tijd in die verstrijkt voordat wordt overgeschakeld
naar stroombesparing.
(30 min./5 min./1 min./20 sec./10 sec.)
HDMI-resolutie (185) Stelt de resolutie in wanneer de camera is aangesloten op een
HDMI-tv-toestel.
(Automatisch/1080p/1080i)
CTRL.VOOR HDMI
(187)
Bedient de camera vanaf een tv-toestel dat "BRAVIA" Sync
ondersteunt.
(Aan/Uit)
HDMI-
informatieweerg.
(186)
Toont beelden op het scherm van een aangesloten HDMI-tv-
toestel zonder dat de opname-informatie wordt weergegeven.
(Aan/Uit)
Inst. uploaden* (198) Stelt in of de de uploadfunctie van de camera moet worden
gebruikt bij een Eye-Fi-kaart.
(Aan/Uit)
USB-verbinding
(219)
Stelt de USB-aansluitmethode in die geschikt is voor de
computer of het USB-apparaat.
(Automatisch/Massaopslag/MTP/PC-afstandsbediening)
USB LUN-instelling
(220)
Maakt dat de computer beide geheugenkaarten kan
herkennen bij aansluiting via USB.
(Multi/Enkel)
Audiosignalen Stelt in of een akoestisch signaal moet klinken wanneer het
beeld is scherpgesteld of wanneer de zelfontspanner werkt, of
niet.
(Aan/Uit)
PAL/NTSC
schakelaar (Alleen
voor modellen die
geschikt zijn voor
1080 50i) (193)
Speelt films die zijn opgenomen met de camera, af op een tv-
toestel van het NTSC-systeem.
(PAL/NTSC)
49
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen worden
Functielijst
* Verschijnt wanneer een Eye-Fi-kaart in de camera is gezet in geheugenkaartsleuf
SLOT1.
APS-C-grootte opn.
(192)
Stelt in of moet worden opgenomen met een aan APS-C-
formaat gelijk gebied, of niet.
(Aan/Automatisch)
AF-microafst. (107) Biedt u de mogelijkheid de positie van de scherpstelling
nauwkeurig af te stellen.
(Inst. voor aanp. AF/hoeveelheid/Wissen)
Versie (212) Geeft de softwareversie van de camera weer.
Taal Selecteert de taal.
Reinigen (243) Start de reinigingsfunctie voor het reinigen van de
beeldsensor.
Demomodus Stelt de demonstratieweergave van een film in op aan of uit.
(Aan/Uit)
Initialiseren (205) Zet de instellingen terug op de standaardwaarden.
(Terugstellen/Opn.f.terugst./Custom terugst.)
50
Gebruik van de Gids In-de-Camera
MENU-knop t 3 t [AF RANGE knop] t [Helpfunctie in
camera]
De knop AF RANGE is voorzien van
zowel een functie Gids In-de-Camera als
een wisfunctie.
Wanneer u op de knop AF RANGE op
het Fn-scherm of het menuscherm drukt,
verschijnt automatisch een gids op basis
van de op dat moment geselecteerde
functie of instelling.
AF RANGE-knop
51
De camera voorbereiden
De
camera
voorbereiden
De accu opladen
Zorg ervoor dat u de NP-FM500H "InfoLITHIUM" accu (bijgeleverd)
oplaadt als u de camera voor het eerst gebruikt.
De "InfoLITHIUM" accu kan zelfs worden opgeladen als deze niet volledig
leeg is.
Hij kan tevens worden gebruikt als hij niet volledig is opgeladen.
De accu wordt beetje bij beetje ontladen wanneer de camera niet wordt
gebruikt. Voorkom dat u een mooie opname mist en laad de accu derhalve
voor gebruik op.
1 Plaats de accu op de acculader.
Duw de accu erin totdat deze vastklikt.
52
De accu opladen
Opmerkingen
Afhankelijk van de resterende accucapaciteit of de oplaadomstandigheden kan de
oplaadtijd langer of korter zijn.
Laad de accu bij voorkeur op bij een omgevingstemperatuur van 10 °C tot 30 °C. De
accu kan mogelijk niet goed worden opgeladen bij temperaturen buiten dit bereik.
Steek de stekker van de acculader in het stopcontact.
2 Steek de stekker van de acculader
in het stopcontact.
Lampje aan: Opladen
Lampje uit: Laden voltooid
Bij het opladen van een volledig lege
accu bij een temperatuur van 25 °C.
Het CHARGE-lampje gaat uit wanneer
het laden is voltooid.
Voor de V.S. en Canada
CHARGE-lamp
Voor andere landen/regio's dan de
V.S. en Canada
Laadtijd
Ongeveer 175 minuten
Stekker
Naar het
stopcontact
CHARGE-lamp
53
De camera voorbereiden
De accu/geheugenkaart (los
verkrijgbaar) plaatsen
Deze camera is voorzien van 2 geheugenkaartsleuven; SLOT1 kan worden
gebruikt met "Memory Stick PRO Duo" of SD-kaarten, maar sleuf SLOT2
kan alleen worden gebruikt met SD-kaarten.
1 Open de accuklep door de
openingshendel op de klep te
verschuiven.
2 Verschuif de
vergrendelingshendel met de
punt van de accu en stop de accu
helemaal in de camera.
Vergrendelingshendel
3 Sluit de klep.
4 Open het klepje terwijl u het
klepje van de geheugenkaart
verschuift.
54
De accu/geheugenkaart (los verkrijgbaar) plaatsen
Voor het selecteren van de geheugenkaart die moet worden
gebruikt voor het maken van opnamen
[Slot 1] is geselecteerd in de standaardinstellingen. Gebruik sleuf 1
wanneer u de instelling niet wilt wijzigen en van plan bent slechts één
geheugenkaart te gebruiken.
MENU-knop t 1 t [Selecteer opnamemedia] t Selecteer de sleuf
van uw keuze
U kunt [Selecteer opnamemedia] tevens instellen vanaf het Snelle
navigatiescherm (bladzijde 31).
Een beeld vastleggen op beide geheugenkaarten tegelijk.
U kunt beelden op beide geheugenkaarten tegelijk vastleggen of beelden
gesorteerd naar beeldtype opslaan op verschillende geheugenkaarten
(bladzijde 195).
MENU-knop t 1 t [Opnamemodus] t Selecteer de gewenste
instelling
5 Plaats een geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart met het
afgeschuinde hoekje in de richting
zoals wordt afgebeeld en duw totdat de
kaart op z'n plaats klikt.
Geheugenkaartsleuf 1
Let erop dat het afgeschuinde hoekje in
de juiste richting wijst.
6 Sluit de klep.
Geheugenkaartsleuf 2
55
De accu/geheugenkaart (los verkrijgbaar) plaatsen
De camera voorbereiden
De geheugenkaart verwijderen
Controleer dat het toegangslampje (bladzijde 18) uit is, open vervolgens het
klepje van de geheugenkaart en duw één keer tegen de geheugenkaart.
De resterende acculading controleren
De bijgeleverde accu is een lithium-ionbatterij die functies bevat voor het
uitwisselen van informatie over de gebruiksomstandigheden van uw
camera. De resterende accuduur wordt weergegeven in percentages op
basis van de gebruiksomstandigheden van uw camera.
U kunt de 2 accu's gebruiken die in de Verticale Handgreep (los
verkrijgbaar) zijn geplaatst, bevestig daartoe deze handgreep aan de
camera. Samen met de accu die in de camera is geplaatst levert dit in totaal
3 accu's op die automatisch worden geschakeld.
U kunt de status van deze accu's controleren op het scherm.
Het niveau van het resterende vermogen van de accu die in de
camera is gezet.
Het niveau van het resterende vermogen van de accu's die in
de Verticale Handgreep zijn gezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de Verticale Handgreep de
bedieningsinstructies die bij de Verticale Handgreep worden geleverd.
De accu uit de camera nemen
Accuniveau
"Accu leeg"
Hoog Laag
U kunt geen foto's
meer maken.
Schakel de camera uit. Schuif de
vergrendelingshendel in de richting van
de pijl nadat u hebt gecontroleerd dat de
camera niet meer trilt en dat zowel het
LCD-scherm als het toegangslampje uit
zijn en neem vervolgens de accu uit het
toestel. Wees voorzichtig dat de accu niet
valt.
Vergrendelingshendel
56
De accu/geheugenkaart (los verkrijgbaar) plaatsen
De volgende geheugenkaarten zijn geschikt voor deze camera. Maar niet
gegarandeerd kan worden dat alle geheugenkaarten werken in deze camera.
MultiMediaCard kan niet worden gebruikt.
*1 "Memory Stick PRO Duo" die overeenkomt met Mark2
*2 SD-kaarten die overeenkomen met de Klasse 4 snelheid of hoger
*3 SD-kaarten die overeenkomen met de Klasse 10 snelheid of hoger of de UHS-I
(UHS snelheidsklasse 1) interface
Opmerkingen
"Memory Stick PRO Duo" kan niet worden gebruikt in sleuf 2.
Beelden die zijn vastgelegd op een SDXC-geheugenkaart kunnen niet worden
geïmporteerd in of afgespeeld op een computer of AV-apparatuur die niet geschikt is
voor exFAT. Controleer dat het apparaat geschikt is voor exFAT voordat u het
aansluit op de camera. Als u uw camera aansluit op een ongeschikt apparaat, zal u
misschien worden gevraagd de kaart te formatteren. Reageer hier nooit op met het
formatteren van de kaart, omdat u dan alle gegevens op de kaart wist. (exFAT is het
bestandssysteem dat wordt gebruikt op SDXC-geheugenkaarten.)
Geschikte geheugenkaarten
Type geheugenkaart
Stil-
staande
beelden
Films
Films
(Simult.
opname)
In deze
gebruiksaan-
wijzing
Memory Stick PRO Duo *
1
Memory Stick
PRO Duo
Memory Stick PRO-HG Duo
SD-geheugenkaart *
2
*
3
SD-kaartSDHC-geheugenkaart *
2
*
3
SDXC-geheugenkaart *
2
*
3
57
De camera voorbereiden
Een lens bevestigen
Opmerkingen
Bij het bevestigen van de lens, mag u de lensontgrendelingsknop niet indrukken.
Oefen bij het bevestigen van de lens geen grote kracht uit.
Lenzen met een E-vatting zijn niet geschikt voor deze camera.
Wanneer een DT-lens op het toestel is gezet of [APS-C-grootte opn.] is ingesteld op
[Aan] in het Installatiemenu, wordt een live-viewbeeld weergegeven over het
gehele LCD-scherm met de kijkhoek van het APS-C-formaat. Het live-viewbeeld in
de zoeker wordt ook geheel weergegeven en u kunt de compositie of het effect
controleren met behulp van het gehele scherm.
1 Haal de lensvattingdop van de
camera en haal de Achterlensdop
van de achterzijde van de lens.
Als u de lens verwisselt, doe dit dan
snel en op een stofvrije plaats om
ervoor te zorgen dat er geen stof of vuil
in de camera binnendringt.
Neem, wanneer u opnamen gaat maken
de lensdop voorzijde van de voorzijde
van de lens.
Lensdop voorzijde
Achterlensdop
2 Houd de oranje indexmarkeringen
(vattingindexen) op de lens en de
camera tegenover elkaar.
Oranje indexmarkeringen
3 Draai vervolgens de lens
rechtsom tot deze met een klik
wordt vergrendeld.
Het is belangrijk dat u de lens recht op de
camera zet.
Lensvattingdop
58
Een lens bevestigen
Wanneer u full-framebeelden wilt opnemen, gebruik dan een lens die ontworpen is
voor een full-framecamera.
Wanneer u een lens gebruikt die is voorzien van een statiefbevestiging, bevestig de
lens dan op het statief met deze bevestiging zodat het gewicht van de lens
gemakkelijker in balans kan worden gebracht.
Wanneer u de camera draagt met de lens erop bevestigd, moet u zowel de camera als
de lens stevig vasthouden.
Houd de lens niet vast aan het gedeelte dat is uitgeschoven voor inzoomen of
scherpstellen.
De lens verwijderen
Opmerking over verwisseling van de lens
Wanneer bij de verwisseling van de lens stof of vuil de camera
binnendringt en op het oppervlak van de beeldsensor (het onderdeel dat het
licht omzet in een elektrisch signaal) blijft plakken, kan dit afhankelijk van
de opnameomstandigheden als zwarte vlekken zichtbaar zijn in het beeld.
De camera is uitgerust met een stofpreventiefunctie om te voorkomen dat
stof op de beeldsensor komt. Toch moet u de lens snel en op een stofvrije
plaats verwisselen als u een lens bevestigt/verwijdert.
1 Druk de lensontgrendelingsknop
helemaal in en draai de lens
linksom tot aan de aanslag.
Lensontgrendelingsknop
2 Bevestig de lensdoppen aan de
voor- en achterzijde van de lens
en de lensvattingdop op de
camera.
Verwijder eerst stof voordat u deze
bevestigt.
59
De camera voorbereiden
De datum en de tijd instellen
Als u de camera voor het eerst inschakelt of na het initialiseren van de
functies, wordt het scherm voor de instelling van de datum/tijd
weergegeven.
1 Zet de stroomschakelaar op ON
om de camera in te schakelen.
Het scherm voor het instellen van de
datum en de tijd, wordt weergegeven.
Om de camera uit te schakelen, zet u
deze op OFF.
2 Controleer op het LCD-scherm dat
[Enter] is geselecteerd en druk
vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
3 Selecteer met b/B op de multi-selectieschakelaar uw tijdzone
en druk vervolgens op het midden van de multi-
selectieschakelaar.
60
De datum en de tijd instellen
De bewerking voor de instelling van de datum en tijd annuleren
Druk op de MENU-knop.
Als u de camera voor het eerst inschakelt, wordt het scherm voor de
instelling van de datum/tijd automatisch weergegeven. De volgende keer
kunt u de datum en de tijd instellen vanuit het menu.
4 Selecteer ieder onderdeel met b/
B, en stel de numerieke waarde
in met v/V.
[Zomertijd:]: Schakelt de instelling van
de zomertijd in of uit.
[Datumformaat:]: Selecteert de
indeling van de datum op het scherm.
Middernacht wordt aangeduid als 12:00
AM, twaalf uur 's middags als 12:00
PM.
5 Herhaal stap 4 als u andere onderdelen wilt instellen en druk
vervolgens op het midden van de multi-selectieschakelaar.
6 Controleer dat [Enter] is geselecteerd en druk vervolgens op het
midden van de multi-selectieschakelaar.
De datum/tijd opnieuw instellen
MENU-knop t 1 t [Datum/tijd
instellen] of [Tijdzone instellen]
(bladzijde 47)
61
De datum en de tijd instellen
De camera voorbereiden
De instelling van datum en tijd bewaren
Deze camera is uitgerust met een interne, oplaadbare batterij voor het
bewaren van de datum en tijd en andere instellingen, ongeacht of de camera
is ingeschakeld of niet en of de accu is geplaatst of niet (bladzijde 248).
62
De hoek van het LCD-scherm
aanpassen
Zet het LCD-scherm in een hoek
waarin u het beeld goed kunt zien.
Zet uw vinger op het gedeelte
linksboven van het LCD-scherm en trek
het naar u toe.
Het LCD-scherm kantelt 140 graden
omhoog en 180 graden omlaag.
Het LCD-scherm roteert 180 graden
naar rechts en 90 graden naar links.
Wanneer het LCD-scherm niet wordt
gebruikt, kunt u dit het beste sluiten met
de schermzijde naar de camera gericht.
Opmerking
Wanneer het LCD-scherm open is, zullen de
oogschelpsensors misschien niet functioneren
in situaties met opnamen uit een laag
standpunt. Kijkt u in de zoeker en schakelt de
weergavestand niet automatisch over van de
monitor naar de zoeker, druk dan op de knop
FINDER/LCD.
63
De camera voorbereiden
Duidelijke beelden schieten zonder
bewegingsonscherpte
Er wordt van "bewegingsonscherpte" gesproken als de camera ongewild
wordt bewogen nadat de ontspanknop is ingedrukt, wat een onscherp beeld
tot gevolg heeft.
Volg de onderstaande instructies zodat bewegingsonscherpte wordt
beperkt.
Opmerking
De indicator Waarschuwing camerabeweging verschijnt niet in de volgende
situaties:
– De belichtingsstand is ingesteld op M/S, of tijdens het opnemen van film.
– Wanneer de weergavestand is ingesteld op [Geen info], [Niveau] of [Histogram].
(bladzijde 92).
De functie SteadyShot is op deze camera beschikbaar zodat
bewegingsonscherpte kan worden beperkt. De functie SteadyShot kan apart
worden ingesteld voor het maken van stilstaande beelden en voor het
opnemen van film.
Met de basisinstellingen wordt de SteadyShot-functie ingesteld op [Aan]
voor stilbeeldopname en op [Uit] voor filmopname.
Camerabewegingswaarschuwing-indicator
In situaties waarin u de camera misschien
niet goed stil kunt houden, knippert de
indicator (Waarschuwing
camerabeweging). In dit geval gebruikt u
een statief of de flitser.
indicator (Waarschuwing
camerabeweging)
De functie SteadyShot gebruiken
64
Duidelijke beelden schieten zonder bewegingsonscherpte
MENU-knop t 3 of 1 t [SteadyShot] t Selecteer de
gewenste instelling
U kunt tevens de SteadyShot-functie instellen voor opname van
stilstaande beelden van het Snelle navigatiescherm (bladzijde 31).
Opmerkingen
De functie SteadyShot zal misschien niet optimaal werken wanneer de camera nog
maar net is ingeschakeld, vlak nadat u de camera op een onderwerp richt, of wanneer
de ontspanknop helemaal en niet eerst tot halverwege is ingedrukt.
Schakel bij gebruik van een statief de functie SteadyShot uit omdat de functie
SteadyShot dan mogelijk niet goed werkt.
Stabiliseer uw bovenlichaam en ga in een houding staan die
voorkomt dat de camera beweegt.
Punt 1
Houd met één hand de camera vast, en ondersteun met de andere hand de
lens.
Punt
2
Ga stevig staan met uw beide voeten op schouderbreedte.
Punt
3
Houd uw ellebogen licht tegen uw lichaam gedrukt.
Stabiliseer uw bovenlichaam door uw elleboog op uw knie te zetten als u in
een knielende positie fotografeert.
De camera goed vasthouden
In de zoekerfunctie In de zoekerfunctie
(verticale positie)
In de LCD-schermfunctie
65
De camera voorbereiden
De Oogkap voor oculair verwijderen
Verwijder de oogkap voor het oculair wanneer u de FDA-A1AM
Hoekzoeker (los verkrijgbaar) op de camera bevestigt.
Opmerking
Schakel, wanneer een FDA-A1AM Hoekzoeker (los verkrijgbaar) op de camera is
bevestigd, de display over tussen de zoeker en het LCD-scherm door [Inst. FINDER/
LCD] in het menu voor aanpassing op [Handmatig] te stellen en op de knop
FINDER/LCD te drukken. U wordt geadviseerd [Eye-Start AF] in te stellen op [Uit]
omdat de oogschelpsensors die zich onder de zoeker bevinden, kunnen worden
geactiveerd.
Schuif voorzichtig de Oogkap voor
oculair van de camera af door op
beide kanten van de kap te drukken.
Plaats uw vingers onder de Oogkap voor
oculair en schuif omhoog.
66
Beelden opnemen en weergeven
Stilstaande beelden opnemen
In de "Automatische modus" kunt u gemakkelijk een foto maken van een
willekeurig onderwerp onder willekeurige omstandigheden, omdat de
camera een inschatting maakt van de situatie en de instellingen aanpast.
1 Zet de functiekeuzeknop op
(Automatische modus).
Draai de functiekeuzeknop terwijl u de
vergrendelknop van de
functiekeuzeknop op het midden van de
functiekeuzeknop indrukt.
2 Houd de camera vast en
beoordeel uw opname met de
zoeker.
AF-gebied
3 Bij gebruik van een zoomlens
draait u de zoomring en bepaalt u
het beeld.
4 Druk de ontspanknop tot
halverwege in om scherp te
stellen.
Wanneer de scherpstelling is bevestigd,
gaat z of (scherpstellingsindicator)
branden (bladzijde 98).
Zoomring
67
Stilstaande beelden opnemen
Beelden opnemen en weergeven
5 Druk de ontspanknop helemaal in
om een opname te maken.
68
Films maken
Opmerkingen
Tijdens het opnemen van een film zal misschien het geluid van de werkende camera
en lens worden vastgelegd. Gebruik de stille multi-selectieschakelaar om het geluid
van de schijfbedieningen voor het instellen te verlagen (bladzijde 34). U kunt het
opnemen van geluid uitschakelen door [Geluid opnemen] in te stellen op [Uit]
(bladzijde 171).
Afhankelijk van de omgevingstemperatuur of de status van de camera zal de tijd
voor het zonder onderbreking opnemen van een film misschien korter zijn. Zie
"Opmerkingen over het continu opnemen van film".
Wanneer het pictogram verschijnt, is de temperatuur van de camera te hoog
geworden. Zet de camera uit en wacht tot de temperatuur van de camera is gedaald.
1 Druk op de MOVIE-knop als u het
opnemen wilt starten.
Het opnemen van films kan in iedere
belichtingsstand worden gestart.
In de stand voor automatische
scherpstelling blijft de camera het beeld
met [Continue AF] scherpstellen
(bladzijde 96).
De sluitertijd en het diafragma worden
automatisch aangepast. Als u ze op
bepaalde waarden wilt instellen, doet u
dat nadat de functiekeuzeknop is
ingesteld op (Film)
(bladzijde 164).
MOVIE-knop
2 Druk weer op de MOVIE-knop als u het opnemen wilt stoppen.
69
Beelden opnemen en weergeven
Beelden weergeven
Opmerking
Films die met andere apparaten zijn opgenomen, zullen misschien niet op deze
camera kunnen worden afgespeeld.
Stel, als u stilstaande beelden wilt weergeven, [Stilst.b./film select.] in op
[Mapweergave (stilstaand)] en stel, als u films wilt afspelen, [Stilst.b./film
select.] in op [Mapweergave (MP4)] of [AVCHDweergave], afhankelijk
van de bestandsindeling.
MENU-knop t 1 t [Stilst.b./film select.] t Selecteer de
functie van uw keuze
1 Druk op de -knop.
-knop
2 Selecteer een beeld met b/B op de multi-selectieschakelaar.
Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar als u films wilt afspelen.
Tijdens het weergeven van films
Multi-selectieschakelaar/Gebruik van
het instelwiel achter/Knop DISP
Onderbreken/hervatten z
Snel vooruit B
Snel achteruit b
Langzaam vooruit Draai in de pauzestand het instelwiel
achter naar rechts.
Langzaam achteruit Draai in de pauzestand het instelwiel
achter naar links.
De film wordt beeldje voor beeldje
afgespeeld.
Het geluidsvolume aanpassen V t v/V
De informatie weergeven DISP-knop (Display)
Overschakelen tussen stilstaande beelden en films
70
Beelden wissen
Maak vooral, voordat u het beeld wist, een kopie of neem een besluit of u
het beeld wilt bewaren of niet. Maak een kopie van alle beelden die u
misschien wilt bewaren, voordat u ze van de camera wist.
Opmerking
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
1 Geef het beeld weer dat u wilt
wissen en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Selecteer [Wissen] met v op de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden van de multi-
selectieschakelaar.
71
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
De volgende opnamefuncties worden bij de camera geleverd:
Draai de functiekeuzeknop terwijl u
de vergrendelknop van de
functiekeuzeknop op het midden van
de functiekeuzeknop indrukt.
(Automatische
modus) (72)
U kunt gemakkelijk een foto maken van een willekeurig
onderwerp onder willekeurige omstandigheden, omdat de
camera een inschatting maakt van de situatie en de
instellingen aanpast.
(Autom.
programma) (81)
Hiermee kunt u opnemen met automatisch ingestelde
belichting (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde). U
kunt de andere instellingen zelf aanpassen.
(Diafragmavoorkeuze)
(82)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken nadat u de
diafragmawaarde zelf hebt aangepast met het instelwiel voor
of achter.
(Sluitertijdvoorkeuze)
(85)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken nadat u de
sluitertijd zelf hebt aangepast met het instelwiel voor of
achter.
(Handm.
belichting) (86)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken waarbij u de
belichting zelf hebt aangepast (zowel de sluitertijd als de
diafragmawaarde) met het instelwiel voor of achter.
1/2/3 (204) Roept een instelling op die vooraf is geregistreerd in
[Geheugen] in het menu Stilstaande beelden.
(Scènekeuze)
(74)
Biedt u de mogelijkheid gemakkelijk opnamen te maken
onder allerlei omstandigheden, omdat de camera automatisch
de juiste instellingen gebruikt.
(Panorama d.
beweg.) (77)
Biedt u de mogelijkheid panoramische beelden op te nemen
doordat meerdere beelden worden gecombineerd.
(Tele-zoom
continuvoork. AE)
(80)
Biedt u de mogelijkheid ononderbroken opnamen te maken
zolang u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. De
camera neemt de beelden zonder onderbreking op bij een
maximum van ongeveer 10 of 8 beelden per seconde.
(Film) (68, 163) Biedt u de mogelijkheid films op te nemen waarbij u de
belichting zelf hebt aangepast (zowel de sluitertijd als de
diafragmawaarde).
72
Een opnamestand selecteren
Druk op de Fn-knop wanneer u de functie van de gekozen stand wilt
veranderen (bladzijden 31, 35).
Wanneer u de functiekeuzeknop draait, kunt u een uitleg van de
opnamefunctie tonen en de functie van de gekozen stand veranderen.
Kiezen van de gewenste functie door de functiekeuzeknop
te draaien
1 MENU-knop t 1 t [Modusknopscherm] t [Aan]
2 Kies de gewenste opnamestand door de functiekeuzeknop te
draaien
Een uitleg van de gekozen stand wordt getoond.
3 Druk op het midden van multi-selectieschakelaar.
4 Selecteer de gewenste stand met v/V op de multi-
selectieschakelaar.
Automatische modus
1 Zet de functiekeuzeknop op (Automatische modus)
(bladzijde 71).
U kunt een andere stand kiezen door op de Fn-knop te drukken en daarna
een andere stand te selecteren.
2 Richt de camera op het onderwerp, pas de scherpstelling aan
en maak een opname van het onderwerp.
(Slim
automatisch)
De camera maakt een inschatting van de situatie en past de
instellingen aan.
73
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
Scèneherkenning
Continu-opnamen instellen in de stand Superieur automatisch
MENU-knop t 1 t [Sup. aut. Cont. opn.] t Selecteer de gewenste
instelling
(Superieur
automatisch)
De camera herkent en evalueert de opnameomstandigheden
en de juiste instellingen worden automatisch gekozen. De
camera slaat 1 geschikt beeld op door, als dat nodig is,
beelden te combineren of te scheiden.
Wanneer de camera het onderwerp
herkent en zich aanpast aan de
opnameomstandigheden, verschijnt de
volgende informatie op het scherm:
pictogram voor herkende scène, het
aantal te maken opnames. In de stand
Superieur automatisch wordt de
geschikte opnamefunctie voor het type
scène dat is herkend, ook aangeduid.
Scène herkend door de camera:
(Nachtscène), (Schemeropn. uit
hand), (Landschap), (Portret m.
tegenlicht), (Portretopname),
(Nachtscène m. statief),
(Tegenlichtopname), (Macro),
(Nachtportret), (Spotlight),
(Duister), (Kind)
Opnamefunctie: Continue opname,
Langz.flitssync., Auto HDR,
Daglichtsynchr., Lange sluitert.,
Schemeropn. uit hand
Pictogram voor herkende scène
Aantal beelden dat wordt vastgelegd
Opnamefunctie
74
Een opnamestand selecteren
De opslagmethode selecteren die moet worden gebruikt voor
vastgelegde beelden in de stand Superieur automatisch
Bij continu-opnamen kunt u een opslagmethode kiezen waarmee de camera
1 geschikt beeld opslaat uit de zonder onderbreking gemaakte beelden of
alle beelden opslaat.
MENU-knop t 1 t [Sup. aut. Beeld extractie] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
Ook als u [Sup. aut. Beeld extractie] instelt op [Uit] terwijl [Schemeropn. uit hand] is
geselecteerd bij de functie Herkende scène, wordt 1 gecombineerd beeld opgeslagen.
Wanneer [Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG], zal dat gevolgen
hebben voor de prestaties.
Scènekeuze
Deze functie is geschikt voor:
z Opnamen maken met voorkeuze-instellingen op basis van de scène
1 Zet de functiekeuzeknop op (Scènekeuze) (bladzijde 71).
U kunt een andere scène kiezen door op de Fn-knop te drukken en daarna
een andere scène te selecteren.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
75
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
(Portret) Legt het onderwerp scherp vast tegen
een onscherpe achtergrond. Huidtinten
worden zacht weergegeven.
Zet de lens in de tele-stand om de
achtergrond waziger te maken.
U kunt een levendig beeld vastleggen
door scherp te stellen op het oog dat dichter bij de lens is.
Gebruik de zonnekap om onderwerpen in tegenlicht op te
nemen.
Gebruik de functie Rode-ogeneffectvermindering als de
ogen van uw onderwerp rood worden door de flits
(bladzijde 41).
(Sportactie) Legt een bewegend onderwerp vast met
een snelle sluitertijd zodat het lijkt of
het onderwerp stilstaat. De camera
neemt continu beelden op zolang u de
ontspanknop ingedrukt houdt.
Houd de sluiterknop tot het juiste
moment half ingedrukt.
(Macro) Maakt opnamen van dichtbij van
onderwerpen als bloemen,
voedingsmiddelen.
U kunt met een macrolens (los
verkrijgbaar) een onderwerp van
dichterbij fotograferen.
Stel de flitsfunctie in op [Flitser uit] wanneer u een
onderwerp fotografeert op minder dan 1 meter afstand.
De SteadyShot-functie is in de macrostand minder
effectief. U bereikt betere resultaten met een statief.
De kortste brandpuntsafstand verandert niet.
(Landschap) Maakt een scherpe opname van het hele
landschap met levendige kleuren.
Stel de lens in op groothoek om de
weidsheid van de scène te
accentueren.
(Zonsondergang) Maakt een prachtige opname van het
rood van de zonsopgang of de
zonsondergang.
76
Een opnamestand selecteren
Wanneer u fraaiere beelden wilt, zet de functiekeuzeknop dan op P, A, S
of M en gebruik de functie Creatieve stijl (bladzijde 138). In die gevallen
kunt u de belichting, de ISO-waarde, enz., aanpassen.
Opmerkingen
Omdat de camera de instellingen automatisch beoordeelt, zijn veel functies niet
beschikbaar, zoals belichtingscompensatie en de ISO-instelling.
(Nachtscène) Opnamen maken van nachtscènes op
afstand met behoud van de donkere
atmosfeer van de omgeving.
De sluitertijd is langer, dus is het
raadzaam een statief te gebruiken.
De foto zal misschien niet goed
lukken wanneer u een nachtscène opneemt in volkomen
duister.
(Schemeropn. uit
hand)
Maakt opnamen van nachtelijke
taferelen met minder ruis en onscherpte
zonder dat u een statief gebruikt. Er
wordt een hele reeks opnamen gemaakt
en beeldverwerking wordt toegepast
zodat onscherpte van het onderwerp,
bewegingsonscherpte en ruis worden verminderd.
Zelfs in [Schemeropn. uit hand] lukt het minder goed
onscherpte te voorkomen wanneer u opnamen maakt van:
Onderwerpen die onvoorspelbare bewegingen maken
Onderwerpen te dicht bij de camera
Onderwerpen met een zich herhalend patroon zoals
tegels en onderwerpen met te weinig contrast zoals de
lucht, een zandstrand of een gazon
Onderwerpen die constant veranderen zoals de golven of
een waterval
In het geval van [Schemeropn. uit hand] kan er zich
blokvormige ruis voordoen wanneer u een lichtbron
gebruikt die knippert, zoals TL-verlichting.
(Nachtportret) Maakt portretten in nachtscènes.
Bevestig en gebruik de flitser.
De sluitertijd is langer, dus is het
raadzaam een statief te gebruiken.
Opnametechniek
77
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
De flitser wordt voor elk van de Scènekeuzefuncties ingesteld op [Automatisch
flitsen] of [Flitser uit]. U kunt deze instellingen wijzigen (bladzijden 122, 127).
Panorama d. beweg.
Deze functie is geschikt voor:
z Een uitgestrekt landschap of hoge gebouwen vastleggen in een dynamische
compositie.
1 Zet de functiekeuzeknop op (Panorama d. beweg.).
2 Richt de camera op het onderwerp waarvoor u de helderheid en
de scherpstelling wilt aanpassen en druk de ontspanknop half
in.
3 Richt de camera op de rand van
de compositie, terwijl u de
ontspanknop half indrukt.
Dit gedeelte wordt niet vastgelegd
4 Druk de ontspanknop helemaal in.
5 Pan de camera horizontaal of
verticaal naar het einde, volgens
de aanwijzingen op het scherm.
Aanwijzingsbalk
78
Een opnamestand selecteren
Opmerkingen
Als u niet binnen de gegeven tijd horizontaal of verticaal met de camera langs het
gehele onderwerp kunt pannen, ontstaat er een grijs gebied in het samengestelde
beeld. Als dit gebeurt, dan moet u de camera snel bewegen om een volledig
panoramabeeld vast te leggen.
Omdat een aantal beelden aan elkaar worden gezet, zal het aangezette deel niet
gelijkmatig worden vastgelegd. Beweeg de camera tijdens het maken van de opname
niet heen en weer, of naar links of naar rechts wanneer u de camera over de scène
beweegt.
Onder omstandigheden met weinig licht kunnen panoramabeelden onscherp zijn of
zullen misschien niet worden vastgelegd.
Bij verlichting die knippert, zoals TL-licht, zal de helderheid van de kleuren van het
gecombineerde beeld misschien niet altijd gelijk zijn.
Wanneer de gehele panoramaopname en de beeldhoek waarin u de scherpstelling en
belichting hebt vergrendeld met AE/AF-vergrendeling, erg veel van elkaar
verschillen in helderheid, kleur en scherpte, zal de opname niet goed lukken. Als dat
zo is, neem dan een andere vergrendelde beeldhoek en doe de opname over.
Panorama-opname door beweging is niet geschikt bij opname van:
– Bewegende onderwerpen.
– Onderwerpen te dicht bij de camera.
– Onderwerpen met een zich herhalend patroon zoals tegels en onderwerpen met te
weinig contrast zoals de lucht, een zandstrand of een gazon.
– Onderwerpen die constant veranderen zoals de golven of een waterval.
– Onderwerpen met de zon of elektrische lichten, enz. die veel helderder zijn dan de
omgeving.
Panorama door beweging kan worden gestopt in de volgende situaties:
– U pant de camera te snel of te langzaam.
– De camera wordt te veel heen en weer bewogen.
De camera gaat verder met het maken van opnamen tijdens Panorama-opname door
beweging en de sluiter blijft klikken tot het einde van de opname.
[Aut. portretomkad.] en de zoom van de camera kunnen niet worden gebruikt.
79
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
Tips voor het maken van Panorama d. beweg.-opnamen
Voor Panorama door beweging kunt u het beste een groothoeklens
gebruiken.
Wanneer u een lens gebruikt met een lang brandpunt, pan de camera dan
langzamer horizontaal of verticaal, dan wanneer u een groothoeklens
gebruikt.
Bepaal de scène en druk de ontspanknop half in, zodat u de
scherpstelling, belichting en witbalans kunt vergrendelen.
Als zeer gevarieerde vormen of zeer gevarieerde landschappen zijn
geconcentreerd langs de rand van het scherm, zal de beeldcompositie
misschien niet lukken. Pas in een dergelijke gevallen de compositie van
het kader zo aan dat het gedeelte zich in het midden van het beeld bevindt
en maak vervolgens opnieuw een opname.
Een andere beeldgrootte kiezen
U kunt de beeldgrootte selecteren: knop MENU t 1 t [Panorama:
formaat].
De richting voor het horizontaal of verticaal pannen instellen
U kunt de richting instellen waarin u de camera horizontaal of verticaal wilt
pannen.
MENU-knop t 1 t [Panorama: richting] t Selecteer de gewenste
instelling
Panoramische beelden scrollen (Weergeven en Scrollen)
Selecteer een panoramabeeld en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
Pan de camera horizontaal of verticaal in
een boog met constante snelheid en in
dezelfde richting als op het scherm wordt
aangegeven. [Panorama d. beweg.] is
meer geschikt voor stilstaande dan voor
bewegende onderwerpen.
Straal zo kort mogelijk
Verticale
richting
Horizontale richting
80
Een opnamestand selecteren
De weergave wordt onderbroken wanneer u nogmaals drukt. U kunt een
panoramabeeld scrollen door in de pauzestand op v/V/b/B te drukken.
U kunt beelden achter elkaar met hoge snelheid opnemen door het smalle
middelste gedeelte van een beeld vast te leggen.
Wanneer [Scherpstelfunctie] is ingesteld op een andere stand dan
[Enkelvoudige AF], wordt de diafragmawaarde ingesteld op F3.5
Tele-zoom continuvoork. AE
Deze functie is geschikt voor:
z Ononderbroken opnamen maken van een snelbewegend onderwerp en een
moment vastleggen.
z Het vastleggen van de gezichtsuitdrukkingen van een kind, die voortdurend, van
moment tot moment, veranderen.
1 Zet de functiekeuzeknop op (Tele-zoom continuvoork. AE)
(bladzijde 71).
U kunt een andere stand kiezen door op de Fn-knop te drukken en daarna
een andere stand te selecteren.
2 Stel scherp en fotografeer de onderwerpen.
De camera blijft opnamen maken zolang u de ontspanknop volledig
ingedrukt houdt.
(Tele-zoom
continuvoork. AE)
Continu opname van beelden met maximaal ongeveer 10
beelden per seconde met ongeveer ×2,3 zoom bij full-frame
opname, of met ongeveer ×1,5 zoom bij APS-C formaat
opname.
(Tele-zoom
continuvoork. AE)
Continu opname van beelden met maximaal ongeveer 8
beelden per seconde bij ongeveer ×1,5 zoom bij full-frame
opname. Opname van beelden met de volledige kijkhoek van
APS-C formaat opname.
Opnametechnieken
81
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
(wanneer de maximale diafragmawaarde van de lens hoger is dan F3.5,
wordt de maximale diafragmawaarde ingesteld). U kunt echter de ISO-
gevoeligheid aanpassen. De scherpstelling en de belichting worden
tijdens het maken van opnamen voortdurend aangepast.
In de stand voor handmatige scherpstelling of wanneer
[Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Enkelvoudige AF], kunt u de ISO-
gevoeligheid en het diafragma aanpassen. Wanneer [Enkelvoudige AF] is
geselecteerd, wordt de scherpstelling vergrendeld bij het eerste beeld.
Opmerkingen
Wanneer de zoom ×2,3 is, wordt het beeldformaat op S gesteld en wanneer de zoom
×1,5 is, kan het beeldformaat op M of S worden gesteld.
De sluitertijd is langer, afhankelijk van de instelling van ISO of diafragma. Een
gevolg daarvan kan zijn dat de snelheid van ononderbroken opnamen lager is.
De functie Gezichtsherkenning is uitgeschakeld.
Wanneer [Auto HDR] is geselecteerd, wordt het DRO-proces tijdelijk uitgevoerd
volgens de DRO-instelling.
U kunt [Kwaliteit] niet instellen op [RAW] of [RAW en JPEG] wanneer is
gekozen.
Autom. programma
Deze functie is geschikt voor:
z Gebruik van de automatische belichting, terwijl uw eigen instellingen voor ISO-
gevoeligheid, Creatieve stijl, Dynamisch-bereikoptimalisatie enzovoort
behouden blijven.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand P.
2 U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste
instellingen (blz. 96 tot 162).
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
82
Een opnamestand selecteren
Programma verschuiven
U kunt tijdelijk de combinatie van de
sluitertijd en diafragmawaarde
veranderen terwijl de juiste belichting die
door de camera is bepaald, gehandhaafd
blijft.
Selecteer de combinatie van uw keuze
door het instelwiel voor of achter te
draaien, terwijl de scherpstelling wordt
uitgevoerd.
De aanduiding van de belichtingsstand
verandert in "P*".
Diafragmavoorkeuze
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's waarop het onderwerp scherp is en alles voor en achter het onderwerp
wazig is. Diafragmavergroting vernauwt het veld dat scherpgesteld is. (De
velddiepte wordt oppervlakkiger.)
z De scènediepte vastleggen. Diafragmaverkleining verbreedt het veld dat
scherpgesteld is. (De velddiepte krijgt meer diepte.)
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand A.
83
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
De sluitertijd kan afhankelijk van de diafragmawaarde langer worden.
Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
Maak de achtergrond minder scherp door een telelens te gebruiken die
een lagere diafragmawaarde heeft (lichtgevoelige lens).
Door middel van de controleknop kunt u ongeveer zien waar de scherpte
van het beeld ligt.
2 De diafragmawaarde (F-waarde)
kiezen met het instelwiel voor of
achter.
Kleinere F-waarde: de voor- en
achtergrond van het onderwerp zijn
wazig.
Grotere F-waarde: de voor- en
achtergrond en het onderwerp zelf zijn
allemaal scherp.
U kunt op het LCD-scherm of in de
zoeker niet zien of een beeld onscherp
is. Controleer het opgenomen beeld en
pas het diafragma aan.
De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
diafragmawaarde. Pas in zulke gevallen
het diafragma weer aan.
Sluitertijd
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch aangepast om de juiste belichting te krijgen.
Opnametechnieken
Diafragma (F-waarde)
84
Een opnamestand selecteren
De scherpte van de achtergrond zien (Controleknop)
Druk op de controleknop nadat u hebt scherpgesteld.
U kunt in de controlefunctie het diafragma aanpassen.
2 controlestanden worden bij de camera geleverd:
[Voorbeeld opn.result.]: Het effect van DRO of van de waarde van de
sluitertijd wordt ook weergegeven.
[Diafragmavoorbeeld] (standaard instelling): Alleen het diafragma wordt
weergegeven.
MENU-knop t 4 t [Voorbeeldknop] t Selecteer de gewenste
instelling
(U kunt de functie ook instellen met [Funct. van AEL-knop]/[ISO-knop]/
[AF/MF-knop]/[Customtoets])
Opmerking
Het controlebeeld kan donkerder zijn, afhankelijk van de waarde van de sluitertijd.
U kunt echter beelden vastleggen in overeenstemming met de helderheid die u hebt
ingesteld.
Het LCD-scherm en de zoeker laten een
beeld zien dat is vastgelegd met het
grootste diafragma. Met een ander
diafragma verandert de scherpte van het
onderwerp, waardoor er verschil ontstaat
tussen de scherpte van het beeld voor de
opname en de scherpte van het
vastgelegde beeld.
Wanneer u de controleknop indrukt, kunt
u het beeld zien met het diafragma dat
wordt gebruikt in de eigenlijke opname
zodat u voor de opname de scherpte van
het onderwerp ongeveer kunt beoordelen.
Controleknop
85
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
Sluitertijdvoorkeuze
Deze functie is geschikt voor:
z Momentopnamen van een bewegend onderwerp. Gebruik een kortere sluitertijd
om één moment van de beweging helder vast te leggen.
z De beweging volgen om de dynamiek en vloeiing ervan uit te drukken. Gebruik
een langere sluitertijd om het na-ijlende beeld van het bewegende onderwerp
vast te leggen.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand S.
2 Kies de sluitertijd met het
instelwiel voor of achter.
De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
sluitertijd. Pas in zulke gevallen de
sluitertijd weer aan.
Sluitertijd
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch aangepast om de juiste belichting te
krijgen.
Diafragma (F-waarde)
86
Een opnamestand selecteren
Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
Kies een hogere ISO-gevoeligheid als u een binnenopname maakt van
een sport.
Opmerkingen
De indicator (camerabewegingswaarschuwing) wordt niet weergegeven in
de stand Sluitervoorkeuze.
Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te opvallender de ruis.
Na de opnamen wordt de ruisonderdrukking (NR lang-belicht) uitgevoerd gedurende
dezelfde tijd dat de sluiter geopend was, wanneer de sluitertijd 1 seconde of langer
is. Tijdens de ruisonderdrukking kunt u niet verdergaan met opnemen.
Opnametechnieken
Handm. belichting
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken met de gewenste belichtingsinstelling door zowel de sluitertijd als
het diafragma te wijzigen.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
87
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
2 Draai het instelwiel voor als u de
sluitertijd wilt wijzigen, en draai
het instelwiel achter als u het
diafragma wilt wijzigen.
Met deze camera kunt u in de stand
voor handmatige belichting de ISO-
gevoeligheid instellen op [AUTO].
Wanneer de ISO-gevoeligheid is
ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-
gevoeligheid aangepast voor het
verkrijgen van de juiste belichting,
uitgaande van een combinatie van de
sluitertijd en de diafragmawaarde.
Wanneer de ISO-gevoeligheid is
ingesteld op [AUTO] en de camera
schat in dat de juiste belichting niet
wordt gehaald met de geselecteerde
waarde, knippert de ISO-gevoeligheid.
Pas in zulke gevallen de sluitertijd of
het diafragma weer aan.
ISO-gevoeligheid
Sluitertijd
3 Maak de foto nadat de belichting
is ingesteld.
Wanneer de ISO-gevoeligheid op een
andere stand dan [AUTO] is gesteld,
moet u de belichtingswaarde controleren
met behulp van Gemeten-handmatig*.
Naar +: beelden worden helderder.
Naar –: beelden worden donkerder.
* Wanneer de camera in de stand M staat,
zal het toestel een waarde voor de
onder- of overcompensatie laten zien
gebaseerd op de juiste belichting. Deze
wordt als een nummer op het LCD-
scherm getoond en verschijnt op de
EV-schaal in de zoeker.
LCD-scherm
Gemeten-handmatig
Het scherm in de zoeker
Gemeten-handmatig
Diafragma (F-waarde)
88
Een opnamestand selecteren
Opmerking
De indicator (camerabewegingswaarschuwing) wordt niet weergegeven in
de stand voor handmatige belichting.
Handmatige verschuiving
U kunt in de handmatige functie de combinatie van de sluitertijd en
diafragmawaarde veranderen zonder de belichting te veranderen.
Draai het instelwiel voor of achter terwijl
u de AEL-knop ingedrukt houdt als u de
combinatie van sluitertijd en
diafragmawaarde wilt kiezen.
AEL-knop
89
Een opnamestand selecteren
Een opnamestand selecteren
BULB
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken van de lichtstaart van bijvoorbeeld vuurwerk.
z Foto's maken van de lichtstaarten van sterren.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel voor naar
links tot [BULB] verschijnt.
Wanneer de ISO-gevoeligheid op
[AUTO] is gesteld, wordt door het
selecteren van [BULB] de ISO-
gevoeligheid naar [100] veranderd.
BULB
3 Draai het instelwiel achter als u
het diafragma (F-waarde) wilt
wijzigen.
4 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te
wijzigen.
90
Een opnamestand selecteren
Gebruik een statief.
Stel de scherpstelling op oneindig met handmatige scherpstelling voor het
opnemen van vuurwerk, etc. Indien u de oneindig positie van de lens niet
weet, stel dan eerst scherp op het vuurwerk dat in hetzelfde algemene
gebied wordt afgestoken en neem vervolgens op.
Gebruik de draadloze afstandsbediening (los verkrijgbaar)
(bladzijde 121). Als u op de SHUTTER-knop op de draadloze
afstandsbediening drukt, wordt BULB-opname geactiveerd; als u weer
drukt, wordt BULB-opname gestopt. U hoeft de SHUTTER-knop op de
draadloze afstandsbediening niet ingedrukt te houden.
U kunt met de afstandsbediening (los verkrijgbaar) de sluiter openhouden
als u een afstandsbediening gebruikt die is voorzien van een
vergrendelingsfunctie voor de ontspanknop.
Opmerkingen
Schakel de SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief (bladzijde 63).
Hoe langer de belichtingstijd, des te opvallender de ruis op het beeld.
Na het opnemen wordt de ruisonderdrukking (NR lang-belicht) uitgevoerd
gedurende dezelfde tijdsduur dat de sluiter geopend was. Tijdens de
ruisonderdrukking kunt u niet verdergaan met opnemen. Als u bij het maken van een
opname de timing van de opname meer prioriteit wilt geven dan de beeldkwaliteit,
stel dan [NR lang-belicht] in op [Uit] (bladzijde 160).
Wanneer de Lach-sluiter of de Auto HDR-functie is geactiveerd, of wanneer [Foto-
effect] is ingesteld op [HDR-schilderij] of [Mono. m. rijke tonen] kunt u de
sluitertijd niet op [BULB] zetten.
Als de functie Lach-sluiter, Auto HDR of de instelling [HDR-schilderij] of [Mono.
m. rijke tonen] van [Foto-effect] wordt gebruikt terwijl de sluitersnelheid is ingesteld
op [BULB], wordt de sluitertijd tijdelijk op 30 seconden ingesteld.
U kunt het beste beginnen met BULB-opnamen wanneer de camera is afgekoeld
omdat anders de kwaliteit van het beeld afneemt.
5 Houd de ontspanknop ingedrukt gedurende de gehele opname.
Zolang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend.
Opnametechnieken
91
Een opnamestand selecteren
Functies beschikbaar voor de
verschillende opnamestanden
Het hangt af van de opnamestand die u hebt geselecteerd welke functies u
kunt gebruiken.
In onderstaande tabel geeft aan of de functie beschikbaar is. – geeft aan
dat de functie niet beschikbaar is.
De functies die u niet kunt gebruiken worden op het scherm grijs
weergegeven.
* Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op M, kan de belichting alleen
worden gecompenseerd wanneer de ISO-gevoeligheid is ingesteld op
[AUTO].
Opname-
stand
Belicht.
comp. (113)
Zelfontspan-
ner (118)
Continue
opname
(118)
Gezichts-
herkenning
(150)
Lach-
sluiter
(154)
Aut. portretom-
kad. (152)
/
(72)
(74)
––
––
––
––
––
––
––– ––
––
(77) –––––
/
(80)
–––––
(81)
(82)
(85)
(86) –*
(68, 163) *–
92
De weergave van opname-informatie wisselen
De opname-informatie wisselen (DISP)
U kunt alle informatie op het scherm weergeven of de Grafische
Weergave, die de sluitertijd en de diafragmawaarde als grafieken laat
zien.
U kunt de schermstand van uw keuze selecteren. Wanneer u tussen
schermen overschakelt door op de knop DISP te drukken, worden alleen
geselecteerde schermen weergegeven. U kunt apart instellen welke
schermen beschikbaar zijn voor weergave op het LCD-scherm en in de
zoeker.
Telkens wanneer u op de knop DISP
drukt, verandert de weergave van
opname-informatie als volgt in de
standaardinstellingen.
DISP-knop
De schermstand selecteren
1 MENU-knop t 2 t [DISP-knop (scherm)] of [DISP-knop
(zoeker)]
2 Selecteer de weergave van uw keuze met v/V/b/B op de
multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van
de multi-selectieschakelaar.
3 Druk op de MENU-knop.
Geen info NiveauVoor zoeker Histogram
93
De opname-informatie wisselen (DISP)
De weergave van opname-informatie wisselen
* Deze optie kan alleen worden ingesteld wanneer [DISP-knop (scherm)] is
geselecteerd.
Graf. weerg. In de grafische weergave worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde in
grafieken weergegeven en wordt
duidelijk geïllustreerd hoe de belichting
werkt. De aanwijzers op de indicator
van de sluitertijd (A) en de indicator van het diafragma (B)
geven de actuele waarde aan.
Alle info weergeven Geeft alle informatie weer op het scherm.
Geen info Geeft de informatie niet weer op het scherm.
Niveau De digitale waterpas laat zien of de
camera waterpas is in horizontale
richting en in voorwaarts/achterwaartse
richting. Wanneer de camera waterpas
is in één richting, wordt de indicator
groen.
De fout van de digitale waterpas is
groter als u de camera te ver naar
voren of naar achteren kantelt.
Een kanteling van ±1° zal misschien
worden aangeduid ook als de camera bijna waterpas is.
Histogram Toont een histogram (bladzijde 94).
Voor zoeker* U kunt de status van het LCD-scherm instellen op een status
die geschikt is voor gebruik met de zoeker (bladzijde 25).
A
B
Horizontale richting
Voorwaarts/
achterwaartse richting
94
De opname-informatie wisselen (DISP)
Opmerkingen
Het histogram geeft geen aanduiding van het uiteindelijk vastgelegde beeld. Het
geeft de staat van het beeld weer dat zojuist is gecontroleerd op het scherm. Het
histogram zal afhankelijk van diafragma-instelling, enz. verschillen.
Het histogram verschilt tussen opnemen en weergeven in de volgende situaties:
– Bij gebruik van de flitser.
– Als het onderwerp een lage intensiteit heeft, zoals een nachtelijk landschap.
U kunt het onderwerp door de lens bekijken zonder dat effecten,
bijvoorbeeld de belichtingscorrectie, witbalans, creatieve stijl, beeldeffect,
enz., worden weergegeven.
Histogram
Het histogram geeft de
luminantieverdeling weer die aangeeft
hoeveel pixels van een bepaalde
helderheid er voorkomen in het beeld.
Door de belichtingscompensatie wordt
het histogram dienovereenkomstig
veranderd.
Beide uiteinden van het histogram geven
sterk en zwak belichte delen weer. U kunt
niet deze gebieden later met een
computer te herstellen. Pas zo nodig de
belichting aan en neem de opname
nogmaals.
Het onderwerp door de lens bekijken zonder dat effecten
worden weergegeven
Aantal pixels
Donker Licht
95
De opname-informatie wisselen (DISP)
De weergave van opname-informatie wisselen
MENU-knop t 3 t [LiveView-weergave] t [Instelling
effect uit]
Wanneer [Instelling effect uit] is geselecteerd, wordt het Live View-beeld
in M-stand altijd weergegeven met de juiste helderheid.
Opmerking
[Instelling effect uit] kan niet worden gekozen wanneer de belichtingsfunctie is
ingesteld op Slim automatisch, Panorama door Beweg., Film of Scèneselectie.
96
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelling aanpassen
Er zijn 2 methoden voor het aanpassen van de scherpstelling: automatisch
en handmatig scherpstellen.
Afhankelijk van de lens kan de methode voor overschakeling tussen
automatische en handmatige scherpstelling verschillend zijn.
* Bij gebruik van DMF compatibele SSM-lenzen of SAM-lenzen kunt u de
scherpstellingsfunctie van de camera veranderen, ook wanneer de
schakelaar scherpstellingsfunctie op de lens in de AF-stand is gesteld.
Ga voor details aangaande lenzen die compatibel zijn met [Diepte map hulp
continue AF] en het hulpvlak van de functie AF-bereikregeling naar de
Sony website in uw gebied of raadpleeg uw Sony handelaar of een
plaatselijk erkende Sony onderhoudsfaciliteit.
Type lens
Te gebruiken
schakelaar
Overschakelen naar
automatische
scherpstelling
Overschakelen naar
handmatige
scherpstelling
De lens is
voorzien van een
schakelaar
scherpstellings-
functie
Lens Zet de schakelaar
scherpstellings-
functie op de lens op
AF. (Stel
[Scherpstelfunctie]
op de camera in op
een andere stand dan
[H. scherpst.].)
Zet de schakelaar
scherpstellings-
functie op de lens op
MF.*
De lens is niet
voorzien van een
schakelaar
scherpstellings-
functie
Camera Stel
[Scherpstelfunctie]
op de camera in op
een andere stand dan
[H. scherpst.].
Stel
[Scherpstelfunctie]
op de camera in op
[H. scherpst.].
Automatisch scherpstellen
1 Als de lens is voorzien van de
schakelaar
scherpstellingsfunctie, zet u deze
op AF.
97
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelling aanpassen
2 Fn-knop t (Scherpstelfunctie) t niet op (D.
handm. sch.) of (H. scherpst.)
3 Druk de ontspanknop half in om
de scherpstelling te controleren
en maak de opname.
De scherpstellingsindicator z of
(bladzijde 98) gaat branden nadat de
scherpstelling is bevestigd.
Het AF-gebied waar de scherpstelling
is bevestigd, wordt groen.
Scherpstellingsindicator
(Enkelvoudige
AF)
De camera voert de scherpstelling uit en de scherpstelling
wordt vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt.
(Automatische
AF)
De Scherpstellingsfunctie wordt overgeschakeld tussen
enkelvoudige AF en continue AF, afhankelijk van de
beweging van het onderwerp.
Wanneer u de ontspanknop halverwege ingedrukt houdt als
het onderwerp bewegingsloos is, wordt de scherpstelling
vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, gaat de camera
verder met het scherpstellen.
(Continue AF) De camera blijft scherpstellen zolang u de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt houdt.
De audiosignalen worden niet weergegeven wanneer op het
onderwerp is scherpgesteld.
Scherpstelvergrendeling gebruiken is niet mogelijk.
(Diepte map
hulp continue AF)
Behalve de functie Continue AF, blijft de
camera scherpstellen op een onderwerp
met gebruik van het hulpvlak. Deze optie
kan alleen worden gekozen wanneer een
geschikte lens is bevestigd.
De AF-hulpfunctie werkt alleen nadat
de camera op een onderwerp heeft
scherpgesteld met gebruik van de 19
AF-vlakken. U kunt niet alleen het
hulpvlak voor het scherpstellen
gebruiken.
Hulpvlak
Scherpstellings-
indicator
AF-gebied
98
De scherpstelling aanpassen
Gebruik [Enkelvoudige AF] als het onderwerp stilstaat.
Gebruik [Continue AF] of [Diepte map hulp continue AF] wanneer het
onderwerp in beweging is.
Gebruik [Diepte map hulp continue AF] voor het scherpstellen op een
onderwerp dat van de ene naar de andere kant beweegt en/of omhoog/
omlaag verplaatst in de 19 AF-vlakken.
Stel het [AF-gebied] in (bladzijde 100) om het gebied te kiezen dat wordt
gebruikt voor de scherpstelling.
Stel [AF-snelheid] (bladzijde 39) in als u de snelheid van de
scherpstelling wilt wijzigen.
Opmerkingen
Tijdens automatisch scherpstellen kunt u met sommige lenzen de roterende
scherpstelring niet aanraken.
Het hulpvlak van de [Diepte map hulp continue AF] functie werkt mogelijk onjuist
in de volgende gevallen:
– Bij onvoldoende licht.
– Wanneer de transportfunctie op Hi, [Continue opname] of bracket is gesteld.
– Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op Tele-zoom Continuopname
Voorkeuze AE of [Sportactie] in Scènekeuze.
Scherpstellingsindicator
Onderwerpen waarvoor speciale scherpstelling nodig kan zijn
Bij gebruik van de automatische scherpstelling is het moeilijk scherp te
stellen op de volgende onderwerpen. In dergelijke gevallen gebruikt u de
scherpstelvergrendelingsfunctie (bladzijde 100) of de handmatige
scherpstelling (bladzijde 108).
Opnametechnieken
Scherpstellingsindicator
Status
z brandt Scherpstelling vergrendeld. Klaar om op te nemen.
brandt Scherpstelling is bevestigd. Het scherpstelpunt beweegt
doordat het een bewegend onderwerp volgt. Klaar om op te
nemen.
brandt Nog bezig met scherpstellen. U kunt de ontspanknop niet
loslaten.
z knippert Kan niet scherpstellen. De sluiter is vergrendeld.
99
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelling aanpassen
Een onderwerp met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een witte
muur.
Twee onderwerpen op verschillende afstanden die elkaar overlappen
binnen het AF-veld.
Een onderwerp dat bestaat uit zich herhalende patronen, zoals de gevel
van een kantoorgebouw.
Een onderwerp dat zeer helder is of schittert, zoals de zon, de carrosserie
van een auto of een wateroppervlak.
Het omgevingslicht is onvoldoende.
De juiste afstand tot een onderwerp nauwkeurig meten
Opmerking
Als het onderwerp dichterbij is dan de minimale opnameafstand van de gebruikte
lens, kan de scherpstelling niet worden bevestigd. Zorg voor voldoende afstand
tussen het onderwerp en de lens op de camera.
De -markering op de bovenkant van
de camera toont de locatie van de
beeldsensor*. Wanneer u de exacte
afstand meet tussen de camera en het
onderwerp, raadpleeg dan de positie van
de horizontale lijn.
* De beeldsensor is het onderdeel van de
camera dat het licht omzet in een
elektrisch signaal.
100
De scherpstelling aanpassen
Scherpstelvergrendeling
1 Plaats het onderwerp binnen het
AF-veld en druk de ontspanknop
tot halverwege in.
De scherpstelling is vergrendeld.
Stel [Scherpstelfunctie] in op
[Enkelvoudige AF].
2 Houd de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt en plaats
het onderwerp terug op de
oorspronkelijke plaats om het
beeld opnieuw samen te stellen.
3 Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
AF-gebied
Kies het gewenste AF-gebied dat past bij
de opnameomstandigheden of uw
voorkeur. Het AF-gebied waar de
scherpstelling is bevestigd, wordt groen
en de andere AF-gebieden verdwijnen.
AF-gebied
101
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelling aanpassen
Fn-knop t (AF-gebied) t Kies de gewenste instelling
Opmerkingen
[AF-gebied] is vast ingesteld op [Breed] en u kunt geen andere instellingen
selecteren wanneer de belichtingsstand is ingesteld op Slim automatisch of
Scèneselectie, of wanneer de functie Object volgen wordt gebruikt of de Lach-sluiter
is geactiveerd.
Het is mogelijk dat het lokale AF-gebied niet oplicht bij continu opnemen of
wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt zonder halverwege te stoppen.
De camera selecteert het hulpvlak automatisch. Zelfs als u dit instelt op [Lokaal],
kunt u niet het gewenste hulpvlak selecteren.
Blijft een bewegend onderwerp volgen. Wanneer met de
standaardinstellingen [Scherpstelfunctie] op [Continue AF] of [Diepte map
hulp continue AF] is gesteld, zal [Aan(scherpstellen-volgen met sluiter)]
functioneren.
(Breed) De camera bepaalt welk van de 19 AF-gebieden wordt
gebruikt voor het scherpstellen.
(Zone)
Kies met de multi-selectieschakelaar de zone waarop u de
scherpstelling wilt activeren, en maak een keuze uit de linker-,
rechter- of middenzone. De camera bepaalt welk van de AF-
gebieden in de geselecteerde zone wordt gebruikt voor het
scherpstellen.
(Punt) De camera gebruikt uitsluitend het AF-gebied in het midden.
(Lokaal) Kies met de multi-selectieschakelaar uit de 19 AF-gebieden
het gebied waarvoor u de scherpstelling wilt activeren.
Object volgen
1 Stel [Scherpstelfunctie] op [Continue AF] of [Diepte map hulp
continue AF] (bladzijde 96).
2 Fn-knop t (Object volgen) t [Aan(scherpstellen-volgen
met sluiter)]
102
De scherpstelling aanpassen
Voor het vastleggen van personen, kunt u het gezicht van een persoon
detecteren en volgen met gebruik van de volgende instellingen: [Object
volgen] is ingesteld op [Aan(scherpstellen-volgen met sluiter)], [AF-
gebied] is ingesteld op [Breed] en [Lach-/Gezichtsherk.] is ingesteld op
[Gezichtsherkenning Aan].
Wanneer het onderwerp op het Live-viewscherm klein is, kunt u het
onderwerp zeker volgen door het vlak dat voor het scherpstellen op het
onderwerp wordt gebruikt te beperken met gebruik van de volgende
instellingen: [Object volgen] is ingesteld op [Aan(scherpstellen-volgen
met sluiter)], [AF-gebied] is ingesteld op [Lokaal] of [Zone].
Voor het veranderen van de functie
Fn-knop t (Object volgen) t [Aan] of [Uit].
3 Druk de ontspanknop half in zodat
de camera automatisch op een
doel vergrendelt en het
onderwerp volgt.
De camera blijft scherpstellen zolang u
de ontspanknop tot halverwege ingedrukt
houdt. Het doelkader kleurt groen zodra
is scherpgesteld.
Doelkader
4 Maak een opname van het onderwerp door op de ontspanknop
te drukken.
Wanneer het AF-vlak op [Breed] is gesteld, begint de camera het onderwerp
te volgen vanaf het vlak dat automatisch door de camera is vastgesteld.
De camera stelt op het onderwerp scherp met gebruik van alle vlakken tijdens
het volgen.
De camera kan het volgen van het onderwerp starten vanaf het gekozen vlak
wanneer [AF-gebied] op [Lokaal] of [Zone] is gesteld.
Opnametechnieken
103
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelling aanpassen
Opmerkingen
Volgen kan moeilijk zijn in de volgende situaties:
– Het onderwerp beweegt te snel.
– Het onderwerp is te klein of te groot.
– Er is maar weinig contrast tussen het onderwerp en de achtergrond.
– Het onderwerp wordt te weinig verlicht.
– Het omgevingslicht verandert.
De functie Object Volgen kan niet worden gebruikt wanneer de belichtingsstand is
ingesteld op Panorama door beweging, Tele-Zoom, Continu-opname Voorkeuze AE
of [Schemeropn. uit hand] in Scèneselectie of de slimme teleconverter wordt
gebruikt, de handmatige scherpstelling is geselecteerd.
De camera stopt met het volgen van een onderwerp wanneer het onderwerp van het
scherm verdwijnt.
[Aan(scherpstellen-volgen met sluiter)] kan alleen worden ingesteld wanneer
[Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF] of [Diepte map hulp continue AF].
Wanneer u de functie Object volgen start, wordt het AF-vlak automatisch op [Breed]
gesteld.
Een bepaald gezicht bij voorkeur volgen
U kunt selecteren of een bepaald gezicht bij voorkeur moet worden gevolgd
of niet wanneer de camera dat gezicht waarneemt tijdens het volgen van het
onderwerp.
MENU-knop t 6 t [Gezichtsprioriteit volgen] t [Aan]
Wanneer het gezicht niet zichtbaar is op het scherm, volgt de camera het
lichaam, en wanneer het gezicht zichtbaar is, volgt de camera het gezicht.
Als de bedoelde persoon van het scherm verdwijnt terwijl hij of zij door de
camera wordt gevolgd, en vervolgens weer terugkeert op het scherm, stelt
de camera weer scherp op dat gezicht.
Als de camera een gezicht volgt terwijl de functie Object Volgen met
Lach-sluiter is ingeschakeld, wordt het gezicht het doel van de functie
Glimlachdetectie.
(Aan)
Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar op de
display van opname-informatie zodat een doelkader
verschijnt. Zet het doelkader over het onderwerp dat u wilt
volgen en druk op het midden van de multi-selectieschakelaar.
De camera begint het onderwerp te volgen.
Het doelkader kleurt groen zodra is scherpgesteld. Druk weer
op het midden als u de volgfunctie wilt annuleren.
(Uit) Schakelt de functie Object volgen uit.
104
De scherpstelling aanpassen
Als u het gedetecteerde gezicht als doel instelt, volgt de camera, zelfs
wanneer [Gezichtsprioriteit volgen] is ingesteld op [Uit], het lichaam
wanneer het gezicht niet zichtbaar is. Als de bedoelde persoon van het
scherm verdwijnt terwijl hij of zij door de camera wordt gevolgd, en
vervolgens weer terugkeert op het scherm, stelt de camera weer scherp op
dat gezicht.
U kunt het bereik van de automatische scherpstelling beperken. Met deze
functie kan de camera scherpstellen op een onderwerp zonder dat dit wordt
gehinderd door voorwerpen op de achtergrond of voorwerpen op de
voorgrond.
Het bereik van de automatische scherpstelling beperken
(AF-bereikregeling)
1 Druk op de knop AF RANGE (AF-
bereikregeling).
AF RANGE-knop
2 Stel de maximale opnameafstand
in met het instelwiel voor en de
minimale opnameafstand met het
instelwiel achter.
Het AF-vlak en hulpvlak* die
overlappen met het onderwerp dat in
het door u ingestelde AF-bereik is,
kleuren geel.
* Het hulpvlak verschijnt alleen wanneer
een compatibele lens wordt gebruikt.
Scherpstelpositie van de lens
Het ingestelde AF-bereik
Waarde opname-afstand
105
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelling aanpassen
De functie AF-bereikregeling annuleren
Druk nogmaals op de AF RANGE-knop.
Stel het AF-bereik op positie V (de scherpstelpositie van de lens) binnen
het bereik na het scherpstellen op het op te nemen onderwerp.
Stel het AF-bereik in om het onderwerp in of buiten het bereik te stellen
door de gele punten van het AF-vlak en hulpvlak te controleren.
Opmerkingen
Deze functie gebruiken in combinatie met handmatige scherpstelling of het maken
van filmopnamen is niet mogelijk.
Wanneer u de lens verwisselt, wordt het door u ingestelde AF-bereik teruggesteld.
Gebruik, wanneer een lens die is voorzien van de functie begrenzing
scherpstelbereik op het toestel is gezet, deze functie niet in combinatie met de
functie AF-bereikregeling op de camera. Gebruik een van de functies.
De waarde van de opname-afstand wordt niet getoond met een lens die geen
afstandscoderingsfunctie heeft.
De waarde van de opname-afstand dient ter referentie.
Het AF-bereik en de waarde voor de opname-afstand zijn mogelijk niet hetzelfde als
de werkelijke focuspositie van de lens.
Het werkelijke AF-bereik is mogelijk niet hetzelfde als aangegeven door de gele
punten van het AF-vlak en het hulpvlak.
Indien niet kan worden scherpgesteld, kleuren het AF-vlak en hulpvlak mogelijk niet
geel.
Het AF-vlak of hulpvlak verschijnt mogelijk niet snel of kleurt niet gemakkelijk geel
indien er onvoldoende licht is of wanneer het onderwerp weinig contrast heeft,
bijvoorbeeld met een solide gekleurd vlak oppervlak. Gebruik in dat geval de
omlijning van het onderwerp, etc. om scherp te stellen.
U kunt deze functie niet gebruiken met de functie directe handmatige scherpstelling,
uitgezonderd indien de lens een motor heeft (SSM-, SAM-lenzen*).
3 Vergrendel de afstand door nogmaals op de AF RANGE-knop te
drukken.
De indicator grens van bereik blijft op het scherm.
Het AF-vlak en hulpvlak die overlappen met het onderwerp dat in het door
u ingestelde AF-bereik is, kleuren geel.
Opnametechnieken
106
De scherpstelling aanpassen
* Bepaalde SAM-lenzen zijn niet geschikt voor de functie Directe Handmatige
Scherpstelling. Zie de handleiding van de lens.
De eerste beweging die de waarde op oneindig stelt kan worden uitgevoerd wanneer
u deze functie gebruikt met de AF/MF-regeling, uitgezonderd wanneer de lens een
motor heeft (SSM-, SAM-lenzen*).
* Bepaalde SAM-lenzen zijn niet geschikt voor de functie AF/MF-regeling. Zie de
handleiding van de lens.
Ga voor informatie over lenzen die geschikt zijn voor de AF-hulpfunctie, naar de
Sony-website in uw regio of vraag advies aan uw Sony-dealer of het officiële Sony-
servicecentrum ter plaatse.
U kunt de scherpstelling aanpassen met andere knoppen dan de
ontspanknop. De instelling voor automatische scherpstelling wordt
ingesteld op de stand die is geselecteerd met [Scherpstelfunctie].
MENU-knop t 4 t Selecteer de knop van uw keuze* t [AF
aan]
* Selecteer de instelling uit [Funct. van AEL-knop], [ISO-knop], [AF/MF-
knop], [Customtoets] of [Voorbeeldknop].
Als u niet de ontspanknop wilt gebruiken voor het scherpstellen, voer dan
de volgende instellingen uit in aanvulling op de instelling [AF aan].
Stel [AF met sluiter] in op [Uit].
Stel [AEL met sluiter] in naar uw voorkeur.
U kunt het AF-hulplicht instellen zodat u bij weinig licht op een onderwerp
kunt scherpstellen.
MENU-knop t 2 t [AF-hulplicht] t Selecteer de gewenste
instelling
De scherpstelling aanpassen behalve voor de
ontspanknop (AF aan)
Opnametechniek
AF-hulplicht
107
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelling aanpassen
Opmerkingen
Het AF-hulplicht werkt niet wanneer [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue
AF] of [Diepte map hulp continue AF] of als het onderwerp in beweging is in
[Automatische AF]. (De indicator of licht op.)
Het AF-hulplicht werkt niet als [AF-gebied] is ingesteld op [Lokaal] of [Zone] en
het middengebied niet is geselecteerd.
Het AF-hulplicht zal mogelijk niet werken met een brandpuntsafstand van 300 mm
of meer.
Wanneer een flitser (los verkrijgbaar) wordt bevestigd, die is voorzien van een AF-
hulplicht, wordt het AF-hulplicht van de flits gebruikt.
AF-hulplicht werkt niet wanneer de Lach-sluiterfunctie wordt gebruikt.
U kunt met elke lens nauwkeurig scherpstellen.
Voer deze bedieningshandeling alleen uit wanneer het nodig is. NB. u zult
misschien niet goed kunnen scherpstellen op een onderwerp als u de lens
niet goed hebt afgesteld.
MENU-knop t 3 t [AF-microafst.] t [Aan] t
[hoeveelheid] t Selecteer de gewenste waarde
Hoe groter de waarde, des te verder is de scherpstelpositie van de camera
verwijderd; hoe kleiner de waarde, des te dichter ligt de scherpstelpositie
bij de camera.
Opmerkingen
Wij adviseren u de waarde te bepalen onder opnamecondities in de praktijk.
Wanneer u een lens bevestigt die op de camera is geregistreerd, wordt de
geregistreerde waarde weergegeven. Als "–" als waarde wordt weergegeven, zijn er
totaal 30 lenzen geregistreerd en is nog een lens registreren niet mogelijk. Wanneer u
een andere lens wilt registreren, bevestig dan een lens waarvan u de geregistreerde
waarde kunt wissen, en zet die waarde op "±0" of reset de waarden van alle lenzen
met [Wissen].
Als u een nauwkeurige AF-aanpassing uitvoert met een lens van andere fabrikanten,
zullen de aanpassingswaarden van Sony-, Minolta- en Konica Minolta-lenzen
misschien worden gewijzigd. Gebruik deze functie niet met een lens van fabrikanten
die hier niet worden vermeld.
U kunt niet afzonderlijk een nauwkeurige AF-afstelling uitvoeren wanneer u de
Sony-, Minolta- en Konica Minolta-lenzen gebruikt die dezelfde specificaties
hebben.
AF-microafst.
108
De scherpstelling aanpassen
Als het moeilijk is om de juiste scherpte in de stand autofocus te krijgen,
kunt u de scherpte handmatig aanpassen.
Opmerkingen
Wanneer het breedbeeld-AF-gebied wordt gebruikt, wordt het middelste gebied
gebruikt voor het scherpstellen; wanneer het Zone AF-gebied wordt gebruikt, wordt
een voorwerp dat representatief is voor het geselecteerde gebied gebruikt; en
wanneer het Lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt het gebied gebruikt dat met de
multi-selectieschakelaar is geselecteerd.
Wanneer u een teleconverter (los verkrijgbaar), enz. gebruikt, zal het draaien van de
scherpstelring mogelijk niet gelijkmatig gaan.
Als de dioptrie in de zoekerfunctie niet goed wordt ingesteld, wordt het beeld niet
goed scherpgesteld (bladzijde 17).
Voor handmatige scherpstelling is het belangrijk dat de keuzeknop voor de
scherpstellingsfunctie op MF staat. Draai niet aan de scherpstelring als u niet eerst de
schakelaar op MF hebt gezet. Wanneer u de scherpstelring met kracht draait zonder
dat u de schakelaar op MF hebt gezet, kunt u de scherpstelring beschadigen (Behalve
voor lenzen die zijn voorzien van de functie Directe handmatige scherpstelling).
Handmatige scherpstelling
1 Zet de schakelaar
scherpstellingsfunctie op de lens
op MF.
2 Als de lens niet een schakelaar scherpstellingsfunctie heeft,
Fn-knop t (Scherpstelfunctie) t (H. scherpst.)
Waneer [Scherpstelfunctie] is toegewezen aan de stille multi-
selectieschakelaar, kunt u in plaats van de schakelaar scherpstellingsfunctie
de stille multi-selectieschakelaar gebruiken (bladzijde 32).
3 Draai de scherpstelring van de
lens om goed scherp te stellen.
Scherpstelring
109
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelling aanpassen
U kunt in de stand voor handmatige scherpstelling de contouren van
scherpstelbereiken met een bepaalde kleur accentueren. Dit is handig voor
het nauwkeurig scherpstellen op een onderwerp bij het maken van macro-
opnamen of van portretten.
U kunt het peaking-niveau en de peaking-kleur instellen.
MENU-knop t 3 t [Reliëfniveau] t Selecteer de gewenste
instelling
Opmerkingen
Omdat de camera vindt dat scherpe gebieden zijn scherpgesteld, verschilt het
peaking-niveau, afhankelijk van het onderwerp, de opnamesituatie of de lens die
wordt gebruikt.
De contouren van scherpgestelde bereiken worden niet geaccentueerd wanneer de
camera is aangesloten met een HDMI-kabel.
De kleur instellen die wordt gebruikt voor de peaking-functie
U kunt de kleur instellen die wordt gebruikt voor de peaking-functie.
MENU-knop t 3 t [Reliëfkleur] t Selecteer de gewenste
instelling
Opmerking
Dit onderdeel kan niet worden ingesteld wanneer [Reliëfniveau] is ingesteld op [Uit].
U kunt de scherpstelling controleren door vóór de opname het beeld te
vergroten.
De omtrek van scherpstellingsbereiken accentueren
(Peaking)
Scherpstelvergrot.
1 MENU-knop t 4 t [Knop intell. telecon.] t
[Scherpstelvergrot.]
110
De scherpstelling aanpassen
2 Druk op de knop voor de
Scherpstelling vergroten.
Knop voor de Scherpstelling vergroten
3 Vergroot het beeld door op de
knop voor de Scherpstelling
vergroten te drukken en selecteer
met v/V/b/B op de multi-
selectieschakelaar het gedeelte
dat u wilt vergroten.
Telkens wanneer u op de knop voor de
Scherpstelling vergroten drukt,
verandert het zoombereik als volgt:
Full-frame formaat: Ongev. ×5,9 t
Ongev. ×11,7
APS-C formaat: Ongev. ×3,8 t
Ongev. ×7,7
4 Bevestig de scherpstelling en pas deze aan.
Stel met de hand scherp door de scherpstelring te draaien.
Als u op het midden van de selectieknop drukt, wordt het vergrote deel
weer in het midden weergegeven.
De functie scherpstelling vergroten wordt geannuleerd als u de ontspanknop
half indrukt.
5 Maak de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
U kunt beelden vastleggen wanneer een afbeelding uitvergroot is, maar het
vastgelegde beeld vult de volledige display.
De functie scherpstelling vergroten wordt opgeheven wanneer de opname is
gemaakt.
111
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelling aanpassen
U kunt nauwkeurig scherpstellen wanneer u hebt scherpgesteld met
automatische scherpstelling (Directe handmatige scherpstelling).
U kunt zo sneller op een onderwerp scherpstellen dan wanneer u vanaf het
begin met de hand scherpstelt. Dit is handig, bijvoorbeeld wanneer u
macro-opnamen maakt.
Opmerking
Niet alle SAM-lenzen zijn geschikt voor de functie Directe Handmatige
Scherpstelling (DMF). Raadpleeg de bedieningsinstructies van uw lens en kijk of uw
lens geschikt is.
De functie Directe handmatige scherpstelling op de lens
Wanneer de lens (bijvoorbeeld, de DT 16-50mm F2.8 SSM) is voorzien
van de functie Directe handmatige scherpstelling en de scherpstelling is
ingesteld op [Enkelvoudige AF] of [Automatische AF], kunt u na de
vergrendeling van de scherpstelling nauwkeurig scherpstellen met de
scherpstelring.
U kunt schakelen tussen automatisch en handmatig scherpstellen, zonder de
compositie op de camera te wijzigen (AF/MF-regeling).
Directe handmatige scherpstelling (Direct Manual Focus
- DMF)
1 Fn-knop t (Scherpstelfunctie) t (D. handm. sch.)
2 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te
vergrendelen.
3 Draai de scherpstelring om de scherpstelling fijn te regelen
terwijl u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt.
AF/MF-regeling
112
De scherpstelling aanpassen
U kunt de geselecteerde stand vasthouden zonder de AF/MF-knop in te
drukken en ingedrukt te houden, wanneer [AF/MF-knop] is ingesteld in
het menu Eigen instellingen (bladzijde 190).
Druk op de AF/MF-knop.
In de stand voor automatische
scherpstelling: De stand voor de
scherpstelling wordt tijdelijk
overgeschakeld op handmatige
scherpstelling. Houd de AF/MF-knop
ingedrukt en stel scherp door de
scherpstelring te draaien.
In de stand voor handmatige
scherpstelling: De stand voor de
scherpstelling wordt tijdelijk
overgeschakeld op automatische
scherpstelling en de scherpstelling wordt
vergrendeld.
AF/MF-knop
Scherpstelring
113
De helderheid van beeld aanpassen
De helderheid van beeld aanpassen
Belichtingscorrectie
Normaal wordt de belichting automatisch geselecteerd (Automatische
belichting).
Op basis van de belichting die wordt verkregen door de automatische
belichting kunt u belichtingscorrectie uitvoeren. U kunt het hele beeld
lichter maken door naar de + zijde te schuiven. U kunt het hele beeld
donkerder maken door naar de – zijde te schuiven (Belichtingscorrectie).
Pas het compensatieniveau aan door het opgenomen beeld te controleren.
Met de bracketopnamefunctie kunt u meerdere beelden opnemen met de
belichting verschoven naar de plus- of minzijde (bladzijde 119).
1 Druk op de -knop.
-knop
2 Pas de belichting aan met b/B op
de multi-selectieschakelaar.
Naar + (over): maakt een beeld helderder.
Naar – (onder): maakt een beeld
donkerder.
In de zoeker kunt u de belichting
controleren met de EV-schaalverdeling.
Weergave van het LCD-scherm
Gecorrigeerde belichting
Weergave van de zoeker
Gecorrigeerde belichting
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Opnametechnieken
114
Belichtingscorrectie
Opmerkingen
Deze optie kan niet worden ingesteld wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op
Slim automatisch of Scèneselectie.
Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op M, kan de belichting alleen worden
gecorrigeerd wanneer de ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO].
De belichting corrigeren met het instelwiel voor of achter
U kunt de belichting corrigeren met het instelwiel voor of het instelwiel
achter zonder dat u de knop hoeft in te drukken.
MENU-knop t 5 t [Bel.comp.wiel] t Selecteer de gewenste
instelling
Opmerkingen
Als u de belichtingscorrectiefunctie aan het instelwiel voor of achter toewijst, kan de
oorspronkelijk toegewezen functie worden gebruikt met behulp van het andere
instelwiel.
Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op M en de ISO-gevoeligheid is ingesteld
op [AUTO], is [Bel.comp.wiel] ongeldig.
De invloed van belichtingscorrectie wijzigen
U kunt instellen of de belichting moet worden gecorrigeerd binnen het
bereik van de flitser of alleen voor bestaand licht.
MENU-knop t 5 t [Bel.comp.inst.] t Selecteer de gewenste
instelling
115
De helderheid van beeld aanpassen
AE-vergrendeling
De belichting kan bij een opname tegen de zon in of bij een raam
ongeschikt zijn voor het onderwerp, meet het licht op een punt waar het
onderwerp helder genoeg belicht is en vergrendel de belichting voordat u
de opname maakt. U kunt het onderwerp minder helder maken door de
camera te richten op een plek die helderder is dan het onderwerp en met de
lichtmeter de belichting van het hele beeld vergrendelen. U kunt het
onderwerp helderder maken door de camera te richten op een plek die
donkerder is dan het onderwerp en met de lichtmeter de belichting van het
hele beeld vergrendelen.
In dit deel wordt beschreven hoe u met de (Spot) een helderder beeld
van het onderwerp kunt vastleggen.
1 Fn-knop t (Lichtmeetfunctie) t (Spot)
2 Pas de scherpstelling aan op het deel waarop u de belichting
wilt vergrendelen.
3 Vergrendel de belichting door op
de AEL-knop te drukken.
(AE-vergrendelingspictogram)
verschijnt.
De belichtingswaarde is gebaseerd op
de vergrendelde belichting in de
spotmeetcirkel. Die waarde wordt
weergegeven op de EV-
schaalverdeling.
AEL-knop
4 Stel scherp op het onderwerp terwijl u op de AEL-knop drukt, en
maak de opname van het onderwerp.
Houd na de opname de AEL-knop ingedrukt als u met dezelfde
belichtingswaarde blijft fotograferen. De instelling wordt geannuleerd
wanneer u de knop loslaat.
116
Lichtmeetfunctie
Fn-knop t (Lichtmeetfunctie) t Kies de gewenste stand
Gebruik [Meervelds]-meting voor algemene opnamen.
Meet, wanneer er een onderwerp met veel contrast in het AF-gebied is,
het licht van het onderwerp dat u wilt vastleggen en maak gebruik van de
optimale belichting met de spotmeetfunctie en de AE-vergrendeling
(bladzijde 115).
Opmerking
Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op Slim automatisch of Scèneselectie of
wanneer de zoomfunctie van de camera wordt gebruikt, wordt [Lichtmeetfunctie]
vastgezet op [Meervelds] en kunt u de andere standen niet selecteren.
(Meervelds) Bij deze instelling wordt het licht op elk veld gemeten na
opdeling van het totale gebied in meerdere velden en zo
wordt de juiste belichting van het gehele scherm bepaald.
(Centrum gericht) Deze functie legt de nadruk op het middelste deel van het
scherm, maar meet de gemiddelde helderheid van het gehele
scherm.
(Spot) In deze stand wordt het licht alleen gemeten in de spot-
lichtmeetcirkel die zich in het middengebied bevindt.
Opnametechnieken
117
De transportfunctie gebruiken
De transportfunctie gebruiken
De transportfunctie selecteren
U kunt een voor uw doel geschikte transportfunctie gebruiken, zoals
enkelvoudig transport, continu-transport of bracket-opname.
Transportknop (Drive) t (Enkele opname)
-knop t Kies de gewenste
stand
-knop
(Enkele opname)
(117)
Deze functie is voor normaal opnemen.
(Continue
opname) (118)
De camera legt de beelden doorlopend vast.
(Zelfontspanner)
(118)
De 10-seconden zelfontspanner is handig wanneer de
fotograaf zelf op de foto wil staan en de 2-seconden
zelfontspanner is handig om onscherpte als gevolg van
camerabeweging te verminderen.
(Bracket:
continu) (119)
U kunt een bepaald aantal beelden vastleggen, ieder met een
andere belichtingsgraad.
(Bracket
enkel) (119)
U kunt een bepaald aantal beelden één voor één vastleggen,
ieder met een andere belichtingsgraad.
(Witbalans
bracket) (120)
Op basis van de geselecteerde witbalans en de
kleurtemperatuur/het kleurfilter worden 3 beelden vastgelegd
met een wisselende witbalans.
(Bracket
DRO) (121)
U kunt 3 afbeeldingen vastleggen met steeds een andere
waarde voor Dynamisch-bereikoptimalisatie.
(Afstandsbed.)
(121)
U kunt stilstaande beelden vastleggen met de knop
SHUTTER of 2SEC (de sluiter wordt na 2 seconden
ontspannen) op de RMT-DSLR1/RMT-DSLR2 draadloze
afstandsbediening (los verkrijgbaar) of u kunt filmopnamen
maken met de knop START/STOP (alleen op de RMT-
DSLR2).
Enkel-beeld opnames
118
De transportfunctie selecteren
Opmerking
Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op [Sportactie] in de Scènekeuzefunctie,
kunt u geen enkelvoudige opnamen maken.
U kunt sneller ononderbroken opnamen maken als u de belichtingsfunctie
instelt op Tele-zoom Continuopname Voorkeuze AE (bladzijde 80).
Opmerkingen
Wanneer is geselecteerd, wordt het beeld weergegeven dat is vastgelegd tussen
de beeldjes.
U kunt geen ononderbroken opnamen maken bij een andere stand van Scènekeuze
dan [Sportactie].
Continue opname
1 transportknop (Drive) t (Continue opname) t
Selecteer de gewenste snelheid met b/B op de multi-
selectieschakelaar.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De camera blijft opnemen als u de ontspanknop ingedrukt houdt.
Opnametechniek
Zelfontspanner
1 transportknop (Drive) t (Zelfontspanner) t
Selecteer de gewenste instelling met b/B op de multi-
selectieschakelaar.
Het cijfer vlak naast is het huidige aantal geselecteerde seconden.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Als de zelfontspanner is geselecteerd, geven geluidssignalen en het lampje
van de zelfontspanner de status ervan aan. Vlak voor de opname knippert
het lampje van de zelfontspanner snel en klinkt het geluidssignaal.
119
De transportfunctie selecteren
De transportfunctie gebruiken
De zelfontspanner annuleren
Druk op de -knop (Drive).
Met bracketopnamen kunt u diverse beelden opnemen, ieder met een
andere belichtingsgraad. Specificeer de waarde van de afwijking (stappen)
van de basisbelichting en de camera maakt 3 of 5 opnamen terwijl
automatisch de belichting wordt veranderd.
Opmerkingen
Wanneer de belichtingsstand wordt ingesteld op M en de ISO-gevoeligheid op een
andere waarde dan [AUTO] is gesteld, wordt de belichting verschoven door
aanpassing van de sluitertijd. Wanneer de ISO-gevoeligheid op [AUTO] is gesteld,
wordt de belichting verschoven door het veranderen van de ISO-gevoeligheid.
Bij aanpassing van de belichting, wordt de belichting verschoven aan de hand van de
gecompenseerde waarde.
De bracket-functie kan niet worden gebruikt wanneer de belichtingsstand is
ingesteld op Slim automatisch, Panorama door Beweg., Tele-zoom Continuopname
Voorkeuze AE of Scèneselectie.
Bracket: continu/Bracket enkel
1 transportknop (Drive) t (Bracket: continu) of
(Bracket enkel) t Selecteer de gewenste bracket-stap
en het aantal beelden met b/B op de multi-selectieschakelaar.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De basisbelichting wordt ingesteld bij het eerste beeld van de bracketopname.
Houd de ontspanknop ingedrukt totdat het opnemen stopt wanneer
[Bracket: continu] is geselecteerd.
Druk de ontspanknop opname voor opname in wanneer [Bracket enkel] is
geselecteerd.
Basisbelichting
– richting
+ richting
120
De transportfunctie selecteren
Wanneer de flits wordt gebruikt, wordt flits-bracketopname, dat de hoeveelheid
flitslicht verschuift, geselecteerd, ook als [Bracket: continu] is geselecteerd. Druk
voor elke opname die u wilt maken op de ontspanknop.
EV-schaalverdeling bij bracketopname
* Omgevingslicht: elk licht, behalve het flitslicht, dat de scène belicht
gedurende een lange tijd, zoals natuurlijk licht, een gloeilamp of een tl-buis.
Bij bracketopnamen wordt hetzelfde aantal aanduidingen als het aantal
opneembare beelden weergegeven op de EV-schaalverdeling.
Nadat de bracketopname is begonnen, gaan de aanduidingen van de reeds
gemaakte opnamen één voor één uit.
*MK
–1
: een eenheid die de kleuromzettingskwaliteit aangeeft voor
kleurtemperatuurfilters (Dezelfde waarde als "Mired".)
Omgevingslichtbracket*
Stappen van 0,3, 3 opnamen
Belichtingscompensatie 0
Flits-bracketopname
Stappen van 0,7, 3 opnamen
Flitscompensatie –1,0
Zoeker
LCD-scherm (Wanneer
[DISP-knop (scherm)]
is ingesteld op [Voor
zoeker])
Aangegeven boven de
schaalverdeling
Aangegeven onder de
schaalverdeling.
Witbalansbracket
1 transportknop (Drive) t (Witbalansbracket) t
Selecteer de gewenste instelling met b/B op de multi-
selectieschakelaar.
Wanneer Lo is geselecteerd, wordt het verschoven met 10 MK
–1
* en
wanneer Hi is geselecteerd, wordt het verschoven met 20 MK
–1
.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
121
De transportfunctie selecteren
De transportfunctie gebruiken
Opmerkingen
De draadloze afstandsbediening RMT-DSLR1 (los verkrijgbaar) kan niet worden
gebruikt voor het opnemen van films. Gebruik de RMT-DSLR2 (los verkrijgbaar).
U kunt de START/STOP-bediening van de RMT-DSLR2 controleren door middel
van het lampje van de zelfontspanner op de camera.
Wanneer [Knop MOVIE] is ingesteld op [Alleen Filmmodus], kan de knop START/
STOP op de afstandsbediening alleen worden gebruikt wanneer de
functiekeuzeknop op Film is ingesteld (alleen voor de RMT-DSLR2).
Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing die bij de draadloze afstandsbediening is
geleverd.
Bracket DRO
1 transportknop (Drive) t (Bracket DRO) t
Selecteer de gewenste instelling met b/B op de multi-
selectieschakelaar.
Wanneer Lo is geselecteerd, wordt het beeld vastgelegd met DROLv1, Lv2
en Lv3 en wanneer Hi is geselecteerd, wordt het beeld vastgelegd met
DROLv1, Lv3 en Lv5.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Afstandsbed.
1 Transportknop (Drive) t (Afstandsbed.)
2 Stel scherp op het onderwerp, richt de zender van de draadloze
afstandsbediening op de sensor van de afstandsbediening en
maak de opname.
122
Opnamen maken voor gevorderden
De flitser gebruiken (los verkrijgbaar)
Met de flitser kunt u het onderwerp op donkere plaatsen helder vastleggen,
en het voorkomt tevens camerabeweging. Wanneer u een opname tegen de
zon in maakt, kunt u de flitser gebruiken om een helder beeld van het aan
de achterzijde belichte onderwerp te krijgen.
Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van de flitser de
bedieningsinstructies die bij de flitser zijn geleverd.
1 Verwijder de schoenkap en
bevestig de flitser (los
verkrijgbaar).
Duw de flitser stevig en zover mogelijk
in de Multi-interfaceschoen in de
richting van de pijl.
Controleer dat het
goed is vergrendeld.
Wanneer u een flitser gebruikt die
geschikt is voor de Zelfvergrendelende
Accessoireschoen, bevestig dan de
Schoenadapter op de camera
(bladzijde 24).
2 Schakel de flitser in en maak een
opname van het onderwerp
wanneer het laden van de flitser
is voltooid.
Knipperend: De flitser wordt
opgeladen.
Opgelicht: De flitser is opgeladen.
Wanneer u in de stand Automatische
scherpstelling de ontspanknop half
indrukt onder donkere
lichtomstandigheden, zal het AF-
hulplicht van de flitser misschien
worden ontstoken.
(Flitser wordt opgeladen)-
indicator
123
De flitser gebruiken (los verkrijgbaar)
Opnamen maken voor gevorderden
Opmerking
De lens kan het licht van de flitser tegenhouden en er kan een schaduw onder in het
beeld te zien zijn. Verwijder de lenskap.
Houd bij het gebruik van de flitser een afstand van 1 m of meer van het
onderwerp dat u wilt fotograferen.
Met langzame-flitssynchronisatie kunt u in het donker een helderdere
afbeelding maken van mensen en achtergronden.
Met eindsynchronisatie kunt u een natuurlijke foto maken van het spoor
van een bewegend onderwerp, zoals een fietser of een wandelaar.
U kunt met de HVL-F60M/HVL-F58AM/HVL-F43AM-flitser (los
verkrijgbaar) in de High-speed-synchronisatiefunctie bij elke sluitertijd
een opname maken. Raadpleeg de bij de flitser geleverde
gebruiksaanwijzing voor de bevestigingsinstructies van de flitser.
3 Fn-knop t (Flitsfunctie) t Kies de gewenste instelling
Zie bladzijde 127 voor meer informatie over de flitsstanden die beschikbaar
zijn voor elk van de opnamefuncties.
(Flitser uit) Werkt niet.
(Automatisch
flitsen)
Gaat af in het donker of wanneer u opnamen maakt in de
richting van helder licht.
(Invulflits) Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst.
(Eindsynchron.) Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst net
voordat de belichting is voltooid.
(Draadloos) Als u niet een flitser op de camera zet, kunt u meer contrast
creëren, en dat levert een meer driedimensionaal beeld op.
Opnametechnieken
124
De flitser gebruiken (los verkrijgbaar)
Opmerking
Kies een ander kanaal van de flitser wanneer een andere fotograaf vlakbij u een
draadloze flits gebruikt en zijn/haar flitslicht uw flitser in werking zet. Raadpleeg
voor het kiezen van een ander kanaal van de flitser de bedieningsinstructies die bij
de flitser zijn geleverd.
Installatie van de AEL-knop
Bij gebruik van de draadloze flitser adviseren wij u [Funct. van AEL-knop]
in te stellen op [AEL-vergrendel] in het menu Eigen (bladzijde 189).
Draadloze flitser met regeling van de verlichtingsverhouding
U kunt de draadloze regeling van de verlichtingsverhouding gebruiken in
combinatie met meerdere flitsers. Raadpleeg voor nadere gegevens de bij
de flitser geleverde bedieningsinstructies (HVL-F60M, HVL-F58AM,
HVL-F43AM).
Draadloze flitser
1 Verwijder de schoenkap en bevestig de HVL-F60M/HVL-F58AM/
HVL-F43AM/HVL-F20AM-flitser op de camera (bladzijde 122).
Wanneer u een HVL-F58AM, HVL-F43AM of HVL-F20AM op het toestel
zet, bevestig dan eerst de Schoenadapter op de camera (bladzijde 24).
2 Stel de flitser in op "draadloze afstandsbediening".
3 Fn-knop t (Flitsfunctie) t (Draadloos)
4 Plaats de flitser die is ingesteld op draadloos op een afstand
van de camera.
5 Als u een test van de flitser uitvoert, druk dan op de AEL-knop.
125
De flitser gebruiken (los verkrijgbaar)
Opnamen maken voor gevorderden
Als u de langzame-flitssynchronisatie gebruikt met een langere sluitertijd,
kunt u zowel het onderwerp als de achtergrond helder vastleggen. Dit is
handig wanneer u 's nachts een portret van iemand maakt tegen een donkere
achtergrond.
Opmerkingen
Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op S of M, is langzame flitssynchronisatie
niet beschikbaar met de SLOW SYNC-knop.
Wanneer een andere functie dan AEL is geselecteerd in [Funct. van AEL-knop], is
langzame flitssynchronisatie niet beschikbaar met de SLOW SYNC-knop. Wanneer
de functie AEL is geselecteerd in [ISO-knop], [AF/MF-knop], [Customtoets] of
[Voorbeeldknop], is langzame flitssynchronisatie beschikbaar met behulp van deze
knoppen.
Langz.flitssync.
Maak de opname terwijl u de SLOW
SYNC-knop ingedrukt houdt.
Het pictogram licht op op het scherm
ten teken dat de belichting is vergrendeld.
SLOW SYNC-knop
126
De flitser gebruiken (los verkrijgbaar)
U kunt een flitser gebruiken die is uitgerust met een flitssynchronisatie-
aansluiting met een omgekeerde polariteit.
Opmerkingen
Selecteer de stand voor handmatige belichting (andere instellingen dan ISO AUTO
worden aanbevolen) en stel de sluitertijd in op 1/250 seconde. Als de aanbevolen
sluitertijd op de flitser langzamer is, gebruik dan de aanbevolen of zelfs een lagere
snelheid.
Maar wijzig, als u uw beeldcompositie niet kunt controleren in omstandigheden met
weinig licht, de instelling [LiveView-weergave] zodat het beeld altijd wordt
weergegeven met de geschikte helderheid (bladzijde 94).
Gebruik een flitser met een flitssynchronisatiespanning van 400 V of minder.
Zet de aangesloten flitser uit voordat u de flitssynchronisatiekabel aansluit op de -
aansluiting (flitssynchronisatie). Als de voeding is ingeschakeld, kan de flitser
afgaan wanneer u de kabel aansluit.
De flitser zal altijd afgaan. De flitscompensatie (bladzijde 128) kan niet worden
gebruikt.
Het gebruik van de automatische witbalans is niet aanbevolen. Gebruik een eigen
witbalans om een nauwkeurigere witbalans te krijgen.
De flitsindicator wordt niet weergegeven wanneer de -aansluiting
(flitssynchronisatie) wordt gebruikt.
Een flitser gebruiken die is voorzien van een
aansluitkabel voor flitssynchronisatie
Open de afdekking van de -
aansluiting (flitssynchronisatie) en
sluit het snoer aan.
-aansluiting (Flitssynchronisatie)
127
Opnamen maken voor gevorderden
Beschikbare flitsfuncties
Het hangt af van de opnamestand en de functies die u hebt geselecteerd
welke flitsfuncties u kunt gebruiken.
In onderstaande tabel geeft aan of de functie kan worden geselecteerd.
geeft aan dat de functie niet kan worden geselecteerd.
De flitsfuncties die u niet kunt gebruiken worden op het scherm grijs
weergegeven.
Opname-
stand
(Flitser
uit)
(Automatisch
flitsen)
(Invulflits)
(Eindsynchron.)
(Draadloos)
/
(72)
––
(74)
––
––
––
––
––
––––
––––
––
(77) ––––
/
(80)
––
(81) ––
(82) ––
(85) ––
(86) ––
(68, 163) ––––
128
Flitscompensatie
Als u opnames maakt met de flitser, kunt u alleen de hoeveelheid flitslicht
veranderen, zonder de belichtingscompensatie te veranderen. U kunt alleen
de belichting wijzigen van het hoofdonderwerp dat binnen het flitsbereik
ligt.
Fn-knop t (Flitscompensatie) t Selecteer de gewenste
instelling
Naar +: verhoogt het flitsniveau.
Naar –: verlaagt het flitsniveau.
Opmerkingen
Deze optie kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op Slim
automatisch, Panorama door Beweg. of Scèneselectie.
Het kan zijn dat het hogere flitseffect niet zichtbaar is, omdat de hoeveelheid
flitslicht beperkt is als het onderwerp zich buiten het maximumbereik van de flitser
bevindt. Als het onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het mogelijk dat het lagere
flitseffect niet zichtbaar is.
Belichtingscompensatie en flitscompensatie
De belichtingscompensatie verandert de sluitertijd, het diafragma en de ISO-
gevoeligheid (als [AUTO] is geselecteerd) om de compensatie uit te voeren.
Flitscompensatie verandert uitsluitend de hoeveelheid flitslicht.
129
Opnamen maken voor gevorderden
Flitsregeling
MENU-knop t 2 t [Flitsregeling] t Selecteer de gewenste
instelling
ADI: Advanced Distance Integration (Geavanceerde afstandsintegratie)
TTL: Door de lens (DDL)
Bij de selectie van [ADI-flits] kan het gebruik van een lens die een
afstandscodeerder heeft een nauwkeuriger flitscompensatie opleveren
doordat afstandsinformatie wordt gebruikt.
Opmerkingen
Wanneer de afstand tussen het onderwerp en het flitsapparaat niet kan worden
vastgesteld (opnames maken met een draadloos, extern flitsapparaat, opnames
maken met een los flitsapparaat dat met een kabel is verbonden met de camera,
opnames maken met een dubbelflitsapparaat voor macro-opnamen, enz.), selecteert
de camera automatisch de stand Voorflits DDL.
Selecteer in de volgende gevallen [Voorflits DDL] omdat de camera geen
flitscompensatie kan uitvoeren met ADI-flits.
– Aan het flitsapparaat HVL-F36AM is een breed paneel bevestigd.
– Voor flitsopnamen wordt een diffuser gebruikt.
– Er wordt een filter met een belichtingsfactor, zoals een ND-filter, gebruikt.
– Er wordt een close-uplens gebruikt.
ADI-flits is alleen beschikbaar in combinatie met een lens die is uitgerust met een
afstandscodeerder. Om te bepalen of uw lens is uitgerust met een afstandscodeerder,
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die bij de lens werd geleverd.
Deze optie kan niet worden ingesteld als de belichtingsstand Panorama door Beweg.
of [Nachtscène]/[Schemeropn. uit hand] in Scèneselectie is.
ADI-flits Met deze methode regelt u het licht van de flitser waarbij
rekening gehouden wordt met de informatie over de
brandpuntsafstand en de lichtmeetgegevens van de voorflits.
Met deze methode kunt u een nauwkeurige flitscompensatie
krijgen waarbij er nagenoeg geen effect optreedt van de
weerkaatsing van het onderwerp.
Voorflits DDL Met deze methode regelt u de hoeveelheid flitslicht die
uitsluitend berekend wordt volgens de gegevens van de
lichtmeting van de voorflits. Deze methode is gevoelig voor
de lichtweerkaatsing van het onderwerp.
130
FEL-vergrendeling
Bij het maken van normale flitsopnamen wordt de hoeveelheid flitslicht
automatisch aangepast voor het verkrijgen van een optimale belichting. U
kunt ook de hoeveelheid flitslicht van tevoren vergrendelen.
FEL: Flash Exposure Level (Flitsbelichtingsniveau)
Flitsers die met de functie FEL-vergrendeling compatibel zijn
De HVL-F60M en HVL-F43AM kunnen worden gebruikt met de clip-on
LCD-monitor, een off-camera met kabel of voor draadloze
(afstandsbediening) opname.
De HVL-F58AM en HVL-F20AM kunnen worden gebruikt met de clip-
on LCD-monitor of een off-camera met kabel.
1 Plaats het onderwerp waarvoor u
de FEL wilt vergrendelen in het
middengebied van het scherm en
stel erop scherp.
2 Druk op de knop Eigen en
vergrendel de hoeveelheid
flitslicht.
De flitser vult van tevoren het flitslicht in.
Merkteken (FEL-vergrendeling)
licht op.
Knop Eigen
3 Componeer de opname opnieuw
en fotografeer het onderwerp.
U kunt de functie FEL-vergrendeling
annuleren door weer op de knop Eigen
te drukken.
131
FEL-vergrendeling
Opnamen maken voor gevorderden
Opmerkingen
U kunt deze functie niet instellen wanneer er geen flitser op het toestel is gezet.
Er verschijnt een foutmelding als u probeert een flitser in te stellen die niet geschikt
is voor de functie FEL-vergrendeling.
wordt aangeduid wanneer u zowel de AE als de FEL hebt vergrendeld.
De functie van de knop Eigen veranderen
U kunt de knop zo instellen dat het vergrendelde niveau wordt
vastgehouden zolang u de knop ingedrukt houdt ([
FEL-slot vergrendelen]) of
u kunt een andere functie toewijzen.
MENU-knop t 4 t [Customtoets] t Selecteer de gewenste
instelling
132
Instelling ISO
De lichtgevoeligheid wordt uitgedrukt door de ISO-waarde (aanbevolen
belichtingsindex). Hoe hoger het getal, des te hoger de gevoeligheid.
Opmerkingen
Het opneembare bereik van de helderheid van een onderwerp (het dynamisch bereik)
is wat smaller voor gebieden waar ISO minder is dan 100.
Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op Slim automatisch, Panorama door
beweging of Scèneselectie, wordt de ISO-waarde vastgezet op [AUTO] en kunt u de
andere ISO-waarden niet selecteren.
Wanneer de belichtingsfunctie wordt ingesteld op P/A/S/M en de ISO-waarde wordt
ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-waarde automatisch ingesteld tussen ISO 100
en ISO 6400.
Het bereik voor automatische aanpassing in [AUTO] wijzigen
Druk, wanneer [AUTO] is geselecteerd, op B, selecteer [ISO AUTO
maximum] of [ISO AUTO minimum] en selecteer vervolgens het bereik
van uw keuze.
1 Druk op de ISO-knop als u het
ISO-scherm wilt weergeven.
ISO-knop
2 Selecteer de gewenste instelling met v/V op de multi-
selectieschakelaar.
Hoe hoger het getal, des te hoger het ruisniveau is.
Toon, als u [Ruisond. Multi Frame] wilt selecteren, het instelscherm met B
en selecteer de waarde van uw keuze met v/V.
Het getal wordt verhoogd met 1/3 van een stap wanneer u instelwiel achter
gebruikt, zoals met de multi-selectieschakelaar en het wordt verhoogd met
telkens 1 stap wanneer u het instelwiel voor gebruikt.
133
Instelling ISO
Opnamen maken voor gevorderden
De camera maakt automatisch ononderbroken meerdere opnamen,
combineert de beelden, onderdrukt de ruis en legt 1 beeld vast. In Multi
Frame NR kunt u hogere ISO-getallen kiezen dan de maximum-ISO-
gevoeligheid.
Het beeld dat wordt vastgelegd, is 1 gecombineerd beeld.
Opmerkingen
Wanneer [Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG], kunt u deze functie
niet gebruiken.
U kunt de flitser, Dynamisch-bereikoptimalisatie en [Auto HDR] niet gebruiken.
Ruisonderdrukking meerdere beeldjes (Multi frame NR)
1 Druk op de ISO-knop als u het
ISO-scherm wilt weergeven.
ISO-knop
2 Selecteer (Ruisond. Multi Frame) met v/V op de multi-
selectieschakelaar.
134
Automatisch de helderheid en het
contrast compenseren (Dynamisch
Bereik)
Fn-knop t (DRO/Auto HDR) t Kies de gewenste instelling
* Lv_ weergegeven bij is de stap die nu is geselecteerd.
Opmerkingen
De instelling wordt vastgezet op [Uit] als de belichtingsfunctie is ingesteld op
Panorama door beweging of wanneer [Ruisond. Multi Frame]/[Foto-effect] wordt
gebruikt.
(Uit) Schakelt de functies DRO/Auto HDR uit.
(D.-bereikopt.) Door het beeld op te delen in kleine velden, analyseert de
camera het contrast van licht en schaduw tussen het
onderwerp en de achtergrond, en produceert een beeld waarin
de helderheid en gradatie optimaal zijn.
(Auto HDR) Schiet 3 beelden met verschillende belichting en legt dan het
goed belichte beeld, de heldere gebieden van het
onderbelichte beeld en de donkere gebieden van het
overbelichte beeld op elkaar, zodat een beeld ontstaat met een
rijke gradatie.
Er worden 2 beelden vastgelegd: een beeld met de juiste
belichting en een gecombineerd beeld.
Dyn.-bereikoptim
1 Fn-knop t (DRO/Auto HDR) t (D.-bereikopt.)
2 Selecteer met b/B op de multi-selectieschakelaar een
optimaal niveau.
(Dynamische-
bereikopt.: auto)
Corrigeert automatisch de helderheid.
(Niveau)* Optimaliseert de gradaties van een vastgelegd beeld in elk
van de gebieden van het beeld. Selecteer het optimale niveau
tussen Lv1 (zwak) en Lv5 (krachtig).
135
Automatisch de helderheid en het contrast compenseren (Dynamisch Bereik)
Opnamen maken voor gevorderden
De instelling wordt vastgezet op [Uit] wanneer [Zonsondergang], [Nachtscène],
[Nachtportret] of [Schemeropn. uit hand] wordt geselecteerd in de
Scènekeuzefunctie. De instelling wordt vastgezet op [Automatisch] wanneer andere
standen zijn geselecteerd in de Scènekeuzefunctie.
Bij het opnames maken met de Dynamisch-bereikoptimalisatie kan het beeld ruis
bevatten. Selecteer het juiste niveau door het vastgelegde beeld te controleren,
vooral wanneer u het effect laat toenemen.
* _Ev weergegeven bij is de stap die nu is geselecteerd.
De sluiter wordt 3 keer bediend voor 1 opname, let daarom goed op het
volgende:
Gebruik deze functie wanneer het onderwerp niet beweegt en niet
knippert.
Stel het beeld niet opnieuw samen.
Opmerkingen
U kunt deze functies niet gebruiken voor RAW-beelden.
Auto HDR
1 Fn-knop t (DRO/Auto HDR) t (Auto HDR)
2 Selecteer met b/B op de multi-selectieschakelaar een
optimaal niveau.
(Auto HDR:
belichtingsver. auto)
Corrigeert automatisch het belichtingsverschil.
(Niveau
Belichtingsverschil)*
Stelt het belichtingsverschil in op basis van het contrast van
het onderwerp. Selecteer het optimale niveau tussen 1,0Ev
(zwak) en 6,0Ev (krachtig).
Bijvoorbeeld: Wanneer 2,0Ev is geselecteerd, worden 3
beelden over elkaar gelegd: een beeld met –1,0Ev, een beeld
met de juiste belichting en een beeld met +1,0Ev.
Opnametechniek
136
Automatisch de helderheid en het contrast compenseren (Dynamisch Bereik)
Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op Slim automatisch, Panorama door
beweging, Tele-zoom Continuopname Voorkeuze AE of Scèneselectie, of wanneer
[Ruisond. Multi Frame] is geselecteerd, kunt u [Auto HDR] niet selecteren.
U kunt pas beginnen met de volgende opname als het proces van het vastleggen na
het afdrukken is voltooid.
U krijgt misschien, afhankelijk van het luminantieverschil van een onderwerp en de
opnameomstandigheden, niet het gewenste effect.
Wanneer de flitser wordt gebruikt, heeft deze functie weinig effect.
Wanneer de scène weinig contrast heeft, de opname bewegingsonscherp is of het
onderwerp van de opname wazig is, zult u misschien geen goede HDR-beelden
krijgen. Als de camera een dergelijke probleem waarneemt, wordt
weergegeven op het vastgelegde beeld zodat u weet wat er aan de hand is. Maak nog
meer opnamen en besteed aandacht aan het contrast of de onscherpte.
137
Opnamen maken voor gevorderden
Beeldverwerking instellen
Selecteer de opname met het effectfilter naar keuze voor een meer
indrukwekkende en artistieke expressie.
Fn-knop t (Foto-effect) t Kies de gewenste instelling
Wanneer u een stand die een optie voor fijnafstelling heeft, hebt
geselecteerd, selecteer dan de instelling van uw keuze met b/B op de
multi-schakelaar.
Foto-effect
(Uit) Schakelt de functie Beeldeffect uit.
(Speelgoedcamera)
Creëert het beeld van een foto van een speelgoedcamera met
donkere hoeken en geprononceerde kleuren. U kunt de
kleurtint instellen met b/B.
(Hippe kleuren) Creëert een levendig beeld door de kleurtinten te
benadrukken.
(Posterisatie)
Creëert een abstract beeld met veel contrast door de primaire
kleuren sterk te benadrukken, of in zwart-wit. U kunt
primaire kleuren of zwart-wit kleurtint instellen met b/B.
(Retrofoto) Creëert het beeld van een oude foto met sepia kleuren en
vervaagde contrasten.
(Zachte felle
kleuren)
Creëert een beeld met de aangeduide sfeer: helder,
transparant, vluchtig, teder, zacht.
(Deelkleur)
Creëert een beeld dat 1 bepaalde kleur behoudt, maar waarin
de andere kleuren worden omgezet in zwart-wit. U kunt een
kleur selecteren met b/B.
(Hg. contr.
monochr.)
Creëert een beeld met veel contrast in zwart-wit.
(Soft focus) Creëert een beeld gevuld met een effect van zachte
verlichting. U kunt de intensiteit van het effect instellen met
b/B.
(HDR-schilderij) Creëert het beeld van een schilderij, de kleuren en details
worden geaccentueerd. De camera ontspant de sluiter 3 keer.
U kunt de intensiteit van het effect instellen met b/B.
(Mono. m. rijke
tonen)
Creëert een beeld in zwart-wit met een rijke gradatie en
reproductie van details. De camera ontspant de sluiter 3 keer.
138
Beeldverwerking instellen
Opmerkingen
Wanneer een andere zoomfunctie dan optische zoom wordt gebruikt, zijn de effecten
[Speelgoedcamera] en [Miniatuur] niet beschikbaar.
Wanneer [Deelkleur] is geselecteerd, zullen de beelden, afhankelijk van het
onderwerp of de opnameconditie, de geselecteerde kleur misschien niet behouden.
Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op Automatisch, Panorama door beweging,
Tele-zoom Continuopname Voorkeuze AE of wanneer [Kwaliteit] is ingesteld op
[RAW] of [RAW en JPEG], kunt u Beeldeffect niet gebruiken.
Wanneer [HDR-schilderij], [Miniatuur], [Mono. m. rijke tonen] of [Soft focus] is
geselecteerd, kunt u het effect niet controleren voor de opname. U kunt ook de
transportfunctie niet instellen.
Wanneer de scène weinig contrast heeft, de opname flink bewegingsonscherp is of
het onderwerp van de opname wazig is terwijl [HDR-schilderij] of [Mono. m. rijke
tonen] is geselecteerd, zult u misschien geen goede HDR-beelden krijgen. Als de
camera een dergelijke probleem waarneemt, wordt aangeduid op het vastgelegde
beeld zodat u weet wat er aan de hand is. Maak meer opnamen en besteed aandacht
aan de compositie of de onscherpte.
U kunt uit 13 stijlen de stijl selecteren die moet worden gebruikt voor het
uitvoeren van beeldverwerking en u kunt ook het contrast, de verzadiging
en de scherpte voor elke Creative Stijl aanpassen.
U kunt ook de belichting (sluitertijd en diafragma) aanpassen en dat kan
niet met Scèneselectie, omdat dan de camera de belichting regelt.
(Miniatuur) Creëert een beeld waarin het onderwerp levendig wordt
geaccentueerd en de achtergrond flink onscherp wordt
gemaakt. Dit effect zal vaak worden aangetroffen in
afbeeldingen van miniatuurmodellen. U kunt het gebied dat
wordt scherpgesteld instellen met b/B. De scherpstelling van
andere gebieden wordt sterk verminderd.
Creatieve stijl
139
Beeldverwerking instellen
Opnamen maken voor gevorderden
1 Fn-knop t (Creatieve stijl)
13 Creatieve Stijlen en 6 stijlvakken
(als , het nummer wordt links van
het pictogram weergegeven) worden
getoond. U kunt uw aanpassing
registreren in een stijlvak.
Creatieve Stijl/Stijlvak
2 Selecteer de gewenste Creatieve
Stijl of stijlvak met v/V op de
multi-selectieschakelaar.
Wanneer u een stijlvak selecteert,
verplaatst u de cursor naar rechts met
B, vervolgens selecteert u de Creatieve
Stijl van uw keuze.
Met het stijlvak kunt u de
stijlinstellingen weer oproepen, die zijn
geregistreerd met nauwkeurig
geregelde instellingen.
Wordt alleen weergegeven
wanneer een stijlvak is
geselecteerd.
3 Wanneer u (Contrast),
(Verzadiging) of (Scherpte)
wilt aanpassen, selecteert u het
item van uw keuze met b/B en
past u vervolgens de waarde aan
met v/V.
(Standaard) Voor het maken van verschillende opnames met een rijke
gradatie en prachtige kleuren.
(Levendig) De verzadiging en het contrast worden verhoogd voor het
vastleggen van opvallende beelden van kleurrijke scènes en
onderwerpen, zoals bloemen, lentegroen, een blauwe hemel
of zeegezichten.
140
Beeldverwerking instellen
(Contrast), (Verzadiging) en (Scherpte) kunnen voor ieder
stijlvak worden aangepast.
(Neutraal) De verzadiging en scherpte worden verlaagd om beelden in
een zachte tint op te nemen. Dit is ook geschikt voor het
vastleggen van beeldmateriaal dat met een computer moet
worden gewijzigd.
(Doorzichtig) Voor het vastleggen van beelden in een zuivere tint met
kristalheldere kleuren in een belicht gebied, geschikt voor het
opnemen van schitterend licht.
(Diep) Voor het vastleggen van beelden met diepe en dichte
kleuruitdrukkingen, geschikt voor het vastleggen van de
solide aanwezigheid van het onderwerp.
(Licht) Voor het vastleggen van beelden met heldere en
ongecompliceerde kleuruitdrukkingen, geschikt voor het
vastleggen van een verfrissend heldere omgeving.
(Portret) Voor het in een zachte tint vastleggen van huidkleur; ideaal
geschikt voor het maken van portretten.
(Landschap) De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd
voor het vastleggen van levendige, heldere landschappen.
Ook landschappen in de verte komen meer tot uiting.
(Zonsondergang) Voor het vastleggen van de prachtige kleur van de
ondergaande zon.
(Nachtscène) Het contrast wordt verzacht voor het vastleggen van een
nachtelijk landschap dat getrouwer is aan de werkelijke
weergave.
(Herfstbladeren) Voor het vastleggen van herfstscènes, waarbij de rode en gele
bladeren levendiger worden weergegeven.
(Zwart-wit) Voor het vastleggen van zwart-witbeelden.
(Sepia) Voor het vastleggen van beelden in sepia.
(Contrast) Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe meer het verschil in
licht en schaduw wordt geaccentueerd waardoor er meer
invloed op een beeld komt.
(Verzadiging) Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe levendiger de kleur.
Als er een lagere waarde wordt geselecteerd, is de kleur van
het beeld rustiger en zachter.
(Scherpte) De scherpte aanpassen. Hoe hoger de geselecteerde waarde,
hoe meer de contouren worden geaccentueerd. Hoe lager de
geselecteerde waarde, hoe meer de contouren worden
verzacht.
141
Beeldverwerking instellen
Opnamen maken voor gevorderden
Opmerkingen
Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op Automatisch of Scèneselectie, of de
stand Beeldeffect is geselecteerd, wordt [Creatieve stijl] vastgezet op [Standaard] en
kunt u de andere instellingen niet selecteren.
Wanneer [Zwart-wit] of [Sepia] is geselecteerd, kunt u de verzadiging niet
aanpassen.
142
De kleurtinten (Witbalans) instellen
De kleurtint van het onderwerp verandert naarmate de aard van de lichtbron
verandert. De onderstaande tabel geeft de veranderingen in kleurtint aan
gebaseerd op diverse lichtbronnen in vergelijking met een onderwerp dat er
wit uitziet in het zonlicht.
Gebruik deze functie als de kleurtint van het beeld er niet uitziet zoals u
verwachtte, of als u doelbewust de kleurtint wilt veranderen voor een
fotografische uitdrukking.
Opmerkingen
Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op Automatisch of op Scèneselectie,
wordt [Witbalans] vast ingesteld op [Aut. witbalans] en kunt u de andere functies
niet selecteren.
De camera kan geen nauwkeurige witbalans vaststellen als de enige beschikbare
lichtbron een kwik- of een natriumlamp is vanwege de kenmerken van de lichtbron.
Gebruik in zulke gevallen de flitser.
Weer/lichtbron
Daglicht Bewolkt Fluorescerend Lamplicht
Eigenschappen
van het licht
Wit Blauwachtig Groengetint Roodachtig
WB-knop t Selecteer de gewenste
instelling
WB-knop
143
De kleurtinten (Witbalans) instellen
Opnamen maken voor gevorderden
Gebruik de bracketfunctie van de witbalans als u de gewenste kleurtint
niet in de geselecteerde optie kunt krijgen (bladzijde 120).
U kunt de kleurtemperatuur van uw keuze selecteren en fijnafstelling
uitvoeren door de kleurtemperatuur te combineren met het kleurfilter.
AWB (Aut. witbalans) De camera neemt automatisch een lichtbron waar en past de
kleurtinten er op aan.
(Daglicht) Bij de selectie van een optie die geschikt is voor een bepaalde
lichtbron, worden de kleurtinten aangepast aan de lichtbron
(vooringestelde witbalans).
Druk op B op de multi-selectieschakelaar zodat het
scherm voor de fijnafstelling verschijnt en u de
kleurtint kunt aanpassen met v/V/b/B, als dat
nodig is
(bladzijde 143).
(Schaduw)
(Bewolkt)
(Gloeilamp)
(TL-licht: warm
wit)
(TL-licht: koel
wit)
(TL-licht:
daglichtwit)
(TL-licht:
daglicht)
(Flitslicht)
Opnametechniek
Kl.temp./Filter
1 WB-knop t (Kl.temp./Filter)
t B op de multi-
selectieschakelaar
WB-knop
2 Stel de kleurtemperatuur in met v/V.
144
De kleurtinten (Witbalans) instellen
Opmerking
De waardes zijn anders onder tl-licht/natrium- of kwiklampen omdat kleurmeters
zijn ontworpen voor filmcamera's. We adviseren u uw eigen witbalans te gebruiken
of een testopname te maken.
In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten
lichtbronnen, adviseren wij u een eigen witbalans te gebruiken om de witte
kleuren nauwkeurig te reproduceren. Er kunnen maximaal 3 instellingen
worden geregistreerd.
3 Geef het scherm voor
fijnaanpassing weer door op
B te
drukken en corrigeer de kleur
naar uw voorkeur met
v/V/b/B.
Kleurtemperatuur: Stelt de kleur
nauwkeurig af in de richting van B
(blauw) met b en in de richting van A
(oranje) met B.
Kleurfilter: Stelt de kleur nauwkeurig af
in de richting van G (groen) met v en in
de richting van M (magenta) met V.
Eigen witbalans
1 WB-knop t [ SET] t druk
op het midden van de multi-
selectieschakelaar
WB-knop
2 Houd de camera zo dat het witte gebied het AF-gebied in het
midden volledig bedekt en druk vervolgens op de ontspanknop.
De sluiter klikt en de geijkte waarden (Kleurtemperatuur en Kleurfilter)
worden weergegeven.
145
De kleurtinten (Witbalans) instellen
Opnamen maken voor gevorderden
Opmerking
De melding "Fout eigen witbalans" wijst erop dat de waarde buiten het verwachte
bereik valt, wanneer de flitser wordt gebruikt op een onderwerp dichtbij of op een
onderwerp met een heldere kleur in het kader. Als u deze waarde opslaat, wordt de
-indicator geel in de opname-informatie op het scherm. U kunt op dit moment
wel opnemen, maar wij adviseren u de witbalans nogmaals in te stellen voor een
meer nauwkeurige witbalanswaarde.
De eigen witbalansinstelling weer oproepen
WB-knop t Selecteer het registernummer van uw keuze
Geef het scherm voor fijnaanpassing weer door op B op de multi-
selectieschakelaar te drukken en corrigeer de kleur naar uw voorkeur.
Opmerking
Als de flitser afgaat wanneer op de ontspanknop wordt gedrukt, wordt een eigen
witbalansinstelling opgeslagen waarbij rekening wordt gehouden met het flitslicht.
Gebruik bij latere opnamen ook de flitser.
3 Selecteer met b/B op de multi-selectieschakelaar een
registernummer en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
De monitor keert terug naar het scherm met opname-informatie waarbij de in
het geheugen opgeslagen eigen ingestelde instelling voor witbalans blijft
behouden.
De eigen witbalansinstelling die met deze bediening werd opgeslagen, blijft
beschikbaar totdat een nieuwe eigen instelling wordt opgeslagen.
146
Beeldgrootte instellen
MENU-knop t 1 t [Beeldformaat] t Selecteer de
gewenste grootte
[Beeldverhouding]: [3:2]
[Beeldverhouding]: [16:9]
[APS-C-grootte opn.]: [Aan]
Opmerkingen
Wanneer u een RAW-beeld selecteert met [Kwaliteit], komt de beeldgrootte van het
RAW-beeld overeen met L. De beeldgrootte wordt niet weergegeven op de het
scherm.
Wanneer een DT-lens op het toestel is gezet, wordt het beeldformaat dat wordt
gebruikt voor APS-C automatisch geselecteerd.
De beelden die zijn opgenomen met [Beeldformaat] op [S:2.0M] gesteld in APS-C
formaat opname kunnen niet worden vergroot.
Beeldformaat
Beeldformaat Aanwijzingen voor gebruik
L:24M 6000 × 4000 pixels Voor het maken van opnamen op
de hoogste beeldkwaliteit
M:10M 3936 × 2624 pixels Voor afdrukken tot A3+-formaat
S:4.6M 2640 × 1760 pixels Voor afdrukken tot A5-formaat
Beeldformaat Aanwijzingen voor gebruik
L:20M 6000 × 3376 pixels Voor weergave op een High-
Definition-tv
M:8.7M 3936 × 2216 pixels
S:3.9M 2640 × 1488 pixels
[Beeldverhouding]: [3:2] [Beeldverhouding]: [16:9]
L L:10M 3936 × 2624 pixels L:8.7M 3936 × 2216 pixels
M M:4.6M 2640 × 1760 pixels M:3.9M 2640 × 1488 pixels
SS:2.0M 1728 × 1152 pixels S:1.7M 1728 × 976 pixels
147
Beeldgrootte instellen
Opnamen maken voor gevorderden
U kunt de beeldgrootte van panoramabeelden instellen. De beeldgrootte
varieert afhankelijk van de instelling van de opnamerichting (bladzijde 79).
MENU-knop t 1 t [Panorama: formaat] t Selecteer de
gewenste grootte
Panorama: formaat
Standaard [Panorama: richting] is ingesteld op [Naar boven] [Naar
beneden]: 3872 × 2160
[Panorama: richting] is ingesteld op [Rechts] [Links]:
8192 × 1856
Breed [Panorama: richting] is ingesteld op [Naar boven] [Naar
beneden]: 5536 × 2160
[Panorama: richting] is ingesteld op [Rechts] [Links]:
12416 × 1856
148
De beeldverhouding en beeldkwaliteit
instellen
MENU-knop t 1 t [Beeldverhouding] t Selecteer de
gewenste beeldverhouding
Opmerking
Deze optie kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op
Panorama door Beweg.
MENU-knop t 1 t [Kwaliteit] t Selecteer de gewenste
instelling
Opmerking
Deze optie kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op
Panorama door Beweg.
Beeldverhouding
3:2 Een normale beeldverhouding.
16:9 Een hdtv-verhouding.
Kwaliteit
(RAW) Bestandsformaat: RAW (Gegevens met het RAW-
compressieformaat.)
Bij deze bestandsindeling wordt geen digitale verwerking op
de beelden uitgevoerd. Selecteer dit formaat om beelden op
een computer te verwerken voor professionele doelen.
Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het
beeldformaat wordt niet weergegeven op het scherm.
(RAW en
JPEG)
Bestandsformaat: RAW (Gegevens met het RAW-
compressieformaat.) + JPEG
Het RAW-beeld en het JPEG-beeld worden tegelijkertijd
gemaakt. Dit is handig wanneer u 2 beeldbestanden nodig
hebt: een JPEG-bestand om weer te geven en een RAW-
bestand om te bewerken.
(Extra fijn) Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij de opname gecomprimeerd in het JPEG-
bestandsformaat. De compressieverhouding is hoger en de
bestandsgrootte is geringer in de volgende volgorde: [Extra
fijn], [Fijn] en [Standaard].
(Fijn)
(Standaard)
149
De beeldverhouding en beeldkwaliteit instellen
Opnamen maken voor gevorderden
Over RAW-beelden
U hebt het softwareprogramma "Image Data Converter" nodig dat op de CD-ROM
(bijgeleverd) staat om een RAW-beeld te kunnen openen dat op deze camera is
opgenomen. Met behulp van dit softwareprogramma kan een RAW-beeld worden
geopend en geconverteerd naar een veelgebruikte bestandsindeling, zoals JPEG of
TIFF, en kunnen de witbalans, de kleurverzadiging, het contrast, enz., worden
veranderd.
– Het beeld in de RAW-indeling kan niet worden afgedrukt met een DPOF-printer.
– U kunt [Auto HDR] of [Foto-effect] niet instellen op beelden in RAW-formaat.
RAW-beelden opgenomen met de camera hebben een resolutie van 14 bits per 1
pixel. Dit is echter in de volgende situaties gelimiteerd tot 12 bits:
– Lange Belichting NR
– BULB-opname
– Continu-opname (inclusief multi-opname, bijvoorbeeld continu-opname met
Superieur Automatisch)
150
Gezichten detecteren
De camera detecteert gezichten, stelt scherp, regelt de belichting, voert
beeldverwerking uit en past de instellingen van de flitser aan.
Fn-knop t (Lach-/Gezichtsherk.) t Kies de gewenste
instelling
Het Gezichtsdetectiekader
Als een gezicht zich niet binnen het beschikbare AF-gebied (gebied voor
automatische scherpstelling) bevindt wanneer u de ontspanknop half
indrukt, wordt het AF-gebied dat wordt gebruikt voor het scherpstellen
groen.
Wanneer de camera meerdere gezichten detecteert, selecteert het toestel
automatisch een gezicht dat prioriteit heeft en wordt een enkel
Gezichtsdetectiekader wit. Er verschijnt een magenta kader op een
gezicht dat is geregistreerd met [Gezichtsregistratie].
(Gezichtsherkenning
Uit)
Schakelt Gezichtsdetectie uit.
(Gezichtsherkenning
Aan (ger. gezicht.))
Schakel Gezichtsdetectie in en geeft prioriteit aan gezichten
die worden herkend en zijn geregistreerd in
[Gezichtsregistratie] (bladzijde 151).
(Gezichtsherkenning
Aan)
Schakelt Gezichtsdetectie in, maar geeft geen prioriteit aan
gezichten die worden herkend.
(Lach-sluiter) Detecteert automatisch een glimlach en maakt een opname.
Wanneer de camera gezichten detecteert,
verschijnen grijze
Gezichtsdetectiekaders. Wanneer de
camera ziet dat automatische
scherpstelling mogelijk is, worden de
Gezichtsdetectiekaders wit. Wanneer u
de ontspanknop half indrukt, worden de
Gezichtsdetectiekaders groen.
Gezichtsherkenningkaders (wit)
Gezichtsdetectie-
kaders (grijs)
151
Gezichten detecteren
Opnamen maken voor gevorderden
Beeld componeren voor het opleggen van Gezichtsherkenningkader en
het AF-gebied.
Opmerkingen
U kunt de functie Gezichtsdetectie niet gebruiken wanneer de belichtingsstand
Panorama door beweging, Tele-zoom Continuopname Voorkeuze AE is.
Er kunnen maximaal 8 gezichten worden gedetecteerd.
Afhankelijk van de opnamecondities zal de camera misschien geen gezichten of een
ander voorwerp herkennen.
De camera detecteert gezichten waarvoor van tevoren informatie is
geregistreerd.
De prioriteit wijzigen van gezichten die eerder zijn geregistreerd
Indien u meerdere gezichten heeft geregistreerd, wordt de prioriteit voor
ieder gezicht automatisch ingesteld op volgorde van registratie. U kunt de
volgorde van prioriteit wijzigen.
Opnametechniek
Gezichtsregistratie
1 MENU-knop t 6 t [Gezichtsregistratie] t [Nieuwe
registratie]
2 Zet het doelkader over het gezicht dat moet worden
geregistreerd en druk op de ontspanknop.
3 Selecteer [Enter] met v op de multi-selectieschakelaar en druk
vervolgens op het midden van de multi-selectieschakelaar.
Er kunnen maximaal 8 gezichten worden geregistreerd.
Maak een opname van het gezicht van voren op een helder verlichte plaats.
Het gezicht zal misschien niet goed worden geregistreerd als het slecht
zichtbaar wordt gemaakt met een hoed, een masker, een zonnebril, enz.
152
Gezichten detecteren
MENU-knop t 6 t [Gezichtsregistratie] t [Volgorde wijzigen] t
Selecteer een gezicht waarvan u de prioriteit en het prioriteitsniveau wilt
wijzigen
Een geregistreerd gezicht wissen
U kunt een geregistreerd gezicht wissen.
MENU-knop t 6 t [Gezichtsregistratie] t [Wissen] t Selecteer
het gezicht dat u wilt wissen
Wanneer u [Alles verwijderen] selecteert, kunt u alle geregistreerde
gezichten in één keer wissen.
Opmerkingen
Zelfs als u [Wissen] selecteert, blijven de gegevens van geregistreerde gezichten in
de camera opgeslagen. Selecteer [Alles verwijderen], als u deze gegevens van de
camera wilt wissen.
Het geregistreerde gezicht wordt zelfs niet gewist als u [Initialiseren] gebruikt.
Wanneer de camera een gezicht detecteert en er een opname van maakt,
wordt het vastgelegde beeld automatisch bijgesneden tot een geschikte
compositie. Het oorspronkelijke beeld maar ook het bijgesneden beeld
wordt opgeslagen.
Het bijgesneden beeld wordt vastgelegd met hetzelfde beeldformaat als dat
van het oorspronkelijke beeld.
wordt groen wanneer de functie voor het bijsnijden beschikbaar is in
de stand Live View.
Het kader dat het bijgesneden gebied laat zien, wordt op een auto-
beoordelingsscherm aangeduid na de opname.
Aut. portretomkad.
153
Gezichten detecteren
Opnamen maken voor gevorderden
Fn-knop t (Aut. portretomkad.) t Kies de gewenste
instelling
De standaardinstelling is [Uit].
Opmerkingen
De Aut. portretomkad. functie kan niet worden gebruikt wanneer de belichtingsstand
is ingesteld op Panorama door Beweg., Tele-zoom Continuopname Voorkeuze AE
of [Schemeropn. uit hand], [Sportactie] in Scèneselectie.
Het bijgesneden beeld zal misschien niet optimaal zijn gecomponeerd, afhankelijk
van de opnameomstandigheden.
Wanneer [Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG], kunt u deze functie
niet gebruiken.
Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met de volgende functies:
ononderbroken opnamen, continu-bracket, [Ruisond. Multi Frame], [Auto HDR], de
zoomfunctie van de camera, handmatig scherpstellen of [Soft focus], [HDR-
schilderij], [Mono. m. rijke tonen], [Miniatuur] in Beeldeffect.
154
Lach-sluiter
Wanneer de camera een glimlach waarneemt, wordt de sluiter automatisch
geopend.
1 Fn-knop t (Lach-/Gezichtsherk.) t [Lach-sluiter Aan:
normale lach] t Selecteer de stand Glimlachdetectie-
gevoeligheid van uw keuze met b/B op de multi-
selectieschakelaar
U kunt de gevoeligheid van de Lach-sluiterfunctie voor het detecteren van
glimlachen instellen op één van de volgende 3 opties: (Aan: glimlach),
(Aan: normale lach) en (Aan: schaterlach).
Wanneer de Lach-sluiter is geactiveerd, verschijnt de
Glimlachdetectiegevoeligheidsindicator op het scherm.
2 Wacht totdat een lach wordt
gedetecteerd.
De camera detecteert een glimlach en de
scherpstelling wordt bevestigd. Wanneer
het glimlachniveau het b-punt op de
indicator overschrijdt, neemt de camera
automatisch beelden op.
Wanneer de camera doelgezichten
detecteert, verschijnen oranje
Gezichtsdetectiekaders rond de
gezichten. De Gezichtsdetectiekaders
worden groen wanneer deze
onderwerpen scherp worden.
Wanneer [Aut. portretomkad.] is
ingesteld op [Automatisch], wordt het
beeld automatisch bijgesneden tot een
geschikt compositie.
Glimlachdetectiegevoeligheid-indicator
Gezichtsherkenningkader
(oranje)
155
Lach-sluiter
Opnamen maken voor gevorderden
Leg voor het scherpstellen op de glimlach het Gezichtsdetectiekader over
het AF-gebied.
Bedek de ogen niet met haarlokken, etc. Het onderwerp moet lachen.
Maak het gezicht niet onzichtbaar met een hoed, een masker, een
zonnebril, enz.
Probeer het gezicht op de camera gericht te houden en houd het gezicht zo
recht mogelijk.
Houd een duidelijke glimlach aan met open mond. De lach is
gemakkelijker te detecteren wanneer de tanden zichtbaar zijn.
Drukt u op de ontspanknop terwijl de Lach-sluiterfunctie is geactiveerd,
dan maakt de camera de opname en keert terug naar Lach-sluiter.
Opmerkingen
De Lach-sluiterfunctie kan niet worden gebruikt wanneer de belichtingsstand is
ingesteld op Panorama door beweging, Telezoom Continu-opname Voorkeuze AE
of [Schemeropn. uit hand] in Scèneselectie of wanneer handmatige scherpstelling is
geselecteerd.
De transportfunctie is automatisch ingesteld op [Enkele opname ] of [Afstandsbed.].
Het AF-hulplicht werkt niet in de Lach-sluiterfunctie.
Als de camera geen lach detecteert, kies dan andere instellingen voor
Glimlachdetectiegevoeligheid.
Afhankelijk van de opnamecondities zal een lach misschien niet goed worden
gedetecteerd.
Als de camera een gezicht volgt terwijl de functie Object Volgen met Lach-sluiter is
ingeschakeld, wordt het gezicht het doel van de functie Glimlachdetectie
(bladzijde 101).
3 Het maken van opnamen stoppen, Fn-knop t (Lach-/
Gezichtsherk.) t Selecteer een andere optie dan [Lach-
sluiter].
Opnametechnieken
156
Zoom
U kunt beelden vergroten met een hogere schaalverdeling dan de optische
zoom.
U kunt inzoomen op het midden van een beeld met de intelligente
teleconverter (Digitale zoom) en de opname vastleggen.
Het beeldformaat is als volgt, gebaseerd op het zoombereik.
Opmerkingen
De slimme teleconverter is niet beschikbaar
– Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op Panorama door Beweg.
– [Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG].
Wijzig, als [Scherpstelvergrot.] of [Zoom] is toegewezen, de instelling weer in
[Intell. teleconverter] (bladzijden 109, 156).
Wanneer de slimme teleconverter beschikbaar is, is [Lichtmeetfunctie] ingesteld op
[Meervelds].
U kunt de functie van de slimme teleconverter niet gebruiken voor films.
Met de functie Duidelijk Beeld Zoom kan de camera inzoomen met behoud
van de huidige resolutie van het beeld.
U kunt het zoombereik verhogen met de Slimme Zoom of Digitale Zoom.
In één keer inzoomen (Slimme teleconverter)
Druk op de -knop.
Telkens wanneer u op de -knop
drukt, verandert het zoombereik als
volgt: Ongev. ×1,4 t Ongev. ×2 t
Uit
-knop
Zoombereik Beeldformaat
Ongev. ×1,4 M of S
Ongev. ×2 S
Inzoomen met behoud van de huidige resolutie van het
beeld (Duidelijk Beeld Zoom)
157
Zoom
Opnamen maken voor gevorderden
De zoomfuncties die met deze camera beschikbaar zijn.
Het pictogram dat wordt weergegeven op het scherm, verandert als volgt op
basis van de zoomschaalverdeling.
A : De zoomfunctie van de camera wordt niet gebruikt (×1.0 wordt
aangeduid).
B Slimme Zoom: U kunt beelden vergroten door ze wat bij te snijden.
(Alleen beschikbaar wanneer [Beeldformaat] is ingesteld op M of S.)
C Helder Beeld Zoom: U kunt beelden vergroten met een
hoogwaardig beeldproces.
D Digitale zoom: U kunt beelden vergroten met een beeldproces.
1 MENU-knop t 4 t [Knop intell. telecon.] t [Zoom]
2 Druk op de -knop.
3 Vergroot het beeld tot de zoomfactor van uw keuze met b/B op
de multi-selectieschakelaar.
U kunt het beeld vergroten met grotere tussenpozen met v/V.
Zoomschaalver-
deling (laag)
Zoomschaalver-
deling (hoog)
158
Zoom
Opmerkingen
De zoomfunctie van de camera is niet beschikbaar
– Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op Panorama door Beweg.
– [Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG].
Instelling
Beeldformaat
Zoomschaalverdeling met optische zoom
(Bovenste rij: Volledig-frameformaat
opname/onderste rij: APS-C formaat
opname)
Zoomt in op beelden door
ze bij te snijden in het
beschikbare bereik (zonder
dat de beeldkwaliteit
achteruitgaat).
Helder Beeld Zoom: Uit
Digitale zoom: Uit
L–
M Ongeveer
1,5 ×
Ongeveer
1,5 ×
S Ongeveer
2,3 ×
Ongeveer
2,3 ×
Geeft beeldkwaliteit
prioriteit bij het inzoomen
op beelden.
Helder Beeld Zoom: Aan
Digitale zoom: Uit
L Ongeveer
2 ×
Ongeveer
2 ×
M Ongeveer
3 ×
Ongeveer
3 ×
S Ongeveer
4,5 ×
Ongeveer
4,6 ×
Geeft hogere
vergrotingsfactor prioriteit
bij het inzoomen op
beelden.
Helder Beeld Zoom: Aan
Digitale zoom: Aan
L Ongeveer
4 ×
Ongeveer
4 ×
M Ongeveer
6,1 ×
Ongeveer
6 ×
S Ongeveer
9,1 ×
Ongeveer
9,1 ×
159
Zoom
Opnamen maken voor gevorderden
De [Helder Beeld Zoom] is niet beschikbaar
– Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op Tele-zoom Continuopname
Voorkeuze AE.
– De transportfunctie is ingesteld op Ononderbroken Opnamen of Continu-bracket.
U kunt de functie van de Slimme Zoom of [Helder Beeld Zoom] niet gebruiken voor films.
Wanneer de elektronische zoom beschikbaar is, is [Lichtmeetfunctie] ingesteld op
[Meervelds].
De instelling van [Helder Beeld Zoom] wijzigen
De standaardinstelling is [Aan].
MENU-knop t 2 t [Helder Beeld Zoom] t Selecteer de gewenste
instelling
De instelling van [Digitale zoom] wijzigen
De standaardinstelling is [Uit]. Als u een hogere vergrotingsfactor wilt
gebruiken, ongeacht de verslechtering van het beeld, stelt u dit in op [Aan].
MENU-knop
t
2
t
[Digitale zoom]
t
Selecteer de gewenste instelling
160
De ruis in een afbeelding
onderdrukken
De ruisonderdrukking wordt ingeschakeld voor de duur dat de sluiter open
is als u de sluitertijd instelt op 1 seconde of langer (opname met lange
belichting). Dit gebeurt om de korrelige ruis die typisch is voor een lange
belichting, te verminderen. Er wordt een bericht weergegeven als de
ruisonderdrukking in voortgang is, en u kunt dan geen andere foto's nemen.
Selecteer [Aan] om prioriteit te geven aan beeldkwaliteit.
Selecteer [Uit] om prioriteit te geven aan opnametiming.
MENU-knop t 2 t [NR lang-belicht] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op Panorama door beweging, Tele-Zoom
Continuopname Voorkeuze AE of continue-opnamen, continu-Bracket, [Sportactie]
of [Schemeropn. uit hand] in Scèneselectie, of ISO is ingesteld op [Ruisond. Multi
Frame], dan vindt er geen ruisonderdrukking plaats, ook niet als deze optie is
ingesteld op [Aan].
Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op Automatisch of Scèneselectie, kunt u
de ruisonderdrukking niet uitschakelen.
Zelfs wanneer de sluitertijd is ingesteld op 1 seconde of langer, zal de
ruisonderdrukking misschien niet werken, afhankelijk van de opname-
omstandigheden.
De camera vermindert effectief de ruis die vooral zichtbaar wordt wanneer
de ISO-gevoeligheid hoog is.
Gewoonlijk stelt u dit in op [Normaal]. U kunt tevens [Laag] of [Uit]
kiezen.
MENU-knop t 2 t [NR bij hoge-ISO] t Selecteer de
gewenste instelling
NR lang-belicht
NR bij hoge-ISO
161
De ruis in een afbeelding onderdrukken
Opnamen maken voor gevorderden
Opmerkingen
Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op Automatisch, Panorama door beweging
of Scèneselectie, kan deze optie niet worden ingesteld.
Ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd op RAW-beelden.
162
De kleurenruimte instellen
De wijze waarop kleuren worden weergegeven met combinaties van
nummers of het assortiment kleurenreproducties wordt "Kleurenruimte"
genoemd. U kunt de Kleurenruimte wijzigen, afhankelijk van uw doel.
MENU-knop t 3 t [Kleurenruimte] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
Adobe RGB is voor toepassingen of printers die kleurbeheer en de DCF2.0-
kleurenruimteoptie ondersteunen. Wanneer u toepassingen of printers gebruikt die
het kleurbeheer niet ondersteunen, kan dat beelden opleveren waarin kleuren niet
natuurgetrouw worden gereproduceerd.
Beelden worden met een lage verzadiging weergegeven wanneer zij met apparaten
die Adobe RGB niet ondersteunen, zijn opgenomen met Adobe RGB.
sRGB Dit is de standaard Kleurenruimte van de digitale camera.
Gebruik sRGB bij normale opnamen, bijvoorbeeld als u van
plan bent om de beelden af te drukken zonder aanpassing.
AdobeRGB Dit heeft een uitgebreid assortiment kleurenreproducties. Als
een groot deel van de onderwerp levendig groen of rood is, is
Adobe RGB effectief.
De bestandsnaam van het beeld begint met "_DSC".
163
Camera instellen voor filmopname
Camera instellen voor filmopname
Camera instellen voor filmopname
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van filmopnamen met
bedieningshandelingen voor gevorderden.
Start het opnemen wanneer u hebt scherpgesteld.
De volgende instellingen die zijn ingesteld bij het maken van stilstaande
beelden, kunnen worden gebruikt:
ISO/Witbalans/Creatieve stijl/Belichtingscompensatie/AF-gebied/
Lichtmeetfunctie/Gezichtsherkenning/Object volgen/Dyn-
bereikoptimalisatie/Lenscomp.: schaduw/Lenscomp.: chrom. afw./
Lenscomp.: vervorming/Foto-effect
ISO, belichtingscorrectie, Onderwerp volgen of AF-gebied kunnen
tijdens het opnemen van films worden aangepast.
Als u [AF-vergrendel.] toewijst aan de AEL-knop, de ISO-knop of AF/
MF-knop, de knop Eigen of de controleknop, kunt u in de stand voor
automatische scherpstelling de scherpstelling blokkeren door op deze
knoppen te drukken.
U kunt bij het maken van filmopnamen in- en uitzoomen met digitale
zoom (bladzijde 156).
U kunt het beeld uitsturen zonder dat de opname-informatie wordt
weergegeven, wanneer [HDMI-informatieweerg.] is ingesteld op [Uit]
(bladzijde 186).
Opmerkingen
Voor filmopname is het opnamebereik (de kijkhoek) kleiner dan voor het opnemen
van stilstaande beelden wanneer de functie SteadyShot op [Aan] is gesteld. Voor
opname met gebruik van dezelfde kijkhoek als een 16:9 stilstaand beeld, moet de
functie SteadyShot op [Uit] worden gesteld (bladzijde 63).
Wanneer het [Voor zoeker]-scherm wordt weergegeven op het LCD-scherm, wordt
het LCD-scherm overgeschakeld naar het [Alle info weergeven]-scherm, op het
moment dat het opnemen van de film wordt gestart.
Maak geen opname van een krachtige lichtbron, zoals de zon. Het interne
mechanisme van de camera zou hierdoor kunnen worden beschadigd.
Wanneer u AVCHD-films importeert op een computer, gebruik dan "PlayMemories
Home" (bladzijde 213).
Opnametechnieken
164
Camera instellen voor filmopname
Wanneer u lang doorgaat met het maken van opnamen, loopt de temperatuur van de
camera op en kan de beeldkwaliteit afnemen.
Omdat de sluitertijd en het diafragma automatisch worden aangepast, zal de
sluitertijd hoger zijn en zal de beweging van het onderwerp misschien niet
gelijkmatig zijn onder heldere omstandigheden. Wanneer u handmatige
scherpstelling selecteert en de sluitertijd of het diafragma aanpast, zal misschien een
gelijkmatiger beweging ontstaan (bladzijde 108).
Er kan een waarde voor de ISO-gevoeligheid worden geselecteerd tussen ISO 100 en
ISO 6400 wanneer u films opneemt. Als u een film opneemt met een geselecteerde
waarde van ISO 6400 of hoger, wordt de ISO-gevoeligheid overgeschakeld op ISO
6400. Als u een film opneemt met een geselecteerde waarde van ISO 100 of lager,
wordt de ISO-gevoeligheid overgeschakeld op ISO 100. Na afloop van de opname
van uw film, wordt de instelling van de ISO-gevoeligheid teruggezet naar de vorige
waarde.
Wanneer ISO is ingesteld op [Ruisond. Multi Frame], wordt tijdelijk [AUTO]
geselecteerd.
U kunt niet [Soft focus], [HDR-schilderij], [Mono. m. rijke tonen] of [Miniatuur]
selecteren in Foto-effect. Wanneer het opnemen van film wordt gestart, wordt het
Beeldeffect tijdelijk ingesteld op [Uit].
Wanneer u snel bewegende onderwerpen vastlegt, selecteer dan [Hoog] en
selecteer [Laag] wanneer een aantal onderwerpen in beweging is of heen en
weer door het beeld gaat.
MENU-knop t 1 t [Duur AF volgen] t Selecteer de
gewenste instelling
U kunt films opnemen met aangepaste sluitertijd en diafragmawaarde, en
de onscherpte van de achtergrond of gelijkmatigheid naar eigen inzicht
regelen.
De gevoeligheid voor volgen wijzigen voor automatische
scherpstelling tijdens filmopname
Films opnemen met aangepaste sluitertijd en
diafragmawaarde
1 Fn-knop t (Scherpstelfunctie) t (H. scherpst.)
(bladzijde 108).
165
Camera instellen voor filmopname
Camera instellen voor filmopname
Autom. lange sluitertijd
Wanneer u [Autom. lange sluitertijd] instelt op [Aan] wordt de ruis zelfs in
donkere gedeelten onderdrukt.
Als u [Autom. lange sluitertijd] instelt op [Uit], is het beeld donkerder dan
wanneer u deze optie instelt op [Aan], maar u kunt de camera beter stil
houden bij filmopnamen en gelijkmatiger frames opnemen.
MENU-knop t 1 t [Autom. lange sluitertijd] t Selecteer de
functie van uw keuze
2 Zet de functiekeuzeknop op (Film) (bladzijde 71).
U kunt een andere stand kiezen door op de Fn-knop te drukken en daarna
een andere stand te selecteren.
3 Pas de sluitertijd en de diafragmawaarde aan met het
instelwiel voor of achter.
Wanneer [Sluitertijd] of [Diafragma] wordt toegewezen aan de stille multi-
selectieschakelaar, zal de mogelijkheid tot aanpassen ook beschikbaar zijn
met de stille multi-selectieschakelaar (bladzijde 32).
4 Pas de scherpstelling aan en start het opnemen door op de
MOVIE-knop te drukken.
(Autom.
programma) (81)
Hiermee kunt u opnemen met automatisch ingestelde
belichting (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde). U
kunt de andere instellingen zelf aanpassen en uw
instelwaarden kunnen worden opgeslagen.
(Diafragmavoorkeuze)
(82)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken nadat u de
diafragmawaarde zelf hebt aangepast met het instelwiel voor
of achter.
(Sluitertijdvoorkeuze)
(85)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken nadat u de
sluitertijd zelf hebt aangepast met het instelwiel voor of
achter.
(Handm.
belichting) (86)
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken waarbij u de
belichting zelf hebt aangepast (zowel de sluitertijd als de
diafragmawaarde) met het instelwiel voor of achter.
166
Camera instellen voor filmopname
Opmerking
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer niet alleen de belichtingsstand is
ingesteld in een andere stand dan M/S maar ook de ISO-gevoeligheid is ingesteld op
[AUTO].
167
Camera instellen voor filmopname
Camera instellen voor filmopname
MENU-knop t 1 t [Bestandsindeling] t Selecteer het
formaat van uw keuze
Hoe groter de gemiddelde bitfrequentie, des te hoger de beeldkwaliteit.
MENU-knop t 1 t [Opname-instelling] t Selecteer de
gewenste grootte
Bestandsindeling
AVCHD Neemt 60i/50i-films, 24p/25p-films of 60p/50p-films in de
indeling AVCHD op. Deze bestandsindeling is geschikt voor
het weergeven van de film op een HD-tv.
U kunt een Blu-ray-disc, een AVCHD-opnamedisc of een
dvd-Video-disc aanmaken met de bijgeleverde software
"PlayMemories Home".
60i/50i-films worden opgenomen met 60 velden/seconde,
respectievelijk met 50 velden/seconde. 60i- en 50i-films
maken beide gebruik van het interlace-scansysteem, Dolby
Digital-audio en het AVCHD-formaat.
24p/25p-films worden opgenomen met 24 beeldjes/
seconde, respectievelijk met 25 beeldjes/seconde. 24p- en
25p-films maken beide gebruik van het progressive-
scansysteem, Dolby Digital-audio en het AVCHD-formaat.
60p/50p-films worden opgenomen met 60 beeldjes/
seconde, respectievelijk met 50 beeldjes/seconde. 60p- en
50p-films maken beide gebruik van het progressive-
scansysteem, Dolby Digital-audio en het AVCHD-formaat.
MP4 Neemt mp4-films (AVC) op. Dit formaat is geschikt voor
uploads naar het Web, e-mail-bijlagen, enz.
Films worden opgenomen in MPEG-4-formaat met
ongeveer 30 beeldjes/seconde en gebruik wordt gemaakt
van het progressive-scansysteem, AAC-audio en het mp4-
formaat.
U kunt geen disc aanmaken van de films die in dit formaat
zijn opgenomen, met de bijgeleverde software
"PlayMemories Home".
Opname-instelling
168
Camera instellen voor filmopname
[Bestandsindeling]: [AVCHD]
[Bestandsindeling]: [MP4]
* Geschikt voor 1080 60i
** Geschikt voor 1080 50i
Opmerkingen
Films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)], [60i
24M(FX)]/[50i 24M(FX)] of [24p 24M(FX)]/[25p 24M(FX)] in [Opname-
instelling] worden geconverteerd door "PlayMemories Home" voor het aanmaken
van een AVCHD-opnamedisc. Het converteren kan vrij lang duren. Ook kunt u niet
een disc aanmaken met de oorspronkelijke beeldkwaliteit. Als u de oorspronkelijke
beeldkwaliteit wilt behouden, moet u uw films op een Blu-ray-disc opslaan.
Als u 60p/50p-films of 24p/25p-films op een tv-toestel wilt bekijken, hebt u een
tv-toestel nodig dat geschikt is voor 60p/50p of 24p/25p. Als u tv-toestel gebruikt dat
niet geschikt is, worden de films geconverteerd naar 60i/50i en naar het tv-toestel
uitgestuurd.
Opname-
instelling
Bitsnelheid Opnemen
60i 24M(FX)*
50i 24M(FX)**
Maximaal
24 Mbps
Neemt films op in hoge beeldkwaliteit van 1920 ×
1080 (60i/50i).
60i 17M(FH)*
50i 17M(FH)**
Gemiddeld
ongeveer
17 Mbps
Neemt films op in standaard beeldkwaliteit van
1920 × 1080 (60i/50i).
60p 28M(PS)*
50p 28M(PS)**
Maximaal
28 Mbps
Neemt films op in hoogste beeldkwaliteit van 1920
× 1080 (60p/50p).
24p 24M(FX)*
25p 24M(FX)**
Maximaal
24 Mbps
Neemt films op in hoge beeldkwaliteit van 1920 ×
1080 (24p/25p). Dit geeft een sfeer als in de
bioscoop.
24p 17M(FH)*
25p 17M(FH)**
Gemiddeld
ongeveer
17 Mbps
Neemt films op in standaard beeldkwaliteit van
1920 × 1080 (24p/25p). Dit geeft een sfeer als in de
bioscoop.
Opname-
instelling
Gemiddelde
bitfrequentie
Opnemen
1440×1080 12M Ongeveer
12 Mbps
Neemt films op van 1440 × 1080.
VGA 3M Ongeveer
3 Mbps
Neemt films op VGA-grootte op.
169
Camera instellen voor filmopname
Camera instellen voor filmopname
U kunt het audio-opnameniveau aanpassen door de niveaumeter te
monitoren.
MENU-knop t 2 t [Audio opnameniveau] t Selecteer het
gewenste niveau met b/B op de multi-selectieschakelaar.
+-zijde: Het audio-opnameniveau wordt verhoogd.
– -zijde: Het audio-opnameniveau wordt verlaagd.
Terugstellen: Opnameniveau op de standaardinstelling stellen.
Wij adviseren u een hoofdtelefoon te gebruiken voor het controleren van
het niveau, wanneer u de instelling aanpast.
Stel het niveau lager in als u ononderbroken luid geluid op natuurlijke
wijze wilt vastleggen. Verhoog deze instelling als u rustiger geluid op een
niveau dat prettig in het gehoor ligt, wilt vastleggen.
Opmerkingen
De begrenzing werkt altijd ongeacht de instelling van het audio-opnameniveau.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de belichtingstand is ingesteld op Film.
Het audio-opnameniveau kan worden ingesteld voor de interne microfoon en de m
(microfoon) aansluiting.
MENU-knop t 2 t [Audioniv.weerg.] t Selecteer de
gewenste instelling
Audio opnameniveau
Opnametechnieken
Audioniv.weerg.
U kunt selecteren of het audioniveau op
het scherm moet worden getoond of niet.
Audioniveau
170
Camera instellen voor filmopname
Opmerkingen
Het audioniveau wordt niet weergegeven in de volgende gevallen:
– [Geluid opnemen] is ingesteld op [Uit].
– De schermstand is ingesteld op [Geen info].
Stel de belichtingsstand in op Film. Voorafgaand aan het maken van opnamen kan
het audioniveau alleen worden getoond wanneer het is ingesteld op Film.
Wanneer u een hoofdtelefoon gebruikt kunt u de instellingen voor de
echocorrectie wijzigen tijdens het maken van filmopnamen.
MENU-knop t 2 t [Audio-uitvoer-tijd] t Selecteer de
gewenste instelling
De audio controleren met de hoofdtelefoon
1 Sluit de hoofdtelefoon aan op de
aansluiting i (hoofdtelefoon).
i-aansluiting (Hoofdtelefoon)
2 Zet de functiekeuzeknop op (Film).
U kunt het geluid monitoren wanneer u filmopnamen maakt of filmopnamen
afspeelt.
Audio-uitvoer-tijd
Live Weergave van geluid zonder vertraging tijdens filmopname.
Kies deze instelling indien de vertraging van het geluid
tijdens opname u stoort.
Lipsynchronisatie Weergave van geluid synchroon aan het beeld tijdens
filmopname. Voorkomt dat het geluid niet synchroon aan het
beeld is.
171
Camera instellen voor filmopname
Camera instellen voor filmopname
Wanneer u films opneemt, zal misschien het geluid van de werkende
camera of lens worden vastgelegd. U kunt films maken zonder audio.
MENU-knop t 2 t [Geluid opnemen] t [Uit]
Windgeruis verminderen
U kunt het windgeruis verminderen door de invoer van lage tonen via de
ingebouwde microfoon uit te schakelen.
MENU-knop t 2 t [Windruis reductie] t [Aan]
Opmerkingen
Wanneer u dit item instelt op [Aan] kan dat ertoe leiden dat een deel van de lage
tonen op een te gering volume wordt opgenomen. Stel dit item in op [Uit] wanneer
het niet waait.
Wanneer een externe microfoon (los verkrijgbaar) wordt gebruikt, werkt deze
functie niet.
Filmopnamen maken zonder de bedieningsgeluiden van de
functiekeuzeknoppen.
Met de stille multi-selectieschakelaar kunt u instellingen wijzigen zonder
gebruik te maken van het instelwiel voor of het instelwiel achter
(bladzijde 32).
MENU-knop t 1 t [ Stille Controller] t Selecteer de gewenste
instelling
Wanneer de scherpstelling is ingesteld op handmatig, worden er geen
bedieningsgeluiden van de lens voor automatische scherpstelling
opgenomen (bladzijde 108).
Geluid opnemen
172
Weergeven voor gevorderden
De weergavefuncties gebruiken
MENU-knop t 2 t [Selecteer afspeelmedia] t Selecteer
de sleuf van uw keuze
Opmerking
Wanneer er geen geheugenkaart in de geselecteerde sleuf is gestoken, worden er
geen beelden weergegeven. Selecteer de sleuf waarin de geheugenkaart is gestoken.
Selecteert of stilstaande beelden of films moeten worden weergegeven.
MENU-knop t 1 t [Stilst.b./film select.] t Selecteer de
gewenste instelling
U kunt een stilstaand beeld vergroten zodat u het beter kunt bekijken. Dit is
handig om de scherpstelling van een opgenomen beeld te bekijken.
De geheugenkaart selecteren die wordt gebruikt voor
weergave
Overschakelen tussen stilstaande beelden en films
(Weergavestand)
Mapweergave
(stilstaand)
Toont stilstaande beelden per map.
Mapweergave (MP4) Toont films (MP4) per map.
AVCHDweergave Toont alleen AVCHD-films.
Beelden vergroten
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
173
De weergavefuncties gebruiken
Weergeven voor gevorderden
De vergrote weergave annuleren
Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar zodat het beeld
terugkeert naar de normale grootte.
Opmerking
De beelden die zijn opgenomen met [Beeldformaat] op [S:2.0M] gesteld in APS-C
formaat opname kunnen niet worden vergroot.
U kunt meerdere beelden tegelijkertijd op het scherm tonen tijdens het
weergeven.
2 U kunt in- en uitzoomen op het
beeld met het instelwiel achter.
Draaien aan het voorste instelwiel
schakelt het beeld over op dezelfde
weergavevergroting. Als u meerdere
beelden opneemt met dezelfde
compositie, dan kunt u hun
scherptediepte vergelijken.
3 Selecteer het deel dat u wilt vergroten met v/V/b/B op de
multi-selectieschakelaar.
Overschakelen op de beeldlijstweergave
1 Druk op de -knop.
Het beeldindexscherm wordt
weergegeven.
-knop
174
De weergavefuncties gebruiken
Terugkeren naar het scherm met een enkel beeld
Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar wanneer u het
gewenste beeld selecteert.
De map van uw keuze weergeven
2 Selecteer door herhaaldelijk op
de DISP-knop te drukken het
aantal beelden dat op één pagina
van het beeldindexscherm wordt
weergegeven.
Het scherm wisselt tussen de weergave
van 4 beelden en 9 beelden.
DISP-knop
Selecteer met de multi-selectieschakelaar
de linkerbalk op het beeldindexscherm,
selecteer vervolgens de map van uw
keuze met v/V. Wanneer de linkerbalk is
geselecteerd, kunt u overschakelen tussen
stilstaande beelden en films door op het
midden van de multi-selectieschakelaar
te drukken (bladzijde 172).
Een beeld roteren
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
175
De weergavefuncties gebruiken
Weergeven voor gevorderden
Terugkeren naar het normale weergavescherm
Druk nogmaals op de -knop.
Opmerkingen
U kunt films niet roteren.
Als u geroteerde beelden naar een computer kopieert, kunnen de geroteerde beelden
met het softwareprogramma "PlayMemories Home" die op de CD-ROM
(bijgeleverd) correct worden weergegeven. Het is echter mogelijk dat de beelden
niet worden geroteerd, afhankelijk van het softwareprogramma.
MENU-knop t 1 t [Diavoorstelling] t [Enter]
Speelt de opgenomen beelden in volgorde af (diavoorstelling). De
diavoorstelling eindigt automatisch nadat alle beelden zijn weergegeven.
U kunt het volgende en vorige beeld bekijken met b/B op de multi-
selectieschakelaar.
U kunt de diavoorstelling niet onderbreken.
De diavoorstelling halverwege beëindigen
Druk op het midden van multi-selectieschakelaar.
De interval kiezen tussen de beelden in de diavoorstelling
MENU-knop t 1 t [Diavoorstelling] t [Interval] t Selecteer het
gewenste aantal seconden
Herhaaldelijk afspelen
MENU-knop t 1 t [Diavoorstelling] t [Herhalen] t [Aan]
2 Druk op het midden van multi-selectieschakelaar.
Het beeld wordt linksom geroteerd. Herhaal stap 2 als u nog een rotatie wilt
uitvoeren.
Wanneer u het beeld hebt geroteerd, wordt het weergegeven in de
geroteerde positie, zelfs wanneer u het toestel uit- en weer aanzet.
Diavoorstelling
176
De weergavefuncties gebruiken
3D-beelden weergeven
Als u de camera met een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) aansluit op een
tv-toestel dat geschikt is voor 3D, kunt u 3D-beelden weergeven.
Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing die bij het tv-toestel is geleverd.
MENU-knop t 1 t [Diavoorstelling] t [Beeldtype] t [All. 3D
weerg.]
Opmerking
Deze camera kan geen 3D-beelden opnemen.
U kunt de weergavestand instellen van afbeeldingen die zijn opgenomen in
de portretstand.
MENU-knop t 2 t [Afspeelweergave] t Selecteer de
gewenste instelling
Afspeelweergave
177
Weergeven voor gevorderden
Het scherm dat wordt weergegeven
voor de weergavestand
Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt.
* Als het beeld een sterk belicht of zwak belicht deel bevat, knippert dat deel van het
beeld in de histogramweergave (luminantielimietwaarschuwing).
Zie voor gedetailleerde informatie terwijl "Met opname-informatie" is
geselecteerd in de schermstand, bladzijde 25.
A
Overschakelen naar een ander scherm tijdens weergave
Lijst van pictogrammen in de histogramweergave
Met opname-informatie
Histogram*
Zonder opname-
informatie
Scherm Indicatie
Geheugenkaart (53, 254)
Weergavestand (172)
100-0003 Map - bestandsnummer
(221)
Beeldverhouding van
stilstaande beelden (148)
24M 10M
4.6M 20M
8.7M 3.9M
10M 4.6M
2.0M 8.7M
3.9M 1.7M
Beeldgrootte van
stilstaande beelden (146)
Scherm Indicatie
178
Het scherm dat wordt weergegeven voor de weergavestand
B
Beeldkwaliteit van
stilstaande beelden (148)
- Beveiligen (179)
DPOF DPOF ingesteld (180)
Waarschuwing resterend
accuvermogen (55)
100%
Resterend accuvermogen
(55)
Databasebestand vol
(240)/Databasebestands-
fout (240)
Waarschuwing voor
oververhitting (13)
Scherm Indicatie
Histogram (94)
P
A S M
Belichtingsfunctie (71)
1/125 Sluitertijd (85)
F3.5 Diafragma (82)
ISO200 ISO-gevoeligheid (132)
–0.3 Belichtingscompensatie
(113)
–0.3 Flitscompensatie (128)
Lichtmeetfunctie (116)
35mm Brandpuntsafstand
Scherm Indicatie
Creatieve stijl (138)
Foto-effect (137)
AWB
5500K A1
M1
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurfilter, Eigen) (142)
Dynamisch-
bereikoptimalisatie (134)/
Auto HDR/
Waarschuwing Auto
HDR-beeld (135)
2012-1-1
10:37AM
Opnamedatum
3/7 Bestandsnummer/Aantal
beelden in de
weergavestand
Scherm Indicatie
179
Weergeven voor gevorderden
Beelden beveiligen (Beveiligen)
U kunt afbeeldingen beschermen tegen het per ongeluk wissen.
De beveiliging van alle beelden of films annuleren
U kunt de beveiliging annuleren van alle beelden of films in de map die op
dat moment wordt getoond.
MENU-knop t 1 t [Beveiligen] t [Alle beelden annuleren], [Alle
MP4-films annuleren] of [Alle AVCHD-weerg. ann.]
1 MENU-knop t 1 t [Beveiligen] t [Meerdere bldn.]
2 Selecteer de beelden die u wilt
beveiligen met b/B op de multi-
selectieschakelaar en druk dan op
het midden van de multi-
selectieschakelaar.
Er wordt een -merkteken in het
selectievakje gezet.
Om de selectie ongedaan te maken,
drukt u opnieuw op het midden.
3 Als u nog andere beelden wilt beveiligen, herhaalt u stap 2.
U kunt alle afbeeldingen in de map selecteren door de balk links van het
beeldindexscherm te selecteren.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
180
Afdrukken opgeven
Met behulp van de camera kunt u aangeven welke stilstaande beelden u
wilt afdrukken in een winkel of op uw printer. Volg de onderstaande
procedure.
De beelden blijven nadat u ze hebt afgedrukt als DPOF gemarkeerd. We
raden u aan om deze markering na het afdrukken op te heffen.
Opmerkingen
U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden.
U kunt niet opgeven hoeveel beelden u wilt afdrukken.
U kunt beelden van een datum voorzien als u ze afdrukt. De positie van de
datum (binnen of buiten het beeld, tekengrootte, enz.) is afhankelijk van uw
printer.
DPOF opgeven
1 MENU-knop t 1 t [Printen opgeven] t [DPOF
instellen] t [Meerdere bldn.]
2 Selecteer het beeld met b/B op de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden van de multi-
selectieschakelaar.
3 Plaats een -merkteken door op het midden van de multi-
selectieschakelaar te drukken.
U kunt DPOF weer uitschakelen door het beeld weer te selecteren en
vervolgens op het midden van de multi-selectieschakelaar te drukken.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
Datum afdrukken
181
Afdrukken opgeven
Weergeven voor gevorderden
MENU-knop t 1 t [Printen opgeven] t [Datum afdrukken]
t [Aan]
Opmerking
Het is mogelijk dat deze functie niet beschikbaar is, afhankelijk van de printer.
182
Beelden kopiëren
U kunt beelden kopiëren van een geheugenkaart die is gestoken in de sleuf
die is geselecteerd met [Selecteer afspeelmedia], naar een geheugenkaart
die in een andere sleuf is gestoken. Het kopieerproces kan worden
uitgevoerd per type beeld (stilstaande beelden/films) (bladzijde 172).
MENU-knop t 2 t [Kopiëren]
Opmerking
Het kopiëren van veel beelden duurt mogelijk lang. Gebruik een accu die voldoende
is opgeladen.
183
Weergeven voor gevorderden
Beelden wissen (Wissen)
U kunt een selectie van beelden wissen of alle beelden.
Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. Controleer
vooraf of u het beeld al dan niet wilt wissen.
Opmerking
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Wissen (Meerdere bldn.)
1 MENU-knop t 1 t [Wissen] t [Meerdere bldn.]
2 Selecteer de beelden die u wilt
wissen met de multi-
selectieschakelaar en druk dan op
het midden van de multi-
selectieschakelaar.
Er wordt een -merkteken in het
selectievakje gezet.
Om de selectie ongedaan te maken,
drukt u opnieuw op het midden.
Totaal aantal
3 Als u nog andere beelden wilt wissen, herhaalt u stap 2.
U kunt alle afbeeldingen in de map selecteren door de balk links van het
beeldindexscherm te selecteren.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
184
Beelden wissen (Wissen)
U kunt alle stilstaande beelden of films wissen, die zichtbaar zijn in de
actuele weergavestand.
De map van uw keuze weergeven
Selecteer met de multi-selectieschakelaar de balk links op het
beeldindexscherm, selecteer vervolgens de map van uw keuze met v/V.
Alle beelden of films die zichtbaar zijn in de actuele
weergavestand, wissen
1 MENU-knop t 1 t [Wissen] t [Alles in map] of [Alle
AVCHDweergave-best.]
2 Selecteer [Wissen] met v op de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden van de multi-
selectieschakelaar.
185
Weergeven voor gevorderden
Beelden bekijken op een tv-scherm
Als u de beelden die u met de camera hebt vastgelegd, op een tv-toestel wilt
bekijken, hebt u een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) en een hdtv-toestel met
HDMI-aansluiting nodig.
Opmerkingen
Gebruik een HDMI-kabel met het HDMI-logo.
1 Schakel zowel de camera als de
tv uit, en sluit de camera en de tv
op elkaar aan.
2 Schakel de tv in en wijzig de ingang.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bijgeleverd bij de tv voor meer
informatie.
3 Schakel de camera in en druk op
de -knop.
De beelden die met de camera zijn
opgenomen, worden op het tv-scherm
afgebeeld.
Selecteer het gewenste beeld met b/B op
de multi-selectieschakelaar.
Het LCD-scherm op de camera wordt
niet ingeschakeld.
-knop
1 Naar de HDMI-
aansluiting
HDMI-kabel
(los verkrijgbaar)
2 Naar de
HDMI-aansluiting
Multi-selectieschakelaar
186
Beelden bekijken op een tv-scherm
Gebruik een HDMI-mini-aansluiting aan het ene uiteinde (voor de camera) en een
aansluiting die geschikt is voor de aansluiting op uw tv aan het andere uiteinde.
Stel, wanneer beelden niet goed kunnen worden weergegeven, [HDMI-resolutie] in
het Installatiemenu in op [1080p] of [1080i], afhankelijk van uw tv-toestel.
Sommige apparaten zullen mogelijk niet correct werken.
Sluit de uitgang van het apparaat niet aan op de HDMI-aansluiting op de camera. Dit
kan een storing veroorzaken.
Op "PhotoTV HD"
Deze camera is compatibel met de norm "PhotoTV HD".
Door apparaten die compatibel zijn met PhotoTV HD van Sony aan te
sluiten met een HDMI-kabel, kunt u genieten van een compleet nieuwe
wereld van foto's in adembenemende Full HD-kwaliteit.
"PhotoTV HD" biedt een zeer gedetailleerde uitdrukking van subtiele
patronen en kleuren, zoals op foto's.
Wanneer u een TV-toestel dat een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) gebruikt
hebt aangesloten, kunt u beelden weergeven op het TV-scherm zonder
opname-informatie, en tegelijkertijd beelden weergeven op het LCD-
scherm van de camera met opname-informatie.
HDMI-informatieweerg.
1 MENU-knop t 2 t [HDMI-informatieweerg.] t [Uit]
2 Sluit de camera op een tv-toestel aan (bladzijde 185).
Live-viewbeelden worden weergegeven op het tv-scherm zonder opname-
informatie.
Live-viewbeelden worden weergegeven op het LCD-scherm met opname-
informatie.
187
Beelden bekijken op een tv-scherm
Weergeven voor gevorderden
Wanneer u de camera met een HDMI-kabel aansluit op een tv die
"BRAVIA" Sync ondersteunt, kunt u de camera bedienen met de
afstandsbediening van de tv.
Onderdelen in het SYNC MENU
Opmerkingen
De beschikbare bewerkingen zijn beperkt als de camera met een HDMI-kabel op een
tv is aangesloten.
Alleen op tv's die "BRAVIA" Sync ondersteunen, kunnen deze bewerkingen worden
gebruikt. De SYNC MENU-bedieningshandelingen verschillen afhankelijk van de tv
die is aangesloten. Raadpleeg de bij de tv geleverde gebruiksaanwijzing voor meer
informatie.
Als de camera onnodige bewerkingen uitvoert als reactie op de afstandsbediening
van het tv-toestel als de camera met een HDMI-aansluiting op een tv-toestel van een
andere fabrikant is aangesloten, stelt u [CTRL.VOOR HDMI] in het
Installatiemenu in op [Uit].
Gebruik van "BRAVIA" Sync
1 Sluit een tv die "BRAVIA" Sync ondersteunt, op de camera aan
(bladzijde 185).
Het ingangssignaal wordt automatisch omgeschakeld en het beeld dat met de
camera is opgenomen, verschijnt op het tv-scherm.
2 Druk op de SYNC MENU-knop op de afstandsbediening van de
tv.
3 Gebruik de bedieningsknoppen op de afstandsbediening van de
tv.
Diavoorstelling Hiermee speelt u beelden automatisch af.
Eén beeld afspelen U keert terug naar het scherm met een enkel beeld.
Beeldindex Hiermee schakelt u naar het beeldindexscherm.
Stilst.b./film select. Selecteert stilstaande beelden of films die moeten worden
weergegeven.
Wissen Verwijdert beelden.
188
Installatie van de camera
De andere functies van de camera
instellen
U kunt de sluiter ontspannen wanneer er geen lens is bevestigd. Selecteer
dit wanneer u de camera bevestigt op een astronomische telescoop, enz.
MENU-knop t 1 t [Opn. zonder lens] t [Inschakelen]
Opmerking
Juiste lichtmeting is niet mogelijk wanneer u lenzen gebruikt die geen lenscontact
hebben, zoals de lens van een astronomische telescoop. In dergelijke gevallen regelt
u zelf de belichting door middel van controle van het vastgelegde beeld.
De stramienlijn is een hulplijn voor het componeren van het beeld. U kunt
de stramienlijn instellen op aan/uit of het type stramienlijn selecteren. Het
beschikbare bereik voor het vastleggen van film wordt ook weergegeven.
MENU-knop t 2 t [Stramienlijn] t Selecteer de gewenste
instelling
U kunt het opgenomen beeld direct na de opname ervan controleren op de
het scherm. U kunt de weergaveduur veranderen.
MENU-knop t 2 t [Autom.weergave] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
In de automatische weergave wordt het beeld niet in de verticale positie
weergegeven, zelfs niet als [Afspeelweergave] wordt ingesteld op [Autom.roteren]
(bladzijde 176).
In Autom. weergave kan de camera een beeld weergeven waarop een beeldproces,
zoals [Lenscomp.: vervorming], niet is uitgevoerd, en vervolgens hetzelfde beeld
weergeven waarop het beeldproces uitgevoerd.
Opn. zonder lens
Stramienlijn
Autom.weergave
189
De andere functies van de camera instellen
Installatie van de camera
De functie van de AEL-knop kan worden geselecteerd uit de volgende 2
functies (bladzijde 116):
Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te
drukken terwijl de knop ingedrukt wordt gehouden ([AEL-vergrendel]).
Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te
drukken tot de knop nogmaals wordt ingedrukt ([AEL-wisselen]).
Wanneer [ AEL-vergrend.] of [ AEL-wisselen] is geselecteerd, is de
belichting vergrendeld in de stand voor Spotmeting.
MENU-knop t 4 t [Funct. van AEL-knop] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
Terwijl de belichtingswaarde is vergrendeld is, verschijnt op het LCD-scherm en
in de zoeker. Zorg ervoor dat u de instelling niet terugzet.
De instellingen "vasthouden" en "overschakelen" zijn van invloed op de handmatige
verschuiving (bladzijde 88) in de stand voor handmatige bediening.
De met [AEL-wisselen] ingestelde gemeten waarde wordt geannuleerd wanneer de
camera vanuit de energiebesparingsstand weer wordt ingeschakeld of voor weergave
van beelden wordt gebruikt.
Een andere functie toewijzen aan de AEL-knop
U kunt behalve de functie AEL ook één van de volgende functies aan de
AEL-knop toewijzen:
Belicht.comp./Transportfunctie/Flitsfunctie/Scherpstelfunctie/AF-gebied/
Lach-/Gezichtsherk./Aut. portretomkad./ISO/Lichtmeetfunctie/
Flitscompensatie/Witbalans/DRO/Auto HDR/Creatieve stijl/Foto-effect/
Beeldformaat/Kwaliteit/Geheugen/FEL-slot vergrendelen/FEL-slot
wisselen/Object volgen/AF/MF-reg. vergrend./AF/MF-reg. wisselen/AF-
vergrendel./AF aan/Diafragmavoorbeeld/Voorbeeld opn.result./Scherpst.
vergroten
Funct. van AEL-knop
190
De andere functies van de camera instellen
U kunt ook een andere functie aan de ISO-knop, de AF/MF-knop of de
controleknop toewijzen. De functies die beschikbaar zijn, zijn dezelfde als
die van [Funct. van AEL-knop] (bladzijde 189).
MENU-knop t 4 t [ISO-knop], [AF/MF-knop] of
[Voorbeeldknop] t Selecteer de instelling van uw keuze
De functie FEL-vergrendeling is in de standaardinstellingen
(bladzijde 130) toegewezen aan de knop Eigen. U kunt ook een andere
functie aan de knop Eigen toewijzen. De functies die beschikbaar zijn, zijn
dezelfde als die van [Funct. van AEL-knop].
MENU-knop t 4 t [Customtoets] t Selecteer de gewenste
instelling
De functie voor de elektronische voorste gordijnsluiter verkort de
tijdsvertraging tussen sluiterontspanningen.
MENU-knop t 6 t [Sluitergordijn voorzijde] t Selecteer
de gewenste instelling
Opmerkingen
Wanneer u opnamen maakt bij snellere sluitertijden met een lens met een grotere
diameter op het toestel, zal er misschien schaduwvorming van een onscherp gebied
optreden, afhankelijk van het onderwerp of de opnamecondities. Stel in dergelijke
gevallen dit item in op [Uit].
Stel, wanneer een Minolta/Konica-lens wordt verbruikt, dit item in op [Uit].
Wanneer u een snelle sluitertijd kiest, is de helderheid van het scherm afhankelijk
van de omstandigheden mogelijk onregelmatig. Stel in dergelijke gevallen dit item
in op [Uit].
ISO-knop, AF/MF-knop, Voorbeeldknop
Customtoets
Electronische voorste gordijnsluiter
191
De andere functies van de camera instellen
Installatie van de camera
De helderheid van het LCD-scherm wordt met de lichtsensor automatisch
aan het omgevingslicht aangepast (bladzijde 17).
U kunt de helderheid van het LCD-scherm handmatig instellen of een
geschikte instelling voor een zonnige dag buitenshuis kiezen.
MENU-knop t 1 t [LCD-helderheid] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
Wanneer de helderheid is ingesteld op [Automatisch], mag u de lichtsensor niet met
uw hand of iets anders bedekken.
Wanneer u de camera gebruikt met de netspanningsadapter AC-PW10AM (los
verkrijgbaar), wordt de helderheid van het LCD-scherm altijd ingesteld op de
helderste stand, zelfs als u [Automatisch] selecteert.
De [Zonnig weer] instelling is te helder voor binnen; stel daarom in op
[Automatisch] of [Handmatig] binnenshuis.
De helderheid van de zoeker wordt automatisch aangepast aan de
lichtomstandigheden van het onderwerp.
U kunt zelf de helderheid van de zoeker instellen.
MENU-knop t 1 t [Helderheid zoeker] t [Handmatig] t
Selecteer de gewenste instelling
U kunt instellen dat minder tijd verstrijkt tot de camera overschakelt op de
energiespaarstand wanneer u het toestel niet bedient, zodat niet het
vermogen van de accu wordt opgebruikt. Als u de camera bedient,
bijvoorbeeld, door de ontspanknop half in te drukken, keert de camera
terug in de opnamestand. Als u de camera een opgegeven tijdsperiode niet
bedient, wordt de helderheid van het LCD-scherm verminderd.
LCD-helderheid
Helderheid zoeker
Stroombesparing
192
De andere functies van de camera instellen
MENU-knop t 2 t [Stroombesparing] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerking
Wanneer de netspanningsadapter AC-PW10AM (los verkrijgbaar) wordt gebruikt,
kan deze optie niet worden ingesteld op [Max].
De tijd die verstrijkt tot de camera overschakelt in de
energiespaarstand, wijzigen
U kunt voor de camera verschillende tijdsintervallen instellen voor het
overschakelen naar de energiespaarstand.
MENU-knop t 2 t [Begintijd energiebespar.] t Selecteer de
gewenste tijd
Opmerkingen
De camera gaat niet over op de stroombesparing wanneer het toestel op een
tv-toestel is aangesloten, of de transportfunctie is ingesteld op [Afstandsbed.].
Als u deze optie instelt op [Max], wordt [Begintijd energiebespar.] ingesteld op [10
sec.].
U kunt het automatisch overschakelen tussen LCD-scherm en de zoeker
uitschakelen zodat u alleen kunt overschakelen met de FINDER/LCD-
knop.
MENU-knop t 1 t [Inst. FINDER/LCD] t [Handmatig]
Deze camera voldoet aan de kleinbeeldstandaard, maar u kunt ook
opnamen maken in het APS-C-formaat. Wanneer deze optie is ingesteld op
[Aan], maakt de camera opnamen in het APS-C-formaat, zelfs als er een
lens op de camera is gezet. Wanneer een DT-lens op het toestel is gezet,
wordt het APS-C-formaat automatisch geselecteerd.
MENU-knop t 3 t [APS-C-grootte opn.] t Selecteer de
gewenste instelling
Inst. FINDER/LCD
APS-C-grootte opn.
193
De andere functies van de camera instellen
Installatie van de camera
Opmerking
Wanneer [APS-C-grootte opn.] is ingesteld op [Aan], wordt het beeldformaat
automatisch gewisseld (bladzijde 146).
Wanneer [PAL/NTSC schakelaar] voorafgaand aan het maken van
opnamen is ingesteld op het NTSC-systeem, kunnen films die zijn
opgenomen met de camera worden afgespeeld op een NTSC-tv-toestel.
MENU-knop t 3 t [PAL/NTSC schakelaar] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
Alleen toestellen die geschikt zijn voor 1080 50i zijn voorzien van deze functie.
Toestellen die geschikt zijn voor 1080 60i zijn niet voorzien van deze functie. De
toestellen die geschikt zijn voor 1080 50i hebben een merkteken "50i" aan de
onderzijde van de camera.
Als u een geheugenkaart plaatst, die eerder is geformatteerd met het PAL-systeem,
verschijnt een melding dat u de kaart opnieuw moet formatteren. Wanneer u
opnamen maakt met het NTSC-systeem, moet u de geheugenkaart opnieuw
formatteren of een andere geheugenkaart gebruiken.
Wanneer de stand NTSC is geselecteerd, verschijnt de melding "Uitgevoerd in
NTSC". steeds op het opstartscherm wanneer u de camera inschakelt.
PAL/NTSC schakelaar (alleen voor toestellen die geschikt
zijn voor 1080 50i)
194
Lenscorrectie
U kunt automatisch de volgende kenmerken corrigeren: wegvallen van licht
aan de randen, chromatische afwijking en vervorming (alleen voor lenzen
die geschikt zijn voor automatische correctie). Ga voor verdere informatie
over lenzen die geschikt zijn voor automatische correctie, naar de Sony-
website van uw land of vraag advies aan uw Sony-dealer of het officiële
Sony servicecentrum ter plaatse.
Corrigeert de donkere hoeken van het scherm die worden veroorzaakt door
bepaalde kenmerken van de lens. Dit item is in de standaardinstellingen
ingesteld op [Automatisch].
MENU-knop t 6 t [Lenscomp.: schaduw] t Selecteer de
gewenste instelling
Vermindert de kleurafwijking in de hoeken van het scherm die worden
veroorzaakt door bepaalde kenmerken van de lens. Dit item is in de
standaardinstellingen ingesteld op [Automatisch].
MENU-knop t 6 t [Lenscomp.: chrom. afw.] t Selecteer
de gewenste instelling
Corrigeert de vervorming van het scherm die wordt veroorzaakt door
bepaalde kenmerken van de lens. Dit item is in de standaardinstellingen
ingesteld op [Uit].
MENU-knop t 6 t [Lenscomp.: vervorming] t Selecteer
de gewenste instelling
Lenscomp. randschaduw
Lenscom.: chromatische afwijking
Lenscomp.: vervorming
195
Installatie van de camera
De methode voor opnemen op een
geheugenkaart instellen
U kunt beelden op 2 geheugenkaarten tegelijk vastleggen of beelden
gesorteerd naar beeldtype opslaan op verschillende geheugenkaarten.
[Standaard] is geselecteerd in de standaardinstellingen.
MENU-knop t 1 t [Opnamemodus] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
Eén van de volgende geheugenkaarten is nodig voor het tegelijkertijd vastleggen van
films.
Opnamemodus
Standaard Legt beelden alleen vast op de geheugenkaart die is gestoken
in de met [Selecteer opnamemedia] geselecteerde sleuf
(bladzijde 54).
Gelktdg opn (Stlst
bld)
Legt stilstaande beelden vast op beide geheugenkaarten die in
de 2 sleuven zijn gestoken, ongeacht de instelling [Selecteer
opnamemedia], en legt films vast op de geheugenkaart die in
de met [Selecteer opnamemedia] geselecteerde sleuf is
gestoken. Stilstaande beelden die hetzelfde bestandsnummer
gebruiken, worden vastgelegd in de mappen die hetzelfde
mapnummer hebben op beide geheugenkaarten.
Gelijktdge opn (Film) Legt films vast op beide geheugenkaarten die in de 2 sleuven
zijn gestoken, ongeacht de instelling [Selecteer
opnamemedia], en legt stilstaande beelden vast op de
geheugenkaart die in de met [Selecteer opnamemedia]
geselecteerde sleuf is gestoken. MP4-films die hetzelfde
bestandsnummer gebruiken, worden vastgelegd in de mappen
die hetzelfde mapnummer hebben op beide geheugenkaarten.
Glkt opn (Stl bld/Flm) Legt stilstaande beelden/films vast op beide
geheugenkaarten.
Sorteren(JPEG/RAW) Legt JPEG-gegevens vast op de geheugenkaart die is
geselecteerd met [Selecteer opnamemedia] en legt RAW-
gegevens vast op de andere geheugenkaart.
Sorter.(stilst. bld/
film)
Legt stilstaande beelden vast op de geheugenkaart die is
geselecteerd met [Selecteer opnamemedia] en legt films vast
op de andere geheugenkaart.
196
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
– SD-kaarten die overeenkomen met het UHS-I (UHS snelheidsklasse 1) interface
– SD-kaarten die passen bij de Klasse 10 snelheid of hoger
– "Memory Stick PRO Duo"
Het simultaan opnemen van beelden duurt mogelijk lang.
Wanneer de functie voor simultaan opname of [Sorteren(JPEG/RAW)] is gekozen
en een beeld niet wordt opgenomen omdat er bijvoorbeeld geen geheugenkaart in
een van de twee sleuven is geplaatst, wordt het beeld niet vastgelegd op beide
geheugenkaarten.
Vergeet niet dat het formatteren alle gegevens op de geheugenkaart
onherstelbaar zal wissen, inclusief de beveiligde beelden.
MENU-knop t 1 t [Formatteren] t Selecteer de sleuf van
uw keuze t [Enter]
Opmerkingen
Tijdens het formatteren brandt het toegangslampje. Terwijl het bedrijfslampje
brandt, mag u de geheugenkaart niet verwijderen.
Formatteer de geheugenkaart in de camera. Als u de geheugenkaart op een computer
formatteert, is het mogelijk dat deze niet in deze camera gebruikt kan worden,
afhankelijk van het type formattering dat is uitgevoerd.
Formatteren kan afhankelijk van de geheugenkaart een aantal minuten in beslag
nemen.
Wanneer de resterende tijd van de accu 1 procent of minder is, kunt u geen
geheugenkaarten formatteren.
MENU-knop t 1 t [Bestandsnummer] t Selecteer de
gewenste instelling
Formatteren
Bestandsnummer
Serie De camera stelt nummers niet opnieuw in en kent
opeenvolgende nummers aan bestanden toe totdat het
nummer "9999" wordt bereikt.
Terugstellen De camera stelt nummers opnieuw in wanneer een bestand
wordt vastgelegd in een nieuwe map en wijst nummers toe
aan bestanden vanaf "0001". Als de opnamemap een bestand
bevat, wordt een nummer hoger dan het hoogste reeds
toegekende nummer toegewezen.
197
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
Installatie van de camera
Opmerking
Indien u [Terugstellen] uitvoert, wordt het bestandsnummer teruggesteld.
De opgenomen beelden worden opgeslagen in de automatisch gemaakte
mappen in de map DCIM op de geheugenkaart.
MENU-knop t 1 t [Mapnaam] t Selecteer de gewenste
instelling
Opmerking
De indeling van de MP4 filmmap is vastgesteld op "mapnummer + ANV01".
Wanneer een map met de standaardindeling is geselecteerd en er zijn 2 of
meer mappen, kunt u de map selecteren voor het opslaan van beelden.
MENU-knop t 1 t [OPN.-map kiezen] t Selecteer de
gewenste map
Opmerkingen
U kunt de map niet selecteren wanneer u de instelling [Datumformaat] selecteert.
Als simultaan of gesorteerde opname is gekozen, mag u alleen een map kiezen die
op beide geheugenkaarten dezelfde mapnaam heeft. Indien er geen mappen met
dezelfde mapnaam zijn, kunt u een map maken met [Nieuwe map].
U kunt op de geheugenkaart een map maken voor het opnemen van
afbeeldingen.
Een nieuwe map wordt aangemaakt met een nummer dat één hoger is dan
het hoogste mapnummer dat reeds in gebruik is, en de map wordt de actuele
Mapnaam
Standaardform. Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer +
MSDCF.
Voorbeeld: 100MSDCF
Datumformaat Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer + J
(laatste cijfer)/MM/DD.
Voorbeeld: 10020405 (Mapnaam: 100, datum: 2012/04/05)
OPN.-map kiezen
Nieuwe map
198
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
opnamemap. Er wordt tegelijkertijd een map voor stilstaande beelden en
een map voor MP4-films aangemaakt.
MENU-knop t 1 t [Nieuwe map]
Opmerkingen
Indien u [Opnamemodus] anders instelt dan [Standaard] en een opname start, wordt
een nieuwe map op beide geheugenkaarten gemaakt met een mapnummer dat een
nummer hoger is dan het huidige hoogste mapnummer.
Als u [Opnamemodus] instelt op een andere optie dan [Standaard] en begint met het
maken van opnamen, wordt mogelijk automatisch een nieuwe map gemaakt.
Wanneer u een geheugenkaart in de camera plaatst die in andere apparatuur is
gebruikt, en u maakt opnamen, zal misschien automatisch een nieuwe map wordt
aangemaakt.
Er kunnen maximaal 4.000 beelden worden opgeslagen in een map. Wanneer de
capaciteit van de map wordt overschreden, wordt automatisch een nieuwe map
aangemaakt.
Wanneer er onregelmatigheden worden aangetroffen in het beeld-
databasebestand die worden veroorzaakt door de verwerking van opnamen
op computers, enz., worden opnamen in deze indeling op de geheugenkaart
niet afgespeeld. Als dit gebeurt, repareert de camera het bestand.
MENU-knop t 2 t [Beeld-DB herstellen] t Selecteer de
sleuf van uw keuze t [Enter]
Opmerking
Gebruik een accu die voldoende is opgeladen. Als het vermogen van de accu te veel
afneemt tijdens het repareren, kunnen de gegevens beschadigd raken.
U kunt van de upload-functie gebruik maken met een Eye-Fi-kaart (in de
handel verkrijgbaar). Deze optie verschijnt wanneer een Eye-Fi-kaart in
geheugenkaartsleuf 1 van de camera is gestoken.
MENU-knop t 3 t [Inst. uploaden] t [Aan]
Beeld-DB herstellen
Inst. uploaden
199
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
Installatie van de camera
De statusindicators bij communicatie
Opmerkingen
De statusindicators in de communicatie worden alleen weergegeven wanneer
[Opnamemodus] is ingesteld op [Standaard].
Installeer, voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, het toegangspunt van de draadloze
LAN en de verzendbestemming. Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de
gebruiksaanwijzing die bij de Eye-Fi-kaart wordt geleverd.
Eye-Fi-kaarten worden verkocht in de V.S, Canada, Japan en sommige landen in de
EU (vanaf juni 2012).
Neem voor meer informatie rechtstreeks contact op met de fabrikant of leverancier.
Eye-Fi-kaarten kunnen alleen worden gebruikt in landen/regio's waar zij worden
aangeschaft. Gebruik Eye-Fi-kaarten in overeenstemming met de wet van de landen/
regio's waar u de kaart hebt aangeschaft.
Eye-Fi-kaarten hebben ook een functie voor draadloze LAN. Steek een Eye-Fi-kaart
niet in de camera wanneer dat verboden is, bijvoorbeeld in een vliegtuig. Als er een
Eye-Fi-kaart in de camera is gezet, stel dan [Inst. uploaden] in op [Uit]. wordt
op het scherm weergegeven wanneer [Inst. uploaden] is ingesteld op [Uit].
Wanneer u een splinternieuwe Eye-Fi-kaart voor de eerste keer gebruikt, kopieer dan
het installatiebestand van Eye-Fi-manager dat op de kaart is vastgelegd naar uw
computer voordat u de kaart formatteert.
Gebruik een Eye-Fi-kaart wanneer u de firmware hebt geüpdate naar de laatste
nieuwe versie. Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de gebruiksaanwijzing bij de
Eye-Fi-kaart.
De functie voor stroombesparing van de camera werkt niet zolang beelden worden
geüpload.
Als (fout) op het scherm wordt getoond, neem de geheugenkaart dan uit en zet
deze weer in, of zet het toestel uit en weer aan. Als weer verschijnt, is de Eye-
Fi-kaart misschien beschadigd.
Wi-Fi-netwerkcommunicatie kan misschien invloed ondervinden van andere
communicatieapparaten. Als de communicatiestatus niet goed is, ga dan dichter naar
het toegangspunt van het Wi-Fi-netwerk toe.
Raadpleeg voor nadere informatie over de bestandstypen die kunnen worden
geüpload, de bedieningsinstructies die bij de Eye-Fi-kaart worden geleverd.
Standby. Er zijn geen beelden te verzenden.
Upload-standby.
Bezig met verbinding maken.
Bezig met uploaden.
Fout.
200
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
Als u een beeld uploadt dat is vastgelegd met [GPS aan/uit] ingesteld op [Aan], zal
de locatie-informatie van het beeld misschien beschikbaar worden voor iemand
anders. U kunt dit voorkomen door [GPS aan/uit] in te stellen op [Uit]
(bladzijde 201) (alleen SLT-A99V).
Dit product ondersteunt de Eye-Fi "Endless Memory Mode" niet. Het is belangrijk
dat op Eye-Fi-kaarten die u in dit product zet, "Endless Memory Mode" is
uitgeschakeld.
201
Installatie van de camera
Informatie over de opnamelocatie met
de functie GPS (alleen SLT-A99V)
Als de camera locatie-informatie heeft verzameld met de ingebouwde GPS-
functie, is deze informatie vastgelegd in de beelden of films van die locatie.
Met de bijgeleverde software "PlayMemories Home" kunt u beelden die
met locatie-informatie zijn vastgelegd, importeren op een computer en de
beelden bekijken met een kaart die de opnamelocatie weergeeft. Zie
"PlayMemories Home help-gids" voor meer informatie.
MENU-knop t 2 t [GPS-instellingen] t [GPS aan/uit] t
[Aan]
De indicator verandert op basis van de kracht van de ontvangst van het
GPS-signaal.
Een GPS-signaal ontvangen
Een juiste driehoeksmeting is binnen of in de buurt van hoge gebouwen
niet mogelijk.
Gebruik uw camera in een open gebied buiten, en zet uw camera weer
aan.
Het kan enkele tientallen seconden duren totdat de locatie-informatie
wordt verkregen. U kunt de tijd voor het positioneren bekorten door GPS-
hulpdata te gebruiken.
Opmerkingen
Direct nadat u de camera inschakelt, zal het misschien enkele tientallen seconden tot
enkele minuten duren totdat de informatie over de locatie wordt verkregen. Als u
beelden opneemt en de locatie-informatie is niet ontvangen, wordt de informatie niet
GPS-indicators GPS-ontvangststatus
Geen indicator [GPS aan/uit] is ingesteld op [Uit].
Uw camera kan de locatie-informatie niet vastleggen. Gebruik uw
camera in een open gebied.
De locatie-informatie wordt berekend. Wacht tot de locatie-
informatie kan worden vastgelegd.
De huidige locatie-informatie kan worden vastgelegd.
Er is een probleem met de GPS-functie. Schakel de camera uit en
weer in.
202
Informatie over de opnamelocatie met de functie GPS (alleen SLT-A99V)
vastgelegd. U kunt de juiste informatie vastleggen door te wachten tot de camera
radiosignalen van GPS-satellieten kan ontvangen.
Schakel tijdens het opstijgen of landen van een vliegtuig de camera uit, volgens de
instructies van de aankondigingen aan boord.
Gebruik GPS in overeenstemming met de voorschriften die ter plaatse of voor de
situatie gelden.
Zie voor meer gedetailleerde opmerkingen over de GPS-functie, bladzijde 252.
De tijd die de GPS nodig heeft voor het verkrijgen van locatie-informatie,
kan worden bekort door het opnemen van GPS-hulpdata. Als u de camera
aansluit op de computer waarop de bijgeleverde "PlayMemories Home"-
software is geïnstalleerd, kunt u de GPS-hulpdata automatisch updaten.
De status van de GPS-hulpdata controleren
MENU-knop t 2 t [GPS-instellingen] t [GPS-hulpgeg. contr.]
Opmerkingen
U hebt de computer nodig als u de data via Internet wilt updaten.
Als de geldigheidstermijn van de hulpdata is verstreken, kan de tijd tot het
vastleggen van locatie-informatie niet worden bekort. U kunt het beste de hulpdata
regelmatig updaten. De geldigheidstermijn van de hulpdata is ongeveer 30 dagen.
Als [Datum/tijd instellen] niet is ingesteld, of de ingestelde tijd is veel verschoven,
kan de tijd die de GPS nodig heeft voor het verkrijgen van locatie-informatie niet
worden bekort.
De hulpdata-dienst kan om diverse redenen zijn gesloten.
De GPS-hulpdata updaten door een geheugenkaart in de computer
te steken
Start [GPS Support Tool] in het hoofdscherm van de "PlayMemories
Home", selecteer de geheugenkaart-drive van uw computer en update
vervolgens de GPS-hulpdata. Steek de geheugenkaart die is geüpdate, in de
camera.
GPS-hulpdata
203
Informatie over de opnamelocatie met de functie GPS (alleen SLT-A99V)
Installatie van de camera
Uw camera houdt de juiste kloktijd bij door bij het opstarten de
tijdsinformatie te verkrijgen met GPS. De tijd wordt gecorrigeerd wanneer
u het toestel uitzet.
MENU-knop t 2 t [GPS-instellingen] t [Aut. tijdcorrectie
GPS] t [Aan]
Opmerkingen
[Aut. tijdcorrectie GPS] is ongeldig als [GPS aan/uit] is ingesteld op [Uit].
U kunt het pas gebruiken als u [Datum/tijd instellen] hebt ingesteld op de camera.
Er kunnen verschillen van enkele seconden zijn.
Afhankelijk van het gebied zal het misschien niet goed werken.
Aut. tijdcorrectie GPS
204
Uw persoonlijke instellingen opslaan
U kunt 3 combinaties van vaak gebruikte standen en instellingen in het
geheugen registreren. U kunt de geregistreerde instellingen weer oproepen
met de functiekeuzeknop.
Items die kunnen worden geregistreerd
Belichtingsfunctie, diafragma, sluitertijd, transportfunctie, scherpstelstand,
ISO, witbalans, belichtingscompensatie, lichtmeetfunctie, DRO/Auto
HDR, Creatieve Stijl, flitsstand, flitscorrectie, Gezichtsdetectie,
Glimlachdetectie-gevoeligheid, object volgen, Beeldeffect, de positie van
het lokale AF-gebied en alle opties van het menu Stilstaande beelden
(bladzijde 38), menuopties Film opnemen (bladzijde 40).
De opgeslagen instellingen weer oproepen
Zet de functiekeuzeknop op het gewenste nummer 1/2/3 dat u wilt oproepen.
De opgeslagen instellingen wijzigen
Zet, wanneer u de instelling weer hebt opgeroepen, de camera op de
instelling die u wilt registreren en registreer de instelling dan weer onder
hetzelfde cijfer.
Opmerkingen
U kunt niet de instellingen programma verschuiven en handmatige verschuiving
registreren.
De werkelijke instelling komt niet overeen met de posities van de keuzeknoppen op
de camera. Raadpleeg de informatie die op het LCD-scherm wordt weergegeven
wanneer u foto's maakt.
1 Stel de camera in op de instelling die u wilt opslaan.
2 MENU-knop t 4 t [Geheugen]
3 Selecteer het cijfer dat u wilt registreren met b/B op de multi-
selectieschakelaar en druk dan op het midden van de multi-
selectieschakelaar.
U kunt de instellingen wijzigen nadat u ze hebt geregistreerd.
205
Installatie van de camera
Op de standaardinstellingen
terugstellen
U kunt de belangrijkste instellingen van de camera terugstellen.
MENU-knop t 4 t [Initialiseren] t Selecteer de gewenste
instelling t [OK]
: De items die moeten worden gereset.
– : De items die niet moeten worden gereset.
Opnamefuncties
Onderdelen Terugstellen op
Terugstellen
Opn.f.terugst.
Custom
terugst.
Belichtingscompensatie
(113)
±0.0
Transportfunctie
(117)
Enkele opname
Flitsfunctie (122) Invulflits (verschilt
afhankelijk van de
belichtingsstand)
Scherpstelfunctie
(96)
Enkelvoudige AF
AF-gebied (100) Breed
Object volgen (101) Uit (verschilt
afhankelijk van
[Scherpstelfunctie])
Lach-/Gezichtsherk.
(150, 154)
Aan (ger. gezicht.)
Aut. portretomkad.
(152)
Uit
ISO (132) AUTO
Lichtmeetfunctie
(116)
Meervelds
Flitscompensatie
(128)
±0.0
Witbalans (142) AWB (automatische
witbalans)
Kl.temp./Filter (143) 5500K, Kleurfilter 0
206
Op de standaardinstellingen terugstellen
Eigen witbalans
(144)
5500K
DRO/Auto HDR
(134)
Dynamische-
bereikopt.: auto
Creatieve stijl (138) 1/Standaard
Foto-effect (137) Uit
Scènekeuze (74) Portret
Film (164) P
Automatische modus
(72)
Slim automatisch
Tele-zoom
continuvoork. AE
(80)
T10
Menu stilstaande beelden
Onderdelen Terugstellen op
Terugstellen
Opn.f.terugst.
Custom
terugst.
Beeldformaat (146) L:24M
Beeldverhouding
(148)
3:2
Kwaliteit (148) Fijn
Panorama: formaat
(147)
Standaard
Panorama: richting
(79)
Rechts
Helder Beeld Zoom
(159)
Aan
Digitale zoom (159) Uit
NR lang-belicht
(160)
Aan
NR bij hoge-ISO
(160)
Normaal
Flitsregeling (129) ADI-flits
AF-hulplicht (106) Automatisch
SteadyShot (63) Aan
AF-snelheid (39) Snel
Kleurenruimte (162) sRGB
207
Op de standaardinstellingen terugstellen
Installatie van de camera
Stille Controller
(34)
Scherpstelfunctie
Belichtingsstap (39) 0,3 EV
Sluiterontspan. (39) Na scherpst.
AF met sluiter (39) Aan
AEL met sluiter (40) Aan
Menu film opnemen
Onderdelen Terugstellen op
Terugstellen
Opn.f.terugst.
Custom
terugst.
Bestandsindeling
(167)
AVCHD
Opname-instelling
(167)
60i 17M(FH), 50i
17M(FH)
SteadyShot (63) Uit
Duur AF volgen
(164)
Gemiddeld
Autom. lange
sluitertijd (165)
Aan
Stille Controller
(34)
Audio opnameniveau
Geluid opnemen
(171)
Aan
Windruis reductie
(171)
Uit
Audioniv.weerg.
(169)
Aan
Audio-uitvoer-tijd
(170)
Live
Menu Eigen Instellingen
Onderdelen Terugstellen op
Terugstellen
Opn.f.terugst.
Custom
terugst.
Eye-Start AF (41) Uit
Inst. FINDER/LCD
(192)
Automatisch
Rode ogen verm. (41) Uit
Opn. zonder lens
(188)
Uitschakelen
208
Op de standaardinstellingen terugstellen
Sup. aut. Cont. opn.
(73)
Automatisch
Sup. aut. Beeld
extractie (74)
Automatisch
Stramienlijn (188) Uit
Autom.weergave
(188)
2 sec.
DISP-knop (scherm)
(92)
Voor zoeker/Geen
info/Niveau/
Histogram
DISP-knop (zoeker)
(92)
Geen info/Niveau/
Histogram
AF RANGE knop
(42, 104)
AF-bereik regeling
AF-bereik regeling
hulp (42)
Aan
Reliëfniveau (109) Uit
Reliëfkleur (109) Wit
LiveView-weergave
(94)
Instelling effect aan
Funct. van AEL-knop
(189)
AEL-vergrendel
ISO-knop (190) ISO
AF/MF-knop (190) AF/MF-reg.
vergrend.
Customtoets (190) FEL-slot wisselen
Voorbeeldknop (190) Diafragmavoorbeeld
Knop intell. telecon.
(109, 156)
Intell. teleconverter
Scherpstelvastzetknop
(44)
Scherp.vergr.
Knop MOVIE (44) Altijd
Instelwiel inst (44) Sltd F-
getal
Bel.comp.wiel (114) Uit
Bel.comp.inst. (45) Omgeving+flits
Bracketvolgorde (45) 0 tt +–
209
Op de standaardinstellingen terugstellen
Installatie van de camera
Lenscomp.: schaduw
(194)
Automatisch
Lenscomp.: chrom.
afw. (194)
Automatisch
Lenscomp.:
vervorming (194)
Uit
Sluitergordijn
voorzijde (190)
Aan
Gezichtsprioriteit
volgen (103)
Aan
Menu Weergave
Onderdelen Terugstellen op
Terugstellen
Opn.f.terugst.
Custom
terugst.
Stilst.b./film select.
(172)
Mapweergave
(stilstaand)
––
Diavoorstelling –
Herhalen (175)
Uit
––
Diavoorstelling –
Interval (175)
3 sec.
––
Diavoorstelling –
Beeldtype (176)
Alles
––
Beeldindex (173) 4 afbeeldingen
Printen opgeven –
Datum afdrukken
(180)
Uit
––
Selecteer
afspeelmedia (172)
Slot 1
––
Volume-instellingen
(46)
4
––
Afspeelweergave
(176)
Autom.roteren
––
Menu Geheugenkaartinstrumenten
Onderdelen Terugstellen op
Terugstellen
Opn.f.terugst.
Custom
terugst.
Selecteer
opnamemedia (54)
Slot 1
––
Opnamemodus (195) Standaard
210
Op de standaardinstellingen terugstellen
Bestandsnummer
(196)
Serie
––
Mapnaam (197) Standaardform.
Instelmenu voor de klok
Onderdelen Terugstellen op
Terugstellen
Opn.f.terugst.
Custom
terugst.
Datum/tijd instellen
(60)
––
Tijdzone instellen
(60)
––
Menu Installatie
Onderdelen Terugstellen op
Terugstellen
Opn.f.terugst.
Custom
terugst.
Menustartpositie (47) Hoofdmenu
Wisbevestiging (47) Stand.Annuleren
Modusknopscherm
(47)
Uit
––
LCD-helderheid
(191)
Automatisch
––
Helderheid zoeker
(191)
Automatisch
––
Kleurtemperat.
zoeker (47)
0
––
GPS-instellingen –
GPS aan/uit (201)
(alleen SLT-A99V)
Uit
––
GPS-instellingen –
Aut. tijdcorrectie
GPS (203) (alleen
SLT-A99V)
––
Stroombesparing
(191)
Standaard
––
Begintijd
energiebespar. (192)
1 min.
––
HDMI-resolutie (48) Automatisch
CTRL.VOOR HDMI
(48)
Aan
––
211
Op de standaardinstellingen terugstellen
Installatie van de camera
* Ook als u de instelling reset, worden de aangepaste waarden niet gereset.
HDMI-
informatieweerg.
(186)
Aan
––
Inst. uploaden (198) Aan
USB-verbinding
(219)
Automatisch
––
USB LUN-instelling
(220)
Multi
––
Audiosignalen (48) Aan
APS-C-grootte opn.
(192)
Automatisch
––
AF-microafst. – Inst.
voor aanp. AF (107)
Uit*
––
Demomodus (49) Uit
Overige
Onderdelen Terugstellen op
Terugstellen
Opn.f.terugst.
Custom
terugst.
Weergave opname-
informatie (LCD-
scherm) (92)
Voor zoeker
––
Weergave opname-
informatie (Zoeker)
(92)
Niveau
––
Weergavescherm
(177)
Enkelbeeldweergave-
scherm (met opname-
informatie)
––
212
De software-versie controleren
Hiermee geeft u de software-versie van uw camera weer. Controleer de
versie wanneer er een firmware-update uitkomt.
Als u een lens op het toestel zet die compatibel is met de functie 'lensversie
upgraden', wordt de versie van de lens aangeduid.
MENU-knop t 4 t [Versie]
Opmerking
Een update kan alleen worden uitgevoerd wanneer het accuniveau (3
resterende accupictogrammen) of meer is. Wij adviseren u een accu te gebruiken die
voldoende is opgeladen of de netspanningsadapter AC-PW10AM (los verkrijgbaar).
213
Beelden bekijken op uw computer
Beelden bekijken op uw computer
De software gebruiken
De volgende toepassingen staan op de CD-ROM (bijgeleverd) en zij bieden
een veelzijdiger gebruik van beelden die u met uw camera hebt geschoten.
"Image Data Converter"
"PlayMemories Home"
"Remote Camera Control"
Zie voor meer gedetailleerde opmerkingen over installatie ook bladzijden
217, 218.
Met "Image Data Converter" kunt u onder meer het volgende doen:
Beelden, opgenomen in RAW-indeling, openen en bewerken door
verschillende correcties toe te passen, zoals tooncurve en beeldscherpte.
Beelden aanpassen met witbalans, belichting en Creative Stijl, enz.
De beelden die zijn getoond en bewerkt op een computer, opslaan.
U kunt het beeld opslaan als RAW-bestand of in de algemene
bestandsindeling.
RAW/JPEG-beelden die met deze camera zijn vastgelegd, op het scherm
tonen en vergelijken.
De beelden een beoordeling geven op een schaal van 5.
Kleurlabels instellen.
Raadpleeg de Help als u "Image Data Converter" wilt gebruiken.
Klik op [start] t [Alle programma's] t [Image Data Converter] t
[Help] t [Image Data Converter Ver.4].
"Image Data Converter" ondersteuningspagina (alleen in het Engels)
http://www.sony.co.jp/ids-se/
Met "PlayMemories Home" kunt u onder meer het volgende doen:
Beelden instellen die met de camera zijn opgenomen, en ze op de
computer weergeven.
De beelden op de computer op een kalender rangschikken op
opnamedatum voor weergave.
"Image Data Converter" gebruiken
"PlayMemories Home" gebruiken
214
De software gebruiken
Stilstaande beelden bewerken (rode-ogen-correctie, enz.), afdrukken, als
e-mailbijlage versturen en de opnamedatum veranderen.
Beelden bewerken op de computer, zoals bijsnijden, vergroten en
verkleinen.
Stilstaande beelden afdrukken of opslaan met de datum.
Blu-ray-discs of dvd-discs maken van AVCHD-films geïmporteerd op
een computer. (Er is een omgeving met een internet verbinding vereist
wanneer een Blu-ray-disc/dvd-disc voor de eerste keer wordt gemaakt.)
Opmerkingen
"PlayMemories Home" is niet geschikt voor Mac-computers. Wanneer u beelden
weergeeft op Mac-computers, moet u de juiste software gebruiken die is
meegeleverd met de Mac-computer.
Films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)], [60i
24M(FX)]/[50i 24M(FX)] of [24p 24M(FX)]/[25p 24M(FX)] in [Opname-
instelling] worden geconverteerd door "PlayMemories Home" voor het aanmaken
van een AVCHD-opnamedisc. Het converteren kan vrij lang duren. Ook kunt u niet
een disc aanmaken met de oorspronkelijke beeldkwaliteit. Als u de oorspronkelijke
beeldkwaliteit wilt behouden, moet u uw films op een Blu-ray-disc opslaan.
Raadpleeg "PlayMemories Home help-gids" als u "PlayMemories Home"
wilt gebruiken.
Dubbelklik op de snelkoppeling van (PlayMemories Home help-gids)
op het bureaublad. Of klik op [start] t [Alle programma's] t
[PlayMemories Home] t [PlayMemories Home help-gids].
"PlayMemories Home" ondersteuningspagina (alleen in het Engels)
http://www.sony.co.jp/pmh-se/
Sluit de camera op uw computer aan. Met "Remote Camera Control" kunt
u:
De camera instellen of een beeld vastleggen vanaf de computer.
Het beeld direct vastleggen op de computer.
Opnamen maken met Interval-timer.
"Remote Camera Control" gebruiken
215
De software gebruiken
Beelden bekijken op uw computer
Stel voorafgaand aan gebruik het volgende in: MENU-knop t 3 t
[USB-verbinding] t [PC-afstandsbediening]
Raadpleeg de Help als u "Remote Camera Control" wilt gebruiken.
Klik op [start] t [Alle programma's] t [Remote Camera Control] t
[Help] t [Remote Camera Control Ver.3].
Opmerking
In Opnamen maken met Interval-timer wordt de transportfunctie ingesteld op
[Enkele opname ]. Als niet kan worden scherpgesteld, wordt de sluiter niet bediend
(behalve wanneer handmatige scherpstelling is geselecteerd of [Sluiterontspan.] in
het menu Stilstaande beelden opnemen is ingesteld op [Geen scherpst.].
De volgende computeromgeving wordt aanbevolen wanneer u de
bijgeleverde software gebruikt en beelden importeert via een USB-
aansluiting.
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund. Windows
Image Mastering API (IMAPI) Ver.2.0 of later is vereist als u de functie
voor het maken van discs wilt gebruiken.
** Starterseditie wordt niet ondersteund.
Aanbevolen computeromgeving (Windows)
Besturingssysteem
(voorgeïnstalleerd)
Microsoft Windows XP* SP3/Windows Vista** SP2/
Windows 7 SP1
"PlayMemories
Home"
CPU: Intel Pentium III 800 MHz of sneller
(Voor het afspelen/bewerken van de High Definition-films:
Intel Core Duo 1,66 GHz of sneller/Intel Core 2 Duo 1,66
GHz of sneller, Intel Core 2 Duo 2,26 GHz of sneller (AVC
HD (FX/FH)), Intel Core 2 Duo 2,40 GHz of sneller (AVC
HD (PS)))
Geheugen: Windows XP 512 MB of meer (1 GB of meer
wordt aanbevolen), Windows Vista/Windows 7 1 GB of meer
Vaste schijf: Vrije schijfruimte benodigd voor installatie-
ongeveer 500 MB
Computerscherm: Schermresolutie-1024 × 768
beeldpunten of meer
"Image Data
Converter Ver.4"/
"Remote Camera
Control Ver.3"
CPU/geheugen: Pentium 4 of sneller/1 GB of meer
Computerscherm: 1024 × 768 beeldpunten of meer
216
De software gebruiken
De volgende computeromgeving wordt aanbevolen wanneer u de
bijgeleverde software gebruikt en beelden importeert via een USB-
aansluiting.
Opmerkingen
De juiste werking kan niet worden gegarandeerd in een computeromgeving die is
opgewaardeerd tot een van de bovenstaande besturingssystemen of in een
computeromgeving met meerdere besturingssystemen (multi-boot).
Als u 2 of meer USB-apparaten tegelijkertijd op een computer aansluit, is het
mogelijk dat, afhankelijk van het type USB-station dat is aangesloten, sommige
apparaten, waaronder de camera, niet zullen werken.
Wanneer u de camera aansluit met behulp van een USB-interface die compatibel is
met Hi-Speed USB (USB 2.0-compatibel) is geavanceerde gegevensoverdracht
(High Speed) mogelijk omdat de camera compatibel is met Hi-Speed USB (USB
2.0-compatibel).
Wanneer de computer ontwaakt uit de waak- of slaapstand, is het mogelijk dat de
communicatie tussen de camera en uw computer zich niet op hetzelfde moment
herstelt.
Aanbevolen computeromgeving (Mac)
Besturingssysteem
(voorgeïnstalleerd)
USB-aansluiting: Mac OS X v10.3 – v10.8
"Image Data Converter Ver.4" "Remote Camera
Control Ver.3": Mac OS X v10.5 - v10.8
"Image Data
Converter Ver.4"/
‘Remote Camera
Control Ver.3"
CPU: Intel Core Solo/Core Duo/Core 2 Duo of sneller
Geheugen: 1 GB of meer wordt aanbevolen.
Computerscherm: 1024 × 768 beeldpunten of meer
217
De software gebruiken
Beelden bekijken op uw computer
Meld aan als beheerder.
Opmerking
Als "PMB" (Picture Motion Browser), geleverd bij een camera die voor 2011 is
aangeschaft, al op de computer is geïnstalleerd, wordt "PMB" overschreven door
"PlayMemories Home" en kunt u mogelijk niet alle functies van "PMB" gebruiken.
De software installeren (Windows)
1 Schakel de computer in en plaats de CD-ROM (bijgeleverd) in
het CD-ROM-station.
Het scherm met het installatiemenu wordt weergegeven.
Als het niet verschijnt, dubbelklikt u op [Computer] (Voor Windows XP:
[Deze computer]) t (PMHOME) t [Install.exe].
Als het scherm Automatisch afspelen verschijnt, selecteert u "Install.exe
uitvoeren" en volgt u de instructies die op het scherm verschijnen voor het
vervolg van de installatie.
2 Klik op [Installeren].
Controleer dat zowel "Image Data Converter" als "PlayMemories Home" zijn
aangevinkt en volg de instructies op het scherm.
Sluit de camera aan op de computer volgens de instructies op het scherm
(bladzijde 220).
Wanneer de bevestigingsmelding voor opnieuw opstarten wordt afgebeeld,
start u de computer opnieuw op aan de hand van de aanwijzingen op het
scherm.
DirectX zal misschien worden geïnstalleerd afhankelijk van de
systeemomgeving van uw computer.
3 Verwijder de CD-ROM nadat de installatie is voltooid.
De volgende software is geïnstalleerd en er verschijnen pictogrammen op het
bureaublad.
"Image Data Converter"
"Remote Camera Control"
"PlayMemories Home"
"PlayMemories Home help-gids"
218
De software gebruiken
Meld aan als beheerder.
De software installeren (Mac)
1 Schakel uw Mac-computer in en plaats de CD-ROM
(bijgeleverd) in het CD-ROM-station.
2 Dubbelklik op het pictogram van de CD-ROM.
3 Kopieer de bestanden [IDC_INST.pkg] en [RCC_INST.pkg] in de
map [MAC] naar het pictogram van de vaste schijf.
4 Dubbelklik op de bestanden [IDC_INST.pkg] en [RCC_INST.pkg]
in de kopieerbestemmingsmap.
Volg de aanwijzingen op het scherm om het installeren te voltooien.
219
Beelden bekijken op uw computer
De camera op de computer aansluiten
Selecteert de methode die wordt gebruikt voor een USB-verbinding
wanneer de camera op een computer of met een USB-kabel op een USB-
apparaat wordt aangesloten.
MENU-knop t 3 t [USB-verbinding] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerkingen
Wanneer dit item is ingesteld op [Automatisch], kan het tot stand brengen van een
verbinding enige tijd in beslag nemen.
Stel, als Apparaatfase* niet wordt weergegeven met Windows 7, dit item in op
[Automatisch].
* Apparaatfase is een menuscherm dat wordt gebruikt voor het beheren van
aangesloten apparaten, zoals een camera (Functie van Windows 7).
De USB-verbinding instellen
Automatisch Brengt automatisch een aansluiting voor Massaopslag of
MTP tot stand, in overeenstemming met een computer of een
ander USB-toestel dat moet worden aangesloten. Windows 7-
computers worden aangesloten in MTP en de unieke functies
ervan worden ingeschakeld voor gebruik.
Massaopslag Brengt een Massa-opslag-verbinding tot stand tussen de
camera, een computer en andere USB-apparaten.
Standaardstand.
MTP Brengt een MTP-aansluiting tussen de camera, een computer
en andere USB-toestellen tot stand. Windows 7-computers
worden aangesloten in MTP en de unieke functies ervan
worden ingeschakeld voor gebruik. In het geval van andere
computers (Windows Vista/XP, Mac OS X), verschijnt de
Wizard Automatisch Afspelen en worden de stilstaande
beelden in de opnamemap op de camera in de computer
geïmporteerd.
PC-
afstandsbediening
Bedient de camera vanaf de computer met "Remote Camera
Control" op de CD-ROM (bijgeleverd), zoals opnamen
maken en opslaan op de computer.
220
De camera op de computer aansluiten
Bij USB-communicatie met de computer, kunt u een keuze maken uit de
beschikbare sleuven, beide sleuven en sleuf 1.
MENU-knop t 3 t [USB LUN-instelling] t Selecteer de
gewenste instelling
De LUN (Logical Unit Number) instellen (USB LUN-
instelling)
Multi Toont de beelden in zowel geheugenkaartsleuf 1 als
geheugenkaartsleuf 2 op het scherm van de computer.
Enkel Toont alleen de beelden in geheugenkaartsleuf 1 op het
scherm van de computer.
Aansluiten op de computer
1 Plaats een voldoende opgeladen accu in de camera of sluit de
camera aan op een stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter AC-PW10AM (los verkrijgbaar).
2 Schakel de camera en de computer in.
3 Controleer of [USB-verbinding] in 3 is ingesteld op
[Massaopslag].
221
De camera op de computer aansluiten
Beelden bekijken op uw computer
"PlayMemories Home" biedt u de mogelijkheid gemakkelijk beelden te
importeren.
Meer informatie over functies van "PlayMemories Home" vindt u in de
"PlayMemories Home help-gids".
Beelden importeren op de computer zonder "PlayMemories
Home" te gebruiken
Wanneer de wizard Automatisch afspelen verschijnt nadat u een USB-
verbinding tot stand hebt gebracht tussen de camera en een computer, klikt
u op [Map openen en bestanden weergeven] t [OK] t [DCIM] of
[MP_ROOT] t en kopieert u de beelden van uw keuze naar de computer.
Bestandsnaam
4 Sluit de camera op uw computer
aan.
Wanneer er voor de eerste keer een
USB-verbinding tot stand wordt
gebracht, start uw computer
automatisch een programma om de
camera te herkennen. Wacht even.
Beelden importeren op de computer (Windows)
Map Het type bestand Bestandsnaam
DCIM-map JPEG-bestand DSC0ssss.JPG
JPEG-bestand (Adobe RGB) _DSCssss.JPG
RAW-bestand DSC0ssss.ARW
RAW-bestand (Adobe RGB) _DSCssss.ARW
MP_ROOT-map MP4-bestand (1440 × 1080
12M)
MAH0ssss.MP4
MP4-bestand (VGA 3M) MAQ0ssss.MP4
1 Naar een USB-aansluiting van
de computer
USB-kabel
(bijgeleverd)
2 Naar de USB-aansluiting
222
De camera op de computer aansluiten
ssss (bestandsnummer) staat voor elk willekeurig nummer binnen
het bereik van 0001 tot 9999.
Wanneer [Kwaliteit] is ingesteld op [RAW en JPEG], zijn het numerieke
deel van de naam van een bestand met RAW-gegevens en het
bijbehorende JPEG-bestand hetzelfde.
Opmerkingen
Gebruik "PlayMemories Home" voor bedieningshandelingen zoals het importeren
van AVCHD-films naar de computer.
Gebruik "PlayMemories Home" (alleen SLT-A99V) indien u films met GPS-lokatie-
informatie in een computer wilt importeren.
Wanneer de camera op de computer is aangesloten en u AVCHD-films of mappen
via de aangesloten computer start, zullen beelden misschien beschadigd raken of niet
kunnen worden weergegeven. Wis of kopieer AVCHD-films op de geheugenkaart
niet vanaf de computer. Sony is niet aansprakelijk voor gevolgen veroorzaakt door
dergelijke handelingen via de computer.
De software voor Mac-computers
Zie voor nadere bijzonderheden over andere software voor Mac-computers
de volgende URL:
http://www.sony.co.jp/imsoft/Mac/
Beelden importeren op de computer (Mac)
1 Sluit de camera eerst op uw Mac-computer aan. Dubbelklik op
het pas herkende pictogram op het bureaublad t de map
waarin de beelden die u wilt importeren, zijn opgeslagen.
2 Sleep de beeldbestanden naar het pictogram van de vaste
schijf.
De beeldbestanden worden naar de vaste schijf gekopieerd.
3 Dubbelklik op het pictogram van de vaste schijf t het
gewenste beeldbestand in de map die de gekopieerde
bestanden bevat.
Het beeld wordt weergegeven.
223
De camera op de computer aansluiten
Beelden bekijken op uw computer
Voer de procedures uit vanaf stap 1 tot 2 hierboven voor u:
De USB-kabel loskoppelt
De geheugenkaart verwijdert
De camera uitschakelt
Opmerkingen
Sleep het pictogram van de geheugenkaart of het drive-pictogram van tevoren naar
het pictogram "Prullenbak" wanneer u een Mac-computer gebruikt en de camera
wordt losgekoppeld van de computer.
In Windows 7 wordt het pictogram voor ontkoppelen mogelijk niet weergegeven. In
die gevallen kunt u ontkoppelen zonder de bovenstaande procedure te volgen.
Verwijder de USB-kabel niet terwijl het toegangslampje brandt. De gegevens
kunnen beschadigd worden.
De camera van de computer loskoppelen
1 Dubbelklik op het ontkoppel-
pictogram op de taakbalk.
Voor Windows 7 klikt u op en
vervolgens op .
Ontkoppel-pictogram
2 Klik op (USB-apparaat voor massaopslag veilig
verwijderen).
Windows Vista
224
Een film-disc maken
U kunt een disc maken van AVCHD-films die op de camera zijn
vastgelegd.
U kunt een disc maken van AVCHD-films die op de camera zijn
vastgelegd.
Welke apparaten dit materiaal kunnen afspelen is afhankelijk van het type
disc. Selecteer de methode die het beste past bij uw discspeler.
U kunt op twee manieren een filmdisc maken. Gebruik "PlayMemories
Home" op uw computer of maak een disc met andere apparatuur dan een
computer, bijvoorbeeld een recorder.
* Films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)], [60i
24M(FX)]/[50i 24M(FX)] of [24p 24M(FX)]/[25p 24M(FX)] in [Opname-
De methode selecteren voor het maken van een disc met
films
Disctype/gebruik
Beschikbare instelling voor
opnemen
Speler
PS FX FH
High Definition-
beeldkwaliteit behouden
(HD)
Apparaten voor het
afspelen van Blu-ray-discs
(Sony Blu-ray-speler,
PlayStation®3, enz.)
High Definition-
beeldkwaliteit behouden
(HD) (AVCHD-
opnamedisc)
–* –*
AVCHD-afspeelapparaten
(Sony Blu-ray-speler,
PlayStation®3, enz.)
Standard Definition-
beeldkwaliteit behouden
(STD)
–* –* –*
Gewone dvd-
afspeelapparaten
(dvd-speler, computer die
dvd's kan afspelen, enz.)
225
Een film-disc maken
Beelden bekijken op uw computer
instelling] worden geconverteerd door "PlayMemories Home" voor het aanmaken
van een AVCHD-opnamedisc. Het converteren kan vrij lang duren. Ook kunt u niet
een disc aanmaken met de oorspronkelijke beeldkwaliteit. Als u de oorspronkelijke
beeldkwaliteit wilt behouden, moet u uw films op een Blu-ray-disc opslaan
(bladzijde 226).
Opmerking
U kunt geen discs maken van films die zijn opgenomen met [PAL/NTSC schakelaar]
op [NTSC] ingesteld met gebruik van "PlayMemories Home". Maak een disc met
een ander apparaat dan een computer (bladzijde 228). (Alleen voor modellen die
geschikt zijn voor 1080i 50i)
U kunt een opnamedisc van High Definition-beeldkwaliteit (HD) en
AVCHD-indeling maken van AVCHD-films geïmporteerd op een
computer met de geleverde software "PlayMemories Home".
Opmerkingen
Installeer "PlayMemories Home" van tevoren.
Stilstaande beelden en MP4-filmbestanden kunnen niet worden vastgelegd op de
AVCHD-opnamedisc.
Het maken van een disc kan lange tijd in beslag nemen.
Een disc van High Definition-beeldkwaliteit (AVCHD-
opnamedisc) maken
1 Start [PlayMemories Home] en klik op (Discs aanmaken).
2 Selecteer [AVCHD (HD)] in de vervolgkeuzelijst voor het
selecteren van een disc.
3 Selecteer de AVCHD-films die u wilt schrijven.
4 Klik op [Toevoegen].
U kunt films ook toevoegen door ze te slepen en neer te zetten.
5 Volg de aanwijzingen op het scherm om de disc te maken.
226
Een film-disc maken
Een AVCHD-opnamedisc afspelen op een computer
U kunt de discs afspelen met "PlayMemories Home". Selecteer het
betreffende dvd-station en klik op [Player for AVCHD] in "PlayMemories
Home".
Zie "PlayMemories Home help-gids" voor meer informatie.
Opmerking
Mogelijk zullen films afhankelijk van de computer-omgeving niet gelijkmatig
worden afgespeeld.
Een Blu-ray-disc maken
U kunt een Blu-ray-disc met AVCHD-films maken die eerder op de
computer zijn geïmporteerd. Uw computer moet het maken van Blu-ray-
discs ondersteunen.
BD-R-media (niet-herschrijfbaar) en BD-RE-media (herschrijfbaar)
kunnen worden gebruikt voor het maken van Blu-ray-discs. U kunt aan
geen van beide typen disc materiaal toevoegen wanneer de discs eenmaal
zijn gemaakt.
Als u Blu-ray-discs wilt maken met "PlayMemories Home", moet u
aanvullende software installeren. Zie voor nadere bijzonderheden de
volgende URL:
http://support.d-imaging.sony.co.jp/BDUW/
Een internetverbinding is nodig wanneer u de software wilt installeren.
Zie "PlayMemories Home help-gids" voor meer informatie.
Opmerking
Wanneer films die zijn opgenomen met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)]
naar een Blu-ray schijf worden gekopieerd met "PlayMemories Home", kunnen deze
films alleen worden afgespeeld op apparaten die compatibel zijn met de indeling
AVCHD versie 2.0.
227
Een film-disc maken
Beelden bekijken op uw computer
Opmerkingen
Installeer "PlayMemories Home" van tevoren.
MP4-filmbestanden kunnen niet op een disc worden vastgelegd.
Het maken van een disc zal langer in beslag nemen omdat AVCHD-films worden
geconverteerd naar films in Standard Definition-beeldkwaliteit (STD).
Er is een omgeving met een internet-verbinding vereist wanneer voor de eerste keer
een dvd-Video-disc (STD) wordt gemaakt.
U kunt met "PlayMemories Home" een disc van 12 cm gebruiken van het
volgende type. Voor Blu-ray-disc zie bladzijde 226.
Let erop dat uw PlayStation®3 altijd de laatste versie van de
PlayStation®3-systeemsoftware gebruikt.
De PlayStation®3 zal in sommige landen/regio's misschien niet leverbaar
zijn.
Een disc van standard definition beeldkwaliteit (STD)
maken
1 Start [PlayMemories Home] en klik op (Discs aanmaken).
2 Selecteer [DVD-Video (STD)] in de vervolgkeuzelijst voor het
selecteren van een disc.
3 Selecteer de AVCHD-films die u wilt schrijven.
4 Klik op [Toevoegen].
U kunt films ook toevoegen door ze te slepen en neer te zetten.
5 Volg de aanwijzingen op het scherm om de disc te maken.
Discs die u kunt gebruiken met "PlayMemories Home"
Disctype Kenmerken
DVD-R/DVD+R/DVD+R DL Niet-herschrijfbaar
DVD-RW/DVD+RW Herschrijfbaar
228
Een film-disc maken
U kunt een disc maken met een Blu-ray-disc recorder, etc.
Welk type disc dat u kunt aanmaken, hangt af van het apparaat dat wordt
gebruikt.
Opmerkingen
Raadpleeg voor nadere gegevens over hoe u een disk kunt aanmaken de
bedieningsinstructies van het apparaat dat u gebruikt.
Als u films wilt kopiëren die met de instelling [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)] op een
Blu-ray-disc zijn opgenomen, moet u een apparaat gebruiken dat compatibel is met
de AVCHD Ver 2.0-indeling. Als u de gemaakte Blu-ray-disc wilt afspelen. moet u
een apparaat gebruiken dat compatibel is met de AVCHD Ver 2.0-indeling.
Een disc aanmaken met een ander apparaat dan een
computer
Apparaat Disctype
Blu-ray-disc recorder: Een
Blu-ray-disc of dvd
aanmaken met standaard
beeldkwaliteit (STD)
High
Definition-
beeldkwaliteit
(HD)
Standard
Definition-
beeldkwaliteit
(STD)
HDD-recorder, enz.: Een
dvd aanmaken met
standaard beeldkwaliteit
(STD)
Standard Definition-
beeldkwaliteit (STD)
229
Oplossen van problemen/Overige
Oplossen van problemen/Overige
Problemen oplossen
Indien u problemen ondervindt met de camera, probeer dan de volgende
oplossingen.
De accu kan niet worden geplaatst.
Gebruik bij het plaatsen van de accu de punt van de accu om de
vergrendelingshendel te verschuiven (bladzijde 53).
U kunt alleen een NP-FM500H-accu gebruiken. Controleer dat uw accu een
NP-FM500H-accu is.
De indicator van het resterende batterijvermogen toont een onjuist niveau
of het vermogen raakt snel op, ondanks dat de indicator een voldoende
niveau van de accu aanduidt. De camera wordt niet ingeschakeld.
Dit doet zich voor wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats
gebruikt (bladzijde 247).
De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (bladzijde 51).
De accu is niet meer bruikbaar (bladzijde 257). Vervang de accu door een
nieuwe.
Plaats de accu correct (bladzijde 53).
De camera schakelt plotseling uit.
Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt
de camera in de spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de
1
Controleer de punten op blz. 229 t/m 238.
2
Verwijder de accu en plaats deze weer na ongeveer 1 minuut, en
schakel de camera in.
3
Zet de instellingen terug (bladzijde 205).
4
Neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische
dienst van Sony.
Accu en spanning
230
Problemen oplossen
spaarstand te annuleren, bedient u de camera, bijvoorbeeld door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken (bladzijde 191).
Het CHARGE-lampje knippert tijdens het opladen van de accu.
U kunt alleen een NP-FM500H-accu gebruiken. Controleer dat uw accu een
NP-FM500H-accu is.
Als u een accu oplaadt die lang niet is gebruikt, zal het CHARGE-lampje
misschien knipperen.
Het CHARGE-lampje knippert op 2 manieren, snel (met tussenpozen van
ongeveer 0,15 seconde) en langzaam (met tussenpozen van ongeveer
1,5 seconde). Knippert het snel, neem de accu dan uit en zet dezelfde accu
weer stevig in. Als het CHARGE-lampje dan weer snel knippert, zal er iets
niet in orde zijn met de accu. Langzaam knipperen duidt erop dat het laden
wordt opgeschort omdat de omgevingstemperatuur buiten het geschikte
bereik is voor het opladen van de accu. Het laden zal worden hervat en het
CHARGE-lampje zal branden wanneer de omgevingstemperatuur
terugkeert binnen het geschikte temperatuurbereik.
De optimale temperatuur voor het laden van de accu ligt tussen 10 °C en
30 °C.
Nadat de camera is ingeschakeld, wordt in de zoekerfunctie niets
afgebeeld op het LCD-scherm.
[Inst. FINDER/LCD] is ingesteld op [Handmatig]. Druk op de FINDER/
LCD-knop (bladzijde 192).
Het beeld is niet scherp in de zoeker.
Stel de dioptrie goed in met behulp van het dioptrie-instelwiel
(bladzijde 17).
Geen beeld in de zoeker.
[Inst. FINDER/LCD] is ingesteld op [Handmatig]. Druk op de FINDER/
LCD-knop (bladzijde 192).
Breng uw oog wat dichter naar de zoeker toe.
Beelden opnemen
231
Problemen oplossen
Oplossen van problemen/Overige
De sluiter wordt niet ontspannen.
U gebruikt een geheugenkaart met een schrijfbeveiligingsschakelaar die is
ingesteld in de LOCK-stand. Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar in de
stand voor opnemen.
Controleer de resterende opslagcapaciteit van de geheugenkaart.
In de stand voor automatische scherpstelling kan de sluiter niet worden
ontspannen als het onderwerp niet is scherpgesteld.
De lens zit niet goed vast. Zet de lens goed vast (bladzijde 57).
Stel, wanneer u de camera aansluit op een ander toestel, bijvoorbeeld een
astronomische telescoop, [Opn. zonder lens] in op [Inschakelen]
(bladzijde 188).
Voor het onderwerp is mogelijk speciale scherpstelling vereist
(bladzijde 98). Gebruik de scherpstelvergrendeling of de handmatige
scherpstellingsfunctie (blz. 100, 108).
Het opnemen duurt erg lang.
De ruisonderdrukkingsfunctie wordt ingeschakeld (bladzijde 160). Dit is
normaal.
De opnamestand is ingesteld op de RAW-indeling (bladzijde 148). Omdat
een RAW-gegevensbestand groot is, kost opnemen in de RAW-modus
meer tijd.
De Auto HDR is bezig met de verwerking van een beeld (bladzijde 135).
Hetzelfde beeld wordt verscheidene keren vastgelegd.
De transportfunctie is ingesteld op [Continue opname] of [Bracket:
continu]. Stel in op [Enkele opname ] (bladzijde 117).
De belichtingsstand is ingesteld op Tele-zoom Continuopname Voorkeuze
AE (bladzijde 80).
De belichtingsfunctie is ingesteld op Superieur automatisch en [Sup. aut.
Beeld extractie] is ingesteld op [Uit] (bladzijde 74).
Het beeld is onscherp.
Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale
brandpuntsafstand van de lens.
U maakt opnamen in de stand voor handmatige scherpstelling. Stel
[Scherpstelfunctie] in op een andere optie dan [D. handm. sch.], [H.
scherpst.] (bladzijde 96).
232
Problemen oplossen
Wanneer de schakelaar scherpstellingsfunctie op de lens aanwezig is, stelt u
deze in op AF.
Er is onvoldoende omgevingslicht.
Eye-Start AF werkt niet.
Stel [Eye-Start AF] in op [Aan] (bladzijde 41).
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
Stel de datum en tijd in (bladzijde 60).
Het gebied dat is geselecteerd met [Tijdzone instellen] verschilt van het
feitelijke gebied. Stel [Tijdzone instellen] opnieuw in (bladzijde 60).
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd knipperen wanneer u de
ontspanknop half indrukt.
Aangezien het onderwerp te helder of te donker is, liggen deze waarden
buiten het beschikbare instelbereik van de camera. Maak de instellingen
opnieuw.
Het beeld is wittig (Schittering).
Er verschijnt een lichtwaas op het beeld (Schaduwbeeld).
De foto werd genomen onder een sterke lichtbron waarbij buitensporig veel
licht op de lens is gevallen. Bevestig de zonnekap.
De hoeken van de foto zijn te donker.
Als een filter of lenskap wordt gebruikt, haalt u deze eraf en maakt u de
opname opnieuw. Afhankelijk van de dikte van het filter en een onjuiste
bevestiging van de lenskap, kan het filter of de lenskap gedeeltelijk
zichtbaar zijn in het beeld. De optische eigenschappen van bepaalde lenzen
kunnen ertoe leiden dat de rand van het beeld te donker lijkt (onvoldoende
licht). U kunt dit verschijnsel compenseren met [Lenscomp.: schaduw]
(bladzijde 194).
De ogen van het onderwerp zijn rood.
Schakel de functie rode-ogen-effectvermindering in (bladzijde 41).
Ga dicht bij het onderwerp staan en fotografeer het binnen het flitserbereik
met gebruik van de flitser. Kijk wat het bereik van de flitser is in
"Technische gegevens".
233
Problemen oplossen
Oplossen van problemen/Overige
Punten verschijnen en blijven op het LCD-scherm.
Dit is normaal. Deze punten worden niet opgenomen (bladzijde 12).
Het beeld is wazig.
De foto werd opgenomen op een donkere locatie zonder gebruik te maken
van de flitser, waardoor camerabewegingen werden gemaakt. Het gebruik
van een statief of de flitser wordt aanbevolen (bladzijde 122).
De EV-schaalverdeling b B knippert op het LCD-scherm of in de zoeker.
Het onderwerp is te helder of te donker voor het lichtmeetbereik van de
camera.
Het geluid wordt niet juist opgenomen.
Het geluid wordt niet opgenomen wanneer het opnameniveau in de
minimale stand is gesteld.
Indien het maximale opnameniveau is ingesteld, heeft het geluid vaak
"krakende" storing.
De camera kan geen beelden weergeven.
De map-/bestandsnaam is veranderd op de computer (bladzijde 221).
Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera,
kan het weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd
worden.
Geef beelden die op een PC zijn opgeslagen weer op deze camera met
"PlayMemories Home".
De camera staat in de USB-functie. De camera van de computer
loskoppelen (bladzijde 223).
De camera kan geen beeld wissen.
Annuleer de beveiliging (bladzijde 179).
Beelden weergeven
Beelden wissen
234
Problemen oplossen
U hebt per ongeluk een beeld gewist.
Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. We raden u
aan om de beelden te beveiligen die u niet wilt wissen (bladzijde 179).
De camera ontvangt geen GPS-signaal.
Stel [GPS aan/uit] in op [Aan] (bladzijde 201).
Misschien kan uw camera geen radiosignalen van GPS-satellieten
ontvangen door obstakels.
Neem uw camera voor een juiste driehoeksmeting mee naar een open
gebied en zet de camera opnieuw aan.
Wanneer u accessoires (los verkrijgbaar) aan de camera bevestigt, is het
GPS-signaal van GPS-satellieten mogelijk niet zo sterk als voor het
bevestigen van accessoires.
Uitzonderlijk grote fout in locatie-informatie.
De foutmarge kan tot wel enkele honderden meters bedragen, afhankelijk
van omringende gebouwen, zwakke GPS-signalen, enz.
Driehoeksmeting neemt enige tijd in beslag hoewel GPS-hulpdata zijn
opgenomen.
[Datum/tijd instellen] is niet ingesteld, of de ingestelde tijd is veel
veranderd. Stel de datum en tijd juist in (bladzijde 60).
De geldigheidstermijn van hulpdata is verstreken. Update de GPS-hulpdata
(bladzijde 202).
Omdat de posities van de GPS-satellieten voortdurend wijzigen, kan het
bepalen van de locatie langer in beslag nemen of de ontvanger zal
misschien de locatie helemaal niet kunnen bepalen, afhankelijk van de
locatie en het tijdstip waarop u de camera gebruikt.
"GPS" is een systeem voor het bepalen van de geografische locatie door de
driehoeksmeting van radiosignalen afkomstig van GPS-satellieten. Gebruik
de camera niet op plaatsen waar radiosignalen worden tegengehouden of
gereflecteerd, zoals op een schaduwrijke plek omgeven door gebouwen of
bomen, enz. Gebruik de camera in een open gebied.
De locatie-informatie is niet vastgelegd.
Importeer met "PlayMemories Home" de films met GPS-locatie-informatie
op uw computer.
GPS (alleen SLT-A99V)
235
Problemen oplossen
Oplossen van problemen/Overige
U weet niet of het besturingssysteem van uw computer compatibel is met
de camera.
Kijk bij "Aanbevolen computeromgeving" (bladzijde 215).
Uw computer herkent uw camera niet.
Controleer of de camera aan staat.
Wanneer de accu bijna leeg is, plaatst u een opgeladen accu (bladzijde 51)
of sluit u de netspanningsadapter (los verkrijgbaar) aan.
Gebruik de USB-kabel (bijgeleverd) (bladzijde 220).
Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer stevig aan.
Koppel alle apparatuur los van de USB-aansluitingen van uw computer,
behalve de camera, het toetsenbord en de muis.
Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer en niet via een USB-hub of
andere apparaten (bladzijde 220).
U kunt geen beelden kopiëren.
Breng de USB-verbinding tot stand door de camera op de juiste wijze aan te
sluiten op de computer (bladzijde 220).
Volg de betreffende kopieerprocedure voor uw besturingssysteem
(bladzijden 221, 222).
Het kan voorkomen dat u de beeldbestanden van een geheugenkaart die op
een computer is geformatteerd, niet naar een computer kunt kopiëren. Maak
een opname met een geheugenkaart die op uw camera is geformatteerd
(bladzijde 196).
Het beeld kan niet worden weergegeven op een computer.
Als u "PlayMemories Home" gebruikt, raadpleeg dan de "PlayMemories
Home help-gids".
Raadpleeg de fabrikant van de computer of de software.
Nadat u een USB-verbinding hebt gemaakt, wordt "PlayMemories Home"
niet automatisch gestart.
Breng de USB-verbinding tot stand nadat de computer is opgestart
(bladzijde 220).
Computers
236
Problemen oplossen
Kan geen geheugenkaart plaatsen.
De richting waarin de geheugenkaart is geplaatst, is verkeerd. Plaats de
kaart in de juiste richting (bladzijde 53).
Kan niet opnemen op een geheugenkaart.
De geheugenkaart is vol. Wis overbodige beelden (bladzijden 70, 183).
Er is een ongeschikte geheugenkaart geplaatst (bladzijden 56, 254).
Selecteer de sleuf waarin de geheugenkaart is geplaatst met [Selecteer
opnamemedia] (bladzijde 54).
Afspelen van bestanden op een geheugenkaart is niet mogelijk.
Controleer de instelling van [Selecteer afspeelmedia] (bladzijde 172).
U hebt per ongeluk een geheugenkaart geformatteerd.
Alle gegevens op de geheugenkaart zijn door het formatteren gewist. U
kunt deze niet meer herstellen.
Kan geen beelden afdrukken.
RAW-beelden kunnen niet worden afgedrukt. Als u RAW-beelden wilt
afdrukken, moet u ze eerst naar JPEG-beelden converteren met "Image
Data Converter" op de bijgeleverde CD-ROM.
De kleuren van het beeld zijn vreemd.
Bij het afdrukken van beelden die opgenomen zijn in de Adobe RGB-
modus op een printer met sRGB-ondersteuning, die niet compatibel is met
Adobe RGB (DCF2.0/Exif2.21), worden de beelden op een lager
intensiteitsniveau afgedrukt (bladzijde 162).
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden.
Afhankelijk van uw printer, kunnen de randen links, rechts, boven of onder
van het beeld worden afgesneden. Vooral wanneer u een beeld afdrukt dat
is opgenomen met de beeldverhouding [16:9], kan het zijn dat de zijkanten
van het beeld worden afgesneden.
Geheugenkaart
Afdrukken
237
Problemen oplossen
Oplossen van problemen/Overige
Wanneer u beelden afdrukt op uw eigen printer, moet u de instellingen voor
bijsnijden of randloos annuleren. Vraag de fabrikant van de printer of de
printer deze functies heeft.
Wanneer u beelden laat afdrukken bij een digitale afdrukservice, vraag hen
dan of ze de beelden kunnen afdrukken zonder beide randen af te snijden.
Kan de beelden niet afdrukken met de datum.
Met "PlayMemories Home" kunt u beelden afdrukken met een datum
(bladzijde 213).
Wanneer u beelden laat afdrukken in een winkel, kunnen de beelden op
aanvraag ook worden afgedrukt met de datum.
De lens raakt beslagen.
Er is condensvorming opgetreden. Schakel de camera uit en laat het toestel
gedurende ongeveer 1 uur liggen voordat u het weer gebruikt
(bladzijde 247).
De mededeling "Gebied/datum/tijd instellen" wordt afgebeeld wanneer u
de camera inschakelt.
De camera is met een zwakke of zonder accu een tijd lang niet gebruikt.
Laad de accu op en stel de datum opnieuw in (blz. 60, 248). Als de
datuminstelling telkens wordt teruggesteld wanneer de accu wordt
opgeladen, moet u contact opnemen met uw Sony-handelaar of plaatselijk,
erkend Sony servicecentrum.
Het aantal opneembare beelden neemt niet af of neemt met 2 tegelijk af.
Dit komt doordat de compressieverhouding en de beeldgrootte na
compressie veranderen afhankelijk van het beeld als u een JPEG-beeld
opneemt (bladzijde 148).
De instelling wordt teruggesteld zonder dat de terugstelbediening wordt
uitgevoerd.
De accu werd verwijderd terwijl de stroomschakelaar was ingesteld op ON.
Wanneer u de accu verwijdert, is het belangrijk dat de camera is
uitgeschakeld en dat u controleert dat het toegangslampje niet brandt (blz.
18, 55).
Overige
238
Problemen oplossen
De camera werk niet goed.
Schakel de camera uit. Haal de accu uit de camera en plaats hem weer terug.
Als de camera warm is, haalt u de accu uit het toestel en laat u deze
afkoelen voordat u deze corrigerende handeling uitvoert.
Trek, als er een netspanningsadapter (los verkrijgbaar) wordt gebruikt, de
stekker van de voedingskabel uit het stopcontact. Steek de stekker van de
voedingskabel in het stopcontact en zet de camera weer aan. Neem contact
op met uw Sony-handelaar of plaatselijke officiële Sony-servicecentrum als
de camera niet werkt nadat u deze oplossingen hebt geprobeerd.
verschijnt op het scherm.
De SteadyShot-functie werkt niet. U kunt doorgaan met opnemen, maar de
SteadyShot-functie zal niet werken. Schakel de camera uit en weer in. Als
de SteadyShot-schaalverdeling op het scherm blijft verschijnen, neemt u
contact op met uw Sony-dealer of met het officiële Sony-servicecentrum ter
plaatse.
"--E-" verschijnt op het scherm.
Verwijder de geheugenkaart en plaats deze terug. Als de indicatie niet
verdwijnt na deze procedure, moet u de geheugenkaart formatteren.
239
Oplossen van problemen/Overige
Waarschuwings-
mededelingen
Als een van de volgende berichten
verschijnt, voert u de onderstaande
instructies uit.
Gebied/datum/tijd instellen
Stel het gebied, de datum en tijd
in. Laad de interne oplaadbare
accu op, als u de camera lange
tijd niet hebt gebruikt (blz. 60,
248).
Onvoldoende acculading.
U hebt geprobeerd [Reinigen] uit
te voeren terwijl er onvoldoende
lading in de accu zat. Laad de
accu op of gebruik de
netspanningsadapter (los
verkrijgbaar).
Geheugenkaart onbruikbaar.
Formatteren?
De geheugenkaart is
geformatteerd op een computer en
de bestandsindeling is gewijzigd.
Selecteer [
Enter
] en formatteer
de geheugenkaart. U kunt de
geheugenkaart daarna opnieuw
gebruiken, maar alle eerder
opgenomen gegevens op de
geheugenkaart worden gewist.
Het kan enige tijd duren voordat
het formatteren klaar is.
Als de mededeling nog steeds
wordt afgebeeld, moet u de
geheugenkaart vervangen.
Geheugenkaartfout
Er is een incompatibele
geheugenkaart geplaatst of het
formatteren is mislukt.
Plaats geheugenkaart opnieuw.
De geplaatste geheugenkaart kan
niet worden gebruikt in uw
camera.
De geheugenkaart is beschadigd.
Het contactgedeelte van de
geheugenkaart is vuil.
Geheugenkaart vergrendeld.
U gebruikt een geheugenkaart
met een
schrijfbeveiligingsschakelaar die
is ingesteld in de LOCK-stand.
Zet de
schrijfbeveiligingsschakelaar in
de stand voor opnemen.
Verwerkt...
Wanneer ruisonderdrukking van
lange belichting of
ruisonderdrukking voor Hoge
ISO wordt uitgevoerd gedurende
dezelfde tijdsduur dat de sluiter
geopend was. Tijdens de
ruisonderdrukking kunt u niet
verdergaan met opnemen.
Beeldweergave onmogelijk.
Het is mogelijk dat beelden die
zijn opgenomen met een andere
camera of beelden die zijn
gewijzigd op een computer, niet
worden weergegeven.
240
Waarschuwingsmededelingen
Contr. de lensbev. Als de lens niet
wordt ondersteund, kunt u het
gebruik toest. in het menu m.
eigen instell.
De lens is niet goed of niet
bevestigd.
Als u de camera op een
astronomische telescoop of iets
dergelijks bevestigt, stelt u [Opn.
zonder lens] in op [Inschakelen].
Afdrukken onmogelijk.
U hebt geprobeerd RAW-
beelden te markeren met een
DPOF-markering.
Camera te warm. Laat camera
afkoelen.
De camera is heet geworden
omdat u continu aan het
opnemen bent geweest.
Schakel de camera uit. Laat de
camera afkoelen en wacht totdat
de camera weer klaar is om op te
nemen.
Omdat u lang achtereen
opnamen hebt gemaakt, is de
temperatuur binnen in de camera
onaanvaardbaar hoog opgelopen.
Stop het maken van opnamen.
Opnemen niet beschikbaar in dit
filmformaat.
Stel [Bestandsindeling] in op
[MP4].
Er zijn meer beelden dan het
databeheer van de camera
aankan in een databasebestand.
Het lukt niet het databasebestand
te registreren. Importeer alle
beelden op een computer met
"PlayMemories Home" en
herstel de geheugenkaart.
Camerafout
Systeemfout
Schakel de camera uit, haal de
accu eruit en plaats de accu weer
terug in de camera. Als deze
mededeling vaak verschijnt,
neemt u contact op met uw
Sony-handelaar of een
plaatselijk, erkend Sony-
servicecentrum.
Fout van
beelddatabasebestand.Herstellen?
U kunt geen AVCHD-films
opnemen of afspelen omdat het
Beelddatabasebestand is
beschadigd. Volg de
aanwijzingen op het scherm die
u helpen de gegevens te
herstellen.
Beeldvergroting onmogelijk.
Beeldrotatie onmogelijk.
Beelden die met andere camera's
zijn opgenomen, zullen mogelijk
niet kunnen worden vergroot of
geroteerd.
241
Waarschuwingsmededelingen
Oplossen van problemen/Overige
Kan geen mappen meer maken.
De map met een naam die begint
met "999" bestaat op de
geheugenkaart. Als dat het geval
is, kunt u geen mappen maken.
242
De camera en een lens reinigen
Raak de binnenkant van de camera, zoals de lenscontactpunten of de
spiegel, niet aan. Stof op of bij de spiegel kan een nadelige invloed
hebben op de beelden of de prestaties van de camera; blaas daarom het
stof weg met een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje*. Meer
informatie over het reinigen van de beeldsensor vindt u op bladzijde 243.
* Gebruik geen spuitbusluchtblazer. Hierdoor kan een storing optreden.
Maak de buitenkant van de camera schoon met een zachte doek
bevochtigd met water en veeg het oppervlak daarna droog met een droge
doek. Voorkom beschadiging van de afwerking en het camerahuis, volg
onderstaande instructies.
Gebruik geen chemische stoffen, zoals thinner, wasbenzine, alcohol,
wegwerpreinigingsdoeken, insectenspray, zonnebrandcrème,
insecticiden, enz.
Raak de camera niet aan als bovenstaande middelen op uw handen zit.
Laat de camera niet langdurig in contact met rubber of vinyl.
Gebruik geen reinigingsvloeistof die organische oplosmiddelen bevat,
zoals thinner of benzine.
Reinig het lensoppervlak met een in de handel verkrijgbaar
blaasborsteltje. Als het vuil vast zit op het oppervlak, veegt u dit eraf met
een zachte doek of tissue die licht bevochtigd is met
lensreinigingsvloeistof. Veeg met spiraalbewegingen vanuit het midden
naar de rand. Spuit de lensreinigingsvloeistof niet rechtstreeks op het
lensoppervlak.
De camera reinigen
De lens reinigen
243
Oplossen van problemen/Overige
De beeldsensor reinigen
Als stof of vuil in de camera binnendringt en op de beeldsensor (het
onderdeel dat het licht omzet in een elektrisch signaal) achterblijft, kan dit
afhankelijk van de opnameomstandigheden als donkere vlekken zichtbaar
zijn in het beeld. Als er stof zit op de beeldsensor, maak de beeldsensor dan
schoon en ga daarbij als volgt te werk.
Opmerkingen
Reiniging kan niet worden uitgevoerd wanneer het accuniveau 50% is of minder.
De camera begint te piepen als de accuniveau laag wordt tijdens het reinigen. Stop
onmiddellijk met reinigen en zet de camera uit. Het gebruik van een
netspanningsadapter AC-PW10AM (los verkrijgbaar) wordt aanbevolen.
Het reinigen moet snel worden voltooid.
Gebruik geen spuitbusluchtblazer omdat deze waterdruppels in het camerahuis kan
verspreiden.
Als na toepassing van de reinigingsmethode verder nog
schoonmaakwerkzaamheden nodig zijn, kunt u de beeldsensor reinigen met
een blaaskwastje door als volgt stapsgewijs te werk te gaan.
De beeldsensor automatisch reinigen met de
reinigingsfunctie van de camera
1 Controleer of de accu volledig is opgeladen (bladzijde 55).
2 MENU-knop t 4 t [Reinigen]
3 Selecteer [Enter] met v op de multi-selectieschakelaar en druk
op het midden van de multi-selectieschakelaar.
De beeldsensor trilt korte tijd en verwijdert stof van de sensor.
4 Schakel de camera uit.
De beeldsensor reinigen met een blaaskwastje
244
De beeldsensor reinigen
1 Voer de reiniging uit die wordt beschreven in de stappen 1 tot 3
van "De beeldsensor automatisch reinigen met de
reinigingsfunctie van de camera".
2 Haal de lens van de camera af
(bladzijde 58).
3 Druk met uw vinger op de
vergrendelingshendel van de
spiegel en breng de spiegel
omhoog.
Ga voorzichtig te werk zodat u het
oppervlak van de spiegel niet raakt.
Vergrendelingshendel van de
spiegel
245
De beeldsensor reinigen
Oplossen van problemen/Overige
4 Gebruik de blazer om het
oppervlak van de beeldsensor en
het omliggende gebied te
reinigen.
Raak niet de beeldsensor aan met de
punt van het blaaskwastje en steek de
punt van het kwastje niet in de holte
voorbij de vatting.
Houd de camera met de lensvatting
omlaag gericht om te voorkomen dat
stof weer neerdwarrelt binnenin het
camerahuis. Voer het reinigen snel uit.
Maak ook de achterzijde van de spiegel
schoon met een blaaskwastje.
5 Breng na het reinigen de spiegel
weer met uw vinger omlaag totdat
u een klik hoort.
Breng het kader van de spiegel weer
omlaag met uw vinger. Ga voorzichtig
te werk zodat u het oppervlak van de
spiegel niet raakt.
Breng de spiegel omlaag totdat deze
stevig vergrendeld is.
Zet één van de zijden
omlaag.
6 Bevestig de lens en zet de camera uit.
Controleer dat de spiegel stevig is vergrendeld wanneer u de lens bevestigt.
246
De beeldsensor reinigen
Opmerkingen
Controleer, nadat de reiniging is voltooid, dat de spiegel stevig is vergrendeld
wanneer u de lens bevestigt. Het niet vergrendelen van de spiegel kan krassen op de
lens en andere problemen veroorzaken. Ook werkt de automatische scherpstelling
niet tijdens het maken van opnamen, als de spiegel niet goed is vergrendeld.
U kunt geen opnamen maken zolang de spiegel omhoog is geklapt.
247
Oplossen van problemen/Overige
Voorzorgs-
maatregelen
Bewaar/gebruik de camera
niet op de volgende plaatsen
Op een buitengewone hete, droge of
vochtige plaats
Op plaatsen zoals een in de zon
geparkeerde auto kan de
camerabehuizing door de hitte
vervormen, waardoor een storing
kan optreden.
Opbergen in direct zonlicht of nabij
een verwarmingsbron
De camerabehuizing kan
verkleuren of vervormen, waardoor
een storing kan optreden.
Op plaatsen onderhevig aan
trillingen
In de buurt van een sterk
magnetisch veld
Op zanderige of stoffige plaatsen
Let er goed op dat er geen zand of
stof in de camera kan
binnendringen. Hierdoor kan in de
camera een storing optreden en in
bepaalde gevallen kan deze storing
niet worden verholpen.
Vochtige plaatsen
Op zulke plaatsen kunnen er
schimmelplekken op de lens
ontstaan.
De camera opbergen
Het is belangrijk dat de voorste
lensdop of de lensvattingdop op de
camera zit als u het toestel niet
gebruikt. Voordat u de
lensvattingdop bevestigt,
verwijdert u al het stof van de dop
voordat u deze op de camera
bevestigt.
Bedrijfstemperatuur
De camera is ontworpen voor gebruik
bij een temperatuur tussen 0°C en
40°C. Opnemen in extreem koude of
hete plaatsen met temperaturen buiten
dit bereik wordt niet aanbevolen.
Condensvorming
Als de camera rechtstreeks vanuit een
koude naar een warme omgeving
wordt overgebracht, kan vocht
condenseren binnenin of op de
buitenkant van de camera. Deze
vochtcondensatie kan een storing in
de camera veroorzaken.
Hoe condensvorming te voorkomen
Wanneer u de camera uit een koude
naar een warme omgeving
overbrengt, verpakt u de camera in
een goed gesloten plastic zak en laat u
deze gedurende ongeveer 1 uur
wennen aan de nieuwe
omgevingsomstandigheden.
Wanneer er condensvorming
optreedt
Schakel de camera uit en wacht
ongeveer een uur om het vocht te
laten verdampen. Als u probeert om
opnamen te maken terwijl er nog
vocht in de lens aanwezig is, zullen
de opgenomen beelden niet helder
zijn.
248
Voorzorgsmaatregelen
Interne oplaadbare batterij
Deze camera is uitgerust met een
interne, oplaadbare batterij voor het
bewaren van de datum en tijd en
andere instellingen, ongeacht of de
camera is ingeschakeld of niet en of
de accu is opgeladen of ontladen.
Deze interne batterij wordt tijdens het
gebruik van de camera voortdurend
opgeladen. Maar als u de camera
uitsluitend voor korte perioden
gebruikt, kan de batterij geleidelijk
leegraken. Als u de camera
gedurende ongeveer 3 maanden
helemaal niet gebruikt, raakt de
batterij leeg. In dat geval moet u de
oplaadbare batterij opladen voordat u
de camera gaat gebruiken.
Zelfs als u de oplaadbare batterij niet
oplaadt, kunt u de camera toch
gebruiken zolang u de datum en tijd
niet opneemt. Als de camera de
instellingen iedere keer dat u de
interne oplaadbare batterij oplaadt,
opnieuw instelt op de
standaardinstellingen, is de interne
oplaadbare batterij misschien niet
meer bruikbaar. Neem contact op met
uw Sony-dealer of de plaatselijke
technische dienst van Sony.
Oplaadprocedure voor de interne,
oplaadbare batterij
Plaats een opgeladen accu in de
camera of sluit de camera aan op een
stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter (los
verkrijgbaar) en laat de camera 24 uur
of langer uitgeschakeld liggen.
Over het gebruiken van lenzen
en accessoires
U wordt geadviseerd Sony-lenzen/
accessoires (inclusief producten van
Konica Minolta) te gebruiken die
ontworpen zijn op de kenmerken van
deze camera. Wanneer u producten
van andere fabrikanten gebruikt zal
dat er misschien toe leiden dat de
camera niet optimaal presteert, of dit
kan ongelukken en storingen van de
camera tot gevolg hebben.
Over geheugenkaarten
Bevestig geen etiket, enz. op een
geheugenkaart of een kaartadapter.
Dit kan een storing veroorzaken.
Opmerkingen aangaande het
weggooien/weggeven van de
camera
Voer de volgende procedure uit ter
bescherming van persoonlijke
informatie alvorens de camera weg te
gooien of aan iemand anders over te
dragen:
[Initialiseren] t [Terugstellen]
(bladzijde 205)
Alle gezicht-registratiedata worden
gewist (bladzijde 152).
Over opnemen/weergeven
Wanneer u voor de eerste keer een
geheugenkaart gebruikt in deze
camera, kunt u de kaart voordat u
opnamen maakt het beste met de
camera formatteren, omdat de
geheugenkaart dan stabieler
249
Voorzorgsmaatregelen
Oplossen van problemen/Overige
presteert. N.B. Formatteren wist
alle gegevens op de geheugenkaart
permanent en kan niet ongedaan
worden gemaakt. Sla kostbare
gegevens op een computer enz., op.
Als u herhaaldelijk beelden
vastlegt/wist, kan er fragmentatie
van gegevens op de geheugenkaart
optreden. Mogelijk zullen geen
films kunnen worden opgeslagen of
vastgelegd. In een dergelijk geval
slaat u de beelden op op een
computer of een andere
opslaglocatie, en formatteert u de
geheugenkaart (bladzijde 196).
Maak een proefopname om te
controleren of de camera juist werkt
voordat u eenmalige gebeurtenissen
opneemt.
Deze camera is ontworpen om stof-
en vochtbestendig te zijn, maar is
niet water- en spatwaterdicht.
Wanneer u de camera in de regen
gebruikt, moet u ervoor zorgen dat
de camera en de lens niet nat
worden. Maak de camera schoon na
het gebruik als deze vuil is. Als er
water, zand, stof, zout, enz. op de
camera achterblijft, kan de camera
beschadigd worden.
Kijk niet in de zon of een sterke
lichtbron door een verwijderde lens
of de zoeker. Dit kan leiden tot
onherstelbare beschadiging van uw
ogen. Of het kan een storing van de
camera veroorzaken.
Gebruik de camera niet in de buurt
van een plaats waar sterke
radiogolven worden gegenereerd of
straling wordt uitgestraald. Het is
mogelijk dat de camera dan niet
goed kan opnemen of weergeven.
Als u de camera in zanderige of
stoffige plaatsen gebruikt, kunnen
storingen optreden.
Als er condens op de camera is
gevormd, moet u deze verwijderen
voordat u de camera gebruikt
(bladzijde 247).
Niet met de camera schudden of er
tegenaan stoten. Dit kan niet alleen
leiden tot storingen en de
onmogelijkheid om beelden op te
nemen, maar kan ook de
geheugenkaart onbruikbaar maken
en beeldgegevens vervormen,
beschadigen of verloren doen gaan.
Houd de camera, bijgeleverde
accessoires, enz. buiten het bereik
van kinderen. Ze kunnen een
geheugenkaart enzovoort inslikken.
Als dit probleem zich voordoet,
moet u onmiddellijk een arts
raadplegen.
250
De camera in het
buitenland
gebruiken —
stroomvoor-
ziening
U kunt de camera, de acculader en de
netspanningsadapter AC-PW10AM
(los verkrijgbaar) in elk land of
gebied gebruiken met een
stroomvoorziening van 100 V tot 240
V wisselstroom van 50/60 Hz.
Opmerking
Gebruik geen elektronische
transformator (reistrafo), omdat
hierdoor een storing kan optreden.
Wanneer u stilstaande beelden bekijkt
op een tv-scherm, dan moeten de
camera en het tv-toestel hetzelfde
tv-kleurensysteem hebben.
NTSC-systeem
Bahama-eilanden, Bolivia, Canada,
Chili, Colombia, Ecuador,
Filippijnen, Jamaica, Japan, Korea,
Mexico, Midden-Amerika, Peru,
Suriname, Taiwan, Venezuela,
Verenigde Staten, enz.
PAL-systeem
Australië, België, China,
Denemarken, Duitsland, Finland,
Hongarije, Hongkong, Italië,
Indonesië, Koeweit, Kroatië,
Maleisië, Nederland, Nieuw-Zeeland,
Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, Singapore,
Slowakije, Spanje, Thailand,
Tsjechië, Turkije, Verenigd
Koninkrijk, Vietnam, Zweden,
Zwitserland, enz.
PAL-M-systeem
Brazilië
PAL-N-systeem
Argentinië, Paraguay, Uruguay
SECAM-system
Bulgarije, Frankrijk, Griekenland,
Guyana, Irak, Iran, Monaco,
Oekraïne, Rusland, enz.
Over tv-kleursystemen
251
Oplossen van problemen/Overige
AVCHD-indeling
De AVCHD-indeling is een high
definition-videoindeling voor digitale
camera's die wordt gebruikt voor het
vastleggen van een high definition
(HD)-signaal van de 1080i-
specificatie*
1
of de 720p-
specificatie*
2
met efficiënte
coderingstechnologie voor
gegevenscompressie. De MPEG-4
AVC/H.264-indeling wordt toegepast
voor het comprimeren van
videogegevens en het Dolby Digital-
of het Linear PCM-systeem wordt
gebruikt voor het comprimeren van
audiogegevens.
De MPEG-4 AVC/H.264-indeling
kan beelden efficiënter comprimeren
dan de conventionele indeling voor
beeldcompressie. Met de MPEG-4
AVC/H.264-indeling kan een High
Definition-videosignaal dat is
vastgelegd met een digitale
videocamera, op dvd-discs van 8 cm,
op een harde schijf, in flash-
geheugen, op een geheugenkaart, enz.
worden gezet.
Vastleggen en weergeven op
uw camera
Op basis van de AVCHD-indeling
legt uw camera beelden vast in de
hieronder genoemde high definition-
beeldkwaliteit (HD).
Videosignaal*
3
:
Geschikt voor 1080 60i
MPEG-4 AVC/H.264 1920 ×
1080/60i, 1920 × 1080/60p,
1920 × 1080/24p
Geschikt voor 1080 50i
MPEG-4 AVC/H.264 1920 ×
1080/50i, 1920 × 1080/50p,
1920 × 1080/25p
Audiosignaal: Dolby Digital 2ch
Opnamemedium: Geheugenkaart
*1 1080i technische gegevens
Een High Definition-specificatie die
gebruikmaakt van 1.080 effectieve
scanlijnen en het interlace-systeem.
*2 720p technische gegevens
Een High Definition-specificatie die
gebruikmaakt van 720 effectieve
scanlijnen en het interlace-systeem.
*3 Gegevens die zijn vastgelegd in een
andere AVCHD-indeling dan de
hierboven vermelde, kunnen niet op
uw camera worden weergegeven.
252
GPS (alleen SLT-
A99V)
Met dit systeem kunt u nauwkeurig
uw locatie op aarde vaststellen. De
GPS-satellieten bevinden zich in 6
banen, 20.000 km boven het
aardoppervlak. Het GPS-systeem
bestaat uit 24 of meer GPS-
satellieten. Een GPS-ontvanger
ontvangt radiosignalen van de
satellieten en berekent de actuele
locatie van de ontvanger op basis van
de informatie over de baan
(almanakgegevens) en de reistijd van
de signalen, enz.
Het bepalen van de locatie wordt
"driehoeksmeting" genoemd. Een
GPS-ontvanger kan de lengte- en
breedtegraad van de locatie bepalen
doordat signalen worden ontvangen
van 3 of meer satellieten.
Omdat de posities van de GPS-
satellieten voortdurend wijzigen,
kan het bepalen van de locatie
langer in beslag nemen of de
ontvanger zal misschien de locatie
helemaal niet kunnen bepalen,
afhankelijk van de locatie en het
tijdstip waarop u de camera
gebruikt.
"GPS" is een systeem voor het
bepalen van de geografische locatie
door de driehoeksmeting van
radiosignalen afkomstig van GPS-
satellieten. Gebruik de GPS-functie
van de camera niet op plaatsen waar
radiosignalen worden
tegengehouden of gereflecteerd,
zoals op een schaduwrijke plek
omgeven door gebouwen of bomen,
enz. Gebruik de camera in een open
gebied.
U zult in de volgende gevallen de
locatie-informatie misschien niet
kunnen vastleggen op locaties waar
of in situaties waarin radiosignalen
van de GPS-satellieten de camera
niet bereiken.
– In tunnels, binnenshuis of in de
luwte van gebouwen.
– Tussen hoge gebouwen of in
smalle straten die zijn omgeven
door gebouwen.
– In ondergrondse locaties, locaties
omgeven door dichte bomen,
onder een hoge brug of in locaties
waar magnetische velden worden
gegenereerd, zoals in de buurt van
hoogspanningskabels.
– In de buurt van toestellen die
radiosignalen genereren van
dezelfde frequentieband als de
camera: mobiele telefoons rond
de 1,5 GHz band, etc.
Wanneer u beelden die met [GPS
aan/uit] op [Aan] gesteld uitzendt
of deelt via het Internet, kan de
lokatie-informatie van de beelden
mogelijk aan derden worden
doorgegeven. Stel in dergelijke
gevallen [GPS aan/uit] op [Uit]
alvorens op te nemen
(bladzijde 201).
Over fouten van de driehoeksmeting
Als u zich onmiddellijk nadat u de
camera hebt aangezet, naar een
andere locatie begeeft, kan het,
vergeleken met wanneer u op
253
GPS (alleen SLT-A99V)
Oplossen van problemen/Overige
dezelfde plaats blijft, langer duren
voordat de camera de
driehoeksmeting start.
Fout veroorzaakt door de positie
van GPS-satellieten
De camera voert automatisch een
driehoeksmeting van uw huidige
positie uit, wanneer de camera
radiosignalen ontvangt van 3 of
meer GPS-satellieten. De
toegestane afwijking in de
driehoeksmeting door de GPS-
satellieten is ongeveer 30 meter.
Afhankelijk van de omgeving, kan
de afwijking echter hoger zijn. In
dat geval zal uw feitelijke locatie
misschien niet overeenkomen met
de locatie op de kaart op basis van
de GPS-informatie. Ondertussen
wordt er op de GPS-satellieten
toezicht uitgeoefend door het
Ministerie van Defensie van de VS
en de mate van nauwkeurigheid kan
met opzet worden gewijzigd.
Fout tijdens het proces van de
driehoeksmeting
De camera ontvangt tijdens de
driehoeksmeting iedere 15
seconden locatie-informatie. Er is
een gering tijdsvertraging tussen
het moment dat de locatie-
informatie wordt verkregen en het
moment dat de locatie-informatie
wordt vastgelegd op een beeld,
waardoor de feitelijk vastgelegde
locatie misschien niet precies zal
overeenkomen met de locatie op de
kaart op basis van de GPS-
informatie.
Over de beperking van het
gebruik van GPS in een
vliegtuig
Schakel tijdens het opstijgen of
landen van een vliegtuig de camera
uit, volgens de instructies van de
aankondigingen aan boord.
Over de andere beperking
Gebruik GPS in overeenstemming
met de voorschriften die ter plaatse of
voor de situatie gelden.
Over het geografische
coördinatensysteem
Het geografische coördinatensysteem
"WGS-84" wordt gebruikt.
254
Geheugenkaart
Zorg dat u de geheugenkaart
nergens tegen aan stoot, niet
verbuigt en niet laat vallen.
Gebruik of bewaar de
geheugenkaart niet in de volgende
omstandigheden:
– Plaatsen met een hoge
temperatuur, zoals in een hete
auto die in de zon is geparkeerd.
– Plaatsen die zijn blootgesteld aan
direct zonlicht.
– Op vochtige plaatsen of plaatsen
waar zich corrosieve stoffen
bevinden.
De geheugenkaart kan als deze
zopas lang is gebruikt, heet zijn.
Wees voorzichtig als u de kaart
vastpakt.
Verwijder de geheugenkaart of de
accu niet als het toegangslampje
aan is, schakel in dat geval ook de
camera niet uit. De gegevens
kunnen beschadigd worden.
Er kunnen gegevens beschadigd
raken als u een geheugenkaart dicht
bij magnetisch materiaal legt of als
u de geheugenkaart gebruikt in een
omgeving die vatbaar is voor
statische elektriciteit of elektrische
ruis.
We raden u aan om belangrijke
gegevens op te slaan op
bijvoorbeeld de harde schijf van
een computer.
Wanneer u de geheugenkaart
verplaatst of bewaart, plaatst u deze
terug in het doosje dat erbij
geleverd werd.
Stel de geheugenkaart niet bloot
aan water.
Raak de aansluitingen van de
geheugenkaart niet aan met uw
hand of een metalen voorwerp.
Wanneer de
schrijfbeveiligingsschakelaar van
een geheugenkaart is ingesteld op
de LOCK-positie, kunt u geen
bewerkingen uitvoeren, zoals het
opnemen of verwijderen van
beelden.
Wij kunnen de juiste werking van
geheugenkaarten die op een
computer zijn geformatteerd niet
garanderen in deze camera. Het is
belangrijk dat u de
geheugenkaarten formatteert met
behulp van de camera.
De lees-/schrijfsnelheid van de
gegevens verschilt afhankelijk van
de combinatie van de
geheugenkaarten en de gebruikte
apparatuur.
Druk niet hard wanneer u in het
aantekeningenvak schrijft.
Bevestig geen etiket op de
geheugenkaarten zelf.
Demonteer of wijzig de
geheugenkaarten niet.
Laat de geheugenkaarten niet
liggen binnen het bereik van kleine
kinderen. Zij kunnen deze per
ongeluk inslikken.
Opmerkingen over het
gebruik van
geheugenkaarten
255
Geheugenkaart
Oplossen van problemen/Overige
De typen "Memory Stick" die met
deze camera kunnen worden
gebruikt, zijn de volgende. Er kan
echter niet worden gegarandeerd dat
alle functies van de "Memory Stick
PRO Duo" goed werken.
"Memory Stick PRO Duo"*
1
*
2
*
3
"Memory Stick PRO-HG Duo"*
1
*
2
Geschikt voor uw camera
"Memory Stick Duo"
Niet geschikt voor uw camera
"Memory Stick" en "Memory Stick
PRO"
Niet geschikt voor uw camera
*1 Voorzien van de MagicGate-
functie. MagicGate is een
auteursrechtelijk beschermde
technologie die een
coderingstechnologie gebruikt.
Het opnemen/afspelen van
gegevens waarvoor functies van
MagicGate zijn vereist, is met
deze camera niet mogelijk.
*2 Ondersteunt snelle
gegevensoverdracht op basis van
een parallelle interface.
*3 Wanneer u "Memory Stick PRO
Duo" gebruikt voor het opnemen
van films, kunnen alleen die met
het merkteken Mark2 worden
gebruikt.
Opmerkingen over het gebruik
van "Memory Stick Micro" (los
verkrijgbaar)
Dit product is geschikt voor
"Memory Stick Micro" ("M2").
"M2" is een afkorting van "Memory
Stick Micro".
Als u een "Memory Stick Micro"
wilt gebruiken met de camera, is het
belangrijk dat u de "Memory Stick
Micro" in een "M2"-adapter van
Duo-formaat plaatst. Als u een
"Memory Stick Micro" in de
camera plaatst zonder een "M2"-
adapter van Duo-formaat, kunt u de
Memory Stick misschien niet meer
uit de camera halen.
Laat de "Memory Stick Micro" niet
liggen binnen het bereik van kleine
kinderen. Zij kunnen deze per
ongeluk inslikken.
Opmerkingen over de
"Memory Stick" die met
deze camera wordt
gebruikt
256
Accu/Acculader
Afhankelijk van de resterende
accucapaciteit of de
oplaadomstandigheden kan de
oplaadtijd langer of korter zijn.
Laad de accu bij voorkeur op bij
een omgevingstemperatuur van
10°C tot 30°C. De accu kan
mogelijk niet goed worden
opgeladen bij temperaturen buiten
dit bereik.
Steek de stekker van de acculader
in het stopcontact.
Probeer niet de accu op te laden
direct nadat deze is opgeladen, of
wanneer de accu na het opladen niet
is gebruikt. Als u dat wel doet, zal
dat de prestaties van de accu
nadelig beïnvloeden.
Laad geen andere accu dan de accu
van de "InfoLITHIUM" M reeks op
in de acculader (bijgeleverd) met
uw camera. Als u andere accu's dan
de bijgeleverde accu probeert op te
laden, kunnen deze gaan lekken,
oververhit raken of exploderen,
waardoor gevaar van letsel als
gevolg van elektrocutie en
brandwonden ontstaat.
Als het CHARGE-lampje knippert,
kan dit een accufout aangeven of
het feit dat een andere accu dan het
opgegeven type is geplaatst.
Controleer of de geplaatste accu
van het opgegeven type is. Als de
accu van het opgegeven type is,
verwijdert u de accu, vervangt u
deze door een nieuwe of een
andere, en controleert u of de
acculader nu wel goed werkt. Als
de acculader nu wel goed werkt,
kan een accufout zijn opgetreden.
Als de acculader vuil is, is het
mogelijk dat de accu niet goed
wordt opgeladen. Maak de
acculader schoon met een droge
doek, enz.
Gebruik alleen een NP-FM500H-
accu. NP-FM55H, NP-FM50 en
NP-FM30 kunnen niet worden
gebruikt.
Het weergegeven niveau van het
accuvermogen zal in bepaalde
omstandigheden mogelijk niet
correct zijn.
Laat de accu niet nat worden. De
accu is niet waterdicht.
Laat de accu niet liggen op zeer
warme plaatsen, zoals in een
voertuig of in direct zonlicht.
Doeltreffend gebruik van de
accu
Bij lage temperaturen verminderen
de prestaties van de accu. Dus de
tijd dat de accu kan worden
gebruikt is korter in een koude
omgeving en de snelheid van
continuopnamen neemt af. Het
verdient aanbeveling de accu in een
van de zakken van uw kleding te
bewaren om deze op te warmen, en
deze in de camera te plaatsen vlak
voordat u begint met opnemen.
Opmerkingen over het
gebruik van de accu
257
Accu/Acculader
Oplossen van problemen/Overige
De accu raakt snel leeg als u vaak
flitst, vaak continue opnamen
maakt of de camera regelmatig in-
en uitschakelt, of het LCD-scherm
helderder zet.
Levensduur van de accu
De levensduur van de accu is
beperkt. De capaciteit van de accu
neemt geleidelijk af naarmate u
deze meer gebruikt en de tijd
verstrijkt. Als de gebruiksduur van
de accu aanzienlijk korter lijkt te
worden, is de meest waarschijnlijke
oorzaak dat het einde van de
levensduur van de accu is bereikt.
Koop een nieuwe accu.
De levensduur van de accu wordt
bepaald door de manier waarop
deze wordt bewaard en door de
omstandigheden en omgeving
waarin de accu wordt gebruikt.
Hoe u de accu moet bewaren
U kunt de levensduur van de accu
verlengen door de accu ten minste
één keer per jaar op te laden en geheel
leeg te maken. Wanneer u de accu
opbergt, is het belangrijk dat u dat
doet op een droge, koele plaats.
258
De licentie
Opmerkingen over de licentie
Deze camera wordt geleverd met
software die wordt gebruikt op basis
van licentie-overeenkomsten met de
eigenaren van het auteursrecht. Op
basis van verzoeken van de eigenaren
van het auteursrecht van deze
software-applicaties, hebben wij de
verplichting u van het volgende in
kennis te stellen. Wij verzoeken u de
volgende gedeelten te lezen.
Lees licenties (in het Engels) in de
map "License" op de CD-ROM.
DIT PRODUCT VALT ONDER DE
LICENTIE KRACHTENS DE AVC-
OCTROOIPORTEFEUILLE-
LICENTIE VOOR HET
PERSOONLIJKE EN NIET-
COMMERCIËLE GEBRUIK VAN
EEN CONSUMENT
(i) VIDEO TE CODEREN IN
OVEREENSTEMMING MET DE
AVC-NORM ("AVC-VIDEO")
EN/OF
(ii) AVC-VIDEO TE DECODEREN
DIE IS GECODEERD DOOR EEN
CONSUMENT IN HET KADER
VAN EEN PERSOONLIJKE EN
NIET-COMMERCIËLE
ACTIVITEIT EN/OF VERKREGEN
VAN EEN VIDEO-PROVIDER DIE
EEN LICENTIE HEEFT AVC-
VIDEO AAN TE BIEDEN.
ER WORDT GEEN LICENTIE
VERLEEND OF GEÏMPLICEERD
VOOR ENIG ANDER GEBRUIK.
AANVULLENDE INFORMATIE
KAN WORDEN VERKREGEN
VAN MPEG LA, L.L.C.
ZIE
HTTP://WWW.MPEGLA.COM
Over GNU GPL/LGPL
toegepaste software
De software die in aanmerking komt
voor de volgende GNU General
Public License (hierna te noemen
"GPL") of LGPL Lesser General
Public License (hierna te noemen
"LGPL") is opgenomen in de camera.
Dit brengt u ervan op de hoogte dat u
het recht hebt de broncode te openen,
te wijzigen en opnieuw te distribueren
voor deze softwareprogramma's
krachtens de condities van de
geleverde GPL/LGPL (Algemene
Openbare Licentie/Mindere
Algemene Openbare Licentie).
Broncodes worden aangeboden op
het Web. U kunt deze downloaden
met behulp van de volgende URL.
http://www.sony.net/Products/Linux/
Wij willen liever niet dat u contact
met ons opneemt over de inhoud van
de broncodes.
Lees licenties (in het Engels) in de
map "License" op de CD-ROM.
Als u de PDF wilt inzien, hebt u
Adobe Reader nodig. Als het niet op
uw computer is geïnstalleerd, kunt u
het downloaden van de volgende
Adobe Systems-webpagina:
http://www.adobe.com/
259
Index
Index
Index
A
A................................................. 82
Aansluiting
Flitssynchronisatie............... 126
Aansluiting REMOTE
(Afstandsbediening)............... 21
Accu............................. 51, 53, 256
Accu opladen ............................. 51
ADI-flits................................... 129
AdobeRGB............................... 162
AEL.......................................... 115
AEL met sluiter.......................... 40
AE-vergrendeling..................... 115
AF Aan..................................... 106
AF met sluiter ............................ 39
AF RANGE.............................. 104
AF RANGE knop............... 42, 104
AF/MF-knop .................... 111, 190
AF/MF-regeling ....................... 111
AF-A .......................................... 97
AF-BEREIK............................. 104
AF-bereik regeling Hulp............ 42
AF-C .......................................... 97
AF-D .......................................... 97
Afdrukken ................................ 180
AF-gebied ................................ 100
AF-hulplicht............................. 106
AF-microafst............................ 107
AF-S........................................... 97
AF-snelheid................................ 39
Afspeelweergave......................176
Afstandsbediening..............21, 121
Alle Info. Weergeven.................92
APS-C-grootte opn................... 192
Audio opnameniveau ...............169
Audioniv.weerg........................169
Audiosignalen ............................48
Aut. portretomkad. ...................152
Aut. tijdcorrectie GPS ..............203
Aut. witbalans ..........................142
AUTO.........................................66
Auto HDR ................................135
Autom. lange sluitertijd............ 165
Autom. programma ....................81
Autom. weergave ..................... 188
Automatisch AF .........................97
Automatisch flitsen .................. 122
Automatisch
scherpstellen...................96, 111
Automatische modus..................72
AVCHD ...................................167
AVCHDweergave .................... 172
B
Beeld-DB herstellen................. 198
Beelden bekijken op een TV-
scherm..................................185
Beeldformaat............................146
Beeldindex ...............................173
Beeldkwaliteit ..........................148
260
Index
Beeldsensor.........................99, 243
Beeldverhouding.......................148
Begintijd energiebespar. ...........192
Bel.comp.inst..............................45
Bel.comp.wiel...........................114
Belichtingscorrectie..................113
belichtingsstand ..........................71
Belichtingsstap ...........................39
Bestandsindeling (Film) ...........167
Bestandsnummer ......................196
Beveiligen.................................179
Bewolkt (Witbalans).................142
Bracket......................................119
Bracket DRO ............................121
Bracket enkel............................119
Bracket: continu........................119
Bracketvolgorde .........................45
"BRAVIA" Sync.......................187
Breed (AF-gebied)....................100
BULB-opname ...........................89
C
Camerabediening op afstand ....214
Camerabeweging
verminderen............................63
Centrum gericht........................116
Compressie-verhouding............148
Computer..........................213, 219
Condensvorming.......................247
Continu opnemen................80, 118
Continue AF ...............................97
Contrast.....................................140
Controle ............................. 84, 190
Controle diafragma .................... 84
Controle Opnameresultaat ......... 84
Creatieve stijl........................... 138
CTRL.VOOR HDMI ......... 48, 187
Customtoets ....................... 44, 190
D
D. handm. sch. ......................... 111
Daglicht (Witbalans)................ 142
Datum afdrukken ..................... 180
Datum/tijd instellen ................... 59
DC IN-aansluiting...................... 21
De klok instellen........................ 59
Deelkleur.................................. 137
Demomodus............................... 49
Diafragma .................................. 82
Diafragmavoorkeuze.................. 82
Diavoorstelling ........................ 175
Diepte map hulp continue AF.... 97
Digitale waterpas ....................... 93
Digitale Zoom.......................... 156
Dioptrie-instelling...................... 17
Directe handmatige
scherpstelling....................... 111
Disc maken .............................. 224
DISP................................... 92, 177
DISP-knop (scherm) ............ 42, 92
DISP-knop (zoeker)............. 42, 92
Display-paneel ........................... 29
DPOF instellen......................... 180
Draadloos (Flitsfunctie)........... 122
261
Index
Index
Draadloze afstandsbediening ... 121
DRO/Auto HDR ...................... 134
Duur AF-volgen....................... 164
Dyn.-bereikoptim..................... 134
E
Een ............................................. 71
Een beeld weergeven ......... 69, 172
Eigen (Witbalans) .................... 144
Eindsynchron. .......................... 122
Enkele opname......................... 117
Enkelvoudige AF ....................... 97
EV-schaalverdeling.... 87, 113, 120
Extra fijn .................................. 148
Eye-Fi....................................... 198
Eye-Start AF .............................. 41
F
FEL-vergrendeling................... 130
Fijn........................................... 148
Film............................ 68, 163, 164
Filmbestandsformaat................ 167
Filmgeluid opnemen ................ 171
Filmopname ....................... 68, 163
Films maken....................... 68, 163
FINE......................................... 148
Flash Exposure Level-
vergrendeling....................... 130
Flits-bracketopname................. 119
Flitscompensatie ...................... 128
Flitser uit.................................. 122
Flitsfunctie ....................... 122, 127
Flitslicht (Witbalans)................ 142
Flitsregeling .............................129
Fn .........................................35, 36
Formatteren..............................196
Foto-effect................................137
Funct. van AEL-knop...............189
Functietoets ................................35
G
Geen info....................................92
Geheugen ................................. 204
Geheugenkaart ..... 53, 56, 195, 254
Geheugenkaart weer
oproepen............................... 204
Gezichtsherkenning.................. 150
Gezichtsprioriteit volgen.......... 103
Gezichtsregistratie....................151
Gids In-de-Camera.....................50
Glimlachdetectiegevoeligheids-
indicator ...............................154
Gloeilamp (Witbalans)............. 142
GPS ..................................201, 252
GPS-hulpdata ...........................202
GPS-instellingen ......................201
Graf. weerg.................................93
H
Handm. belichting......................86
Handmatige
scherpstelling ...............108, 111
Handmatige verschuiving ..........88
HDMI.......................................185
HDMI-informatieweerg. .......... 186
262
Index
HDMI-resolutie ..................48, 186
HDR-schilderij .........................137
Helder Beeld Zoom ..................157
Helderheid zoeker.....................191
Hg. contr. monochr...................137
Histogram ...................................94
Hoge snelheidssynchronisatiestand
..............................................123
Hulpvlak .....................................97
I
Image Data Converter...............213
Initialiseren...............................205
Inst. FINDER/LCD...................192
Installeren .........................217, 218
Instelling Film Opnemen..........167
Instelwiel inst..............................44
Intelligente teleconverter..........156
Invulflits ...................................122
ISO-gevoeligheid..............132, 190
ISO-knop ..................................190
J
JPEG .........................................148
K
Kaartruimte weerg......................47
Kleurenruimte...........................162
Kleurfilter (Witbalans) .............143
Kleurtemperatuur
(Witbalans)...........................143
Knop MOVIE ...............44, 68, 164
Kopiëren ...................................182
Kwaliteit .................................. 148
L
Lach-sluiter.............................. 154
Landschap.................................. 74
Langzame synchronisatie......... 125
LCD-helderheid ....................... 191
LCD-scherm .......... 25, 62, 92, 177
Lens............................................ 57
Lenscomp.: chrom. afw. .......... 194
Lenscomp.: schaduw................ 194
Lenscomp.: vervorming........... 194
Lichtmeetfunctie ...................... 116
LiveView-weergave................... 94
Lokaal (AF-gebied) ................. 100
M
M................................................ 86
Macro......................................... 74
Mapnaam ................................. 197
Mapweergave........................... 172
Massaopslag............................. 219
Meervelds ................................ 116
MENU........................................ 38
Menu.......................................... 38
Menustartpositie ........................ 47
MF.................................... 108, 111
Microfoonaansluiting................. 21
Miniatuur ................................. 137
Modusknopscherm..................... 47
Mono. m. rijke tonen ............... 137
MOVIE .............................. 68, 163
263
Index
Index
MP4.......................................... 167
MTP ......................................... 219
Multi-interfaceschoen .......... 19, 24
Multi-selectieschakelaar ............ 17
N
Nachtportret ............................... 74
Nachtscène ................................. 74
Nieuwe map ............................. 197
Niveau van het resterend
accuvermogen........................ 55
NR bij hoge-ISO ...................... 160
NR lang-belicht........................ 160
O
Object volgen........................... 101
Omgevingslicht.................. 45, 120
Onderbelichting ....................... 177
Oogkap voor oculair .................. 65
Opn. zonder lens ...................... 188
OPN.-map kiezen..................... 197
Opname-instelling (Film) ........ 167
Opnamemodus ......................... 195
Opnemen.................................... 66
Opnemen van Audio ................ 171
Overbelichting ......................... 177
P
P ................................................. 81
PAL/NTSC schakelaar............. 193
Panorama d. beweg.................... 77
Panorama: Formaat.................. 147
Panorama: richting .....................79
PC-afstandsbediening...............219
Peaking.....................................109
PlayMemories Home................ 213
Pop Kleur .................................137
Portret.........................................74
Posterisatie ...............................137
Printen opgeven........................180
Punt (AF-gebied)......................100
R
RAW ........................................ 148
RAW+J.....................................148
Reinigen ................................... 243
Reiniging.................................. 242
Reliëfkleur................................109
Reliëfniveau .............................109
REMOTE ...................................21
Retrofoto ..................................137
Riem...........................................21
Rode ogen verm. ........................41
Roteren.....................................174
Ruisonderdrukking...........133, 160
Ruisonderdrukking meerdere
beeldjes (Multi frame NR)... 133
S
S .................................................85
Scènekeuze.................................74
Schaduw (Witbalans) ...............142
Schemeropn. uit hand.................74
Scherp.vergr. ..............................44
264
Index
Scherpstelfunctie ................96, 108
Scherpstellen...............................96
Scherpstellingsindicator .............98
Scherpstelvastzetknop ................44
Scherpstelvergrendeling ...........100
Scherpstelvergrot......................109
Scherpte ....................................140
Schoenadapter.............................24
Schouderriem..............................21
SCN ............................................74
Selecteer afspeelmedia .............172
Selecteer opnamemedia..............54
Sensor van het
zoekerkapje.......................17, 65
Slim automatisch ........................72
Slimme Zoom ...........................156
SLOW SYNC ...........................125
Sluitergordijn voorzijde............190
Sluiterontspan.............................39
Sluitertijd ....................................85
Sluitertijdvoorkeuze ...................85
Snelle Navigatie..........................31
Soft focus..................................137
Software....................................213
Speelgoedcamera......................137
Sportactie....................................74
Spotmeting
(Lichtmeetfunctie)................116
sRGB ........................................162
Standaard ..........................148, 205
STD...........................................148
SteadyShot-functie .....................63
Stijlvak..................................... 138
Stille Controller ......................... 34
Stille multi-controller................. 32
Stilst.b./film select. .................. 172
Stofpreventiefunctie........... 58, 243
Stramienlijn.............................. 188
Stroombesparing...................... 191
Sup. aut. Beeld extractie ............ 74
Sup. aut. Cont. opn. ................... 73
Superieur automatisch ............... 72
T
T10............................................. 80
T8............................................... 80
Taal ...................................... 12, 49
Tele-zoom continuvoork. AE .... 80
Terugstellen ............................. 205
Tijdzone instellen....................... 60
Timing Uitgestuurde Audio ..... 170
TL-licht:daglicht
(Witbalans) .......................... 142
TL-licht:koel wit
(Witbalans) .......................... 142
TL-licht:warm wit
(Witbalans) .......................... 142
Tot halverwege indrukken ......... 66
Transportfunctie....................... 117
TV............................................ 185
U
Upload-instellingen.................. 198
USB.......................................... 219
USB LUN-instelling ................ 220
265
Index
Index
USB-verbinding ....................... 219
V
Vergroot beeld ......................... 172
Verlichtingsknop van het display-
paneel..................................... 29
Versie....................................... 212
Verzadiging.............................. 140
Volgen scherpstelling .............. 101
Volume-instellingen............. 46, 69
Voorbeeldknop......................... 190
Voorflits DDL.......................... 129
Vooringestelde witbalans......... 143
W
WB ........................................... 142
Weergavefunctie ...................... 172
Weergeven en Scrollen .............. 79
Windruis reductie..................... 171
Wisbevestiging........................... 47
Wissen................................ 70, 183
Witbalans ................................. 142
Witbalansbracket ..................... 120
X
X.FINE..................................... 148
Z
Zachte felle kleuren ................. 137
Zelfontspanner ......................... 118
Zelfvergrendelende
Accessoireschoen................... 24
Zoeker ........................................ 17
Zone (AF-gebied)..................... 100
Zonsondergang........................... 74
Zoom ..........................66, 156, 172
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265

Sony SLT-A99V Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor